• Klachten • Ouderbriefje bij narcose
Klachten
Ouders met een klacht
3
4
Bij wie of waar kunnen zij terecht? Door mr. P.O.H. Gevaerts.
Ouderbriefje bij narcose
De juridische betekenis van het zogenaamde 'ouderbriefje', dat ouders ter tekening krijgen voorgelegd als zij aanwezig willen zijn bij de inleiding van de narcose bij hun kind. Door mr. W.P. Rijksen.
Ouderbriefjes zijn ondingen De brieven van ouders Uitgave van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Verschijnt in maart, juni, september en december. De vereniging heeft tot doel: het bevorderen van het welzijn van het kind vóór, tijdens en na een opname in het ziekenhuis.
6
Vaders en moeders maken de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis veelvuldig deelgenoot van hun negatieve ervaringen met de ziekenhuizen. In dit themanummer over 'Klachten' de brieven van de ouders van Tim, Jorinda, Laura en Arjen.
19
22
Het 'ouderbriefje' imponeert nodeloos en kan - ten onrechte - de indruk wekken, dat de aanwezigheid van de ouders bij de inleiding van de narcose een riskante zaak is. Door mr. LM. Harkema-Dun.
VERDER IN DIT NUMMER:
COLOFON
Het tijdschrift Kind en Ziekenhuis wordt vier maal per jaar toegestuurd aan de leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Losse nummers kosten f 15.00 per stuk en kunnen worden besteld door het verschuldigde bedrag over te maken naar girorekening 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis, Dordrecht, onder vermelding van de jaargang en het nummer.
Redactie
M. van Bergen-Rodts Mr. LM. Harkema-Dun M. van Loon-van Bovene Drs. H.A. van OosterhoutBos Drs. MJ. OverboschKamerbeek
Eindredactie
Van Rosendaal Tekstprodukties, Nojals et Clottes (Fr.)
Raadgevingen
14
Het indienen van een klacht is geen gemakkelijke zaak. Enkele adviezen.
Behandeling van klachten
* Brieven van lezers
26
* Van de werkgroepen
27
* Contactadressen
28
* Boeken
30
15
De mogelijkheden die klachten bieden om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Door drs. C.J.W. Hirschler-Schulte.
Adres redactie
Aardappelmarkt 3 3311 B A Dordrecht tel. 078146361
Druk Pasmans Offsetdrukkerij BV, Den Haag Ontwerp omslag: Jan A. Veenman
©
Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
Klachten reglementen
17
Elk ziekenhuis kent zijn eigen variant van de wijze waarop de behandeling van klachten is geregeld. Dat geldt ook voor de kinderziekenhuizen.
De cartoons m dit nummer zijn van drs. J.S. Dubbelboer.
1
VERENIGING LANDELIJKE VERENIGING KIND EN ZIEKENHUIS
Landelijk bureau Aardappelmarkt 3 3311 BA Dordrecht tel. 078 - 14 63 61 M. van Bergen-Rodts, directeur Drs. H.A. van Oosterhout-Bos Bestuur Drs. E. Lems-Kruidenier, voorzitter J. Bolsius-Klaarhamer, secretaris E.C. Bolsius, penningmeester Dr. W.J.C. Boelen-van der Loo Drs. J. Bokma I. Ophorst-Hoos Postbank 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis Dordrecht Bank 13.46.21.417 ten name van Kind en Ziekenhuis Dordrecht
Verantwoording Het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS is een uitgave onder verantwoordelijkheid van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Het dient onder andere als middel om de standpunten van de vereniging uit te dragen en haar doelstellingen te verwezenlijken. In samenhang daarmee wordt in het blad ook in bredere zin aandacht besteed aan onderwerpen die met 'kind en ziekenhuis' verband houden. Met name voor bijdragen van derden geldt, dat deze niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de vereniging vertolken of dat de vereniging het met de strekking eens is.
Het overnemen van artikelen uit
'Kind en Ziekenhuis' is toegestaan, mits met bronvermelding. Bij overname zal de redactie graag een exemplaar ontvangen van het medium waarin het overgenomen artikel is geplaatst. Op foto's berust doorgaans copyright; voor het overnemen hiervan is schriftelijke toestemming van de redactie nodig. GAAT U VERHUIZEN?
Geef bij verhuizing de adreswijziging zo spoedig mogelijk door aan de administratie van 'Kind en Ziekenhuis'. Adres: Landelijk Bureau Kind en Ziekenhuis, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht
2
LANDELIJKE VERENIGING
KIND EN ZIEKENHUIS OPROEP tot het bijwonen van de Algemene Ledenvergadering die zal worden gehouden op zaterdag 16 mei 1992 te Utrecht in Het Frits Tingen-Huis, van Sijpesteijnkade 35. AGENDA 10.30 uur
Zaal open
11.00 uur
Opening ledenvergadering Mededelingen Huishoudelijk gedeelte: * Notulen Algemene Ledenvergadering 15 juni 1991 * Jaarverslag 1991 * Financieel overzicht 1991 * Verslag en benoeming kascommissie * Begroting 1992 gebaseerd op Beleidsplan 1991/1992/1993 * Bestuursmutaties Rondvraag
De vergaderstukken kunnen vanaf 15 april 1992 schriftelijk worden aangevraagd bij het Landelijk Bureau, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht. Aansluitend aan de Algemene Ledenvergadering zal een werkgroepenbijeenkomst plaatsvinden. De agenda voor deze bijeenkomst zal aan de werkgroepen worden toegezonden.
Schenking en testament Indien u het werk van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis wilt steunen, kunt u een schenking aan de vereniging doen of de vereniging in uw testament opnemen. Daar de vereniging is aangemerkt (bij beschikking van 2 mei 1980) als rechtspersoon welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen belang beoogt (als bedoeld in artikel 24, lid 4 van de Successiewet), is voor haar bij verkrijgingen krachtens schenking danwei krachtens erfrecht een verlaagd fiscaal tarief van toepassing. Bovendien gelden voor 1992 de volgende vrijstellingen: * wat het successierecht betreft tot een bedrag van f 13.998,-; * wat het schenkingsrecht betreft tot een bedrag van f 6.999,--. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
THEMA
Klachten Het begrip 'klacht' kan in de gezondheidszorg worden omschreven als een uiting van ontevredenheid over de geboden zorg. Bij de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis komen regelmatig klachten binnen van ouders van wie een kind is of was opgenomen in een ziekenhuis. In het nummer van KIND EN ZIEKENHUIS van juni 1983, dat ook aan klachten was gewijd, schreven we: 'Het lijkt met de formele klachtenregeling in de Nederlandse ziekenhuizen pover gesteld'. Nu, bijna negen jaar later, zijn we in afwachting van de aanbieding aan de Tweede Kamer van een wetsontwerp dat deze materie regelt. Volgens het ontwerp zal aan alle instellingen in de gezondheidszorg de plicht worden opgelegd een klachtencommissie in te stellen. In een aantal ziekenhuizen is reeds een klachtencommissie werkzaam. De werkwijze van die commissies verschilt van ziekenhuis tot ziekenhuis. Hoewel er nog veel te wensen overblijft, met name voor wat betreft de mogelijkheid ook een vertegenwoordiger van de patiënten in de commissies op te nemen, zijn de ziekenhuizen toch een stap verder dan negen jaar geleden. Hoe staat het echter anno 1992 met de klager? Het aantal ouders dat naar aanleiding van een klacht contact met ons zoekt, neemt de laatste jaren steeds toe. Dit is op zich al opmerkelijk, omdat de ziekenhuizen steeds kind vriendelijker zijn geworden. Algemeen bestaat de opvatting, die ook door verscheidene auteurs in dit nummer van KIND EN ZIEKENHUIS wordt gedeeld, dat ouders mondiger zijn geworden en meer over de gezondheidszorg weten dan in het verleden het geval was. Dat zou kunnen verklaren waarom het aantal klachten toeneemt. Naar onze mening is deze toename zeker ook het gevolg van het feit dat ouders in de loop der jaren hun verwachtingen hoger zijn gaan stellen. De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis draagt al vijftien jaar uit, wat ouders aan goede zorg voor hun kind mogen verwachten. Daarnaast worden de verwachtingen ook gevoed door de ziekenhuizen zelf. De ziekenhuizen hechten er steeds meer belang aan zich te profileren, onder andere via de media. Blijkt de werkelijkheid niet in overeenstemming met het naar buiten toe gepresenteerde beeld, dan leidt dat tot verontwaardiging en stijgt de kans dat patiënten uiting geven aan hun ontevredenheid. Zo hebben ouders - terecht - hogere verwachtingen van een kinderziekenhuis, dat immers 'in kinderen gespecialiseerd is', dan van een ziekenhuis waar voornamelijk volwassenen worden opgenomen. Toch is hiermee niet de toename verklaard van het aantal klachten dat juist bij de vereniging Kind en Ziekenhuis wordt gedeponeerd: eerder mag worden verwacht dat de mondiger geworden ouder zich rechtstreeks tot het betreffende ziekenhuis wendt. Ouders deponeren hun klacht bij Kind en Ziekenhuis omdat zij hopen dat de vereniging veranderingen tot stand kan brengen. Zij doen dat vaak niet bij het ziekenhuis zelf, uit vrees dat hun kind daarvan de dupe zal worden. Die angst is groter dan de behoefte aan genoegdoening en groter dan de overtuiging dat zij door het kenbaar maken van hun klacht een bijdrage kunnen leveren aan een betere patiëntenzorg. Geen enkele wet en geen enkele klachtencommissie zal kunnen bewerkstelligen dat ouders hun klachten binnen de instelling uiten, zolang ouders er geen vertrouwen in hebben dat dit het welzijn van hun kind ten goede komt. Redactie KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
3
KLACHTEN
Mr. P.O.H. Gevaerts
Ouders met een klacht Bij wie of waar kunnen zij terecht? Patiëntenrechten zijn inmiddels algemeen bekend en aanvaard. Het voorstel voor een wettelijke regeling daarvan ligt bij de Tweede Kamer. Op het gebied van het klachtrecht zijn er echter nog grote lacunes. Het klachtrecht in de gezondheidszorg is al jaren een belangrijk punt van discussie en zal dat ook in de komende jaren wel blijven. Er bestaat een grote behoefte aan een doorzichtig stelsel van klachtenprocedures in de gezondheidszorg. Het moet duidelijk zijn waar patiënten en hun naasten terecht kunnen in geval van schending van hun rechten of onvrede over een behandeling. Wettelijke regeling van de patiëntenrechten is een wassen neus als niet tegelijkertijd ook mogelijkheden worden gecreëerd voor het handhaven van die rechten via laagdrempelige klachtenprocedures. Op verzoek van de staatssecretaris van WVC is hierover in de afgelopen jaren een aantal adviezen geschreven. Mede naar aanleiding van deze adviezen heeft de bewindsman in april 1991 toegezegd een algemene klachtwet voor de gezondheidszorg te zullen ontwikkelen. Een wetsontwerp is inmiddels in voorbereiding en zal naar verwachting dit voorjaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Dit wetsontwerp zal aan alle instellingen in de gezondheidszorg de verplichting opleggen om een klachtencommissie in te stellen. Deze klachtencommissie zal aan bepaalde eisen moeten voldoen, onder andere aan de eis dat patiënten- /consumentenorganisaties invloed moeten hebben op de werkwijze en samenstelling van de commissie. Zover is het echter nog niet. Daarom is het van belang te weten wat ouders op dit moment kunnen doen wanneer zij vragen of klachten hebben over 4
de behandeling van hun kind in een ziekenhuis of een andere instelling in de gezondheidszorg.
Eerste stap
Ouders zouden vragen of klachten over de behandeling van hun kind eigenlijk altijd eerst moeten bespreken met de direct betrokken hulpverlener. Dat wil zeggen dat vragen of klachten over de medische behandeling eerst worden aangekaart bij de behandelend arts, vragen of klachten over 'de zorg aan het bed' bij het hoofd van de verpleegafdeling en vragen of klachten over bij voorbeeld de fysiotherapie of ergotherapie bij de behandelend fysiotherapeut of ergotherapeut. Dit is ook het uitgangspunt in alle adviezen die er de laatste jaren over het klachtrecht in de gezondheidszorg zijn verschenen. Het lijkt logisch dat de vraag of klacht wordt besproken met de betreffende hulpverlener; in de praktijk echter blijkt dat niet zo simpel te zijn. Het stellen van een vraag zal minder problemen opleveren dan het bespreken van een klacht; toch hebben veel ouders ook daarbij al hun aarzelingen, bang als zij zijn om te zeuren of om teveel tijd in beslag te nemen terwijl er nog zoveel mensen in de wachtkamer zitten. Laten zij het stellen van vragen achterwege, dan kunnen zij blijven zitten met het gevoel onvoldoende geïnformeerd te zijn, met alle onzekerheden vandien. Bij klachten ligt de drempel om rechtstreeks de betreffende hulpverlener te benaderen nog een stuk hoger. Vaak weten ouders al niet goed of zij echt een klacht hebben of dat het gewoon gaat om een tekort aan informatie. Zelfs als zij zeker weten dat er iets verkeerd is gegaan, is het voor hen heel moeilijk om naar de betreffende
hulpverlener te stappen met een klacht. Zij voelen zich onzeker, zijn geëmotioneerd en alleen al daarom verwachten zij eigenlijk niets van zo'n gesprek. Daar komt dan vaak nog bij dat hun kind onder behandeling is of zelfs in het ziekenhuis ligt. In zo'n situatie willen ouders elke kans op verstoring van de relatie met de arts of de verpleegkundige voorkomen, uit angst voor repercussies.
Signaal
Het is heel begrijpelijk dat de meeste ouders in zo'n situatie hun mond houden. En als hun kind eenmaal weer gezond thuis is, zijn zij alleen maar blij en verdwijnen al snel de voornemens om achteraf iets met de klacht te doen. Toch zou het eigenlijk anders moeten gaan. Klachten zijn een signaal dat er iets schort aan de behandeling of de attitude van een arts of andere hulpverlener. Of, in andere woorden, dat er iets schort aan de kwaliteit van de zorg die het kind wordt geboden. Als dergelijke signalen niet worden afgegeven, zal de hulpverlener ook niet het gevoel krijgen dat die kwaliteit nog wel verbeterd kan worden. Het advies aan ouders is dus: als u niet tevreden bent, ga dan praten met de direct verantwoordelijke hulpverlener. Ouders die bang zijn dat zij niet zo gemakkelijk uit hun woorden zullen komen of emotioneel zullen worden en 'dichtslaan', kunnen iemand meenemen die hen kan steunen. Met deze man of vrouw kan ook het gesprek worden voorbereid. Het is handig om eventuele vragen op te schrijven, waarmee kan worden voorkomen dat er tijdens het gesprek iets wordt vergeten. Is er niet alleen behoefte aan morele steun maar ook aan echt deskundige ondersteuning, dan kunnen ouders aankloppen bij de werkgroep van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis of bij één van de informatieen klachtenbureaus gezondheidszorg, ook wel patiëntenbelangenbureaus genoemd, in de buurt. Adressen van de informatie- en klachtenbureaus zijn verkrijgbaar bij het Landelijk Patiënten /Consumenten Platform in Utrecht*. Een overzicht van de plaatselijke en regionale werkgroepen van Kind en Ziekenhuis is elders in dit tijdschrift opgenomen. Als wordt besloten om iemand mee te nemen ter ondersteuning, verdient *Adres: St. Jacobsstraat 14, 3511 BS Utrecht, tel. 030-341597.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
KUCHTEN het aanbeveling dit tevoren mee te delen aan degene met wie het gesprek zal worden gevoerd. Zo kan worden voorkomen dat de laatste zich overvallen voelt en een afwerende of verdedigende houding aanneemt. In dat geval wordt het erg moeilijk om nog een goed gesprek te voeren.
Tweede stap
Verreweg de meeste klachten zullen al na de 'eerste stap' zijn opgelost. Bij ernstige klachten, bij voorbeeld over een verkeerde diagnose of een behandeling met blijvende gevolgen, dan wel bij klachten die niet in een gesprek worden opgelost, kan er behoefte bestaan aan verdere behandeling van de klacht. Het kan natuurlijk ook zijn dat ouders het gevoel hebben dat de relatie met de betreffende hulpverlener al zo verstoord is, dat zij van mening zijn dat een gesprek geen enkele zin heeft. Wat zij dan kunnen doen, hangt in belangrijke mate af van de aard van de klacht, van wat zij willen bereiken met de klacht en van hun vertrouwen in een bepaalde klachtenprocedure. In het algemeen kan ook over die 'tweede stap' het beste informatie worden ingewonnen bij een informatie- en klachtenbureau gezondheidszorg in de buurt. Desgewenst kan
iemand van het bureau aanwezig zijn bij een gesprek of kan er vanuit het bureau een bemiddelingspoging worden ondernomen. Dat laatste kan van belang zijn als ouders alles op alles willen zetten om de relatie met de betreffende hulpverlener niet te verstoren. Daarnaast kan het bureau zo nodig ondersteuning bieden bij de indiening van een klacht bij één van de formele klachtbehandelingsinstanties, zoals het Medisch Tuchtcollege, de Inspectie voor de Volksgezondheid of de burgerlijke rechter. Ook bij vorderingen tot schadevergoeding kan een informatie- en klachtenbureau bijstand verlenen, onder meer door het inroepen van medische en juridische deskundigheid.
Resultaat
Bij welke formele klachteninstantie een klacht moet worden ingediend hangt, zoals hierboven al aangegeven, af van de aard van de klacht en van het resultaat dat de klager ervan verwacht. Een klacht over een verkeerd uitgevoerde operatie met blijvende schadelijke gevolgen moet op een andere manier worden behandeld dan een klacht over de slechte organisatie van de spreekuren van arts X waardoor je voor een consult steeds een halve dag kwijt bent. Om als resultaat
Neem eventueel iemand ter ondersteuning mee.
te bereiken dat een arts zijn beroep niet meer mag uitoefenen, is een andere procedure nodig dan om te komen tot het resultaat dat je uiteindelijk toch een verwijsbrief krijgt voor de fysiotherapeut. Meestal wordt bij een informatie- en klachtenbureau eerst gevraagd of de klacht al is ingediend bij de klachtencommissie van de betreffende instelling. Elke instelling in de gezondheidszorg zou zo'n klachtencommissie moeten hebben. De laatste jaren neemt het aantal officiële klachtenprocedures binnen de instellingen toe; vaak echter voldoen zij niet aan minimale eisen als: onafhankelijkheid, een schriftelijk vastgelegd klachtenreglement en een beperkte tijdsduur om tot een uitspraak te komen. Ook de drie kinderziekenhuizen in Nederland hebben klachtenprocedures, zij het dat die onderling vrij sterk verschillen. In de meeste gevallen zal vanuit de instellingen worden aangeraden een klacht in eerste instantie bij de klachtencommissie van de betreffende instelling in te dienen. Dat geldt voor alle soorten klachten, ook de juridische schadeclaims. De keus is echter aan de klager. Heeft deze geen enkel vertrouwen in zo'n 'interne' klachtenprocedure, dan staat het hem vrij aan te kloppen bij een informatie- en klachtenbureau. Overigens zijn de informatie- en klachtenbureaus nog niet overal gerealiseerd. Het ministerie van WVC heeft echter de functie van deze bureaus, namelijk klachtenopvang en ondersteuning daarbij, vanaf l januari 1991 formeel toegekend aan de zevenentwintig regionale patiënten- / consumentenplatforms die ons land kent. Als gevolg daarvan zal dit jaar een landelijk netwerk van informatieen klachtenbureaus gezondheidszorg ontwikkeld worden. In de nabije toekomst zal dus iedereen van de diensten van die bureaus gebruik kunnen maken.
Keus
Om het bovenstaande samen te vatten: ouders met een klacht hebben dus een keus. Zij kunnen met de directbetrokkene(n) praten of de klacht indienen bij de interne klachtencommissie, als die er is, of anders bij de directie van de instelling. Zij kunnen ook proberen via een externe instantie gehoor te vinden voor hun klacht. D Mr. P.O.H. Gevaerts is beleidsmedewerker bij het Landelijk Patiënten/ Consumenten Platform te Utrecht.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
5
KLACHTEN Ouders maken de vereniging Kind en Ziekenhuis veelvuldig deelgenoot van hun klachten over ziekenhuizen. Soms willen zij alleen hun hart luchten. Vaker echter is de achterliggende gedachte, dat zij met het doorgeven van hun ervaring andere kinderen en ouders willen besparen wat hen zelf is overkomen. De afgelopen jaren is een aantal van die brieven van ouders gepubliceerd in het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS. Dat gebeurde op verzoek van de ouders zelf of op initiatief van de redactie, in welk geval altijd tevoren de toestemming van de ouders was verkregen. Publikatie vond plaatst vanuit de overtuiging van de redactie, dat ervaringen van ouders inderdaad van belang kunnen zijn voor andere ouders. Een zeker zo belangrijke overweging daarnaast was, dat op deze manier de hulpverleners kennis konden nemen van de emoties die een bepaalde manier van optreden en handelen teweeg kan brengen. Voor de eerste maal werd een brief van een moeder in KIND EN ZIEKENHUIS afgedrukt in het nummer van maart 1980. Die moeder wilde destijds anoniem blijven en durfde ook de naam van het ziekenhuis dat in het geding was, niet te vermelden. Dit komt nu, twaalf jaar later, nog maar zelden voor. In toenemende mate nemen ouders het initiatief of besluiten zij na overleg met de vereniging om een officiële klacht in te dienen of de directie te schrijven. In het laatste geval wordt veelal ook meegedeeld dat Kind en Ziekenhuis een kopie van de brief zal ontvangen en op de hoogte zal worden gehouden van de behandeling van de klacht. In dit nummer, gewijd aan het thema 'klachten', wordt aan brieven van ouders extra aandacht besteed. De redactie heeft een aantal briefwisselingen geselecteerd, die met elkaar een kenmerkend beeld geven van de correspondentie tussen ontevreden ouders en de ziekenhuizen. Zij zijn voorzien van enkele kanttekeningen van de zijde van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. In een afzonderlijk artikel geeft mevrouw C J. W. Hirschler-Schulte voor twee van de geplaatste voorbeelden een kritische analyse van de wijze waarop de klachten van de ouders zijn afgehandeld. Mevrouw Hirschler-Schulte is kwaliteitsfunctionaris in het Medisch Centrum Leeuwarden. Zij schreef haar bijdrage op verzoek van de redactie en op persoonlijke titel.
6
Tim
De ouders van Tim gingen ervan uit dat zij aanwezig konden zijn by het onder narcose gaan van hun zoontje. Bij mondelinge navraag op de kinderafdeling bleek dit echter toch niet het geval te zijn. Brief van de ouders van Tim aan dokter T., orthopaed/behandelend specialist, dd. 6 november 1990. 'Dinsdag 13 november 1990 wordt onze zoon Tim door u geopereerd. Wij gingen ervan uit dat bij het onder narcose brengen en het ontwaken uit de narcose op de verkoeverkamer één van de ouders aanwezig zou kunnen zijn. Bij navraag op de kinderafdeling werd ons mondeling medegedeeld dat dit niet mogelijk was. In de folder 'Uw kind in ons ziekenhuis', uitgegeven door uw ziekenhuis, lazen we echter dat het in sommige gevallen wel mogelijk was. Naar aanleiding van deze informatie hebben wij contact opgenomen met de in de folder genoemde Werkgroep Kind en Ziekenhuis. Door een van de medewerksters van de werkgroep werd ons verteld, dat uw ziekenhuis de bereidheid heeft uitgesproken om toe te staan dat indien ouders dit wensen, zij aanwezig kunnen zijn bij het onder narcose brengen en het ontwaken. Het is bekend dat kinderen problemen kunnen hebben met een ziekenhuisopname. In de afgelopen maanden werd het voor Tim steeds moeilijker om de nodige onderzoeken te KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
KLACHTEN ondergaan. Hij maakte op zijn manier duidelijk dat hij het vreselijk vond als een van ons niet dicht bij hem bleef. Vanuit deze ervaringen lijkt het ons dan ook zeer pijnlijk Tim op de kinderafdeling al gedag te moeten zeggen voor hij naar de operatiezaal gebracht wordt. Om de nadelige gevolgen voor Tim zoveel mogelijk te beperken verzoeken wij u contact op te nemen met de anesthesist om aan onze wens tegemoet te komen. Tevens verzoeken wij u ons vóór dinsdag 13 november 1990 schriftelijk antwoord te geven.' Deze brief vormde voor dokter T. geen aanleiding de ouders bij de inleiding van de narcose aanwezig te laten zijn. De ouders van Tim schreven hierop een brief aan de directie van het ziekenhuis met het verzoek het beleid ten aanzien van de aanwezigheid van ouders bij de narcose te overwegen. Brief van de ouders van Tim aan de directie van het ziekenhuis dd. 10 januari 1991. 'Onze zoon Tim van twee jaar oud is op 27 november 1990 in uw ziekenhuis geopereerd door dokter T. Wij hebben de heer T. schriftelijk verzocht aanwezig te kunnen zijn bij het toedienen van de narcose en bij het ontwaken van Tim in de verkoeverkamer. Wij vinden dat van belang om de nadelige psychische gevolgen voor Tim zoveel mogelijk te beperken.' (Vervolgens wordt een deel uit bovenstaande brief aan dokter T. geciteerd ('Het is bekend .te geven') - Red.) 'Dokter T. heeft ons medegedeeld dat ons verzoek niet ingewilligd kon worden. De aanwezigheid van ouders in de inleidingskamer zou de kans op infectie bij de operatie vergroten. Om deze reden is het beleid in uw ziekenhuis zodanig dat er geen derden aanwezig mogen zijn in de inleidingsof operatiekamer. In de meeste ziekenhuizen in Nederland is het voor de ouders wel mogelijk om aanwezig te zijn bij het toedienen van de narcose aan het kind. Uit de opgedane ervaring blijkt dat kinderen meestal rustiger zijn bij het toedienen van de narcose als er een vertrouwd persoon aanwezig is. Bovendien wordt sterk getwijfeld aan een vergroot risico bij aanwezigheid van derden. Kind en Ziekenhuis streeft er daarom naar om het in alle ziekenhuizen mogelijk te maken dat ouders aanwezig kunnen zijn bij de
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
inleiding van de narcose. Wij verzoeken u uw beleid op dit punt serieus te heroverwegen. Wij hopen van harte dat uw visie in het belang van het kind gewijzigd zal worden.' De directie heeft de brief van de ouders doorgezonden aan de klachtencommissie van het ziekenhuis, waarna de klachtencommissie als volgt reageerde. Brief van de klachtencommissie aan de ouders van Tim d.d. 21 februari 1991. 'D.d. 10 januari hebt u een klacht ingediend, gericht aan de directie, met betrekking tot het niet toestaan van het bijwonen van de anesthesie bij uw zoon Tim. Uw klacht is in behandeling genomen door de klachtencommissie van het ziekenhuis. Reactie/ advies is gevraagd aan dokter T., orthopaed /behandelend specialist. Op grond van de verstrekte informatie komt de commissie tot de volgende conclusie. Het algemene beleid van het ziekenhuis in deze is, dat ouders, indien zij dat wensen, in goed overleg met de behandelend specialist en de betrokken anesthesist, in de gelegenheid moeten worden gesteld voor het bijwonen van het inleiden op de narcose voor een operatieve ingreep. De algemene uitgangspunten, zoals u die ook in uw brief schrijft ten aanzien van het belang van het kind, worden door de directe van het ziekenhuis onderschreven. De verantwoordelijkheid hiervoor blijft berusten bij de behandelend specialist en anesthesist. Naar aanleiding van uw verzoek aan dokter T. heeft hij u medegedeeld, dat hij het verzoek helaas niet kon inwilligen. De motivatie hiervoor is, dat de orthopaeden te allen tijde infecties die tijdens de operaties aan de botten kunnen optreden, willen voorkomen. Infecties aan het bot zijn namelijk moeilijk te behandelen. Op grond van de argumentatie van dokter T. en zijn specifieke behandelverantwoordelijkheid in deze, komt de commissie tot het standpunt dat het besluit van de orthopaed ten aanzien van de operatie van uw zoon Tim juist is geweest.' De ouders van Tim namen geen genoegen met deze reactie van de klachtencommissie. Zij verzochten de klachtencommissie hun brief van l O januari te retourneren aan de directie, omdat zij meenden dat hun verzoek een be-
leidskwestie betrof en als zodanig door de directie behandeld had moeten worden. Brief van de ouders van Tim aan de klachtencommissie d.d. 27 februari 1991. 'Naar aanleiding van uw brief d.d. 21 februari 1991 hebben wij gemeend te moeten reageren. Wij spreken onze verbazing uit over het feit dat onze brief van 10 januari 1991 als klacht is behandeld, terwijl wij de directie verzochten het beleid ten aanzien van aanwezigheid bij narcose en het ontwaken te heroverwegen. De argumenten die u aanvoert voor het niet aanwezig zijn bij het onder narcose brengen en het ontwaken, waren ons bekend en staan eveneens vermeld in onze brief van l O januari 1991. Klachten over de behandeling van dokter T. zijn er niet. Integendeel, hij geniet ons volledig vertrouwen. Het verbaast ons dat het algemeen beleid, zoals u dat in uw brief beschrijft, in het ziekenhuis, is dat ouders, indien zij dit wensen, in de gelegenheid moeten worden gesteld aanwezig te zijn bij het onder narcose brengen. Onze ervaringen zijn hiermee niet in overeenstemming. Allereerst noemen wij de opname van onze oudste zoon (april 1990) op de dagbehandeling voor een oogoperatie, waarbij ons verzoek om aanwezig te zijn bij de narcose zonder overleg met de behandelend specialist werd afgewezen. Ten tweede werd ons bij de kinderafdeling, die wij bezochten ter voorbereiding op de opname van onze zoon Tim, duidelijk gemaakt dat aanwezigheid bij toedienen van de narcose en ontwaken onmogelijk was (behalve voor KNO-patiënten). U kunt uit bovenstaande voorbeelden opmaken dat het beleid ons inziens in de praktijk haar uitwerking mist. Patiënten en personeel zouden beter geïnformeerd dienen te worden over deze mogelijkheden. Los van het feit dat wij twijfels hebben bij de uitwerking van het door de directie opgestelde beleid, vragen wij ons af of het beleid op dit punt niet aangescherpt zou moeten worden. Wanneer de directie een eensluidend beleid zou voeren, dat niet afhankelijk is van specialismen en anesthesisten, zou dat voor alle partijen meer duidelijkheid verschaffen. Wij hopen dat wij u, door middel van deze brief, duidelijk hebben gemaakt dat ons verzoek een beleidsvraag is
7
KLACHTEN die niet thuishoort binnen de klachtencommissie. Derhalve vragen wij u de brief van 10 januari met deze brief door te sturen naar de directie.'
Jorinda
De klachtencommissie heeft de briefwisseling inmiddels aan de directie gezonden. Bij het ter perse gaan van dit tijdschriftnummer (één jaar later) hadden de ouders van Tim nog geen reactie van de directie ontvangen. Commentaar Kind en Ziekenhuis. Deze briefwisseling is illustratief voor een bepaald soort problemen waarmee de klager te maken kan krijgen. Het zou de 'problematiek van het papieren beleid' kunnen worden genoemd. De directie van het betreffende ziekenhuis is zonder twijfel te goeder trouw bij het formuleren en naar buiten dragen van een progressief patiëntenbeleid. Als het beleid moet worden uitgevoerd, liggen echter de aan het ziekenhuis verbonden specialisten dwars. Kind en Ziekenhuis is van mening dat de voorlichting in elk geval moet aansluiten bij de bestaande praktijk in een ziekenhuis. De situatie stelt de ouders van Tim voor een moeilijke keus. Als ze hun vertrouwen in de technische vaardigheden van de specialist voorop stellen, is de kans aanwezig dat hun kind een traumatische ervaring zal opdoen. Het zoeken naar een andere, meer meegaande specialist binnen het ziekenhuis is zinloos. De specialisten zullen waarschijnlijk één lijn trekken. Het zoeken van een ander ziekenhuis is hun goed recht, maar zal ongetwijfeld vertragend werken en veel praktische problemen opleveren. Een bijkomend probleem voor de ouders is, dat het opgevoerde infectierisico alleen door medici kan worden afgewogen. Kind en Ziekenhuis heeft inmiddels nadere informatie in gewonnen bij de infectiecommissie van een gespecialiseerde orthopedische kliniek, waar de ouders wel bij de inleiding van de narcose aanwezig kunnen zijn. Die commissie gaf de verzekering, dat er geen enkel ver hoogd risico op infectie bestaat indien de ouders het kind begeleiden. Wij vragen ons af of dokter T. het 'vol ledig vertrouwen' van de ouders wel verdient. D De afhandeling van de klacht van de ouders van Tim wordt ook in het artikel van mevrouw HirschlerSchulte (pagina 15) aan een nadere beschouwing onderworpen. 8
Kind en Ziekenhuis werd in november 1990 benaderd door mevrouw K, die te kennen gaf niet tevreden te zijn met de afhandeling van de klacht, die zij mondeling had ingediend bij dokter D., de behandelend KNO-arts van haar dochtertje Jorinda. Op advies van Kind en Ziekenhuis heeft zij haar klachten nogmaals, en dit keer schriftelijk, meegedeeld aan dokter D. Een kopie van deze brief heeft zij gezonden aan de directeur patiëntenzorg van het betreffende ziekenhuis en aan de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Brief van mevrouw K. aan dokter D., KNO-arts, d.d. 23 november 1990. 'Naar aanleiding van een telefoongesprek met een medewerkster van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis wil ik u hierbij toch nog eens attenderen op wat er vrijdag 13 juli 1990 en de dagen erna is voorgevallen met onze dochter Jorinda. Bij het laatste bezoek aan u zei u, dat we nog iets zouden horen over het gebeurde. Tot op heden (november 1990) hebben we echter niets vernomen. Jorinda werd op 13 juli 1990 voor één dag opgenomen om haar keelamandelen te verwijderen. De ochtend van de opname werden we erg vriendelijk begroet. Na wat gepraat te hebben met de zusters en een laatste controle-onderzoek door een assisterend arts werd het tijd om naar de operatiekamer te gaan. Wij moch-
ten de kinderen tot de operatiekamer wegbrengen en moesten daarna weg. Na een aantal uren in de ontvangsthal (restauratie) te hebben gezeten, konden we naar het zaaltje terug waar de kinderen lagen. Jorinda huilde wel een beetje, maar was verder erg rustig, Iedere keer als ze met limonade of ijs langskwamen, deden we samen een spelletje. Ik zei dan tegen haar: 'Laat eens zien dat jij hier de grootste bent en dat jij het drinken het eerste op hebt.' Dat deed ze dan ook en meestal zonder mopperen. De zuster zei dan ook telkens: 'Jij mag vast naar huis. Jij drinkt zo goed.' Dat was voor Jorinda aanleiding om nog meer haar best te doen. Om ca. 13.30 uur kwam er weer een assisterend arts (een andere dan 's ochtends) kijken of alles goed was gegaan. Zij ontdekte dat Jorinda een bloeding had. Ze zei ons (waar Jorinda bij was), dat het volgens haar wel meeviel en dat ze om 15.30 uur nog even langs zou komen. Tegen Jorinda zei ze: 'Jij doet zo goed je best, als je dat nog beter doet, kan je straks mee naar huis'. Jorinda ging steeds beter haar best doen. Ze dronk zelfs tussendoor als ze dat eigenlijk niet hoefde, want in haar hoofdje zat alleen maar: goed drinken en dan mag ik naar huis. Om ca. 15.30 uur kwam dezelfde arts weer kijken en zei dat het nog bloedde, maar dat het niet zo heel erg was. Jorinda mocht echter nog niet naar huis, ze moest voor één nachtje naar de afdeling. Dat was voor Jorinda een grote tegenvaller. We troostten haar, zeiden dat we bij haar zouden blijven en verzekerden haar dat ze wel goed haar best had gedaan, maar dat de dokter het niet helemaal goed had dichtgemaakt. Uiteindelijk kon ze er vrede mee hebben. De arts vertelde ons dat de kans groot was, dat Jorinda nog een keer geholpen moest worden om de bloeding te stoppen, maar ze wilde het nog even aanzien. Om 16.30 uur, toen we al op de kinderafdeling waren, moest Jorinda nodig naar de wc. Omdat jongens en meisjes op één kamer lagen, wilde Jorinda niet op de po. De zuster vond het goed dat ze op de arm van haar vader naar de wc ging. Ze waren net op de gang, toen Jorinda een epileptische aanval kreeg. Ze verstijfde helemaal en begon erg te beven. Haar vader liep gelijk met haar op de arm terug naar de zaal. Daar aangekomen begon Jorinda bloed over te geven. We schrokken daar erg van. De hoofdzuster werd erbij gehaald. Zij
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
KLACHTEN keek even en holde weer weg. We zijn er direct achter aan gegaan, omdat we wilden weten wat er aan de hand was. We hoorden de hoofdzuster tegen een andere zuster zeggen: 'Bel gauw KNO voor Jorinda Kersten en ze moeten snel wat doen, anders gaat het de verkeerde kant op'. Maar er kwam geen arts opdagen. Er werd wel bloed geprikt om haar Hb vast te stellen. Na ca. 15 minuten werd ze weer geprikt om haar bloedgroep vast te stellen. En na een half uur werd Jorinda weer geprikt voor een infuus. Op dat moment was er nog steeds geen arts geweest. Om ca. 18.30 uur werden we aan de telefoon geroepen en werd ons verteld dat Jorinda om 19.00 uur naar de operatiekamer kon komen voor een tweede operatie. Wij zijn meegelopen naar de operatiekamer om zo lang mogelijk bij haar te blijven. Ze reageerde op dat moment al nergens meer op. Het was net of ze dood was. Ze zag heel bleek, had hele witte lippen en voelde koud aan. Er stonden bij de operatiekamer twee artsen te wachten. Ze keken naar Jorinda en we zagen dat ze schrokken. Een van de artsen zei, toen ze Jorinda naar de operatiekamer duwde: 'Blijft u in de buurt'. Ze zei het op een manier van: we weten niet of ze het haalt. Na uren wachten kwam Jorinda eindelijk van de operatiekamer. Al die tijd zijn we in de buurt gebleven. Jorinda kreeg toen nog bloed toegediend. Mijn man is tegen 24.00 uur naar huis gegaan en ik ben bij Jorinda gebleven. Ik lag op een bed bij Jorinda in de kamer. Echt slapen kon ik niet, want ik lag te wachten op een arts, want we dachten dat er vast wel een arts zou komen kijken of het goed ging met Jorinda. De volgende morgen (zaterdag) kwam er pas een arts. Op de vraag waarom er helemaal geen arts meer was geweest, werd geantwoord: 'Er is wel een arts geweest, maar u was er niet en de zusters hier kunnen het best goed in de gaten houden'. Wij hebben geen arts gezien en zijn ook niet weg geweest (waarschijnlijk heeft het ziekenhuis onzichtbare artsen). Wat de zusters betreft, ze zullen best goed hun werk doen. Maar als een arts al niet in de gaten heeft hoe erg het is, moet een zuster dat dan wel kunnen? 's Avonds kreeg Jorinda hoge koorts. Er werd weer bloed geprikt om te kijken waar het vandaan kwam. Met het wegbrengen van het bloed ging er iets fout, zodat er weer opnieuw geprikt moest worden. Er werd ook KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
een arts gebeld, maar die kwam niet opdagen. Mijn man is toen 's nachts weer gebleven. Zondagmorgen was er nog steeds geen arts geweest. Jorinda had inmiddels geen koorts meer. Een zuster vertelde dat onze dochter naar huis mocht. We vroegen haar of er nog een arts kwam kijken omdat Jorinda gisteren hoge koorts had. Ze werd boos op ons en zei erg kattig: 'De artsen hebben hier wel iets anders toe doen. De dokter heeft gistermorgen gezegd, dat uw dochter naar huis mocht als ze geen koorts meer had. Dat is nu het geval en daar hebben we echt geen arts voor nodig.' We waren erg verbaasd, maar gingen toen met Jorinda naar huis. Maandagochtend hebben we onze huisarts gebeld, omdat we erg bezorgd waren of alles nu wel goed was. Hij stelde ons op ons gemak, maar zei dat Jorinda zich voorlopig rustig moest houden. Jorinda is wat de operatie betreft wel opgeknapt, maar geestelijk heeft ze een grote klap gekregen. Ze verwijt ons dat we zijn weggegaan (ze weet zich namelijk niets te herinneren van de tweede operatie). Ze is erg opstandig geworden. Het eten vindt ze vaak troep. Ze geeft ons vaak een grote mond en maakt erg veel ruzie met haar jongere zusje. Verder is ze erg bang geworden. Als ze maar in de gaten krijgt dat wij 's avonds weg moeten, zet ze de hele boel op stelten. Als ze naar het ziekenhuis moet, bij voorbeeld om een zieke te bezoeken, krijgen we haar niet mee. Ze is bang van uw ziekenhuis geworden. Jorinda was altijd een erg lief en gemakkelijk kind, maar na wat zij heeft meegemaakt is ze als een blad aan een boom veranderd. We hebben daarvan veel verdriet. We ondervinden nog dagelijks de nadelen van wat er gebeurd is. We voelen ons door het ziekenhuis in de steek gelaten en bedrogen. Laatst zagen we een programma van Vinger aan de Pols over uw ziekenhuis. De ouders werden in die aflevering door de artsen en zusters bijgestaan en begeleid. De artsen praatten veel met de ouders en na de operatie kwam gelijk een arts kijken of alles goed was. Wij vonden het mooi weer spelen naar de buitenwereld, want wij hebben totaal geen opvang gehad. Of komt het omdat amandelen knippen geen bijzondere ingreep is? Wij zijn verbaasd dat het voor de televisie wel kan, maar dat de normale gang van zaken totaal anders is. Wij hopen met dit schriftelijke verhaal, wat we ook sturen naar de
vereniging Kind en Ziekenhuis en naar de directeur Patiëntenzorg van uw ziekenhuis, een schriftelijke reactie te krijgen op alles wat er gebeurd is, want wij vinden dat er fouten zijn gemaakt.' De directeur patiëntenzorg gaf de moeder van Jorinda te kennen dat hij zich in verbinding zou stellen met de KNOafdeling en dat hij het hoofd van deze afdeling om commentaar zou vragen. Vervolgens ontving mevrouw K. een brief van dokter B., KNO-specialist in het betreffende ziekenhuis. Brief van dokter B. aan mevrouw K. dd. 24 december 1990. 'Daar dokter D. niet meer aan ons ziekenhuis verbonden is, heb ik de aan hem gerichte brief maar van hem overgenomen. Hij bereikte mij eerst nu, kennelijk een maand nadat u hem geschreven heeft. U begrijpt dat ik eerst wil proberen uit te zoeken hoe de gang van zaken exact geweest is, alvorens ik met een goed antwoord kan komen. Overigens is het wel een beetje moeilijk om feiten die vier maanden na het gebeurde worden aangedragen, nog goed te kunnen toetsen. Wel heb ik begrip voor uw relaas, zoals u dat verwoord heeft. Als ik het goed begrijp is er medisch-technisch goed voor Jorinda gezorgd, tenminste dat meen ik te mogen concluderen, maar is de opvang van u en haarzelf tekort geschoten. Ik zal voor u trachten na te gaan wie de artsen zijn geweest, die er rechtstreeks bij betrokken waren. Met name in de weekends is er wel een wisseling van artsen, omdat de oorspronkelijk behandelend arts een vrij weekend heeft. Dit maakt dan dat de persoonlijke aandacht van de arts die zelf de operatie heeft uitgevoerd, kan ontbreken. Wij zullen dit punt nog eens in onze staf bespreken en mocht er aanleiding toe zijn, dan wel mochten er nog wensen uwerzijds zijn, dan zullen wij opnieuw in contact treden. Ik hoop dat u ondanks deze onprettige ervaringen het vertrouwen niet helemaal verloren zult hebben. Ik denk ook dat de gedragsstoornissen van Jorinda van voorbijgaande aard zullen zijn.' Mevrouw K nam, nadat zij deze brief had ontvangen, opnieuw contact op met Kind en Ziekenhuis en vroeg om een reactie van de vereniging op de gang van zaken. Kind en Ziekenhuis antwoordde haar als volgt
9
KLACHTEN Commentaar Kind en Ziekenhuis. 'In de brief van dokter B. wordt gesteld dat er medisch-technisch goed voor Jorinda is gezorgd, maar dat de opvang voor u en haarzelf tekort is geschoten. Naar onze mening bevat de klacht veel meer elementen. Wij vinden het voorts bedenkelijk dat de wisseling van artsen wordt gebracht als een verklaring voor het ontbreken van persoonlijke aandacht. Ook aan iemand die men niet zelf heeft geopereerd, kan men persoonlijke aandacht geven. De toezegging dat men 'zal trachten na te gaan wie de betrokken artsen waren' en dat men dit punt 'nog eens in de staf zal bespreken' vinden wij rijkelijk vaag en vrijblijvend. Men zal, zo begrijpen wij uit de brief, alleen nog verder met u in contact treden als er aanleiding toe zou zijn of als u dat zou wensen. Wij kunnen ons zeer goed voorstellen dat u dat inderdaad wenst en adviseren u dan ook het hier niet bij te laten. De slotopmerking in de reactie over gedragsstoornissen, die wel van voorbijgaande aard zullen zijn, vinden wij zeker niet op zijn plaats. (Jorinda is inmiddels bij het RIAGG in behandeling - Red.) Naar onze mening is deze klacht niet adequaat afgehandeld en dient wederom in behandeling te worden genomen. Daarvoor is het nodig om eerst eens op een rij te zetten wat de verschillende onderdelen van uw klacht inhouden. 1. Het eerste probleem dat aan de orde komt, is de bereikbaarheid van dienstdoende artsen in spoedeisende situaties. Wij begrepen van u dat de verpleegkundige een duidelijk alarmsignaal heeft afgegeven. Toch heeft het ongeveer twee uur geduurd voor er een reactie kwam in de vorm van vervoer naar de O.K. De onmiddellijke hulp ter plaatse, zo die nodig was, kon niet worden geboden omdat er niemand kwam kijken. U mag terecht aan het ziekenhuis vragen of: - de artsen zo slecht bereikbaar zijn; - de artsen zo traag reageren; - de verpleegkundige zélf alle handelingen kon verrichten, zo dat er geen arts nodig was. Het gedrag van de verpleegkundige en de reactie bij de O.K. maken het laatste onwaarschijnlijk. Wij vinden dat het ziekenhuis u hierover uitleg is verschuldigd en, wanneer er inderdaad onzorg-
10
vuldig is gehandeld, excuses van betrokkenen. Ook zouden wij willen weten (en u natuurlijk ook) wat het ziekenhuis denkt te doen om zulke problemen te voorkomen. 2. Het tweede probleem is de kwestie of er al dan niet 's nachts een arts de conditie van uw kind heeft gecontroleerd. U bent zeker van niet. De arts beweert van wel. Dat is een nietes /welles situatie waar moeilijk uit te komen valt. Wel kan worden gesteld dat, ook als er wel een arts langs is gekomen, deze tenminste ook u had kunnen laten weten hoe de toestand van uw kind was. U lag immers naast uw kind. 3. Het derde probleem is de reactie die u op zondagochtend kreeg van de verpleegkundige: 'De artsen hebben hier wel wat anders te doen', en het niet ingaan op uw verzoek om na te laten gaan of ontslag op dat moment wel ver antwoord was. Volgens ons was het uw recht om zoiets op dat moment te vragen. Wat betreft de reactie van de verpleegkundige zou u aan het ziekenhuis kunnen vragen om nogmaals contact te hebben met deze verpleegkundige en een bemiddelaar. U moet daar bij zelf afwegen of de situatie zo krenkend voor u was, dat u daar na maanden nog op wilt terug komen. Een andere kant van dit probleem is de vraag of de verpleegkundige, eenzijdig, een ontslag kan laten doorgaan als de ouder van de patiënt twijfelt. Wij denken dat dat niet zo is en dat aanvullend medisch advies dan op zijn plaats is. Wij adviseren u om het ziekenhuis te vragen wat het beleid in zulke gevallen is en u te laten weten of zij van mening zijn dat de verpleegkundige in kwestie juist heeft gehandeld. Wij begrepen van u (telefonisch contact) dat ook uw huisarts niet te spreken was over het tijdstip en de omstandigheden waaronder het ontslag heeft plaatsgevonden. Wij adviseren u om aan uw huisarts te vragen of hij dit (eventueel schriftelijk) ten behoeve van de behandeling van uw klacht wil verklaren. 4. Een rode draad die door het hele gebeuren in het ziekenhuis en ook in de behandeling van uw klacht loopt, is het niet serieus nemen van uw probleem. Een persoonlijk ge sprek over uw klacht (naast de noodzakelijke maatregelen) zou volgens ons een belangrijk deel
van het probleem al hebben opgelost. Wij adviseren u om er op aan te dringen dat een dergelijk gesprek zal plaatsvinden. U kunt dit het beste doen door u opnieuw tot de directeur patiëntenzorg van het ziekenhuis te wenden en hem te laten weten dat de klacht naar uw mening niet bevredigend is afgehandeld.' Mevrouw K. heeft het advies van Kind en Ziekenhuis opgevolgd en op 3 april 1991 vond een gesprek plaats, waarbij aanwezig waren de directeur Patiëntenzorg, dokter B., de heer en mevrouw K. en een lid van de plaatselijke werkgroep Kind en Ziekenhuis. In het kon wordt hieronder de strekking van dit gesprek weergegeven.
Gesprek april 1991. De directeur Patiëntenzorg opende het gesprek en gaf in het kort de voorgeschiedenis weer. Dokter B. hield het erop dat in medisch-technische zin op de KNO-unit alles goed was verlopen. Mevrouw K. beaamde dat, maar stelde opnieuw dat de problemen direct daarna waren ontstaan. Hierop antwoordde dokter B., dat er wel eens iets fout kon gaan in het ziekenhuis en dat ouders hier toch zeker begrip voor zouden moeten hebben. Het werkgroeplid van Kind en Ziekenhuis heeft hierop geantwoord, dat het haars inziens te veel gebeurt en dat er in het geval van de familie K. in het bijzonder sprake was geweest van een aaneenschakeling van fouten. De directeur erkende, dat er fouten waren gemaakt. Hij gaf aan dat de arts de heer en mevrouw K. niet had voorgelicht of met hen had overlegd en bovendien Jorinda niet had uitgelegd wat er zou gaan gebeuren. Ook zag hij het als een grote tekortkoming dat de arts niet het ontslaggesprek had gevoerd. Hij weet deze gang van zaken aan het ontbreken van aandacht voor dit soort problemen in de artsenopleiding en bood zijn excuses aan de familie K. aan. Dokter B. sloot zich hierbij aan. De heer en mevrouw K. aanvaardden het excuus; echter, op hun vraag hoe het nu verder zou moeten met Jorinda, antwoordde dokter B. dat de vereniging Kind en Ziekenhuis wellicht sug gesties had. D De afhandeling van de klacht van mevrouw K. wordt ook in de bijdrage van mevrouw HirschlerSchulte (pagina 17) aan een nadere beschouwing onderworpen. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
KLACHTEN
Laura
De vader van Laura was niet tevreden over de gang van zaken tijdens een onderzoek bij zijn dochtertje. Hij gaf dit schriftelijk te kennen aan de directie van het betreffende ziekenhuis en verzocht tevens aanwezig te mogen zijn wanneer Laura onder narcose werd gebracht Brief van de vader van Laura aan de directie van het ziekenhuis d.d. 25 januari 1991. 'Op 24 januari 1991 bezochten wij uw ziekenhuis voor een controleonderzoek van ons dochtertje van ruim 3 '/2 jaar oud. Tijdens dit bezoek zou worden gesproken over een operatie in verband met een 'lui' oog van onze dochter. Om diverse redenen is dit onderzoek niet prettig verlopen. Allereerst werden we verrast door het grote aantal mensen dat zich met het onderzoek bemoeide. Natuurlijk waren er de oogarts en zijn assistente (welke overigens tot nog toe alle onderzoeken tot volle tevredenheid van ons en onze dochter heeft uitgevoerd). Voorts waren er vier dames waarvan ik aanneem dat ze in opleiding zijn. Dit laatste juich ik ten zeerste toe, maar ik zou hier dan tenminste in gekend dienen te worden. Er is toch sprake van een inbreuk op mijn privacy. Op zijn minst hadden KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
de dames voorgesteld kunnen worden. Ten tweede rezen er problemen ten aanzien van het tijdstip van de operatie. Op 27 februari 1991 zou onze dochter opgenomen moeten worden in een ander ziekenhuis in verband met het verwijderen van de neusamandelen. Wij vroegen ons af hoe deze operatie zich verhield tot de oogoperatie, mede gezien de narcose. Ons werd min of meer 'kwalijk' genomen dat deze operatie, die al enige tijd geleden afgesproken is, vóór de oogoperatie zou plaatsvinden. De grondslag van deze ergernis was duidelijk. De wachttijden in het oogziekenhuis zijn zo lang dat er gemakkelijk in de tussenliggende periode iets kan opdoen wat dan uiteraard voor gaat. Ik als leek kan niet beoordelen welke operatie, medisch gezien, voorrang zou moeten gemeten. Onze huisarts wel en hij gaf de voorkeur aan de operatie van de neusamandelen. Het laatste en tevens grootste probleem deed zich voor rond de procedure van de oogoperatie. In een eerder stadium werd ons duidelijk dat ouders niet aanwezig mogen zijn bij het inleiden van de narcose. Ik heb dit met de oogarts besproken en deze verklaarde dat dit te maken had met de steriliteit van de operatie. Ik ben echter van mening, gezien de informatie van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, dat het hier een ouderwetse maatregel betreft, die niets te maken heeft met de operatie zelf. Er zijn in Nederland tientallen ziekenhuizen waar de ouders bij hun kind kunnen blijven totdat de narcose zijn werking doet. Het kind gaat dan wel slapen in een niet vertrouwde omgeving maar met het vertrouwde beeld van de ouders. Ik verzoek u dan ook aanwezig te mogen zijn bij de toediening van de narcose. Voor ons kind zal een tweede operatie binnen korte tijd een grote psychische belasting vormen. Als ouders willen wij ons kind hierbij zo goed mogelijk begeleiden. Ik hoop dat u het welzijn van de patiënt, in dit geval een kind van 3½ jaar, van groter belang vindt dan het handhaven van organisatorische regels, welke met een beetje goede wil veranderd zouden kunnen worden. In vele ziekenhuizen kunnen ouders wel bij de narcose aanwezig zijn. Ik ben daarom van mening dat dit ook in uw ziekenhuis zou moeten kunnen. Hoewel niet bedoeld als dreigement, vermeld ik toch dat indien mijn verzoek niet wordt ingewilligd, ik zal
besluiten mijn kind elders te laten opereren. Het welzijn van mijn kind gaat voor organisatorische regels.' Antwoord van de directeur patiëntenzorg aan de vader van Laura d.d. 8 februari 1991. Ik heb uw brief betreffende uw dochter Laura besproken met de orthoptie-afdeling en dokter B. De anesthesist dokter C. was wegens vakantie afwezig. Dokter B. is van mening dat de K.N.O.-ingreep zeker door moet gaan op de geplande datum. Haar ervaring is alleen dat kinderen na het knippen van de amandelen vaak angstiger zijn bij een volgend doktersbezoek. Na de K.N.O.-ingreep kan er op korte termijn een controle bij de orthoptie plaatsvinden en als er een operatie nodig mocht zijn kan Laura op korte termijn worden geholpen. Ik zal met dokter C. bespreken dat u bij de inleiding van de narcose aanwezig kunt zijn. Wat betreft uw eerste punt kan ik u mededelen dat op de afdeling orthoptie één orthoptiste in opleiding is. Mocht u behoefte hebben aan een gesprek met dokter B. of dokter C. in mijn aanwezigheid dan zal ik daar zorg voor dragen.' Commentaar van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. De klacht omvat een aantal elementen. In zijn antwoord gaat de directeur patiëntenzorg niet op alle relevante aspecten adequaat in. l. Ouders en kind worden overvallen door een situatie waarin zes mensen in een of andere hoedanigheid deelnemen aan het onderzoek. Vier van deze mensen zijn hen onbekend. De ouders vermoeden dat het om een opleidingssituatie gaat. Er is hier duidelijk sprake van een bejegeningsklacht. Met vrij algemene fatsoensnormen (toelichten, voorstellen van aanwezigen, vragen of er bezwaar is) is geen rekening gehouden. De reactie van de directeur op deze kwestie vinden we beneden de maat. Hij gaat niet in op het overtreden van de fatsoensnormen. Integendeel: er wordt gesuggereerd dat de ouders er kennelijk niets van begrepen hebben; er is immers maar één orthoptiste in opleiding... Waar die andere drie mensen vandaan kwamen, wordt gemakshalve in het midden gelaten, laat staan dat enige vorm van
11
KLACHTEN excuus of verklaring wordt gegeven. 2. De tweede klacht is dermate al gemeen gesteld dat het moeilijk wordt om daar zonder nadere in formatie op in te gaan. De ouders refereren aan een houding waaruit zij opmaakten dat hen 'min of meer iets kwalijk werd genomen'. Denkbaar was geweest dat er geïnformeerd werd wie de ouders iets kwalijk nam en waaruit dat bleek. Zonder een dergelijke aan vulling is het altijd moeilijk om met zo'n klacht iets te doen. De directeur vond dit kennelijk ook. Hij gaat in zijn antwoord niet in op het 'kwalijk nemen', maar her haalt de inhoudelijke opstelling van de behandelend arts. Hier wordt goed duidelijk hoe belang rijk het is dat een klacht specifiek wordt geformuleerd. 3. De derde klacht is, blijkens de brief, duidelijk de belangrijkste. Bondig wordt geformuleerd wat het bezwaar is en wat de ouders willen. De reactie van de directeur is op zijn plaats. Van belang wordt nu echter dat de anesthesist en de ouders bij de operatie niet over vallen worden door de consequenties van dit besluit. Een contact vooraf tussen ouders en anesthesist lijkt ons hier van belang. Zij zouden dan samen kunnen afspreken wat verwacht mag worden van elkaar en met welke (even tuele) grenzen rekening moet worden gehouden. Het gaat immers om een situatie die in dit zieken huis niet gebruikelijk is. Of de aanwezigheid van de directeur bij dit gesprek nog gewenst is, hangt af van hoe 'gewillig' de anesthesist blijkt te zijn. Het feit dat aan het einde van de brief de deur naar bemiddeling door de directeur nadrukkelijk wordt opengezet ('mocht u behoefte hebben aan een gesprek'), duidt op een houding waarin patiëntenklachten in principe serieus worden genomen en de mogelijkheid wordt opengelaten dat de klacht nog niet geheel is afgehandeld. D
12
Arjen
In december 1990 is de toen vijfjarige Arjen enkele dagen in een ziekenhuis opgenomen geweest in verband met een gecompliceerde breuk van de rechter bovenarm. De vader van Arjen heeft de directie van het betreffende ziekenhuis schriftelijk laten weten niet tevreden te zijn over de behandeling. Hij verzocht de directie de klachten te onderzoeken en binnen drie weken schriftelijk te reageren. Klachten van de vader van Arjen, zoals weergegeven in een brief aan de directie van het ziekenhuis. 'In eerste instantie is ons door de dienstdoende arts van ziekenhuis S. meegedeeld, dat de arm van onze zoon onder narcose zou moeten worden gezet en door metalen draden /pinnen op zijn plaats zou moeten worden gehouden, waarna er gips omheen zou kunnen. Een en ander is meegedeeld in een brief die wij meekregen naar uw ziekenhuis. Op donderdagavond 13 december is in uw ziekenhuis getracht de arm op normale wijze te zetten, hetgeen is mislukt. Op vrijdag 14 december heeft de behandelend arts, dokter J., de arm onder narcose wederom gezet, doch geen draden aangebracht. Ook deze operatie mislukte. Pas op dinsdag 18 december is de arm operatief vastgezet door dokter B. Als gevolg van de verkeerde diagnose van dokter J., waarvoor hij zich diverse keren heeft verontschuldigd tijdens een gesprek, moest Arjen vier dagen langer
in het ziekenhuis opgenomen blijven. Ook op het gebied van de communicatie is niet alles naar wens verlopen. Arjen heeft bij de eerste operatie geen enkele vorm van voorlichting gekregen. De verpleegkundige zei hem, dat het hem onderweg naar de operatiekamer wel zou worden uitgelegd. De tweede keer werd hem na aandringen wel uitleg gegeven. Nadat de eerste operatie had plaatsgevonden werd aan ons ouders niets verteld over het wel of niet slagen van de ingreep. De behandelend arts had noch het verplegend personeel noch de dienstdoende arts ingelicht. Wij gingen er, evenals het verplegend personeel, van uit dat Arjen naar huis mocht. Hiervoor werden dan ook alle voorbereidingen getroffen. Pas op het laatste moment, 24 uur na de ingreep, bleek dat de operatie mislukt was. Mijn vrouw heeft vele malen tegen het verplegend personeel gezegd dat het gips niet goed zat en knelde. Toen zij zich vreselijk boos maakte, kon het gips meteen losser worden gemaakt, waardoor de pijn bij onze zoon onmiddellijk veel minder werd. Mijn vrouw heeft Arjen gedurende zijn gehele verblijf in het ziekenhuis verzorgd. Het verplegend personeel heeft haar in geen enkele vorm geïnstrueerd met betrekking tot het optillen van de arm, aantekenen van urine, drinken, braken, wassen, bed verschonen, enz. Er was heel weinig personeel op de afdeling. Er moest heel veel worden gevraagd en wij kregen meestal onbevredigende antwoorden. 's Nachts heeft Arjen tevergeefs om de zuster gebeld. Hij moest plassen en kon niet bij zijn fles komen. Tenslotte plaste hij in zijn bed en heeft nog geruime tijd liggen huilen, voordat er een verpleegkundige kwam opdagen. Arjen gaf de derde verpleegdag te kennen, dat hij graag wilde dat mijn vrouw een nacht bij hem bleef. Ondanks de schriftelijke toezegging van het ziekenhuis, stuitte dit op zoveel weerstand bij het verplegend personeel, dat mijn vrouw besloot om niet te blijven. Arjen werd verpleegd op een zaaltje waar in totaal zes jongens lagen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar. In het rustuur deed het verplegend personeel de deur dicht, waardoor er praktisch geen toezicht meer was. Het was dan ook een enorme herrie. De oudere jongens bleven wakker, de televisie werd aangezet, er werd geplaagd en met speelgoed gegooid. De kinderen KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
KLACHTEN die, zoals Arjen, net geopereerd waren, werden hierdoor zeer onrustig. 's Avonds kwamen er per bed soms meer dan zes mensen op bezoek, hetgeen de rust niet bevorderde. Ook bleef de televisie erg lang aan voor de grotere kinderen, waardoor de kleinere niet konden slapen. Het licht werd soms ook zeer laat uitgedaan door moeders die naast hun kind bleven overnachten. Het speellokaal maakt een zeer onverzorgde indruk. Er was veel kapot en alles lag door elkaar. De spelleidster bemoeide zich weinig met de kinderen. Een driejarig jongetje, dat vaak bij het bed van Arjen stond, bleek hoofdluis te hebben. Het verplegend personeel besteedde weinig aandacht aan de bestrijding van de hoofdluis. Toen Arjen uiteindelijk naar huis mocht, hebben wij geen enkele informatie gehad met betrekking tot eventuele problemen thuis zoals pijn aan de arm, knellen van het gips, dikke hand enz." Brief van de directie van het ziekenhuis aan de vader van Arjen. 'De behandelend arts welke 13 december 1990 als EHBO-arts fungeerde, heeft de behandeling uitgevoerd in overleg met een chirurg. De behandelend arts heeft voordat werd beslist tot operatie in dit geval een eerste poging tot onbloedige repositie overwogen. Toen dit onvoldoende resultaat had, werd patiënt op de operatielijst geplaatst voor de volgende dag. De bedoeling was om in narcose repositie te verkrijgen en de stand te fixeren met K-draden. De chirurg die deze operatie uitvoerde heeft deze Kfixatie niet aan de repositie toegevoegd omdat de elleboog sterk gezwollen was en hem de repositie voldoende solide leek. Dit bleek later niet het geval. Zoals gebruikelijk is toen enkele dagen gewacht tot de zwelling minder was, waarna op 18 december in algehele narcose door de chirurg repositie werd verricht en fixatie met K-draden. Uw zoon heeft daarna gips gekregen. De behandelend arts heeft u over een en ander voorgelicht. Tevens heeft hij zich verontschuldigd voor het feit dat de opname langer duurde dan aanvankelijk werd verwacht. Het is niet zo, dat er sprake geweest is van een verkeerde diagnose, de therapie heeft echter een ander verloop gehad dan u in eerste instantie was verteld. Met betrekking tot de andere onderdelen van uw brief kan het volgende worden opgemerkt. Op de kinderaf-
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
deling wordt gewerkt met een formatie die zeker voldoende is afgestemd op de omvang van de uit te voeren taken. Van een personeelsgebrek op de afdeling is dus geen sprake. Echter, opvang van ziekteverzuim kan van tijd tot tijd wel problematisch zijn. Ook ten aanzien van een opname op de kinderafdeling gelden specifieke beleidsuitgangspunten. Met name voor een kind is een ziekenhuisopname zeer ingrijpend. Derhalve bestaat de mogelijkheid voor ouders om gedurende de gehele dag, van 's morgens 7 uur tot 's avonds 7 uur, bij het kind te blijven en mede voor het kind te zorgen. Dit alles in het belang van het kind. Voorts bestaat er voor ouders of familie de mogelijkheid (zeker in ernstige situaties) in het ziekenhuis te overnachten. In dat geval kan contact opgenomen worden met de hoofdverpleegkundige van de afdeling. Zoals reeds hiervoor vermeld, bestaat er een uitgebreide bezoekregeling. Een en ander brengt met zich mee dat met name gedurende bepaalde tijden veel bezoek aanwezig kan zijn op de kinderafdeling. Vooral voor kinderen is het natuurlijk erg belangrijk als er bezoek komt Ook omdat bezoek voor de nodige afleiding zorgt. Gezien onze ervaring zijn wij er van overtuigd dat er op een kinderafdeling een ruimer beleid moet worden gevoerd dan op de overige afdelingen van het ziekenhuis. Wij vragen uw begrip hiervoor. Uw opmerking met betrekking tot het driejarig jongetje met hoofdluis is niet geheel juist Dit jongetje was op dat moment reeds door het verplegend personeel behandeld voor hoofdluis. Ten aanzien van uw bezwaren voor wat betreft de bejegening bieden wij u onze excuses aan. Tevens kan ik u meedelen dat uw brief uitvoerig met de kinderafdeling is besproken. Een en ander heeft onder meer geleid tot een meer alerte houding met betrekking tot de voorlichting aan de ouders en patiënt met name voor de procedure ten aanzien van het roomingin beleid (het overnachten van familie c.q. naaste betrokkenen) binnen ons ziekenhuis en de procedure ten aanzien van het TV-kijken op de kinderafdeling.'
1. De medisch-technisch behandeling. Volgens het ziekenhuis zijn er geen verwijtbare fouten ge maakt, ook al verliep de medischtechnische behandeling niet als voorzien. Wij zijn van mening dat de directie er wel wat meer rekening mee zou moeten houden dat medisch-technische termen voor ouders doorgaans moeilijk te begrijpen zijn. 2. De voorlichting over de behandeling. Blijkens de brief van de ouders zijn zij gedurende de opname van hun zoon onvoldoende op de hoogte gebracht van de stand van zaken en de voortgang van de behandeling. Er zijn zo verkeerde verwachtingen ontstaan. Het is begrijpelijk dat informatie achteraf de ontstane irritatie bij de ouders niet geheel heeft weggenomen. Noch de artsen, noch de directie, noch de ouders hebben zich gerealiseerd dat voor de betreffende behandeling toestemming van de ouders noodzakelijk was. Om die toestemming te verkrijgen hadden de artsen de ouders moeten voor lichten (informed consent). Het zou wenselijk zijn indien de direc tie hulpverleners nader informeert over de noodzaak van 'informed consent'. 3. Organisatie en bejegening op de verpleegafdeling. Hoewel de direc teur in zijn antwoord poogt serieus op alle zaken in te gaan, zou een bemiddelingsgesprek met het be treffende afdelingshoofd wellicht een meer effectieve aanpak zijn geweest om de klacht af te ronden. Kijkend naar de schriftelijke re actie van het ziekenhuis kan worden geconcludeerd, dat de klacht zeker serieus is opgenomen en ook serieus is onderzocht. Er worden ook conclusies getrokken met betrekking tot aandachtspunten die verbetering behoeven. D
Commentaar van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis op de afhandeling van de klacht. Bij deze klacht ging het in hoofdzaak om drie zaken. 13
KLACHTEN
Raadgevingen Het indienen van een klacht is meestal geen gemakkelijke zaak, in emotioneel opzicht niet en evenmin in praktische zin. Voor ouders die zich aan die taak zetten, volgen hier enkele raadgevingen. 1. Geef uzelf er rekenschap van waarom u, zo dat het geval is, uw klacht niet met de veroorzaker van de klacht zelf of met diens meerdere wilt bespreken. Daar kunnen goede redenen voor zijn. Er zal echter zeker naar worden gevraagd. 2. Informeer bij het Patiënten Service Bureau van het ziekenhuis, zo een dergelijk bureau bestaat, hoe u degene kunt bereiken die tot taak heeft klachten in ontvangst te ne men. Als er geen servicebureau is, raadpleeg dan de informatie over de klachtenregeling in het opname boekje of wend u tot het directiesecretariaat.
resultaat vast te stellen. Voorbeelden van mogelijk gewenst resultaat zijn: - het aanvullen van gebrekkige voorlichting; - het aanbieden van excuses door de betrokkene(n); - het verschaffen van opheldering over de toedracht en de oorzaken van de gebeurtenis(sen) waarover u klachten heeft; - het treffen van maatregelen waarmee herhaling wordt voor komen; - het vergoeden van geleden schade; - het herstellen van een administratieve fout.
3. Doe uw verhaal pas als u zeker weet dat u bij de juiste persoon bent. Dit kunnen, naast anderen, zijn: - de klachtenfunctionaris, de patiëntencontactpersoon of de patiëntenvertrouwenspersoon; - de directie of directiesecretaris; - een lid van de klachtencommissie.
4. Probeer, eventueel samen met degene die de klacht in ontvangst neemt, een voor u bevredigend eind-
14
Zorg dat er een duidelijk verslag komt.
1. U houdt het recht om zélf te beslissen wat er met uw klacht gebeurt. Degene die de klacht in ontvangst neemt, mag deze niet zonder uw toestemming aan derden doorgeven of een verder onderzoek instellen. Het is wel zo, dat wanneer u alleen uw klacht wilt melden en verder anoniem wenst te blijven, er weinig met uw klacht kan worden gedaan.
Stel tevoren vast wat u met uw klacht wilt bereiken.
Bespreek uw klacht met de juiste persoon.
de wijze die u wilt. Vaak zal een klacht betrekking hebben op meerdere gebeurtenissen of personen tegelijk; let er op, dat de verschillende onderdelen en aspecten waaruit een klacht kan bestaan, duidelijk uit het verslag blijken. U voorkomt hiermee, dat slechts op een deel van uw klacht verder wordt ingegaan.
5. Sommige ziekenhuizen geven er sterk de voorkeur aan, dat een klacht schriftelijk wordt ingediend. Als u dit moeilijk vindt of als u meent dat de klacht zich daar niet toe leent, dring dan aan op een gesprek. 6. Spreek af met degene die uw klacht in ontvangst neemt, dat een verslag van het gesprek aan u ter goedkeuring wordt voorgelegd. Ga rustig na of in dat verslag alles wat u te melden hebt, is opgenomen op
8. Als het uw hoofddoel is om een aanzienlijke materiële schadevergoeding te krijgen, is het raadzaam om reeds in een vroeg stadium juridische bijstand in te roepen en u te laten informeren over de mogelijkheden. Laat u in zo'n geval al vanaf de melding van de klacht bijstaan. Het ziekenhuis zal in een dergelijke situatie niet meer aansturen op bemiddeling, maar zijn verzekeringsmaatschappij inschakelen, die dan een eigen onderzoek zal instellen. 9. Als een ziekenhuis toezegt om naar aanleiding van een door u ingediende klacht maatregelen te zullen nemen ter verbetering van de situatie, vraag dan of het u schriftelijk op de hoogte wil houden van de ontwikkelingen.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
KLACHTEN
Drs. C.J.W. Hirschler-Schulte
In onderstaand artikel gaat de schrijfster, longarts en kwaliteitsfunctionaris in het Medisch Centrum Leeuwarden, op persoonlijke titel in op de vraag of het, in het kader van een verbetering van kwaliteit van zorg, nut heeft werk te maken van klachtenopvang en klachtenbehandeling. Zij doet dit aan de hand van twee van de briefwisselingen tussen ouders en ziekenhuizen, afgedrukt op de voorgaande pagina's.
Klachtenbehandeling EEN INSTRUMENT IN KWALITEITSVERBETERING? Eén van de belangrijkste uitspraken in de kwaliteitszorg is: 'Alle uitkomsten zijn het gevolg van een proces'. Ook de behandeling van een patiënt is het gevolg van een proces (afspraak maken, gezien worden, onderzocht worden, behandeld worden). Als er ergens in dat proces zwakke plekken zitten, kan dat leiden tot een niet optimale of soms zelfs slechte kwaliteit van zorg. Het is dus zaak om die zwakke plekken op te sporen en vervolgens om ze eruit te halen, met andere woorden: om het 'proces beheerst te maken'. Klachten zou je kunnen zien als gratis informatie over waar mogelijk zwakke plekken zitten. Die gratis informatie zou je moeten gebruiken voor het verbeteren van je kwaliteit. Dat kan door er meer mee te doen dan iedere klacht als los incident te zien.
Een klacht
Het begrip klacht kan zeer ruim worden gedefinieerd als 'elke uiting van onvrede over de geboden zorg', danwel worden begrensd, bij voorbeeld tot: 'er is sprake van een klacht zodra een klager zijn ongenoegen niet meer ter plaatse wil of durft te uiten, maar daar elders in de organisatie gehoor voor tracht te vinden'. De patiënten van tegenwoordig weten meer dan in het verleden over de gezondheidszorg. Als gevolg hiervan verwachten zij meer dan vroeger. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
Soms hebben zij echter een veel te hoog verwachtingspatroon van wat mogelijk is. Naast dat zij meer weten en verwachten, durven zij dit ook beter te vragen. Een combinatie van bovenstaande elementen leidt ertoe dat patiënten sneller ontevreden zijn en dit ook sneller kenbaar zullen maken dan in het verleden. Een illustratie hiervan is te vinden in de klacht van de ouders van Tim en de klacht van de moeder van Jorinda. (Zie voorgaande pagina's - Red.) Ik wil in het onderstaande ingaan op de mogelijkheden die deze klachten bieden om de kwaliteit van de zorg te verbeteren.
Klacht ouders Tim
De klacht komt erop neer, dat in de folder van het ziekenhuis staat, dat de ouders aanwezig kunnen zijn bij de narcose, tenzij... De praktijk blijkt te zijn: niet aanwezig, mits... (het een KNO-ingreep betreft). In de reactie van de klachtencommissie op de brief van de ouders wordt gesteld, dat de artsen uiteindelijk verantwoordelijk zijn en dat zij dus degenen zijn die beslissen. Hierop stellen de ouders terecht, dat het beleid zoals verwoord in de folder, in de praktijk zijn uitwerking mist en vragen zij om bijstelling van het beleid. Uiteindelijk hebben zij op deze brief geen reactie meer gekregen. Wat zou je nu kunnen doen met een dergelijke brief? Uiteraard moet deze
brief niet zomaar weggelegd worden (zoals kennelijk met de laatste brief is gebeurd). De ouders verwoorden zeer duidelijk meerdere ervaringen, die er blijk van geven dat het beleid en de praktijk niet met elkaar sporen. Hun vraag om bijstelling van het beleid is een heel logische en het zou het mooiste zijn als dat uitvoerbaar zou zijn. Dit nu is echter niet gemakkelijk. Ik zal dit toelichten. De directie zet beleidslijnen uit voor het ziekenhuis. De artsen in het ziekenhuis zijn echter niet in dienst van het ziekenhuis, maar maken slechts gebruik van het ziekenhuis. Dit betekent, dat als de directie iets wil dat van invloed is op het werken van de artsen, zij dit niet zomaar voor de artsen kan beslissen. Als de directie dus een dergelijk soort beleid voorstelt, dan zal zij dit eerst moeten bespreken met de medische staf. Staat de staf erachter, dan is er geen probleem en kan het beleid worden uitgevoerd. Staat de staf er niet achter, dan heeft de directie geen enkele macht om het door haar gewenste beleid dwingend op te leggen. De directie kan zich er dan bij neerleggen; óf zij vindt het voorgestelde dermate belangrijk dat zij toch wil dat de staf dit standpunt gaat delen. Om dat alsnog te bereiken zal zij ten eerste met goede argumenten moeten komen en bij voorbeeld gegevens moeten verzamelen bij specialisten /ziekenhuizen elders in het land. Als het ook op die wijze niet lukt, dan
15
KLACHTEN zal de directie dit moeten accepteren. In het geval van Tim zouden wij zijn nagegaan hoe die beleidsafspraak destijds tot stand is gekomen. Is daarbij de bovenvermelde weg niet gevolgd, dan zou dit alsnog dienen te gebeuren. Geeft de staf, of een aantal stafleden aan, dat zij het niet met de directie eens zijn en zijn zij niet tot een ander inzicht te brengen, dan is het in elk geval zaak dat de directie het voorlichtingsmateriaal aanpast aan de werkelijkheid, zodat op zijn minst geen valse verwachtingen worden gewekt.
Klacht ouders Jorinda
Jorinda ondervindt een complicatie (nabloeding) na het verwijderen van de keelamandelen. Deze complicatie op zich is bekend en hoeft absoluut niet het gevolg te zijn van fout handelen. Wél fout is, dat de gevoelens van Jorinda en haar ouders door verpleging en artsen totaal werden genegeerd, blijkens het feit dat niet één van hen de moeite nam om met hen te spreken. Het is voor de arts misschien een 'gewone complicatie bij een gewone ingreep', voor de ouders komt dit uiteraard heel anders, angstig en bedreigend, over. Angstige mensen hebben juist extra aandacht nodig. Dat zij die nogal eens niet krijgen, komt naar mijn ervaring vaak voort uit het feit dat die angst door de hulpverleners wordt geïnterpreteerd als 'onterecht' of als paniek zaaien of aanstellerij. In het medisch of verpleegkundig handelen zijn drie delen te onderscheiden, namelijk: medisch- of verpleegkundig-technisch, bejegening en organisatie. Uit de reactie van dokter B. is te zien dat voor medici nogal eens het medisch-technische het belangrijkste wordt gevonden. Als excuus voor het tekortschieten in aandacht wordt de wisseling van de dienst in het weekend genoemd. Vervolgens begaat hij daarna zelf ook nog een bejegeningsfout door de ouders op hun hulpvraag te verwijzen naar de vereniging Kind en Ziekenhuis. De directeur erkende dat de begeleiding ernstige mankementen had vertoond en weet dit, gemakshalve (?), aan de artsenopleiding. Hij bood zijn excuses aan. Wat zou je met deze klacht kunnen doen? Uiteraard is het zinnig, dat er een gesprek is geweest tussen arts, 16
directie en ouders. Naar mijn smaak had daar echter ook een verpleegkundige bij horen te zijn, omdat ook daar zaken niet goed zijn gelopen.
tenenquête, een enquête onder het personeel van die afdeling of bespreking in het stafbestuur.
Een dergelijk gesprek kan alleen maar tot doel hebben om de gemaakte fouten te erkennen, te bemiddelen en excuses aan te bieden. De vraag van de ouders wat zij met Jorinda verder aan moesten, had natuurlijk nooit op de gedane wijze beantwoord mogen worden. Het zou beter zijn geweest wanneer de arts eerlijk had gezegd dat hij begreep dat zij het een probleem vonden, maar dat hij zelf niet wist hoe zo iets op te lossen. De directie, eindverantwoordelijk voor de zorgverlening, heeft daarnaast de plicht om na te gaan of deze klacht beschouwd kan worden als een incident danwel dat deze problemen veel vaker voorkomen. Indien het inderdaad om een eenmalige klacht over die arts of afdeling gaat, kan de directie het er in eerste instantie bij laten. Zou er nogmaals een soortgelijke klacht komen, dan moet die het signaal zijn voor verder onderzoek, waarbij dan bij voorbeeld gedacht kan worden aan een gerichte patiën-
In veel klachtenregelingen staat, dat de regeling primair tot doel heeft te komen tot genoegdoening van de individuele klager. Het blijft daarom vaak bij een bemiddelingsgesprek, al of niet met excuses. Het tevreden stellen van de klager mag echter niet het enige doel zijn. Er moet ook getracht worden tot structurele oplossingen te komen. Lang niet elk ziekenhuis doet dat echter. Ten slotte wil ik nog kwijt, dat in die ziekenhuizen waar wel getracht wordt tot structurele verbeteringen te komen, dit voor de klagers niet altijd duidelijk is. In hun ogen lijkt de oplossing soms heel simpel. In de praktijk is dit, zoals boven geschetst, vaak een langdurige en moeizame weg. Op de klager kan dit overkomen als: 'Er zal wel niets mee gebeurd zijn'. De beide klachten van de ouders van Tim en Jorinda zijn mijns inziens voorbeelden van hoe het beter niet kan. D
Klachten en kwaliteit
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
KLACHTEN
Klachtenreglementen kinderziekenhuizen Elk ziekenhuis zijn eigen variant Niet alleen kinderen worden mondiger, ouders ook. Als ouders ergens ontevreden over zijn, laten zij dat steeds meer blijken, óók in het ziekenhuis zelf. Niettemin is de drempel om rechtstreeks bij de betrokken hulpverlener te klagen hoog. Ouders zijn vaak bang dat klagen nadelige gevolgen zal hebben voor de verdere behandeling en verzorging van hun kind. Mede om die reden wijzen steeds meer ziekenhuizen een speciale 'klachtenfunctionaris' aan. Deze heeft tot taak de klacht aan te horen en te registreren. Daarnaast gaat hij met de klager na, wat het eventuele vervolg op de klacht zou moeten zijn. Het kan zijn dat een ouder een klacht alleen gemeld wil hebbenen verder niets. Het is ook mogelijk dat een ouder genoegdoening wenst, bij voorbeeld in de vorm van het aanbieden van excuses, of opheldering verlangt over de toedracht van een bepaalde behandeling of gebeurtenis. In dat geval zal de klachtenfunctionaris bemiddeling aanbieden en een gesprek arrangeren tussen de klager en degene tegen wie de klacht zich richt, desgewenst in zijn aanwezigheid. Als de bemiddeling niet slaagt of als de klager geen behoefte heeft aan bemiddeling, kan de klacht worden ingediend bij de directie of bij een speciale commissie. Deze doet, doorgaans na onderzoek, uitspraak en brengt de betrokkene daarvan op de hoogte. Dit is, kort samengevat, de gang van zaken bij de behandeling van klachten zoals deze in veel ziekenhuizen gebruikelijk is. Er bestaan evenwel veel varianten op de hier geschetste aanpak. En voor alle duidelijkheid: als de reactie van het ziekenhuis daartoe aanleiding geeft, zijn er ook nog mogelijkheden om buiten het KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
ziekenhuis verhaal te halen: bij de geneeskundige inspectie, de medische tuchtraad, de ombudsman, de rechter. In het algemeen is dit echter een langdurige en soms zelfs kostbare weg.
Kinderziekenhuizen
De redactie van KIND EN ZIEKENHUIS is nagegaan hoe de klachtenregelingen van de drie kinderziekenhuizen in Nederland er, in grote lijnen en 'op papier', uitzien.
Voor zover er bij de ziekenhuizen klachtenreglementen bestaan, is de opzet ervan allesbehalve eenduidig. De regelingen bij de kinderziekenhuizen vormen daarop geen uitzondering. Voorop stond de vraag: hoe kunnen ouders weten dat er een klachtenregeling bestaat? Het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht en het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam wijzen in hun informatiebrochures op de mogelijkheid tot het indienen van een klacht. In het informatiemateriaal van het Juliana Kinderziekenhuis te Den Haag is over een klachtenregeling niets te vinden. Vervolgens is gekeken naar de procedures waarin de verschillende regelingen voorzien. In het Sophia Kinderziekenhuis is de coördinator van het Patiënten Informatie Centrum belast met de opvang
van klachten. Kan de klacht via deze klachtenfunctionaris niet naar tevredenheid worden afgehandeld, dan kan de klager zich tot de directie wenden. In laatste instantie kan in beroep worden gegaan bij de raad van bestuur. In het Sophia is tevens een klachtencommissie ingesteld, die tot taak heeft de afhandeling van klachten te evalueren en daarvan verslag uit te brengen aan het bestuur. In het Wilhelmina Kinderziekenhuis kan een klacht schriftelijk worden ingediend bij de klachtencommissie. De voorzitter van de klachtencommissie heeft een medische achtergrond, maar is niet aan het ziekenhuis verbonden. De andere commissieleden zijn in het ziekenhuis werkzaam. De klachtencommissie houdt één maal per week gedurende een uur een inloopspreekuur. Dit spreekuur wordt bemand door een lid van de klachtencommissie. Een deel van de klachten wordt afgehandeld door de klachtencommissie. Kan de commissie niet bemiddelen, dan volgt een advies aan de directie die de klacht verder afhandelt. Voor het Juliana Kinderziekenhuis geldt, dat een klacht via het directiesecretariaat schriftelijk moet worden ingediend bij de medisch directeur van de Stichting Samenwerkende Ziekenhuizen Juliana Kinderziekenhuis /Rode Kruis Ziekenhuis. De medisch directeur van het Juliana Kinderziekenhuis/Rode Kruis Ziekenhuis is voorzitter van de Fona-commissie (de commissie waarin fouten, ongelukken en bijna-ongelukken worden besproken) in het Juliana Kinderziekenhuis). Een ontvangen klacht wordt in deze commissie besproken, ook als het om een bejegeningsklacht gaat. De bevindingen van de commissie worden door de medisch directeur aan de ouders meegedeeld.
17
KLACHTEN Op grond van deze procedures, zoals die door de ziekenhuizen zelf zijn ingesteld, kan een aantal conclusies worden getrokken. * De behandeling van klachten in een ziekenhuis is allerminst een uniform gebeuren, dat valt ook af te leiden uit de klachtenreglementen van de kinderziekenhuizen. * Het bestaan van een 'klachtencommissie' in een ziekenhuis betekent nog niet, dat daarmee ook duidelijk is wat de plaats en de taak van zo'n commissie zijn. Daar zitten belang rijke verschillen in. Zo neemt de klachtencommissie bij het Wilhelmina Kinderziekenhuis in de gehele procedure van meet af aan een meer centrale plaats in dan het gelijknamige college bij het Sophia Kinderziekenhuis. De functies zijn ook anders: houdt de klachtencommissie bij het Wilhelmina zich daadwerkelijk met de klachten bezig, de evaluerende taak van de commissie bij het Sophia ligt een stadium later en is veel meer 'intern' gericht. * Al even weinig gemarkeerd en uniform zijn de plaats en functie van de 'klachtenfunctionaris'. In het Sophia is het de coördinator van het Patiënten Informatie Centrum die klachten in ontvangst neemt. Bij het Wilhelmina kan het lid van de klachtencommissie dat het inloopspreekuur houdt, als 'klachtenfunctionaris' worden ge zien. Bij het Juliana zou het dan de medisch directeur zijn, zij het dat klachten hem via zijn secretaresse moeten bereiken - en dus is zij hier misschien wel de 'klachtenfunctionaris'. * De variatie in de bezetting van de functie doet de vraag rijzen naar de kwalificaties waaraan de 'klachten functionaris' zou moeten voldoen; zo als het ook de vraag oproept naar de plaats die de klachtenfunctionaris in de hiërarchie van het ziekenhuis in neemt of zou dienen in te nemen. De kinderziekenhuizen, alle drie met een klachtenregeling, hebben daar zeker hun gedachten over laten gaan. Elk ziekenhuis heeft er vervolgens zijn eigen invulling aan gegeven. Dat is behoorlijk verwarrend. De vragen zijn echter vooral daarom van belang, omdat het veel kan uitmaken wie een klacht in ontvangst neemt. Met andere woorden: een klachtenfunctionaris kan binnen de ziekenhuisorganisatie veel of weinig invloed worden toegekend op wat er verder met de klacht gebeurt. In dit verband lijkt de gedachte aan een klachtenfunctionaris die niet in
18
dienst is van het ziekenhuis, en dus onafhankelijk, aantrekkelijk. Brengt die onafhankelijkheid evenwel mee, dat hij in de hiërarchie van het ziekenhuis niet of nauwelijks meetelt, dan wordt die onafhankelijkheid eerder een min- dan een pluspunt. * Voor het Sophia Kinderziekenhuis en het Wilhelmina Kinderziekenhuis lijkt wel duidelijk, bij wie een ouder met zijn klacht terecht moet. Voor het Juliana Kinderziekenhuis is dat voor ouders veel moeilijker te achterhalen en is de regeling op dit punt zeker vatbaar voor verbetering. * Ouders kunnen worden afgeschrikt door een procedure waarbij een klacht uitsluitend formeel en schriftelijk kan worden ingediend. Om die reden lijkt het inloopspreekuur zoals dat bestaat bij het Wilhelmina Kinderziekenhuis, een goed initiatief. * Het gevarieerde beeld dat de regelingen van de verschillende zieken huizen vertonen, wordt nog eens onderstreept wanneer het gaat over de mogelijkheid om 'in beroep te gaan'. Wie niet tevreden is over de afhandeling van een klacht moet soms naar de directie, soms naar een commissie, soms naar het bestuur.
regelingen van de ziekenhuizen een voorkeur uit te spreken. Hachelijk, omdat dan voorbij zou worden ge gaan aan een heel belangrijke factor, die op papier niet naar voren komt. Dat is de aandacht en de 'cliënt gerichtheid' van de betrokken functionarissen. Die kunnen veel goed maken, maar ook veel verknoeien. 'Kind en Ziekenhuis' zal ook in de toekomst de afhandeling van klachten door de ziekenhuizen blij ven volgen. Een belangrijk punt van aandacht zal daarbij zijn, in hoeverre de klachtenregelingen een stimulans, dan wel een handicap zijn voor een goede behandeling van een klacht. Eén ding staat wel vast: ouders die bij een ziekenhuis een klacht willen indienen, doen er goed aan zich allereerst terdege te laten voorlichten over de wijze waarop in het betreffende ziekenhuis de klachtenafhandeling is geregeld. D
Stimulans of handicap
Het is verleidelijk, maar ook hachelijk, om op basis van de papieren KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
OUDERBRIEFJE BIJ NARCOSE
Mr. W.P. Rijksen
Juridische betekenis van het ouderbriefje Ziekenhuizen laten in bepaalde situaties ouders een zogenaamd ‘ouderbriefje’ ondertekenen. Zij hebben daar misschien niet altijd een juridische bedoeling mee. Niettemin roepen deze briefjes vanuit een juridische optiek enkele vragen op.
In toenemende mate wordt het belang van ouderparticipatie bij geneeskundige behandelingen van kinderen onderkend. Zo worden ouders veelal in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de inleiding van de narcose voor een chirurgische ingreep bij hun kind. Een aantal ziekenhuizen legt aan ouders die hierop ingaan, een formulier - ook wel 'ouderbriefje' genoemd - ter ondertekening voor. Met het zetten van hun handtekening op dit ouderbriefje verklaren ouders onder andere geïnformeerd te zijn over de gang van zaken bij de inleiding van de narcose en de inleidingsruimte te zullen verlaten wanneer hun kind slaapt of wanneer de anesthesioloog dit verzoekt. Op zich kan het schriftelijk vastleggen van mondeling gemaakte afspraken zinvol zijn. Dit geldt zeker ook voor de hier bedoelde situaties. Voorwaarde daarbij is wel, dat niet al op het moment waarop deze afspraken worden gemaakt, vraagtekens kunnen worden gezet bij de betekenis en de eventuele gevolgen van het niet nakomen van de afspraken. Dit geldt al in bepaalde mate voor een afspraak volgens welke de ouder de inleidingsruimte zal verlaten wanneer hij onwel dreigt te worden (krijg je daarvan altijd eerst een signaal?) en nog meer voor de verklaring, dat de ouder zich realiseert op eigen verantwoordelijkheid en risico aanwezig te zijn bij de inleiding van de narcose van zijn kind. Ook trof ik in dit verband de passage aan, dat de ouder geen recht heeft op een schadeclaim indien hij schade oploopt als gevolg van zijn aanwezigheid bij de inleiding van de narcose. Dit is op zichzelf al onjuist, omdat in tegenstelling tot een recht op schadevergoeding, een recht op (het indienen van) een schadeclaim altijd bestaat.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
Hoewel betwijfeld kan worden of de opstellers van de ouderbriefjes in alle gevallen hiermee een juridische bedoeling hebben gehad, roepen deze briefjes vanuit een juridische optiek enkele vragen op. Eén daarvan is, welke betekenis rechtens moet worden toegekend aan een door een ouder ondertekende verklaring dat hij op eigen risico en verantwoordelijkheid aanwezig is in de inleidingsruimte indien er iets misgaat, of anders gesteld, indien op enigerlei wijze schade ontstaat.
Schade bij het kind
In elk geval staat vast dat onder een dergelijke 'afspraak' niet de schade valt, die het kind als patiënt zou kunnen worden berokkend tengevolge van een handeling van de ouder, bij voorbeeld als de ouder onwel wordt en tegen de apparatuur of de anesthesioloog valt. Tegenover de patiënt kan de hulpverlener zijn medische beroepsaansprakelijkheid als regel niet beperken of uitsluiten. Deze aan rechtspraak en literatuur ontleende algemene regel is inmiddels met zoveel woorden vastgelegd in artikel 1653 r van het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
Schade bij de ouders
Maar nu de ouders. Kan de hulpverlener zich tegenover de ouder op het standpunt stellen, dat eventueel opgelopen schade voor eigen rekening blijft omdat de ouder heeft verklaard op eigen risico en verantwoordelijkheid aanwezig te zijn geweest bij de inleiding van de narcose? Zoals aangegeven kan volgens artikel 1653 r van de WGBO de aansprakelijkheid van de hulpverlener niet worden beperkt of uitgesloten. De 19
OUDERBRIEFJE BIJ NARCOSE vraag is echter of deze bepaling, na inwerkingtreding van de WGBO, van toepassing kan worden verklaard op de onderhavige situatie. Twee mogelijkheden doen zich daarbij voor. Indien artikel 1653 r zo uitgelegd moet worden dat het uitsluitend betrekking heeft op aansprakelijkheid ingevolge het wetsvoorstel, dan dient om voor toepassing in aanmerking te komen, de aanwezigheid van een ouder in de inleidingsruimte te vallen onder het bereik van het wetsvoorstel inzake de geneeskundige behandeling. Dit is het geval als gesteld kan worden dat de hulpverlener door het toelaten van een ouder in de inleidingsruimte, daarmee rechtstreeks ten behoeve van de patiënt voorzien heeft in een materiële omstandigheid waaronder de inleiding van de narcose kan worden verricht. Anders gesteld: de aanwezigheid van een ouder dient dan, evenals bij voorbeeld het beschikbaar stellen van een bed aan de patiënt, beschouwd te worden als een handeling die een samenhangend geheel vormt met de inleiding van de narcose zelf. Ik ben van mening dat deze redenering niet verdedigbaar is. Hoewel ik het belang van de aanwezigheid van een ouder bij de inleiding van de narcose in elk geval voor het kind onderken, ben ik van oordeel dat de kloof tussen enerzijds de aanwezigheid van een ouder en anderzijds het door de anesthesioloog kunnen verrichten van de beoogde behandeling, te groot is om te kunnen spreken van handelingen, die een samenhangend geheel vormen. Anders ligt het indien artikel 1653 r WGBO zo uitgelegd moet worden dat deze bepaling zich richt op de onmogelijkheid voor de hulpverlener zijn aansprakelijkheid te beperken of uit te sluiten in het algemeen en niet slechts ingevolge de bepalingen van dit wetsvoorstel. Voor deze interpretatie zijn argumenten, zowel ontleend aan de tekst van de bepaling zelf als aan de systematiek van het wetsvoorstel, voor handen. Of deze interpretatie juist is, zal nog - te hopen valt bij de parlementaire behandeling moeten blijken. Indien artikel 1653 r in deze zin gelezen moet worden, is de passage op de aan de ouders voorgelegde ouderbriefjes niet rechtsgeldig. Een handtekening verandert daar niets aan. Hoe de onderhavige verklaring zich verhoudt tot de WGBO is derhalve nog onzeker. Omdat bovendien met de parlementaire behandeling van dit
20
wetsvoorstel nog wel enige tijd gemoeid kan zijn, is het van belang na te gaan hoe de toetsing van de betreffende passage op de ouderbriefjes aan thans geldend recht, uitpakt.
Algemene voorwaarden
Op l januari 1992 is het Nieuw Burgerlijk Wetboek voor een belangrijk deel in werking getreden. Enkele bepalingen over algemene voorwaarden maken daar deel van uit. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of deze bepalingen van toepassing kunnen worden verklaard op de onderhavige situatie, blijft er ook indien dit wel zo zou zijn, een grote mate van onzekerheid bestaan. Wat is het geval? Tegenover de verklaring van de ouder
dat hij op eigen risico en verantwoordelijkheid aanwezig is bij de inleiding van de narcose van zijn kind, kan de hulpverlener een zogenaamd exoneratie-beding treffen. Met andere woorden: de hulpverlener beperkt zijn aansprakelijkheid of sluit zijn aansprakelijkheid uit. Echter, zo'n beding wordt door het Nieuw Burgerlijk Wetboek vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Dit betekent, dat de hulpverlener zou moeten aantonen dat het beding gerechtvaardigd is. Hij kan dat doen aan de hand van allerlei omstandigheden. Zo kan hij bij voorbeeld stellen dat over het beding met de betrokken ouder reëel onderhandeld is, dat de ouder een mate van eigen schuld heeft bij het ontstaan van de schade, dat KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
OUDERBRIEFJE BIJ NARCOSE stuk van de risico-aanvaarding zo weinig omlijnd is dat het als zelfstandig rechtsfiguur welhaast onbruikbaar is. Natuurlijk aanvaarden ouders feitelijk het risico dat hen iets overkomt. Maar een hulpverlener die de betrokken passage op een ouderbriefje vermeldt, realiseert zich dat er dus kennelijk risico's verbonden zijn aan de aanwezigheid van ouders in de inleidingsruimte. Hij draagt echter die verantwoordelijkheid over. En juist hier wringt de schoen. In het besef dat er risico's in het geding zijn, rust op hem de verplichting de kans op het verwezenlijken van die risico's zo klein mogelijk te maken. Indien hij in deze zorgplicht tekort schiet (hij geeft de ouder bij voorbeeld geen aanwijzingen of is bij het verstrekken van informatie een belangrijk aspect vergeten), kan hij wel degelijk aansprakelijk zijn. Met andere woorden: het hangt van velerlei omstandigheden af of de hulpverlener ondanks het ondertekenen door de ouders van het ouderbriefje, niet toch aansprakelijk is voor de ontstane schade. Een eventueel onrechtmatig handelen van de hulpverlener wordt met de handtekening van een ouder niet opgeheven. Hij kan immers door een tekort schieten in zijn zorgplicht gevaren in het leven hebben geroepen, die zijn handelen in strijd doen zijn met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Als de hulpverlener niet aansprakelijk is, is dat geen gevolg van het ondertekenen door de ouder van het ouderbriefje, maar simpel omdat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Conclusie
uitgesloten risico redelijkerwijs niet verzekerbaar is. Alvorens de hulpverlener hiertoe wordt uitgenodigd, zal de ouder echter aannemelijk moeten maken dat de betrokken bepalingen van toepassing zijn op de bedoelde situatie. Ik heb sterke aarzelingen omtrent het slagen hiervan. Maar zelfs indien dit voor ouders tot het gewenst resultaat leidt, kan op grond van de stellingen van de hulpverlener de aansprakelijkheidsbeperking toch gerechtvaardigd worden geacht.
Risico-aanvaarding
Tot slot kan de betrokken verklaring getoetst worden aan het leerstuk van de risico-aanvaarding. Gelet op de gebruikte formulering ligt dit ook KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
voor de hand. Concreet houdt dit in, dat ouders door aanwezig te zijn bij de inleiding van de narcose van hun kind, willens en wetens het risico aanvaarden dat zij schade oplopen. Indien dit risico zich realiseert, zijn de gevolgen voor hun rekening. Een voorbeeld: als ik aan een bokswedstrijd meedoe, geef ik mijn tegenstander toestemming mij dreunen en slagen te verkopen. Door het geven van deze toestemming wordt het als regel onrechtmatige karakter van het geven van dreunen, hieraan ontnomen. Als ik dientengevolge letsel oploop, kan ik mijn tegenstander hierop niet aanspreken. Dit wordt anders als hij zich bij voorbeeld niet aan de spelregels houdt. Het probleem is echter, dat dit leer-
De betrokken passages op het ouder briefje wekken ten onrechte de sug gestie, dat ouders de door hen op gelopen schade te allen tijde voor eigen rekening moeten nemen. Het door de ouder aanvaarden van een risico kan hooguit een omstandigheid opleveren die leidt tot het verminde ren of het geheel vervallen van aansprakelijkheid van de hulpverlener wegens eigen schuld van de ouder. Maar om ditzelfde doel te bereiken is de betreffende passage op het ouderbriefje niet noodzakelijk. Daar voor biedt het Nieuw Burgerlijk Wet boek andere mogelijkheden. D Mr. W. P. Rijksen is als gezondheidsjurist werkzaam bij de Nederlandse Zorgfederatie. Hij schreef bovenstaand artikel op persoonlijke titel
21
OUDERBRIEFJE BIJ NARCOSE
Inge Harkema
Ouderbriefjes zijn ondingen Het 'ouderbriefje' imponeert nodeloos. Ook is het niet denkbeeldig dat het ouders ten onrechte de indruk geeft, dat het een riskante onderneming is om bij je kind te blijven bij de inleiding van de narcose. 22
In 1985 hield de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis een symposium onder de titel: 'Kind en Narcose; Wanneer worden we wakker?' Veel ouders vroegen sedertdien bij de ziekenhuizen naar de mogelijkheid aanwezig te zijn bij hun kind als het onder narcose werd gebracht. In steeds meer ziekenhuizen kwam die mogelijkheid er. Voor kinderen werd het 'inslapen' minder angstig en bedreigend. Voor ouders was, en is, het aanwezig zijn
bij die gebeurtenis een enerverende ervaring, waarop zij goed moeten worden voorbereid. Voor de ziekenhuizen, en in het bijzonder de OKafdelingen, bracht de nieuwe ontwikkeling veel veranderingen met zich mee van zowel organisatorische als praktische aard. Net als vroeger bij bevallingen klonk in de ziekenhuizen de verzuchting: '...en als de ouder (de vader) nu onwel wordt?'. Ook rees de vraag welke (juridische) gevolgen de aanwezigKIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
OUDERBRIEFJE BIJ NARCOSE held van de ouder in het operatiecomplex had voor de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De ziekenhuizen kwamen tot de bevinding dat het nodig was niet alleen intern, maar ook met de ouders de gang van zaken rond de inleiding tot de narcose te bespreken en tot duidelijke afspraken te komen. Een ieder moest weten wat in zo'n situatie zijn rol was en wat hem te doen stond. Daarnaast was er de noodzaak ouders en kind uitgebreid voor te lichten en voor te bereiden (informed consent). In veel ziekenhuizen kwam zowel schriftelijk als audiovisueel voorlichtingsmateriaal beschikbaar, naast de mondelinge voorlichting door de behandelaar, die van essentieel belang werd geacht. Enkele ziekenhuizen vonden dat echter niet voldoende. Zij achtten het nodig, dat de met de ouders gemaakte afspraken ook schriftelijk werden vastgelegd. Zo werd in het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam het 'ouderbriefje' geïntroduceerd. Ouders dienden zo'n briefje te onderteken alvorens bij de inleiding van de narcose aanwezig te kunnen zijn. Andere ziekenhuizen, waaronder het Radboud Ziekenhuis te Nijmegen, volgden dit voorbeeld. Met het ondertekenen van het ouderbriefje van het Sophia Kinderziekenhuis verklaart de ouder - dat hem informatie is verschaft over de gang van zaken bij de in leiding van de narcose; - dat hij de inleidingsruimte zal ver laten wanneer zijn kind slaapt; - dat hij de inleidingsruimte zal ver laten wanneer de anesthesioloog dit verzoekt; - dat hij de inleidingsruimte zal ver laten wanneer hij onwel dreigt te worden. Tevens verklaart hij zich te realiseren 'op eigen verantwoordelijkheid en risico mee te gaan met de inleiding van
Tekst van het 'ouderbriefje' van het Sophia Kinderziekenhuis/Academisch Ziekenhuis Rotterdam. 'De heer/mevrouw .................... verklaart hierbij dat * informatie is verschaft over de gang van zaken bij de inleiding van de narcose * ik de inleidingsruimte zal verlaten wanneer mijn kind slaapt * ik de inleidingsruimte zal verlaten wanneer de anesthesist(e) dit verzoekt * ik de inleidingsruimte zal verlaten wanneer ik onwel dreig te worden * ik me realiseer op eigen verantwoordelijkheid en risico mee te gaan met de inleiding van de narcose van mijn kind.' de narcose'. De inhoud van het ouderbriefje van het Radboudziekenhuis komt op hetzelfde neer.
Wederzijds
Mijns inziens kan achter de zin van het 'ouderbriefje' een groot vraagteken worden gezet. Ik betwijfel sterk of het een wezenlijke bijdrage levert aan het voorbereidingsproces. Wel vree ik, dat zo'n briefje nodeloos imponeert. De ervaring leert ook, dat de ouders het briefje zonder al te veel vragen ondertekenen en zich naderhand afvragen waar dat eigenlijk toe diende. Bij navraag benadrukten zowel het Sophia Kinderziekenhuis als het Radboud Ziekenhuis dat de waarde van het ouderbriefje ligt in het feit dat het de duidelijkheid van de voorlichting bevordert en dat de herinnering aan wederzijds gemaakt afspraken het beste blijft bestaan wanneer deze op papier staan. Er is echter geen sprake van 'wederzijdse' afspraken; het gaat om door het ziekenhuis gestelde voorwaarden. Dat 'wederzijds' bracht me wel op een idee. Waarom laat de ouder de anesthesist op zijn beurt niet een briefje ondertekenen, waarin hij garandeert: * dat de ouder bij het kind kan blijven tijdens de inleiding van de narcose en het ontwaken; * dat hij hoogstpersoonlijk het kind
onder narcose zal brengen; * dat hij verantwoordelijk is voor de gang van zaken en * dat hij alle noodzakelijk informatie zal verschaffen aan ouder en kind... Ook juridisch gezien kan de betekenis van het ouderbriefje sterk worden betwijfeld. Op de voorgaande blad zijden staat het artikel van Paul Rijksen, gezondheidsjurist bij de Nederlandse Zorgfederatie. Op verzoek van de redactie onderzocht hij het juridische draagvlak van het ouder briefje. Zijn conclusie is duidelijk: het ouderbriefje geeft de ziekenhuizen juridisch maar weinig houvast. Zelf heb ik de neiging om te stellen: geen enkel houvast.
Niet doen
De uitkomst van dit alles ligt voor de hand: het gebruik van het ouder briefje moet sterk worden afgeraden. Het heeft nauwelijks of geen juridische waarde, het imponeert nodeloos en het is niet denkbeeldig dat het de ouder ten onrechte de indruk geeft dat het een riskante onderneming is om bij je kind te blijven bij de in leiding van de narcose. Daarnaast zou het 'ouderbriefje' de aandacht af kunnen leiden of zelfs in de plaats kunnen komen van belangrijker zaken: bij voorbeeld het geven van goede voor lichting. D
Tekst van het 'ouderbriefje' van het Radboudziekenhuis te Nijmegen. 'Hierbij verklaar ik dat * mij informatie is verschaft over de gang van zaken bij de inleiding van de narcose * ik de inleidingsruimte zal verlaten wanneer mijn kind slaapt * ik de inleidingsruimte zal verlaten wanneer de anesthesioloog dit verzoekt * ik de inleidingsruimte zal verlaten wanneer ik onwel dreig te worden. De ouder heeft geen recht op een schadeclaim, indien er, als gevolg van de aanwezigheid bij de inleiding van de narcose, schade door hem /haar opgelopen wordt.' Handtekening ....................
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
Mr. LM. Harkema-Dun was van 1984 tot medio 1990 voorzitter van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Zij maakt thans deel uit van de redactie van 'Kind en Ziekenhuis'. 23
BERICHTEN De vierde editie van 'Welk ziekenhuis kiest u?' is verschenen. Deze gids, een uitgave van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, geeft een overzicht van de ziekenhuizen die ouders de mogelijkheid bieden bij hun kind te overnachten en /of aanwezig te zijn bij het inleiden van de narcose. Daarnaast wordt vermeld wat in de verschillende ziekenhuizen de mogelijkheden zijn voor poliklinische behandeling, dagverpleging of klinische be-
'Welk ziekenhuis kiest u?' Vierde druk is uit handeling bij KNO-ingrepen als het plaatsen van oorbuisjes en het knippen van de amandelen. Bijgewerkt naar de laatste stand van zaken, bevat de gids een schat van gegevens die van belang zijn voor ouders wanneer
Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
Eerdere themanummers Overzicht van eerder gepubliceerde themanummers 'KIND EN ZIEKENHUIS'
Jaargang 3 -1980 Nr. l - Veranderingsprocessen Nr. 2 - Het schoolprojekt Nr. 3 - Rechtspositie van het kind* Nr. 4 - Kinderchirurgie Jaargang 4-1981 Nr. l - NZR-rapport O-18 jarigen Nr, 2 - Tieners Nr. 3 - Ongevallen Nr. 4 - Lichamelijk gehandicapt* Jaargang 5 -1982 Nr. l - Ziek en toch school* Nr. 2 - Amandelen Nr. 3 - Buitenlandse kinderen Nr. 4 - Symposium Rooming-in Jaargang 6 -1983 Nr. l - Pasgeborenen Nr. 2 - Klachtenbehandeling Nr. 3 - Narcose* Nr. 4 - Ernstig ziek (kanker) Jaargang 7 -1984 Nr. l - Medische experimenten* Nr. 2 - Voorbereiden* Nr. 3 - Isolatie Jaargang 8 -1985 Nr. l - Tienerafdelingen Nr. 2 - Kind en narcose Nr. 3 - Opleidingen Nr. 4 - Rooming-in* Jaargang 9 -1986 Nr, l - Ouderparticipatie Nr. 2 - Pijn Nr. 3 - Trauma /Eerste Hulp Nr. 4 - Intensive Care Jaargang 10 - 1987 Nr. l - Broertjes en zusjes Nr. 2 - Verstandelijk gehandicapt Nr. 3 - Ziekenhuisklimaat 0-18 j. Nr. 4 - Een stap verder; symposium 24
Jaargang 11 -1988 Nr. l - Kinderen met een handicap Nr. 2 - Communicatie Nr. 3 - Bouwen voor kinderen Jaargang 12 -1989 Nr. l - Amandelen Nr. 2 - Spel Nr. 3 - Pijn Nr. 4 - Chronisch ziek I Jaargang 13 -1990 Nr. l - Chronisch ziek II Nr. 2 - Voorbereiden l Nr. 3 - Voorbereiden 2 Nr. 4 - Zieke zuigelingen Jaargang 14 -1991 Nr. l - Rechten van kind en ouder Nr. 2 - Dagverpleging en kinderen Nr. 3 - Vroeggeborenen: beslissen over leven of sterven Nr. 4 - Communicatie - Aansprakelijkheid - Vrije artsenkeuze en second opinion Kosten per themanummer. Jaargang 3 t/m jaargang 13 f. 12.75 Vanaf jaargang 14 f. 15.00 Overdruk f. 8.50 Bestelwijze Het verschuldigde bedrag overmaken naar giro 6131073 Dordrecht onder vermelding vanjaargang, nummer en thema van het tijdschrift. Indien nodig ook vermelden, ter attentie van wie toezending dient te gebeuren.
--------------------------------------------* Overdruk van de thema-artikelen (tijdschrift is uitverkocht).
hun kind moet worden behandeld of opgenomen, maar ook voor huisartsen en andere hulpverleners in de eerste lijn van de gezondheidszorg.
Bestellen
De vierde druk van 'Welk ziekenhuis kiest u?' kan worden besteld door het overmaken van f9.25 op giro 61 31 073 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht, onder vermelding van: 'Ziekenhuisbrochure'.
Fysiotherapeuten onderschrijven Handvest 'Kind en Ziekenhuis' De Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Kinder- en Jeugdgezondheidszorg (NVFK) onderschrijft het 'Handvest Kind en Ziekenhuis'. De NVFK, opgericht in 1986, is aangesloten bij het Koninklijk Genootschap voor Fysiotherapie. De vereniging streeft naar de erkenning binnen en buiten de beroepsgroep van het feit dat het behandelen en begeleiden van kinderen specifieke kindgerichte kennis, inzicht, vaardigheid en attitude vragen. Het 'Handvest Kind en Ziekenhuis' is onder de aandacht gebracht van alle leden van het NVFK via de publikatie ervan in het verenigingstijdschrift. Het 'Handvest Kind en Ziekenhuis' werd vastgesteld tijdens de in 1988 in Oegstgeest gehouden 'Eerste Conferentie Kind en Ziekenhuis'. Tijdens deze conferentie legden twaalf Europese verenigingen die actief zijn op het gebied van 'kind en ziekenhuis' tezamen met de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), vast welke voorwaarden in acht moeten worden genomen bij de opname van een kind in het ziekenhuis. Eerder werd het handvest reeds onderschreven door de sectie Ziekenhuizen van de Nationale Ziekenhuisraad (de huidige Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen), de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde en de Nederlandse Maatschappij voor Verpleegkundigen (opgegaan in de Nieuwe Unie '91). Een poster met de tekst van het handvest kan worden besteld bij het Landelijk Bureau van de vereniging Kind en Ziekenhuis te Dordrecht. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
BERICHTEN
Symposium bij 40 j aar Bosk Ter gelegenheid van haar veertigjarig bestaan houdt de Bosk, vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders, een mini-symposium over het thema: 'Veranderen taak en plaats van de ouderverenigingen in de jaren '90?' Inleiders zijn onder andere staatssecretaris H.J. Simons, de ambassadeur van Roemenië dr. Ion M. Anghel en de heer A. van Bommel van de Stichting Moslim Informatiecentrum Nederland. Het symposium vindt plaats op 16 april op het terrein van de Floriade in Zoetermeer. Voor meer informatie: Bosk, tel. 0703462900.
Ziekenhuis op de buis In de serie 'Warreltaal' van de Nederlandse Onderwijstelevisie, een televisiereeks voor de onderbouw van de basisschool, gaan de programma's 21 en 22 over 'Het ziekenhuis'. Programma 21 wordt uitgezonden op dinsdag 10 maart 1992 om 10.00 uur op Nederland 3. Herhaling 17 maart 1992 om 10.00 uur op Nederland 3. Programma 22 wordt uitgezonden op dinsdag 24 maart 1992 om 10.00 uur op Nederland 3. Herhaling 31 maart 1992 om 10.00 uur op Nederland 3.
Voorlichtingsvideo:
* Het landelijk informatiecentrum van de Stichting Informatievoorziening Gehandicapten Nederland (IG) verwerkte in 1991 bijna negenduizend vragen. Dat waren er ruim 3200 meer dan in het jaar daarvoor. Het informatiecentrum is telefonisch bereikbaar via het nummer 030-316 416.
'Borstvoeding een best begin' La Leche League Nederland houdt op 7 mei, voor de vierde keer, een conferentie over borstvoeding. Plaats van handeling is het Jaarbeurs Congrescentrum in Utrecht. De bijeenkomst, onder het motto: 'Borstvoeding een best begin', is bedoeld voor zowel ouders als werkers in de gezondheidszorg. Voor degenen onder de laatsten die zich richten op het ondersteunen van de moeder bij het geven van borstvoeding, wordt een aantal onderwerpen afzonderlijk behandeld in een symposium, dat deel uitmaakt van de conferentie. Met name wordt daarbij aandacht besteed aan de techniek van het geven van borstvoeding en aan mogelijke hulpmiddelen. Voor meer informatie: La Leche League Nederland, tel. 02152-42217 of 045-724459. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
'Een klacht is een gratis advies' Het Klachten- en Informatiebureau Gezondheidszorg werkt aan een door het ministerie van WVC gesubsidieerd voorlichtingsproject over 'de relatie tussen klacht en kwaliteit'. In het kader daarvan verschijnt dit voorjaar een videoprogramma met de titel: 'Een klacht is een gratis advies'. Het programma beoogt zowel voor patiënten als voor aanbieders van zorg zinvolle aanwijzingen te geven hoe klachten kunnen worden gebruikt als aangrijpingspunt voor kwaliteitsbevorderende activiteiten. Voor meer informatie: Klachten- en Informatiebureau Gezondheidszorg, telefoon: 023-341901.
De specialist in beeld bij Teleac De educatieve omroep Teleac begint binnenkort met het uitzenden van 'De specialist', een serie informatieve programma's over de 'alledaagse' werkzaamheden van medisch specialisten. Doel van de reeks is, iets te doen aan de onbekendheid bij het publiek met de 'tweede lijn' in de gezondheidszorg en de afstand tussen patiënt en arts te verkleinen. In de serie komen achtereenvolgens
Brieven van lezers
Oproep 'In april 1992 hoop ik mijn opleiding tot kinderverpleegkundige in het Sophia Kinderziekenhuis af te ronden. Dit gebeurt door middel van een gesprek over een door mijzelf gekozen onderwerp. Als gespreksonderwerp heb ik gekozen 'het invoeren van een gestructureerd ontslaggesprek'. Als een kind in het ziekenhuis wordt opgenomen, wordt er veel tijd en aandacht besteed aan het zo prettig mogelijk laten verlopen van de opname. Mijn ervaring is echter, dat het ontslag uit het ziekenhuis vaak rommelig verloopt. Kind en ouder zijn erg blij en veel praktische zaken moeten worden geregeld. En ineens zijn ze weg. Bij mij laat dit vaak een ontevreden gevoel achter. Door middel van een ontslaggesprek zou je alles nog even op een rijtje kunnen zetten: voedingsvoorschriften, medicatie, leefregels. Naar mijn mening zou tevens de geboden zorg geëvalueerd moeten worden. Mogelijke vragen zijn: 'Zijn er knelpunten geweest met betrekking tot de verpleegkundige zorg' en 'Is er iets dat u veranderd zou willen zien?' Ik zou graag in contact komen met collega's uit ziekenhuizen waar een dergelijk ontslaggesprek wordt gevoerd. Verder zou ik ook graag reacties van ouders horen. Ik ben te bereiken op het volgende adres: Cervantesstraat 27,3076 WB Rotterdam, telefoon 010-4198072.' Caroline ten Bosch
aan bod: de dermatoloog, de plastisch chirurg, de reumatoloog, de KNOarts, de orthopeed, de oncoloog, de gasto-enteroloog en de cardioloog. Het project omvat ook een reeks radio-uitzendingen en de uitgave van een 'specialistengids'. De eerste aflevering van 'De internist' op televisie wordt uitgezonden op maandag, 27 april, van 19.30 tot 19.59 uur. De eerste radio-uitzending is op woensdag, 6 mei, van 15.00 tot 15.30 uur. Voor meer informatie: Teleac, tel. 030-946 946. 25
BRIEVEN
Brieven van lezers
Bij de een niet, bij de ander wel Voorjaar 1991 zou de toen zestien maanden oude Rosa worden opgenomen in het St. Maartens Gasthuis te Venlo. Mevrouw M. Duivesteijn, de moeder van Rosa, richtte zich tot de directie van het ziekenhuis met de vraag of gegarandeerd kon worden, dat te allen tijde één van de ouders bij Rosa aanwezig zou kunnen zijn. Na contact met de verpleegkundigen had zij namelijk onvoldoende vertrouwen, dat zij op hun welwillende medewerking hieromtrent kon rekenen.
De directie van het St. Maartens Gasthuis gaf te kennen dat het niet mogelijk was de gevraagde garantie te geven. De directie antwoordde als volgt.
'Onze dochter Rosa moet als gevolg van een ernstige heupluxatie met spoed worden geopereerd en waarschijnlijk langdurig in uw ziekenhuis worden opgenomen. Onze dochter is afkomstig uit Guatemala, zestien maanden oud en vorig jaar juli in ons gezin opgenomen; ze was toen dus acht maanden oud. Het vertrouwen dat tussen haar en ons sinds haar komst zo zorgvuldig mogelijk is opgebouwd, is door haar verleden in Guatemala en haar komst naar Nederland uiterst breekbaar. Wij zijn hierdoor, meer nog dan in een normale situatie, bezorgd dat de band die tussen Rosa en haar naaste omgeving is ontstaan, nog zo kwetsbaar is dat een scheiding tussen haar en ons tot ernstige ontwikkelingsstoornissen zou leiden. Dit des te meer omdat aan een kind van deze leeftijd niet is uit te leggen waarom wij haar aan uw zorgen moeten toevertrouwen. Wij zijn dan ook van mening dat het voor Rosa buitengewoon nodig zal zijn dat er doorlopend een ouder aanwezig kan zijn tijdens de duur van een ziekenhuisopname. Wij hebben begrepen dat er in uw ziekenhuis sprake is van open bezoek voor ouders van de opgenomen kinderen en dat rooming-in mogelijk is. Hoewel daaruit de mogelijkheid van doorlopende aanwezigheid van de ouder al moge blijken, willen wij ieder mogelijke misverstand daarover voorkomen. Daarom verzoeken wij u ons te bevestigen dat u ermee instemt dat wij, althans één van ons beiden, steeds bij Rosa aanwezig zullen kunnen zijn als wij vinden dat dit
'Met alle begrip voor uw bijzondere situatie inzake een op handen zijnde opname en behandeling van uw pleegdochter Rosa zijn wij echter tot onze spijt niet in staat u de garantie te geven dat u, althans één van uw beiden, steeds bij Rosa aanwezig zult kunnen zijn op de verpleegafdeling. De redenen hiervoor zijn de volgende. Afdeling B3 is een kinder/boxen/adolescenten-afdeling waar een verpleegvorm gehanteerd wordt die patiëntgericht en patiëntvriendelijk is. Vanuit die verpleegvorm is rooming-in een faciliteit die geboden wordt en waarbij telkens het belang van het kind als uitgangspunt geldt. De mogelijkheid wordt geschapen om, als de situatie erom vraagt, bij het kind aanwezig te zijn c.q. te blijven. Er wordt enerzijds rekening gehouden met de behoefte van het individuele kind en anderzijds met de combinatie met medepatiëntjes en de consequenties daarvan. Er zijn ruime richtlijnen hoe rooming-in gehanteerd dient te worden, maar individueel wordt er per patiëntje gekeken of het wenselijk c.q. noodzakelijk is dat rooming-in wordt toegepast. Dit gebeurt altijd in goed overleg/samenspraak tussen ouders en verpleegkundigen. Rekening houdend hiermee kan worden geconstateerd dat rooming-in soms niet, soms wel enkele dagen en nachten en soms langduriger mogelijk is. In goed overleg tussen verpleging en ouders heeft deze regeling steeds goed gewerkt en tot een positief resultaat geleid. U kunt erop rekenen dat wij ons
26
in haar belang nodig is. Het spreekt vanzelf dat wij ons over afspraken over praktische zaken met de betreffende verpleegafdeling zullen verstaan.'
zullen inspannen om in goed overleg met u, u zoveel als mogelijk in staat zullen stellen om bij uw dochter aanwezig te zijn. Een volledige garantie kunnen en mogen wij u niet geven omdat wij hiermee eventuele belangen van andere patientjes en ouders bij voorbaat al in te nemen afwegingen zouden uitsluiten.' De ouders van Rosa namen hiermee geen genoegen en besloten een afspraak te maken in het Academisch Ziekenhuis te Maastricht Over de gang van zaken in dit ziekenhuis schreef mevrouw Duivesteijn de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis het volgende. 'In het Academisch Ziekenhuis te Maastricht kregen we gelukkig de toezegging dat wij tijdens het gehele verblijf bij Rosa aanwezig mochten zijn met uitzondering van het moment net voor de operatie. Gelukkig mocht de spelleidster, met wie Rosa al een beetje bekend was, mee naar het operatiekamercomplex. In het begin werd er door de verpleegafdeling moeilijk gedaan over het aanwezig zijn op de verkoeverkamer wanneer Rosa uit de narcose ontwaakte. Ook de anesthesist kon mijn verzoek niet inwilligen maar was wel bereid mijn verzoek voor te leggen aan het personeel aldaar. De verplegers op de verkoeverkamer hebben mij toestemming gegeven om aanwezig te zijn en zouden mij bellen als Rosa daar arriveerde. Dit tot onze grote opluchting. Het was voor ons een grote geruststelling dat we ook op de allermoeilijkste momenten bij onze dochter hebben kunnen zijn. De mensen van de verkoeverkamer hebben het fantastisch gedaan en ik hoop dat dit ook het beleid van het ziekenhuis zal gaan worden en dat het niet alleen mogelijk zal zijn voor die kinderen van wie de ouders er voor kunnen knokken. Al met al zijn we blij dat wij bij het Academisch Ziekenhuis Maastricht zijn uitgekomen. We hopen van ganser harte dat het St. Maartens Gasthuis in Venlo tot het inzicht komt dat zijn houding ten aanzien van rooming-in niet in het belang van het kind is en dat de aanwezigheid van de ouder bij het inslapen en ontwaken uit de narcose een noodzakelijkheid is voor het kind.' KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
WERKGROEPEN
In vijfjaar werd veel verbeterd
'Overijssel' vierde eerste lustrum Onlangs vierden de Overijsselse werkgroepen het feit, dat zij vijfjaar geleden een stichting vormden. Sinds de oprichting van de 'Stichting Overijsselse werkgroepen Kind en Ziekenhuis' is er heel wat verbeterd in deze provincie. Door het verkrijgen van provinciale subsidie konden de werkgroepen meer overlegvergaderingen organiseren en jaarlijks een bij scholingscursus van het Riagg volgen.
Heet hangijzer
Ter viering van het eerste lustrum hield de stichting, in samenwerking met de Deventer ziekenhuizen, een symposium onder de titel: 'ouders Æ KIND Æ ok'. Tijdens dit symposium werd ingegaan op de vraag wat de werkgroepen van de vereniging Kind en Ziekenhuis en de medewerkers van de ziekenhuizen in de afgelopen jaren samen hebben gerealiseerd en wat zij nog willen bereiken. Wat in sommige ziekenhuizen als gebruikelijk wordt beschouwd, kan in andere ziekenhuizen nog als een regelrechte bedreiging worden gezien. Vooral de aanwezigheid van ouders op het OK-blok is daarbij een heet hangijzer. De voorzitter van het symposium, Bert Frieling (Riagg IJsselland), sprak in zijn openingsverhaal over zijn negenjarige betrokkenheid bij één van de plaatselijke werkgroepen, de werkgroep Deventer. Hij verzorgt ook de jaarlijkse kadertrainingen voor werkgroepleden in de provincie. Frieling vertelde dat hij ook al in zijn werk met kinderen bij het Riagg het effect heeft kunnen ervaren van het werk van de werkgroepen. Ouders worden mondiger en kinderen zijn beter voorbereid en daardoor minder angstig. Siska van Otterlo, als moeder al tien KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
jaar lid van de vereniging Kind en Ziekenhuis en voorzitter van de Overijsselse stichting, sprak over de activiteiten van de werkgroepen in Overijssel. Zij benadrukte dat niet alleen dankzij de werkgroepen, maar zeker ook door de inzet van de kinderverpleging in de ziekenhuizen, in de afgelopen jaren veel voor de kinderen is verbeterd. Daarbij noemde zij rooming-in, continue bezoekuren en aanwezigheid van ouders bij ingrepen, onderzoeken en inleiding van de narcose. Een dia-presentatie, die liet zien wat er de afgelopen jaren in de Deventer ziekenhuizen is veranderd en gerealiseerd, onderstreepte haar woorden. Siska van Otterlo sprak de hoop uit dat ouders over enkele jaren bij hun kind kunnen zijn op de uitslaapkamers van alle Overijsselse ziekenhuizen.
Kwaliteit
Thea Dijkstra, hoofd van de kinderafdeling van het Twenteborg Ziekenhuis in Almelo, ging vooral in op aspecten van de kwaliteit van zorg en de ontwikkelingen die zich in dat opzicht voordoen in de verpleging. Zij opperde, dat er voor de vereniging Kind en Ziekenhuis mogelijkheden liggen voor het opstellen van kwaliteitsprofielen van ziekenhuizen. Het 'Handvest Kind en Ziekenhuis' zou daarvoor een leidraad kunnen zijn. Zij riep de vereniging op haar kans te grijpen; het klimaat in de ziekenhuizen zou er rijp voor zijn. Albert Stege, kinderarts in het Jansenziekenhuis te Emmeloord, sprak over zijn ervaringen met de werkgroep. Vervolgens voerde hij de aanwezigen mee door de gesloten deur van de OK. Bekeken door de ogen van striptekenaars is dat vaak een afdeling waar grote zagen, tangen en
breekijzers de boventoon voeren, een afdeling waar levensgrote spuiten altijd kromme naalden hebben. Hij gaf als zijn mening, dat de aanwezigheid van ouders lang niet altijd stressreducerend werkt. Hessel Jensma, KNO-arts in de Deventer ziekenhuizen, sprak over de problemen die zich in zijn ziekenhuis voordoen bij het realiseren van de wensen van de werkgroepen. Daarbij belichtte hij ook de praktische kant. Hij probeerde de aanwezige ziekenhuismedewerkers en werkgroepleden duidelijk te maken dat wanneer het realiseren van bepaalde wensen lang duurt, dit niet altijd het gevolg is van onwil. Hij zei het werk van de werkgroepen zeer te waarderen en er prijs op te stellen dat dat in de toekomst zo zou kunnen blijven. Ankie Koch, medewerkster van het IPV van het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, was de laatste spreekster. Zij liet de film 'Welterusten en tot straks' zien, een film die als voorbereiding op een opname aan kinderen en ouders wordt vertoond. Daarbij gaf zij tekst en uitleg zoals die tijdens de voorbereidingsbijeenkomsten in het Sophia Kinderziekenhuis gebruikelijk zijn. Na de inleidingen konden de aanwezigen schriftelijk en mondeling vragen stellen aan de sprekers. Daarbij ontspon zich een interessante discussie. Na het officiële gedeelte werd onder het genot van een broodje en koffie nog met elkaar nagepraat. Alle bezoekers ontvingen een naslagboekje met de tekst van de inleidingen. Belangstellenden kunnen dit boekje opvragen bij de organisatie van het symposium, via het telefoonnummer 05700-50026. 27
WERKGROEPEN
ALKMAAR Mw. T. Jong, Waarddijk 4, 1704 PW Heerhugowaard, tel. 02262-1534.
DEVENTER Mw. M. van Vitringa, Dommerholtsweg 14, 7215 EJ Joppe, tel. 05759-4388.
ALMELO Mw. D. Oegema, De Wipstaart 2, 7609 LH Almelo, tel. 05490-18162.
DOETINCHEM Mw. DJ. Kuipers, Bonifaciusstraat 64, 7009 MP Doetinchem, tel. 08340-32162.
AMERSFOORT Mw. A. Landman, Van Hardenbroeklaan 21, 3832 CK Leusden, tel. 033-941433.
DOKKUM Mw. A. van den Berg, Rondweg Noord 17, 9101 AD Dokkum,tel. 05190-3814.
AMSTERDAM Mw. M. van Loon-van Bovene, Werengouw 23, 1024 NL Amsterdam, tel. 020-6363712.
DORDRECHT Mw. E. Hekking, de Jagerweg 144, 3328 HG Dordrecht, tel. 078-177712.
APELDOORN Mw. M. Hofman, Postbus 10413, 7301 GK Apeldoorn, tel. 055-222851. ARNHEM Mw. L. Schaap, Roemer Visscherstraat 42, 6824 MZ Arnhem, tel. 085-641114. ASSEN Mw. I.C. Kiestra-Ritsema, Eemland 16, 9405 KE Assen, tel. 05920-52514. BERGEN OP ZOOM en ROOSENDAAL Mw. T.B.M, van Opstal, Canadalaan 6, 4631 NV Hoogerheide, tel. 01646-12168. BREDA Mw. J. Verheyde, Wilderen 124, 4817 VH Breda, tel. 076-812823. COEVORDEN /HARDENBERG Mw. H.M. de Boer, De Haar 2, 7845 TH Helsloot, 05242-1393. DELFT M w. W. Scherft, Aalschol verring 15, 2623 PC Delft, tel. 015-570577. DEN HELDER Mevr. H. Roeper, Van Foreestweg l B, 1787 BK Den Helder, tel. 02230-42925. DEURNE Mw. T. v.d. Mortel, Van Gilsstraat 22, 5751 CKDeurne, tel. 04930-14117 28
EINDHOVEN Mw. Mies Frima, Koekoeklaan 14, 5613 AJ Eindhoven, tel. 040-450147. EMMEN Mw. H.C. Stenger-Ekens, Ronerbrink 13, 7812 LT Emmen, tel. 05910-41347. ENSCHEDE Mevr. M. van Dijken, Menuetstraat 13, 7534 GD Enschede, tel. 053-614701. GOUDA Mw. A. van Bergen, Merel 52, 2411 KP Bodegraven, tel. 01726-11504. GRONINGEN Mw. K. Meyst, Zuiderpark 2, 9724 AD Groningen, tel. 050-134415. HARDERWIJK Mw. N. Koevoet, Wieringermeen 26, 3844 NA Harderwijk, tel. 03410-18406. HEERLEN M w. I. Stahlman, Op den Knip 167, 6467 GZ Kerkrade, tel. 045-415348. HELMOND Mw. A.C.P. van Noordwijk, Helmondseweg 29, 5735 RA Aarle-Rixtel, tel. 04928-3491.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
WERKGROEPEN HENGELO Mw. L. Leverink, Strumphlerstraat 20, 7553 AV Hengelo (O), tel. 074-429880.
SITTARD Fam. Brasz, Gulikstraat 13, 6151 BG Munstergeleen, tel. 046-523390.
's-HERTOGENBOSCH Mw. M. van Oirschot-Korsten, Kattenbosch 45, 5243 SG Rosmalen, tel. 04192-14484.
SNEEK Mw. van der Vegt, it Mediel 10, 8628 EV Goënga, tel. 05150-23135.
HILVERSUM Mw. H. Brouwer, Bernard van Beeklaan 65, 1241 AD Kortenhoef, tel. 035-63149.
STADSKANAAL Mw. S. van Dijk, Acaciahage 8, 9501 WE Stadskanaal, tel. 05990-17742.
HOOGEVEEN Mw. R. Rozema-Hein, Jan Westerhuisstraat 12 7924 RE Veeningen, tel. 05289-1313. KAMPEN Mw. D. van Straten, Postbus 304, 8260 AH Kampen, tel. 05202-15366. LEEUWARDEN Mw. J. Henstra, Colmjonwei 88, 8915 GP Leeuwarden, tel. 058-139825. LEIDEN Mw. A. van Leeuwen, Fagelstraat 53, 2334 AW Leiden, tel. 071-155695. LELYSTAD Mw. A. Bos, Ringdijk 340, 8244 BS Lelystad, tel. 03200-60269. MAASTRICHT Mw. I. Bootz, Cruyshaag 22, 6228 EJ Maastricht, tel. 043-610789. MEPPEL Mw. G.C. Bouwknegt, Postbus 14, 7948 ZG Nijeveen, tel. 05229-1588. MIDDELBURG Mw. M. Osté, M. van Bourgondiëstraat 6, 4386 CV Vlissingen NOORDOOSTPOLDER EN URK M w. H. Beima, Medemblikpad 58, 8304 CZ Emmeloord, tel. 05270-17850. NIJMEGEN Mw. A.C.M. Noordzij, Lijsterbeshof 11, 6581 PT Malden, tel. 080-582107. OOSTERHOUT Mw. V.M. Brons, Van Leeuwenhoeklaan 15, 4904 KN Oosterhout, tel. 01620-22876. ROERMOND M w. A. Piëtte, Burg. Joostenlaan 33, 6042 ES Roermond, tel. 04750-24527. ROTTERDAM Mw. C. Boelhouwer, Molenlaan 297, 3055 GG Rotterdam, tel. 010-4229392. SCHIEDAM, VLAARDINGEN, MAASSLUIS Mw. A. van der Vliet, Julianalaan 16, 3155 JJ Vlaardingen, tel. 010-4349858.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
TIEL Mw. L. de Nijs, Burg. Houtkoperlaan 13, 4051 EW Ochten, tel. 03444-2701. TILBURG Mw. R. van Hees, Ravensbeek 7, 5032 AV Tilburg, tel. 013-634106. UTRECHT Mw. G. van de Woude, Hoefsmederijstraat 9, 3572 DA Utrecht, tel. 030-714460. VEGHEL Mw. S. Janssen, Hertog Janstraat 31, 5461 AG Veghel, tel. 04130-41314. VENLO Mw. G. van Beers, Baarloseweg 29, 5995 BK Kessel, tel. 04762-2670. VENRAY Mw. M. Verstraten, Beekstraat 4, 5821 CM Vierlingsbeek, tel. 04781-2315. WAALWIJK M w. M. van Buren, Lagevaert 3, 5177 MB Kaatsheuvel, tel. 04167-75459. WAGENINGEN J. van Haeringen, Langhoven 20, 6721 SK Bennekom, tel. 08389-19482. WEERT Mw. D. Bastiaanse, Joh. van Meursstraat 48, 6001 XG Weert, tel. 04950-21805. WEST-FRIESLAND Mw. E. v.d. Griend, De Vang 4, 1622 GA Hoorn, tel. 02290-10526. WINSCHOTEN Mw. Ellen Janssen, Veerlaan 4, 9698 PJ Wedderveen, tel. 05976-1574. YERSEKE Mw. F. Duinkerke, Rozenlaan 6, 4401 HG Yerseke, tel. 01131-2895. ZEEUWS-VLAANDEREN Mw. A. Valentgoed, Jan van Galenstraat 82, 4535 BX Terneuzen, tel. 01150-97174. ZWOLLE Mw. G. Houwing, Van Pallandstmarke 74, 8016 CX Zwolle, tel. 038-652175.
29
BOEKEN
Handboek kinderziekten een praktische gids ROWAN, PETER: Handboek kinderziekten; een geïllustreerde gids voor behandeling van vaak voorkomende kinderziekten. Helmond, Helmond, 1990; 160 blz., register; vertaald uit het Engels. Oorspronkelijke druk 1988. Prijs: f 24.50.
BOEKEN Onder redactie van Marie-José Overbosch
Van de hand van Peter Rowan, arts en ouder, is het 'Handboek kinderziekten; een geïllustreerde gids voor behandeling van vaak voorkomende kinderziekten'. Op de achterkant zegt Rowan zelf van zijn werk: 'Dit boek is bedoeld om uitkomst te bieden in situaties waarin een kind te maken krijgt met een heel gewoon kwaaltje en thuis moet worden verzorgd en verpleegd en vooral een beetje vertroeteling nodig heeft. U treft er nauwelijks zeldzame ziekten of ongelukken in aan. Het gaat over alledaagse medische problemen waarmee alle ouders met kinderen te maken krijgen. Het is perse geen vervanging voor uw eigen huisarts en evenmin voor het belangrijke instinct dat ouders hebben ten aanzien van het welzijn van hun eigen kinderen. Naast een inleiding komen achtereenvolgens de volgende hoofdstukken aan de orde: thuisverpleging, kinderziekten, kuchjes en koutjes, allergieën, oren en ogen, buikklachten, huidproblemen, ongelukken en wetenswaardigheden.'
Intuïtie In het boek zelf blijft Rowan bij alles wat hij behandelt een beroep doen op de intuïtie en het zelfvertrouwen van de ouders; hij stelt gerust, legt goed uit, ook met tekeningen, hij geeft aanwijzingen en adviezen, maar zegt er ook goed bij wanneer beslist een dokter moet worden gewaarschuwd. In verband met de opname in een ziekenhuis vermeldt Rowan rooming-in. De mogelijke reacties van een kind na een ziekenhuisverblijf noemt hij echter niet. Het adres van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis staat gelukkig bij de 'Nuttige adressen'; bij een volgende druk, zo is te hopen, met het nieuwe adres in Dordrecht. De uitgever zou de adreslijst dan ook wat kunnen uitbreiden. In het register komen bij de letter A niet de aman30
delen voor, deze staan beschreven onder 'adenoïden en tonsillen'. Het 'Handboek kinderziekten' van Peter Rowan is een praktische en bruikbare gids, op smal formaat en met duidelijke tekeningen. MJO
VKRSCHhNKN * Voeding of maaltijd? Praktische adviezen voor maaltijden met zwaar gehandicapte mensen. Onder redactie van R. Perske. Amster dam /Lisse, Swets & Zeitlinger, 1991; 244 blz. Prijs: f 42.50. * MOORE, M.L.: Perinatologie; leerboek voor verpleegkundigen ne onatologie en verloskunde. Houten, Bohn-Stafleu-Van Loghum, 1991; 280 blz., register, opgave van aan bevolen literatuur. Eerste druk 1985. Uit het Engels vertaald en bewerkt door L.A.A. Kolle en P.WJ.van Don gen. Prijs: f 65.00. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
BOEKEN
Dokter, wat ik nog vragen wou
In de media DEVENTER DAGBLAD, 31 oktober 1991: Ouders best medicijn voor kind in ziekenhuis. PATIËNTENVOORLICHTING, nr.41, november 1991, p. 17: Vroeggeborenen: Leven of sterven. GROTER GROEIEN, nr. 47, november/december 1991: Video: Als je kind naar het ziekenhuis moet. CORDAAD, december 1991, p. 31: Vroeggeborenen. JEUGD EN SAMENLEVING, jrg. 21, nr. 12, december 1991, p. 805: Themanummer over de rechten van kind en ouder in de gezondheidszorg.
STEL, A. van der, en E. Schoorel: Dokter, wat ik nog vragen wou. Zeist, Christofoor, 1991; 159 blz. Prijs: f 24.90. 'Dokter, wat ik nog vragen wou' van A. van der Stel en E. Schoorel is een praktisch boek over veel voorkomende problemen met kinderen, waarbij zowel medische als opvoedkundige aspecten aan de orde komen. Hoe vaak overkomt het iemand niet dat hij bij de huisarts is geweest, op het punt staat de spreekkamer te verlaten en ineens toch nog een vraag heeft, vooral als het om kinderen gaat. Dikwijls zal dit een vraag zijn over een probleem waarmee hij al langer rondloopt en waarover hij al eerder gesproken heeft met bij voorbeeld vrienden of kennissen, familie of buren, ouders van klasgenootjes en dergelijke. In 'Dokter, wat ik nog vragen wou' geven de schrijvers in twaalf korte hoofdstukken op heldere wijze aan hoe bij dergelijke problemen de medische en pedagogische kanten met elkaar verweven zijn, zodat een beter beeld ontstaat van waar de kern van het probleem ligt. Zij doen dit vanuit een antroposofisch mensbeeld. Aan de orde komen de volgende onderwerpen: kinderen die gepest
worden, kinderen met eetproblemen, kinderen die slecht slapen, luizen, dauwworm, last van je amandelen, astma, anorexia nervosa, kwakkelende en allergische kinderen, kinderen met een ontwikkelingsstoornis, het helderziende kind, kinderziekten in pedagogisch perspectief. Van der Stel is als huisarts werkzaam in een praktijk te Rotterdam. Van zijn hand verscheen eerder het boek 'Eigentijdse ziektebeelden'. Schoorel werkt als kinderarts en heeft een ruime ervaring als schoolarts. MJO
Thuis smaakt het veel lekkerder JANSSEN, INGRID: Thuis smaakt het veel lekkerder; de voedingsverstrekking op een kinderafdeling van een algemeen ziekenhuis. Afstudeerscriptie Hogeschool Diedenoort: Management /Groothuishouding te Wageningen, mei 1991.
De centrale doelstelling van het onderzoek van Ingrid Janssen voor haar afstudeerscriptie was: 'Leidinggevenden in de voedingsdienst van algemene ziekenhuizen te informeren/adviseren over de verstrekking van kindervoeding om op deze manier dit te optimaliseren voor ziekenhuis en kind'. Het werkstuk van Ingrid Janssen was de eerste scriptie die ik over dit onKIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
derwerp in handen kreeg. Na tien, vijftien jaar ouderparticipatie meende ik van de vooronderstelling uit te mogen gaan dat iedereen heden ten dage toch wel het belang inziet van de aanwezigheid van ouders bij het eten van hun kind in het ziekenhuis. De ouderparticipatie begon destijds met wassen, aankleden en eten geven van het opgenomen kind door de eigen moeder. Ik las dan ook met instemming de zin: 'De maaltijd is vaak het enige dat een kind herkent van thuis'; de onderzoekster bleek zich mede te hebben verdiept in literatuur over het kind in het ziekenhuis. Maar wat kom ik dan even later tegen? Drie van de vier onderzochte ziekenhuizen blijken de aanwezig-
heid van ouders bij de maaltijd niet op prijs te stellen. Naast het standpunt dat 'vreemde ogen dwingen', geldt daarvoor als belangrijkste argument dat 'niet alleen het eigen kind, maar ook de andere kinderen in de speelkamer afgeleid worden'. En Ingrid Janssen constateert: 'Alleen om commerciële redenen zullen ouders de hele dag aan bed bij hun kind geaccepteerd moeten worden, anders zoeken zij een ander ziekenhuis waar zij wel de hele dag welkom zijn.' Deze bevinding uit haar, overigens methodologisch zwakke onderzoek, is 'maar' een bijprodukt; zij onderzocht, passend bij haar opleiding, wat anders. Maar mijn vooronderstelling blijkt bepaald onjuist en zelfs aanmatigend te zijn. De werkgroepen van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis kunnen het zich zelfs op dit gebied nog niet permitteren tevreden achterover te leunen.
Weigering
Een stap terug in de tijd is het hoofdstukje: 'Ouders versus spelleidster'. Ik citeer: 'Ik kan niet aangeven wie er gelijk heeft: of de Nederlandse Vereniging Kind en Ziekenhuis of de Nederlandse ziekenhuizen met hun oplossing: een deskundige spelleidster om de problemen (met eten, MJO) die kinderen hebben op te lossen. Door de budgettering echter, zijn de Nederlandse ziekenhuizen genoodzaakt steeds commerciëler te worden. Wil men een volledige bedbezetting op de kinderafdeling hebben, dan zal men ook op de kinderafdeling een
Vervolg op pag. 32 31
BOEKEN Vervolg van pag. 31
Voorlichtingsmateriaal Kind en Ziekenhuis De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis geeft het volgende voorlichtingsmateriaal uit. Drie voorlichtingsfolders voor ouders: Opname - Rooming in - In 't ziekenhuis (samen) (per 100 stuks ƒ 26,00)
ƒ 2,50
Folder 'Amandelen. Wel knippen! Niet knippen?'
ƒ 1,25
(per 100 stuks ƒ 36,00) Welk ziekenhuis kiest u? (vierde druk)
ƒ 9,25
Jaap de Aap in het ziekenhuis
ƒ 10,00
Uw kind in het ziekenhuis, wat kunt u als ouder doen
ƒ 10,00
(Samen ƒ 20,00) Handvest Kind en Ziekenhuis
ƒ 5,50
Videoband 'Als je kind naar het ziekenhuis moet...'
ƒ 150,00
Bouwen voor kinderen (themanummer 'Kind en Ziekenhuis')
ƒ 12,75
Kinderen in het ziekenhuis Handleiding voor het vervaardigen van een informatieboekje voor ouders (uitgave Landelijke Vereniging Kind en Zieken huis en NZI) ƒ18,00 Mijn ziekenhuisboek (Per doos van 70 stuks ƒ 200,00)
ƒ 7,75
Wandplaat 'Het ziekenhuis', in koker
ƒ 15,00
(per 10 stuks in koker ƒ 47,50) Affiche 'Als er meer aan de hand is' (gevouwen)
ƒ 2,50
Affiche 'Samen blijven' (gevouwen)
ƒ 3,50
Een lijst van eerder verschenen themanummers van 'Kind en Ziekenhuis is op aanvraag verkrijgbaar. Alle prijzen inclusief verzendkosten. Bestelwijze: - Het verschuldigde bedrag overmaken naar Postbank nr. 61 31 073 t.n.v. Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis te Dordrecht onder vermelding van de gewenste artikelen. - Schriftelijk bestellen bij het Landelijk Bureau, Aardappelmarkt 3,3311 BA Dordrecht met bij sluiting van een girobetaalkaart, bankcheque of het verschuldigde bedrag aan postzegels voor de opgegeven artikelen. 32
klantvriendelijk beleid moeten nastreven. Dit betekent dat ouders de gehele dag bij hun kind aan bed geaccepteerd moeten worden, anders zoeken zij een ziekenhuis waar zij wel de gehele dag welkom zijn.' De onderzoekster kreeg van de ziekenhuizen waar zij haar licht opstak, geen toestemming om met ouders te spreken. Het is spijtig dat zij met deze weigering genoegen heeft genomen. Het zou niet onmogelijk zijn geweest, dat een enkel gesprek met een moeder haar nieuwe en buitengewoon interessante gezichtspunten had opgeleverd. Zo'n scriptie als die van Ingrid Janssen maakt onder andere duidelijk welk terrein er nog braak ligt. Studenten! Nuttige scriptieonderwerpen dienen zich aan. Hoe zit dat nu met die ouders, al dan niet aanwezig bij de maaltijden? Hoe wordt een maaltijd echt kindvriendelijk, hoe bied je het eten aan? Uitgebreider aandacht mogen dan ook de vele buitenlandse kinderen krijgen, met hun speciale eetgewoonten en voedingsvoorschriften. Maakt de keuken vegetarische, macro-biotische diëten en diëten voor voedselallergische kinderen mogelijk? Is een eetprobleem een opnameindicatie en zo ja, wat is dan de behandeling en aanpak op de kinderafdeling? Twintig jaar geleden sprak men al over speciaal kinderbestek en servies, is dat inmiddels algemeen in gebruik op een kinderafdeling? Welke elementen bevorderen een huiselijke sfeer en dragen bij tot herkenbaarheid en vertrouwdheid van de maaltijd?
Betrokkenheid
Samenvattend: Ingrid Janssen heeft zich met de keuze van haar onderwerp op vreemd terrein begeven, met het gevolg dat zij nu op de korrel wordt genomen. Hoewel zij Robertsons 'Young children in hospital' en publikaties van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis heeft gelezen, is de essentie van ouderparticipatie niet tot haar doorgedrongen. Dan zou haar scriptie zeker aanwijzingen ter verbetering en praktische suggesties hebben opgeleverd. Het zij haar vergeven, haar deskundigheid ligt op het terrein van Management /Groothuishouding. De keuze van het scriptie-onderwerp gaf in elk geval blijk van betrokkenheid op het zieke kind en dat verdient navolging. MJO
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1992
LANDELIJKE VERENIGING KIND EN ZIEKENHUIS
AANMELDINGSFORMULIER ONDERGETEKENDE: Naam ............................................... (Fam /Hr /Mw /Instelling) Adres ......................................................................................... Postcode en woonplaats ............................................................. Functie of hoedanigheid ............................................................. Geeft zich op als LID van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis en draagt als contributie bij ƒ ................. (minimaal ƒ 50,- per boekjaar).
Datum
Handtekening ...
Leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis ontvangen 4x per jaar het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS. Het boekjaar loopt van l oktober tot 30 september d.a.v. Ten behoeve van de contributiebetaling wordt een acceptgirokaart toegezonden.
Gaarne volledig ingevuld en ondertekend retourneren aan: Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis Aardappelmarkt 3 3311 BA Dordrecht