Kleur & Architectuur Filosofie in Architectuur 7x700 Maaike Krijnen 0634709
2
Op de kaft is een afbeelding te zien van een architypisch huisje. Voor het vak handtekenen C, met als hoofdonderwerp kleur, heb ik een onderzoek gedaan welke kleuren de expressie van dit huisje versterken. Dit is het restultaat. Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
Inhoudsopgave Voorwoord Essay Referenties Nawoord Bronnen Bijlage: Tijdslijn
3
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
4
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
Voorwoord 5 Na een interessante collegereeks waar diverse onderwerpen aan bod kwamen, heb ik er toch voor gekozen om een onderwerp te nemen voor mijn essay waar ik zelf veel interesse in heb, namelijk KLEUR. In de architectuur is het onderwerp KLEUR onvermijdelijk, maar welke rol neemt het in? Er zal in worden gegaan over hoe KLEUR in het verleden werd toegepast en hoe mensen er nu tegenaan kijken. Op dit moment speelt er een hevige discussie over KLEUR, ook hierop zal nader worden ingegaan. Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
KLEUR & Architectuur Het ontmeetbare meten
Vanaf de kleuterschool zijn we al met kleur bezig, we leren hoe de kleuren heten en later ook waar ze symbool voor staan. Groen dan is het goed, het toilet is vrij, rood is niet goed, dan is het toilet bezet. In de architectuur heeft kleur twee gezichten: verstand en gevoel. Kleur heeft altijd al discussies uitgelokt en doet dat nog steeds: iemand gelooft dat kleur door toepassing van verf of gekleurde materialen het architectonisch ontwerp een meerwaarde krijgt, of iemand gelooft dat niet. Daar komt nog eens bij dat de architectonische kennis over de ruimtelijke effecten van kleur in de gebouwde omgeving niet erg sterk ontwikkeld is, vergeleken met andere aspecten van architectuur, zoals de studie van het programma of de typologie. Toch zijn er verschillende architecten of andere wetenschappers geweest die onderzoek of uitspraken over kleur hebben gedaan. Wat vandaag de dag speelt is: vormt de toepassing van natuurlijke of kunstmatige kleur, of dit nu verf is of een ander gekleurd materiaal, een onafhankelijke laag van het architectonisch ontwerp of niet? Met onafhankelijke laag wordt bedoeld: niet verbonden met het programma, functies of het volume, maar bewust aangebracht en niet terug te voeren op enig ander aspect van het ontwerp van een gebouw. 6
Kleur vormt het raakvlak tussen kunst en architectuur. In de jaren twintig oefenden kunst en architectuur rechtstreeks invloed op elkaar uit. Dankzij het expressionisme en het constructivisme werden er experimenten met kleur gedaan zoals de opvallende kiosken en marktkramen in Moskou en de experimenten van Bruno Taut met kleur in zijn eigen huis en in zijn woningbouwprojecten ondenkbaar
geweest. Het purisme had zonder twijfel invloed op Le Corbusiers kleurgebruik in de jaren twintig. Vervolgens probeerde Theo van Doesburg in samenwerking met Cornelis van Eesteren, ook wel bekend als de oprichters van De Stijl, in het ontwerp Maison d’Artiste tot een ‘kleuroplossing’ te komen. Wat opvalt, is dat al deze beroemde experimenten er niet toe hebben geleid dat kleur een blijvende plaats kreeg in het architectonisch ontwerp of in het architectuuronderwijs. Zo wordt er tijdens de gehele opleiding bouwkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven slecht één vak gegeven dat een directe relatie met kleur heeft en dat is het keuze vak handtekenen C, met als hoofdthema kleur. Waarom dat kleur geen blijvende plaats kreeg in het architectonisch ontwerp of het architectuur onderwijs is deels te wijten aan twee historische misverstanden, die extra hebben bijgedragen aan de wankele positie van kleur in architectuur. Één daarvan is de verwaarlozing van negentiendeeeuwse architectuurtheorieën en de ontkenning van hun invloed op de Moderne Beweging gedurende de afgelopen tachtig jaar. Het werd lange tijd genegeerd omdat aanhangers van het modernisme zich verzetten tegen het negentiendeeeuwse architectonische denken. Dit deden ze tot de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw. Studies als ‘De nieuwe verf van de keizer’ van Marc Wigley, die expliciet de samenhang in het architectonische denken van Semper tot Adolf loos en de invloed van Loos op Le Corbusier behandelt, zijn nog van zeer recente datum. En zelfs nu nog lijkt men in het architectonische denken en het
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
architectuuronderwijs nauwelijks bewust te zijn van deze continuïteit en de historische transformaties. Het tweede misverstand is veroorzaakt door de fotografie, die nog niet in kleur was en leidde tot de mythe van een ‘witte’ Moderne Beweging. Deze mythe werd in de jaren vijftig gecreëerd door de erfgenamen van de Moderne Beweging, die ideeën als ‘materiaal eerlijkheid’ belangrijk vonden en het aanbrengen van kleur afwezen en dat bestempelde als ‘versiering’. Dit idee van ‘materiaaleerlijkheid’ leidde in de architectuur tot een vorm van chromofobie die nog steeds waarneembaar is. In het boek Chromophobia bespreekt David Batchelor de verwerping van kleur in het dagelijks gebruik, maar ook in de architectuur: ‘ In het eerste geval wordt kleur gezegd en ze hoort bij een of ander ‘vreemd’ lichaam: meestal het vrouwelijke, het oosterse, het primitieve, het kinderlijke, het vulgaire, het zonderlinge of het pathologische. Het tweede geval wordt kleur verbannen naar het rijk van het oppervlakkige, het supplementaire, het nietwezenlijke of het cosmetische. De eerste zienswijze beschouwt kleur als niet-eigen en daarom als gevaarlijk; de tweede ervaart kleur louter als een ervaring van secundaire betekenis, die alles behalve geen serieuze overweging verdient. Kleur is gevaarlijk of triviaal, of beide.’ (Komossa,S., Kleur in de hedendaagste architectuur p.17)
Als gevolg van dit soort opvattingen ontbreken er tot op de dag van vandaag geëigende theorieën en zijn we gedwongen om kleur opnieuw ‘serieus te overwegen’ als een onafhankelijke laag van het architectonisch ontwerp.
Kleur in de afgelopen tweehonderd jaar De afgelopen tweehonderd jaar is kleur op vele manieren benaderd in de architectuur en met betrekking tot de architectonische compositie en de tektoniek. Gottfried Semper ontwikkelde de theorie dat verf of gekleurde materialen worden gebruikt als bekleding of aankleding, een theorie waaraan Adolf Loos later een eigen interpretatie gaf. Semper ontwikkelde theorieën over Stoffwechsel en Bekleidung nadat hij sporen van kleur op oude tempels en in de Moorse architectuur had gevonden en geanalyseerd. In de theorie van Semper was ‘bekleding’ of ‘aankleding’ veel belangrijker dan de andere elementen, omdat dit direct verband had met alles wat aan de oppervlakte kan worden gezien en gevoeld en dus waargenomen. Semper was van mening dat de patroon- en kleurbenadering van een bouwwerk de ruimtelijke en architectonische betekenis van het geheel in zich moest dragen en moest hullen. Behalve dat ze naar de natuur als oorsprong verwijzen hebben Sempers theorieën nog twee andere sterke punten. Ten eerste zijn ze dynamisch, niet zo darwinistisch, omdat ze het idee behelzen dat de beschaving verandert en vooruitgaat. Het idee van verandering is essentieel wanneer naar een nieuwe stijl wordt gezocht. Ten tweede maakte Sempers theorie door middel van kleur en sculptuur de schilderkunst tot onderdeel van het ontwerpen van gebouwen. De bedoeling hiervan was om van architectuur weer het domein te maken waarin alle kunsten in een Gesamtkunstwerk bij elkaar komen.
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
7
Adolf Loos gaf in zijn artikelen Prinzip der Bekleidung en Ornament und Verbrechen een nieuwe interpretatie aan Sempers theorieën. Volgens Loos mag de bekleding van bouwwerken en muren nooit lijken op de oorspronkelijke kleur of het oorspronkelijke materiaal dat zich eronder vindt. In deze interpretatie van Loos is de typisch negentiende-eeuwse verwijzing van Semper naar de natuur verdwenen. In het begin van de twintigste eeuw bereidde Loos met zijn gekleurde muren in particuliere woonhuizen de weg naar een moderne, veel abstractere toepassing van kleur in architectuur. Plastische benadering van volume en ruimte De plastische toepassing van kleur tracht de compositie van het gebouw, dat als volume wordt beschouwd, te benadrukken of aan te tasten, soms zelfs uiteen te doen vallen. Deze benadering werd voornamelijk aan het begin van de twintigste eeuw ontwikkeld en werd sterk beïnvloed door ontwikkelingen in de schilderkunst, hoofdzakelijk het expressionisme het constructivisme, het purisme en het neoplasticisme van De Stijl.
8
Het werk van Bruno Taut is een goed voorbeeld waarin te zien is dat de kleurtoepassingen van het expressionisme zijn afgeleid. In zijn werk kunnen twee benaderingen worden onderscheiden. In ‘het bonte’ Maagdenburg zijn de gevels van de afzonderlijke gebouwen beschilderd met expressionistische patronen, die geen verband houden met de architectonische compositie van de gevel zelf. In zijn Siedlungen (wijken), zoals Falkenburg en Zehlendorf, wordt een subtiel spel gespeeld. Enerzijds voegt kleur een architectonische orde toe aan de vlakke, ongearticuleerde gevel
van pleisterwerk, die niet aanwezig is in de architectuur eronder. Anderzijds laat het volumes van de gebouwen uiteenvallen om zo een nieuwe samenhang binnen het stedelijke geheel tot stand te brengen. Hoeken worden gemarkeerd, vooren achterzijde worden onderscheiden en straten worden als samenhangende ruimten gearticuleerd. Kleur volgt echter niet het gegeven volume; altijd voegt zij een nieuwe orde toe. Het puristische kleurenpalet van Le Corbusier is niet zo krachtig als de expressionistische kleuren van Taut. In het algemeen blijven de kleuren, met gebrande siena, lichtblauw, lichtgroen, enzovoort, in combinatie met wit, binnen het domein van de kleurtonen. De kleuren refereren doorgaans aan verschijnselen in de natuur, zoals bruin naar de aarde en lichtblauw naar de hemel verwijst. Ze worden binnen en buiten op muren en andere architectonische elementen aangebracht om het ruimtelijke effect te vergroten, bijvoorbeeld in de Cité Frugès in Pessac. Om een vlak terug te laten springen worden donkere kleuren gebruikt, om een vlak naar voren te halen lichte. De benadering van kleur door De Stijl in het begin van de jaren twintig van de twintigste eeuw trachtte de architectonische massa opnieuw te componeren en de ruimtelijke compositie van contrapunten te voorzien. In Van Doesburgs ontwerp voor Maison d’Artiste en het interieur van de Aubette wordt de agressieve toepassing van kleur in vlakken met primaire kleuren nog versterkt door ze diagonaal te plaatsen. Later worden in het in- en exterieur van het Rietveld-Schröder-huis in Utrecht de primaire kleuren plus wit, zwart en grijs gebruikt
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
om de afzonderlijke delen te benadrukken en de architectonische compositie, die bestaat uit volumes, vlakke en losse elementen. Functionele kleur Het functionele kleurgebruik wordt toegepast als een systeem ter oriëntatie, informatie en identificatie. Dit kleurgebruik werd in de jaren twintig van de vorige eeuw ontwikkeld om onderdelen van industriële installaties op een eenduidige, gestandaardiseerde manier te coderen, bijvoorbeeld om luchtkanalen, waterleidingpijpen en elektrische bedrading van elkaar te onderscheiden. In 1927 bevatte het gestandaardiseerde RAL-systeem veertig kleuren. Tegenwoordig functioneert het nog steeds als een coderingssysteem om kleuren van verf en coatings vast te omschrijven, al is het aantal kleuren veel groter geworden. Het RAL-systeem dient ook ter markering van voertuigen van publieke diensten met signaalkleuren, zoals bijvoorbeeld het rood van brandweerwagens. Het beroemdste voorbeeld van functioneel kleurgebruik van een openbaar gebouw is waarschijnlijk het Centre Pompidou in Parijs, ontworpen door Piano & Rogers en geopend in 1970. De installatiebuizen van het Centre Pompidou zijn aan de buitenkant van het gebouw bevestigd en hebben allemaal een kleurcode, bijvoorbeeld blauw voor lucht. Accenten en seriële kleuren Accenten en seriële kleuren zijn waarschijnlijk specifiek Nederlands, aangezien ze zijn afgeleid van en bijzondere interpretatie in de jaren vijftig en zestig van het werk van De Stijl, Theo van Doesburg en in het bijzonder Piet Mondriaan en Bart van der Leck. Van Doesburg schreef in 1928:’Zelf heb ik, tijdens
mijn samenwerking met de jonge architect C. van Eesteren (1923), geprobeerd om kleur te gebruiken als versterkingselement bij het architectonisch beelden van de ruimte. Hierbij werd van elke artistieke, compositorische tendens afgezien. De vlakken, die de ruimte geleden, werden elk in een bepaalde kleur geschilderd, al naar gelang hun plaatsing in de ruimte. Hoogte, lengte en breedte werden aangegeven met rood, blauw en geel. Het volume werd aangegeven met grijs, zwart en wit.’ (Komossa,S., Kleur in de hedendaagste architectuur p.23)
In de theorie van het ‘kleuraccent’, bijvoorbeeld in de vorm van een gekleurde of kleurrijk vormgegeven muur, werd de gekleurde muur niet als onderdeel van de ruimtelijke constructie gezien, maar als contrapunt binnen de driedimensionale architectonische compositie, die hoofdzakelijk bestaat uit constructieve, ‘natuurlijk’ gekleurde materialen, zoals beton. Het kleuraccent was altijd blauw, geel of rood, terwijl de andere materialen van het gebouw binnen het spectrum van de nietkleuren zwart, wit en grijs bleven. De seriële benadering van kleur is eveneens afgeleid van Mondriaan, via het werk van Richard Paul Lohse. Lohse ‘objectiveerde’ kleur door kleuren uit het hele spectrum te gebruiken en ze in series te rangschikken. Op die manier breidde hij het ‘puristische’ gamma van de drie primaire kleuren plus de ‘niet-kleuren’, dat afgeleid was van het schilderen en het mengen met verf, uit naar alle kleuren van spectraal licht. Aldo van Eyck gaf de voorkeur aan dit omvattende gamma, dat geen enkele kleur uitsluit. Hij schrijft: ‘Hij [Richard Paul Lohse] is erin geslaagd door rhytmisering van het gelijkvormige de evenwichtswaarden van het meervoudige kenbaar te maken.’ (Komossa,S., Kleur in de hedendaagste architectuur p.25) Aanvankelijk paste Van Eyck de
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
9
regenboog, zijn favoriete kleurenreeks, als een serie gekleurde accenten toe in de basisschool van Nagele, in 1955-1956. Later treffen we de spectrale kleuren ook aan in het Hubertus huis in Amsterdam en uiteraard als een patroon op de gevel van het gebouw van de Algemene Rekenkamer in Den Haag.
10
Patronen In de patroonbenadering wordt kleur volledig onafhankelijk van de compositie en tektoniek van het gebouw als volume of van zijn gevels toegepast. Eigenlijk is de ‘patroonbenadering’ een nieuwe toepassing van Sempers thema van kleur als bekleding of aankleding, zij het met één groot verschil: kleurpatronen op gevels kunnen verwijzen naar vrijwel alles binnen of buiten het domein van de architectuur, naar de natuur (zoals het geval is bij Semper), naar een of andere verre architectonische ordening die geen deel uitmaakt van de gevel of het volume van het gebouw zelf, naar reclameboodschappen uitgedrukt door middel van grafische belettering, billboards en tekens, of zelfs naar kunst. Elk beeld kan opgeroepen worden en willekeurig veranderd of fel oplichten door lichtpatronen te laten muteren met behulp van computerprogramma’s, of door ze te laten reageren op de bewegingen van voorbijgangers. Een volledig met flatscreens bedekt gebouw is niet ondenkbaar. De mogelijkheden van kleurpatronen om beelden op te roepen, expressie te geven en toespelingen te maken zijn oneindig.
steeds meer werd toegepast, bood mogelijkheden voor de prefabricatie van grotere gevelelementen waarin pigment, tegels of zelfs bakstenen konden worden opgenomen. Het onderscheid tussen kunstmatig en natuurlijk gekleurde materialen werd door de opkomst van deze technieken aanzienlijk vager. Daarnaast werden nieuwe methoden ontwikkeld om materialen van kleur te voorzien, zoals glas, of vormen van gekleurd licht, zoals led lampen. Vanwege het oneindige aantal mogelijkheden worden gevelpatronen vaak ontworpen in samenwerking met kunstenaars. In 1986 schreef Joost Meuwissen over de stand van zaken in de architectuur in relatie tot het gebruik van gekleurde materialen: ‘Kleur is iets van de tweede orde’, en hij wijst op een gemis aan tektonisch vermogen. Kleur is de keerzijde van het verval van de tektoniek in de architectuur van vandaag.’ Dit standpunt geeft een duidelijke mening, maar zou ook net zo goed niet kunnen kloppen. Kleur hoeft helemaal niet van de tweede orde te zijn, het is maar net hoe je het opvat en je het meeneemt in al je ontwerpen. Joost vindt dat dit vooral tot verval van de tektoniek in de architectuur leidt, maar het kan ook een extra dimensie toevoegen. Al heeft de ontwikkeling van nieuwe methoden en technieken om gevelelementen te kleuren en te fabriceren er wel toe geleidt dat de keus oneindig is geworden.
Het gebruik van kleurpatronen valt niet per definitie samen met de ontwikkeling van moderne materialen en bouwmethoden, maar wordt er zeker wel door gestimuleerd. De dubbele gevel die in de jaren zestig Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
De plaats van kleur Het probleem om de plaats die kleur inneemt binnen het architectonisch ontwerp te systematiseren begint al met het feit dat de waarneming van kleur in architectuur een zeer complex fenomeen is. De waarneming van kleur wordt niet alleen beïnvloed door de architectonische vorm en de daarop aangebrachte kleur in de vorm van verf of gekleurd materiaal, maar ook door de textuur en mate van doorschijnendheid van het gekleurde oppervlak, de aangebrachte lagen materiaal, het spel van licht en schaduw, de afwisseling van dag- en kunstlicht, de kleuren en weerkaatsingen van omringende gebouwen, de combinatie van kleuren en het simultane effect daarvan. Theorieën over kleurwaarneming die onder laboratoriumomstandigheden zijn of in de schilderkunst zijn ontwikkeld, zijn daarom niet per definitie van toepassing op de werkelijkheid van de architectuur. Vanwege deze complexiteit blijven discussies over kleurwaarneming en uitspraken over kleur in architectuur vaak steken in het domein van de persoonlijke smaak. Daarnaast heeft kleur culturele implicaties en associaties die van land tot land en van continent tot continent sterk kunnen verschillen. Gae Aulenti’s ontwerp voor het Italiaanse Culturele Instituut in Tokio bijvoorbeeld werd afgewezen, omdat men het daar te rood vond voor de groene omgeving, te veel contrast met de geest van de natuur. Deze Japanse reactie wijkt geheel af van de heersende gedachte in Europa, waar het contrast tussen groen en rood juist als evenwichtig wordt ervaren, omdat de kleuren complementair zijn en de ene kleur de andere oproept.
Waarom is kleur zo’n beladen onderwerp in de architectuur? Vroeger, maar ook nu nog, gold kleur als een decoratief element, onafhankelijk van de onderliggende constructie, of als een onnodige aanvulling op een verder prima ontwerp. Is de aversie tegen kleurgebruik te verklaren door de angst dat kleur in feite onmogelijk te meten valt? Door kleur te gebruiken aan de buitenkant van een gebouw bestaat het risico dat dit er niet uitziet zoals de architect had bedoeld, vanwege onvoorspelbare weerspiegelingen, het effect van veranderende lichtomstandigheden of het simpele feit dat een gekozen kleur anders uitpakt dan op basis van de kleurcodes, materiaalstalen en weergaven werd verwacht. Misschien maakt het gebrek aan betrouwbaar onderzoek naar het effect van kleur op de bebouwde omgeving het tot een onaantrekkelijk onderwerp in het academische architectuuronderwijs. Discussie over kleur kan worden gezien als een degradatie van de architectuur van het niveau van wetenschap en technologie naar een zaak van persoonlijke smaak en voorkeur. Ook andere elementen van de architectuur zijn tot dusverre echter onmeetbaar gebleken en toch bestaat daarover nog altijd discussie. Het is een van de belangrijkste kenmerken van architectuur dat ze zich niet laat vangen in alleen maar feiten en cijfers. Het onmeetbare meten Bepaalde zaken mogen dan moeilijk te meten zijn, dat neemt niet weg dat ze wel kunnen worden besproken. Er bestaat een verscheidenheid van systemen om een bepaalde kleur met een precieze kleurcode vast te leggen. Kleur kan dus wel degelijk gemeten worden. Het probleem is dat nummers en codes niet noodzakelijkerwijs waardevolle informatie opleveren over waarom de ene kleurkeuze
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
11
12
goed uitpakt en de andere niet, net zomin als de kennis van de exacte afmetingen van een bepaald gebouw ons van dienst is bij het beschrijven van de aantrekkingskracht of charme ervan. Architecten moeten keuzes maken over deze onmeetbare elementen van de architectuur. De enige manier om betrouwbare keuzes te maken over kleur is door informatie over precedenten en waarnemingen van projecten uit het verleden te vergaren. Zonder de routine van toepassing en beoordeling van kleuren zal het kiezen ervan een onzekere praktijk blijven.
in staat waren om kleuren te onderscheiden. Het zien van kleurcontrasten helpt ons vormen waar te nemen en verschillende vormen van elkaar te onderscheiden, bijvoorbeeld rode bessen tussen groene bladeren. Dit vermogen om kleur waar te nemen leidt ons echter ook af van andere visuele informatie, doordat ze de werkelijke grootte en vorm van of afstand tot het object waar we naar kijken, vervormt. Enige basiskennis van de kleurenpsychologie kan een architect helpen om functionelere ruimten te ontwerpen, die beter inspelen op hun gebruikers.
Waarnemingen in perspectief Vanuit de visuele waarneming is kleur een belangrijk element van de architectuur. Dat maakt kleurenpsychologie niet alleen belangrijk voor psychologen en biologen, maar ook voor ontwerpers. Kleurenpsychologie onderzoekt hoe ons brein de visuele data die door het oog worden doorgegeven, analyseert en categoriseert. Dit brengt ons regelrecht bij vragen over de evolutie: waarom was het voor de mens noodzakelijk dat hij de vaardigheid ontwikkelde om kleuren waar te nemen op een niveau dat maar bij enkele soorten op aarde wordt aangetroffen? Ook al houden ontwerpers zich meer bezig met praktische problemen dan met filosofische speculaties, dan nog mag dit aspect niet over het hoofd worden gezien bij het ontwerpen van een gebouwde omgeving die hopelijk in dialoog treedt met haar gebruikers.
De effecten van kleur De kleur van de huid van een gebouw beïnvloedt de manier waarop de constructie van het geveloppervlak zich voordoet. De toepassing van kleur heeft invloed op de aanblik die materialen bieden en verandert het ontwerp soms drastisch. In productontwikkeling wordt hier gretig gebruik van gemaakt; nieuwe zaken worden in het leven geroepen door simpelweg de kleur van het product aan te passen aan consumententrends. Gekeken naar de mode industrie wordt er veel dieper ingegaan op het toepassen van kleur. Iedere zomer en winter zijn er wel een aantal kleuren die de toon zetten en in die kleurtonen worden dan veel kleren gemaakt. Dit geldt ook voor de gebouwde omgeving, al is de schaal veel groter en vereist de metamorfose van de huid van een bestaand gebouw een grotere inspanning. Hier is de ontwikkeling veel trager en staat een trend enkele jaren. Het opnieuw schilderen of renoveren van een gevel kan het ‘beeld’ van een heel gebouw veranderen.
Kleur interpreteren Ons hoogontwikkelde gezichtsvermogen stelt ons in staat onze omgeving gedetailleerder en gedifferentieerder waar te nemen dan het geval zou zijn als de wereld monochroom was of als wij niet
De kleur van een ontwerp gaat een wisselwerking aan met de vorm en het volume van een gebouw,
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
evenals met het materiaal en de textuur van de oppervlakken. Een kleur kan simpelweg een laag op een oppervlak zijn of het hele ontwerp doordringen. Ze kan een nieuwe dimensie aan het ontwerp toevoegen of juist een onafscheidelijk component van de constructie worden. In de hedendaagse architectuur lijkt de keus aan kleur eindeloos. Naast de enorme variëteit aan natuurlijke materialen en pigmenten kunnen ontwerpers nu lagen van transparante en dekkende lagen toepassen, of zelfs gekleurd licht om het aanzicht van de gevels nieuwe dimensies te geven. Om nog maar te zwijgen van de vele mogelijkheden van nieuwe printtechnieken, die op bijna elk materiaal kunnen worden toegepast. Een voorbeeld is de toepassing van de groene print op de gevel van Vertigo. Deze overvloed aan technische oplossingen creëert nieuwe kansen voor de toepassing van kleur in de architectuur. Illusies van diepte voegen interessante facetten toe aan de discussie over kleur en ontwerp, en maken die hoe langer hoe meer tot een kwestie van interpretatie. Kleur is op dit moment het ondergeschoven kindje terwijl alles wat je ontwerpt een kleur heeft. Ook als is het wit, dan heb je nog de keus uit zestig verschillende kleuren wit. Als je naar een gevel kijkt wat zie je dan als eerste? Bij het gebruik van een zwart kozijn zie je als eerst de zwarte weerspiegeling. Terwijl als het kozijn grijs zou zijn het kozijn als eerste opvalt. Op het eerste gezicht zou je denken dat het niet zoveel uitmaakt, maar het geeft wel degelijk een andere indruk. Door niet te ontwerpen in kleuren maar in sferen en kleur als een middel te zien om het ontwerp te versterken wordt kleur niet gezien als een onafhankelijke laag. Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
13
Nawoord 14 Het was een flinke klus om dit allemaal op papier te krijgen en in eerste instantie telde het essay 5000 woorden. Er werd te diep ingegaan op sommige deelonderwerpen, maar dat kwam mede door mijn brede intreresse in het onderwerp. Door het schrijven van dit essay is mijn beeld van kleur en het gebruik ervan wel veranderd en kijk ik er zelf ook anders tegen aan. Ik hou er van om kleur te gebruiken en zal dat ook zeker blijven doen. Uiteindelijk heb ik wel meer moeite gehad met het schrijven van dit essay dan ik vooraf had gedacht. Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
Bronnen [1] Komossa, S., (2009) Kleur in de hedendaagse architectuur - De twee gezichten van kleur, Amsterdam. Uitgeverij SUN. Bladzijde 11-39 Rouw, K., (2009) Kleur in de hedendaagse architectuur - Tijdslijn, Amsterdam. Uitgeverij SUN. Bladzijde 292-313 [2]
Kleur & Architectuur - Filosofie in Architectuur 7x700 - Maaike Krijnen
15
Bijlage: Tijdslijn 1800-2006
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27