Studiebijbel magazine jaargang 6 - december 2012
02
Kind,
Koning en
Messiasverwachting
in
Jesaja
Knecht
Plaatsvervangend De wijzen uit lijden in Jes. 53 het Oosten
Voor wie meer uit de Bijbel wil halen!
Hoofdredactioneel
Inhoud
H
et decembernummer van Studiebijbel Magazine staat in het teken van Kerst. Alle bijdragen hebben een duidelijke relatie met het Kerstverhaal. Wat mij het meest treft is het gegeven dat de verwachte Messias in de wereld kwam als een kind. Is er iets denkbaar dat afhankelijker of brozer is dan een pasgeboren baby? Het heeft de Schepper behaagd om de Messiaanse majesteit en heerlijkheid in deze wereld bekend te maken in de zwakheid van een mens. Het kind groeide op, het werd een man, en bracht zijn bediening waartoe hij van de Vader gezonden was, ten uitvoer. Maar afhankelijkheid en nederigheid bleef Hem kenmerken. De apostel Paulus heeft dit schitterend verwoord in Filipenzen.2
Wij lezen prachtige intelligente artikelen in een magazine als dit. Maar wat gaat het uitwerken? Paulus schrijft zijn prachtige Christushymne om de Filippenzen een spiegel voor te houden en zegt ter inleiding: Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Dat is het grote doel dat God met ieder van ons heeft, dat Christus meer gestalte krijgt in ons. Een ieder die nu deel heeft aan zijn afhankelijkheid, nederigheid en gehoorzaamheid, zal straks delen in zijn heerlijkheid. Over die komende heerlijkheid spreekt het tweede deel van de hymne: Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader. Gods vrede en zegen toegewenst, Drs. Gijs van den Brink
In dit artikel brengt Mart-Jan Paul naar voren hoe Jesaja diverse beelden gebruikt voor de komende Verlosser, en dat die beelden elkaar aanvullen. De Verlosser is Kind, maar ook Koning en tevens Knecht.
4
I N H O U D
Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.
Messiasverwachting in het boek Jesaja
Verder in dit nummer 4
8
Plaatsvervangend lijden in Jes. 53 De Knechtprofetie in Jes.53 staat niet op zichzelf, maar vormt de climax van een serie profetieën. Marco Rotman laat vanuit Jesaja zien dat het Kerstfeest goed nieuws is.
Messiasverwachting in het boek Jesaja
Colofon Studiebijbel-magazine Kwartaalblad voor de geïnteresseerde bijbellezer
Jaargang 6 | nr 02 | december 2012 ISSN 1876-4096 Centrum voor Bijbelonderzoek is een kenniscentrum en heeft als doel het bevorderen van wetenschappelijk verantwoorde bijbelse theologie. Het theologisch uitgangspunt is dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is. Studiebijbel-magazine is een studie-uitgave van Centrum voor Bijbelonderzoek met als doel het bieden van verdieping in de achtergronden, uitleg en boodschap van de Bijbel.
Redactie 8
Plaatsvervangend lijden in Jes. 53
Drs. Gijs van den Brink (hoofdredacteur)
12
Woordstudie: 'Betlehem' en 'Nazaret'
13
Boekbespreking De Grote Bijbelatlas
Ds. Hans Bette Dr. Mart-Jan Paul Drs. Marco Rotman Drs. Cees Stavleu Dr. Annechiena van Veen-Vrolijk
14 D e wijzen uit het Oosten en de Koning van de Joden
De wijzen uit het Oosten en de Koning van de Joden
14
De geschiedenis van de wijzen uit het Oosten in Mat.2 is verweven met meerdere thema’s in dit evangelie en heeft een boodschap met een ver perspectief. Jonathan Pater legt uit.
18 Voorpublicatie SBOT 10 Jeremia 31:31-34
Adres redactie en abonnementenadministratie Centrum voor Bijbelonderzoek Postbus 503 3900 AM Veenendaal tel. 0318-503098 fax 0318-503163 e-mail:
[email protected]
Abonnementsprijs
Een jaarabonnement op Studiebijbelmagazine kost € 22,50; losse nummers € 6,50; proefabonnement (2 nrs) € 12,00
22 De huwelijksprocedure 26 Actualiteiten
De huwelijksprocedure
22
Matteüs zegt dat Maria zwanger was van de heilige Geest. Dit gebeurde toen Jozef zich nog in zijn huwelijksprocedure met Maria bevond. Hoe kwam in bijbelse tijden een huwelijk tot stand?
Vormgeving en opmaak
Vermaas & Koning, Driebergen
Druk
Wilco B.V., Amersfoort
www.studiebijbel.nl
Thema artikel
Kind, Koning en Knecht:
Studiebijbel
4 2
Indeling en datering De naam Jesaja betekent ‘Jhwh is redding’. De profeet leefde in de tijd van Uzzia/Azarja (791740), Jotam (750-732), Achaz (735-716) en Hizkia (729-687 v.Chr.). Mogelijk is hij de marteldood gestorven in de tijd van Manasse. Hij wordt wel ‘de evangelist van het Oude Testament’ genoemd en zijn werk wordt vaak aangehaald in het Nieuwe Testament. Het is gangbaar het boek Jesaja in drie delen te onderscheiden: A. Jesaja en zijn tijdgenoten (1-39) – de tijd van Assyrische macht B. Verlossing en herstel (40-55) – Babylonische ballingschap en terugkeer onder Perzen
Jes. 7-8 Achaz
- Resin en Pekach trekken ten strijde tegen Jeruzalem (7:1) - Plaatsbepaling: de waterleiding van de bovenste vijver, naar de weg van het Vollersveld (7:3) - Jesaja profeteert Gods redding (7:3-25) ‘Vrees niet’ (7:4) - Geloven (7:9) - Een teken ter bevestiging (7:11-14) - Jesaja voorzegt het latere oordeel door Assur (8:4-7)
C. De bestemming van Gods dienaren (56-66) Gangbare wetenschappelijke verklaringen verdelen deze drie boeken over drie perioden. Het eerste deel zou grotendeels uit de tijd van koning Hizkia stammen, het tweede deel uit de tijd van de ballingschap en het derde deel uit de tijd van de terugkeer uit de ballingschap. In dat geval is het nodig aan te nemen dat er verschuivingen zijn geweest in de loop van enige eeuwen ten aanzien van de Messiasverwachting. In ons Bijbelcommentaar hebben wij echter argumenten aangedragen voor de eenheid van compositie en dat maakt het ook mogelijk de vormen van Messiasverwachting in het boek naast elkaar te plaatsen.
Achaz en Hizkia Het boek Jesaja bevat veel profetieën, maar daarnaast ook de beschrijving van twee koningen. De profeet beschrijft zijn ontmoetingen met koning Achaz (vader) en koning Hizkia (zoon). De overeenkomsten in compositie zijn opvallend, zodat de verschillen benadrukt worden (ongeloof – geloof). Deze twee beschrijvingen bepalen de structuur van het boek. Gecombineerd met andere aanwijzingen levert dat de volgende compositie op:
Jes. 36-39 Hizkia - Sanherib trekt ten strijde tegen Jeruzalem (36:1-2) - Plaatsbepaling: de waterleiding van de bovenste vijver, naar de weg van het Vollersveld (36:2) - Jesaja profeteert Gods redding (37:6-7,21-35; 38:6-8) - ‘Vrees niet’ (37:6) - Vertrouwen (36:4,6,7,9,15) - Een teken ter bevestiging (38:7-8; 37:30) - Jesaja voorzegt het latere oordeel door Babel (39:6-7)
Deel A: Jesaja en zijn tijdgenoten (1-39) 1. Gericht over Juda, oproep en herstel (1-5) 2. Tweede roeping. Van verharding tot uiteindelijk heil (6-12). Tijd van Achaz. 3. Oordeel over omringende volken (13-23) 4. Oordeel over de wereld, heil voor Gods volk (24-27) 5. Vermaningen, oordeel en verlossing voor Juda en Jeruzalem (28-35) 6. Jesaja en de Assyrische inval (36-39). Tijd van Hizkia. Hizkia ontvangt een delegatie van de Babylonische Merodach-Baladan. Het lijkt erop dat Hizkia een bondgenootschap wil aangaan, maar de profeet Jesaja kondigt aan dat de nakomelingen van Hizkia en al de getoonde schatten naar Babel weggevoerd zullen worden. Daarmee komt er een inhoudelijke overgang naar het volgende hoofddeel. Deel B: Verlossing en herstel (40-55) 7. De Here, de enige God, verlost Israël (40-48) 8. De Knecht schenkt Sion verlossing (49-55) Deel C: De bestemming van Gods dienaren (56-66) 9. Morele vermaning voor Jeruzalem (56-59) 10. Een heerlijke toekomst (60-66).
Kinderen (Jes.7-9) Na dit overzicht concentreren we ons op enige hoofdstukken uit de tijd van Achaz. Daar worden diverse kinderen genoemd. a. Een zoon van Jesaja: Sjear-Jasjub (7:3). De betekenis van de naam is: een rest zal terugkeren. b. De aankondiging van de geboorte van het
kind Immanuël ‘God met ons’ (7:14). Veel uitleggers denken in eerste instantie aan de geboorte van een kind in de tijd van Achaz, waarbij de moeder belijdt dat God nabij is. Voordat hij een paar jaar oud is, zullen de vijanden verdreven zijn (7:16). Een tweede en hogere vervulling vindt plaats door de geboorte van Jezus (Mat.1:21-24). c. Een zoon van Jesaja: Maher Sjalal Chasj Basj (8:1). De betekenis van de naam is: haastige roof, spoedige buit. d. Daarnaast wordt nog een ander kind aangekondigd. Het slot van Jes.8 spreekt over occulte praktijken en over diepe duisternis. Maar het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien. En dan klinkt de bekende adventstekst: ‘ Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op zijn schouder. En men noemt zijn naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst’ (8:109:5). Hier is duidelijk dat het kind goddelijke eigenschappen heeft. Dit Kind is de beloofde Verlosser en Hij heeft ook de macht die te bewerken.
Koning (Jes.9-11) Het genoemde Kind blijft niet klein en hulpeloos, maar zal koning worden en regeren op de troon van David (9:5-6). Hij is ook afkomstig uit het huis van David, want hij is een twijg uit de afgehouwen stronk van Isaï, dus het huis van David (11:1). Hier wordt al iets gezegd over de ondergang van het geslacht van Isaï. Dat is in de dagen van Jesaja nog niet het geval, maar het koningshuis van David zal in de toekomst tijdelijk ten onder gaan. Vanuit de afgehouwen boomstronk komt echter toch nog weer een nieuwe loot. Wonderlijk genoeg is het Kind dat
magazine
Met Kerst herdenken we de geboorte van Jezus, de Messias. Hij kwam als een kind. Dat sluit aan bij enige hoofdstukken in het boek Jesaja. In dit artikel komt naar voren hoe Jesaja diverse beelden gebruikt voor de komende Verlosser, en dat die beelden elkaar aanvullen. De Verlosser is Kind, maar ook Koning en tevens Knecht. Zo bewerkt Hij de verlossing. Om die samenhang te laten zien, gaan wij ook in op de opbouw van het boek Jesaja.
- Mart-Jan Paul -
5 Studiebijbel
magazine
Messiasverwachting in het boek Jesaja
Kind, Koning en Knecht
Verderop in het boek blijkt dat zijn troon staat in de tent van David (16:5) en dat hij een koning is die regeert in gerechtigheid (32:1). Het wordt steeds duidelijker dat het huis van David geen volkomen verlossing kan schenken. Een toekomstige Koning uit dit geslacht zal dat realiseren.
magazine
De Knecht van de Here
Studiebijbel
6 2
Er zijn vier liederen of gedichten over de Knecht van de Here (42:1-9; 49:1-6; 50:4-9; 52:13-53:12). Deze Knecht wordt onderscheiden van de knecht of dienaar Israël. Voor de lezer kan het verwarrend zijn dat de aanduidingen door elkaar lopen, maar het geeft ook aan dat de toekomstige Knecht een vertegenwoordiger is van Israël. De centrale vraag in de hoofdstukken 42-53 is: hoe kan Israël tot knecht van God worden? Het volk is blind en doof, de zonde blokkeert de bestemming. In die omstandigheden zendt God zijn Knecht. Deze Knecht wordt gekenmerkt door hulpeloosheid en nederigheid (49:4; 50:4-6; 53:1-3). Hij ontvangt de Geest van God (42:1) en brengt een plaatsvervangend offer, waarmee Hij de zonden wegneemt die Israël in de greep houden (Jes.53). Het gevolg is dat het volgende hoofdstuk kan spreken over de knechten/dienaren van de Here in het meervoud (54:17). De Israëlieten kunnen gaan beantwoorden aan hun bestemming. Een ander gevolg is de uitnodiging deel te hebben aan een nieuw verbond (55:1-5). Daarin kunnen zelfs vreemdelingen en ontmanden tot Gods knechten worden (56-57). Na de plaatsvervanging in Jes.53 volgt een heilrijke toekomst. Is deze Knecht nu ook Koning? Hoewel het woord ‘koning’ niet gebruikt wordt in Jes.42-53, blijkt wel dat de Knecht het recht op aarde vestigt (42:4). Dat kan alleen maar als Hij koninklijke macht uitoefent. Tevens zullen koningen
en vorsten zich voor hem neerbuigen (49:7). Hij blijft dus niet in een nederige positie, maar krijgt grote heerschappij.
Gezalfde verlosser (61:1-3) In Jes.61 is sprake van een Gezalfde, die de Geest van de Here ontvangen heeft (61:1). Voor christenen is het van belang dat Jezus deze passage op zichzelf betrekt in Luc.4:16-21. En Joh.1:32, over het neerdalen van de Geest op Jezus, kan hier ook genoemd worden. Het woord ‘Messias’ is de vertaling van ‘Gezalfde’. Het woord komt niet vaak voor in het OT, maar is bij ons een belangrijke omschrijving geworden. Het woord ‘Christus’ in het NT is de vertaling van ‘Gezalfde’. In de tekst is een Verlosser aan het woord die ook koninklijke taken uitvoert en vanuit Gods opdracht heil doet aanbreken. Dit gebeurt onder andere door vergelding aan de vijanden (vs.3). Er zijn vanuit de archeologie voorbeelden bekend van koningen die een periode of een jaar met speciale regelingen uitvaardigden ten gunste van de bevolking. Deze regelingen moeten onderscheiden worden van het vastgestelde jubeljaar waaraan iedere Israëliet onderworpen was. Dat pleit hier voor een koninklijk, messiaans initiatief, niet voor iemand die slechts met woorden een gebeurtenis aankondigt, zoals een profeet doet. Bovendien overstijgen de toezeggingen het wettelijk geregelde herstel en is hier het realiseren van het heil bedoeld dat in eerdere hoofdstukken aangekondigd is (40:111; 51-52; 60). De Gezalfde bewerkt uiterlijke en innerlijke vernieuwingen.
Verlosser van vijanden (63:1-6) In Jes.63 wordt een vraag gesteld wie uit de verte aankomt. Wie komt er uit Edom met rode kleding? De Man heeft de pers alleen getreden, waardoor het bloed van de verslagen vijanden op zijn mantel is gekomen. Hij heeft de overwinning behaald. De dag van vergelding is tevens het jaar van de verlosten. Soms wordt deze tekst betrokken op het kruislijden van Jezus, en op zijn bloedstorting. Het gaat hier echter niet over zijn kruisdood, maar over zijn overwinningen over de vijanden.
Samenhang Wie het boek Jesaja als eenheid leest, merkt dat de Verlosser op diverse manieren beschreven wordt, om een veelzijdig beeld te schetsen. De veelzijdigheid lijkt op de facetten van diamant. Vanuit verschillende gezichtshoeken lichten de facetten op. De beschrijvingen van Jesaja vullen elkaar aan. Eerst wordt de aandacht gevestigd op kinderen, in hun kleinheid en nietigheid. Wie durft niet naar kinderen te gaan? Wie durft niet naar het Kind te gaan dat regeert? Hij bevrijdt uit grote, ook uit occulte duisternis. De lezer krijgt steeds meer informatie. Blijkbaar komt de toekomstige Verlosser uit het geslacht van David. Hij komt eruit voort en is er tevens de grondlegger (wortel) van. Toch wordt niet alle nadruk gelegd op zijn verhevenheid. Hij komt ook als Knecht, in alle nederigheid. Hij is gekomen om te dienen en zelfs daarin wordt Hij niet erkend, maar verworpen. Door zijn plaatsvervanging kunnen de Israëlieten en de vreemdelingen tot dienaren van God worden. Vanuit het NT weten we dat de Verlosser gekomen is in nederigheid. Er zijn ook profetieën over een glorierijke toekomst en over herstel van verhoudingen. Wij zien uit naar zijn toekomst. Straks zal voluit blijken wie Hij is.
Ten slotte In het bovenstaande is een inventarisatie gemaakt van de teksten die over de Verlosser gaan. Gewoonlijk worden slechts losse teksten aangehaald in de Advent- en Kersttijd. Wij lezen meestal slechts korte stukjes uit de Bijbel, waardoor ons de samenhang niet zo gauw opvalt. Wie echter het hele boek Jesaja in het oog heeft, ziet veel samenhangen. Steeds weer loopt het volk vast in zonde en schuld. Zelfs een vrome koning Hizkia kan de toekomstige ballingschap niet tegenhouden. Hoe moet het dan ooit goed komen? Gelukkig grijpt God zelf in. Hij laat door de profeet Jesaja allerlei bijzonderheden oplichten, opdat de lezers toen en nu moed zullen vatten. Er blijft altijd perspectief: God zelf werkt aan verlossing. Terwijl de oordelen zeker voltrokken worden, zal toch een gelovige rest weerkeren en behouden worden. Dit gebeurt door een Verlosser die in allerlei
beelden voorgesteld wordt. Het gevolg is een uiterlijke en innerlijke vernieuwing, eerst voor Israël en daar doorheen voor de andere volken. De laatste hoofdstukken van het boek Jesaja leggen daarom terecht alle nadruk op troost, vreugde, lofprijzing en aanbidding.
Lied
In een bekend lied komen de lijnen van Kind, Koning en Knecht samen. Het betreft Opwekking 268: Hij kwam bij ons, heel gewoon, de Zoon van God als mensenzoon. Hij diende ons als een knecht en heeft zijn leven afgelegd. Refrein: Zie onze God, de Koning-knecht, Hij heeft zijn leven afgelegd. Zijn voorbeeld roept om te dienen iedere dag, gedragen door zijn liefd’ en kracht.
Zie verder Bijbelcommentaar Jesaja – Hooglied, Studiebijbel deel 9, voor een uitvoeriger bespreking.
magazine
geboren wordt niet slechts een afstammeling uit het huis van David, maar is hij ook de wortel ervan (11:10). Dat wijst op zijn bijzondere positie. Hij ontvangt de Geest en zal rechtvaardig vonnissen en de goddelozen doden. Een paradijselijke situatie breekt aan.
7 Studiebijbel
Thema artikel
Thema artikel
Plaatsvervangend lijden in Jesaja 53
Studiebijbel
8 2
Israëls probleem Een belangrijk thema in Jesaja is de zonde of zelfs opstand van Israël tegen de Here. Hier ligt het probleem van Israël, dat met de voorzegging van de ballingschap in hoofdstuk 39 tot een dieptepunt komt. Vanaf het volgende hoofdstuk mag Jesaja troost aanzeggen. De Here zal het volk niet loslaten, maar het verlossen. Hij zal het bevrijden en het terugbrengen naar het land. Dat is de boodschap die in de hoofdstukken 40-66 centraal staat. Op allerlei manieren wordt daar Gods verlossing beschreven. En toch, het dieperliggende probleem van Israëls ongehoorzaamheid is daarmee niet opgelost. Ook in de hoofdstukken met profetieën van troost en herstel komt nog steeds naar voren dat Israël zijn roeping als Gods dienaar, Gods knecht niet kan waarmaken. Nog steeds klinkt telkens opnieuw, net als in de eerste helft van het boek, de oproep tot bekering.
De Knecht en het volk Op dit punt in het boek Jesaja wordt een nieuwe verhaallijn ingezet, nauw vervlochten met wat hiervoor gezegd is. Het gaat om de profetieën over ‘de Knecht van de Here’, vier profetieën met een hoog poëtisch gehalte, die we verspreid over de hoofdstukken 42-53 aantreffen. De terminologie van de ‘knecht van de Here’ wordt in deze en de omliggende hoofdstukken verschillend gebruikt. Zo wordt er regelmatig gesproken over de roeping van Israël als knecht van de Here. We vinden dat bijvoorbeeld in 41:8-10: Maar u, Israël, Mijn dienaar, (mijn knecht) u, Jakob, die Ik heb verkozen, het nageslacht van Abraham, die Mij liefhad, u, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde, geroepen uit haar uithoeken, en tegen wie Ik zei: U bent Mijn dienaar, (mijn knecht) Ik heb u verkozen, Ik heb u niet verworpen. Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. In de vier knechtprofetieën is echter iets anders aan de hand. Hier wordt de knecht van het volk onderscheiden. In de eerste twee knechtprofetiën komt naar voren dat het door de bediening van de Knecht is dat het volk wordt hersteld. In de derde profetie komt naar voren dat de Knecht ‘niet weerspannig’ is, en dat hij hoort naar God die hem onderwijst – het is precies het tegendeel van wat in de omliggende hoofdstukken over Israël wordt gezegd. In de vierde profetie is het onderscheid al helemaal duidelijk: de knecht neemt de zonden van het
volk plaatsvervangend op zich. De knecht is dan ook niet een personificatie van Israël, zoals vaak gezegd wordt, maar een door God gezonden persoon die enerzijds heel nauw met het volk verbonden is, maar er anderzijds ook van onderscheiden wordt. Wat wordt er dan gezegd over de knecht? In de eerste profetie (42:1-9) wordt de Knecht als het ware voorgesteld. De Here heeft welbehagen in Hem en heeft hem bekrachtigd met zijn Geest. De Knecht wordt geschetst als uitermate zachtmoedig. Hij geeft verbondsherstel voor Israël en is een licht voor de volken. Blinden zal hij de ogen openen. In de context van juist dit hoofdstuk, waar Israël even verderop als ‘blind’ wordt getypeerd, is het duidelijk dat het hier niet alleen om letterlijke blindheid gaat, maar allereerst om herstel van geestelijke verblinding. Een vergelijkbare lijn vinden we in de tweede Knechtprofetie (49:1-6). Opnieuw wordt de Knecht geroepen om Israël te herstellen en een licht voor de volken te zijn, zodat Gods verlossing over heel de aarde bekend wordt. In de derde knechtprofetie (50:4-9) komt echter tegelijkertijd een nieuwe lijn naar voren. Hier blijkt de Knecht tegenstand te ontmoeten. Hij onderwijst de woorden van de Heer, als reactie wordt Hij bespot en veracht en moet hij hevig lijden ondergaan. Net als in de eerste Knechtprofetie is Hij echter zachtmoedig en blijft Hij in dit alles vertrouwen op de Here (50:6-7): Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. Want de Heere HEERE helpt Mij. Daarom word Ik niet te schande. Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard
gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden. Het lijden van de knecht komt in de vierde knechtprofetie (52:13-53:12) tot een hoogtepunt. Hier blijkt het om plaatsvervangend lijden te gaan. In deze vierde profetie klinken verschillende stemmen. In sommige verzen is het de Here die spreekt over de Knecht, maar in andere verzen is er een groep mensen die in de wij-vorm over de Knecht spreekt. Er is onder uitleggers veel discussie over de vraag wie die ‘wij’ nu eigenlijk zijn. In de uitleg bij deze verzen in de Studiebijbel hebben wij beargumenteerd dat de meest aannemelijke verklaring is dat hier de gelovige rest van Israël aan het woord is, die spreekt namens het volk als geheel. Het is deze gelovige rest die erkent: Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. Het lijden dat de knecht ondergaat, en dat hij ook hier in de vierde Knechtprofetie zachtmoedig accepteert, blijkt een plaatsvervangend lijden te zijn. Een lijden waarin de Knecht de straf ondergaat die het volk vanwege de zonde toekomt. In het lijden dat de Knecht ondergaat, vindt Israël genezing voor zijn ziekten – in het boek Jesaja een beeld van de zonde die diep
magazine
Deze Knechtprofetie staat echter niet op zichzelf, maar vormt de eerste van een groep profetieën over deze Knecht, met als climax de aankondiging van plaatsvervangend lijden. In dit artikel staan we stil bij deze profetieën en zullen we zien dat het Kerstfeest daarom goed nieuws is, omdat het ook Goede Vrijdag en Pasen wordt.
Nog steeds heeft zonde en rebellie Israël in de greep. Nog steeds wordt Israël als blind en doof getypeerd (42:18-19).
9 Studiebijbel
magazine
Het boek Jesaja kent verschillende profetieën waarin de verwachting van Gods verlossend ingrijpen naar voren komt. Juist in de adventstijd komen deze profetieën dan ook regelmatig naar voren in de prediking. Een bekende adventstekst is de eerste Knechtprofetie, aan het begin van Jesaja 42.
- Marco Rotman -
Studiebijbel
10 2
De Knecht als schuldoffer In de manier waarop in de vierde Knechtprofetie in Jesaja 53 over het plaatsvervangend lijden wordt gesproken, wordt gebruik gemaakt van woorden en concepten uit de Israëlitische offerdienst. In de offerdienst draait het om verzoening. De offerdienst wordt uitgebreid beschreven in het boek Leviticus. Het is bijzonder dat juist dit boek, waarin de heiligheid van God zo centraal staat, opent met bepalingen rondom de offers, die laten zien dat wanneer de heiligheid van God geweld is aangedaan door de zonde van mensen, er toch verzoening mogelijk is. Maar verzoening is niet goedkoop. In Leviticus 17:11 zegt de Here daar het volgende over: “Want het leven van het vlees is in het bloed, en Ik heb dat Zelf voor u op het altaar gegeven om voor uw leven verzoening te doen. Want het is het bloed dat door middel van het leven verzoening bewerkt.”
God heeft bepaald dat bloed, de drager van het leven, het middel is waardoor verzoening tot stand komt. In de offercultus vloeit het bloed van een offerdier. De offeraar identificeert zich met het offerdier en het dier sterft plaatsvervangend. Het bloed van het offerdier bewerkt verzoening. De Knecht in Jes.53 wordt voorgesteld als zo’n offerdier: hij draagt de zonden van het volk en wordt vervolgens als een offerlam naar de slachtbank geleid zonder zich te verzetten (vs.7). In vers 10 wordt de offerterminologie heel specifiek. De Knecht stelt zichzelf tot een ‘AHAm, een ‘schuldoffer’. Het schuldoffer verzoent collectieve zonden en het wijdt opnieuw het heilige, dat door de zonde ontheiligd is. Het volk heeft door zijn zonde en rebellie het gewijde ernstig ontheiligd. De heiligheid van God is geschaad. Een schuldoffer is nodig om de ontheiliging te herstellen. In de offerdienst is het gebruikelijk dat een offerdier plaatsvervangend sterft. Wat hier gebeurt gaat echter verder: een persoon neemt deze rol op zich. Nergens anders in het Oude Testament komen we die gedachte zo duidelijk tegen. Dat is ook een deel van de reden waarom vaak wordt aangenomen dat het hier wel om bijvoorbeeld een personificatie van Israël moet gaan, dat plaatsvervangend lijdt voor de wereld. Maar deze uitleg past niet goed bij de tekst. Vers 8 zegt: ‘Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest’, waarbij ‘mijn volk’ alleen maar Israël kan betekenen – kennelijk wordt de Knecht van Israël onderscheiden. Ook wordt in vers 9 over de Knecht gezegd dat Hij geen onrecht heeft gedaan en er geen leugen in zijn mond is geweest. Maar over Israël lezen we in de omliggende hoofdstukken juist het tegendeel. Om deze en andere redenen is het duidelijk dat de Knecht niet een personificatie van Israël kan zijn. Het is echt een persoon die hier plaatsvervangend sterft. Blijkbaar is Israëls rebellie en de ontheiliging die heeft plaatsgevonden zo ernstig dat gewone offers niet meer toereikend zijn. De Here stuurt een persoon, zijn Knecht, die bereidwillig het oordeel van God ondergaat en die als het offerlam van het schuldoffer met zijn bloed
verzoening tot stand brengt en het volk weer in contact brengt met God. En in het licht van de eerste twee knechtprofetieën kunnen we zeggen: zo komt herstel voor Israël tot stand, dat ook uitreikt naar de volken.
De Knecht als Messias Wie is dan die Knecht van de Here, die persoon die plaatsvervangend sterft? We hebben gezien dat de Knecht nauw is verbonden met het volk, maar er ook van wordt onderscheiden. In het plaatsvervangend lijden representeert de Knecht het volk. De nauwe verbondenheid met het volk en de vertegenwoordigende rol dragen messiaanse trekken. Bovendien zijn er duidelijke overeenkomsten tussen wat in Jesaja 11 over de het komende Kind wordt gezegd, wat in de knechtprofetieën over de Knecht wordt gezegd en wat in Jesaja 61 over de Gezalfde wordt gezegd. Wanneer we uitgaan van de eenheid van het boek Jesaja en deze overeenkomsten bezien, blijkt het messiaanse karakter van de Knechtprofetieën des te sterker. Tegenwoordig denkt men bij de Knecht vaak aan het volk als collectief, of aan de profeet die een bediening richting het volk heeft. Daarvoor is grond in de Joodse uitlegtraditie vanaf de Middeleeuwen. Maar gaan we verder terug, naar de allervroegste Joodse uitlegtradities, dan vinden we ook andere interpretaties. Er zijn verschillende aanwijzingen in oudere Joodse teksten dat ook messiaanse interpretaties van Jesaja 53 voorkwamen, al is niet duidelijk hoe wijd verbreid deze waren. Messiaanse interpretaties worden pas stelselmatig ontkend sinds de Joodse uitlegger Rashi, die leefde in de tijd van de eerste Kruistocht, toen door de bloedbaden die de christelijke kruisvaarders onder Joden aanrichtten de verhoudingen tussen christenen en Joden op scherp kwam te staan. Volgens de Joodse schrijver Pinchas Lapide is de latere ontkenning van een messiaanse interpretatie vooral te verklaren als een polemische reactie op de christelijke uitlegtraditie. Het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat de knechtprofetieën slaan op Jezus. In Handelingen 8 wordt een lang gedeelte uit Jesaja 53 geciteerd en wordt de profetie uitgelegd met betrekking tot Jezus, die als offerlam de
zonden wegdraagt. Ook op allerlei plaatsen in de evangeliën en soms in de brieven wordt geciteerd uit of gezinspeeld op de knechtprofetieën met betrekking tot Jezus. Het is dan ook duidelijk dat de eerste christenen in het optreden en het lijden van Christus herkenden wat in de knechtprofetieën beschreven staat: een zachtmoedige heerser die omziet naar wat zwak en vertrapt is. Die in zijn plaatsvervangend sterven, door het vergieten van zijn bloed, verzoening heeft bewerkt. Die Israël herstelt en een licht voor de volken is. Deze nieuwtestamentische interpretatie gaat verder dan wat Jesaja voorzag. Wanneer we vanuit de vervulling terugkijken naar de voorzegging is het beeld altijd helderder dan wanneer we vanuit de profetie zelf vooruitzien. Tegelijkertijd mag duidelijk zijn uit hetgeen we hiervoor gezegd is dat deze verdere concretisering inhoudelijk nauw aansluit bij de boodschap die naar voren komt in de Jesajaanse profetieën over de Knecht, die zonder protest plaatsvervangend lijdt en verzoening tot stand brengt doordat zijn bloed, de drager van het leven, als offerbloed vergoten wordt. Zie voor een meer uitgebreide bespreking en verantwoording Excurs 6, ‘De Knecht des Heren’ in SBOT 9.
magazine
van binnen zit. Het plaatsvervangend lijden van de Knecht in de vierde knechtprofetie leidt uiteindelijk tot zijn dood. ‘Hij wordt afgesneden uit het land der levenden’ zegt de tekst, en er wordt gesproken over zijn graf. Desondanks eindigt de profetie ermee dat hij een groot nageslacht zal hebben en dat zijn levensdagen verlengd worden – kennelijk zal de Knecht na zijn sterven herleven. En door zijn plaatsvervangend lijden heen, zal Hij velen rechtvaardigen; de ‘velen’ worden vrijgesproken, omdat de Knecht de overtredingen wegdraagt. Als we na de Knechtprofetieën verder lezen, dan blijkt er inderdaad iets veranderd te zijn. Opvallend is dat na hoofdstuk 53 de Israëlieten vaak worden aangeduid als ‘knechten van God’. Het grote probleem dat eerder in het boek naar voren kwam, namelijk dat Israël was geroepen als knecht maar die roeping niet kon waarmaken, speelt kennelijk niet meer: het volk wordt nu wél als ‘knechten van God’ getypeerd. Door in de plaats van het volk te lijden, verlost de Knecht Israël van het grote probleem van zonde en rebellie. Door het lijden van de Knecht ontvangt het volk genezing en kan het aan zijn roeping beantwoorden.
Plaatsvervangend lijden in Jesaja 53
11 Studiebijbel
magazine
Thema artikel artikel
Boekbespreking
Woordstudie
Bethleem
Studiebijbel
12 2
begraven lag (Gen.35:19) en het de woonplaats van Ruth en Boaz was (Ruth 1:22; 2:4; 4:11), staat Betlehem in het OT vooral bekend als de stad waar koning David geboren is en in de lijn daarvan als de plaats waar de Messias (de Zoon van David) geboren zou worden (Micha 5:1; vgl. Mat.2:5; Joh.7:42). In het licht daarvan is de geboorte van Jezus in Betlehem dan ook een rechtstreekse vervulling van een OT-ische profetie. Blijkens Joh.7:42 was het niet algemeen bekend dat Jezus niet in Galilea, maar in Betlehem geboren was. Mat.2:16 maakt melding van een kindermoord in Betlehem op last van koning Herodes.
Nazaret De eigennaam (vrl.) Nazaret wordt ook in het Nederlands weergegeven met ‘Nazaret’. Naast Nazaret komt ook de schrijfwijze Nazara voor. Nazaret was een kleine stad in het zuiden van Galilea, gelegen in een heuvelkom ongeveer halverwege tussen het Meer van Galilea en de berg Karmel. Vanuit de westkant van de stad heeft men uitzicht over de zuidelijk gelegen vlakte van Jizreël. Nazaret is de stad waar Maria woonde en de geboorteaankondiging plaatsvond (Luc.1:26). Jozef vestigde zich hier na de terugkeer uit Egypte (Mat.2:23), Jezus groeide hier op in het gezin van Jozef en Maria (Luc.2:39-40), en woonde er tot ongeveer zijn dertigste levensjaar. Naar deze plaats werd Jezus aangeduid als ‘Jezus van Nazaret’ (Nazare-nos ‘Nazarener’ en Nazoraios, ‘Nazareens’). Daarna verhuisde Jezus naar Kafarnaüm aan het meer van Galilea (Mat.4:13). Jezus wist Zich als profeet in Nazaret ongeëerd
en door het ongeloof van de inwoners kon Hij er nauwelijks wonderen doen (Mat.13:58). Bij een van Zijn bezoeken aan de synagoge van Nazaret op de sabbat predikte Jezus onomwonden over Zijn zalving en goddelijke roeping. Dit leidde tot een felle reactie, waarbij de bezoekers van de synagoge Hem meesleurden naar de afgrond aan de rand van de stad om Hem naar beneden te gooien (Luc.4:14-30). In het huidige Nazaret komen hiervoor twee plaatsen in aanmerking, nl. de traditionele ‘berg van de naar-beneden-werping’ en een steilte vlakbij de vroegere synagoge. Uit Joh.1:46-47 kunnen we opmaken, dat Nazaret in NT-ische tijd een onaanzienlijke plaats was. Het huidige Nazaret is een middelgrote stad, waar men met tal van kerkgebouwen (o.a. de kerk van de geboorteaankondiging) en monumenten (o.a. de bron van Maria) de herinnering aan Jezus’ geboorte en verblijf in Nazaret levend tracht te houden. De Arabische bevolking van de oude stad is voor het overgrote deel christelijk.
Barry J. Beitzel
De Grote Bijbelatlas van Barry J. Beitzel is een vertaling van de The New Moody Atlas of the Bible, die in 2009 uitkwam. Het is een fraai uitgevoerde uitgave en de Engelstalige editie wordt aanbevolen door gezaghebbende geleerden als John N. Oswalt en Douglas J. Moo. Deze aanbeveling is beslist op zijn plaats. Deze uitgave biedt veel waardevolle informatie. In totaal 118 kaarten, waarvan vele paginagroot. Het eerste deel (pg.13-86) begint met een geografische kennismaking met het land Israël en de umwelt. Het biedt kaarten en uitleg met betrekking tot de fysische geografie van het land. Naast klimatologische kaarten vind je hier ook kaarten en uitleg over o.a. geologie, bodemsoorten, breuklijnen en archeologische sites, handelsroutes, zeeroutes. Het tweede en grootste deel (pg.87-276) gaat over de historische geografie van het land. De orthodoxe bijbelopvatting van Beitzel blijkt o.a. uit een kaart met bespreking over de mogelijke ligging van de hof van Eden. Hij presenteert twee mogelijkheden, een Sumerische ligging aan de Perzische golf, en een noordelijke ligging in het Ararat gebergte. Voor beide opties worden argumenten voor en tegen gegeven. Hetzelfde gebeurt met betrekking tot de route van de uittocht van Israël uit Egypte en de ligging van de berg Sinaï. Beitzel bespreekt en presenteert hier drie mogelijkheden: in SaudiArabië, in het noorden van het Sinaï-schiereiland en in het zuiden van de Sinaï-woestijn. Deze voorbeelden geven een goed beeld van de methode van Beitzel. De verschillende posities worden in een uitvoerig 'notenapparaat' verantwoord (pg.277-291, 4 kolommen, hele kleine letters). Zo worden verder de bewegingen van de richters in kaart gebracht, de oorlogen van Saul,
maar ook minder bekende gebeurtenissen als de slag bij Karkar (pg.177) en bij Karchemis (pg.189) en verder meer dan veertig andere gebeurtenissen in het OT. In totaal ongeveer 200 pagina’s OT. Dan volgen ongeveer 35 pagina’s over de intertestamentaire tijd, met o.a. kaarten over de expansie van Alexander de Grote, 11 pagina’s over de geschiedenis van Jeruzalem, met kaarten van elke hoofdperiode, inclusief de moderne stad. De naam en de topografie van de stad worden besproken, als ook een korte geschiedenis van de opgravingen. Daarna is er aandacht voor de periode van het NT (ongeveer 40 pgs). Dit gedeelte komt met kaarten over o.a. Jezus’ jeugd, de verschijningen na zijn opstanding (!), de reizen van Paulus (12 pgs), maar ook m.b.t. de verspreiding van het christelijk geloof binnen de Romeinse wereld en de eerste christelijke gemeenschappen in Israël. Het geheel wordt gecomplementeerd met een uitvoerig kaartenregister, bijbelcitatenregister en een lijst met belangrijke literatuur voor verdere studie (pg.292-303). Een minpuntje is de mindere kwaliteit van een aantal foto’s, dit in tegenstelling tot de schitterende kwaliteit van de kaarten. Verder verbaast het me enigszins dat Beitzel, weliswaar met een verantwoording van de gebruikte namen (Kanaän, Palestina en Israël, pg.29-32) consequent blijft spreken over Palestina. Een bijzonder waardevolle atlas voor bijbelleraren en voorgangers, maar ook niet te technisch voor elke geïnteresseerde Bijbellezer. Van harte aanbevolen.
Drs. Gijs van den Brink Barry J. Beitzel, De Grote Bijbelatlas. Uitgeverij Groen, Heerenveen 2012. ISBN 978-90-8897-023-8, 303 blz., e 34,95.
magazine
Over het algemeen wordt aangenomen dat de naam ‘broodhuis’ betekent, vermoedelijk om de vruchtbare bodemgesteldheid van Betlehem. Behalve het feit dat Rachel in Betlehem
De Grote Bijbelatlas
13 Studiebijbel
magazine
-thleem wordt in het De eigennaam (vrl.) Be Nederlands weergegeven met ‘Betlehem’. Betlehem in Juda (zo genoemd in Ri.17:7-9; 19:1,2; Ruth 1:1,2; 1Sam.17:12; Mat.2:1,5, ter onderscheiding van Betlehem in Zebulon, Joz.19:15) was een klein stadje in Judea, zo’n 7 km ten zuiden van Jeruzalem.
Genezing op gebed
De wijzen uit het Oosten
14 2
De komst van de wijzen uit het Oosten Na de geboorte van Jezus (eigenlijk terloops genoemd in Mat.1:25 en 2:1) verhaalt de evangelist Matteüs over een onbekend aantal ‘wijzen uit het Oosten’ die in Jeruzalem aankomen op zoek naar de koning van de Joden. De Griekse tekst spreekt over magoi, ofwel ‘magiërs’, volgens de meeste uitleggers een aanduiding voor oosterse priesters mogelijk afkomstig uit Perzië of Babylonië die zich bezighielden met astrologie en droomuitlegging (vgl. Dan.2:2,4,10,12,48). Dergelijke geleerden hielden zich bezig met de interpretatie van voortekenen aan de hemel
en naar aanleiding van een ster, die zij in het opgaan hebben waargenomen, zijn zij op reis gegaan. Veel uitleggers hebben zich gebogen over de vraag welk verschijnsel aan de hemel deze ster kan aanduiden. Evenals over de herkomst van de wijzen, is er ook over de aard van deze ster of de wijze van interpretatie door de magiërs geen zekerheid te bieden. Belangrijker dan deze vragen is echter de rol van de wijzen in deze geschiedenis. Matteüs houdt hun herkomst (‘uit het Oosten’) met opzet vaag. Hij richt de aandacht op de plaats waar zij aankomen, Jeruzalem en op het doel van hun zoektocht, de koning van de Joden. Deze heidense wijzen komen zo in contrast te staan met de Joodse geleerden in Jeruzalem en de ‘koning van de Joden’ die daar heerst.
Herodes, Jeruzalem en de Joodse leiders Reeds in het eerste hoofdstuk, zelfs in het allereerste vers, van zijn evangelie heeft Matteüs duidelijk gemaakt wie Jezus is, namelijk de ‘zoon van David, zoon van Abraham’. ‘Zoon van David’ was een gangbare messiaanse titel binnen het Jodendom van die tijd. Het geeft uitdrukking aan de verwachting van een koning
Goud, wierook en mirre
(Mat.2:1-18) in de lijn van David, gebaseerd op het verbond met David (2 Sam.7:12-13) en de profetische voorzeggingen die daaraan verbonden zijn (Jes.9:5-6). Het is dan ook passend dat de wijzen naar Jeruzalem, de stad van David, reisden op zoek naar de pasgeboren koning. In deze stad komt het nieuws van de aankomst van de wijzen ter ore van Herodes, die hierover zeer ontstemd is. Dit is niet verwonderlijk aangezien de wijzen in de stad rondvroegen naar de geboren koning van de Joden, wiens ster zij hadden zien opgaan (vs.2-3). Herodes droeg namelijk zelf de titel ‘koning der Joden’, een titel die hij van de Romeinse keizer Augustus had ontvangen (zie Josephus, Joodse oorlog, 1.282-285). Dat de wijzen zoeken naar de ‘geboren’ koning van de Joden, zal door Herodes, die Idumeër van geboorte was en alleen door zijn machtspolitiek de titel van koning der Joden had verworven, mogelijk nog ergerlijker zijn geweest. Bovendien zou hij een dergelijk verschijnsel aan de hemel als teken van de geboorte van een andere koning zeker als het voorteken van het einde van zijn eigen heerschappij hebben kunnen opvatten. De verwachting van de messiaanse koning van het Davidische verbond had dan ook een sterke nationalistische, politieke lading onder de Joden van de eerste eeuw. De komst van die koning zou herstel voor Israël brengen, door het omverwerpen van alle buitenlandse overheersing. Herodes was hier al eerder mee geconfronteerd in een complot van de Farizeeën aan zijn hof. Josephus beschrijft dat zij voorspellingen deden over het einde van Herodes koningschap door de komst van een messiaanse koning (Oudheden, 17.41-44). Herodes, die beducht was op iedere bedreiging van zijn macht, neemt dan ook meteen voorzorgsmaatregelen om de koning waarover de wijzen spraken op te sporen (vs.7-8) en gaat later ook over tot de moord op
- Jonathan Pater -
de kinderen onder de drie jaar in Betlehem (vs.16). Dit past binnen het beeld dat Josephus schetst van Herodes, die vele politieke moorden pleegde om zijn macht te handhaven, tot zijn eigen zoons aan toe (Oudheden 16.394; 17.44,187). In de geschiedenis van Matteüs krijgt Herodes trekken van de Egyptische farao die erop uit was om Mozes te doden (vgl. Ex.1:22; 2:15). Opmerkelijk in dit alles is de rol van Jeruzalem en van de Joodse leiders. Matteüs schrijft dat heel Jeruzalem met Herodes ontsteld was (vs.3). Er heerste geen ‘grote vreugde’ vanwege de geboorte van de Messias in de stad (vgl. vs.10). De reactie van het volk in de stad is afhankelijk van de reactie van Herodes, daar is men beducht op. Hetzelfde geldt zo mogelijk nog meer voor de Joodse religieuze leiders, de overpriesters en schriftgeleerden. Dit waren de leiders verbonden aan de tempel en de kenners van de Joodse schriften. Zij worden door Herodes bij zich geroepen en weten hem precies te vertellen waar de Christus, de gezalfde verlosser, geboren zou worden, namelijk in Betlehem. In heel Jeruzalem is Herodes de enige die actie onderneemt. De Joodse leiders lijken onverschillig ten opzichte van de geboorte van de Messias. Uiteindelijk verlaten dan ook alleen de heidense wijzen de stad van David op zoek naar de Koning van de Joden (vs.9). Zo richt de evangelist bij monde van de Joodse overpriesters en schriftgeleerden onze aandacht op Betlehem, waar de ware Koning van de Joden geboren is.
De koning van de Joden geboren in Betlehem Zoals gezegd beschrijft Matteüs de geboren Jezus als de zoon van David, de messiaanse koning. Dit wordt verder uitgewerkt door het ant-
magazine
De geschiedenis van de wijzen uit het Oosten is een bekend verhaal, tegelijk is het ook een verrassend verhaal waarin Matteüs op kunstige wijze verschillende bijbelse lijnen verwerkt die meer licht werpen op de betekenis van de geboorte van Jezus Christus. Hoewel de wijzen in de latere uitleg van deze geschiedenis vaak tot drie koningen zijn geworden, gaat de geschiedenis in werkelijkheid over de ene Koning, de Messias van Israël, die aanbeden wordt door heidenen.
Studiebijbel
magazine
De wijzen uit het Oosten en de Koning van de Joden
15 Studiebijbel
Thema artikel
De wijzen uit het Oosten
Studiebijbel
16 2
27:1), als ‘koning der Joden’ worden gemarteld en gekruisigd (Mat.27:11,29,37). Het onbegrip van de overpriesters en schriftgeleerden voor Israëls koning blijkt ook dan (Mat.27:41-42).
Een Koning voor Joden en heidenen De Joodse leiders staan zo in scherp contrast met de heidense wijzen die uiteindelijk bij het kind aankomen om hem met grote vreugde koninklijke eer te bewijzen (vs.10-11). De magiërs wijzen zo vooruit naar de heidenen die zullen toestromen om te delen in het heil voor Israël (Mat.8:11). Het is een thema dat verschillende keren naar voren komt in het evangelie van Matteüs, bijvoorbeeld bij het geloof van de centurio in Kafarnaüm (Mat.8:5-13) en van de vasthoudende Kananese vrouw (Matt.15:21-28). Het evangelie eindigt dan ook met perspectief voor alle volken. Na de opstanding ontvangt Jezus alle macht in de hemel en op aarde en klinkt de opdracht om alle volken tot discipelen van Jezus te maken en te dopen (Mat.28:18-19). Niet voor niets noemt Matteüs in het eerste vers van zijn evangelie Jezus ook de ‘zoon van Abraham’. In hem gaan de beloften aan Abraham in vervulling, dat in zijn nageslacht alle volken van de aarde gezegend zullen zijn (Gen.22:18, vgl. Gal.3:8,16). Israël wordt door Matteüs echter niet uit het oog verloren. Matteüs maakt weliswaar duidelijk dat de Joodse leiders en het volk blind zijn (Mat.15:14; 23:16-19,24,26). Het is dan ook niet voor niets dat het verschillende keren juist de werkelijk blinden zijn, die roepen om genezing door de zoon van David (Mat.9:27; 12:22-23; 20:30). Ook is er sprake van oordeel over Jeruzalem, totdat het opnieuw de Koning zal binnenhalen (Mat.23:37-39). Tegelijk wijst de evangelist er ondubbelzinnig op dat Jezus is gekomen om zijn volk te bevrijden van zonden (1:24), om de verloren schapen van Israël te herstellen als hun herder (Mat.2:6; 10:6; 15:24). Het laatste wijst op het herstel van de twaalf stammen van Israël en is de eerste opdracht aan de discipelen (Mat.10:1,5-8). Zij zullen zelfs in de ‘wedergeboorte’ (van de wereld) heersen over de twaalf stammen van Israël (Mat.19:28). Dat dit herstel ook begonnen is met Jezus laat Matteüs zien in het laatste deel van zijn
geschiedenis als de wijzen weer vertrokken zijn. De vlucht naar Egypte (vs.13-15) en de kindermoord (vs.16-18) zijn vervullingen van de woorden die door de profeten gesproken zijn. Matteüs laat hier zien dat Jezus verbonden is met de geschiedenis van Israël, Hij is de belichaming van het volk. Matteüs maakt dit duidelijk door Hosea 11:1 te citeren (vs.15). In Hosea 11 bleef Israël ongehoorzaam en moet het zelfs terugkeren naar Egypte. Jezus vervult echter de roeping van Gods volk. Matteüs wijst zo op een nieuwe exodus, een beeld voor een nieuwe verlossing, een nieuw herstel van het volk. Zo verwijst ook het citaat uit Jeremia 31:15 naar het einde van de ballingschap van het volk (vs.18). In de context van Jeremia 31 wordt Rachel namelijk getroost door God met een belofte van herstel voor het volk in het land. Dit herstel van Gods volk is nu begonnen met de geboorte van Jezus Christus.
Ten slotte De evangelist Matteüs schreef over de gebeurtenissen na de geboorte van Jezus een prachtige geschiedenis vol tegenstellingen, maar ook vol hoop. De wijzen zijn de eersten van de heidenen die toestromen om de Messias van Israël te aanbidden en te eren. Daarmee mogen zij delen in het heil dat aan Abraham beloofd was door de God, die ook in Zijn toekomst Zijn volk zal herstellen. Verder lezen G. van den Brink, J.C. Bette, A.W. Zwiep (red.), Bijbelcommentaar Matteüs (SBNT 2), Excurs 3, ‘De wijzen uit het Oosten, Matt.2:1-12’. J.P. van de Giessen, ‘Mira Ceti de ster van Betlehem?’ Studiebijbel Magazine 2.2 (2008) 4-7. G. van den Brink, ‘Israël als volk en land in het Nieuwe Testament’ Studiebijbel Magazine 2.3 (2009) 8-11. G. van den Brink, ‘Heil en genezing voor de volkeren’ Studiebijbel Magazine 4.1 (2010) 10-14.
magazine
woord dat de overpriesters en schriftgeleerden geven aan Herodes (vs.6). Matteüs geeft hier een citaat uit Micha 5:1-3, waarin Betlehem wordt genoemd als de plaats waar de ‘leidsman geboren zal worden, die mijn volk Israël leiden zal’. Het laatste is een combinatie van elementen uit Micha 5:2-3, zodat het overeenkomt met de beloften aan David in 2 Samuël 5:2. Aansluitend bij de Joodse schriften wordt Jezus met dit citaat geïdentificeerd als de Davidische herderkoning (vgl. Jer.23:1-6; 50:6; Eze.34:23; 37:22-25), die gekomen is voor de ‘verloren schapen van het huis van Israël’ (Mat.10:6; 15:24). De oudtestamentische achtergrond van de belofte van deze Davidische herder-koning is het herstel van een verenigd Israël. Het was een bekend onderdeel van de Joodse messiaanse verwachtingen uit die tijd (vgl. Ps.Sal.17), waarin de verzameling en vereniging van de twaalf stammen van Israël werd verwacht. Deze koning is nu geboren om het volk van God te herstellen en te verlossen van hun zonden voor het herstel van Gods volk, om hen te bevrijden van hun zonden (Mat.1:21). De andere oudtestamentische achtergrond van deze belofte is echter het falen van de huidige leiders van Israël. Ook bij Matteüs blijkt het falen van de Joodse leiders in Jeruzalem. Zij weten te vertellen waar de herder-koning van Israël geboren zal worden, maar slaan daar verder geen acht op. Mogelijk gingen zij ervan uit dat de geboorte van de Messias niet buiten Jeruzalem om zou gaan. Deze stad stond immers centraal in de Joodse verwachtingen als de plaats waar de messiaanse openbaring en redding zou plaatsvinden. Daarentegen wordt de Messias geboren in het onbetekenende Betlehem en niet in de stad van David. De Joodse leiders merken echter niet op dat de geboorte van de Messias wel degelijk bekendgemaakt is in Jeruzalem, namelijk door een groep heidense wijzen. Het past bij de aard van het koningschap van de geboren koning. Ook die is anders dan de gangbare verwachtingen onder de Joden. Dit zal scherp in beeld komen aan het einde van het evangelie, waar Jezus eindelijk als koning, als zoon van David, wordt binnengehaald in Jeruzalem (Mat.21:5,9). Daar zal hij echter ook, op instigatie van de Joodse leiders (Mat.21:15;
17
Woordstudies op je smartphone Het Centrum voor Bijbelonderzoek werkt aan een mobile portal. Hierdoor kun je via de eigen smartphone toegang krijgen tot de oorspronkelijke Griekse tekst van het NT, met een uitgebreide uitleg van alle 5500 Griekse woorden en namen.
De portal heeft als inhoud:
De oorspronkelijke Griekse tekst van het NT in vier tekstedities (TR, HF, NA25 en NA27) Een woord-voor-woord vertaling Woordstudies van alle 5500 Griekse woorden, persoons- en plaatsnamen uit het NT. Het is uniek dat deze vier tekstedities en hun onderlinge verschillen naast elkaar worden gepresenteerd. De mobile portal zal rond de feestdagen beschikbaar worden gesteld en is gratis! Interesse? Ga naar www.studiebijbel.nl en klik op het Nieuwsbericht. U vindt daar het bestelformulier, waarop u alleen uw naam en mailadres hoeft in te vullen.
Studiebijbel
magazine
Thema artikel
Voorpublicatie / studiebijbel
Jeremia 31:31-32
Dit is een voorpublicatie uit deel 10 van de serie Studiebijbel Oude Testament
5002 + 3068
935
3117
2009
h√whÃy-£u'Ãn
£yi'A–b
£yim√y
h≈Fnih
uitspraak van/spreekt de HERE komende
dagen
Zie
n¸'um-yhwh
854 + 1004
3478
w¸'et-BÍt
yiWrA'El
BA'Óm yAmÓm hinnEh 854 + 1004
tyE–b-te'Ãw lE'flr¸W«y
magazine
en met het huis van
18 2
1285 3808
reH·'
tyÊr¸–bak '◊l kaBB¸rÓt
yiGtfirAkÃw
'et-BÍt
32
lO'
w¸kAraTTÓ
2319
1285
:hAHfld·x
3063
tyÊr¸–b hfld˚hÃy
x·dAH‰:
dat zoals het verbond Niet
B¸rÓt
y¸h˚d‰
verbond een nieuw
2388
3117
y÷qy«zÈxeh
£Ùy¸–b
hexÈzÓqÓ
B¸yÙm
Juda
854 + 1
3772
'et-'·bÙtAm
KAraTTÓ
£AtÙb·'-te' yiGtfirA–k
mijn vastgrijpen op de dag (van) met jullie vaderen Ik sloot 4714
Studiebijbel
3772
tyE–b-te'
Israël met het huis van en/dat Ik zal sluiten
834
'·Her
31
776
£«yflr¸cim
¶Âre'Em
micrAyim
mE'erec
3318
£A'yicÙh¸l
3027
£fld√y¸b
l¸hÙcÓ'Am
b¸yAdAm
6565
834 + 1992
Egypte uit land van om hen uit te voeren bij hun hand 595
853 + 1285
w¸'AnOkÓ
'et-B¸rÓtÓ
yikOnA'Ãw yityÊr¸–b-te'
˚rEpEh hAGmEh-reH·'
hEpEr˚ '·Her-hEmm‰
en/terwijl Ik mijn verbond zij verbraken 5002 + 3068
8700
n¸'um-yhwh:
bAm
:h√whÃy-£u'Ãn
£Ab
waar zij 1166
yiGt¸lavA–b
31 SV Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; || NBG luidt het woord des HEREN, ... sluiten zal. || WV godsspraak van de HEER – || GNB De Heer kondigt aan: 32 SV Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage toen Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; || NBG zoals het verbond, ... dat Ik hen bij de hand nam, ... dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN. || WV geen verbond zoals Ik met hun voorvaderen gesloten heb, ... hoewel Ik hun meester was – godsspraak van de HEER. || GNB zoals ik vroeger gesloten heb, ... ook al was ik hun heer en meester. || NBV een ander verbond dan ... hoewel ze mij toebehoorden –
Jeremia 31
543
Het nieuwe verbond (31:31-34) In de voorgaande profetieën werd al op allerlei manieren gezinspeeld op verbondsherstel.73 In deze verzen komt die thematiek tot een climax.74 De HERE voorzegt dat Hij – het initiatief ligt geheel bij Hem – in de toekomst75 een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Israël en het huis van Juda (vs.31).76 Dit nieuwe verbond is niet zoals het verbond dat de HERE met de voorouders sloot, toen Hij hen bij de hand nam77 en hen uit het land Egypte voerde (vs.32). Gedoeld wordt op de verbondssluiting bij de Sinai (Ex.19-24). Het volk heeft het verbond echter verbroken,78 ondanks dat het Hem toebehoorde.79 Het nieuwe verbond dat de HERE in de toekomst met het huis van Israël zal sluiten, houdt in dat Hij zijn thora, dat is zijn onderwijzing, in hun binnenste zal leggen en in hun hart zal schrijven (vs.33). Dat reikt verder dan de verbondssluiting bij de Sinai, toen de HERE zijn thora op stenen tafelen schreef (Ex.24:12; vgl. Deut.27:8). Weliswaar komt in Deuteronomium al het ideaal naar voren dat de Israëlieten
Gods woorden in hun hart bewaren (Deut.6:6; 11:13-18) en wordt vooruitgekeken naar een verbondsherstel waarbij de HERE het hart van het volk zal besnijden (Deut.30:6; vgl. Jer.9:26), maar dit ideaal is in vroeger tijd nog niet verwezenlijkt. Deuteronomium en Jeremia geven aan dat het probleem is dat het hart van de Israëlieten niet op de HERE gericht is en gekenmerkt wordt door halsstarrigheid en verdorvenheid (Deut.10:16; 29:480; Jer.4:14,18; 9:11-13; 13:10). Jeremia zegt zelfs dat de zonde diep in het hart van de Israëlieten gegrift staat (17:1). De Israëlieten zijn niet in staat gebleken de woorden van de HERE in hun hart te bewaren. Daarom is het een troostrijk vooruitzicht dat de HERE bij deze nieuwe verbondssluiting zelf zijn thora in de harten zal schrijven. Zo bewerkt Hij een innerlijke verandering, die ertoe leidt dat het volk eindelijk kan en wil leven in gehoorzaamheid aan de HERE (vgl. 24:7; Eze.11:19-20). Zo kan er werkelijk sprake zijn van herstel van de verbondsrelatie ‘Ik zal hen tot een God zijn en zij zullen mij tot een volk zijn’ (zie uitleg 30:22; vgl. Ex.6:6).
BAvalTÓ
uitspraak van/spreekt de HERE van hen Ik was echtgenoot
73 Dit
gebeurt vooral door de wijze waarop Jeremia gebruik maakt van de verbondszegen en –vloek zoals die in onder meer Deut.28-30 verwoord is. Zie uitleg 30:3,11,12-13,17; 31:2,7,8,16. 74 Dat deze verzen in het troostboek een centrale rol vervullen en een climax vormen, blijkt uit het vaak herhaalde ‘zo spreekt de HERE’. 75 Zie over de openingswoorden ‘zie de dagen komen, spreekt de HERE’ de uitleg bij vs.27. 76 Opnieuw is de blik nadrukkelijk op heel Israël gericht, zowel op het noordelijke als op het zuidelijke rijk (vgl. vs.27; 30:3). In vs.33 staat ‘het huis van Israël’ samenvattend voor Israël als geheel. 77 Het ‘bij de hand nemen’ getuigt van bescherming en nabijheid. Vergelijkbare woorden worden in Jes.42:6 gebruikt m.b.t. de Knecht des HEREN.
78 Strikt
genomen heeft ‘zij’ hier nog steeds betrekking op de voorvaderen. In 11:10 maakt Jeremia echter duidelijk dat ook latere generaties verantwoordelijk zijn voor de verbondsbreuk. 79 De uitdrukking BAvalTÓ ‘Ik was heer/echtgenoot’ kan inhouden dat JHWH de heer over of bezitter van het volk is (vgl. NBG, WV, GNB, NBV), maar ook dat Hij de echtgenoot is (vgl. SV, HSV) en vermoedelijk moeten we deze twee betekenissen niet te sterk onderscheiden (zie uitleg 3:14). Het beeld van het huwelijk wordt vaker gebruikt om de verbondsrelatie te typeren (vgl. Hos.1-3). 80 De vertaling ‘pas vandaag heeft de HEER u werkelijk inzicht gegeven’ door de NBV is een te optimistische interpretatie van Deut.29:4.
magazine
542
19 Studiebijbel
Jeremia 31:31-32
Jesaja 6:1-4 Jeremia 31:33-34
Voorpublicatie / studiebijbel Dit is een voorpublicatie uit deel 10 van de serie Studiebijbel Oude Testament
834
1285
2063
3588
tOr¸ke' reH·'
tyÊr¸–bah
t'◊z
yi–k
'ekrOt
Ik zal sluiten
'·Her
1992
haBB¸rÓt
310
3478
hAhEm hayyAmÓm
'ax·rÍ
yiWrA'El
die
magazine
854 + 1004
£yim√Cyah y„r·xa' lE'flr¸W«y
de dagen
na
853 + 8451
Studiebijbel
KÓ
dat het verbond dit (is) Want/zeker 3117
£EhAh
20 2
zO't
33
tyE–b-te' 'et-BÍt
Israël met het huis van
5414
yitflrÙGt-te'
5002 + 3068
yiGtat√n
'et-TÙrAtÓ
h√whÃy-£u'Ãn
nAtaTTÓ
n¸'um-yhwh
mijn Thora/wet/onderwijzing Ik zal geven uitspraak van/spreekt de HERE 1961
3789
yity«yAhÃw
5921 + 3820
h√Fneb·Gt¸ke'
7130
£A–bil-lavÃw
£A–bËr÷q¸–b
w¸hAyÓtÓ
'ekT·benn‰
w¸val-liBBAm
B¸qirBAm
5971
1961 + 8705
1992
430
yihy˚-lÓ w¸hEmm‰
lE'lOhÓm
en Ik zal zijn Ik zal het schrijven en op hun hart in hun binnenste
:£Av¸l
yil-˚y¸h«y
l¸vAm:
hAGmEhÃw £yih»l'El
tot volk zij zullen zijn voor Mij 376
853 + 7453
376
'et-rEvEh˚
'ÓH
5750
Hyi'Ãw ˚hEv„r-te' Hyi' w¸'ÓH
en ieder
en zij
dÙv
3588 + 3605
853 + 3068
£ehAl
lAhem
tot God voor hen
3925
˚d¸GmalÃy
vÙd y¸lamm¸d˚
zijn naaste ieder nog/meer
8705
3808
'◊lÃw
34
w¸lO'
zullen leren En niet 3045
559
853 + 251
£AGl˚k-yi–k h√whÃy-te' ˚vË–d
rOm'El
wyixA'-te'
KÓ-k˚llAm
'et-yhwh
want zij allen
D¸v˚
lE'mOr
'et-'AxÓw
de HERE kent zeggende zijn broeders
5704 + 1419
£AlÙdÃFg-davÃw
6996
853
l¸miqXannAm
'ÙtÓ
£√FnaXŸqim¸l yitÙ'
w¸vad-G¸dÙlAm
en tot hun grote tot vanaf hun kleinen 5545
3588
'eslax
KÓ
xal¸se'
3045
˚vËd≈y yEdv˚
Mij zij zullen kennen 5002 + 3068
yi–k
h√whÃy-£u'Ãn
n¸'um-yhwh
Ik zal vergeven want uitspraak van/spreekt de HERE 2142 + 5750 3808
2403
< :dÙv-rA–kÃze' '◊l £At'ALXax¸l˚ 'ezKAr-vÙd:
Ik zal gedenken nog/weer
lO'
˚l¸xaXXA'tAm
5771
£√nOw·val
lav·wOnAm
niet en hun zonde hun ongerechtigheid
33 SV Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en Ik zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. || NBG luidt het woord des HEREN: || WV Dit is het nieuwe verbond dat Ik in de toekomst ... godsspraak van de HEER: ... Ik grif die in hun hart. ... zij zullen mijn volk zijn. || GNB in hun hart schrijven. 34 SV En zij zullen niet meer, een ieder zijn naaste, en een ieder zijn broeder, leren, zeggende: Kent de HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hun zonden niet meer gedenken. || NBG van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, || WV Dan zal niemand meer zijn medeburger onderrichten, noch tegen zijn broeder zeggen: “Leer de HEER kennen.” Want iedereen, groot en klein, kent Mij al – godsspraak van de HEER. Ik vergeef hun misstappen, Ik denk niet meer || GNB Dan hoeft niemand een ander nog te zeggen wie ik ben, want ... zal mij kennen. Ook zal ik hun zonden vergeven en niet meer denken aan wat ze gedaan hebben. || NBV Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: … want iedereen, ... kent mij dan al – ... en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.
Jeremia
545 Hoe persoonlijk die verbondsrelatie onder het nieuwe verbond is, blijkt hieruit dat men elkaar niet langer hoeft aan te sporen met de woorden ‘Ken de HERE’, want allen, klein of groot,81 zullen de HERE kennen (vs.34; vgl. 24:7). Hij zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken (vgl. Ex.34:6-7). Het vroegere oordeel over het volk (14:10) wordt opgeheven. Bovendien gaat de belofte nog verder dan de troost dat ieder om zijn eigen ongerechtigheid zal sterven en niet om die van de voorouders (zie vs.30). Hier is van ongerechtigheid geen sprake meer: de HERE heeft de zonden vergeven. Het nieuwe verbond wordt in vers 32 duidelijk onderscheiden van de verbondssluiting bij de Sinai. Toch is er tevens sprake van continuïteit. In het nieuwe verbond bewerkt de HERE de vervulling van het ideaal van het verbond dat bij de Sinai gesloten is: Hij schrijft de wet in het hart van de Israëlieten. Om die reden kunnen we ook spreken over een ‘vernieuwd’ verbond, dat enerzijds aansluit bij het oude, maar tegelijkertijd nieuwe en verdiepende aspecten bevat.
Vervulling in het Nieuwe Testament82 Het NT maakt duidelijk dat het nieuwe verbond aangevangen is in de dood en opstanding 81 De
uitdrukking l¸miqXannAm w¸vad-G¸dÙlAm ‘van hun kleinen tot hun groten’ kan worden uitgelegd m.b.t. leeftijd, maar ook m.b.t. sociale positie. Voor de uitleg maakt dit geen verschil: niemand is uitgezonderd.
van Christus. Jezus zelf maakt dit duidelijk in de instellingswoorden van het avondmaal (Luc. 22:20). In de tijd die daarna volgt, blijven echter nog veel aspecten van Jer.31 onvervuld, zodat wij die later mogen verwachten. De apostel Paulus zet het oude verbond, geschreven op tabletten van steen, in contrast met het nieuwe verbond, geschreven op harten van vlees en richt zich daarbij vooral op de centrale rol van de Geest in het nieuwe verbond (2Kor.3). Elders laat hij zien dat er heidenen zijn die door hun levenswandel tonen dat Gods wet in hun hart geschreven is, waardoor duidelijk wordt dat niet alleen Joden, maar ook onbesneden heidenen deel hebben aan Gods beloften (Rom.2:14-29). Wanneer Paulus spreekt over de verwachting van een toekomstige bekering van Israël spreekt hij in woorden die ontleend zijn aan andere profetieën (Jes.59:21 en 27:9), die tevens de boodschap van deze passage in Jeremia kernachtig samenvatten. In de Brief aan de Hebreeën worden deze woorden van Jeremia tweemaal geciteerd. Daarin komt naar voren dat Jezus als hogepriester het volmaakte offer tot vergeving van zonden heeft gebracht, waardoor in het nieuwe verbond geen offerdienst meer nodig is (Heb.8:8-12; 10:1617).
82 Zie
voor een verdere uitwerking, ook m.b.t. het gebruik van deze verzen in Qumran, Excurs 1, ‘Het nieuwe verbond’.
magazine
3772
544
21 Studiebijbel
Jeremia 31:33-34
Achtergrond artikel
De huwelijksprocedure
De huwelijksprocedure
Studiebijbel
22 2
Een familiegebeuren Als in de oudheid twee mensen voor elkaar kozen en huwden, werden zij niet alleen als individu, maar ook hun beider families aan elkaar verbonden. De familie had een zeer prominente rol in het huwelijksproces. Dikwijls bepaalde de vader samen met zijn zonen welke jongeman de hand van zijn dochter ontving (Ex.2:21; vgl. Hoogl.1:6; 8:8-9). Een strenge handhaving van de gelijkheid in onderlinge maatschappelijke klassen waaruit de bruid en bruidegom kwamen, was hierbij gebruikelijk. Ook kon de moeder bepalen wie de vrouw van haar zoon werd. Een voorbeeld hiervan zien we
bij Hagar die een Egyptische vrouw voor haar zoon Ismaël verkiest (Gen.21:21; 27:46). Ook in de vroege kerk was het gebruikelijk dat christelijke ouders de bruidegom voor hun bruid kozen. Het huwelijk kwam dus tot stand in vertrouwen op de ouders en vandaar de uitspraak: ‘Ik hou van jou, omdat jij mijn partner bent’. Natuurlijk kwamen er ook huwelijken uit liefde voor, waarin de andere uitspraak gold: ‘Jij bent mijn partner omdat ik van je hou’. Zo kon de jongen zijn voorkeur aan de vader meedelen (Gen.34:4) of zelfs beslissen te huwen, zonder toestemming aan zijn ouders te vragen (vgl. Gen.26:34-35). Ook het meisje werd gevraagd naar haar mening (Gen.24:5,58). Zo koos Simson ervoor om een Filistijnse die hij in Timna zag te huwen, zonder dat zijn ouders hiermee instemden (Ri.14:2). Bij een meisje kwam dit minder voor. Zij werd volgens het algemene gebruik uitgehuwd. In de Wet van Eshnunna, die rond het tweede millennium voor Christus ontstond, lezen we:1 ‘Als een man de dochter van een ander huwt zonder toestemming van de ouders en het huwelijk met haar sluit, is zij niet zijn wettige vrouw, ook al zou ze een jaar bij de jongeman verblijven.’
Uithuwelijken Het Oude Testament kent geen voorschriften in deze richting. Nergens horen we dat ouders hun kinderen moeten uithuwelijken. Een gebeurtenis die hiervoor vaak wordt aangehaald, is het verhaal van Isaak en Rebekka. Abraham kiest via zijn knecht Rebekka tot vrouw voor zijn zoon Isaak. Maar Abrahams vrijheid in die keuze is beperkt. Het gaat bij de aartsvader vooral erom dat zijn zoon geen Kanaänitische huwt (Gen.24:3-4). In het uiteindelijke verhaal speelt Abraham dan ook geen belangrijke rol. De verteller richt zich vooral op de knecht en Rebekka en vervolgens enkel op Rebekka en Isaak: ‘Toen bracht Isaak haar in de tent van zijn moeder Sara. En hij nam Rebekka en zij werd hem tot vrouw en hij had haar lief. Zo vond Isaak troost na de dood van zijn moeder (vs.67). Ook in het latere verhaal van Jakob wordt enkel door Isaak en Rebekka gesteld dat hun zonen geen Kanaänitische vrouwen huwen (28:1). Dat hun zoon Ezau toch daarvoor koos en twee Hethitische vrouwen huwt, krenkt hun harten (26:34-35). Een verklaring voor het uithuwelijken is te vinden in de jonge leeftijd waarmee jongens en meisjes in Bijbelse tijden huwden. Hoewel we in de Bijbel geen leeftijden vinden bij huwelijken, wijst de geschiedenis erop dat de gemiddelde leeftijd tussen de vijftien en achttien jaar lag. In Egypte huwden meisjes bijvoorbeeld tussen hun twaalfde en veertiende en jongens tussen hun veertiende en twintigste levensjaar. In Griekenland lag de leeftijd hoger. Voor meisjes gold een gemiddelde leeftijd tussen de veertien en twintig en bij jongens tussen de twintig en dertig jaar. De Romeinse keizer Augustus stelde dat een meisje vanaf haar twaalfde levensjaar en een jongen vanaf zijn veertiende mocht
huwen. De vroege christenen volgden deze lijn. Joodse schrijvers noemden het wijs als mensen jong huwden. Meisjes dienden volgens de Talmoed te huwen tussen hun twaalfde en dertiende levensjaar (Jebamoth 62b). Hierdoor zouden de jongeren zich beter beschermen tegen de seksuele driften van de puberteit. In dit verband zegt Rabbi Huna, in de Talmoed met een overdrijving: ‘Iemand die twintig jaar is en nog niet is gehuwd, leeft de hele dag in zonde’ (Kiddusjin 29b). Vanwege de lage leeftijd om te huwen, was het maatschappelijk gezien te begrijpen dat de familie een grote rol speelde bij de sluiting van het huwelijk.
De bruidsschat Voor elk huwelijk vond een gesprek over de bruidsschat plaats. Deze bruidsschat betaalde de bruidegom aan de ouders van zijn bruid. In de Bijbel staat Sichem het toe dat Jakob een hoge bruidschat van hem vraagt, omdat hij Dina wilde huwen, maar haar van te voren al had onteerd (Gen.34:12). Hij verwees hierbij naar een voorschrift dat we later in Ex.22:15-16 tegenkomen. Een bizarre bruidsschat vraagt Saul van David als hij Michal wil huwen. Saul verlangt van David de voorhuiden van honderd Filistijnen, als wraak op zijn vijanden en in de hoop dat David hierbij zou sneuvelen (1Sam.18:25). Dat laatste gebeurt niet. Integendeel, David brengt maar liefst de voorhuiden van tweehonderd Filistijnen mee voor Saul (vs.27; 2Sam.3:14). Tenslotte toont de geschiedenis van Otniël en Aksa dat een bruidsschat ook anders kon worden geregeld. Kaleb, de vader van Aksa, biedt haar aan voor degene die de stad Kirjat-Sefer verovert. Otniël gaat deze uitdaging aan, overwint en ontvangt de hand van Aksa (Joz.15:16-17; Ri.1:12-13). Een bruidschat diende als compensatie tegen-
magazine
Kerst is voor velen een tijd van bezinning op de eerste komst van de Messias. Toen Jozef nog in ondertrouw was met Maria, gebeurde het wonder. Maar hoe zag zo’n huwelijksprocedure er eigenlijk uit in de oudheid? In dit artikel richt ik me vooral op de oudtestamentische gegevens om vandaar uit enkele lijnen te kunnen doortrekken naar de situatie van Jozef en Maria.
- Raymond R. Hausoul -
23 Studiebijbel
magazine
Hoe in Bijbelse tijden een huwelijk tot stand kwam
Achtergrond artikel
Studiebijbel
24 2
De bruiloftsviering Vol vrolijkheid en uitbundigheid vierden geliefden hun bruiloften. Het was feest voor de families van de gehuwden. ‘Laban nodigde alle inwoners van de stad uit en gaf een feest’ (Gen.29:22). Dat een huwelijksfeest lang kon
haar bruidegom, naderde (Gen.24:65). ’s Avonds vond het bruiloftsfeest plaats, dat gepaard ging met een grote maaltijd (Gen.29:22; Ri.14:10). Er werd gezongen, gedanst en uitgebreid feest gevierd (vgl. Hoogl.5:1). Daarna werden, als hoogtepunt van het feest, de bruid en bruidegom naar de bruidskamer gebracht. Hier waren bruid en bruidegom voor het eerst samen in een kamer. Dikwijls werd het met bloed bevlekte laken als teken van de maagdelijkheid van de bruid bewaard (Deut.22:13-21). De dagen nadien werd er nog volop gefeest door middel van maaltijden, zang en dans.
maatschappij. Zo was het in het Romeinse rijk gebruikelijk dat de bruid getooid ging in het paars-wit. In plaats van een heidens bruiloftsoffer, vierden de christenen op zulke momenten het christelijke avondmaal. De kerkvader Ambrosius stond een uitgebreid bruiloftsfeest toe, maar vermaande de gelovigen om niet als de heidenen hierbij te vervallen in goddeloze braspartijen.3 Op die wijze diende het christelijke huwelijk zowel een vreugdevolle aangelegenheid te zijn, als ook een feest waarin het christelijke getuigenis een voorname plaats innam.
Vroege kerk De vroege kerk nam later in het vieren van het huwelijk veel gebruiken over uit de omringende
1. James B. Pritchard, Ancient Near Eastern Texts Relating to the Old Testament (Princeton: Princeton University, 1969), 162. 2. Hermann L. Strack and Paul Billerbeck, Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch, 10th ed. (München: Beck, 2009), II:401; Leon Morris, The Gospel According to John, 2nd ed., New International Commentary on the New Testament (Grand Rapids: Eerdmans, 1995), 157. 3. William J. Dooley, Marriage according to St. Ambrose (Washington: Catholic University of America, 1948), 13.
magazine
Ook Jozef en Maria waren in ondertrouw. Hun belofte aan elkaar was bindend. Ze gebruiken dan ook de termen ‘man’ en ‘vrouw’ voor elkaar (vgl. Mat.1:16,19,20,24). Stierf een van de twee in deze tijd, dan was de ander dus een weduwe of weduwnaar. Het verbreken van de belofte in de tijd van ondertrouw gold als een zware misdaad waarop een staf van rechtswege volgde. De status van ondertrouw was immers belangrijk om de reinheid van de jonge bruid te toetsen. Een echtpaar dat in ondertrouw was, onthield zich dus ook op seksueel vlak (Misjna, Jebamoth 4:10; Ketuboth 1:5). Voor een eerste huwelijk duurde de tijd van ondertrouw in Israël een jaar, terwijl deze voor een tweede huwelijk met een weduwe dertig dagen duurde (Misjna Ketuboth 5:2; Nedarim 10:5). In de Romeinse maatschappij kon de ondertrouw zelfs maximaal twee jaar duren. Gedurende die tijd woonde de bruid nog steeds in het huis van haar eigen familie. Pas na de voltrekking van het huwelijk betrok ze samen met haar man één huis.
duren, blijkt uit meerdere gegevens. Simsons huwelijk met het Filistijnse meisje dat hij in Timna ontmoette, duurde zeven dagen (Ri.14:10-12). Ook het latere jodendom handhaaft deze zeven dagen. Zo vernemen we in het pseudepigrafische werk Jozef en Asnath dat de farao in Egypte een bruiloftsfeest van zeven dagen voor Jozef en zijn bruid Asnath organiseerde: ‘Toen bereidde farao voor Jozef het huwelijk. Het omvatte een grote maaltijd en veel drank voor zeven dagen. Daartoe nodigde hij alle vorsten van Egypte en alle koningen van de volken uit. Hij liet in Egypte afkondigen: “Wie op deze zeven huwelijksdagen van Jozef en Asnath werkt, zal de dood sterven!”’ (21:8; vgl. Gen.41:45). Strack & Billerbeck stellen dat een joods huwelijk normaal zeven dagen duurde.2 Volgens de Jeruzalemse Talmoed gaf Mozes het volk de opdracht tot het vieren van een bruiloftsfeest van zeven dagen (Ketuboth 1,23-25; vgl. Midrasj, Negaim 3.2). Ondersteuning krijgt die gedachte ook in het joodse werk Tobit waar na ‘Tobits neven ook Achikar en Nadab naar hem toe kwamen om in zijn blijdschap te delen’, en waar enkele handschriften toevoegen: ‘En het bruiloftsfeest van Tobit werd zeven dagen met vrolijkheid gevierd’. Tijdens deze feestperiode van zeven dagen kwamen er volgens de Talmoed op het bruiloftsfeest dagelijks nieuwe gasten bij (Ketuboth 7b). Op de eerste van de zeven dagen vonden er drie belangrijke momenten plaats: (1) de bruidegom haalde de bruid op; (2) beiden aten samen met de gasten het bruiloftsmaal (Mat.25:10-12); en (3) het vers gehuwde echtpaar genoot de eerste huwelijksnacht in de bruidskamer. Het is opvallend dat Hooglied veel nadruk legt op het eerste en laatste aspect: de processie (Hoogl.3:6-11) en de eerste nacht (4:1-5:1). De gesluierde bruid werd door de bruidegom in een feestelijke optocht opgehaald uit haar ouderlijk huis en samen met de vrienden en gasten meegenomen naar zijn eigen huis (vgl. Jer.16:9; Hoogl.3:6-11; 1Makk.9:39). De bruid was daarbij prachtig gekleed en getooid met juwelen en droeg een sluier (Ps.45:14-15; Hoogl.3:6-7; 4:1; Jes.4:10). Van deze sluier ontdeed ze zich pas in het bruidsvertrek. We zien dat terug bij Rebekka die haar sluier omsloeg toen Isaak,
25 Studiebijbel
magazine
over de familie, omdat deze na het huwelijk een werkkracht minder had. Wie geen bruidschat kon betalen, kon daarom ook in dienst worden genomen bij de familie van de bruid. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het verhaal van de aartsvader Jakob. Hij werkte veertien jaar voor zijn schoonvader Laban om Lea en Rachel te mogen huwen (Gen.29:15-30). Tegelijk diende de bruidsschat ook als beloning voor de inwilliging van het huwelijksaanzoek. Was de bruidsschat eenmaal wettelijk geregeld, beloofde het meisje te trouwen en was men in ondertrouw. Het meisje behoorde de bruidegom vanaf dat ogenblik juridisch toe. Voor de wet stond het meisje vanaf het moment van ondertrouw maatschappelijk gelijk aan een getrouwde vrouw. En een man in ondertrouw kreeg vrijstelling van de legerdienst (Deut.20:7).
De huwelijksprocedure
actualiteiten
Recente Archeologische vondsten
Studiebijbel
26 2
antiquities.org.il/article_Item_eng.asp?sec_id=25&subj_ id=240&id=1958&module_id=#as De cisterne is van binnen te bewonderen in een filmpje, zie http://www.youtube. com/watch?v=rBEKFRn-BoQ (in het Hebreeuws).
Stenen zetel Bij opgravingen in Horvat Kur, onderdeel van het Kinerret Regional Project waar onder andere de Universiteit van Leiden aan meewerkt, is een mooie vondst gedaan. In een vorig seizoen was reeds een monumentale synagoge ( 5/6e eeuw n.Chr.) gevonden, nu hebben de archeologen tevens een stenen zetel gevonden. Hoewel dergelijke objecten al eerder zijn opgegraven bij synagogen in Tiberias, Ein Gedi en Chorazin en de diaspora synagogen van Delos en Dura Europos, is dit de eerste die op zijn oorspronkelijke plaats (in situ) is gevonden. Zie http://www.kinneret-excavations.org/news.html Een dergelijke zetel werd waarschijnlijk gebruikt door de leider van de synagogale gemeenschap tijdens samenkomsten. Volgens sommigen vormen dergelijke zetels de achtergrond van de uitdrukking ‘stoel van Mozes’ in Mat.23:2 of de erezetels van Mar.12:39. Dit is mogelijk, hoewel de meeste stenen zetels uit enkele eeuwen later dateren. Bovendien is het niet noodzakelijk dat de evangelieteksten naar een letterlijke stoel verwijzen. Een andere belangrijke vondst is een lage basalten tafel zoals eerder ook in Migdal is gevonden. De functie hiervan is echter nog onduidelijk. Zie verder http://www.
archaeologie-online.de/magazin/nachrichten/bedeutendefunde-in-antiker-synagoge-22522/
Tempel in Bet-Semes In Bet-Semes is een gebouw uit de 11e eeuw v.Chr. gevonden. Het complex bestaat uit een ronde stenen construc-
tie en een kamer met daarin drie platte, ronde stenen. Rondom deze stenen werden resten van dierenbotten gevonden. Samen met de vorm van de stenen doet dit de archeologen van de Universiteit van Tel Aviv vermoeden dat het om een tempelcomplex gaat. Tevens zijn er resten gevonden die erop wijzen dat het complex later als stal is gebruikt. Volgens de opgravers wijst dit op de turbulente geschiedenis van de regio in deze periode en zou het heiligdom mogelijk door Filistijnen zijn ontwijd. Dit zou kunnen passen in het beeld dat het boek Richteren van de periode schetst, zo was Simson afkomstig uit Sora aan de noordzijde van het Sorekdal slechts enkele kilometers ten noorden van Bet-Semes in een tijd van Filistijnse overmacht. Op dit moment is er echter nog te weinig bekend over de precieze achtergrond van dit heiligdom. Zie http://
www.aftau.org/site/News2?page=NewsArticle&id=17425 en http://www.biblicalarchaeology.org/daily/news/ archaeologists-reveal-a-desecrated-iron-age-temple-atbeth-shemesh/
Koptische tekst waarschijnlijk vervalsing In september werd met veel ophef het nieuws over een klein stukje papyrus met daarop acht regels Koptische tekst gebracht. Historica Karen King van de Harvard Universiteit, die het fragment opgestuurd kreeg, dateert het fragment in de 4e eeuw n.Chr. De korte tekst bevat een fictieve dialoog tussen Jezus en zijn discipelen waarin Jezus spreekt over ‘mijn vrouw’, hetgeen zou verwijzen naar de opvatting die onder sommige gnostische groepen bekend was dat Jezus getrouwd zou zijn (bijvoorbeeld in de 2/3e eeuwse Valentiniaanse gnostische tekst het Evangelie van Filippus). Reden voor de ontdekster om het fragment de misplaatste naam ‘Evangelie van Jezus’ vrouw’ te geven. Vanuit de canonieke evangeliën is het onwaarschijnlijk dat Jezus getrouwd zou zijn en vroege kerkvaders (bijv. Clemens van Alexandrië) bespraken deze zaken openlijk in verband met de gnostische opvattingen die zij afwezen. Desondanks zijn zulke vondsten in de media altijd aanleiding voor wilde speculaties van het Da Vinci Code soort (‘de Katholieke Kerk heeft de ‘echte waarheid’ onderdrukt’). Een dergelijke late, apocriefe tekst kan echter niet dienen als betrouwbare bron over het leven van Jezus. Bovendien wordt de echtheid van het fragment ondertussen sterk betwijfeld. Verschillende geleerden stellen op basis van de vorm van het fragment, het schrift, en de inhoud dat het om een moderne vervalsing moet gaan die grotendeels gebaseerd is op het apocriefe Evangelie van Thomas. Deze beoordeling lijkt zeer sterk te staan nu is gebleken dat de mogelijke vervalser waarschijnlijk een spelfout heeft overgenomen van een editie van het Thomasevangelie op het internet. In afwachting van de analyse van de ouderdom van de inkt, houden sommige onderzoekers echter nog een slag om de
van Ur. Zie ook de uitleg bij Gen.11:28 in SBOT 1.
news-events/articles/2012/09/16/hdsscholar-announces-existence-of-new-earlychristian-gospel-from-egypt en http:// www.hds.harvard.edu/faculty-research/ research-projects/the-gospel-of-jesuss-wife. Een Youtube video met ontdekster King, zie http://www.youtube.com/ watch?v=vlmoILJmH4M. Voor reacties van enkele evangelicale geleerden zie Michael Kruger http://thegospelcoalition. org/blogs/tgc/2012/09/19/the-far-less-sensational-truthabout-jesus-wife/, Peter Williams http://www.tyndale.cam. ac.uk/ReJesusWife en Daniel Wallace http://danielbwallace. com/2012/09/21/reality-check-the-jesus-wife-copticfragment/ Dat het om een vervalsing gaat komt aan de orde in verschillende artikelen, zie http://www.kennislink.nl/publicaties/papyrus-over-jezus-vrouw-echt-of-een-vervalsing. En tevens in een Youtube video http://www.youtube.com/ watch?feature=player_embedded&v=7LtRVtLXpkQ
Op het internet Vrijwilligers gevraagd Via de website http://urcrowdsource.org/omeka/ wordt gezocht naar vrijwilligers voor het digitaliseren van oud archiefmateriaal over de opgravingen tussen 1922 en 1934
Genootschappen in de Grieks-Romeinse wereld Veel groepen in de Grieks-Romeinse wereld waren georganiseerd als zogenaamde vrijwillige genootschappen. Dit was een officieel erkende organisatievorm voor mensen met dezelfde afkomst, beroep of religie. Ook Joodse synagoges in de diaspora hadden deze organisatievorm, en daarom waarschijnlijk ook veel vroege christelijke huisgemeentes. Via de website http://philipharland. com/greco-roman-associations/ zijn nu veel inscripties te raadplegen die meer licht werpen op het functioneren van dergelijke groepen, zoals de bekende Theodotos inscriptie uit Jeruzalem.
Nog meer antieke geografie In de vorige afleveringen werden verschillende websites genoemd met betrekking tot de geografie van de Bijbel. Op internet is echter nog veel meer te vinden met betrekking tot de antieke wereld en het Oude Nabije Oosten, bijvoorbeeld bij het Ancient World Mapping Center, zie http:// awmc.unc.edu/awmc/applications/alacarte/. Een volledig overzicht is hier te vinden http://ancientworldonline.blogs-
pot.nl/2012/09/roundup-of-resources-on-ancient.html Voor u verzameld en samengevat door Jonathan Pater, MA
Studiebijbel Magazine 1-12-12_301-Opwekking 20-11-12 14:41 Pagina 1
Ongemakkelijke teksten Rob van Houwelingen - Reinier Sonneveld (redactie)
Ongemakkelijke teksten van Jezus Waarom zegt Jezus dat zijn volgelingen hun familieleden moeten ‘haten’? Hoe kunnen sommige van zijn uitspraken zo tegenstrijdig overkomen? Wat bedoelt Jezus als hij zijn komst met vuur aankondigt? Uitspraken van Jezus zijn soms moeilijk te begrijpen of komen hard over. Hoe ga je daarmee om? In deze uitgaven worden door vijf kenners van het Nieuwe Testament 75 uitspraken behandeld.
van Houwelingen, Myriam Klinker-
228 p., € 15,90
De Klerck, Michael Mulder, Ab
Ongemakkelijke teksten van Paulus Paulus was een groot denker, maar hij is ook berucht om zijn uitspraken over vrouwen en homoseksualiteit. Soms vinden we hem onduidelijk: Is Paulus nu voor of tegen de wet? En waarom komt hij zo dwars over? 75 studies over 75 lastige teksten, 256 p., € 15,90 Aan deze twee boeken werkten mee: Erik de Boer, Gerrit van Ek, Rob
Noordegraaf, Reinier Sonneveld, Dirk Visser en Gie Vleugels.
Buijten & Schipperheijn Motief – www.buijten.nl – in de boekwinkel
magazine
magazine
In Jeruzalem is een grote cisterne gevonden uit de periode van de eerste tempel. De cisterne, die zich bevindt bij de Robinsonboog in het Jeruzalem Archeologisch Park nabij de Klaagmuur, is volledig uitgehouwen uit de rotsbodem en van binnen bedekt met pleisterwerk. Deze vondst vormt een belangrijke aanvulling op onze kennis van het watersysteem van de stad in die tijd (zie ook SBOT 4, Excurs 4, Par. 5.2; 8.1 en http://holylandphotos.org/browse. asp?s=1,2,6,19,359). Volgens de opgravers blijkt hieruit dat de watervoorziening niet alleen afhankelijk was van de Gichonbron, maar dat eveneens gebruik werd gemaakt van grote, publieke reservoirs. Voor een uitgebreid artikel zie http://www.
arm. De wetenschappelijk publicatie van het fragment is vooralsnog echter uitgesteld. Voor een verslag over de ontdekking, zie http://www.hds.harvard.edu/
27 Studiebijbel
Cisterne uit de periode van de eerste tempel
Ongemakkelijke teksten van Paulus Rob van Houwelingen & Reinier Sonneveld (redactie)
MAR]URIA
E-magazine over de betekenis van de Vroege Kerk voor vandaag Marturia e-magazine over de Vroege Kerk Marturia is een gratis te verkrijgen e-magazine en heeft als doelstelling te getuigen van het christendom van de eerste eeuwen, in het bijzonder dat van de tweede eeuw, tot inspiratie van de Kerk van vandaag. Meld u aan op www.marturia.info voor de digitale nieuwsbrief en u ontvangt voortaan gratis per e-mail de nieuwste editie.
DECEMBER EDITIE: over het ontstaan van het Kerstfeest en andere christelijke feesten
Binnenkort beschikbaar!
Een uitgave van de Evangelische Theologische Academie - www.eta.nl