Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 1 van 9
Meldcode 2
Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK
Inleiding Kinderen moeten zich bij Stichting Rijswijkse Kinderopvang (SRK) veilig voelen. Wanneer (pedagogisch) medewerkers1 het idee hebben dat het welbevinden en veiligheid van kinderen in gevaar komt door hun collega’s, dan hebben zij een meldingsplicht. Deze instructie geldt voor iedere medewerker van SRK en richt zich op kindermis(be)handeling door (pedagogisch) medewerkers van SRK. Het geeft handvatten voor medewerkers om collega’s aan te spreken op onwenselijk gedrag (zie bijlage 1). Om medewerkers te ondersteunen in de omgang met signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld is een meldcode2 voor de kinderopvang opgesteld . SRK kiest bewust voor 3 aparte meldcodes. (SRK heeft een extern privacyreglement.) Meldplicht De meldplicht betekent dat SRK wettelijk verplicht is om contact op te nemen met een vertrouwensinspecteur bij de inspectie van het onderwijs (tel nr 0900-1113111) als op welk wijze dan ook over aanwijzingen beschikt wordt dat een collega een geweld- of zedendelict begaat en of heeft begaan en een kind is hiervan het slachtoffer. De meldplicht geldt ook voor medewerkers. Werknemers zijn verplicht om bij een reëel vermoeden dat een collega zich schuldig maakt aan een mogelijk geweld- of zedendelict jegens een kind dit meteen te melden bij hun leidinggevende. Preventie Bij de werving en selectie van medewerkers voor SRK worden er zorgvuldige beslissingen genomen. Dat betekent niet dat medewerkers in de praktijk niet kunnen disfunctioneren. Feedback van collega’s en leidinggevenden is van belang voor iedere medewerker. Bij SRK wordt een open en eerlijke houding verwacht van iedere medewerker. Een medewerker wordt geacht reflecterend te werken en zichzelf te ontwikkelen. Bij disfunctioneren bouwt de leidinggevende dossier op van betreffende medewerker. Iedere medewerker dient zich te houden aan de beroepscode kinderopvang. Binnen de dagopvang is het vierogen principe van kracht, Dit betekent dat een beroepskracht bij de uitvoering van werkzaamheden altijd gezien en/of gehoord kan worden door een andere volwassene. Definitie kindermishandeling Kindermishandeling is elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.
1 2
Alle medewerkers in de kinderopvang, peuterspeelzaal, vrijwilligers, stagiaires en gastouders. De SRK meldcode is gebaseerd op het basismodel meldcode van het Ministerie van VWS, van het JSO, van de branchevereniging.
Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 2 van 9
Gastouders De situatie binnen de gastouderopvang wijkt af van de situatie in een kindercentrum, aangezien de gastouder alleen werkt, er in de meeste gevallen geen arbeidsrelatie is met het gastouderbureau en regelmatig een volwassen huisgenoot aanwezig is in de woning waar de kinderen worden opgevangen. Hoewel de bemiddelingsmedewerker de gastouder begeleidt, komt deze tussen de twee en vier maal in de opvangsetting van de gastouder en is de kans op signalering door bemiddelingsmedewerker gering. De melding van een vermoeden van een mogelijk geweld- of zedenmisdrijf zal daarom in de praktijk vooral gedaan worden door de ouder. Registreren De verschillende stappen moeten vanaf het begin schriftelijk vastgelegd worden. Het maken van deze registratie is de verantwoordelijkheid van de leidinggevende. De registratie wordt bewaard in het personeelsdossier. Leg in de registratie het volgende vast: Datum, plaats, situatie en betrokkenen Signalen die duidelijk maken welke zorgen je ziet, hoort of ruikt (zo concreet mogelijk) (zie voorbeelden bijlage 1) Signalen die een vermoeden van kindermis(be)handeling bevestigen of juist ontkrachten Contacten met collega’s, leidinggevende of het ‘Veilig Thuis’ over deze signalen Stappen, acties en besluiten die worden gezet/genomen (wie doet wat en wanneer) Vervolgaantekeningen over het verloop Beschrijf de signalen zo feitelijk mogelijk, vermijdt veronderstellingen en interpretaties. Ondersteuning staf pedagogisch werk van SRK Bij alle stappen kan altijd inhoudelijke ondersteuning of advies gevraagd worden bij de aandachtsfunctionaris kindermishandeling (staf pedagogisch werk). Stappen die gezet moeten worden Het stappenplan voor het handelen bij signalen van kindermis(be)handeling wordt in gang gezet vanaf het moment dat er signalen zijn. Signaleren wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de beroepshouding van de medewerkers die binnen SRK werkzaam zijn. Alle stappen van de meldcode worden doorlopen onder uiteindelijke eindverantwoordelijkheid van de leidinggevende en bij diens afwezigheid zijn leidinggevende. Het mag niet wachten tot de terugkomst van de leidinggevende. Achter elke stap staat de functie van diegene die de acties onderneemt of diens vervanger. Bij elke situatie moet opnieuw een inschatting gemaakt worden van de ernst en de spoed. De registratie geeft de eventuele afwijking aan. De stappen die worden beschreven, zijn in een bepaalde volgorde gerangschikt. Maar deze volgorde is niet dwingend. Waar het om gaat, is dat de medewerker op enig moment in het proces alle stappen heeft doorlopen, voordat het besluit wordt genomen om een melding te doen. Ook zullen stappen soms twee of drie keer worden gezet. Melding over leidinggevende of MT leden /directie Wanneer de melding van toepassing is op de leidinggevende dient door de constaterende medewerker direct de manager kinderopvang en/of manager HRM te raadplegen. Een bijzondere situatie betreft het geval dat de klacht het gedrag van de MT leden / directie zelf betreft. In dat geval is het raadzaam om direct contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur. Dit wordt gedaan door een van de niet betrokken MT leden eventueel met ondersteuning van de staf pedagogisch werk.
Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 3 van 9
Informatie geven aan ‘Veilig Thuis’ Het kan voorkomen dat er door een andere persoon melding gemaakt is bij ‘Veilig Thuis’ van een SRK medewerker. ‘Veilig Thuis’ kan dan contact opnemen met een medewerker van SRK om informatie te verzamelen voor het onderzoek. De medewerker vraagt dan ‘Veilig Thuis’ om een naam en telefoonnummer (als check of het inderdaad om ‘Veilig Thuis’ gaat) en geeft dit door aan de leidinggevende of aan diens leidinggevenden als het de eigen leidinggevende betreft. De leidinggevende belt ‘Veilig Thuis’ terug. Stap 1: In kaart brengen van signalen of direct informeren van leidinggevende ► acties ondernomen door de medewerker ► verantwoordelijkheid van de medewerker ►actie ondernomen door de medewerker aan de leidinggevende ► acties ondernomen door de leidinggevende ► verantwoordelijkheid van de leidinggevende In kaart brengen van signalen (stap 1a) De medewerker heeft een vermoeden of een signaal opgevangen dat er iets niet goed zit in de relatie tussen het kind en een beroepskracht of tussen het kind en de volwassen huisgenoot van de gastouder. Signalen kunnen o.a. zijn; bejegening naar een kind, manier van communiceren of manier van fysiek contact maken (zie ook bijlage 1). De medewerker observeert, bespreekt signalen met de leidinggevende. De leidinggevende registreert de signalen. Niet in alle gevallen waarin beroepskrachten menen dat er niet goed met kinderen wordt omgegaan door een collega, is er sprake van een mogelijk zeden- of geweld delict. Desondanks mag niet aan deze signalen voorbij worden gegaan en zal onderzocht moeten worden wat er bij het kind gesignaleerd wordt. Vermoeden zijn er in diverse gradaties. De medewerkers moet de volgende acties ondernemen als hij een vermoeden heeft van kindermis(be)handeling door een collega: - Raadpleeg de signalenlijst in bijlage 1 - Registreer wat is waargenomen - Bespreek het signaal met je leidinggevende Direct informeren van leidinggevende (stap 1b) Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat een ouder of kind daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, moet er door de medewerker direct contact opgenomen worden met zijn leidinggevende. Wanneer er een concreet vermoeden is van een geweld- of zedendelict neemt de leidinggevende vervolgens direct contact op met manager kinderopvang en manager HRM. Na een gezamenlijk overleg wordt beoordeeld of de melding leidt tot het nemen van vervolgstappen (zie stap 2 en verder). Wanneer er tot verdere stappen wordt overgegaan wordt ook de bestuurder/directeur op de hoogte gebracht. Er kan ook een melding van vermoeden van kindermis(be)handeling door een andere partij gedaan worden: Melding door een kind Als de melding van kindermis(be)handeling afkomstig is van een kind, is opvang en steun voor het kind het eerste aandachtpunt. De medewerker bij wie het vermoedelijke slachtoffer
Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 4 van 9
-
-
de klacht meldt, is verplicht dit te melden bij zijn leidinggevende. De medewerker laat het kind weten discreet te handelen, maar belooft geen geheimhouding aan het kind. De leidinggevende doet in alle gevallen melding van de vermoedens aan de manager kinderopvang en manager HRM. De ouders van het betrokken kind worden geïnformeerd en er wordt ondersteuning aan de ouders aangeboden. Het waarborgen van het gevoel van veiligheid van het kind is uitgangspunt. Melding door de ouder Als de melding van de ouders komt, zal deze melding altijd serieus genomen worden. Feiten en constateringen zullen bij ouders nagevraagd worden door de leidinggevende. De leidinggevende meldt de situatie direct aan de manager kinderopvang en manager HRM. De ouder kan contact opnemen met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs, Hiernaast heeft de ouder het recht om bij een redelijk vermoeden van een stafbaar feit aangifte te doen bij de politie. Melding door derden Als de melding van derden komt, dient uitgezocht te worden over welke informatie deze persoon precies beschikt en waar deze informatie op is gebaseerd. Op basis hiervan meldt de medewerker dit bij de leidinggevende. De leidinggevende meldt dit direct bij manager kinderopvang of manager HRM. Na een gezamenlijk overleg wordt beoordeeld of de melding leidt tot het nemen van vervolgstappen.
Stap 2: Direct in overleg met de vertrouwensinspecteur van de inspectie van het onderwijs ► acties ondernomen door de leidinggevende, manager kinderopvang en manager HRM Instellen van een onderzoek - De leidinggevende, manager kinderopvang, manager HRM en bestuurder directeur stelt direct na de melding een commissie van onderzoek in. De commissie zal bestaan uit minimaal 3 personen, twee interne en een extern deskundige bijvoorbeeld van de GGD. De leden van de commissie hebben een geheimhoudingsplicht uit hoofde van hun verantwoordelijkheid als lid van de commissie van onderzoek. - Een van de leden van de commissie neemt contact op met de vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur gaat samen met SRK na of er een redelijk vermoeden bestaat en adviseert over aangifte. Het team van vertrouwensinspecteurs bij de Inspectie van het Onderwijs is tijdens kantooruren te bereiken op het telefoonnummer 0900-113111. De vertrouwensinspecteur is bij wet uitgezonderd van de plicht om aangifte te doen en heeft een geheimhoudingsplicht. Hij kan helpen bij het doen van aangifte of het indienen van een formele klacht. De onderstaande stappen worden in overleg met de vertrouwensinspecteur genomen. Per situatie kunnen de stappen verschillen. - De commissie vraagt de ouders de signalen van het kind weer te geven. Het kind wordt door een bevoegde deskundige te worden gehoord. ‘Veilig Thuis’, de GGD of politie wordt hierover om advies gevraagd. - De onderzoekscommissie hoort de betrokken medewerker. De toedracht van zaken volgens de medewerker wordt vastgelegd. De medewerker wordt geïnformeerd over het verder verloop van de procedure. - De commissie bepaalt wie gesprekken voert met de betrokken personen. Op basis van deze eerste gesprekken adviseert de commissie de leidinggevende, manager kinderopvang, manager HRM en bestuurder directeur over de voorlopige resultaten en de te nemen maatregelen voor het kind en de medewerker, voor zover dit nog niet is gebeurd.
Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 5 van 9
-
Van de gesprekken wordt een schriftelijk verslag gemaakt, dat door de geïnterviewden moet worden goedgekeurd. Ter voorkoming van latere onduidelijkheid is het raadzaam de betrokkenen ter goedkeuring te laten ondertekenen. Alle verslagen worden gebundeld en voorzien van advies en overgedragen aan de manager HRM en/of bestuurder directeur. Deze informatie is geheim. De commissie vermeldt in het draaiboek vanaf het eerst moment van melding hoe men handelt en heeft gehandeld, wie op welk tijdstip waarover informeert en heeft geïnformeerd.
Geen redelijk vermoeden Wanneer er geen sprake is van een redelijk vermoeden, is nader onderzoek redelijkerwijs niet aan de orde. SRK zal in gesprek gaan met betrokkenen om de mogelijk verstoorde werkhouding te herstellen. SRK blijft de stappen en de uitkomsten daarvan registreren. Wel een redelijk vermoeden Indien de uitkomst is dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een geweld- of zedendelict dan heeft SRK een aangifteplicht. SRK blijft de stappen en de uitkomsten daarvan registreren. Indien SRK een aangifte doet, treedt de vertrouwensinspecteur terug. Indien de vertrouwensinspecteur concludeert dat er een redelijk vermoeden bestaat, geldt de volgende escalatieladder: Coördinator vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs probeert de SRK te overreden Hoofdinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs probeert de houder te overreden Hoofdinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs legt contact met de burgemeester van de betreffende gemeente De burgemeester zal de politie inschakelen dan wel andere activiteiten vanuit zijn bevoegdheden initiëren. Stap 3: Aangifte doen ► acties ondernomen door de leidinggevende, manager kinderopvang en manager HRM Indien na het overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een geweld- of zedendelict, dan heeft SRK een meldplicht. Als de stap van aangifte doen gezet wordt is er nog steeds geen sprake van ‘schuld’ van de beroepskracht: beschuldigd staat niet gelijk aan schuldig. In geval van een reëel vermoeden neemt de houder, naast het doen van aangifte te volgende maatregelen: - De beroepskracht wordt op non actief gesteld in ieder geval voor de duur van het onderzoek. Wanneer het een gastouder betreft, is er meestal geen sprake van een arbeidsrelatie tussen gastouder en gastouderbureau. SRK dient, wanneer het een vermoeden betreft, maatregelen te treffen die er voor zorgen dat de betreffende gastouder gedurende het onderzoek geen kinderen opvangt. Daarnaast dienen de maatregelen zo te zien dat een gastouder eveneens gerehabiliteerd kan worden indien uit het onderzoek van de politie blijkt dat de vermoedens niet juist zijn. SRK moet zich realiseren dat de gastouder bij meerdere gastouderbureaus ingeschreven kan zijn.
Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 6 van 9
-
-
Er wordt een draaiboek aangelegd SRK draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en legt een draaiboek aan ‘Veilig Thuis’ of GGD wordt geraadpleegd ‘Veilig Thuis’ kan SRK adviseren en ondersteunen, ook de GGD kan geraadpleegd worden Het regelen van opvang van kind(eren) en ouders Hiervoor kan een beroep gedaan worden op ‘Veilig Thuis’ of de GGD. Het calamiteitenteam van GGD is gespecialiseerd in het begeleiden van organisaties bij calamiteiten. In overleg met GGD en ‘Veilig Thuis’ wordt besloten of de opvang in de kinderopvangorganisatie kan worden gecontinueerd dan wel dat er een andere oplossing moet worden geboden. De kinderopvangorganisatie informeert ouders over de mogelijkheid om aangifte te doen bij de politie. SRK informeert de ouders tijdens het onderzoek en toont betrokkenheid. De ouders van de overige kinderen worden geïnformeerd. Er kan gekozen worden om de kinderen elders onder te brengen. ‘Veilig Thuis’ kan ingeschakeld worden voor advies hoe bijvoorbeeld om te gaan met de eigen kinderen van de medewerker. Volgt het ingestelde onderzoek van de politie De SRK dient het onderzoek van de politie te volgen en zelf geen stappen te ondermen die indruisen tegen de bewijslast van de politie. Registreert
Stap 4: Handelen naar aanleiding van onderzoek politie ► verantwoordelijkheid van de leidinggevende, manager kinderopvang en manager HRM Het onderzoek van de politie kan leiden tot verschillende uitkomsten. Afhankelijk van deze uitkomsten heeft SRK verschillende mogelijkheden om te handelen: Rehabilitatie medewerker De politie kan op grond van het verrichte onderzoek constateren dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat sprake is van een geweld- of zedendelict. De betrokken medewerker, die voor de duur van het onderzoek geschorst of op non-actief was gesteld, wordt door de houder of directie van de organisatie in zijn functie in ere hersteld. Indien na het onderzoek van de politie blijkt dat er ene klacht is ingediend op valse gronden, kan SRK de betrokken medewerker een rehabilitatietraject aanbieden. SRK kan dan tevens maatregelen nemen tegen degene, die valselijk een beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat excuses worden aangeboden, tot schorsing of verwijdering. Waarschuwing afgeven SRK kan besluiten om de medewerker een schriftelijke waarschuwing te geven, met de mededeling dat herhaling van het ongewenste gedrag arbeidsrechtelijke gevolgen heeft. Die waarschuwing kan opgenomen worden in het personeelsdossier. Arbeidsrechtelijke maatregelen Wanneer SRK constateert dat op grond van het verrichte onderzoek van de politie aanleiding is om aan te nemen dat kindermishandeling heeft plaatsgevonden, neemt SRK maatregelen van arbeidsrechtelijke aard, zoals ontslag wegens een dringende reden op grond van art. 677 en art. 678 boek 7 BW, of ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter (art. 685 boek 7 BW).
Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 7 van 9
In het geval dat het een gastouder betreft, dient de overeenkomst tussen het gastouderbureau en de gastouder per direct te worden beëindigd, evenals de overeenkomst tussen de gastouder en ouder. In geval er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen de gastouder en ouder, dan geldt ontslag zoals boven beschreven. In het geval dat het een vrijwilliger betreft, wordt de samenwerking per direct opgezegd. Stap 5: Nazorg bieden en evalueren ► verantwoordelijkheid van de leidinggevende, manager kinderopvang en manager HRM. Het is belangrijk dat SRK nazorg biedt aan alle betrokkenen. Ook het evalueren van de genomen stappen is belangrijk om in mogelijke toekomstige situaties adequaat te kunnen handelen. Nazorg Nazorg aan betrokken ouders en hun kinderen kan geboden worden door middel van ouderavonden, het uitnodigen van deskundigen daarbij of specifieke doorverwijzing. SRK kan zich hier in laten adviseren door de GGD. Voor de kinderen kan als dit nodig is, of als de ouders van de kinderen dit nodig achten extra hulp worden ingezet. Het is belangrijk om bijzondere aandacht te hebben voor de psychische belasting van de overige beroepskrachten naar aanleiding van bovenstaand traject. Wanneer er getuigen zijn onder de beroepskrachten kan met hen apart worden besproken wat nodig is om het gebeurde te verwerken. Hier kan aandacht aan worden besteed in de team overleggen en daar waar nodig ook individueel. In eerste instantie zorgt de leidinggevende voor nazorg en emotionele steun. Wanneer dit onvoldoende blijkt of niet gewenst is dan kan de medewerker terecht bij de HRM adviseur die eventueel kan doorverwijzen naar bedrijfsmaatschappelijk werk of andere vorm van ondersteuning die passend is. Als binnen een kinderopvangorganisatie een incident plaatsvindt, is de kans groot dat ook de media hier van op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe er wordt omgegaan met de pers. Evalueren Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. Dit is de verantwoordelijkheid van SRK. - SRK evalueert met medewerkers dat wat er gebeurd is en de procedures die zijn gevolgd. - Zo nodig wordt de zaak doorgesproken met andere betrokkenen. - Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. - Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. - Blijf alert op signalen. Mogelijk zijn er meer slachtoffers.
Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 8 van 9
Bijlage 1. Signalen die kunnen duiden op mogelijk geweld- of zedendelict door een collega Deze bijlage bestaat uit 2 delen: 1. Signalen die kunnen duiden op kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht of gastouder 2. Ongewenste omgangsvormen 1. Signalen met betrekking tot seksueel misbruik door een beroepskracht of gastouder -
Sterke afhankelijkheid van een kind ten opzichte van een beroepskracht of gastouder; Beroepskracht of gastouder creëert een soort isolement rond het kind (bijvoorbeeld apart nemen zonder dat daar een duidelijke aanleiding voor is of dat daar verslag van volgt); Veelvuldige seksistische uitingen; Gespannen sfeer in de voorziening; Kind is bang, gespannen, wanneer specifieke beroepskracht dienst heeft of telkens wanneer het met de specifieke beroepskracht of gastouder te maken heeft; Extreem concurreren met kinderen/collega’s om de aandacht van de verdachte beroepskracht of gastouder. 2. Ongewenste omgangsvormen
Een beroepskracht of bemiddelingsmedewerker kan een ‘niet - pluis - gevoel’ hebben over het gedrag van een andere collega of gastouder. Deze zullen vaak te maken hebben met ongewenste omgangsvormen. Ongewenste omgangsvormen komen tot uiting in verbaal, fysiek of ander nonverbaal gedrag. Dit gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn, maar degene die hiermee wordt geconfronteerd ervaart het als ongewenst en onaangenaam. Onder ongewenste omgangsvormen worden handelingen verstaan van alle vormen van discriminatie, agressie, seksuele intimidatie, pesten en treiteren (hieronder beschreven) en ook combinaties van dit gedrag en andere vormen van ongewenst gedrag die in het verlengde liggen of overeen komen met het hieronder beschreven gedrag. Seksuele intimidatie Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag. Voorbeelden van verbale seksuele intimidatie: - Aanspreekvormen: bijvoorbeeld Alexia verbasteren tot Asexia; - Kinderen aanspreken met "Hé stoot!"; - Seksuele dubbelzinnigheden; - Uitnodigen tot seksueel contact; - Seksueel getinte grappen maken; - Stoere verhalen over seksuele prestaties vertellen; - Seksueel getinte opmerkingen maken over iemands uiterlijk. Voorbeelden van fysieke seksuele intimidatie: - Handtastelijkheden;
Kwaliteitboek 2 - Werkinstructie Document : Meldcode 2 Kindermis(be)handeling door medewerkers SRK Documenteigenaar : Manager Kinderopvang Datum : 01-01-2015 Pagina 9 van 9
-
Dwingen tot zoenen, knuffelen, strelen, geslachtsgemeenschap; Geslachtsdelen (laten) strelen of betasten boven of onder de kleding;
Voorbeelden van non-verbale seksuele intimidatie: - Staren, gluren, lonken; - Iemand met de ogen uitkleden; - Seksueel getinte cadeautjes geven; - Confrontatie met kinderporno; - Het kind (deels) ontbloot filmen of fotograferen; - Het maken van obscene gebaren; - Iemand seksueel geladen afbeeldingen, brieven geven of sturen. Agressie en geweld Er wordt gesproken van agressie en geweld als het kind psychisch en/of fysiek, verbaal of nonverbaal wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen. Er zijn vier vormen van agressie en geweld: 1. Verbaal: 2. Non-verbaal: 3. Psychisch: 4. Fysiek:
schelden, schreeuwen, treiteren en beledigen tegen iemand aandrukken, vasthouden, expres naar je toetrekken lastig vallen, onder druk zetten, bedreigen met fysiek geweld en irriteren schoppen, slaan, bijten, vastgrijpen en klemzetten
Discriminatie Onder discriminatie wordt verstaan elke vorm van ongerechtvaardigd onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens in de werk- of studie gerelateerde situatie teniet wordt gedaan of aangetast alsmede iedere uiting in woord, gebaar of geschrift. Hierbij is sprake van ontoelaatbare opvattingen over achterstelling van mensen, doelbewuste belediging of van grievend handelen jegens anderen op grond van diens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele geaardheid of op enige andere grond. Pesten en treiteren Onder pesten en treiteren wordt verstaan gedragingen waarbij sprake is van stelselmatig, gedurende een langere periode, psychisch of fysiek vernederen, kwetsen of anderszins lastigvallen van een persoon.