Colofon Amsterdams Natuur en Milieu Educatie Centrum i.s.m. Food Cabinet. Plantage Middenlaan 2E, 1018DD Amsterdam,
[email protected] Redactie: Helen Kranstauber, Samuel Levie & Sebastiaan Aalst Deze visie komt mede voort uit het NME Arrangement Gezonde Voeding en Biodiversiteit
Voorwoord Wat is er voor nodig om kinderen op te laten groeien met kennis van hun omgeving, het voedsel dat zij eten en besef waar dat vandaan komt? Wat kunnen wij nu doen om hen op te laten groeien als bewuste en duurzame consumenten van de toekomst? Het waren deze vragen die het Amsterdams Natuur en Milieu Educatie Centrum (ANMEC) en Food Cabinet ertoe deden besluiten met betrokkenen bij het voedselonderwijs in Amsterdam om tafel te gaan om te onderzoeken of wij tot een gedeelde visie konden komen. We deden dit vanuit de wetenschap dat Amsterdam ontzettend rijk is aan initiatieven op het gebied van voedselonderwijs en vanuit de overtuiging dat voedseleducatie bijdraagt aan een gezondere jeugd en in de toekomst weerbare consumenten. We doen dit nu omdat we zien dat steeds meer partijen een bijdrage willen leveren aan voedseleducatie: inhoudelijk, beleidsmatig of financieel. We verwachten dat door gezamenlijk de krachten te bundelen nog meer kinderen kunnen worden bereikt met een nog beter en structureler aanbod . Met deze visie willen we met ondergetekende partijen een voorzet geven op hoe een programmatisch aanbod van voedselonderwijs in Amsterdam eruit zou kunnen zien. We benoemen de sterke kanten van het reeds bestaande aanbod aan voedselonderwijsprojecten, maar gaan ook in op de knelpunten die het tot stand komen van een dergelijk programmatisch aanbod belemmeren. Wij hopen met deze analyse een bijdrage te leveren aan de bredere maatschappelijke dialoog over gezonde voeding, en hoe we daar op Amsterdamse basisscholen concreet invulling aan kunnen gaan geven. Wij zijn de volgende personen dankbaar voor hun input en betrokkenheid bij de totstandkoming van deze visie: Annemarie Koelemeijer (Water, Land & Dijken), Esther Boukema (Smaak Te Pakken), Hannah Boogaard (PvdD), Hugo Levie & Hester van der Putten (PO-raad), Jaap Seidell (VU), Mara van der Kleij (DMB) , Pim Vermeulen (DRO), Saskia van der Klundert (Hortus), Susanne de Boer (Rabobank), Paul van Opdorp (GGD Amterdam)
Inleiding Voordat ons eten op ons bord belandt, heeft het vaak al een lange weg afgelegd. Het is een ongelooflijke prestatie hoe we er als mensen in slagen een stad als Amsterdam dagelijks weer van meer dan voldoende voedsel te voorzien. Elke dag weer, dag in dag uit, liggen de schappen van de supermarkt vol. Week in, week uit wordt onze stad voorzien van een uitgebreid aanbod aan voedsel. Jaar na jaar hebben wij als Amsterdammers voldoende voedsel tot onze beschikking. Voor de meesten van ons is het eten een vanzelfsprekendheid geworden en we staan er nauwelijks bij stil hoe het geproduceerd wordt, door wie en waar het vandaan komt. Veel van ons eten nemen we gedachteloos tot ons, als tussendoortjes tijdens het werk of al lopend straat. Voor steeds meer mensen vormt hun voedingspatroon een bedreiging voor de eigen gezondheid. Tegelijkertijd zijn veel mensen zich niet bewust van de relatie tussen voeding en gezondheid. En als ze dat al zijn, dan worden ze vaak geen wijs uit de keur aan gezondheidsclaims die op de verpakkingen prijken. Natuurlijk zal de komende jaren moeten worden geïnvesteerd in betere en duidelijker voorlichting. Maar waar het voornamelijk aan ontbreekt is ‘gezond verstand’ met betrekking tot voedsel. Als je snapt waar jouw eten vandaan komt en snapt hoe dat wordt geproduceerd, ben je vele malen beter in staat om bewuste keuzes te maken. Keuzes die niet alleen goed zijn voor jouw eigen lichaam, maar ook voor de wereld om jou heen. Het is belangrijk dat kinderen voldoende kennis opdoen over voeding en dat ze leren dat het niet vanzelfsprekend is dat er zoveel eten in de supermarkt ligt. De beschikbaarheid van ons dagelijkse eten is verbonden met de omgeving buiten de stad, met mensen, met de natuur, met dieren, met productieprocessen en logistiek. Het is goed voor kinderen om te ervaren dat eten samenhangt met smaak, cultuur, milieu en gezondheid. Bovenal willen wij kinderen het plezier dat je kan beleven aan eten meegeven. Voor kinderen die opgroeien in Amsterdam is het echter niet vanzelfsprekend dat ze deze kennis en ervaring meekrijgen. Daarvoor is het nodig dat er structurele aandacht aan wordt besteed vanuit het onderwijs zodat alle kinderen worden bereikt. Wij zijn er van overtuigd dat dit kan, wanneer alle bestaande initiatieven de handen ineen slaan, er continuïteit is in de financiering en daarmee in het aanbod, en we alle projecten kunnen verbinden tot een programmatisch aanbod dat aansluit bij de kerndoelen van het onderwijs.
“Eten is het belangrijkste dat we hebben. We moeten elke dag eten, het is de basis van elke samenleving en daar wordt vaak simplistisch over gedaan.” / “Te gek dat we kinderen nu niet leren over de voedselketen, de relatie tussen voeding en gezondheid. Juist omdat kinderen nu toch aan de dikke kant zijn.” Prof. Dr. Ir. Louise Fresco (Het Parool, 5 oktober 2012)
De huidige situatie in Amsterdam: een korte schets. Er gebeurt ontzettend veel in de stad met betrekking tot voedselonderwijs op basisscholen. Er is veel maatschappelijke energie gestoken in het opzetten van programma’s en initiatieven die bijdragen aan de kennis van kinderen over ons voedsellandschap. Een aantal van de bestaande projecten zijn burgerinitiatieven, anderen zijn overheidsprogramma’s. In Amsterdam tellen we ongeveer 30 voedsel gerelateerde initiatieven. Ieder project is op zijn eigen manier tot stand gekomen en heeft een eigen focus. Sommige initiatieven bestaan al heel lang, zoals de Amsterdamse Schooltuinen. Al 92 jaar verbouwen kinderen daar een jaar lang hun eigen groenten. Tijdens het Boerderijeducatieproject draaien de kinderen een dagje mee in het reilen en zeilen op de boerderij. De Hortus laat kinderen kennis maken met exotische plantensoorten en voedingsmiddelen. En er zijn verschillende projecten met aandacht voor gezondheid middels gezonde schoollunches en programma’s als JumpIn die een gezonde leefstijl stimuleren. Dan hebben we slechts een handvol voorbeelden genoemd. Wie het geheel aan initiatieven overziet kan eigenlijk maar één ding concluderen: Amsterdam heeft goud in handen. In praktijk blijkt echter dat deze schatten voor veel kinderen nog verborgen blijven. Op dit moment is het nog erg afhankelijk van de door de school gemaakte keuzes of leerlingen wel of niet voedselonderwijs wordt aangeboden. Om daar verandering in te brengen zijn wij op zoek gegaan naar de belangrijkste oorzaken en verklaringen. Gestructureerd aanbod Doordat er veel keuze is aan educatieprogramma’s is het niet altijd even makkelijk voor scholen om het overzicht te houden. Het brede aanbod kan er zelfs toe leiden dat de scholen het aanbod als onoverzichtelijk en versnipperd ervaren. In de huidige situatie zijn het vaak de initiatiefnemers van de projecten zelf die contact zoeken met de scholen en wanneer scholen zichzelf actief oriënteren op het aanbod en de mogelijkheden, dan vinden ze niet altijd wat ze zoeken. De keuzes die scholen maken ten aanzien van de invulling die zij geven aan het voedselonderwijs zijn daardoor onnodig arbitrair. Dit draagt er ook toe bij dat een initiatief als boerderijeducatie door veel scholen nog te vaak enkel en alleen als een ‘leuk uitje’ worden bestempeld. Scholen kunnen en moeten beter ondersteund worden in het maken van consistente en onderbouwde keuzes voor de projecten en programma’s die zij aanbieden aan hun leerlingen. Zo ontstaat samenhang en wordt de leeropbrenst vergroot. Tegelijk wordt voor potentiële financiers van projecten de profilering en impact vergroot, waarmee de projecten aantrekkelijker worden. Gelukkig laten initiatieven als ‘Mijn Eten’ nu al zien dat het mogelijk is om een integraal programma aan te bieden, waarbij door verschillende partijen wordt samengewerkt. ‘Mijn eten’ combineert de bestaande lessen van de Schooltuinen, GGD, Boerderijeducatie, Hortus en De Smaak te Pakken tot een integraal programma over voeding. Theoretische onderbouwing Wat veel projecten zo bijzonder maakt is de enorme gedrevenheid van de initiatiefnemers. Het zijn veelal ondernemende mensen die liever vandaag dan morgen aan de slag gaan. Veel van de projecten geven aan dat ondersteuning om te werken aan een theoretische onderbouwing en betere monitoring van de resultaten zeer welkom zou zijn, in aanvulling op de projectevaluaties en klanttevredenheidsonderzoeken die wel al plaatsvinden. Ook schoolbestuurders, gemeente en sponsoring en/of subsidieverstrekkende partijen hebben behoefte aan een betere onderbouwing en monitoring van de resultaten, zodat zij niet alleen op geld, maar ook op kwaliteit en effect kunnen sturen. Er is kortom behoefte aan evidence based voedselonderwijs. Positionering en aansluiting bij bestaande leerdoelen Voor de positionering van het voedselonderwijs in het algemeen is het daarbij van cruciaal belang dat er goed wordt gekeken naar de meerwaarde van het aanbod voor onderdelen als taal- en rekenen die een centrale plek innemen in het onderwijscurriculum, zoals gebeurd is in het project ‘Oogst Rekenen en Taal’ waarbij het oefenen van rekenvaardigheden en begrijpend lezen en het vergroten van de woordenschat zijn geïntegreerd in het jaarrondprogramma op de Schooltuin voor groep 6 en 7. Zichtbaarheid van projecten en resultaten De verschillende projecten die vallen binnen het hier besproken voedselonderwijs zijn stuk voor stuk prachtige projecten. Niet alleen omdat ze bijdragen aan de maatschappelijke en persoonlijke ontwikkeling van kinderen, maar het zijn ook projecten die een goed gevoel bij het publiek oproepen. Voor veel van de projecten geldt dat ze nog onvoldoende zichtbaar zijn en vaak alleen bekend bij de direct betrokken schoolbestuurders, docenten, ouders en leerlingen. Hierdoor is het lang niet duidelijk wat er allemaal gebeurt op het gebied van voedseleducatie. Dit staat het van elkaar leren in de weg en leidt tot situaties waarin het wiel telkens opnieuw wordt uitgevonden. Bij veel projecten ontbreekt het aan voldoende middelen en/of know-how om de communicatie over de activiteiten te verbeteren. Hierdoor is het overzicht dat scholen hebben beperkt en worden kansen voor samenwerking niet optimaal benut. Doordat veel van de initiatieven vanuit communicatieoptiek juist enorm interessant zijn denken we dat hier grote kansen liggen. De activiteiten zijn meestal zeer
praktisch van aard en lenen zich er uitstekend voor om op beeld vast te leggen en te communiceren richting ouders, scholen en politiek. Continuïteit en financiering Amsterdam kent een zeer succesvol aanbod dat structureel van aard is, maar er zijn ook veel projecten die ieder voor zich, steeds opnieuw op zoek moeten naar financiële middelen om het hoofd boven water te houden. Teveel tijd en energie gaat verloren in lobby en administratieve afhandeling. Dit leidt bovendien zowel tot veel onzekerheid bij de initiatiefnemers als bij de scholen, die behoefte hebben aan een structureler aanbod. Nu houden veel initiatieven na een aantal jaren op te bestaan of stranden zij al in een pilotfase. Dat is zonde van de energie die daarmee verloren gaat. Er zal om die reden moeten worden nagedacht over een financieringsstructuur die meer houvast biedt voor alle partijen en tegelijkertijd een kwaliteitsimpuls kan bieden. In de volgende paragrafen doen wij suggesties om bovenstaande uitdagingen ter hand te nemen. Daarbij willen wij benadrukken dat wij de kennis en ervaring van de bestaande initiatieven als vertrekpunt nemen en willen die aanvullen met standpunten en inzichten vanuit wetenschap, onderwijs, overheid en ondernemers. Zij kunnen samen de bouwstenen vormen voor een structureler en meer integraal voedselonderwijs.
Wat is er nodig voor structureler en meer integraal voedselonderwijs? Een aantal knelpunten komt duidelijk naar voren uit de analyse van de huidige situatie, zoals het versnipperde aanbod, de onzekere geldstromen en het gebrek aan theoretische onderbouwing. We proeven daarin al een roep om meer samenwerking tussen partijen, inhoudelijke visie en samenhang, kwaliteitssturing en een nieuwe financieringsstructuur. Hieronder geven wij de belangrijkste suggesties weer die uit de gesprekken met betrokken partijen naar voren kwamen. Programmatisch i.p.v. projectmatig werken Wie vanuit een beleidsmatige bril het voedselonderwijsveld in Amsterdam overziet, kan concluderen dat er op dit moment met name projectmatig wordt gewerkt. De meeste initiatieven opereren zelfstandig en los van elkaar. Hierdoor wordt het beeld van het aanbod onnodig complex, worden bepaalde aspecten van het voedselonderwijs relatief veelvuldig aangeboden en andere aspecten niet tot nauwelijks. Om die reden stellen wij voor meer programmatisch te werken. Bijvoorbeeld door inhoudelijke clusters te maken waarbinnen verschillende projecten samenwerken aan thema’s als voeding en gezondheid, smaak en beleving en voeding en omgeving. Leerlijnen, zoals die van het voedingscentrum kunnen gebruikt worden als rode lijn en zorgen voor samenhang in leerdoelen van groep 1 tot en met groep 8. Kwaliteit & monitoring Kwaliteitsverbetering kan worden gerealiseerd door het goed inhoudelijk aan laten sluiten van projecten binnen integrale programma’s, zodat voedselonderwijs als een geheel maar wel vanuit alle aspecten (aanvullend aan elkaar) wordt aangeboden. Er moet genoeg aandacht zijn voor monitoring binnen de initiatieven en programma’s, zodat kwaliteit, diversiteit en effectiviteit kan worden gecommuniceerd en gewaarborgd. Daarvoor is het nodig dat aan de verschillende inhoudelijke clusters (zie boven) duidelijke criteria kunnen worden ontleed die evidence based en in de praktijk getoetst zijn. Deze zullen in samenwerking met kennisinstellingen worden ontwikkeld. Vervolgens zal een werkbare overgangsperiode in acht moeten worden genomen, waarbinnen bestaande initiatieven hun programma’s waar nodig aan kunnen passen of integreren. Voor de monitoring zal de praktijkervaring van de betrokkenen (initiatiefnemers) moeten worden gecombineerd met externe kennis en ervaring op het gebied van monitoring en evaluaties. Daarnaast moet er goed worden nagedacht over het type monitoring die nodig is: op inspanningen, op bereik, op school- of kind niveau? Verbinding met landelijke programma’s en gemeentelijk beleid Om meer scholen te bereiken en toe te werken naar een structureler en meer integraal aanbod van voedselonderwijs, is het raadzaam om aansluiting te zoeken met landelijke initiatieven. Op landelijk niveau wordt www.gezondeschool.nl het communicatiekanaal en informatieportaal naar en voor de scholen. Deze website is ontwikkeld door het RIVM Centrum Gezond Leven in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Scholen kunnen vervolgens via de gezonde school methodiek toewerken naar het Vignet Gezonde School. Het vinden van aansluiting zal wel centraal moeten worden gecoördineerd om te voorkomen dat lokale en landelijke programma’s langs elkaar heen gaan communiceren. Op gemeentelijk niveau is het van belang dat voedselonderwijs een plek krijgt binnen de voedselvisie die de gemeente op dit moment ontwikkelt. Regievoering Om elk van bovenstaande punten te kunnen realiseren is het nodig dat er één centrale partij komt die regie voert en de verbinding tussen de projecten waarborgt. Dat wil zeggen: die stuurt op de totstandkoming van de inhoudelijke clusters, die ondersteunt bij het monitoren van projecten en actief verbinding zoekt met landelijke programma’s. Bovendien zou dit betekenen dat er een centraal aanspreekpunt komt voor de scholen dat hen adviseert bij het samenstellen van het onderwijspakket. Op termijn zou deze partij ook een rol kunnen spelen in het beheer van een fonds dat in elk van de vastgestelde clusters investeert en zich inzet voor het vinden van additionele middelen. Deze suggestie zal separaat moeten worden uitgewerkt. Daarbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan de bestaande projecten die integraal van opzet zijn en niet binnen één van de clusters te plaatsen zijn. Onderwijs en opleiding Om meer kinderen te bereiken met goed voedsel onderwijs zullen meer scholen voedselonderwijs een stevige plek moeten geven binnen hun schoolplan. Wij zijn er van overtuigd dat we die stap door te werken aan bovenstaande punten, voor scholen steeds kleiner kunnen maken. Dat vraagt wel om heldere communicatie richting de verschillende gremia die in de school actief zijn en ieder hun eigen verantwoordelijkheden hebben: de schoolbesturen, de directie en de leerkrachten. Met het oog op de langere termijn lijkt het tevens wenselijk om docenten al op de pabo’s meer mee te geven over de betekenis en het belang van voedselonderwijs.
Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen? Uit de gesprekken die we de afgelopen periode met verschillende betrokkenen bij het Amsterdamse voedselonderwijs hebben gehad komt steeds opnieuw naar voren dat iedereen denkt dat de tijd rijp is om gezamenlijk de schouders er onder te zetten. De diversiteit van de initiatieven en de energie die mensen willen steken in de verschillende projecten is een ontzettend goed fundament om op door te bouwen. Het formuleren van deze gezamenlijke visie is dan ook geen eindhalte, maar een vertrekpunt voor gezamenlijke actie. We willen dan ook graag een voorzet geven voor wat er de komende tijd zal moeten gebeuren. De krachten bundelen Op de eerste plaats willen wij alle partijen die zich inzetten voor goed voedselonderwijs uitnodigen om deze visie te onderschrijven. Deze oproep beperkt zich nadrukkelijk niet tot de partijen die actief betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van deze visie. Inrichten programmatische samenwerking De in deze visie voorgestelde inhoudelijke clusters moeten verder worden uitgewerkt tot op het niveau van leerdoelen. Hiervoor hoeft niet het wiel opnieuw uitgevonden te worden, maar kan worden aangehaakt bij initiatieven als die van het Voedingscentrum die een voorstel hebben uitgewerkt voor een doorlopende leerlijn ‘Hanteren van een gezond en duurzaam voedingspatroon’. Vervolgens zal door de partij die de regie voert (zie onder) een analyse worden gemaakt van de bestaande initiatieven en hoe er meer programmatisch kan worden samengewerkt binnen en tussen de clusters. Binnen de clusters kunnen partijen veel van elkaar leren (bijvoorbeeld door methodes uit te wisselen, gezamenlijke communicatieplan, etc.) en de samenwerking tussen de clusters kan de integraliteit borgen. Hier zullen één of meerdere bijeenkomsten met betrokken partijen voor worden gepland. Vaststellen kwaliteitsnormen en monitoring Het vaststellen van de inhoudelijke clusters kan alleen handen en voeten krijgen als er doelen zijn opgesteld, beoogde resultaten en benodigde inspanningen evenals inhoudelijke criteria waarop kan worden gestuurd en getoetst. Het formuleren van de doelen, resultaten en benodigde inspanningen en het ontwikkelen van de inhoudelijke criteria zijn geen eenvoudige opgave en vragen om directe betrokkenheid vanuit kennisinstellingen in nauwe samenwerking met de bestaande initiatieven. Invulling geven aan de regiefunctie Om voedselonderwijs in Amsterdam naar een hoger plan te tillen moet een partij zekere regie over het proces hebben. Het ANMEC lijkt op dit moment de meest geschikte en geëigende partij om hier invulling aan te geven en heeft zich daartoe bereid getoond. Met instemming van betrokken partijen zal door ANMEC een voorstel worden uitgewerkt, waarin zij beschrijven hoe zij invulling willen geven aan deze rol. Ontwerpen en ontwikkelen van nieuwe arrangementen Vanuit de inhoudelijke clusters en met behulp van instrumenten om de kwaliteit van de projecten te monitoren wordt het ook mogelijk om de financiering van projecten en programma’s te richten en te stroomlijnen. Dit biedt tevens mogelijkheden om nieuwe financiering aan te trekken, omdat de impact van sponsoring en subsidies beter kan worden gewaarborgd en de clusters tot een duidelijkere profilering van de initiatieven leiden.