2009 Oktober Jaargang 3
In andere regio’s, zoals Rotterdam-Rijnmond, worden goede ervaringen opgedaan met AED first responderteams. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
In dit nummer:
Pilot met AED bij vier brandweerposten
vru brul bgc
VRU: Multi-oefening rond ‘duo ramp’ in de Meern
Eerste aanzet voor ‘first respondernetwerk’ VRU In januari 2010 gaat bij vier brandweerposten in de Veiligheidsregio Utrecht een pilot met ‘first responderteams’ van start. Brandweerlieden worden opgeleid in het gebruik van een Automatische Externe Defibrilator (AED). Met behulp hiervan kunnen bij personen, waarbij een hartstilstand wordt vermoed, de noodzakelijke levenreddende handelingen in gang worden gezet.
Kwaliteitseisen “We moeten deze ondersteunende taak zorgvuldig organiseren”, vertelt
John van Engelen, manager bedrijfsvoering van de RAVU. “Er zijn veel initiatieven en er is zowel bij de hulpverleningspartners als bij burgers en bedrijven een grote wil om bij te dragen aan een snellere hulpverlening aan burgers in nood. Als dankzij de aanvullende inzet van brandweer en/of politie minuten eerder levensreddende hulp kan worden geboden, moeten we die kans met beide handen aangrijpen. Voorwaarde is dan wel dat we een first respondernetwerk opzetten dat aan bepaalde eisen van kwaliteit en continuïteit voldoet. We moeten er in de praktijk wel op kunnen vertrouwen. Daarom willen we de first responders onder verantwoordelijkheid van de medisch manager ambulancezorg laten opleiden en certificeren.” Landelijk zijn al op tal van plaatsen first responderteams van brandweer en politie actief. Initiatieven die al tot heel goede resultaten hebben geleid, zowel in landelijke als in stedelijke ge-
NVBR-congres 2009 ‘Kiezen en delen’
bieden. Toch is in het brandweerveld nog niet iedereen ervan overtuigd dat de brandweer de aangewezen instantie is om deze taak te verrichten. Bart Richter, commandant van Brandweer Loenen en projectleider voor de regionale AED-pilot, licht toe: “Een deel van het brandweerpersoneel is heel enthousiast. Dat komt voort uit de motivatie om mensen in nood te willen helpen. Anderen menen dat het zowel qua tijd als mentaal een extra belasting is voor brandweerlieden, voor wie het optreden bij een hartinfarct geen corebusiness is.”
Crisisbeheersing in de gemeente Lopik
pagina 13
Opleidingsinspanning beperkt Automatische Externe Defibrillatoren zijn voor de brandweer op zich geen onbekend apparaat. Veel brandweerkorpsen hebben al een AED aangeschaft, om tijdens oefeningen of inzetten levensreddende hulp aan eigen personeel te kunnen leveren.
pagina 5
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
D
De pilot moet duidelijk maken of inzet van first responders ter ondersteuning van de ambulancezorg meerwaarde heeft bij meldingen waarbij hartstilstand wordt vermoed. Politie Utrecht zal ook participeren in dit project. Alle politie-noodhulpvoertuigen zijn al uitgerust met een AEDapparaat. Landelijk gezien zijn er op dit moment verschillende burgerinitiatieven met AED’s. Vanuit de VRU worden deze ontwikkelingen gevolgd. De aan de pilot deelnemende brandweerposten zijn Renswoude, Achterveld, Zeist en Utrecht-Tolsteeg. Een mix van landelijke en stedelijke gebieden, zodat goed kan worden vergeleken voor welke gebieden multidisciplinaire ondersteuning van de ambulancezorg daadwerkelijk meerwaarde biedt.
pagina 2
ghor 씰
Griep blijft aandacht vragen. “Belangrijk dat professionals kennis delen” pagina 17
vru
Ve i l i g h e i d s r e g i o U t r e c h t
Bovendien hebben alle brandweerlieden als onderdeel van hun opleiding al een cursus levensreddende handelingen en een reanimatiecursus gevolgd; voorwaarden voor een verantwoorde AED-inzet in de praktijk. De initiële opleidingsinspanning voor de brandweer is dan ook relatief laag. Vermoedelijk is één dagdeel voldoende. Wel zullen regelmatig herhalings-cursussen moeten worden gehouden. Hoe vaak de AED-teams in de praktijk zullen worden ingezet
kamer Ambulancezorg, onderdeel van de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht, wordt een protocol ontwikkeld om de first responderhulp op te starten. Het feit dat de MKA in navolging van politie en brandweer
van een hartstilstand in een van de pilotgebieden naast een ambulance ook het first responderteam van de brandweer wordt gealarmeerd. Als na gebleken meerwaarde daadwerkelijk een regionaal AED-netwerk tot stand
“Vanuit emotionele overwegingen is het ook belangrijk dat de brandweerlieden na een inzet goede nazorg krijgen. In de praktijk blijkt dat ook terugkoppeling van het resultaat van hun handelen belangrijk is.” ook met het meldkamersysteem GMS gaat werken, maakt snelle uitwisseling van informatie mogelijk; een voorwaarde voor het project. “In de pilotfase geldt dat bij een melding
komt, kunnen we dankzij multidisciplinaire samenwerking op veel plaatsen snel en efficiënt AED-hulp realiseren.” Rob Jastrzebski
FOTO’S: BASF
씱
is moeilijk te voorzien en verschilt sterk van gemeente tot gemeente. Bart Richter: “Voorwaarde voor de brandweer om deel te nemen aan een First Responder-netwerk is dat er reële tijdwinst kan worden geboekt en dat de belasting voor de brandweerlieden niet te zwaar blijkt. Vanuit emotionele overwegingen is het ook belangrijk dat de brandweerlieden na een inzet goede nazorg krijgen. In de praktijk blijkt dat ook terugkoppeling van het resultaat van hun handelen belangrijk is.” John van Engelen vult aan dat de invoering van een first respondernetwerk ook consequenties heeft op meldkamergebied. Voor de Meld-
Multi-oefening rond ‘duo-ramp’ in De Meern De VRU, gemeente Utrecht en de interne crisisorganisatie van BASF hebben op 29 september een multidisciplinaire oefening gehouden rond het in De Meern gevestigde chemiebedrijf. Behalve de operationele processen van brandweer, GHOR en politie, werden ook de bedrijfshulpverlening en het crisisteam van BASF, de crisisvoorlichting van de VRU en gemeente Utrecht en de gemeentelijke processen opvang & verzorging en slachtofferregistratie beoefend. Een complete ketenoefening voor alle partners rond een chemisch incident met complicaties.
H
Het rampbestrijdingsplan voor BASF lag ten grondslag aan de oefening. Het bedrijf op industrieterrein Strijkviertel is een van de bedrijven in de regio die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo). Gemeente en BASF hebben de wettelijke verplichting om dit rampbestrijdingsplan regelmatig te oefenen. Dat kan middels een stafoefening, maar het was de wens van de betrokken partners om ook een operationele oefening op het terrein te houden, zodat ook de samenwerking tussen het interne crisismanagement, de bedrijfshulpverlening en de overheidsdiensten kon worden beoefend.
Twee scenario’s
2
Dat het scenario voor de oefening een chemisch incident zou worden lag voor de hand. De oefenleiding koos voor een beperkte lekkage van een tankwagen gevuld met 25 procent ammonia. Een incident met slechts een beperkt effect buiten het bedrijfsterrein, maar een forse gevaarssetting in de directe nabijheid van de lekkage. De redding van een besmet slachtoffer en het dichten van de
lekkage, vormden een ideale samenwerkingsklus voor vier brandweereenheden van brandweer Utrecht en een regionaal ontsmettingsteam. Het vergde enig puzzelwerk om de oefendoelen voor de brandweer en de geneeskundige keten op elkaar af te stemmen. Om ook in de ‘witte’ kolom de oefendoelen te kunnen halen, hadden de GHOR en de ambulancezorg behoefte aan circa 17 slachtoffers. Als die volgens het scenario allemaal chemisch besmet zouden zijn door de ammonialekkage, zou echter een totaal ander operationeel beeld ontstaan. De brandweer zou dan moeten opschalen naar een OGS-scenario ‘Groot’, wat echter nadrukkelijk niet de bedoeling was. Bovendien is een scenario met zoveel besmette personen volgens BASF ook niet realistisch. Daarom werd nabij het chemisch incident een feesttent voor een bedrijfsfeestje in het scenario geschreven, waar tengevolge van een explosie van een gasfles van een barbecue 17 gewonden vielen, met ‘standaard’ letsels zoals brandwonden. Nog eens vijftig figuranten raakten niet gewond en waren het subject voor het gemeente-
lijk proces opvang en verzorging en registratie.
Grote oefening Voor de gemeente Utrecht kon met recht worden gesproken over een ‘grote’ oefening. Tussen de 70 en 100 medewerkers van de gemeentelijke organisatie kwamen in actie. Op het stadhuis werden het actiecentrum voorlichting en het klantcontactcentrum ingericht, waar de medewerkers behoorlijk onder druk werden gezet met lastige pers- en publieksvragen. In de Meern spitsten de processen opvang en verzorging en slachtofferregistratie zich toe op de zorgverlening aan circa vijftig niet gewonde mensen in een opvangcentrum. Hoewel ook vrijwilligers van het Nederlandse Rode Kruis een rol hebben in het opvang & verzorgingsproces, wilde de gemeente bij deze oefening juist de gemeentelijke functionarissen met een taak in dit proces oefenen.
team van BASF aanschoof. Wel met enige vertraging, aangezien de interne crisisorganisatie niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het CoPI en de vertegenwoordiger van het crisisteam ook niet het bericht kreeg dat hij zich daar moest melden. Ook bleek de opstelplaats van het CoPI niet voor alle operationele leidinggevenden duidelijk. Daardoor ontstond enige vertraging waardoor de eerste CoPIvergadering wat later dan voorzien van start ging. In het CoPI verliep de uitwisseling van informatie tussen de leidinggevenden blijkens de eerste indrukken adequaat en to the point. Er was een goed beeld van de voortgang van de incidentbestrijding en operationele knelpunten werden helder benoemd. Het CoPI had in feite geen ingewikkelde taak, omdat het incident voor de ingezette eenheden relatief goed behapbaar was en niet verder escaleerde.
Communicatie CoPI en crisisteam Op het terrein werd een Commando Plaats Incident ingericht, waarbij ook een vertegenwoordiger van het crisis-
Een belangrijk oefendoel was de crisiscommunicatie. Die was wat complexer dan bij incidenten in het openbare domein, omdat de operationele woord-
voerder van de VRU en de crisisvoorlichting van Gemeente Utrecht het communicatieproces met de voorlichters van BASF moesten afstemmen. Daarbij was er onder andere aandacht voor het feit dat geen gevoelige informatie van het bedrijf op straat zou komen te liggen. Even belangrijk was dat alle partijen met een eensluidend verhaal zouden komen over de
aard van het incident en het aantal en de ernst van de slachtoffers. Het komt het publieke vertrouwen niet ten goede als drie voorlichters elk een ander verhaal vertellen. Deze afstemming in de communicatie verliep goed. Dat de ook in de oefening deelnemende ‘oefenpers’ niet de gelegenheid kreeg om de operationele woordvoer-
der flink op de proef te stellen, had vooral met oefentechnische redenen te maken. De CoPI-vergaderingen die de woordvoerder moest bijwonen, volgden elkaar zo snel op, dat er tussentijds nauwelijks gelegenheid was voor ‘persmomenten’ om de geformuleerde boodschap met de buitenwereld te delen en ruimte te geven voor ‘lastige’ vragen. In een werkelijke crisissituatie
vru
Ve i l i g h e i d s r e g i o U t r e c h t zou dat worden ondervangen door meerdere operationele woordvoerders in het veld te brengen, zodat er altijd een aanspreekpunt is voor de pers. Rob Jastrzebski
VRU in de startblokken voor griep De ‘Nieuwe Influenza A’, alias H1N1, lijkt zich vooralsnog niet te openbaren als de gevreesde dodelijke pandemie waar wetenschappers al jaren voor waarschuwen. Toch wordt verwacht dat de ‘Mexicaanse griep’ in het komende winterseizoen alsnog als een zware griepgolf over Nederland rolt. De veiligheidspartners gaan daarom onverminderd verder met het voorbereiden van scenario’s en continuïteitsplannen. “De VRU is in grote lijnen ‘klaar’ voor de griep”, verklaart Ad Sanders, adviseur korpsleiding van Politie Utrecht en voorzitter van het multidisciplinair afstemmingsoverleg grieppandemie voor de VRU. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
H
Het multidisciplinair afstemmingsoverleg fungeert al enige tijd als voorbereidend Regionaal Operationeel Team, om alle preparatie-activiteiten van politie, brandweer, GHOR en gemeenten op elkaar af te stemmen. Ook zijn er contacten met de partners in de gezondheidszorg en voor de samenleving vitale bedrijven. Vier mogelijke scenario’s heeft het afstemmingsoverleg gedefinieerd, gericht op de impact van een griepgolf op zowel de samenleving als op de eigen organisatie. Ad Sanders: “We onderscheiden scenario’s met grote maatschappelijke onrust en geringe maatschappelijke onrust en een scenario met grote uitval van eigen personeel en een met geringe uitval. Voor die vier mogelijke situaties hebben we onze plannen en draaiboeken op hoofdlijnen gereed. Maar pas als de griep zich echt openbaart kunnen we meer gedetailleerde maatregelen nemen. Het maakt groot verschil of een griepgolf weinig impact heeft en tot geringe uitval van zorgen hulpverleners leidt of dat er grote maatschappelijke ongerustheid ontstaat, terwijl gelijktijdig de personele sterkte in de zorgsector en bij de veiligheidspartners wordt geminimaliseerd. Als een van de vier voorbereide scenario’s zich aftekent, krijgt het afstemmingsoverleg de status van actief ROT en gaan we strak sturen op capaciteit om de veiligheidszorg in de regio te waarborgen.” Eén scenario is in ieder geval geschrapt uit de landelijke en regionale preparatie: er komt géén massavaccinatie van de totale bevolking. Die massavaccinatie zou een enorme logistieke en personele operatie worden en een groot beroep doen op de capaciteit van de zorg, politie en gemeenten. Het ministerie van VWS heeft inmiddels geoordeeld dat de kenmerken van de nieuwe influenza niet zodanig zijn dat massavaccinatie nodig is. Wel is de inrichting van zorgmeldpunten, die de huisartsenzorg moeten ontlasten, voorbereid. Daarnaast zal de continuïteit van de veiligheidszorg in de regio continu worden bewaakt. Sanders: “We houden nog wel degelijk rekening met een scenario waarin bij de veiligheidspartners zoveel medewerkers ziek zijn, dat maatregelen nodig zijn om aan de operationele zorgnormen te voldoen. Zowel voor de politie als voor brandweer en ambulancezorg staat voorop dat die
Oefening griepuitbraak in Wijk bij Duurstede.
zorgnormen voor hulpvraag te allen tijde gewaarborgd moeten blijven. De responstijd voor noodhulp door de politie zal ook tijdens een griepgolf binnen tien minuten moeten liggen. Bij grote uitval van personeel kan dat inhouden dat we moeten gaan schui-
ven met personele capaciteit en niet spoedeisende werkzaamheden tijdelijk op een laag pitje moeten zetten. Ook brandweer, ambulancezorg en gemeenten zullen in hun eigen organisaties soortgelijke maatregelen treffen en hun dienstroosters aanpassen indien
nodig. Maar concreet vullen we dat pas in als duidelijk wordt welke kant het opgaat met de griep. De verwachting is dat we zo’n scenario via de ons omringende landen wel enkele weken van tevoren kunnen voorzien.” Rob Jastrzebski
Woerden oefent ontruiming zorgcentrum Een ontruiming met complicaties was het scenario van een multidisciplinaire oefening in Woerden op 22 september. Politie, brandweer, het Nederlandse Rode Kruis en de gemeente oefenden gezamenlijk de ontruiming van verzorgingstehuis De Zuwe. Na een gesimuleerde brandstichting door een ontslagen werknemer, moesten ruim 80 bewoners van de zorginstelling worden geëvacueerd. Gelijktijdig had de politie zijn handen vol aan het inrekenen van de verdachte van de brandstichting, die het dak van het gebouw was opgevlucht. Aan de ontruiming werd op vrijwillige basis deelgenomen door circa 20 bewoners van De Zuwe. De overige deelnemers waren figuranten, die echter wel in de rol van zorgbehoevende bewoners werden gebracht. Compleet met rollators, bedden en rolstoelen. Het in veiligheid brengen van verminderd zelfredzame personen was dan ook een be-
langrijk oefendoel voor de hulpverlening. In de weken voorafgaand aan de oefening waren al enkele thema-avonden voor het Woerdense korps georganiseerd, waarbij de brandweerlieden vertrouwd werden gemaakt met de problematiek waarmee mensen met lichamelijke of verstandelijke beperkingen in noodsituaties te maken hebben. Op die avonden werd onder andere de instructiefilm vertoond, die twee jaar geleden door de Taskforce Handicap en Samenleving is vervaardigd in samenwerking met Brandweer De Bilt.
Ook voor de gemeentelijke kolom had de oefening op 22 september oefendoelen. De gemeente beoefende samen met medewerkers van het Rode Kruis het gemeentelijk proces Opvang en verzorging. Ook het registratieproces en de crisisvoorlichting werden beoefend. Volgens de oefenleiding zijn alle oefendoelen gehaald, al kwam de oefening aanvankelijk wat traag op gang. Rob Jastrzebski 3
vru
Ve i l i g h e i d s r e g i o U t r e c h t
Alarmering Waterschappen geborgd “Tijdens de verbouwing blijft de winkel gewoon geopend.”, zeiden we tegen elkaar toen we startten met de doorontwikkeling van de VRU. Al maandenlang wordt er dus nu gewerkt tussen de projectontwikkelaar, aannemers, loodgieters en metselaars. Medewerkers hoesten door het ronddwarrelende bouwstof en overal staan stapels verhuisdozen. En toch… de omzet stijgt nog steeds en er wordt zelfs winst geboekt. Of het nu gaat om Nieuwe Influenza A, een grote multidisciplinaire oefening, uitruk of bestuursrapportage: iedereen blijft doorwerken. En dat gebeurt geïnspireerd, gepassioneerd en gedisciplineerd. Ik begrijp dat een proces als dit stress en onzekerheid met zich meebrengt. Er zijn vragen en niet altijd antwoorden. Ik heb groot respect voor – en ik maak het nu even persoonlijk – jullie allemaal, omdat die winkel door jullie inderdaad geopend kan blijven. Jullie enorme inzet geeft me ook vertrouwen. Niet alleen in onze huidige organisatie, maar juist ook in de toekomst. Want we hebben nu wel een casco gebouwd maar de indeling en inrichting moet nog grotendeels gebeuren. Dat wordt nog een behoorlijke klus waar we ook na 1 januari 2010 onze tanden in moeten zetten. Maar dat doen we met elkaar en ieders mening is daarbij belangrijk (en dat is niet hetzelfde als: iedereen krijgt zijn zin). Ik heb er in ieder geval zin in. Met elkaar bouwen we de VRU tot een innovatief centrum waar op het gebied van veiligheid de gemeenten (en dus de burgers!) volledig op kunnen blijven vertrouwen.
Vanaf oktober 2009 worden ook de in de VRU gelegen waterschappen standaard gealarmeerd bij incidenten die mogelijke gevolgen hebben voor het watersysteem. Dat is althans het streven van de Regionale Alarmcentrale (RAC) van de VRU en de in de regio gelegen waterschappen.
H
Het waterschap heeft er groot belang bij om gealarmeerd te worden bij onder andere grote branden, voertuigen te water en incidenten met gevaarlijke stoffen. Het waterschap kan dan activiteiten verrichten om de aantasting van de waterkwaliteit en het leefmilieu te beperken. Tevens kan het waterschap zorgen dat het waterpeil op orde blijft als bijvoorbeeld grote hoeveelheden water moeten worden onttrokken uit de watergangen. Ook bij wateroverlastsituaties kunnen waterschap en hulpdiensten elkaar versterken.
Vanaf januari 2009 heeft Maurits van Gulick de functie van liaison van de waterschappen overgenomen van Willem Uittenbosch. Van Gulick benadrukt het belang van de alarmering van de waterschappen door middel van een praktijkvoorbeeld: “Bij grote branden kunnen schadelijke stoffen vrij komen. Als deze in het bluswater terecht komen, heeft dat gevolgen voor het oppervlaktewater, riolering en uiteindelijk waterzuiveringsinstallaties. Als de brand geblust is, dan zijn we er nog niet. Volksgezondheid en milieu kunnen in het geding raken.” Sinds enige jaren bestaat de afspraak in de regio Utrecht dat waterschappen de gemeenten en veiligheidsregio’s informeren en zonodig alarmeren bij hoogwatersituaties. Dit is vastgelegd in de rampbestrijdingsplannen van de
Waterschap gealarmeerd door de RAC. Daarnaast is het van belang dat bij andere situaties die gevolgen kunnen hebben voor oppervlaktewater, riolering en waterzuivering, de centralisten, bevelvoerders en Officieren van Dienst (OVD’s) verder bekend raken met de rol die de waterschappen kunnen spelen. “Door het alarmeren kunnen de betrokken diensten sneller essentiële informatie uitwisselen. De waterschappen kunnen bijvoorbeeld het waterpeil tijdelijk verhogen. De brandweer kan hierdoor meer bluswater uit sloten onttrekken met positieve gevolgen voor de brandbestrijding”, aldus Peter Foreman (Coördinator RAC). In 2009 is reeds het initiatief genomen om de Adviseurs Gevaarlijke Stoffen van de brandweer met de waterschappen kennis te laten maken. Ook hebben de officieren van dienst van de politie, GHOR en brandweer kennis kunnen maken met het waterschap tijdens de COPI-dagen. Het voornemen is om ook de bevelvoerders in 2010 kennis te laten nemen van het belang van het betrekken van het waterschap.
Ook bij wateroverlastsituaties kunnen waterschap en hulpdiensten elkaar versterken.
schap gealarmeerd wordt, zijn nu nader uitgewerkt en de alarmering wordt gerealiseerd. Dat bleek niet eenvoudig, op veel van de situaties die voor de waterschappen relevant zijn heeft de meldkamer weinig zicht. Ook de eenheden van de hulpdiensten in het veld spelen dus een rol om melding te maken van watergerelateerde zaken. Bij een aantal standaard incidentclassificaties, zoals ‘auto te water’ wordt vanaf oktober het betreffende
Bart van Rosmalen (Teamleider Repressie Nazorg BRUL) en Arthur van Colmjon
kalender
Multidisciplinair opleiden en oefenen 2009
Onze branche vráágt om opleidingen en oefeningen, zodat de functionarissen ook multidisciplinair goed voorbereid zijn ten tijde van een ramp. Al deze opleidingen en oefeningen zijn in een handzame kalender weergegeven. Deze kalender treft u met ingang van deze editie in de VooRU. Per maand staat aangegeven welke opleidingen en oefeningen plaatsvinden. Alle teams komen aan bod. Van COPI teams tot RCBT teams, van notulisten en plotters tot burgemeesters. De kalender is samengesteld door vertegenwoordigers van BGC, Bureau GHOR en de BRUL vanuit de Veiligheidsregio Utrecht en BCCB vanuit de politie Utrecht. Heeft u vragen over deze kalender of wilt u informatie? Neemt u dan gerust contact op via (030) 2404416 of
[email protected]
Datum
Hans Wink
diverse dijkringen. Implementatie van de nieuwe afspraken moet borgen dat alle inliggende waterschappen door de Veiligheidsregio Utrecht op dezelfde wijze betrokken worden. Uittenbosch heeft in 2008 de basis gelegd voor afspraken in het kader van alarmering. Deze afspraken, over hoe en in welke gevallen het water-
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De VRU VooRUit
Type opleiding/oefening
Doelgroep
Trainingen centralisten meldkamer + CaCo COPI Training Trainingen centralisten meldkamer + CaCo
Centralisten + CaCo Gehele COPI-team Centralisten + CaCo
Oktober 1 okt. 6 t/m 8 okt. 27 okt.
November
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
4 nov. 4 nov. 13 nov. 25 nov. 26 nov.
Praktijkoefening Rijkswaterstaat Workshop / Oefening Trainingen centralisten meldkamer + CaCo Masterclass Trainingen centralisten meldkamer + CaCo
COPI-team + Meldkamer Leden RBT, inclusief derden Centralisten + CaCo Burgemeesters Centralisten + CaCo
NB: Wijzigingen onder voorbehoud
colofon
4
VooR U is het relatiemagazine van Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het is bedoeld om het de partners in rampenbestrijding en crisisbeheersingin de regio én landelijk op de hoogte te houden over de activiteiten van en binnen de VRU. Veiligheidsregio Utrecht bestaat uit de onderdelen Brandweer Utrechts Land (BRUL), Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC). Ieder onderdeel heeft zijn eigen katern in het blad. Het hoofdkatern bestaat uit multidisciplinair, bestuurlijk en strategisch monodisciplinair nieuws voor alle partners. VooR U verschijnt minimaal vier keer per jaar. Hoofd- en eindredactie: Afdeling Communicatie Redactie-adres: Veiligheidsregio Utrecht, t.a.v. afdeling Communicatie, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht, e-mail:
[email protected] Vormgeving: Hendrik Flinterman Druk: Zuidam Uithof Adreswijzigingen en of functiewijzigingen: svp doorgeven via e-mail adres
[email protected]. Wij hebben u in het januari nummer gevraagd of u een antwoordkaart wilde invullen. Op dit moment zijn wij druk bezig met het verwerken van de kaarten. Het kan dus zijn dat uw adreswijziging nog niet is verwerkt. Onze excuses voor het ongemak.
Brandweer Utrechts Land
Minister Ter Horst spreekt op afstand het NVBR-congres toe. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
NVBR-congres 2009
In dit katern:
‘Kiezen en delen’
Onderzoek naar het nieuwe leren pagina 6
Kiezen en delen’ luidde de titel van het jaarcongres 2009 van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Honderden brandweerfunctionarissen discussieerden op 1 en 2 oktober in Veldhoven over de toekomst van de brandweer. De brandweer staat voor belangrijke keuzes ten aanzien van de koers van de organisatie richting de toekomst.
Het programma werd net als vorig jaar ingeleid door enkele korte documentaires van Fons de Poel, TV-journalist en ook dit jaar weer dagvoorzitter tijdens het congres. De introductie onderstreepte nog eens wat iedereen eigenlijk al wist: de brandweer heeft een ijzersterk imago en het is in Nederland met kop en schouders de meest populaire beroepsgroep. Maar dat imago heeft ook een keerzijde, bezwoer NVBR-voorzitter Caroline
van de Wiel. “Want doordat de brandIn een forumdiscussie spraken Caroline van de Wiel, Thom de Graaf, weer zich in dat imago prettig en veilig voelt, lijkt de organisatie soms stil te voorzitter van het Veiligheidsberaad staan en ontbreekt het aan een natuur- en Esther Lieben, districtscommandant Waterweg in de Veiligheidsregio lijke drive voor verandering en vernieuwing. De brandweer wordt dus Rotterdam-Rijnmond over kansen en uitdagingen voor de brandweer. De eigenlijk door haar positieve imago ‘gegijzeld’.” kern van de discussie: de brandweer Dat moet de komende jaren verandemoet nieuwe partnerschappen aangaan met de omgeving. ren. De brandweer moet “Nu moeten we zien te Niet alleen met de zich op een innovatieve bereiken dat ook de manier ontwikkelen tot traditionele operaeen brede maatschappetionele samenwermensen die met hun lijke hulpverleningsorga- kennis en deskundigkingspartners, maar nisatie, die ook in staat is ook met tal van exheid helpen om te te voorzien in de veiligterne maatschappevoorkómen dat er brand lijke partners, zoals heidsbehoefte van de samenleving in de komen- uitbreekt als helden woningcorporaties, de decennia. Hoe de ouderenorganisaties, worden gezien.” brandweer de komende wijkverenigingen en jaren de juiste richting op kan worden de zorgsector. Daar liggen de kansen gestuurd, daarover ging het dit jaar om de koers van de brandweer te vertijdens het congres. leggen van het traditionele branden
Inzet rietenkapspecialisten gestructureerd pagina 10 FOTO: MARCEL KRADOLFER
O
Om de spil te blijven in het veiligheidsbeleid, moet de brandweer veel meer interactief kennis en expertise delen met andere maatschappelijke instanties en het bedrijfsleven. De organisatie van de hulpverlening over pakweg 30 jaar zal er heel anders uitzien dan de brandweer van nu, zo maakte een forumdiscussie op de eerste congresdag duidelijk.
‘Vurige zomer’ in Mijdrecht pagina 8
Waar helden mensen worden. Het nationale brandweermonument in voorbereiding pagina 11
씰
brul
Brandweer Utrechts Land blussen naar het voorkómen van incidenten en het vergroten van de veiligheid in de samenleving. ‘Community Safety’, waarbij de overheid en burgers de handen ineenslaan om samen de veiligheid in de samenleving te bevorderen, heeft de toekomst. Minister Ter Horst van BZK was ‘op afstand’ aanwezig via een videoconferentieschakeling. Ook zij vindt dat de brandweerorganisatie moet veranderen. De minister sprak de zaal via een groot videoscherm toe met de woorden: “Brandweerlieden die mensen redden en branden bestrijden worden terecht gezien als helden. Nu moeten we zien te bereiken dat ook de mensen die met hun kennis en deskundigheid helpen om te voorkómen dat er brand uitbreekt als helden worden gezien.”
Brandweer Zeist wint Jan van der Heijdenprijs Brandweer Zeist heeft tijdens het NVBR-congres in Veldhoven de Jan van der Heijden Innovatieprijs 2009 in de wacht gesleept. De prijs wordt jaarlijks toegekend aan een brandweerorganisatie die zich onderscheidt door vernieuwing en vooruitstrevendheid op technisch, organisatorisch of maatschappelijk gebied. De jury liet dit jaar zijn keuze vallen op het project ‘BHV-opleiding voor VMBO-scholieren’ van Brandweer Zeist. Het mes snijdt bij dit project aan twee kanten. Volgens commandant Frank Slob draagt het project bij aan het doorbreken van de negatieve beeldvorming en het negatieve zelfbeeld dat veel VMBO-scholieren van zichzelf hebben, omdat zij zich actief inspannen om daadwerkelijk iets te kunnen betekenen in de veiligheid op hun toekomstige werkplek.
De gelukkige Zeistenaren met de felbegeerde innovatieprijs.
Aan de andere kant krijgen bedrijven gemakkelijker opgeleide bedrijfshulpverleners binnen hun organisatie. Voor veel bedrijven blijkt het moeilijk om mensen te motiveren een opleiding tot
bedrijfshulpverlener te volgen. Die bereidheid of al aanwezige BHV-kennis blijkt bij veel bedrijven een pluspunt bij sollicitatie. “Jongeren die op school al een BHV-cursus hebben gevolgd vergroten dus ook nog eens hun kansen op de arbeidsmarkt”, aldus Slob.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
씱
Rob Jastrzebski
Onderzoek naar het nieuwe leren Onderzoeksresultaten bijscholing en blijvende vakbekwaamheid Als straks het Besluit personeel veiligheidsregio’s een feit is, gaan we bij de brandweer voortaan uit van het concept Een leven lang leren. Het betekent bijvoorbeeld dat er meer werk gemaakt gaat worden van bijscholing en van blijvende vakbekwaamheid. De VRU zette twee onderzoekers aan het werk om de regionale situatie op die punten te inventariseren.
M
Daarom wilden we eerst weten hoe die vakbekwaamheid op dit moment door de korpsen wordt bijgehouden: wat wordt precies geregistreerd, in welke mate en met welk systeem? De oefencoördinatoren is daarnaast gevraagd wie de oefening uitzet, of er wordt deelgenomen aan regionale oefeningen, of deelnemers beoordeeld worden
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Marco van der Zee van de afdeling Opleiden & Oefenen van de VRU is één van die twee onderzoekers. De andere, Marcel van Westendorp, is alleen op tijdelijke basis werkzaam geweest en heeft de VRU-organisatie inmiddels weer verlaten. Van der Zee kent de resultaten van beide onderzoeken: “De kernvraag van het onderzoek
Er blijkt vooral behoefte aan bijscholing in nieuwe ontwikkelingen in de brandbestrijding, zoals het RSTV-model.
6
van Marcel was ‘hoe leggen we in de toekomst de vakbekwaamheid van brandweerpersoneel vast.’ Voor het nieuwe functiehuis waarmee we bij de brandweer op termijn gaan werken heeft het NIFV 31 functies omschreven met bijbehorende kwalificatieprofielen en functie-eisen. Bij de afdeling O&O wilden we graag weten wat de nieuwe functie-indeling voor gevolgen heeft voor de VRU, want bij elke functie hoort een bepaalde vakbekwaamheid die structureel onderhouden en vastgelegd moet worden.
en welke actie wordt ondernomen als er een onvoldoende valt. Om dat te inventariseren zijn in april en mei vragenlijsten naar de korpsen gestuurd. Aan het begin van de zomer resulteerden deze in een rapportage.
Resultaten registratie vakbekwaamheid Uit het onderzoek bleek dat de korpsen nu met zo’n zeven verschillende oefenregistratie-pakketten werken. Dat zal gestroomlijnd moeten worden, zodat we op termijn één registratiesysteem gebruiken. Verder kwam naar voren dat de vakbekwaamheid op dit moment voor 99 procent kwantitatief wordt geregistreerd: heeft iemand aan
oefening A deelgenomen of niet. In de toekomst willen we ook kwalitatief gaan meten en bijhouden of iemand naar behoren heeft gefunctioneerd. Daar kunnen consequenties aan vast zitten, hetgeen in lijn is met het toekomstige landelijke beleid. Een volgende stap is dat ook inzichtelijk is naar welke incidenten iemand is uitgerukt en hoe zijn of haar ervaring zich opbouwt. Onze stip op de horzon is een situatie waarin alle registraties aan elkaar gekoppeld zijn en je met een druk op de knop kunt zien hoe goed iemand geoefend is, welke repressieve ervaringen iemand heeft opgedaan, wanneer de eerstvolgende keuring gepland is, et cetera. De registratie vindt ook in de toekomst lokaal plaats, maar zal wel regionaal zichtbaar zijn. Bij het zien van het regionale plaatje kunnen trends gesignaleerd worden. Zo kan blijken dat iedereen bij een korps X laag scoort op vaardigheid Y. Dan weet je dat er bij X meer aandacht moet worden besteed aan vaardigheid Y en dat er lokaal bijscholing nodig is. Op die manier heeft dit onderzoek raakvlakken met andere delen van de organisatie.”
Bijscholing De bijscholingsbehoefte binnen de regio is door Van der Zee onderzocht: “Ik heb eerst mijn blik op de landelijke ontwikkelingen gericht. Afgaande op het concept Besluit personeel veiligheidsregio’s moeten we in de toekomst meer gaan doen dan alleen (initieel) opleiden, we moeten ook bijscholen. In het vakbekwaam worden zijn we aardig goed, maar we moeten ook vakbekwaam blijven. Daar is nu geen structurele aandacht voor, dat doen we nu alleen door middel van oefenen. Bijscholen is meer dan alleen de bestaande vaardigheden beoefenen, het is ook het leren van nieuwe dingen. Het zit tussen opleiden en oefenen in. Bijscholing staat middenin het concept Leven lang leren dat op termijn ook in
onze regio geïmplementeerd gaat worden. In de tussentijd gaan we niet af zitten wachten tot de invoering van het Besluit. Daarom heb ik onderzocht welke behoefte er bij de korpsen aan bijscholing bestaat.
Resultaten bijscholingsbehoefte Er bleek het meest behoefte te zijn aan bijscholing op het gebied van nieuwe ontwikkelingen in de brandbestrijding, zoals het rstv-model (rook, stroming, temperatuur, vlamfront) en de nieuwe wijzen van straalpijpvoering. Wat nu nog teveel gebeurt is dat iemand die net de leergang Manschap A heeft doorlopen en getraind is in de nieuwe technieken na instroming bij een korps te horen krijgt: ‘dat is allemaal leuk en aardig, maar hier doen we dat anders.’ Nieuwe methoden en technieken sterven op die manier een zachte dood. De korpsen zijn zich daarvan bewust, hetgeen ik zeer positief vind. Bij de VRU begint nu ruimte te ontstaan om bijscholing op een dergelijk gebied gestalte te geven. Een volgende stap is het bijscholen van oefenleiders en instructeurs in het kader van de nieuwe opleidingsstructuur. Daarbij gaan we uit van de olievlek-methode: de VRU verzorgt de bijscholing van bevelvoerders, instructeurs en oefenleiders. Dezen verspreiden dat weer verder in de korpsen. We hebben bij de VRU onvoldoende capaciteit om iedereen zelf op te leiden, maar er is draagvlak voor deze manier van werken. ‘Geef ons de stof en de middelen, dan zorgen we zelf voor de rest’ is wat we van de korpsen horen. Een derde bijscholingsonderwerp is OGS. Niet zozeer nieuwe ontwikkelingen, als wel het opfrissen van bestaande kennis. Tot slot zijn we bezig met een bijscholingsprogramma voor OVD’en en bijscholing op gebied van rietenkap-branden en natuurbranden. Vanaf 2010 gaan we met de bijscholingsprogramma’s starten.” Piet Peeters
brul
Brandweer Utrechts Land
Goede aansluiting op praktijk
Nieuwe opleiding ‘Manschap A’ Op 15 en 16 oktober leggen de eerste 23 cursisten van de brandweeropleiding ‘Manschap A’ het nieuwe praktijkexamen af. De eerste twee klassen volgens de nieuwe opleidingsstructuur zijn in januari begonnen en de cursusleiding is tevreden met het verloop van de opleiding tot dusver. Wel is de cursus na een tussentijdse evaluatie op enkele details aangepast. Inmiddels is eind september een nieuwe lichting van 60 aspirant-brandweerlieden aan de opleiding begonnen.
H
“Het algemene beeld van de eerste twee cursusgroepen is dat het goed loopt”, verklaart Herbert Kolkman, cursuscoördinator manschapopleidingen van de VRU. “Het doel van de herziening van de opleiding, een meer praktijkgerichte benadering met minder ballast in de lesstof, lijkt te worden gehaald. Door de praktischer benadering, die meer op de functie van de brandwachten is toegesneden, is de cursusduur verkort van twee jaar naar anderhalf jaar. Bovendien kunnen de cursisten via de nieuwe werkwijze van een leerwerkplek binnen een korps al tijdens hun opleiding leren wennen aan het werken binnen een brandweerorganisatie. Ze zullen hierdoor sneller aarden in de praktijk. Voor zowel de instructeurs als de cursisten werkt de nieuwe cursus ook prettiger, omdat niet langer sprake is van traditionele éénrichtingsoverdracht van lesstof, maar van een combinatie van theorie en praktijk, gecombineerd met zelfstudie waarin de cursisten hun lessen voorbereiden.”
wordt verwacht en hoeveel tijd ze in totaal kwijt zijn met de opleiding. Dan kunnen zij hier in hun sociale leven ook beter rekening mee houden. Voor
de nieuwe klassen die inmiddels van start zijn gegaan hebben we daarom een startbijeenkomst georganiseerd, om de cursisten zo gedetailleerd mogelijk
te informeren over alle organisatorische aspecten van de opleiding, de verwachte studiedruk en het tijdsbeslag.”
Alex Savelkoul - aspirant Brandweer Utrecht-Vleuten:
Peter de Kok - aspirant Brandweer Woudenberg:
Juliaan de Graaf - aspirant Brandweer Bunschoten:
“De start van de opleiding was in mijn ogen een beetje moeizaam, omdat ik tijdens de oefenavonden nog niet echt mee kon doen. Ik was dan ook blij toen ik ook echt praktisch aan de slag kon met de praktijkopleiding. De opleiding voldoet aan mijn verwachtingen. Zowel fysiek als qua theorie is het goed te doen. Maar de cursus vraagt wel meer tijd dan ik had verwacht. Eén reguliere oefenavond in de week, vaak nog aangevuld met een avond met de leerwerkplekbegeleider en diverse praktijkdagen; dat is soms lastig te combineren met mijn werk als fysiotherapeut. Maar door mijn motivatie om in teamverband iets voor de samenleving te willen doen, zet ik door.”
“Door mijn werk als adviseur veiligheid voor een adviesbureau heb ik al feeling met de brandweerwereld. De theorie in de opleiding is daardoor niet moeilijk voor mij. Het praktijkdeel van de opleiding is het leukst, omdat je dan echt actief bezig bent vaardigheden op te doen voor het vak. In mijn ogen is de opleiding een goede functiegerichte voorbereiding op de praktijk. Het kost wel veel tijd, maar dat heb ik er wel voor over, want ik wil graag verder in de brandweerwereld. De organisatie van de opleiding liet in deze pilot soms nog wel wat te wensen over, instructeurs waren niet altijd op de hoogte van met name de organisatie rond de leerwerkplekopdrachten en meerdere malen is de planning gewijzigd. Dit laatste is soms erg lastig in combinatie met je dagelijks werk en je privésituatie. Maar alles bij elkaar is het een erg leerzame en leuke opleiding ter voorbereiding op het brandweerwerk.”
“Het praktijkgerichte karakter van de manschapopleiding spreekt mij erg aan. Het is nuttig dat ieder hoofdstuk in de lesstof begint met een duidelijk praktijkvoorbeeld. Bijvoorbeeld een nieuwsbericht over wat er fout kan gaan bij een brandweerinzet als zich een explosie of flashover voordoet. Zo worden we als aspiranten al vanaf het begin getraind in het letten op veilgheidsaspecten en risico’s tijdens de inzet. Ik vind het ook goed dat we na iedere praktijktraining direct terugkoppeling krijgen van de instructeurs van wat er goed ging en wat niet. Zo krijg je direct de gelegenheid om jezelf op die punten te verbeteren. Al met al een leuke opleiding en een goede praktijkvoorbereiding.”
Rob Jastrzebski
Positieve ervaringen dus volgens de cursusleiding. Maar uit de eerste cursus zijn ook wel enkele lessen getrokken, die inmiddels tot enige opleidingstechnische aanpassingen hebben geleid. Zo bleek volgens Herbert Kolkman de leerstof ‘levensreddend handelen’ een te grote studiebelasting voor de aspiranten in hun eerste opleidingsfase. Daarom is dit deel van de basisopleiding teruggebracht van zes naar twee lessen. In de cursusopbouw worden theorielessen gecombineerd met praktijktrainingen. Te beginnen met hittegewenning en flashovertrainingen, om de aspiranten al in een zo vroeg mogelijk stadium te doordringen van het belang van veiligheid en het hebben van oog voor risico’s. Daarna volgen meerdere praktijktrainingsdagen, waarbij daadwerkelijke inzetten moeten worden uitgevoerd. De cursisten leren dan praktisch te werken in een bevelsstructuur, met procedures en verbindingen.
Verwachtingsmanagement Een ander punt van aandacht is dat de cursisten bij de start van de opleiding geen goed beeld hadden van de studiebelasting. Die blijkt behoorlijk pittig en kan soms ingrijpen in de tijdsbesteding van de aankomende brandweerlieden. Ook moeten de cursisten regelmatig vrij nemen van hun werk voor praktijktrainingen en leerwerkplekopdrachten. Herbert Kolkman: “We hebben de conclusie getrokken dat we voorafgaand aan de cursus goed moeten investeren in verwachtingsmanagement. We willen de cursisten nog beter voorbereiden op wat precies van hen
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
Levensreddend handelen
7
brul
Vuurzee op de Productieweg op 3 juli.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Brandweer Utrechts Land
‘Vurige zomer’ in Mijdrecht Mijdrecht heeft een ‘vurige zomer’ achter de rug. In twee maanden tijd werd de ‘hoofdstad’ van de gemeente de Ronde Venen maar liefst twee keer getroffen door een zeer grote brand. In de nacht van 3 juli gingen twee grote bedrijfspanden aan de Handelsweg en de Productieweg in vlammen op. Op 31 augustus kraaide de rode haan opnieuw, deze keer op de Nijverheidsweg. geactiveerd. Wel liep het pand grote brand-, rook- en waterschade op.
Weerbarstige klus Omdat een enorme rookkolom met veel verbrand papier door de windrichting pal over de bebouwde kom van Mijdrecht trok, werd opgeschaald naar coördinatiefase GRIP 2. Vanuit het Regionaal Operationeel team in Utrecht werd de zorg voor het benedenwindse effectgebied geregeld. De Adviseur Gevaarlijke Stoffen liet meetverkenners alarmeren om metingen te doen in het gebied waar de rook overheen trok, maar stelde vast dat van een bedreigende situatie voor de bevolking geen sprake was. Daarop werd weer afgeschaald naar GRIP 1. Wel kwamen onderdelen van het gemeentelijk apparaat in actie, onder andere om de voorlichting aan de bevolking en ondernemingen op het industrieterrein in gang te zetten. De brandende papierloodsen van de firma Colombier bleken een zeer weerbarstige klus voor het omvangrijke brandweerleger dat zich op het Mijdrechtse industrieterrein had verzameld. Na enkele uren kon weliswaar het sein brand meester worden gegeven; de nablussing nam nog drie dagen in beslag. Daarbij werd aflossing verzorgd door honderden brandweerlieden van twintig korpsen uit de regio. Om de hardnekkig smeulende brandhaarden in de ingestorte loodsen af te blussen, werd de complete con-
Brandweer
in actie
8
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
D
De brand op 3 juli brak uit in een opslagloods van papierfabriek Colombier aan de Handelsweg. Nog vóór aankomst van de eerste brandweereenheden had het vuur al een tweede aangrenzende loods met rollen papier verzwolgen. De vuurzee was enorm en door de grote stralingshitte sloeg de brand over naar een magazijn voor printercartridges aan de Energieweg en een handel in fietsonderdelen op de hoek van de Productieweg. Hoewel na opschaling tot zeer grote brand vijf tankautospuiten van de korpsen Mijdrecht, Wilnis, Vinkeveen en Vleuten ter plaatse kwamen, was deze inzet nog niet voldoende om de brand in te sluiten. Daarom werd in tweede instantie een brandbestrijdingspeloton uit het district Rijn & IJssel gealarmeerd. De waterwinning werd verzorgd door twee dompelpompen vanuit de ringvaart nabij het industrieterrein. Om de blussing te ondersteunen werden ook drie redvoertuigen ingezet, waaronder een autoladder uit Amsterdam. De brandbestrijding kreeg hierdoor een interregionaal karakter. Voor de brandende bedrijven mocht die opschaling niet meer baten. De brand had zich dermate snel ontwikkeld dat de panden al bij aankomst van de eerste brandweereenheid verloren waren. De brandoverslag naar de opslagloods met cartridges bleef beperkt, doordat de sprinklerinstallatie in het complex door de hitte werd
Brand en brandweer op herhaling op 31 augustus.
structie van de gebouwen met grote grijperkranen verwijderd, waarna de op elkaar gestapelde papierrollen uit elkaar werden getrokken. Hoe hardnekkig brand in een papieropslag kan zijn, mag blijken uit het feit dat zelfs enkele weken later nog regelmatig moest worden uitgerukt naar het terrein om weer oplaaiende vuurhaarden te blussen.
Op herhaling Op 31 augustus konden de brandweerkorpsen van de Ronde Venen en omstreken op herhaling, toen zich opnieuw donkere rookwolken boven het Mijdrechtse industrieterrein verhieven. Nu stonden een caravanen recreatiebedrijf en een constructie-
bedrijf aan de Nijverheidsweg in lichterlaaie. Ook deze brand leidde tot een flinke opschaling en tot afkondiging van GRIP-1. Met waterkanonnen werden belendende bedrijfspanden afgeschermd en die opzet slaagde. De brandende bedrijven zelf konden niet worden gered. Daarop werd besloten tot de tactiek ‘gecontroleerd uitbranden’. De panden aan de Nijverheidsweg bleken van dezelfde eigenaar te zijn als de bedrijven die in juli verloren gingen. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de branden verband houden met elkaar. Rob Jastrzebski
brul
Brandweer Utrechts Land
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
optrekjes ten prooi vielen aan het vuur. De vuurbelasting was dermate groot dat ook enkele loodsen van de caravanhandel en omliggende bedrijven ernstig gevaar liepen. Alle aandacht van de brandweerkorpsen Soest en Soesterberg was er in eerste instantie dan ook op gericht brandoverslag naar de belendingen te voorkomen.
Vijfendertig caravans in vlammen op In de nacht van 9 juli werden 35 caravans bij een caravanhandel in Soesterberg door een laaiende vuurzee tot schroot en as gereduceerd. De brand op het terrein van Caravan Service Soesterberg aan de Amersfoortsestraat brak rond 2 uur ’s nachts uit.
H
Het vuur woedde op het buitenterrein waar tientallen caravans en campers dicht op elkaar stonden geparkeerd. Economisch ruimtegebruik vanuit het
Zo ook in dit geval. De vlammen grepen in een razend tempo om zich heen van caravan naar caravan, waardoor in korte tijd 35 mobiele vakantie-
oogpunt van de caravanbedrijven, maar een crime voor de brandweer, die bij een brand dan meestal niet veel meer kan redden.
Aanvankelijk leek de bluswaterwinning een groot knelpunt, maar uiteindelijk kon toch gebruik worden gemaakt van twee brandkranen op de Amersfoortsestraat en een waterwinplaats op een militair complex dat grensde aan de achterkant van het brandterrein. De brand kon daardoor van drie kanten worden ingesloten, waarna de brandende caravans konden worden afgeblust. Eén caravanloods liep grote brandschade op door de stralingshitte. Een ander aandachtspunt voor de ingezette brandweereenheden van Soest en Soesterberg vormde de aanwezigheid van gasflessen en brandstoftanks in de caravans en campers. Tijdens de brand explodeerden meerdere gasflessen, maar niemand raakte gewond. Rob Jastrzebski
Veel ‘gezeik’ tijdens succesvolle brandbestrijding Bij de grote brand in sociaal-cultureel centrum Nieuwoord in Houten op 14 juni, werd niet alleen tegen het vuur gestreden, maar ook tegen een volle blaas. Bij de brandbestrijding werden meer dan vijftig brandweerlieden, afkomstig uit Houten, Schalkwijk, Werkhoven, Cothen en Vianen ingezet. Officier van Dienst Paul van Oostrum kreeg al snel veel signalen van ‘hoge nood’ van de ingezette manschappen.
Brandweerlieden dragen ‘paaltje’ bij aan brandweerpost Tweeëndertig vrijwilligers droegen op 2 september in Houten zelf de eerste paal van hun nieuwe brandweerpost naar de heimachine. Burgemeester Cor Lamers ‘sloeg’ vervolgens met de heimachine de paal de grond in. De rood geschilderde paal was voorzien van de tekst ‘Post Oost- 02-09-2009’.
D
De nieuwbouw brengt de uitrukpost naar de vrijwilligers in de woonwijken van Houten-Oost. Zo wordt voorkomen dat in de toekomst de zorgnormen worden overschreden, omdat de brandweerlieden in Houten-Oost te ver van de kazerne wonen. Het bestaande verzorgingsgebied van de post Houten zal daarom in een westelijken oostelijk deel worden gesplitst. De nieuwe post dient als uitruklocatie in de avond, nacht en in het weekend. Omdat de brandweerlieden dicht in de buurt van de post wonen, zullen de
opkomsttijden bij alarm flink korter worden. Verschillende werkgroepen zijn actief betrokken in de organisatieverandering, het aanpassen van de uitrukprocedures en de inrichting en het beheer van het gebouw. In het gebouw is veel transparant materiaal opgenomen, waardoor het werk van de brandweer zichtbaar is voor de omgeving. De verwachting is dat de post eind november feestelijk geopend zal worden. Evert de Graaf
FOTO: EVERT DE GRAAF
FOTO: EVERT DE GRAAF
V
Van Oostrum: “Omdat de korpsleden abrupt uit bed waren gestapt, hadden zij geen tijd voor de gebruikelijke ochtendtoiletgang. Nadat de meeste stress was weggeëbd en het sein ‘brand meester’ klonk, werd de roep om een toiletbezoek dan ook steeds luider.” Door de vrije ligging van het gebouw en de enorme toeloop van ramptoeristen, was wildplassen midden in de woonwijk geen optie voor de brandweerlieden. Gelukkig stelde de bewoonster van een dichtbij gelegen woning haar toilet beschikbaar voor iedereen. Daags na het incident is als dank een grote bos bloemen afgegeven. Van Oostrum: “Bij dit incident werden een ‘eigen’ toiletfaciliteit maar ook hygiënische middelen voor de vrouwelijke leden node gemist. Vreemd eigenlijk, als je er goed over nadenkt, dat bij een groot of langdurig incident niet standaard een mobiel toilet neergezet wordt. Zoiets is professioneler en buitengewoon functioneel. Het korps heeft zelf ook gekeken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van een eigen inzetbare brandweerDIXI met ophaal/reiniging afroepcontract. Inmiddels is dit onderwerp ook al binnen de veiligheidsregio ingebracht en in onderzoek. Wat wel direct gerealiseerd kon wor-
Hoge nood bij langdurige klussen. Wordt het wildplassen en improviseren of komt er een mobiel toilet?
den waren de FRESH4U doosjes met daarin maandverband en plastuitjes. Deze liggen inmiddels op alle vier de uitrukkende voertuigen. Van Oostrum: “ondanks het vele ‘gezeik’ was er sprake van een zeer succesvolle gezamenlijke inzet. Van het voorhuis was de zolder en het dak volledig weggebrand en liep de onderliggende verdieping veel waterschade op. Het achtergedeelte, inclusief zolder waarop heel veel verenigingsmaterialen lagen opgeslagen, bleef met wat rook en roetschade gelukkig gespaard.” Evert de Graaf
9
brul
Brandweer Utrechts Land
Inzet rietenkapspecialisten gestructureerd Met ingang van oktober staan vier brandweerkorpsen in de regio paraat om specialistische ondersteuning te leveren bij branden in rieten daken. De korpsen Cothen, Werkhoven en Kockengen verrichtten deze taak al langer; sinds kort is ook het korps Kamerik toegetreden tot de ‘rietenkapbrandweer’. Om deze ondersteunende taak beter te structureren, wordt vanaf nu volgens een vaste alarmeringsprocedure gewerkt. Ook heeft de VRU vier aanhangers en een collectief valbeveiligingssysteem ten behoeve van de vier korpsen aangeschaft. De rietenkapspecialisten kunnen daardoor beter beschermd werken op brandende rieten daken.
B
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Bij de vier korpsen is van oudsher veel kennis over rieten daken en het brandgedrag in dergelijke dakconstructies aanwezig. Deels door de praktijkervaring met rietenkapbranden in de landelijke gemeenten, deels omdat zich onder de vrijwilligers professionele rietdekkers bevinden. Van die expertise is de afgelopen jaren al bij veel dakbranden in de regio gebruik gemaakt en meerdere kapitale boerderijen en woningen zijn dankzij de
Een van de nieuwe materiaalaanhangers voor de rietenkapspecialisten.
inzet van de specialisten grotendeels behouden gebleven. Door de toenemende vraag naar de inzet van de rietenkapspecialisten ontstond ook de behoefte om deze taak strakker te structureren. Tot dusver gebeurde de inzet min of meer adhoc, wanneer een lokale bevelvoerder of officier van dienst erom vroeg. De specialisten werden daardoor niet bij alle rietenkapbranden gealarmeerd. Momenteel wordt gewerkt aan een alarmeringsprocedure in GMS, zodat de specialisten vanaf nu bij melding van brand in een rieten dak standaard worden meegealarmeerd. Behalve de alarmeringsprocedure is ook de uitrusting van de betrokken korpsen flink uitgebreid. De afgelopen jaren rezen bij inzetten vragen over de risico’s die brandweerlieden bij het werken op beschadigde en soms gladde rieten daken lopen. Door de rietdekkers zelf werd de behoefte geuit om een geschikt valbeveiligingssysteem aan te schaffen, om ernstige ongelukken bij een brandweerinzet te voorkomen. In het voorjaar van 2008 werd in Cothen een valbeveiligingssysteem in de vorm van een modulair op te
bouwen hekwerk uitgetest. Het systeem bleek niet aan de eisen van de brandweerlieden in de praktijk te voldoen en is aan de hand van de uitkomsten van de test aangepast. Dit jaar werd een geschikte valbeveiliging opgeleverd en daarvan heeft de VRU er in augustus vier aangeschaft. Inclusief vier aanhangers voor het vervoer. Arian van Donselaar, projectleider voor de organisatie van de rietenkapspecialisten bij de VRU, licht toe hoe de inzet in de praktijk wordt georganiseerd. “De vier korpsen treden regionaal op ter ondersteuning van de eerstelijns brandweerinzet. Zij rukken altijd uit in de vorm van een ‘tandem’. Twee korpsen met twee uitrustingen, die elkaar aanvullen, vormen samen een eenheid met volledige uitrusting en valbeveiliging. De westkant van de regio wordt hierbij bediend door de korpsen Kamerik en Kockengen, terwijl de oostkant wordt gedekt door Cothen en Werkhoven. Als de specialisten arriveren zal de plaatselijke brandweer vrijwel altijd al aan het blussen zijn. Dat blijft ook zo. Zij verrichten hun inzet volgens hun eigen lokale inzetprocedure. Als de specia-
Brandweer bedwingt Mont Blanc De eerste Brandweer Mont Blanc Expeditie is succesvol verlopen. In juli 2009 hebben 22 brandweermannen en vrouwen in twee teams tijdens een bergsportweek een poging gewaagd om de Mont Blanc (4807 meter) te bedwingen.
M
Maar liefst 20 expeditieleden zijn er in geslaagd om de top van de hoogste berg van de Alpen te halen. De organisatie van de beklimming was in handen van Brandweer Nederland (Eric Vaartjes, Klaas de Graaf en Aletha Huisman) en Mountain Network, een organisatie die thuis is in de berg- en buitensport.
Mont Blanc staat weet je dat er in de Alpen niets hoger is dan dat. Het was ook een jaar van voorbereiden en dat is nu ook achter de rug. Wat me verder is bijgebleven is dat we het erg hebben getroffen met de gidsen die ons door extreme weersomstandigheden hebben geloodst. Het beklimmen van de Mont Blanc is letterlijk en figuurlijk topsport.” De beklimming van de Mont Blanc was voor de deelnemers een doel op zich. De organisatoren hadden een goed doel aan de expeditie gekoppeld. Brandweerzorg in ontwikkelingslanden op een hoger niveau brengen is het doel dat de Stichting Brandweer Zonder Grenzen zichzelf heeft gesteld. Dit doet de stichting door materiaal en trainingen te geven aan lokale brandweerkorpsen in ontwikkelingslanden.
10
Een van de organisatoren én deelnemers van de Mont Blanc Expeditie was Eric Vaartjes (brandweer Nieuwegein): “Het waren 9 lange maar ook te korte dagen om goed te kunnen beseffen wat ik heb meegemaakt in de Alpen. Wanneer je op de top van de
Voor meer informatie over de Stichting Brandweer Zonder Grenzen, en een uitgebreid verslag en foto’s van de deelnemers aan de beklimming van de Mont Blanc, kunt u terecht op de website www.brandweer-expeditie.nl Arthur van Colmjon
listen aan het werk gaan op het dak, moet eerst de valbeveiliging worden opgebouwd. Omdat twee posten worden gealarmeerd, kan één post de valbeveiliging opbouwen op de rand van het dak, terwijl de tweede ploeg de overige uitrusting gereed maakt voor inzet.” De inzet van de teams is door de uitbreiding van de uitrusting met valbeveiliging in logistiek opzicht wel gecompliceerder geworden. Veel oefenen moet de ploegen routine bijbrengen in het snel opbouwen van de valbeveiliging, zodat zo snel mogelijk kan worden begonnen met de daadwerkelijke job: het isoleren en bestrijden van de brandhaard in het riet. In oktober worden per district twee informatieavonden voor de korpsen gehouden, om uitleg te geven over de nieuwe procedure en over de samenwerking tussen de lokale korpsen en de ondersteunende specialisten. Over een jaar zal de organisatie van de rietenkaptaak worden geëvalueerd, om na te gaan of technisch of organisatorisch nog verdere aanpassingen gewenst zijn. Rob Jastrzebski
Gehoord op de achterbank
Waar helden weer mensen worden Het nationaal brandweermonument in voorbereiding In de Smeepoortstraat in Harderwijk hangt op het herbouwde pand van nr. 33-35 een herinneringsplaquette, tegenover de plek waar vroeger de Haarlemse Koningkerk stond bevindt zich een zuil, in De Punt is dit voorjaar een monument onthuld op de plaats van de uitgebrande botenloods. Nederland kent meerdere gedenkplaatsen voor omgekomen brandweermensen, maar een nationaal monument ontbreekt nog. Niet lang meer, eind 2010 moet het gerealiseerd zijn: het nationaal brandweermonument.
C
Centrale plek
De dood van een brandweercollega is een ingrijpende gebeurtenis. Iemand heeft zijn of haar leven gegeven bij het verlenen van hulp aan anderen, in welke vorm dan ook. De risico’s van het vak zijn plotseling heel dichtbij, het had ook jou kunnen overkomen. Nog heftiger is het verlies als het een korpsgenoot is, een vriend, iemand waarmee je vele uurtjes en vele inzetten gedeeld hebt. Onder brandweermensen groeide de behoefte aan één centrale plek waar stilgestaan kan worden bij alle omgekomen collega’s. Een plaats voor bezinning, een plaats waar de helden uit de mediaverhalen weer gewoon mensen worden, mensen die dichtbij of heel dichtbij stonden en die nog elke dag gemist worden.
Stichting Over zo’n plek wordt sinds een tijdje nagedacht door de Stichting Nationaal Brandweer Monument. In opdracht daarvan is een projectgroep aan het werk gegaan om het monument te realiseren. Projectleider Leonie Schijven legt uit: “De wens van een nationaal brandweermonument leefde al geruime tijd. Een onderzoeksbureau heeft toen de opdracht gekregen om te onderzoeken wat de haalbaarheid daarvan is. Er is gekeken naar waar het monument
aan zou moeten voldoen, de functie ervan en hoeveel draagvlak ervoor bestond. Uit de onderzoeksresultaten van begin 2008 kwam het advies naar voren om het monument uit te laten voeren door een onafhankelijke stichting. Zo’n stichting is niet aan een bepaald korps, belangengroep of plaats gebonden en is daardoor in de juiste positie om rekening houden met de wensen en de belangen van iedereen die bij het monument betrokken is of zich ermee verbonden voelt. In mei 2009 werd de stichting een feit met als taak een nationaal brandweermonument te realiseren en daarna te behouden en te onderhouden. Het monument moet eind 2010 gereed zijn. Hoewel we zijn ondersteund met een startsubsidie van BZK, hebben we nog niet voldoende financiële middelen. Daarvoor kloppen we aan bij belangenverenigingen, gemeenten en individuele donateurs.”
Niet top-down Wie zitten er in de stichting? Schijven: “Een brede vertegenwoordiging van mensen uit het hele brandweerveld. Bij het brandweermonument willen we zeker zijn dat het gedragen wordt door alle lagen en geledingen van de brandweerwereld, of het nu brandwachten of commandanten zijn. We hebben ook alle nabestaanden
geïnformeerd van brandweermensen die de afgelopen twintig jaar zijn omgekomen. We hebben ze voorbereid op de komst van het monument en hen de vraag voorgelegd of ze willen meedenken. Daar hebben we goede reacties op gehad.” Hoe ver staat het nu met het project? Schijven: “Op dit moment kijken we naar de plaats waar het monument komt staan en hoe het monument er uit komt te zien. Omdat het een landelijk monument is, moet de locatie ervan zo neutraal mogelijk zijn. De komst van het monument heeft overigens geen enkele invloed op de gedenkplaatsen door het land heen, die blijven gewoon bestaan. Ook de vorm krijgt veel aandacht. Eén van de functies van het monument is een plaats van bezinning voor brandweermensen op het werk dat ze doen en de risico’s die daarmee gemoeid zijn. Ook vormt het monument een symbool voor de betekenis van de brandweer voor de samenleving. Het is dus meer dan een gedenkplaats. Voor de vormgeving ervan vragen we advies aan de directeur van het Kröller-Müller Museum.” Meer informatie over het nationaal brandweermonument is te vinden op www.brandweermonument.nl Piet Peeters
Jeugdbrandweerkamp In de tweede week van augustus is het jaarlijkse jeugdbrandweerkamp van de jeugdbrul gehouden. Plaats van handeling was het Erkemedestrand aan het Nuldernauw in Flevoland.
D
De brandweermannen en vrouwen van de toekomst kwamen dit jaar uit Utrecht, de Bilt en Veenendaal. Verder was er een afvaardiging uit het Oostenrijkse Brunn aanwezig in Flevoland. De vijfenzestig deelnemers uit binnenen buitenland hebben tijdens het jeugdbrandweerkamp bezig gehouden
met verschillende activiteiten. Hierbij valt te denken aan sporten (zwemmen) en spelletjes (douanespel en zeskamp). Gedurende de week zijn er verschillende commandanten en officieren van de deelnemende korpsen langsgekomen om met eigen ogen de prestaties van de jonge garde gade te slaan. Natuurlijk ontbrak Hans Wink, directeur van de Veiligheidsregio Utrecht, niet. Zijn aanwezigheid werd door de leiders en de deelnemers erg op prijs gesteld. Speciale dank gaat uit naar Marcel de Vries (medewerker opleidingen
Hans Wink kwam persoonlijk sfeer proeven.
BRUL) en zijn keukenbrigade. Zij hebben er ook dit jaar weer voor gezorgd dat iedereen weer heerlijk heeft gegeten. In 2010 slaat het jeugdbrandweerkamp zijn tenten op van 14 tot en met 20 augustus. Arthur van Colmjon
Terwijl wij na een uitruk terugreden naar de post, vond er tussen de ploegleden een stevige discussie plaats. Rode draad was het feit dat de ‘was-wordt lijst’ van de veiligheidsregio in wording naar alle korpsen was toegezonden. Deze functievergelijking tussen de oude en nieuwe organisatie was opgesteld door een vergelijkingscommissie met daarbij een motiveringsverslag. Hierin stond aangeven welke functies ongewijzigd, gewijzigd of sterk gewijzigd zijn, welke nieuw zijn en welke vervallen. De plaatsingscommissie zal de beroepsmedewerkers op basis van de was-wordt lijst, het plaatsingsfunctieboek en de ingebrachte opmerkingen een voorstel doen op welke voorlopige functie zij worden geplaatst. “Ongelofelijk, wat een waardeloos verhaal” klonk het uit de geïrriteerde mond van een van de waterploegleden. “Als mijn functievergelijking klopt, krijg ik na 1 januari een enorm leuke uitgeholde nieuwe functie. Ik denk dat ik maar ga solliciteren als coördinator groenvoorziening bij de VRU. Dan ga ik mij vervolgens specialiseren op de brandnetel. Heb ik in elk geval nog een beetje relatie met brand.” Een collega van de aanvalsploeg keek hem fronsend aan en zei: “wacht nu eerst eens even af hoe de stoelen in de definitieve versie vergeleken zijn en wat precies jouw nieuwe functie en taakinhoud zal zijn. Dan pas kun je er iets over zeggen.” “Wat vindt jij ervan Frits?”, vroeg de chauffeur.
FOTO: ISTOCKPHOTO
FOTO: MARCEL KRADOLFER
De was-wordt ‘schoner’ lijst
“Tja”, zei ik, “bij elke organisatiewijziging zijn er vooroordelen, voordelen en nadelen. Emoties en oude patronen spelen dan vaak een grote rol. Je zal maar commandant zijn of waarnemend commandant! Wat gaan die straks doen in de nieuwe organisatie? Wat wel zeker is, is dat veel collega’s een veel smaller functiespecifiek werkterrein zullen krijgen. Dat kan verkokering in de hand werken. Anderen zullen wellicht terechtkomen op een functie die zij niet ambiëren en dat kan uiterst pijnlijk zijn. Dankzij het sociaal statuut wordt niemand op straat gezet en dat is tegenwoordig meer een zegen dan een gewoon goed. De was wordt thuis ook pas schoon als je er een wasmiddel aan toevoegt. Met de juiste temperatuur en wasduur wordt het juiste resultaat verkregen. Ik blijf daarom vanwege het doel, ondanks veel scepsis, open staan voor de voordelen en kansen die de nieuwe organisatiestructuur mij zal bieden. Dat zal ongetwijfeld ten koste gaan van oude vanzelfsprekendheden en vergt meer flexibiliteit, toch?” Frits Juvert
11
brul
Brandweer Utrechts Land
VRU bestelt nieuwe haakarmvoertuigen Op 15 september heeft de VRU een overeenkomst met Scania getekend voor de levering van twee nieuwe haakarmvoertuigen. De aanschaf valt binnen de mantelovereenkomst met de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR), waardoor de regio de voertuigen onder gunstige prijscondities kan aanschaffen.
De keuze voor het zware drie-assige Scania-chassis met aandrijving op alle assen is gemaakt op advies van de afdeling Uitrusting, Materieel en Logistiek, in overleg met de werkgroep natuurbrandbestrijding en de regionale werkgroep UML. De nieuwe voertuigen kunnen zwaardere containers vervoeren en zijn daarmee ook geschikt
voor de nog aan te schaffen natuurbrandbestrijdingsunits: Tankunits met een capaciteit van 12.000 liter water en een dompelpomp waarmee water aan geboorde brandputten en open water kan worden onttrokken. Een aantal korpsen binnen de VRU heeft reeds haakarmvoertuigen aangeschaft uit de mantel, Veenendaal één en Utrecht drie. De komende jaren zullen binnen de mantelovereenkomst van de LFR nog enkele nieuwe haakarmvoertuigen voor de VRU worden aangeschaft. Waarschijnlijk worden ook dit dezelfde zware Scania-chassis. De VRU streeft naar een zo groot mogelijke eenheid in rollend materieel met het oog op het belang van uitwisselbaarheid. Rob Jastrzebski
FOTO: MATTHIJS VAN DER VEEN
D
De Scania P360 6x6WT chassis worden in september volgend jaar geleverd en worden gestationeerd in Woudenberg en Zeist. Het voertuig dat nu in Woudenberg staat, wordt dan verplaatst naar IJsselstein, waarna het oude haakarmvoertuig van IJsselstein, evenals het voertuig van Zeist zal worden teruggegeven aan het ministerie van BZK.
De nieuwe haakarmeenheid voor Veenendaal is bijna gereed voor levering.
kalender
Opleidingen en oefeningen BRUL in 2009
Onze branche vráágt om opleidingen en oefeningen, zodat de brandweerfunctionarissen goed voorbereid zijn ten tijde van een ramp. Al deze opleidingen en oefeningen zijn in een handzame kalender weergegeven. Deze kalender treft u met ingang van deze editie in de VooRU. Per maand staat aangegeven welke opleidingen en oefeningen plaatsvinden. Allerlei opleidingen en oefeningen komen aan bod. Van Manschap en Bevelvoerder opleiding NIEUWE stijl tot BHV basiscursus, van oefeningen voor Grootschalige optredens tot realistische trainingen in Zweden. De kalender is samengesteld door vertegenwoordigers van de BRUL in nauwe afstemming met de korpsen. Heeft u vragen over deze kalender of wilt u informatie? De afdeling opleiden en oefenen beantwoordt ze graag. Zij zijn bereikbaar via 030 - 2404416 of
[email protected]
Datum
Type opleiding/oefening
Doelgroep
Locatie
Lopende opleidingen BRUL september 2009- september 2010 september 2009- september 2011 september 2009 - juni 2010 september 2009 - december 2009 september 2009 - januari 2010 september 2009 - november 2009 september 2009 - juni 2009 september 2009 - december 2009 september 2009 - april 2010 september 2009 – december 2009
Opleidingen BHV herhaling BHV herhaling BHV basis BO ploegleider (praktijk) herhaling BHV herhaling BHV herhaling BHV herhaling BHV
leden arbeidsorganisaties leden arbeidsorganisaties leden arbeidsorganisaties leden arbeidsorganisaties leden arbeidsorganisaties leden arbeidsorganisaties leden arbeidsorganisaties leden arbeidsorganisaties
Amersfoort Amersfoort Amersfoort Amersfoort Amersfoort Amersfoort Amersfoort Amersfoort
Oefeningen BRUL 8 okt. 26 okt. 27 okt. 28 okt. 28 okt. 28 okt. 29 okt. 30 okt.
HOVD - dag 7 Kaderdagen - dag 1 Kaderdagen - dag 2 Kaderdagen - dag 3 HOVD - dag 8 Waarschuwing en verkenningsdienst wvd 12 Kaderdagen - dag 4 Kaderdagen - dag 5
NB: Wijzigingen onder voorbehoud
12
Type opleiding/oefening
Doelgroep
Locatie
November
bevelvoerder dagopleiding bevelvoerder avondopleiding Modulaire opleiding Manschap 1(dagopleiding) Modulaire opleiding Brandmeester – Sociale vaardigheden Modulaire opleiding Onderbrandmeester – Sociale vaardigheden (3x) Opleiding instructeur (dagopleiding) Manschap A (kerntaak 1) (5x) Pompbediener (2x) Brandweerduiker Onderbrandmeester – Gevaarlijke stoffen
Oktober 12 okt. 13 okt. 14 okt. 15 okt. 26 okt. 27 okt. 28 okt. 29 okt.
Datum
Oefeningen BRUL 2 nov. 2 nov. 3 nov. 5 nov. 7 nov. 7 nov.
Kaderdagen - dag 6 CVD - dag 9 Realistische trainingen VB Week 47 Thema piketfunctionarissen AGS/ LMPO Hoogtereddingsteam - Standaard training A/B Hoogtereddingsteam - Standaard training C/D
COV- ROC De Waarden, Maarsen, Zeist VRU Amersfoort Centrum Amersfoort Centrum
09.00 – 16.00 10/12.00 – 14.00 19.30 – 22.30 13.00 – 16.30 08.00 – 12.00 12.30 – 16.30
7 nov. 10 nov. 10 nov. 11 nov. 15 nov. 18 nov. 21 nov. 22 nov. 25 nov. 25 nov. 28 nov.
OGS 4 - Groot (Ongevalsbest. Gev. Stoffen) OGS 3 - Middel (Ongevalsbest. Gev. Stoffen) Realistische trainingen VB Week 47 Realistische trainingen VB Week 48 Realistische trainingen W47 Zweden Realistische trainingen VB Week 48 Realistische trainingen W47 Zweden Realistische trainingen W48 Zweden HOVD- dag 9 HLO. Coördinatoren en werkgroepen Realistische trainingen W48 Zweden
Allen Allen De Waarden, Maarsen, Zeist De Waarden, Soest De Waarden, Maarsen, Zeist De Waarden, Soest De Waarden, Maarsen, Zeist De Waarden, Soest VRU lokaal L.02 NNB De Waarden, Soest
09.00 – 15.00 19.30 – 22.00 19.30 – 22.30 19.30 – 22.30 05.00 – 20.00 19.30 – 22.30 05.00– 20.00 05.00 – 20.00 12.30 – 15.00 12.30 – 16.00 05.00 – 20.00
VRU lokaal L.02 VRU lokaal L.02 VRU lokaal L.02 Utrecht Leidscherijn Utrecht Leidscherijn
12.00 – 16.00 12.00 – 16.00 12.00 – 16.00 08.00 – 12.00 12.30 – 16.30
December Oefeningen BRUL
VRU lokaal L.02
VRU lokaal L.02 Veenendaal
12.00 – 16.00 09.00 – 16.00 09.00 – 16.00 13.00 – 22.00 12.30 – 15.00 19.30 – 22.30 09.00 – 16.00 09.00 – 16.00
8 dec. 8 dec. 8 dec. 12 dec. 12 dec.
CVD - dag 10 HOVD - dag 10 Thema piketfunctionarissen AGS/ LMPO Hoogtereddingsteam Standaard training B/D Hoogtereddingsteam Standaard training A/C
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheer sing
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
In dit katern:
Groene weiden en ondergrondse risico’s
Inspectie toetst gemeentelijke crisisprocessen pagina 14
Wie vanaf de A2 de N210 naar Lopik volgt, ziet links en rechts alleen maar weilanden. Het Groene Hart begint hier. Aan de zuidrand van de gemeente stroomt de Lek traag richting Noordzee, hier en daar buigt een hoge boom mee in de wind. Hoe groot kan een crisis hier worden? Het antwoord is lastiger te geven dan je zou denken, want onder de grond bevindt zich een relatief onbekend risico.
D
De gemeente Lopik telt 14.000 zielen en bestaat uit een negental kernen, waarvan Lopik, Benschop, Lopikerkapel en Polsbroek de grootste zijn. Het is met z’n bijna tachtig vierkante kilometer één van de grootste gemeenten van de provincie Utrecht. Bij de gemeente Lopik werken ruim honderd mensen, waarvan er ongeveer vijftig parttime met crisisbeheersing bezig zijn. Tonke Visser en Hanneke van der Kraan dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de gemeentelijke crisisbeheersing, ieder met een aantal deeltaken. Terwijl Van der Kraan vooral met de preparatieve kant bezig is, zoals het samenstellen
van draaiboeken en planvorming, gaat Visser over het beleid, de nota’s voor de gemeenteraad en de repressie. Zij is ook degene die bij een crisis zitting neemt in het CoPI of het BT.
In actie En hoe zit het met de gemeentelijke liaison in het ROT? Visser: “Dat is in onze gemeente geen functie van de adviseur crisisbeheersing. Die taak wordt ingevuld door iemand van de afdeling Ruimtelijke ontwikkeling en beheer, die zich onder andere met bestemmingsplannen bezighoudt en zeer goed op de hoogte is van de lokale situatie.” Is er een vorm van piket voor
de functie van ACB? Visser: “Hanneke en ik werken met een kanspiket. Dat betekent dat we in principe wel bereikbaar zijn, maar dat het kan voorkomen dat we niet in de gelegenheid zijn om bij een crisis snel ter plaatse te zijn. Als dat het geval is, worden onze collega’s in de gemeente Woerden gebeld, die draaien een hard piket en hebben dus altijd iemand beschikbaar.” Wanneer komt de ACB in de gemeente Lopik in actie? Visser: “Vanaf een middelincident worden we gebeld, maar het kan voorkomen dat de OVD van de brandweer bij andere incidenten contact opneemt, bijvoorbeeld als sprake is van een lang gier- 씰
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Crisisbeheersing in de gemeente Lopik
Hans Cobussen en de gemeentelijke crisisbeheersing pagina 15 Zorgmeldpunten Grieppandemie in de startblokken pagina 16
bgc
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheer sing
spoor op de N210 waardoor deze verminderd begaanbaar is.”
Ondersteuning Hoe redt een kleine gemeente als Lopik het met de beperkte capaciteit? Visser: “De capaciteit voor de gemeentelijke crisisbeheersing is een actueel onderwerp. Er is een evaluatie geweest naar aanleiding van de grote brand in de papierfabriek in Mijdrecht (gemeente De Ronde Venen) en het grote verkeersongeval op de A2 bij Abcoude, beide aan het begin van de afgelopen zomer. Daar kwam uit dat er bij calamiteiten ondersteuning nodig is voor de liaison gemeente in het CoPI. Dit is een discussie die ook bij de hulpdiensten speelt. Met die ervaringen moet je wel wat doen.” Wat denken jullie in dat kader over ondersteuning in de vorm van poolvorming en expertteams? Visser: “Het is goed dat er poolvorming is, vooral bij kleine gemeenten bestaat de kans dat er onvoldoende mensen beschikbaar zijn, al geldt dat ook wel voor grote gemeenten. Daar kun je niet omheen, poolvorming kan daar een oplossing voor bieden. Expertteams is een ander verhaal. Het is op zich geen slecht idee, maar de vraag is: hoe ver gaat de ondersteuning? De burgemeester blijft het opperbevel houden, en er zullen toch altijd lokaal dingen geregeld moeten worden en lokale kennis van
de situatie en de processen nodig zijn. Bij ondersteuning vanuit een pool of een expertteam is het vooral belangrijk dat die mensen kennis en ervaring (uit een echt incident) hebben.” FOTO: WIL GROENHUIJSEN
씱
Integraal oefenen Aan de voorbereiding zal het in Lopik niet liggen. Visser: “De betrokkenheid van gemeentefunctionarissen groeit, de noodzaak wordt steeds duidelijker gevoeld. Er worden nu structureel dingen geregeld om te zorgen dat iedereen goed is voorbereid. In december wordt er een oefening gehouden onder supervisie van het NIFV. We hebben pas een nieuwe burgemeester en een nieuwe gemeentesecretaris, die het een goede zaak vonden om een oefening voor de gehele gemeentelijke crisisbeheersingsorganisatie te organiseren. Die wordt groots opgezet. We gaan voor het eerst met de hele organisatie oefenen en kijken hoe dat werkt. Het is weliswaar een tabletopoefening, maar ieder actiecentrum moet daarbij zijn proces opstarten op de locatie waar het tijdens een echte crisis ook zou zitten. Dat gebeurt maar heel weinig. We gaan kijken hoe het met de communicatie gaat, werken de lijnen? Er wordt gezorgd voor een virtuele buitenwereld waarin de hele crisisstructuur wordt opgezet, met een virtueel ROT en CoPI. Overigens: we hebben nog waarnemers nodig!”
“Het is goed dat er poolvorming is, vooral bij kleine gemeenten bestaat de kans dat er onvoldoende mensen beschikbaar zijn, al geldt dat ook wel voor grote gemeenten. Daar kun je niet omheen, poolvorming kan daar een oplossing voor bieden.”
Onbekende risico’s Wat kan er in Lopik gebeuren, wat zijn speciale aandachtspunten bij de voorbereiding op crises? Visser: “Lopik is een weinig risicovolle gemeente. De grootste risico’s zijn een aanvaring op de Lek en hoog water van de Lek. Er zijn geen snelwegen die door de gemeente lopen, terwijl er over de N210 zo weinig gevaarlijke stoffen vervoerd worden dat er volgens de provincie geen routering nodig is. Dan is er nog een discotheek waar 800 mensen in kunnen, dat is een duidelijk risicoobject. Iets geheel anders is het mobilisatiecomplex Lopikerkapel. Daar bevindt zich een bovengronds station voor vliegtuigbrandstof, het enige dat nog echt actief is binnen de gemeente,
vroeger waren er meer. Het station is gekoppeld aan een ondergrondse kerosineleiding waar we eigenlijk heel weinig van weten. Wat is bijvoorbeeld de effectstraal, mocht er een lekkage in de leiding ontstaan? Hoe zit het met het onderhoud, wordt de leiding wel eens getest? Defensie communiceert daar niet over. We weten wie we kunnen alarmeren bij het ministerie van defensie, maar verder houdt het op. De leiding is opgenomen in de risico-inventarisatie (we weten waar hij loopt), maar hoe groot het risico werkelijk is en wat we ermee moeten is onbekend. Bij het opstellen van het nieuwe crisisplan gaan we dat nader onderzoeken.” Piet Peeters
Inspectie toetst gemeentelijke crisisprocessen November wordt een spannende maand voor de gemeenten in de Veiligheidsregio Utrecht. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid zal die maand op een onverwacht moment in drie gemeenten een toets houden van de gemeentelijke crisisbeheersingsorganisatie. Welke gemeenten de inspectie kunnen verwachten en op welk moment, is ongewis. Medewerkers van alle 29 gemeenten moeten dus rekening houden met een onverwachte alarmering voor een fictieve crisis. Een waarschuwing vooraf; net als een echte ramp of crisis komt ook de IOOV-toets maar zelden op een ‘gelegen’ moment.
D
De toetsing van de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen maakt deel uit van de zogenaamde RADAR-toets; een integrale doorlichting van de rampenbestrijdingsorganisatie in de regio’s. Die toets bestaat uit drie delen, waar doorgaans enkele jaren tussen zit. Regio’s hebben daardoor de gelegenheid om na de evaluatie van iedere fase waar nodig verbeteringen in hun organisatie aan te brengen. In de eerste fase wordt de papieren voorbereiding van de regionale organisatie in de vorm van plannen, procedures en preparatie onder de loep genomen. In de tweede fase vindt een rampsimulatie plaats waarbij alle stafniveaus in de regio, inclusief een of meerdere gemeenten, onverwacht met een fictieve crisis worden geconfronteerd. In de derde RADAR-fase kijken de waarnemers van de inspectie specifiek of de gemeenten hun gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen adequaat hebben georganiseerd.
Basiszorgniveau Behalve een opkomst- en alarmeringsoefening voor de leden van het beleidsteam, gemeentelijk managementteam en de processen communicatie, opvang & verzorging en CRIB, worden de gemeentelijke organisaties via een schriftelijke vragenlijst ook getoetst op hun kennis en vaardigheden. Bijzonder voor de VRU is dat de inspectie hierbij gebruik zal maken van vragenlijsten uit het in eigen beheer ontwikkelde analyse-instrument ‘Basiszorgniveau Bevolkingszorg’. Dit instrument is door het Bureau gemeentelijke crisisbeheersing in samenwerking met enkele gemeenten ontwikkeld voor het analyseren van de crisisbeheersingsorganisatie van de gemeenten en het genereren van verbetervoorstellen. “De VRU heeft dit instrument in september regiobreed gelanceerd”, vertelt Rozemarijn Hartkamp, senior beleidsmedewerker bij het Bureau gemeentelijke Crisisbeheersing. “Doel van het instrument is de gemeenten te faciliteren bij het bepalen van het op hun risicobeeld afgestemde basiszorgniveau. Met het oog op de aanstaande RADAR-toets is het invullen van het analysemodel voor de gemeenten een goede gelegenheid om hun organisatie nog eens goed door te lichten.”
De vragenlijsten die de Inspectie OOV hanteert voor de RADAR-doorlichting blijken vrijwel identiek aan de vragenlijsten van het VRU-instrument. Dat was voor de VRU reden om contact te leggen met de inspectie en te vragen of bij de gemeentelijke toets gebruik kan worden gemaakt van de eigen vragenlijsten. De inspectie heeft hier positief op geantwoord.
Alarmering In september hebben de VRU en de Inspectie OOV een informatieavond gehouden voor gemeentelijke ambtenaren crisisbeheersing en voorlichtingsfunctionarissen. Tijdens die bijeenkomst is toegelicht hoe de inspectie te werk gaat, welke processen zullen worden getoetst en op welke aspecten zal worden gelet. In het kader van de landelijke RADAR-doorlichtingen worden dit jaar de gemeentelijke processen in zes regio’s getoetst. De opkomst- en alarmeringsoefening is het onverwachte deel van de toets. Daaruit moet blijken hoe snel een gemeente in staat is om na een alarmering zijn uitvoerende crisisbeheersingsprocessen te bemensen en operationeel te krijgen. Voor een snelle alarmering heeft de VRU enige jaren geleden het alarmeringssysteem ‘Communicator’ aangeschaft, een geauto-
matiseerd systeem dat snel voorgeprogrammeerde scenario’s en bellijsten kan afwerken. Volgens Rozemarijn Hartkamp is het onzeker of dit systeem tijdens de IOOV-toets kan worden gebruikt. Een onvolkomenheid in het programma maakt het alarmeren van gemeentelijke piketfunctionarissen momenteel moeilijk. Hartkamp: “Dat betekent dat we tijdens de oefening wellicht handmatig de betrokken functionarissen moeten alarmeren. Ik hoop dat die alarmeringswijze de opkomsttijd van de functionarissen niet nadelig beïnvloedt.” Tijdens de toets zullen waarnemers van de inspectie op alle plaatsen in de organisatie kritisch kijken naar de opkomst en het opstarten van de processen. De waarnemers zijn grotendeels afkomstig van andere regio’s en zullen bij de evaluatie op grond van hun eigen kennis en vaardigheden aanbevelingen voor verbetering formuleren waar dit gewenst is. De getoetste organisaties moeten de RADAR-toets in dit opzicht niet als kritiek op hun organisatie beschouwen, maar als een kans voor verdere verbetering. Veel regio’s hebben de afgelopen jaren na de doorlichting beaamd dat de RADAR-toets hen daarbij daadwerkelijk houvast heeft geboden.
IOOV
14
De tweede fase van de RADAR-toets van de VRU heeft in het najaar van 2007 plaatsgevonden. Nu zijn de gemeentelijke processen in drie gemeenten aan de beurt. Voor een evenwichtige beoordeling van de prestaties worden één grote, een middelgrote en een kleine gemeente uitgekozen.
Rob Jastrzebski
Trefwoord: urgentiebesef Hans Cobussen en de gemeentelijke crisisbeheersing De afgelopen drie jaar gaf hij aan meer dan duizend gemeentemedewerkers binnen de VRU trainingen op het gebied van gemeentelijke crisisbeheersing: Hans Cobussen. VooRU ging op zoek naar zijn ideeën en maakte kennis met een gedreven trainer en opleider.
Wie is Hans Cobussen? Ik ontmoet hem op de bovenste verdieping van het regiobureau, waar hij even pauzeert tussen twee sessies van een training die hij samen met Roel de Graaf (BGC) aan het geven is. “Ik heb jarenlang als leidinggevende en staffunctionaris bij de politie gewerkt, waar ik intensief bezig ben geweest met crisisbeheersing. Sinds een jaar of acht heb ik een eigen adviesbureau. Van daaruit geef ik vanaf 2006 in opdracht van het BGC de basisopleiding crisisbeheersing aan alle gemeenteambtenaren die bij dit onderwerp betrokken zijn en die terechtkomen in de regionale poolvorming. Daarnaast geef ik incompany trainingen voor medewerkers van afzonderlijke gemeenten en verzorg ik trainingen en oefeningen over specifieke gemeentelijke processen.”
Urgentiebesef Wat is de rode draad in je verhaal? Cobussen: “Bij alle trainingen en opleidingen die ik verzorg wil ik mensen op een plezierige manier het urgentiebesef laten beleven. Dat is een belangrijke boodschap: een crisis kan zich morgen in jouw gemeente voordoen. Die boodschap probeer ik over te brengen op een open, beetje ludieke wijze zodat mensen geboeid blijven en uitgedaagd worden. Als voorbeelden neem ik actuele incidenten zoals de duinbrand in Schoorl en de fatale woningbrand in Kampen. Het verhaal moet heel dichtbij en concreet zijn. Een andere rode draad is dat de winst hem in de preparatie zit, niet in de repressie.”
Op de fax En verder? Cobussen: “Ik wil dat mensen nu al per proces kunnen bedenken
op welke, zeg, vier vragen je een antwoord moet hebben voordat je met dat proces kunt beginnen. Om bijvoorbeeld opvang & verzorging goed op te kunnen starten moet je eerst weten: 1. welke de veilige en onveilige gebieden zijn (keuze opvanglocatie) 2. hoe lang de opvang naar verwachting zal gaan duren (overnachting regelen?) 3. hoeveel mensen er moeten worden opgevangen (één of meerdere locaties?) 4. wat de samenstelling van de groep is (minder mobiele mensen? Kinderen?) Dit soort vragen kun je voor elk proces bedenken. Ze moeten heel snel door het ROT beantwoord kunnen worden zodat je als gemeentelijke crisisorganisatie effectief kunt functioneren. Elke operationeel leider (hoofd van het ROT) moet de antwoorden klaar hebben op dit soort relevante vragen, die per fax naar het gemeentehuis gestuurd kunnen worden. Dan kun je als gemeente aan de slag met je processen.”
Expertteams “Een ander belangrijk punt is dat we nadenken over cruciale functies binnen de crisisbeheersing. Die moeten door specialisten vervuld worden. Daarom moeten we de stap zetten naar professionele crisisbeheersingsteams. Dat betekent dat je een aantal materiedeskundigen klaar hebt staan die in actie komen als de bel gaat. Expertteams die regionaal georganiseerd zijn en die een gemeente op tactisch-strategisch niveau volledig ondersteunen, maar de verantwoordelijkheid niet overnemen. Gemeenteambtenaren ter plaatse dragen zorg voor de uitvoering. Dit heeft tot gevolg dat een kleine groep mensen
daadwerkelijk ervaring opbouwt. Je moet het als gemeente helemaal niet willen om zelf alle kennis op te bouwen. Zoveel crises doen zich gelukkig niet voor, en het verloop onder ambtenaren is zo groot dat de kennisgroei beperkt is. Door de crisisbeheersing op die manier professioneel en gestructureerd op te pakken loopt de VRU voorop in Nederland, daar kan menige regio een puntje aan zuigen.”
Drie lijnen Cobussen: “Het is een aandachtspunt voor een veiligheidsregio de kennis en de kwaliteit op het gebied van crisisbeheersing op peil te houden. Zelf onderscheid ik daarbij drie lijnen: a. Kennis: de inhoud van trainingen en opleidingen moet aansluiten op de herkenbare praktijk. b. Ervaring: het regelmatig beoefenen van de uitvoering van diverse processen. c. Onderhoud: het scherp houden van het urgentiebesef door het onderhoud van kennis en vaardigheden. e-Training kan daarbij een middel zijn. Daarbij logt een ambtenaar twee keer per jaar in op een website, waarna hij casussen voorgeschoteld krijgt met een aantal vragen die hij moet beantwoorden. Zijn antwoorden daarop maken duidelijk waar eventuele hiaten zitten in zijn kennis, waardoor het mogelijk wordt om hem gericht bij te scholen. Binnenkort komt een demomodel van e-training beschikbaar en kan bekeken worden of deze ‘tool’ aan de wensen van de regio beantwoordt.”
Een veer verdiend Wat het BGC betreft heeft Cobussen een uitgesproken mening: “Zij hebben een veer verdiend. Ze zijn professio-
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
B
Basisopleiding
Hans Cobussen geeft gemeentemedewerkers binnen de VRU trainingen op het gebied van gemeentelijke crisisbeheersing.
neel, verzetten veel werk en lopen landelijk gezien voorop. Daarnaast is het bureau goed en ‘lean and mean’ georganiseerd, waardoor het daadkrachtig en flexibel blijft. De gemeenten spelen ook een grote rol bij het succes dat geboekt is. Door de gezamenlijkheid hebben het BGC en de gemeenten het voor elkaar gekregen om de gemeentelijke crisisbeheersing op een dergelijk hoog niveau te krijgen. Wat ik ook sterk vind is dat het BGC bij alles een volwaardig gesprekspartner is, of het nu om de grieppandemie of om hoog water gaat. Na jaren van zaaien beginnen ze bij het BGC nu met oogsten. Daarom is het belangrijk om daar bij de reorganisatie van de VRU voorzichtig mee om te gaan, zodat de resultaten niet verloren gaan en de oranje vlag fier blijft wapperen.” Piet Peeters
Kost weinig, altijd bij de hand en zó verstuurd Nieuwe sms-klachtenservice in Amersfoortse wijk De Kruiskamp Een losse stoeptegel, een kapotte straatlamp of vuilnis dat zich ophoopt bij een container, kleine ergernissen die de leefbaarheid in een wijk soms flink kunnen verstoren. Een sms-je is dan sneller verstuurd dan een e-mail. Met dat idee is in de Amersfoortse wijk De Kruiskamp een uniek project gestart: een sms-klachtenservice. Kruiskamper Piet Peeters ging op zoek naar de eerste ervaringen met de nieuwe service.
H
Hoe zorg je ervoor dat mensen zich prettig en thuis blijven voelen in de wijk waarin ze wonen? Hoe vergroot je hun betrokkenheid en het vertrouwen in de gemeente als bewaker van veiligheid en leefbaarheid? Door in ieder geval de drempel te verlagen die mensen over moeten als ze een ergernis willen melden. Er is niemand die zich niet ergert aan de opstaande stoeprand die daar al maanden zit, aan die lelijke graffiti of aan het feit dat groot vuil zich maar blijft opstapelen bij de container voor de deur. Maar als je daarvoor eerst je computer moet aanzetten en een e-mail moet componeren (naar welk adres moest dat ook al weer? Laat maar.) hebben zich al-
weer tien andere dingen aangediend die om je aandacht vroegen. ‘Dat kan beter’ moet de gemeente Amersfoort gedacht hebben bij de ontwikkeling van een nieuwe sms-service waarmee iedereen, bewoners of bezoekers, van de wijk De Kruiskamp ergernissen over de veiligheid en de leefbaarheid van de openbare ruimte kan melden. Amersfoort is de eerste gemeente die hiervoor gebruikmaakt van een smsservice.
SMS wordt e-mail Hoe werkt het, en werkt het? Herman Wiersema is vanuit de gemeente betrokken bij het nieuwe project: “Op de eerste plaats is de service bedoeld
voor niet-spoedeisende meldingen. Bij spoed blijf je gewoon het alarmnummer 112 bellen, bij geen spoed en wel politie bel je met 0900-8844. De SMS-meldingen naar 4411 worden door een systeem omgezet naar een e-mail, die tijdens kantooruren behandeld wordt door medewerkers van het Meldpunt Woonomgeving. Op die manier wordt een melding snel verwerkt, en kan de melder meteen worden teruggebeld als er meer informatie nodig is. Het voornaamste voordeel is de laagdrempeligheid. De meeste mensen hebben altijd hun telefoon bij zich, een sms-je is zó verstuurd en dan ben je je ergernis meteen kwijt. Er zijn geen aanvullende kosten aan de SMS-
씰
15
bgc
씱
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing
service verbonden, dus de kosten van de melding zijn laag. De eerste resultaten zijn veelbelovend. Het project is op 30 juli dit jaar officieel van start gegaan, in de twee weken daarna hebben zestien mensen een sms gestuurd, met precies het soort meldingen waarop we gehoopt hadden. Dat is, zeker gezien de vakantieperiode, een
mooi resultaat. We zijn al door veel gemeenten benaderd die informatie willen over het project en de eerste ervaringen ermee.” En verder? Wiersema: “Eind dit jaar gaan we het project evalueren en kijken of het de moeite loont om het ook in andere wijken toe te passen.” Laatste vraag: hoezo De Kruiskamp, door het predi-
caat Krachtwijk (voorheen: Vogelaarwijk)? Wiersema: “Alleen in die zin dat dergelijke wijken extra aandacht krijgen voor wat betreft de leefbaarheid, zo ook De Kruiskamp. Maar de service is in Amersfoort bedacht en maakt geen deel uit van landelijk beleid.” Piet Peeters
Hygiëne maatregelen conform GGD Hygiëne richtlijn voor zorgmeldpunt nieuwe Influenza A (H1N1). 쑼
Zorgmeldpunten Grieppandemie in de startblokken
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De dreiging van een grieppandemie hing al enkele jaren in de lucht, maar was tot afgelopen voorjaar nog niet concreet tastbaar voor de gezondheidszorg en de OOV-sector. Inmiddels heeft de realiteit de theoretische fase ingehaald. De uitbraak van het nieuwe virus, in de volksmond nog de ‘Mexicaanse griep’ genoemd, maakt duidelijk dat de VRU en zijn netwerkpartners zich de afgelopen jaren niet voor niets hebben voorbereid op een grieppandemie.
Oefening zorgmeldpunt uniek in Nederland Op zaterdag 3 oktober oefenden de VRU, huisartsen en de gemeente Wijk bij Duurstede de organisatie van een zorgmeldpunt. Enkele tientallen simulanten meldden zich gedurende de ochtend bij het zorgmeldpunt in het Ewoud en Elisabeth Gasthuis, waar artsen, apothekers, verpleegkundigen, vrijwilligers van het Nederlandse Rode Kruis en administratief personeel klaarstonden om de stroom zieken in goede banen te leiden. Het was voor de betrokken zorgverleners nog wel even wennen om in deze samenstelling in een zorgmeldpunt samen te werken en tijdens de oefening kwamen nog de nodige organisatorische en logistieke aandachtspuntjes aan het licht. Naar aanleiding van de resultaten van de oefening zullen de draaiboeken voor de zorgmeldpunten waar nodig op onderdelen worden aangepast. De oefening werd gadegeslagen door een aantal genodigden, waaronder een vertegenwoordiger van de Inspectie Gezondheidszorg. De inspecteur toonde zich onder de indruk van de wijze van voorbereiding van de zorgmeldpunten in Utrecht. Voor zover bekend is het op deze wijze oefenen van een zorgmeldpunt met alle betrokken partners uniek in Nederland. Van de oefening wordt door de VRU een instructievideo gemaakt, die alle betrokken zorg- en hulpverleners kunnen helpen bij de organisatorische voorbereidingen van de 40 zorgmeldpunten in de regio. Rob Jastrzebski
V
Vooralsnog lijkt de nieuwe griepvariant zich van een relatief milde kant te tonen. Mogelijk vallen de gevolgen voor de samenleving dus mee. Maar mocht het virus de komende maanden alsnog hard toeslaan en de reguliere gezondheidszorg overbelasten, dan hebben huisartsen, gemeenten en de VRU een stevig regionaal vangnet in de startblokken staan. Lokale zorgmeldpunten zullen dan de reguliere huisartsenzorg ontlasten. De zorgmeldpunten zijn een van de uitwerkingen van het Werkplan Grieppandemie, dat door de Utrechtse huisartsenorganisaties is opgesteld. Als de vraag naar zorg wegens griepklachten het zorgaanbod in de regio overstijgt, worden op lokaal niveau zorgcentra ingericht, waar mensen met specifieke griepgerelateerde klachten worden ‘afgevangen’. De huisartsenposten, die zelf ook minder capaciteit zullen hebben door ziekmeldingen onder huisartsen en administratief personeel, kunnen zich dan op de reguliere huisartsenzorg richten. Huisartsen zullen zich per gemeente zo organiseren dat de griep- en reguliere zorg van elkaar worden gescheiden. Beiden worden geconcentreerd om zo de continuïteit te borgen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de huisvesting, logistiek en admi-
nistratief en ondersteunend personeel. In totaal zijn in het gebied van de VRU tussen de 35 en 40 zorgmeldpunten voorbereid; gemiddeld één per 20.000 inwoners. “De zorgmeldpunten worden over het algemeen ondergebracht in publieke voorzieningen zoals sporthallen, maar soms ook in een hotel of verzorgingstehuis. Locaties die door gemeenten, GHOR en huisartsen veelal als geschikte plaats zijn geselecteerd voor opvang en verzorging of om dienst te doen als massavaccinatiecentrum”, vertelt Cees van Vliet, beleidsmedewerker van het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing van de VRU. “Als daadwerkelijk tot inrichting van de zorgmeldpunten moet worden overgegaan, is natuurlijk wel een punt van aandacht dat niet meerdere functies aan één locatie kunnen worden toegewezen. Als een sporthal bijvoorbeeld in het regionaal massavaccinatieplan al is aangewezen als vaccinatiecentrum, kan er niet gelijktijdig ook een zorgmeldpunt worden gerealiseerd.” Bij de inrichting en het in bedrijf houden van de zorgmeldpunten in de acute fase, wordt door meerdere instanties samengewerkt. De huisartsen zorgen voor de medische bemensing, maar voor het inrichten van de locaties en het leveren van ondersteunend personeel wordt ook een beroep gedaan op de
gemeentelijke capaciteit en vrijwilligers van het Nederlandse Rode Kruis. Ieder zorgmeldpunt krijgt ook beddencapaciteit, om mensen te kunnen opnemen die vanwege hun klachten en sociale situatie niet thuis kunnen uitzieken, maar waarvoor in ziekenhuizen geen plaats is. Naar verwachting zijn voldoende bedden beschikbaar voor het inrichten van die patiëntenopvang voor kortere of langere tijd. Sommige gemeenten hebben een eigen voorraad noodbedden, terwijl ook het Nederlandse Rode Kruis over een voorraad beschikt. Daarnaast kunnen slimme oplossingen worden gevonden door gebruik te maken van bedden van hotels, die bij een forse griepuitbraak een veel lagere kamerbezetting zullen hebben. Volgens Cees van Vliet ligt er een solide plan voor een regiodekkend netwerk van zorgmeldpunten. Punt van aandacht zijn enkele gemeenten in de grensgebieden van de regio. Van Vliet: “Een aantal gemeenten is wat betreft de huisartsenzorg afhankelijk van huisartsenposten buiten de regio. Dat geldt bijvoorbeeld voor plaatsen als Eemnes en Veenendaal. Wij hebben contacten gelegd met de GHOR en huisartsenposten in de aangrenzende regio’s, om te overleggen hoe we ook de lokale zorg aan grieppatiënten in die grensgemeenten goed kunnen regelen.” Rob Jastrzebski
kalender
Opleidingen en oefeningen BGC in 2009
Per maand staat aangegeven welke opleidingen en oefeningen er plaatsvinden. Heeft u vragen over deze kalender of wilt u informatie? Neemt u dan gerust contact op via (030) 240 4555 of
[email protected] Datum
Type opleiding/oefening
Doelgroep
Tijd
GMT workshop training Procesopleiding draaiboek 20 Uitvaart Procesoefening milieu
Baarn Alle gemeenten Deelnemers regionale pool (Nieuwegein)
13.00 – 17.00 08.30 – 17.00 09.00 – 17.00
Alle gemeenten Regionale poolers + opvangteams (UH) Alle gemeenten Alle gemeenten Amersfoort (in company) Regionale pool + opvangteams (UH) Alle gemeenten Deelnemers regionale pool (De Bilt)
09.00 – 14.00 deel 1 09.00 – 12.00 09.00 – 14.00 deel 1 09.00 – 14.00 deel 2 hele dag 13.00 – 17.00 09.00 – 14.00 deel 2 09.00 – 17.00
Alle gemeenten Deelnemers regionale pool (Leusden) Deelnemers regionale pool (Woerden) 1 dag januari / 1 dag december
09.00 – 20.00 09.00 – 14.00 12.30 – 17.00 09.00 – 16.00
Oktober 15 okt. 15 okt. 15 okt.
November 2 nov. 3 nov. 5 nov. 16 nov. 17 nov. 18 nov. 19 nov. 24 nov.
Procesopleiding draaiboek 19 O & V Workshop opvangen en verzorgen Procesopleiding draaiboek 25 Nazorg Procesopleiding draaiboek 19 O & V Procesopleiding draaiboek alg processen Procesoefening opvangen & verzorgen Procesopleiding draaiboek 25 Nazorg Procesoefening nazorg
December
16
1 dec. Themadag Beleidsteam ACB-ers 7 dec. Procesoefening primaire levensbehoeften 9 dec. Oefening voorlichten & informeren dec + jan Train de trainer (Regiodocenten) NB: Wijzigingen onder voorbehoud
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
In dit katern:
“Het is belangrijk dat professionals kennis delen” De witte kolom heeft veel voorzorgsmaatregelen genomen om de grieppandemie goed op te kunnen vangen. Nu is het vooral een kwestie van alert blijven, aldus netwerkcoördinator Ivonne Vliek van bureau GHOR. “Tot nu toe manifesteert de griep zich mild. Dat is positief. Maar het verloop blijft onvoorspelbaar. In de planvorming houden we nog steeds rekening met het ergste scenario.”
D
De groep zorgverleners die bij de planvorming over de grieppandemie zijn betrokken, is de afgelopen maanden steeds breder geworden. “Ook de verloskundigen en de thuiszorg in de regio Utrecht zijn inmiddels uitvoerig geïnformeerd en betrokken bij de voorbereiding, waarmee we de patiëntenzorg zo goed mogelijk veilig proberen te stellen”, aldus Vliek. Zo kunnen patiënten met een sociale indicatie rekenen op ondersteuning op het zorgmeldpunt. En ook in medicijnvoorziening via de zorgmeldpunten is in het regionale plan voorzien.
Daarnaast zijn de afgelopen weken in alle zorginstellingen in de regio zorgcontinuïteitsplannen opgesteld, waarvoor de rijksoverheid 1 september als deadline had gesteld. Ze zijn inderdaad zo goed als gereed, weet Vliek. Een enkele instelling moet nog kleine puntjes invullen, maar in principe zijn de cruciale processen in beeld gebracht en veilig gesteld. “Het onderwerp leeft. Instellingen zijn zich bewust van het risico dat ze met schaarste aan personeel te maken kunnen krijgen”, aldus Vliek. “Overal in het land zijn bijeenkomsten gehouden waar de continuïteitsplannen tegen
het licht zijn gehouden. Die zijn goed bezocht.” Belangrijk is volgens de netwerkcoördinator dat de informatie die tijdens deze en andere griepbijeenkomsten is gegeven door de deelnemers ook wordt gedeeld binnen de instellingen die zij vertegenwoordigen, zodat de hele keten op de hoogte is van de laatste stand van zaken en inhoudelijk met die kennis aan de slag kan. “Tot nu toe heeft de griep nog geen grote druk gelegd op de zorg, maar als het echt herfst wordt, kan het aantal patiënten flink oplopen. De griep blijft aandacht 씰 vragen, ook in een milde vorm.”
FOTO: JAQUELINE BOSMAN
Griep blijft aandacht vragen
“Regionale samenwerking is belangrijker dan ooit.” Interview met Jan van Kimpen, voorzitter van de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht pagina 18 GHOR en GGD werken samen in evenementenloket pagina 19 Rob Roos over marktwerking in ambulancezorg pagina 20
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
“Voor ons is het relevant om precies te weten waar de grenzen liggen.”
Huisartsen krijgen niet veel, maar wel serieuze vragen De huisartsen in de regio Utrecht krijgen tot nu toe relatief weinig vragen over de griep. Maar de mensen die contact zoeken, maken zich serieus zorgen. “Ze zijn verontruster dan je bij een griep zou verwachten”, aldus voorzitter van de huisartsencoördinatoren in de veiligheidsregio Han Tan. In de meeste gevallen kunnen huisartsen die onrust wegnemen door uit te leggen dat zelfs wanneer er sprake is van de Nieuwe Influenza A, uitzieken de beste behandeling is. Maar een enkele keer rijdt een huisarts een extra visite om zekerheid te bieden. De huisartsen zijn goed voorbereid op de grieppandemie, stelt Tan. Hij vindt echter wel dat informatie laat los komt en sommige vragen te lang blijven hangen. “Wij zijn gewend te reageren op wat er op ons afkomt. Dat is inherent aan ons vak. Dus we raken niet in paniek. Maar de consequentie van uitstel van beslissingen is wel dat huisartsen wat laconiek worden”, merkt hij. Met name over de financiële en juridische aspecten van de extra ondersteuning die van de huisartsen wordt gevraagd, zoals in de zorgmeldpunten, hadden sneller knopen doorgehakt kunnen worden, aldus Tan.
GGD komt op adem Met de wijziging van de meldingsplicht op 15 augustus is voor de GGD’en de druk van de ketel, aldus infectiearts Koen Hulshof van de GG en GD Utrecht. “Nu alleen nog sterfgevallen en patiënten die zo ernstig ziek worden dat ze in het ziekenhuis moeten worden opgenomen, hoeven worden gemeld, is de werklast voor ons ontzettend afgenomen.” Ook de telefoon van de GGD’en gaat duidelijk minder vaak over dan in de zomer, vertelt Hulshof. De grote
18
Hulshof verwacht dat de GGD ook de komende tijd zijn handen niet meer vol zal krijgen aan de griep. “Voor de vaccinatie van de risicogroepen zijn verschillende scenario’s, waarvan wij in een aantal een rol spelen. Maar een hoofdrol zal dat niet zijn. Ook de kans dat we scholen moeten sluiten of evenementen afgelasten, acht ik klein.” Joke Schaapman
Jan Kimpen over zorg in dynamische tijden
“Regionale samenwerking is belangrijker dan ooit” “Als je het roer omgooit, moet je koersvast zijn. Anders verliest iedereen zijn richtingsgevoel.” Jan Kimpen, sinds begin dit jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht, weet wat hij wil met het grootste ziekenhuis in de regio. “We kunnen niet meer alles zelf doen. Het gaat er nu meer dan ooit om de staalkaart van de regio Utrecht goed in te kleuren en te zorgen dat we gezamenlijk het hele palet aan zorg kunnen bieden.” Kimpen is zich ervan bewust dat die ontwikkeling voor zijn organisatie niet minder dan een aardverschuiving betekent.
H
Het UMC Utrecht is een bijzonder ambitieuze organisatie. Iedereen wil excelleren. Dat is dan ook hét speerpunt in het nieuwe strategische plan van de instelling, aldus Kimpen. “We willen de beste van de klas zijn. Maar om die ambitie waar te maken, moeten we keuzes maken. Wat doen we wel en wat doen we niet.” Toen Kimpen in 2007 als decaan en vicevoorzitter van de Raad van Bestuur bij het UMC Utrecht begon, zag de wereld er heel anders uit dan nu. Het UMC Utrecht zette zijn strategie voor vijf jaar uit en kon in die periode relatief rustig naar zijn doel toewerken, vetrouwend op een solide financiële basis. Daarin heeft de economische crisis radicaal verandering gebracht. “We werken in heel bijzondere tijden. Dit hebben we nog niet eerder meegemaakt”, aldus Kimpen, die om te beginnen de tijdspanne van het strategisch plan terugbracht van vijf naar vier jaar om beter in te kunnen spelen op de snelle veranderingen in de omgeving. De zorg heeft te maken met een maalstroom aan gebeurtenissen, stelt hij. Om daarin overeind te blijven, moeten instellingen goed voor ogen hebben waar ze zelf staan en waar ze willen uitkomen.
Duidelijke rol
Maar ook heel specifieke informatie over beleid laat soms lang op zich wachten. “Tijdens landelijke en regionale overleggen worden de grote lijnen besproken. Wij hebben soms meer behoefte aan details. Behoren mantelzorgers van de risicogroep tot de doelgroep voor vaccinatie, bijvoorbeeld. Voor ons is het relevant om precies te weten waar de grenzen liggen.”
bulk aan vragen is geweest. Af en toe wordt de GGD nog geraadpleegd, met name over patiënten die tot de risicogroep behoren of over reizen naar het buitenland.
Kimpen wil de rol van het UMC Utrecht in de regio de komende jaren herdefiniëren. Van een concurrerende moet het een complementaire instelling worden. Uiteraard blijft het ziekenhuis aan alle eisen van VWS voldoen. Maar het is geen automatisme meer dat het alles doen wat er in de regio gedaan moet worden omdat het de infrastructuur heeft. “We beperken ons tot waar onze expertise ligt: echt academische zorg en oefenen, trainen en opleiden. Wij zijn, om een actueel voorbeeld te geven, geen vluchthaven voor grieppatiënten. Die kunnen ook andere instellingen opvangen en dan zijn wij
FOTO: JAQUELINE BOSMAN
ghor
씱
niet verantwoordelijk voor de hele regio.” Direct na zijn aantreden is Kimpen begonnen met een ‘grand tour’ langs ziekenhuizen en andere relevante zorginstellingen in de regio om te kijken hoe de zorg zo georganiseerd kan worden dat elke instelling doet wat er minimaal vereist is en zich daarnaast kan richten op waarin zij uitblinkt. Deze maand heeft hij de laatste afspraak. “De staalkaart krijgt vorm”, stelt hij tevreden vast. Daarmee is echter niet gezegd dat die ook al werkt zoals Kimpen zou willen. Vooral intern zal dat nog wel wat discussie en energie kosten, vermoedt hij. Specialisten willen nu eenmaal graag alles wat er op hun vakgebied mogelijk is, weet hij uit (eigen) ervaring. “Het is een goede eigenschap om het beste te willen, maar ook één die niet altijd
kan worden gehonoreerd. Soms moet ambitie ietwat worden gekanaliseerd”, aldus de voorzitter. Zo weet hij dat zijn traumadokters graag een traumahelikopter zouden willen hebben. Maar omdat de patiëntenzorg in de regio zonder ook goed is geregeld, zit dat er wat Kimpen betreft niet in. “Dat levert wel eens frictie op, maar dat is niet zo erg. Dat geeft warmte.”
Nationale ramp Ook over de inkleuring van de staalkaart voor de geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen is hij duidelijk. Het UMC Utrecht neemt hierin zijn verantwoordelijkheid als topinstelling, met een traumacentrum, calamiteitenhospitaal en het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). “Wij willen graag de regierol invullen”, aldus Kimpen. “En ik heb het idee dat dit ook
goed loopt op het moment. Natuurlijk is het nog wel aftasten, bijvoorbeeld over wie er over de OTO-gelden gaat. Maar in een jonge organisatie als de GHOR kan dat ook nog. Als je samen aan het bouwen bent, worden schermutselingen en kleine veldslagjes geaccepteerd als onderdeel van het proces. Dat is anders als het huis al staat.” De manier waarop de regio de influenzapandemie opvangt, geeft Kimpen voldoening. “Dan zie je dat de veiligheidsregio uitstekend werkt. Er wordt heel constructief overleg gevoerd.”
Daaruit zou je kunnen concluderen dat de GHOR in de regio op orde is, maar erkent hij, tot nu toe vraagt de griep van de zorginstellingen niet meer dan reguliere zorg. Of de Veiligheidsregio ook bij een acute ramp met veel slachtoffers goed functioneert, weet je pas op het moment dat die zich voordoet. “The proof of the pudding…”
een groter beroep worden gedaan op het calamiteitenhospitaal dan nu gebeurt. Dat bij de ramp met het toestel van Turkish Airlines geen gebruik is gemaakt van deze bijzondere opvangmogelijkheid, vindt hij een gemiste kans. “Patiënten hadden niet beter verzorgd kunnen worden dan nu is gebeurd. De eerste opvang was uitstekend. Daar is iedereen het over eens. Maar als je 24 of 48 uur verder kijkt, kan opvang in het calamiteitenhospitaal wel winst betekenen. Familie is veel makkelijker op te vangen en te informeren als patiënten geconcen-
Calamiteitenhospitaal Wat Kimpen betreft mag in geval van zo’n grote acute ramp, of die zich nu in de regio afspeelt of elders in Nederland,
ghor
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
treerd worden verzorgd en ook voor de nazorg biedt het goede mogelijkheden. Het is jammer dat die voordelen nog onvoldoende worden benut. Het zou mooi zijn als het calamiteitenhospitaal bij rampen van deze omvang bij alle veiligheidsregio’s direct op het netvlies verschijnt.” Joke Schaapman
Compleet medisch advies voor veilig verloop evenementen
GHOR en GGD werken samen in evenementenloket Vrijmarkten, buitenfeesten, parades, als het gaat om het organiseren van evenementen weten gemeenten vaak niet wat ze aan de GHOR en GGD hebben. Dat zal snel veranderen, zegt Mark den Hollander van de Veiligheidsregio Utrecht. “We willen allemaal dat evenementen veilig verlopen, ook vanuit medisch oogpunt. We benaderen gemeenten in de regio daarom sinds kort vanuit één loket. Gemeenten krijgen hier op basis van een checklist een gezamenlijk advies over de medische hulpverlening bij evenementen.”
Gezamenlijk adviesloket Veel gemeenten verwarren de GHOR met de GGD, meent Den Hollander. “Slechts weinig gemeenten weten dat de GGD adviseert over de medisch hygiënische onderwerpen, zoals de aanwezigheid van sanitaire voorzieningen en voedselkwaliteit, en dat de GHOR gaat over het aantal EHBOposten en de inrichting van die posten, over de hoeveelheid aanwezig medisch personeel en over de kwaliteit van dat personeel.” Om de verwarring bij gemeenten weg te nemen, werken de GGD’en en de GHOR sinds kort met een gezamenlijk adviesloket voor gemeenten. De Inspectie constateerde bovendien dat gemeenten het Bureau GHOR te weinig betrekken bij de vergunningverlening en dat de GHOR haar deskundigheid op het gebied van evenementenadvisering onvoldoende proactief aanbiedt. “Er is een belangrijke rol weggelegd voor de Veiligheidsregio in de multidisciplinaire afstemming tussen betrokken hulpverleningsdiensten en integrale aanpak bij een eve-
nement”, stelde de IZG in de aanbevelingen van haar rapport.
Multidisciplinaire aanpak Inmiddels heeft een multidisciplinaire projectgroep van de Veiligheidsregio Utrecht het regionale project Evenementen Advisering afgerond (eerder berichtten we hierover in het interview met brandweercommandant Jacqueline Buitendijk in het VRUkatern van de vorige Voor U). Zowel GHOR als GGD haakten bij deze projectgroep aan. “Het was van meet af aan duidelijk dat de samenwerking en taakverdeling tussen GHOR en GGD bij evenementen vrij complex is. Wij zijn daarom in de projectgroep geïntegreerd als sub-werkgroep, met name gericht op dit vraagstuk”, vertelt Mark den Hollander.
Checklist voor witte kolom De projectgroep ontwikkelde een multidisciplinaire standaardprocedure voor evenementen. Daarnaast bieden de GHOR en GGD’en een monodisciplinaire checklist aan. Aan de hand van deze lijst wordt inzichtelijk of hun advies noodzakelijk is. “Hoe die checklist eruit ziet? We hebben een regionale vertaling gemaakt van een landelijke checklist. Er staan onderwerpen op als het doel van het evenement, de omvang, soort publiek, duur et cetera. Bij ieder item geeft de gemeente punten. De som van al die punten staat voor de intensiteit aan gezondheidskundige hulpverlening. De gemeenten sturen de ingevulde checklist terug naar het adviesloket van GGD’en en GHOR, waar de adviesaanvraag wordt beoordeeld. Soms blijkt dat de GGD en/of de GHOR helemaal niet bij het evenement aanwezig hoeven zijn, zoals bij een kleine buurtbarbecue. In andere gevallen, voornamelijk bij
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
W
Wie een evenement wil organiseren moet een vergunning aanvragen bij de gemeente. De gemeente vraagt vervolgens de verschillende hulpverleningsdiensten om advies. De brandweer en de politie zijn redelijk bekend bij de overheden, maar de witte kolom is vaak nog een onduidelijke partij, weet Den Hollander. “In 2007 voerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IZG) een onderzoek uit naar de rol van verschillende bureaus GHOR in Nederland. Uit de resultaten van dit onderzoek, die eind 2008 bekend werden gemaakt, bleek dat de gezondheidsbescherming bij publieksevenementen onvoldoende geborgd was.
grote evenementen en activiteiten, juist wel. Maar wat de uitkomst ook is, we koppelen dit in één advies terug. Er is hierbij dus geen onderscheid tussen GGD of GHOR.” Dat de dienstverlening in het afgelopen jaar aanzienlijk is verbeterd, blijkt uit de laatste contacten met de
Inspectie, stelt Den Hollander. “In maart is opnieuw een onderzoek bij de Veiligheidsregio uitgevoerd. Inmiddels scoren we op alle punten een dikke voldoende. Het enige dat nog ontbreekt is de HKZ-certificering, maar daar wordt aan gewerkt!” Marco van der Leest
“Het loket is makkelijk en laagdrempelig” Het is aanvragen van een advies is een stuk duidelijker geworden voor gemeenten, ervaart Wendy van der Meule van de GGD Midden Nederland. “De afstemming tussen de GGD en GHOR is goed en het advies eenduidig.” Het loket is officieel nog maar net geopend, maar achter de schermen werken de beide organisaties al langer intensief met elkaar samen. Dat werkt zoals bedoeld, aldus Van der Meule. “De lijntjes zijn kort.” Van der Meule hoopt en verwacht dat het loket de laagdrempelige voorziening zal blijken die gemeenten stimuleert advies in te winnen. “Met name in de sanitaire voorzieningen bij evenementen zijn nog flinke verbeteringen mogelijk”, licht ze toe. “Er zijn bijvoorbeeld nog steeds evenementen waar geen drinkwater is.” Met de checklist bestaande uit acht meerkeuze vragen die via internet kan worden ingevuld, zijn de GGD en GHOR er volgens haar goed in geslaagd om gebruikersgemak voorop te stellen en administratieve rompslomp zo veel mogelijk te beperken. “In de stad Utrecht is er bij
evenementen al langer goed contact tussen gemeente en de witte kolom. Ik hoop dat de 28 gemeenten in ons werkgebied ons straks net zo makkelijk weten te vinden als er evenementen worden georganiseerd binnen hun gemeentegrenzen.” Gemeenten kunnen alle informatie over gezondheidsbescherming bij publieksevenementen terugvinden op de website van het bureau GHOR. De checklist kan hier digitaal worden ingevuld en alle relevante documenten zijn op de site te vinden. Het gezamenlijk adviesloket is te bereiken via
[email protected]. 19
ghor
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
Rob Roos over marktwerking in ambulancezorg
“Kosten mogen niet doorslaggevend worden”
S
Samen met de nieuwe Wet op de veiligheidsregio en de Wet publieke gezondheid is de nieuwe Waz van invloed op de nieuwe wetgeving voor de grootschalige geneeskundige hulpverlening. Dat er een verbinding wordt gemaakt tussen deze wetten, is positief, aldus Roos. “Het is goed dat er lijn in komt. Dat is ook een logisch vervolg op de ontwikkelingen in de veiligheidsregio.” Waar Roos minder blij mee is, is de marktwerking die door de nieuwe wetgeving mogelijk wordt gemaakt. “Wij zijn tevreden
die niet wordt gedeeld door het ministerie van VWS, dat de marktwerking juist invoert om de kwaliteit te verhogen. Vooral het kostenaspect speelt daarin een rol. “En daar heb ik een probleem mee”, aldus Roos “het gaat om patiënten. Dan gaat deskundigheid boven alles.”
ning, is wat Roos betreft alleen maar goed. “Wij kijken vanuit grootschalige crisissituaties, de verzekeraars vanuit individuele zorgverlening. Dat stelt andere eisen aan de zorg. Het gaat altijd om patiënten, maar het is heel anders als het om één of twee slachtoffers gaat of dat zich iets voordoet met vele tientallen of honderden slachtoffers.” Roos is wel bang dat in de vergunningverlening onvoldoende ruimte wordt ingebouwd voor opleiden, trainen en oefenen. “Daarvoor moet geld beschikbaar blijven”, benadrukt hij. “Het opleiden en trainen van ambulancepersoneel en van medewerkers van de meldkamers juist voor grootschalige situaties is vanuit GHOR perspectief essentieel. Daaraan moeten geen concessies worden gedaan.”
Nieuwe rol Het GHOR-bestuur krijgt een belangrijke rol bij de vergunningsverlening aan de ambulancedienst. Het bestuur stelt de specifieke eisen vast waaraan
FOTO: BASF
Programma van Eisen
over hoe de RAVU opereert. Als straks elk willekeurig bedrijf kan meedingen naar vergunningen bestaat er grote kans dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg.” Een mening
aanvragers moeten voldoen. De zorgverzekeraars krijgen eenzelfde rol. Dat de verschillende invalshoeken van waaruit zij de ambulancezorg bekijken terugkomt in de vergunningsverle-
Dat de minister de vergunning toets en verleent op grond van een Programma van Eisen (PvE), is de belangrijkste verandering voor veiligheidsregio’s. Elk GHOR-bestuur is in de gelegenheid om specifieke eisen kenbaar te maken. “Zo vinden wij dat degene die de vergunning krijgt in staat moet zijn aan de operationele prestaties van de veiligheidsregio te voldoen”, aldus Roos. “Wij hebben nu bijvoorbeeld een goede regeling voor het standby zetten van ambulances bij grootschalige evenementen. Dat willen we graag zo houden.” Daarbij dienen nieuwe aanbieders zich volgens Roos te conformeren aan de
FOTO: HADEWYCH VEYS
In de nieuwe Wet ambulancezorg (Waz), die 1 januari 2011 in werking treedt, krijgen zorgverzekeraars en het GHOR-bestuur een nieuwe rol. Bij de landelijke verlening van vergunningen gaan zij het ministerie van VWS van ‘zwaarwegend advies’ voorzien. In de nieuwe wetgeving is het element van verhogen van opbrengsten ingebracht. Het GHOR bureau Utrecht is niet onverdeeld positief, aldus senior beleidsmedewerker Rob Roos. “Deze zaken moet je niet aan marktwerking onderwerpen.”
Ab Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
opschalingsregelingen en het informatiesysteem die in de GHOR-regio gelden. De eisen in het PvE die voor alle regio’s gelijk zijn, worden op landelijk niveau besproken door de koepels GHOR Nederland en de Ambulancezorg Nederland. Pas als het departement alles heeft verwerkt, kan de aanvraagprocedure starten. “In dat opzicht is de inwerkingtreding van de wet in 2011 een reële tijdsinschatting”, aldus Roos. Hoe de nieuwe wet voor de dagelijkse zorg gaat uitpakken, is voor Roos nu nog onduidelijk. “Dat moet blijken. Als het goed gaat, merkt het publiek er in onze regio niks van. Maar we zullen het kritisch blijven volgen.” Joke Schaapman
kalender
Opleidingen en oefeningen GHOR in 2009
Per maand staat aangegeven welke opleidingen en oefeningen er plaatsvinden. Heeft u vragen over deze kalender of wilt u informatie? Neemt u dan gerust contact op met Erik Verhaagh, (030) 240 4574 of
[email protected]
Datum
Type opleiding/oefening
Tijd
Locatie
CoPI training RCBT training PSHOR training 2009 GHOR dag RAVU GHOR dag RAVU GHOR dag RAVU GHOR dag RAVU
NNB NNB NNB NNB NNB NNB NNB
NNB NNB NNB NNB NNB NNB NNB
Opleiding 4 nov. Opleiding HGN 10 nov. Opleiding CGV NB: Wijzigingen onder voorbehoud 20
Type opleiding/oefening
Tijd
Locatie
Oefening
Training 6/7/8- okt. 14 okt. 29 okt. 30 okt. 31 okt. 27 nov. 28 nov.
Datum
NNB NNB
NNB NNB
3 okt. 13 okt. 14 okt. 22 okt. 4 nov.
Zorgmeldpunt oefening (Wijk bij Duurstede) Oefening HAc en OmAc BT oefening (veiligheidstafel) Den Haag Alarmerings oefening Praktijk oefening Breuklijn
NNB NNB NNB NNB NNB
NNB NNB NNB NNB NNB
Overig 14 okt. 28 okt.
Congres ‘Lessen uit de PolderCrash’ Regionale GHOR dag
NNB NNB
NNB NNB