KINDEREN DIE MEER KUNNEN
INLEIDING Op de IJwegschool staat het kind centraal. Het onderwijs wordt aangepast aan het kind en niet andersom. Doordat de leerkrachten handelingsgericht werken waarbij de onderwijsbehoeften van het kind centraal staan, wordt (in samenspraak met kind en ouders) het onderwijs voor kinderen die meer kunnen gearrangeerd. Per augustus 2014 is de wet op passend onderwijs van kracht. Een goed moment om onze visie op meerbegaafdheid op de IJwegschool weer eens onder de loep te nemen. Op de IJwegschool willen we deze kinderen in de klas houden. Het verrijkingsonderwijs moet namelijk een continu proces in de klas zijn en niet een middag in de week buiten de groep. Het kind voelt zich zo geen uitzondering meer en kan voor het verdiepen kiezen uit kinderen uit zijn/haar eigen klas of bouw. Het te volgen traject en de resultaten zijn door de eigen leerkracht te volgen en er kan zo sneller en beter worden geëvalueerd en bijgesteld. Eenmaal per week zal een leerkracht of onderwijsassistent samen met de groep kinderen een korte evaluatie houden en de opdrachten eventueel bijstellen.
Het protocol vanaf schooljaar 2015/2016 Doel We willen toekomstgericht onderwijs bieden en daarbij aansluiten bij de ambities van het overheidsbeleid. Het Nederlandse onderwijs lijkt goed in staat om zwak presterende leerlingen op het basisniveau te brengen, maar heeft moeite om talentvolle leerlingen te laten excelleren. Het streven van de overheid en van onze school is om dit te veranderen. Om onderpresteren te voorkomen en (hoog- of meer-)begaafde kinderen beter te laten presteren zal differentiatie (naar tempo, inhoud, werkvorm of instructie) moeten plaatsvinden. Dit om recht te doen aan de talenten van deze kinderen, die de voorgeschreven eindniveaus van de basisschool veel eerder dan aan het eind van de basisschool zullen bereiken. Dit zijn de kinderen die behoefte hebben aan verrijking en meer (cognitieve en andere) uitdaging en die hun talenten onvoldoende benut zouden laten als zij uitsluitend de reguliere lesstof aangeboden krijgen.
Visie op het onderwijs aan de kinderen die meer kunnen Het aanbieden van verrijkingsonderwijs aan kinderen die meer kunnen, past volledig binnen de visie van het Jenaplan onderwijs. Jenaplan heeft aandacht voor de verschillen tussen kinderen en differentiatie in onderwijsaanbod hoort hier bij. Ieder kind dient passend onderwijs te krijgen, dus ook de kinderen die bovengemiddeld presteren. Daarbij is brede talentontwikkeling het streven, dat wil zeggen het benutten en ontwikkelen van verschillende vaardigheden, waarbij alle talenten van de leerlingen (dus op cognitief vlak, maar ook de intra- en interpersoonlijke vaardigheden) worden aangesproken. We willen de aanwezige kennis verbreden en verdiepen binnen het eigen leerjaar. We zullen in slechts in zeer uitzonderlijke gevallen een kind een groep laten overslaan.
Welke kinderen komen in aanmerking voor het verrijkingstraject? In aanmerking hiervoor komen A+ kinderen vanuit CITO op het gebied van begrijpend lezen en rekenen en/of de kinderen die door de leerkrachten worden ingebracht omdat zij beschikken over andere excellente vaardigheden. Er wordt door de leerkracht en intern begeleider, op een niveau passend bij het de leeftijd/groepsniveau van het kind, gekeken naar: zelfstandigheid; is de leerling in staat het verrijkingswerk zelf te plannen en het hierbij behorende werk te overzien?
Computervaardigheden; is de leerling in staat de computer functioneel te gebruiken? Te denken valt hier aan het maken van een PowerPoint of een word document.
Leestechniek; heeft de leerling een goed (begrijpend) leesniveau?
Compacten: is de leerling in staat om de leerstof in een korter tijdsbestek of zonder herhalingsoefeningen zich eigen te maken?
Kan het kind de stof zonder instructie of door een korte instructie maken? Zelfinzicht; het kennen van de eigen sterkte en zwakte punten, wat zijn persoonlijke ontwikkeldoelen en kan de leerling deze bijstellen na feedback?
Motivatie; de wil om te leren, weten.
Op basis van de input van ouders t.a.v. de behoefte van hun kind om extra uitdaging en de door hen gesignaleerde talenten, kan door de leerkrachten ook worden besloten het kind te laten werken met verrijkingsmateriaal.
Wanneer we na beoordeling van bovenstaande aspecten samen met ouders het beeld hebben ontwikkeld dat verrijkingsonderwijs voor het kind wenselijk en haalbaar is en ook bijdraagt aan het optimaal benutten van diens talenten, dan gaan we de Quikscan en de signalering invullen van het Digitaal handelingsprotocol hoogbegaafdheid (DDH-PO). Het digitaal handelingsprotocol hoogbegaafdheid bestaat uit 5 onderdelen. -
0 de Quickscan; hiermee krijgen we snel een beeld over het kind en of deze leerling prestaties op begaafd niveau kan leveren. De leerling moet aan minimaal 3 van bovengenoemde punten voldoen om voor deze quickscan in aanmerking te komen.
-
1 Signalering; bij dit onderdeel willen we beoordelen of verder onderzoek nodig is om passend onderwijs te kunnen bieden. We krijgen zo een meer gedetailleerd beeld van de leerling. Ouders worden betrokken door middel van een vragenlijst.
-
2 Diagnostiek; dit onderdeel helpt om een educatief profiel van de leerling te maken. Het geeft handvatten om de didactische en pedagogische onderwijsbehoeften in kaart te brengen.
-
3 Leerlingbegeleiding; door dit onderdeel kunnen we concreet aansluiten bij wat de leerling nodig heeft. Het geeft adviezen over verbreden en verdiepen, er staan recensies over verrijkingsmateriaal, het geeft aan of er door een leerling een compacte route gedaan kan worden en je krijgt tips om de pedagogische begeleiding te verzorgen.
-
4 Evaluatie; een reflectie waarbij je kunt onderzoeken of de interventies succesvol zijn geweest. Wat ging er goed en hoe gaan we verder? Is de leerling nog steeds enthousiast en hoe vonden de ouders de afgelopen periode? Is de verrijkingsles een gezonde afwisseling geweest tussen leervragen, project en ander werk? Je kunt zo op lange termijn de ontwikkeling zichtbaar maken.
Het lesschema van de verrijker
De leerling maakt voor de start van de module de toetsen van de methode taal en rekenen. De uitkomsten van deze toets bepalen hun compacte route. Het kind maakt dus de toets voordat de stof wordt aangeboden. Hij/zij krijgt hierna de kans om de punten waarop laag gescoord is te oefenen of via instructie onder de knie te krijgen. Hierbij is er dus meestal tijdwinst die gebruikt kan worden voor verrijkingsonderwijs. Wanneer de toetsen beneden niveau zijn, doen de leerlingen mee aan de instructie in de groep.
De leerling maakt uit de taal en/of rekenmethode het pluswerk.
De leerling compact het te maken taal en rekenwerk
Elke maand staat er een grote leervraag op het programma. Dit is om de kinderen te laten oefenen in het ‘out of the box’-denken en een beroep te doen op hun meervoudige intelligentie. Het is dus geen reproductie vraag. Het liefst wordt deze samen met andere kinderen uit de jaargroep gemaakt. Dit kan ook een kind uit de andere klas zijn. Een aantal voorbeelden van die vragen zijn: Voelt een vis pijn? Hoe weten je ogen dat je verdrietig bent en moet huilen? Kun jij een geit doodkijken? Allemaal vragen dus zonder een vooraf bepaald antwoord. Aan het eind van elke maand worden de bevindingen aan de klas doorgegeven. Dit kan zijn via een presentatie, filmpje, verslag of werkstuk. Samenwerken is hier heel belangrijk. Je hebt je klasgenoten nodig voor extra input of een andere zienswijze.
In nieuwsbegrip XL zijn elke week ook twee extra lessen opgenomen voor kinderen die meer aankunnen. Dit zijn een geldles en een inzichtles en beschikbaar vanaf een Btekst. Ieder kind maakt elke week een van deze twee lessen.
Ook is het mogelijk om extra lessen uit de methode Denkwerk te maken. Dit is een methode voor informatieverwerking ( 1 les per week).
Verder werkt de leerling met het programma Acadin. Dit is een volledig digitaal programma waar extra uitdaging wordt geboden op alle vakgebieden. We starten met Acadin vanaf groep 5. Ook is het mogelijk om naast het pluswerk uit de methoden rekenpanda’s en rekentijgers te maken.
Alle genoemde activiteiten in het lesschema worden gemonitord door de leerkracht. Dit kan omdat de verrijkers niet voor hun programma uit de klas worden gehaald. Door het DDH-PO nauwkeurig bij te houden en in gesprek te blijven met zowel leerling als ouders ontstaat een gedetailleerd en duidelijk beeld van de ontwikkeling van de leerling. Zo is op elk niveau te volgen wat het verrijkingsprogramma voor de leerling oplevert.