SPenK-1-BinnenwerkDEF
21-12-2005
10:20
Pagina 95
Wim Keizer, sportpsycholoog
‘Kinderen moeten niet zoveel moeten’ Zelf noemt hij zich een betrokken ouder. Toch staat ook hij weleens langs de lijn aanwijzingen te roepen bij zijn voetballende zoontje. Zolang het niet doorslaat naar (te) fanatiek is dat niet zo erg, zegt sportpsycholoog Wim Keizer. Hij onderscheidt acht typen ouders op de schaal van betrokkenheid. De afkeurende, de ongeïnteresseerde, de pronkende, de coachende, de fanatieke, de overkritische en de overbezorgde ouders vormen gezamenlijk twintig procent van de ouders, die volgens Keizer eens wat vaker in de spiegel moeten kijken als het om de benadering van hun sportende kinderen gaat. Gelukkig behoort tachtig procent van de ouders tot het ‘goede’ type betrokken ouders. Dit zijn de ouders die rekening houden met zowel de praktische als de mentale behoeften van hun kind. De motivatie en het plezier van hun kind bij het sporten staan voorop.
‘Er glipt regelmatig een “Schiet dan!” uit mijn mond.’
Wim Keizer is directeur-eigenaar van Keizer Prestatie Consultancy, een adviesbureau voor topprestaties in sport en werk. Keizer verdiept zich al lange tijd in de psyche van de sporter. Hij geeft mentale training aan olympische toproeiers, maar adviseert ook clubs en bonden als het gaat om de verhouding tussen bestuurders en ouders, coaches en ouders én de rol van ouders in het algemeen. Tijdens workshops in clubkantines houden Keizer en zijn collegaadviseurs ouders vaak een spiegel voor. Daarbij onderscheidt
spor t en kennis
95
SPenK-1-BinnenwerkDEF
21-12-2005
10:20
Pagina 96
Keizer acht typen ouders, die vooral op het gebied van betrokkenheid verschillend zijn. Van afkeurend tot extreem fanatiek en alles wat daar tussen zit. Als hij zelf in de spiegel kijkt, dan ziet de vader van twee jonge kinderen vooral een betrokken ouder. Zoals het hoort, volgens hemzelf. ‘Maar als ik bij mijn voetballende zoontje van acht langs de lijn sta te kijken, moet ik ook moeite doen om me er niet mee te bemoeien. Er glipt regelmatig een “Schiet dan!” of “Loop het gat in!” uit mijn mond.’
‘In de puberteit zijn kinderen niet meer zo vatbaar voor de mening van hun ouders.’
Mentale fitheid Als sportpsycholoog heeft Wim Keizer regelmatig met topsporters te maken. Bobsleeërs, shorttrackers, maar ook andere individuele atleten kloppen bij hem aan voor een of meerdere gesprekken of ondersteuning bij mentale training. ‘Bij een sporter maken wij onderscheid tussen mentale fitheid en mentale vaardigheden. De vaardigheden kun je trainen, maar de mentale fitheid is iets wat niet constant is. Dat heeft vaak ook te maken met externe factoren of ingrijpende gebeurtenissen in het privéleven, bijvoorbeeld als een van de ouders overlijdt of een relatie op de klippen loopt. Maar het kan ook met de sport zelf te maken hebben. Een slepende blessure of een totaal onterechte beslissing van een scheidsrechter kunnen veel invloed hebben op je mentale fitheid,’ aldus Keizer, die zelf zweert bij structurele begeleiding. ‘Natuurlijk zijn bepaalde problemen of mentale barrières om te presteren met een paar gesprekken weg te nemen. Maar op topniveau zou een sportpsycholoog eigenlijk een vast onderdeel van het begeleidingsteam moeten zijn, zodat je voortdurend contacten hebt met coaches, sporters en de (para-) medische staf. Coaches zijn in mijn ogen de belangrijkste mentale trainers. Zij kunnen in bepaalde trainingsvormen ook mentale oefeningen verwerken. Wij zijn daarin ondersteunend en coachen dus eigenlijk de coach bij het aanleren van mentale vaardigheden. Ook op het gebied van teamprocessen. Als het gaat om mentale fitheid, dan is intensief contact met de individuele sporters ook zeer belangrijk.’ Mentale barrière Gearriveerde topsporters hebben soms een mentale barrière, die te maken heeft met de wijze waarop hun ouders hen vroeger hebben benaderd. ‘Maar dat komt niet zo vaak voor,’ zegt Wim Keizer. ‘In de puberteit zijn kinderen al niet meer zo vatbaar voor de mening van hun ouders, die uiteindelijk op latere leeftijd, bij EK’s, WK’s en de Olympische Spelen, vaak de supporters in de oranje shirtjes zijn. Dan houden ze meestal gepaste afstand. Ze hebben wel contact met hun kinderen, maar laten hen voor de wedstrijd doorgaans met rust. Soms duiken ze na de wedstrijd iets te snel met de videocamera op, maar dat is tamelijk onschuldig en goedbedoeld. De rol
96
spor t en kennis
SPenK-1-BinnenwerkDEF
21-12-2005
10:20
Pagina 97
van de ouders is vooral cruciaal als kinderen net beginnen met sporten, zeg maar in de leeftijd van zes tot twaalf jaar. In deze ontwikkelingsfase van hun leven willen kinderen zich aansluiten bij anderen en gezamenlijk activiteiten ondernemen. Hun belangstelling voor normen, waarden en regels is groot.’ De schoolleeftijd is een belangrijke fase voor de vorming van het geweten, voor het ontwikkelen van normbesef, gemeenschapszin en rechtvaardigheidsbesef. Wanneer deze ontwikkeling wordt doorgemaakt in een milieu dat hier geen aandacht aan schenkt of in een milieu dat zélf het slechte voorbeeld geeft, bestaat de kans dat het kind afglijdt naar jeugdcriminaliteit. Een belangrijk aspect bij de gewetensvorming van het kind is wanneer dat wat de ouders doen, niet overeenkomt met wat zij zeggen. Als een vader zegt dat men zorgvuldig met de spullen van een ander moet omgaan, maar snel maakt dat hij wegkomt als hij een deuk in andermans auto heeft veroorzaakt, dan maakt dat laatste bij het kind meer indruk. Wim Keizer: ‘Zo werkt het ook in de sport. Sport, zeker in verenigingsverband, is natuurlijk een prachtig hulpmiddel bij het ontwikkelen van normen en waarden. Ook daarin hebben de ouders een voorbeeldfunctie. Zowel positief als negatief. Als je kind voor een wedstrijd altijd om half negen aanwezig moet zijn, maar je komt steevast een kwartier te laat aankakken, dan beïnvloed je daarmee blijvend zijn gedrag. Je kind denkt namelijk dat dat normaal is. Op het gebied van discipline kun je als ouder een heel positieve bijdrage leveren aan de (sport)ontwikkeling van je kind. Maar ga niet denken dat je het moet leren voetballen. Daar is de coach voor.’
‘Ook in sport hebben ouders een voorbeeldfunctie. Zowel positief als negatief.’
Coachende ouders De ‘coachende ouder’ is een van de acht gememoreerde ‘oudertypen in de sport’. ‘Dit zijn de ouders die vanaf de zijlijn of de tribune hun kind en diens teamgenoten “adviezen of suggesties” toeroepen, die soms in tegenstrijd zijn met de aanwijzingen van de echte coach. Dit kan zeer verwarrend zijn voor de spelers in het veld meestal gaat het bij dit type ouders om teamsporten - en bovendien worden het gezag en het vertrouwen van de coach ondermijnd. Maar daar zitten deze ouders niet echt mee, want eigenlijk vinden ze de coach niet zo goed. Bij de extreme variant van de coachende ouders bestaat er voor het kind zelf geen keuzemogelijkheid meer om andere interesses te ontwikkelen. Deze ouders regelen alles voor het kind, zonder te vragen of het dat eigenlijk wel wil.’ Fanatieke ouders Ook de ‘fanatieke ouder’ is een oudertype waar Wim Keizer niet al te lovend over is. ‘Deze ouders kunnen zich niet in bedwang houden en verliezen hun zelfbeheersing. Zij overstemmen langs de lijn alles en iedereen en maken voortdurend opmerkingen naar spor t en kennis
97
SPenK-1-BinnenwerkDEF
21-12-2005
10:20
Pagina 98
spelers, coaches, scheidsrechters en tegenstanders. Het eigen kind wordt hierdoor erg afgeleid bij zijn sportuitoefening en schaamt zich in een aantal gevallen ook voor zijn ouders. Het spreekt voor zich dat dit niet bepaald positief bijdraagt aan de sportontwikkeling van het kind.’
‘Als je nooit erkenning krijgt, weet je ook niet hoe het voelt iets goed te doen.’
Overkritische ouders Ouders die voortdurend kritiek leveren op de manier waarop hun kind de sport beoefent, zouden volgens Keizer ook eens in de spiegel moeten kijken. ‘Deze “overkritische ouders” zijn nooit tevreden en vertellen het zelf veel beter te hebben gedaan of te kunnen. Zij gaan soms zelfs zover hun kinderen in het openbaar te kleineren of standjes te geven. Het gevolg is dat deze kinderen constant aan zichzelf twijfelen. Als je nooit eens erkenning krijgt, dan weet je ook niet hoe het voelt iets goed te doen.’ Ook de ‘overbezorgde ouders’ hebben geen goede invloed op hun kind. Keizer: ‘Deze ouders zijn zeer betrokken bij de sportbeoefening van hun kroost, maar ze slaan daarin een beetje door. Ze zijn bang voor de gevaren en “bemoederen” hun kind zodanig, dat het vanzelf kwetsbaar wordt, niet meer voluit durft te gaan en risico’s mijdt. Ze dreigen ook regelmatig het kind “van sport af te halen” als het bijvoorbeeld een blessure heeft of in een conflictsituatie terechtkomt.’ Pronkende ouders Ouders die alleen aandacht schenken aan hun kind als dat heeft gewonnen, vallen onder de noemer ‘pronkende ouders’. ‘Het kind wordt, in het bijzijn van anderen, helemaal opgehemeld vanwege zijn prestaties. Maar o wee, als er ‘niets’ gepresteerd wordt, dan blijven aanmoedigingen en aandacht uit. Het kind wordt hierdoor overdreven resultaatgericht. Winnen, presteren, resultaten, prijzen; dat is het enige wat telt. Het kind zal, ook in zijn leven naast of na de sport, moeilijk met tegenslag en verlies kunnen omgaan. Zijn eigenwaarde is immers helemaal afhankelijk van goedgekeurde prestaties. Hierdoor zal het kind zijn plezier in de sport snel verliezen.’ Afkeurende ouders Aan de ‘onderkant’ van de schaal van betrokkenheid zijn de ‘afkeurende’ en de ‘ongeïnteresseerde ouders’ te vinden. De laatsten tonen in het geheel geen belangstelling voor de activiteiten van hun kind. ‘Ook bij praktische zaken, zoals het reizen van en naar de sportclub, laten deze ouders het afweten. Kinderen van deze ouders stoppen vaak vroegtijdig met sport of ze krijgen juist een overdreven bewijsdrang, om zodoende toch de aandacht van pa of ma te trekken. De ouders die ronduit afkeuren dat hun kind aan sport doet, zien liever dat het zich met in hun ogen “nuttiger” zaken
98
spor t en kennis
Sport en Kennis
Deze preview is een gedeelte uit het boek: Langs de lijn of erover? Ouders en sport Meer informatie
Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl