Kleur op school Nummer 1, jaargang 7 Groep 5-6 Materialen 1. 2. 3. 4.
Ouderbrief Boekentips Natuur, les 1 Demeter en Hades, les 3 Scheppingsverhalen, les 3
Beste Ouders De Kinderboekenweek draait dit jaar om natuur, wetenschap en techniek. In onze methode Kleur op school gaan we de komende weken aan de slag met het thema Natuurlijk!? De lessen sluiten goed aan op, én verdiepen het thema van de Kinderboekenweek. Daarbij ligt de focus voor onze lessen vooral op de natuur. Dat sluit dan weer mooi aan bij dierendag op 4 oktober, tevens de sterfdag van Franciscus. Wat is natuur(lijk)? Dat er overal om ons heen natuur is, lijkt vanzelfsprekend. Maar waar ligt precies de scheiding tussen wat natuurlijk en wat niet natuurlijk is? Is een zak diepvrieserwtjes natuur, of niet? De kinderen gaan op zoek naar de twijfelgevallen en onderzoeken wat zij verstaan onder ‘natuur’ en wat zij al dan niet ‘natuurlijk’ vinden. Zo stimuleren de lessen de kinderen om je te verwonderen over alles om je heen. Natuurlijk is er overlap met lessen biologie en natuur, maar bij de lessen in Kleur op school staat de verwondering en de nieuwsgierigheid naar wat natuur eigenlijk is, wat natuur voor je betekent en waar alles in de natuur uiteindelijk vandaan komt, centraal. Filosoferen over natuur In alle bouwen zal duidelijk worden dat er geen eenduidig antwoord is op de vraag wat allemaal natuur is, en wat natuur allemaal is. We onderzoeken het begrip natuur van alle kanten. Zo kijken we bijvoorbeeld in groep 5 en 6 naar de leuk-spannende én de gevaarlijke kanten van natuur. En de leerlingen in groep 3 en 4 verkennen de wrede kanten van de natuur: dieren die elkaar opeten om te overleven; is dat zielig of is dat nou eenmaal natuurlijk? In groep 1 en 2 horen de kinderen het sprookje van een bramenplukker die zich heel rijk voelt met de natuur. Ze onderzoeken wat die ‘rijkdom’ van de natuur dan is. In groep 7 en 8 filosoferen de leerlingen over de mens als bijzonder onderdeel van de natuur. Wat onderscheidt de mens van dieren? En hoe zal de mens zich wellicht in de toekomst verder ontwikkelen? Levensbeschouwelijke verhalen over de natuur Hoe is het ooit begonnen, het leven op aarde? En alles zit zo knap in elkaar, en hangt zo waanzinnig mooi uitgedacht met elkaar samen … dat kan toch niet zo maar toevallig zo gekomen zijn? De vraag naar het ontstaan en de bedoeling van het leven op aarde is al zo oud als de mensheid zelf. De kinderen ontdekken in alle bouwen dat mensen elkaar dan ook altijd al verhalen hebben verteld over hoe alles ooit begonnen is. We vertellen de kinderen niet alleen ‘traditionele’ scheppingsverhalen, maar ook verrassende verhalen uit allerlei culturen. De bedoeling is niet dat kinderen ‘kiezen waar zij in geloven’. Het doel is dat kinderen ontdekken dat dit soort ontstaansverhalen antwoorden hebben gegeven op levensvragen van mensen. De lessen nodigen leerlingen uit om voor zichzelf te verkennen wat zij inspirerende beelden vinden in deze verhalen. Met hartelijke groet, het team
Natuurlijk?! in het kort: - Wat is natuur(lijk) of niet natuur(lijk)? - Filosoferen over mens en natuur - Verhalen over het ontstaan van het leven op aarde - Wat doe jij voor de natuur?
Boekentips Natuur groep 5-6 Hoeveel papier gaat er in een boom?
Duurzaamheid is een thema waar kinderen grote belangstelling voor hebben. Vaak hebben ze daarover heel concrete vragen, zoals: 'Over hoeveel jaar smelt de Noordpool?' of: 'Wanneer is de benzine op?' en: 'Waarom stijgt de temperatuur?'. Zoekend naar oplossingen vragen kinderen verbaasd: 'Waarom zijn de milieuvriendelijke spullen duur en de slechte dingen goedkoper?' en willen ze antwoorden op vragen als: 'Waarom worden er zo veel vruchten uit het buitenland ingevoerd?'. Bas van Lier heeft in zijn eerdere boeken bewezen zulke vragen helder en vaak verrassend te kunnen beantwoorden. Auteur: Bas van Lier Gottmer Uitgevers, 2012 ISBN 9789025752453 108 pagina’s
Ik ontdek de natuur
Dit handboek is perfect als je de natuur wilt ontdekken en leren kennen, van in je eigen achtertuin tot in het diepste van het bos. Je vindt in dit boek feiten, weetjes en nauwkeurige tekeningen van de meest voorkomende bomen, bloemen, vogels en vlinders, zodat je heel gemakkelijk elke soort kunt herkennen en benoemen. Bovendien is er bij elke soort ruimte vrijgelaten om je opmerkingen te noteren en een foto op te plakken. Zo wordt dit boek een ware bron van informatie die je zelf hebt verzameld op je wandelingen en onderzoekstochten door de natuur. Auteur: Barbara Taylor Deltas Uitgeverij ISBN 9789044728903 Vanaf 7 t/m 12 jaar 96 pagina’s
Insecten detective
Pak het vergrootglas en ontdek de wondere wereld van insecten De Insectendetective is een leerzame én leuke natuurgids voor kinderen om kennis te maken met de wondere wereld van insecten. Met het bijgevoegde vergrootglas kunnen kinderen (en ouders!) op zoek naar meer dan 100 verborgen details in het boek. Boordevol grappige feitjes en aantrekkelijke illustraties, zo leren kinderen steeds meer over de kleinste wezens op aarde. Auteur: Maggie Li Tirion Natuur, 2015 ISBN 9789052109824
De schepping van de seizoenen: een verhaal uit het oude Griekenland Heel lang geleden vertelden de Grieken elkaar verhalen. Mythen heten die verhalen, ze verklaren de dingen die gebeuren als daden van de goden. Goden woonden in de onderwereld, in de bovenwereld, op een berg, of ver weg. In de herfst, als de blaadjes vallen, en de herfstormen razen en dikke regenbuien vallen, vertellen de Grieken elkaar de mythe van Persephone [per’seefonee]. De moeder van Persephone is Demeter: de godin van de vruchtbare aarde. Zij krijgt samen met oppergod Zeus, die leuke dochter. Persephone is echt kind van de aarde. Ze is het symbool van de oogst, van alle lekkere en mooie vruchten en groenten. Persephone’s oom Hades is de god van de onderwereld. Hij is alleen en wil graag zo’n vrolijk, jong en mooi meisje hebben als Persephone. Dat het zijn nichtje is maakt hem niets uit. Zeus en Demeter vinden dat niet zo’n goed idee en geven haar niet weg. Maar omdat hij een Griekse god is krijgt hij graag zijn zin en verzint een list. Terwijl ze met haar moeder bloemen aan het plukken is komt hij met paard en wagen uit de onderwereld gereden, grijpt haar en neemt haar mee naar die duistere wereld van de doden.
Demeter, haar moeder en de godin van de aarde, is er helemaal van ondersteboven. Ze had niets door en heeft geen idee waar Persephone naar toe is. Ze huilt en huilt. Op aarde regent het daardoor eindeloos, er wil niets meer groeien, niets is meer vruchtbaar en herfst en winter komen er aan. Een andere god, Helios, de zonnegod heeft gezien wat er gebeurde, en kan het niet aanzien. Hij vertelt aan Demeter, van de aarde, waar haar dochter is. Die gaat gelijk naar Zeus. ‘Die broer van jou, Hades, heeft ons kind ontvoerd naar de onderwereld. Zorg dat hij haar onmiddellijk terugstuurt. Ik kan niet zonder haar. Zo gaat de aarde kapot.’ Zeus gebiedt Hades dat hij zijn dochter terugstuurt naar haar moeder. Hades stemt toe, maar wil dat Persephone nog een maaltijd met hem eet. Als ze daarbij van een granaatappel zes pitjes eet moet ze voortaan voor elke pit een maand terug naar hem. En zo kwam het voorjaar in de wereld: als Persephone naar haar moeder gaat is de aarde blij en wordt het lente. Alles gaat groeien en bloeien. Als ze na de zomer terugkeert naar de onderwereld wordt het herfst. Zo kwamen volgens de Grieken de seizoenen op aarde.
Scheppingsverhalen uit de hele wereld 1. Oerknal Heb je weleens een auto in elkaar geperst zien worden tot een hoopje schroot, zo groot als een kartonnen doos? Stel je dan nu eens voor dat een heel flatgebouw in elkaar wordt geplet tot zo’n klein propje. En stel je vervolgens voor dat onze hele aarde wordt samengedrukt tot het formaat van een grote pompoen. En beeld je ten slotte eens in dat alle sterren, alle planeten, alle manen en alle rotsblokken in het universum in elkaar worden gepropt, tot een pakketje dat in de achterbak van een auto past. En dat dit pakketje uiteindelijk weer in elkaar wordt geperst tot een puntje dat zo ontzettend klein is dat je het met de beste microscoop ter wereld niet kunt zien. Zelfs niet als je het een triljard keer vergroot. Klaar? Dan weet je nu hoe ons heelal er een tienbiljardste van een triljoenste seconde na de oerknal uitzag. Nu is het (waarschijnlijk) niet zo dat het heelal eerst heel groot was en daarna in elkaar werd geperst. Ik wil alleen aangeven dat het heelal, met alles erop en eraan, onvoorstelbaar klein is geweest. Alles wat bestaat is uit zo ongeveer niets voortgekomen … Vind je het moeilijk om je dat allemaal voor te stellen? Geeft niets. Dat allereerste begin, 13,9 miljard jaar geleden, kan niemand zich voorstellen. Maar natuurwetenschappers denken wel dat het zo is gegaan. Het heelal was ooit onwaarschijnlijk klein en had een temperatuur van miljarden graden. Vervolgens barstte het door een explosie uit elkaar, zodat het maar groeide en groeide. Binnen een paar seconden was het heelal zo uitgerekt dat we ons de enorme grootte ervan al niet meer kunnen voorstellen! In die eerste periode van ons heelal was niets zoals het nu is. Het was onbeschrijflijk heet. En de atomen en moleculen, de kleinste deeltjes waaruit alles bestaat zoals we het nu kennen, waren er nog helemaal niet. Alles zat veel te dicht op elkaar gepropt. De eerste atomen ontstonden honderd seconden na het allereerste begin. En ze waren er lang niet allemaal in één keer. Het duurde nog 300.000 jaar tot alle atomen bestonden waarvan alles op de wereld is gevormd. Ons heelal was op dat moment al ‘afgekoeld’ tot zo’n 3000 graden … Maar sterren en planeten waren er nog niet. Die ontstonden pas toen het heelal vierhonderd miljoen jaar oud was: 13,3 miljard jaar geleden dus. Gebaseerd op fragmenten uit: Het raadsel van alles wat leeft. En de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel door Jan Paul Schutten. (Gottmer, 2014)
2. De schepping in zeven dagen Dag een Op de aarde was niets. Het was er woest, eenzaam en verlaten. Het was overal donker. Water bedekte de aarde. God liet een harde stormwind waaien over de watervlakte. Toen zei God: ‘Licht.’ En er was licht. Hij keek naar het licht en zag dat het goed was. Hij scheidde het licht van het donker. Het licht noemde God ‘dag’ en het donker ‘nacht’. Hij zegende het en zag dat het goed was. Dag twee God zei dat er een koepel moest komen: om het water te scheiden, om boven en onder te maken. Hij splitste het water in tweeën, water boven de koepel en water onder de koepel. De koepel noemde Hij hemel. Dag drie God liet het droge tevoorschijn komen. Dit deed Hij door het water onder de hemel naar een plek te laten stromen. Hij noemde het droge ‘land’ en het water ‘zee’. Hij zei: ‘Laat van alles groeien op het land. Planten die zaad vormen en bomen met vruchten.’ Hij zegende alles en bekeek het land, en zag dat het goed was. Dag vier God vond dat er twee grote lichten aan de hemel moesten staan, om verschil te maken tussen dag en nacht. Hij maakte de zon voor de dag en de maan voor de nacht. Ook maakte Hij de sterren voor de nacht. Hij zegende en bekeek wat Hij gemaakt had, en zag dat het goed was. Dag vijf God schiep grote en kleine vissen en andere dieren voor in het water. Hij zei tegen hen dat ze jongen moesten krijgen zodat de hele zee er vol van zou komen. Ook schiep Hij vogels in de lucht. Hij zegende de vissen en de vogels en bekeek wat Hij gemaakt had, en zag dat het goed was. Dag zes God schiep de wilde en de tamme, de grote en de kleine dieren voor op het land. Daarna wilde God de mensen maken. De mens moest op Hem lijken. Zij moesten de baas zijn over alle dieren in de zee, de lucht en op het land. ‘Jullie moeten kinderen krijgen’, zei God tegen de mens. God zei: ‘Ik geef jullie de planten en de vruchten van de bomen. Daarvan mogen jullie eten. Maar het gras en de bladeren geef ik aan de dieren; daarvan mogen zij eten.’ God zegende de mens en alles wat Hij had gemaakt op deze zesde dag. Hij bekeek wat Hij gemaakt had en zag dat het goed was. Dag zeven God maakte van de zevende dag een speciale dag. Dit was de dag dat Hij klaar was met Zijn schepping. Hij rustte uit van Zijn werk. Hij zegende de zevende dag. Zijn dag. Vrij naar Genesis 1-2 uit het Oude Testament van de Bijbel
3. Allah, schepper van hemel en aarde In het begin was er geen hemel en geen aarde. Er bestond niets, behalve Allah op zijn troon. Toen heeft Allah de aarde geschapen, omdat Hij graag wilde dat de mensen hem leerden kennen. Allah maakte de aarde in twee dagen. Hij maakte de nacht donker en de dag licht. Daarna maakte Allah alles wat op aarde is. Hij maakte het water. En Hij plaatste bergen op aarde. En rivieren, en paden zodat we de weg kunnen vinden. En Allah maakte de zee, zodat we vis kunnen vangen en eten. En schepen kunnen laten varen. Hij heeft de dieren geschapen, zodat wij mensen kleren en voedsel hebben. En Allah maakte paarden waarop wij kunnen rijden. Maar van de dieren kunnen we ook genieten omdat ze mooi zijn. Allah is het die water uit de wolken laat vallen. Daarvan kunnen wij drinken. De wind brengt de wolken naar het droge land. Door de regen kunnen de bomen en planten groeien, zodat de dieren kunnen eten en drinken. Allah laat het graan groeien, de olijf, de appelboom en alle andere vruchten. Allah maakte ook de zeven hemelen in twee dagen. De laatste hemel versierde Hij met sterren. Hij schiep de zon, de maan, de sterren. Speciaal voor de mensen en voor de dieren, om te weten waar ze zijn en waar ze naartoe gaan. Uit stof en klei en modder maakte Allah de mens. Hij heeft de mens naar Zichzelf, naar Zijn evenbeeld geschapen. En tot slot heeft hij de mens Zijn geest ingeblazen. Zo werd Adam de plaatsvervanger van Allah op aarde. En Hij leerde Adam de namen van de dingen. Allah heeft alles wat op aarde en in de hemel is voor de mensen gemaakt. Maar Hij heeft ons ook gewaarschuwd dat wij er geen wanorde van mogen maken. Bewerking van het verhaal uit: Mensen en hoop, Voormalig Katechetisch Centrum Amsterdam, 1995
4. Hemelgod Nyame Lang geleden was er geen aarde en was het altijd donker. Maar hoog boven al die donkerte, ergens waar het wel heel licht was, leefde Nyame, de hemelgod. Nyame vond het heerlijk om dingen te maken. Op een dag besloot hij iets heel bijzonders te maken. Hij maakte een enorme mand. Die vulde hij met aarde. En ook maakte hij planten en dieren. Hij sneed in zijn lichte hemelplek een gat. Hij liet de mand door het gat zakken tot de plek waar de aarde nu nog steeds staat. Het gat in de hemel is de zon: daardoor schijnt het licht van Nyames hemelplek naar de aarde. Na een tijdje was Nyame moe van het kijken naar de aarde. Hij sloot het gat in de hemel. Maar de dieren op aarde werden bang. Daarom maakte de hemelgod nog wat kleine gaatjes in de hemel. Vanaf toen gaven de sterren ’s nachts wat licht. Nyame was dol op zijn aardemand. Telkens weer deed hij het luik open om naar beneden te kijken. Dan kwam op aarde wat we nu ‘de zon’ noemen op. In Nyame leefden ook allerlei wezens. Die keken graag met Nyame mee naar beneden. Op een dag moest Nyame niezen. Toen vielen er een paar wezens naar beneden, naar de aardemand. Dat werden de mensen. Die zijn dus niet gemaakt door Nyame, maar komen uit zijn binnenste. Een verhaal uit West-Afrika. Bron: Wortels en vleugels, Nanda van Bodegraven en Tamar Kopmels (Uitgeverij SWP, 2007)
5. P’an Koe en het begin van de wereld In het begin was er helemaal niets. Er waren geen bergen, geen zeeën en geen rivieren. Er was nog geen lucht met zon, maan en sterren. Er was geen gras. Er waren geen bomen, geen bloemen, geen mensen en geen dieren. Er was alleen maar stof. Toen gebeurde het dat het stof botste met een grote bol. En weet je wat er gebeurde? De bol brak open en P’an Koe kwam eruit. P’an Koe keek om zich heen en zag dat er helemaal niets was. Hij keek nog beter, maar er was echt helemaal niets. Daarom ging hij aan het werk. Hij haalde met zijn handen de zware delen en de lichte delen van de bol uit elkaar. De zware delen vielen naar beneden. Zo ontstond de aarde. De lichte delen gingen omhoog. Zo ontstond de lucht. P’an Koe stond met zijn voeten op de aarde en met zijn hoofd hield hij de hemel omhoog. Eerst waren de hemel en aarde nog dicht bij elkaar, en was P’an Koe heel klein. Maar elke dag dreven de aarde en hemel verder uit elkaar. En P’an Koe groeide mee. Hij werd groter en groter, zodat de hemel nog steeds op zijn hoofd kon steunen. Pas na heel veel jaren stopte de hemel en aarde met uit elkaar bewegen. Je kunt je vast wel voorstellen dat P’an Koe erg moe was van het dragen van de hemel. Hij ging op de aarde liggen en ging dood. Dat is natuurlijk heel verdrietig. Maar er gebeurde ook iets goeds toen P’an Koe doodging. Want uit zijn adem ontstonden de wolken en de wind. Uit zijn stem kwam de donder voort, en uit zijn ogen de zon en de maan. Zijn haren werden sterren en planeten, en ook de planten en bloemen werden daarvan gemaakt. Zijn zweet werd de regen. Uit zijn botten kwamen de rotsen en stenen voort, en zijn lijf vormde de bergen. Alles wat er nu op de wereld is, is uit P’an Koe voortgekomen. Maar het was heel stil op de aarde; er waren nog geen kinderen en geen grote mensen. Niemand die lachte, niemand die rende, niemand die speelde. Alleen Moe Koea was op de aarde. Moe Koea had het lichaam van een draak en het hoofd van een mens. Ze vond het zo stil en ze voelde zich zo alleen dat ze besloot om mensen te maken. En weet je hoe ze dat deed? Ze maakte mensen van klei. Grote mensen, kleine mensen, dikke mensen en dunne mensen. En zo komt het dat uit het niets de wereld en de mensen gemaakt zijn. Een Chinees scheppingsverhaal.
6. Huracan en Slang-met-veren In het begin waren er twee goden. De ene was de luidruchtige hemelgod die Huracan heette. Hij maakte vaak lawaai: door het te laten waaien, bliksemen of donderen. De andere god was een veel stillere god. Die lag op de bodem van de grote zee, en was gehuld in groene en blauwe veren. Deze god heette Slang-met-veren. Op een dag kwamen Huracan en Slang-met-veren elkaar tegen. Ze besloten de aarde te gaan maken. Ze riepen tegelijk: ‘Aarde, laat er aarde zijn.’ De rustige zee werd voor het eerst wild. Grote golven kwamen op de zee. Bellen stegen op. Land rees omhoog uit de diepten van de zee en werd hoger en hoger. Bergen en vlakke stukken land ontstonden. Daarna vonden Huracan en Slang-met-veren dat er nog iets ontbrak. ‘Leven, laat er leven zijn’, riepen ze samen. Planten schoten omhoog, vissen sprongen uit het water en in de lucht zwermden vogels en insecten. Kleine beestjes scharrelden tussen de struiken, grote beesten sprongen tegen de bergen op. De twee goden genoten erg van hun schepping. Huracan zei: ‘Nu is het tijd dat wij bedankt worden voor ons harde werk.’ ‘Zo is het’, zei Slang-met-veren. ‘Spreek’, riepen ze beiden in koor. Maar niemand zei iets. Daarop bedachten de twee goden een slimme oplossing: ze maakten mensen. Die konden hen wel danken voor hun schepping. Een verhaal uit Guatemala. Uit: Wortels en vleugels, Nanda van Bodegraven en Tamar Kopmels. (Uitgeverij SWP, 2007)