Kind van Nature Wat je al lang wist
of
HANDBOEK VOOR DE EENLING
Dit verhaal is geschreven op een reis van vierduizend kilometer door de wildernis van Alaska en Canada, op weg naar Groenland. Over de gebeurtenissen tijdens deze expeditie lees je in het boek Alleen door de wildernis.
Het boek kan worden gelezen als een presentatie, te bestellen als geluidsopname bij lonewolfadventures.com.
Copyright Yuri Klaver
1 DE INDUSTRIELE GEEST
- OP AVONTUUR Stelling:
beter tegen pech bestand zijn, dan goed zijn in hopen op geluk
- NIEUWE NATUURKUNDE Stelling:
de hulp is de nieuwe heerser
- MACHT EN SYSTEMEN Stelling:
blanke mensen zijn geneigd te oordelen?
- GEEN KENNISPRIVILEGE Stelling:
Copyright Yuri Klaver
overleg en hierarchie zijn niet nodig, als iedereen weet wat er gedaan moet worden
2 SOCIALE NATUUR
- MIJN ONRUST Stelling:
door onze eigen vooroordelen, is niets doen hard werken
- GEVEN, ONTVANGEN Stelling:
ieder mens is van nature geneigd een ander te dienen
- DE FATSOENPOLITIE Stelling:
de enige onderwerping is aan onze eigen verbeelding
- HET INDIVIDUELE Stelling:
zonder verzet zijn we geen individuen
- VERTROUWEN MOET Stelling:
Copyright Yuri Klaver
om een ander te vertrouwen, moeten we wel de mogelijkheid hebben
3 DE IDEALE WERELD
- DE ZIN VAN ESTHETICA Stelling:
er is ook nog een echte versie van jezelf
- DE HOOP VAN IDEALEN Stelling:
zonder wens is er geen vervulling
- WARE EN WERKELIJKE WERELD Stelling:
waarheid is de enige waargenomen werkelijkheid
- ECONOMICUS Stelling:
het is de werkgelegenheid die de economie zou moeten bepalen, niet andersom
- ENERGIELUXE Stelling:
Copyright Yuri Klaver
techniek is een vlucht voor de zelfbeheersing
4 ECHTE WILDERNIS
- DE ROOFKEVER Stelling:
vrouwen hebben weinig interesse in de werking van de natuur, daar is de man voor
- INNOVATIERUIMTE Stelling:
zonder gevaar te kennen, weten we niet wijs te handelen
- AUTOPILOOT Stelling:
dat dieren geen fouten maken, is een bewijs dat ze niet kunnen denken
- WOORDENJUNGLE Stelling:
woorden zijn niet meer dan immitaties van de natuur
- ZEGEN DE TEGENSLAG Stelling:
we kunnen meer dan we ons voorstellen
- DE KUNST VAN OVERLEVEN Stelling:
Copyright Yuri Klaver
als individu zijn we slechtere overlevers geworden
5 EEN STRIJD EN ZORG - HET MENTALE Stelling:
wat vrouwen en mannen zeggen, is niet wat ze willen
Stelling:
de handelingen zijn een bijkomstigheid
- EEN VERGISSING Stelling: de man is door de vrouw lui geworden - DE SCHIL Stelling:
ode aan de domheid!
- DE LELIE Stelling:
Copyright Yuri Klaver
door het kind worden man en vrouw volwassen
6 HET SPIRITUELE WILLEN WETEN Stelling:
zonder wil naar macht willen we niet begrijpen
- DE KRACHT VAN VERGEVING Stelling:
zonder geloof in het goede, kunnen we niet vergeven
- LOF AAN DE LEVENGEVER Stelling:
dank niet de aarde voor het overleven, maar de onzichtbare levengever
- DE HEMELEN EN AARDE Stelling:
Copyright Yuri Klaver
materie wordt door de geest begrepen, verder hebben ze niets met elkaar gemeen
Aan alle ukuat amaqqum tumait
(zij die lange reizen maken)
Copyright Yuri Klaver
Dag 204, 25 Juli, 2015
Sinds mijn vertrek uit Tuktoyaktuk, drie weken geleden, is dit het eerste menselijke bouwsel dat ik tegenkom. De hut bevindt zich voorbij Mason River, op een schiereiland met de naam Bathurst Peninsula, Canada. Ik verwijder het stuk touw van de spijker en open de deur. Ik dank de eigenaar in gedachten. Na maandenlang in een tent te hebben overnacht, kan ik mezelf eindelijk rechtop uitkleden, tandenpoetsen, staand mijn ding doen, beschermd tegen de muggen, en de regenbuien die af en toe overtrekken. Na het eten zou ik eigenlijk meteen moeten gaan slapen om weer op krachten te komen, maar ik heb de behoefte om te schrijven. Voor al het lezen heb ik geen geduld meer. Ik heb al teveel gelezen, het was een lezen voor de afleiding, een lezen om te lezen. Een lezen zonder te begrijpen, zoals je kan kijken zonder zien, en horen zonder te luisteren. Het schrijven is vorig jaar begonnen. Ik was onderweg stroomopwaarts over Noatak en Aniuk rivier. Ik kon niet verder, door het hoge smeltwater. Een maand stond ik op een veld, met uitzicht op de Brooks Range, na een maand kon ik weer verder. Er was werkelijk niets te doen. Er zat niets anders op dan te schrijven over allerlei dingen, bedenksels die me al de hele reis bezighielden. Iets wat mensen intuitief wel aanvoelen, maar waarvan nog weinig op papier is gezet. Ik wilde een gedachtengang opschrijven, een idee, je moet toch wat als je niets te doen hebt, analoog met de reele gebeurtenissen tijdens de reis. De volgende twee nachten valt de wind weg, de zee is kalm genoeg om een flinke afstand te kajakken. Maar ik blijf binnen, want ik merk verstrikt te zijn geraakt in mijn verhaal. Hoe kon ik denken dat de volgorde van de gebeurtenissen overeenkomt met de stappen in het denken die ik voor ogen heb? Het was bovendien een naive gedachte geweest om te denken dat de ontwikkeling van een idee een helder navolgbaar proces is. Het komt met horten en stoten. Sommige hen je gedachten waarvan je was vergeten dat je ze had gehad, en soms vis je ideeen uit de vijver van je onderbewustzijn, die lange tijd woordenloos hadden rondgezwommen. De enige oplossing was om die gedachten helemaal vooraan te zetten, als de denkbagage die je meeneemt op reis. Maar nu, inmiddels ben ik weer in Nederland, besluit ik om er een apart boek van te maken, met verwijzingen naar het reisverhaal, door heen en terug te springen in de tijd. Maar er was nog iets. Van begin af aan was er de waarom - vraag. Waarom doe ik dit? Wat motiveert iemand om een reis van zeven duizend kilometer te maken door een van de meest onherberzame gebieden op aarde, met een kajak, ski's, kampeerspullen en warme kleding? Tijdens mijn twee-daagse verblijf in de hut, kwam ik erachter dat die vraagstelling niet helder genoeg was. De vraagstelling zou ik splitsen in drie vragen: (1) wat is de aantrekkingskracht van de wildernis, (2) waar komt mijn meer dan gemiddelde hang naar avontuur vandaan en (3) waarom doe ik dat helemaal alleen? Over de eerste vraag had ik eerder een half jaar lang nagedacht, tot ik op internet deze zin tegenkwam uit het boek In The Attic. ‘In de haven is een schip veilig. Maar een schip is niet gemaakt om in de haven te liggen’. Met de mens is het niet anders. Ieder mens is gemaakt voor de wilde
natuur. Onze zintuigen, ons lichaam en onze verstandelijke vermogens, onze wijsheid, alles aan ons is ervoor ontworpen. Alles is er door ontworpen. Het antwoord is dus eigenlijk zo vanzelfsprekend dat het geen vraag hoeft te zijn. De vraag naar het waarom kun je beter omdraaien. Wat is er mis gegaan waardoor we onze krachten die we van nature hebben gekregen, niet meer gebruiken?
Copyright Yuri Klaver
Op deze en de andere vragen probeer ik met dit boek een antwoord te geven. Ik hoop dat deze analyse van de menselijke natuur wat helderheid schept, en een aantal argumenten tegen alle heilige boontjes en gezaghebbenden die je kracht en vrijheid aan banden willen leggen.
Copyright Yuri Klaver
1
De industriële geest
Copyright Yuri Klaver
OP AVONTUUR
Stelling: beter tegen pech bestand zijn, dan goed zijn in hopen op geluk
Dag 204, 6 augustus 2015 De overkant van de baai. Eindelijk! Paulatuk ligt driehonderd meter verder, langs het strand van een andere baai. Na een eerste bezoek aan het dorp, keer ik terug naar de kajak en complete inhoud, hier was ik aan land gegaan. Aha, berensporen, hele grote! Het peddelen om de lange zandstrook, naar de baai tegen het midden van het dorp, duurt meer dan een uur. Een gesprek met de eerste jongeren, Ze wijzen naar een grasveld twintig meter verder, waar ik de tent kan opzetten. Voldoende ruimte, begrenst door een zanderige klif van vijf meter diep naar de binnenzee. Vanaf de start van dit seizoen in maart, heb ik nu 2 ½ duizend kilometer afgelegd langs de kust van Alaska en Canada. Paulatuk is een plaatsje met tweehonderd huizen gelegen in de kom van een kleine baai, omgeven door een miljoen vierkante kilometer niemandsland, geen enkele vorm van bebouwing dan enkele hutten. De grote vraag die de komende week moet worden beantwoord is: zal ik verder gaan? Of zal ik volgend jaar in maart of april weer terugkomen om de reis te vervolgen? De volgende etappe, van hier naar Coppermine, is nog eens duizend kilometer lang. Die hele duizend kilometer is er geen enkele bevoorrading mogelijk, en bovendien staat de winter voor de deur. Wat mag ik verwachten? Kon ik stormachtige Europese toestanden verwachten met veel regen en wind? Of juist een snel invallende winter? Over een paar weken is de toendra op zijn mooist, de uitbarsting van kleuren, verzacht, geintensiveerd, door het lage licht van het poolgebied er zijn mensen die naar het poolgebied zijn verhuist voor het licht. Voorbij Paulatuk zou de kustlijn bestaan uit zandbaaien en kliffen, de uitlopers van gebergten in het binnenland. Geen troebel water uit de rivieren maar glasheldere zeeen. Wat zag ik hier naar uit! Vanaf Howard Pass, in het midden van de Brooks Range, heb ik geen rots meer gezien, maar alleen aangeperste klei en zand, geerodeerd van hoge bergen en aan de kust uitgestrooid door rivieren, zoals de reusachtige MacKenzie. Er zouden weer zeehonden zijn, ik zou walrussen kunnen zien. Ontelbare vogels zouden overvliegen naar het warmere zuiden. Na zes maanden kon ik in ieder geval nog steeds het enthousiasme opbrengen. Het is nu zes augustus. Als ik doorga moet er proviand worden ingeslagen, dan zijn we weer een paar dagen verder. Begin oktober zou de zee alweer beginnen dicht te vriezen. Dan zou ik dus krap een maand hebben om in Coppermine aan te komen. Maar dat zou een grove misrekening zijn. Vorig jaar om dezelfde tijd, heb ik in Alaska twee weken lang vastgezeten op het strand, in een storm met orkaankracht die twee weken lang duurde. Het hoeft niet hard te waaien om in een klein bootje het geweld van de zee te ondervinden. Een aanlandige wind die waait met 4 Beaufort is al voldoende voor een gevaarlijke branding, die het lastig maakt om aan land te gaan, en helemaal om te vertrekken, om te kunnen eten en slapen. Vandaar dat ik de grootste afstanden in de nacht heb afgelegd, soms wel tachtig kilometer, omdat de wind en de golven dan meestal in kracht zijn afgenomen.
Copyright Yuri Klaver
Over twee weken zouden de nachten echt donker worden. Ik zou iedere dag de hoofdlamp nodig hebben, eerst heel even en dan steeds langer. Ik zou minder goed zicht hebben op de kustlijn, en de mogelijkheid om een veilige haven te vinden in de vorm van een beschutte baai, een fjord, de monding van een rivier, een lagune. Wat zou de grootste pech kunnen zijn? De ergste pech is de dood, maar dat zou de eer te na zijn! De op een - na ergste pech, is dertig duizend Canadese dollar te moeten overmaken voor een helikopter redding, vanuit het plaatsje Inuvik, vanaf hier duizend kilometer naar het westen. De vraag is natuurlijk: was de twee weken lange storm vorig jaar een uitzondering? De gevolgen van het niet halen van de bewoonde wereld waren zo groot, dat ik die twee weken als uitgangspunt begon te nemen, als mijn enige referentiepunt, volgens het motto: beter bestand zijn tegen pech,
dan goed zijn in hopen op geluk. Was ik nog veilig als de natuur zich van haar meest gewelddadige kant liet zien? Alles draait bij zulke lange tochten om veilig thuis te komen. Als ik thuis ben wil ik zo ver mogelijk de wildernis in, maar als ik daar eenmaal ben, is alles gericht op het naar huis gaan. Ik begon te informeren bij de inwoners van Paulatuk over wat de obstakels konden zijn in de komende maand. Iedereen in Paulatuk had wel ervaring met het varen van een bootje langs de kust, om te jagen en te vissen. In de winter begon het echte reizen pas, dan kun je met een sneeuwscooter overal komen. De vraag die ik aan iedereen stelde was: hoe groot is de kans dat ik onderweg, twee weken lang vast zou komen te zitten in slecht weer? Zoals verwacht waren de antwoorden verschillend, en voor verschillende uitleg vatbaar. Ruben, evenals alle inwoners van Paatuk een Inuvaluit, een ethnische groep binnen de Inuit, was ooit de lokale weerman geweest. Hij vertelde dat me dat door de klimaatverandering het weer minder voorspelbaar is geworden. Alles wees erop, door het smelten van de permafrost zinken eilanden de zee in, de break – up van het zeeijs is vroeger in het jaar. Hij vertelde over de nadeining, de golven die nog steeds van ver over de oceaan komen binnenrollen, ook als het helemaal windstil is. Ruben vertelde me, en dat was iets nieuws, dat het door het kouder wordende water steeds langer duurt voor de zee tot bedaren komt. Ach, natuurlijk, de massa van het water wordt groter! Alles wat zwaar is heeft de neiging om door te denderen. Aan Charles, die veel tijd doorbracht in een hut langs mijn reisroute, vroeg ik naar de omstandigheden in maart en april. Als ik dit jaar niet verder zou gaan, kon ik altijd nog in de lente mijn reis vervolgen, door de kajak over de sneeuw en het ijs te trekken. Hoe hoog en talrijk was de richels met kruiend ijs, als gevolg van wind en stroming? Op basis van foto's van kruiend ijs, concludeerde ik dat de ‘pressure ridges' veel kleiner waren dan in Alaska. Een andere vraag: hoe groot is de kans op westenwind, om de vlieger te kunnen gebruiken? Uit de statistieken op internet bleek dat de kans op westenwind 1 op 3 is, gunstiger dan de 1 op 7 in Alaska. En dan zijn er ook de verhalen van de hoogbejaarde Eskimo's, die zeggen dat er overal dieren zijn om te jagen en te vissen. En dat er her en der grote boomstammen aan het strand liggen, om een groot vuur te kunnen maken. Maar in de praktijk is dat veel lastiger dan je zou denken. Nat hout is moeilijk in brand te krijgen, en om in het Poolgebied van het land te kunnen leven moet je op de juiste plek zijn, op het juiste moment. In het slechtste geval zou ik maar twee weken kunnen peddelen. Hoeveel kilometer zou ik dan op een dag moeten afleggen? Duizend gedeeld door viertien is zeventig. Daar gaan minstens twee dagen rust vanaf, om te kunnen herstellen, voor bezinning, of om reparaties te kunnen uitvoeren.
Copyright Yuri Klaver
Waarom zou je niet de tijd nemen om de fouten die je geheid zult maken, te kunnen herstellen? Wat is er mis mee, als je ergens de tijd voor kan nemen? Waarom zou je er niet voor zorgen dat de dingen je makkelijk af gaan? Dan blijven er dus nog twaalf dagen over. Wat er op neerkomt dat ik elke dag gemiddeld tachtig kilometer moet kunnen afleggen. Tachtig kilometer per dag is niet niks. Dan ben je vijftien uur achtereen bezig, zes dagen achter elkaar. Ik zou niet of nauwelijks kunnen schrijven, maar alleen maar kajakken, eten, slapen en de volgende dag weer verder. Het zou absolute overgave vergen. Ik zou het wonder zien gebeuren dat je lichaam zich
herstelt van een beschadiging, dat je spieren, je pezen, je botten, almaar sterker worden. Ik zou een nog groter beest worden dan ik al was geworden. Na een week in Paulatuk te hebben verbleven, wat geen ramp is want de mensen hier zijn erg aardig en de tent staat op een goede plek, is het nog steeds niet duidelijk wat te doen. Hoe langer ik mijn beslissing uitstel, hoe minder ik uiteindelijk hoef te twijfelen: de tijd zal de keuze voor me maken.
DE ZIN VAN NATUURKENNIS
Stelling: de hulp is de nieuwe heerser
Ik wil de lezer meenemen helemaal naar het begin van de expeditie, als ik het debakel in Rusland aan de andere kant van de Beringzee niet meetel. Hoe ik daar precies terechtkwam, in Nome, in het noord - westen van Alaska, vertel ik in het boek Alleen door de Wildernis.
Dag 204, 8 juni 2014 Het is twee uur ´s nachts. Nome ligt veertig kilometer achter me. Al enige tijd houd ik het midden tussen Sledge Eiland aan de linkerzijde en het vasteland rechts. Ik peddel net zo lang door tot de voet van de trapezevormige berg boven zee uitkomt. Het ligt nu nog maar een kilometer of tien bij me vandaan. Ik besluit de oversteek naar het eiland te wagen en koers er recht op af. Een zacht donderend geluid. Een aardbeving? Vanuit het oosten komen wolken aandrijven. Op de top van het vulkaaneiland verschijnt een dikke laag mist, als slagroom op een taart. Van links komt een langgerekte mistbank aanzetten. Een scheut paniek. In het gps - apparaat staan nog geen coördinaten van het eiland. Mocht ik het eiland voorbij varen dan ben ik overgeleverd aan één van de gevaarlijkste zeeën ter wereld. Langzaam zakt de slagroom over de rand van de taart naar beneden, tot het hele eiland onzichtbaar is geworden. De bergruggen van het vasteland liggen op ruime afstand. Wat nu? Blijven ademhalen. In ieder het gevoel van controle over de situatie terugbrengen.
Copyright Yuri Klaver
Al eerder had ik opgemerkt dat de koers van het eiland zo'n 130 graden was, een half uur later was dat 135 graden geworden. Dat moet door de stroming komen. Een uur lang vaar ik in een muur van mist. Elk kwartier verschuif ik de koers 2,5 graad. Mijn ogen zijn gericht op het kompas, mijn oren zijn gespitst op het geluid van de branding. Recht vooruit moet een beschut strandje zijn. Maar ik hoor niets. De contouren van een roekeloze daad beginnen zich af te tekenen. Een donkere gloed verschijnt door de bewolking. De rotsmassa komt langzaam dichterbij. Ik ga het redden! Recht voor me ligt inderdaad een strandje van zand en grind, langs een laag stuk land dat uitsteekt van de erachtergelegen vulkanische helling. Als ik mijn voeten op het zand zet, verschijnt juist de zon boven de bergen op het vasteland. Wat een enorme opluchting om op vaste grond te staan! Onder het hoge gras zie ik een laag keien in een raamwerk, de fundering van wat honderd jaar geleden een huis moet zijn geweest. Nu is alles verlaten en is het mijn eigen mooie eiland geworden. Er is een probleem: ik kan nergens water vinden, waar ik ook zoek. Al het regenwater verdwijnt natuurlijk tussen het zand en de losse stenen. De puinhelling leidt naar driehonderd meter hoge zwarte rotsen die in zuidelijke richting na een kilometer abrupt de zee ingaan. Maar ik heb geluk. In de kom van de baai ligt nog een klein sneeuwveld, met genoeg water om het nog wel een paar dagen te kunnen uitzingen. De volgende dag lijkt het windstil te zijn en ik maak me klaar om te vertrekken. Maar als ik goed kijk in de verte, zie ik dat de wind strepen trekt over de vlakke zee. Het is de rotskolos die ervoor zorgt dat ik vrijwel niets merk van het hondenweer. Als ik de overtocht van tien kilometer zou ondernemen dan zou ik, eenmaal achter de luwte van het eiland vandaan vandaan, terecht komen in golven die naar de kust toe steeds hoger worden. Als je dan geen beschutte baai kan vinden zit er niets anders op dan je op het strand te laten smijten met een kajak van honderdvijftig kilo. Het zou nog kunnen meevallen, maar je kan niet oneindig op het toeval vertrouwen. De wildebras denkt dat de natuur wel met hem zal meebewegen, tot die een keer voet bij stuk houdt. Wat een wil om te handelen. Ben ik een wildebras? Ben ik een gevaar voor mezelf? Soms moet je eerlijk genoeg zijn om je fouten toe te geven, eigenlijk altijd. Ik had kunnen weten dat er hier geen water is, ik had het van tevoren op het vasteland moeten inslaan. En ik had natuurlijk de coordinaten van het eiland in mijn gps moeten zetten! Als je angst moet ervaren, dan heb je ergens onderweg een verkeerde keuze gemaakt, dan ben je te ver gegaan. Iedereen die vaak met risico's te maken heeft zal zich vroeg of laat de vraag moeten stellen: wanneer moet je omkeren? Wanneer moet je op je daad terugkomen? Ik probeerde het moment terug te halen van de oversteek naar het eiland. Hoe was het mogelijk dat het zoveel moeite kostte om even te stoppen met peddelen, gewoon om even na te denken? Ik moest en zou het eiland bereiken. Ik begon excuses te verzinnen om niet terug te hoeven keren: dat het net zo gevaarlijk zou zijn om terug te keren. Dat de stroming dezelfde snelheid zou aanhouden. Maar als ik de expeditie levend wilde afronden dan moest ik mijn activisme beter in de gaten houden. Dat is misschien waarom ik dit deze hele reis helemaal alleen doe, om een ander niet in gevaar te brengen door mijn dadendrang, mijn wil om te handelen. Driehonderd dagen later, drie grote ongelukken verder, zou ik erachter komen dat ik niet in staat was om alle risico’s goed in te schatten.
Ieder mens wordt gedreven door verlangens, emoties en gedachten, zodat kan hij zich kan inleven in verschillende toestanden. Hierdoor loopt hij voortdurend het risico om dingen te doen die niet meer aansluiten op de realiteit. Hoe vaak werken we niet blij aan een oplossing die
Copyright Yuri Klaver
achteraf de verkeerde blijkt te zijn? Je zou bijna als stelregel kunnen aanhouden dat zodra je ergens enthousiast over bent, je door het vizier van gevaar heen loopt. We hebben dus niet alleen kennis van de ons omringende werkelijkheid nodig, maar ook kennis over onszelf, over de menselijke natuur. Zelfkennis is dan ook geen luxe maar een zaak van overleven, juist als we honderden kilometers van andere mensen zijn verwijderd. Als we onze eigen weg gaan. Het is de enige manier om je kwaliteiten goed in te schatten, om die zo min mogelijk te onderschatten of overschatten. Met overschatting ga je te ver, met onderschatting kom je niet verder. Mijn buurman Harry vertelde me na terugkomst dat ik best meer zelfvertrouwen mocht hebben in mijn talenten. Maar als je echte gevaren hebt doorstaan, dan heb je bescheidenheid geleerd. Dan leg je een scheidslijn tussen wat is waar, en wat is wenselijk? Het kan geen kwaad je zo nu en dan af te vragen: weet ik waar ik macht over heb? Decadentie is ook niet voorzichtig hoeven zijn in de dromen die je volgt. Ieder mens is geneigd zich ilusies te maken over zijn capaciteiten. We hebben een aangeboren neiging om te geloven in magie, ondanks - of dankzij - het christendom. Magie is geloven dat we de wereld om ons heen, met onze gedachten kunnen besturen. Omdat we dat zo graag zouden willen. Maar hoe komt dat? Door een simpele oorzaak: een aangeboren wil naar macht, het streven naar beheersing van zichzelf en van de wereld om hem heen. Niet voor niets steekt het ons als datgene wat we willen beheersen, vrij is, zich niets van ons aantrekt. Wat is er mis met die wil naar macht? Zonder wil naar macht is geen enkel organisme - laat ik het bij de dieren houden - in staat om voor zichzelf te zorgen, om te kunnen overleven. Wat is het doden van een dier, het eten van een plant, het ademen van lucht, het beginnen van een gesprek, anders dan het beinvloeden van de omgeving, het opleggen van jouw wil? Iedereen heeft dus een wil naar macht, zonder uitzondering. Dit wordt pas gevaarlijk, voor onszelf en anderen, zonder zelfkennis en het vermogen om jezelf te beheersen. Ieder mens is daarom verplicht aan zichzelf en zijn omgeving om op zijn wil naar macht te reflecteren . Het is niet anders dan een verderfelijke mentaliteit, om te denken dat je je wil mag opleggen aan een ander zonder noodzakelijke redenen. Je kan niet zomaar de vrijheid van een ander beperken, ook niet met de beste intenties. Vind je het gek dat er mensen bestaan die denken dat ze geen
recht hebben om de regie over hun eigen leven te voeren? Er is 1 uitzondering: de macht van de vader en moeder over het kind. Leven we in de westerse wereld dan niet in vrijheid? Wordt alle macht tegenwoordig niet aan de bevraging blootgesteld? Maar wat is macht? Wat is invloed? Macht kent drie verschillende gedaanten, die van de vader, de moeder, en het kind. De vaderlijke autoriteit, zou je kunnen zeggen, zorgt dat we ons aan de regels houden, om die te accepteren. De moederlijke autoriteit is de zorgzame kant van het heersen. Juist deze zorgzame kant van autoritieit tiert weliger dan ooit. Worden we niet voortdurend bekogeld door aanzoeken van mensen en instanties die ons willen helpen? ‘Wij gaan dat voor je doen’, ‘er wordt aan gewerkt', ‘je hebt een probleem, maar met dit product ben je daar vanaf!' Daarmee wordt je de mogelijkheid ontnomen om zelf sterk en vrij te worden. Als je het zo bekijkt loopt iedereen in de invloedssfeer van de westerse wereld, ernstig gevaar. De hulp is het moderne machtsmiddel! De hulp is een egoistische daad verpakt in een sociale belofte. De verkoper, de politicus, de dominee, de ingenieur, de arts, ze zeggen eigenlijk hetzelfde: ik heb een heel verfijnde loopkruk voor je!
Copyright Yuri Klaver
En dan is er nog een derde manier om een ander jouw wil op te leggen: door je zo op te stellen, dat dit bij een ander een zorgzame reactie uitlokt. Zorg voor mij! In onze tuin komt zo nu en dan een kat aangelopen, hij schijnt Jaja te heten, poeslief, aanhankelijk. Maar toen hij naar binnen liep om de brokjes van onze kat Moortje op te eten, heb ik hem in de tuin van de buren neergezet. Jaja lijmde zich als het ware naar binnen, op zoek naar iemand die voor hem wilde zorgen, die hem tijd en aandacht wilde geven. Ik begrijp nu waarom we de neiging hebben om de bijl te zetten in de vaderlijke macht: als we liever kinderen zonder verantwoordelijkheid willen blijven. De lezer vraagt zich nu misschien af, wat heeft dit te maken heeft met een kajak - en skitocht langs de Poolcirkel van Noord – Amerika? Maar wie is er niet eens op reis gegaan, om erachter te komen dat hij zijn hele verhouding met de sociale werkelijkheid niet had thuisgelaten? Wie alleen op reis gaat neemt vriend en vijand mee, die worden door onze sociale natuur altijd ergens in de baggage gestopt.
MACHT EN SYSTEMEN
Stelling: blanke mensen zijn geneigd te oordelen
Dat waren zo wat gedachten die me te binnen schoten in Paulatuk. Daar ben ik nu al twee weken. Er werd een jamboree georganiseerd, met allerlei activiteiten. Een van die activeiten was een kanowedstrijd. Samen met
Deze zou ik samen doen met Joe, een Eskimo uit Tuktoyaktuk. We waren nog niet aan de beurt. Twee tweetallen streden tegen elkaar, elk tweetal in een kano. Ze startten naast elkaar, en omdat het niet eenvoudig is een rechte koers te varen, was er wat gesteggel bij het ronden van de boei. Maar een van de teams had het niet voor elkaar gekregen om de boei te ronden, en arriveerde als eerste terug aan de kant. Daarop zei ik: gediskwalificeerd! Maar de wedstrijdleidster bleef kijken op haar wedstrijdschema. Ze zei indringend langzaam: hier diskwalificeren we niemand. Nu zijn wij aan de beurt. Er ontstaat wederom enigheid. Het andere team steekt een peddel in onze boot. Daarop geef de boot een ferme duw zodat de kajak ver uit de bocht gaat. De anderen raken uit koers, maar omdat de wedstrijd plaatsvind in de kom van de baai zijn ze eerder terug op het strand. Daarna komt Ruben naar met toe: ik moet met je praten: dat doe je nooit meer! Wat is er dan? Weet je wie er in de andere kano zat? Mijn zoon! Had hij zo gereageerd als het de zoon van iemand anders was?
Copyright Yuri Klaver
Ik had al eerder met Maya gesproken, een blanke dame die is opgegroeid in Montreal. Maya was nu een jaar manager van het Nogat natuurpark, een gebied zo groot als Wales, waar de Ogniak rivier diepe canyons heeft uitgesleten. Ik vertelde over mijn kanowedstrijd verteld, en van mijn ervaring in Tuktoyaktuk. In Tuktoyaktuk had ik een jongetje naar zijn moeder gebracht bij zijn moeder gebracht omdat zijn vriendje stenen had gegooid naar mijn tent. Maar zijn moeder kwam niet naar buiten en werd woedend toen ik voorstelde om naar de politie te gaan. De westerse politieman had gezegd dat kinderen hier niet worden opgevoed, maar hoe kon het dan, dat het gros van de jongeren in Tuktoyaktuk en Paulatuk zo vriendelijk en behulpzaam was? Maya vertelde me dat de inwoners van Paulatuk bestaan uit drie families. Ze vertelde dat wanneer kinderen kattekwaad uithalen, niet met de vinger wordt gewezen, maar dat een anekdote wordt verteld die de kinderen weer op het juiste spoor zet. De natuurlijke noodzakelijkheid, het Engelse woord ben ik vergeten, deed de rest. Een aantal dagen later ben ik op Maya's verjaardag. Veel van haar bezoek waren mensen van Europese afkomst, westerse Canadezen die allerlei managementfuncties bekleden, werken in het ziekenhuis, en dergelijke. Maar er waren ook Inuvaluit bij die hier waren geboren en getogen. Het gesprek ging over een klein schandaal dat zich een aantal dagen geleden had voorgedaan. Op het vliegveld was iemand aangehouden door de politie omdat deze mariuana had meegebracht. De politie had van iemand uit het dorp een melding ontvangen. De blanke dames vertelden dat ze dat verklikken maar belachelijk vonden. Maar ik vertelde dat het een moedige daad moet zijn geweest, en dat er kennelijk sprake was van een loyaliteitsconflict. Moest hij loyaal zijn aan de mores van de familie, of aan de mores van de rechtsorde van Canada? Blijkbaar had hij voor de laatste gekozen. Wat volgde waren meerdere anekdotes. Een ervan was van de eigenaresse van de supermarkt. Die vertelde dat een jongetje uit de winkel gestolen had. Ze sprak hem daar vriendelijk op aan, maar de vader zei: jij spreekt nooit meer met mijn zoon. Uit alle voorbeelden bleek dat de Eskimo's moeite hadden om de opvoeding van hun kinderen over te laten aan een rechtsorde, een systeem, dat verder gaat dan de familie. Voor een westerling als ik is dat moeilijk te bevatten. Na afloop van het feestje liep ik een eind richting huis met Esther, een Inuvaluit die na zeven jaar in het Canadese leger had gezeten, maar daar nu genoeg van had. Het eerste wat ze tegen me zei was: jullie blanken hebben zo de neiging om over een ander te oordelen. Die opmerking zette me aan het denken. Tot diep in de nacht was ik bezig om het verhaal dat je nu leest op te schrijven. Verdomd, de enigen die in Paulatuk de hele tijd over anderen aan het oordelen waren, waren ik, en de andere westerlingen, de Eskimo's deden dat niet. Al die meningen, al dat oordelen, is dat niet een behoefte om je wil aan een ander op te leggen? Zijn wij westerlingen soms minder goed in het beteugelen van onze wil naar macht? De Canadese rechtsorde is natuurlijk een Europees idee, door Europeanen hier naartoe gebracht. We kunnen ons nauwelijks nog die koloniale mentaliteit voorstellen. Sinds de tweede wereldoorlog is de vanzelfsprekende overheersing van de westerling veranderd. Maar de systemen, de staat, de rechtsorde, die zijn nog allemaal uit die tijd afkomstig. Het grootste deel van onze technologie, de auto's, de vliegtuigen en zelfs het internet, zijn systemen die in de oorlogsindustrie zijn ontwikkeld.
Copyright Yuri Klaver
In Alaska ontmoette ik een Vietnamveteraan die zich afvroeg: hoe kan Amerika zich kan bevrijden van zijn zucht naar oorlog? en ging weer verder met het spel World of Warcraft. In Canada en Europa mag men daar minder toe geneigd zijn, maar daar heeft de strijdlust een andere gedaante. Daar is de vaderlijke macht van de beperking, verschoven naar de bemoeienis van de moeder. De neiging van de westerling om zich overal mee te bemoeien is alomvertegenwoordigd. Vraag een westerling wat die het liefste wil, en het is de wereld veranderen. Dat is niets anders dan een onverholen wens naar overheersing! Het geeft blijk van onvoldoende respect voor de mensen, de natuur, voor de werkelijkheid. Pas daarom op voor iedereen die zegt het goede te willen doen. Pas op voor de fanaticus, want wat is fanatisme anders dan een onbegrensde wil om te heersen? Die strijdlust, het harde werken, de loyaliteit aan een systeem, of het nu gaat om bedrijven of de overheid, je lijkt het alleen te vinden in het westen, en in een aantal Aziatische landen. Maar de meest fanatieke ambtenaren ben ik in Canada tegengekomen. Werkelijk grove douanebeambten, een nogal strijdbare manager van een natuurgebied, een fanatieke schooldirectrice in Pauluk, die eiste dat alle kinderen om 9:00 in de klas waren. Maar dat sloot niet aan op de lange zomeravonden, en het feit dat zomaar een hele familie de wildernis in was, om te vissen en te jagen. De plaatselijke leraren en leraressen hadden uit pure wanhoop alvast een vacature opgehangen: ‘Gezocht: schoolhoofd. Direct beschikbaar.' Ik hoorde eens een treffende anekdote over een visser op het strand. Er kwam een zakenvrouw aangelopen die tegen hem zei: je zou veel meer vis kunnen vangen, door te investeren in nog een boot, en door medewerkers in dienst te nemen. Toen de visser vroeg waarom hij dat zou doen, was haar antwoord dat hij dan op een dag, zonder zorgen lekker op een strand zou kunnen zitten. Daarop antwoorde de visser: maar ik zit hier toch onbezorgd op het strand? Voor wie niet in staat is om zichzelf te disciplineren, biedt een systeem uitkomst. Gevolg is dat iedereen die werkt voor een systeem, het risico loopt om ook zijn loyaliteit aan het systeem, niet te kunnen beteugelen. Ieder systeem in beginsel is ontworpen om te heersen, en ieder systeem dat door mensen bedacht is, heeft een vertegenwoordiger nodig. Die vertegenwoordiger is niet alleen loonslaaf, maar heeft, wanneer die vertegenwoordigers hierarchisch zijn georganiseerd, ook het vooruitzicht om binnen dat systeem nog meer macht valt te verwerven. Maar bij grote systemen is er sprake van grote concurrentie, en bij nog grotere organisaties worden je prestaties gerapporteerd bij iemand die je niet kent. Dit kan een extra motivatie zijn om activisme te tonen, de handen te laten wapperen, om er zeker van te zijn dat er ondanks alle mogelijke ruis in de communicatie, een positief oordeel bij de baas naar binnen rolt. Niet voor niets hebben hierarchische systemen een grote aantrekkingskracht op de gevaarlijkste zwakkeren onder ons: de patsers en de secreten, die weinig reflecteren op hun wil naar macht, en daarmee een gevaar voor zichzelf en voor anderen zijn. Die zien in het systeem een mogelijkheid om een ander in zijn ruimte te beperken, bedoeld of onbedoeld, gelegitimeerd door een carriere. Het is de carriere, de in het systeem bejubelde levenswandel, die sociaal onrecht rechtvaardigt, die een ander mens niet alleen beschouwt als een instrument voor de eigen belangen, maar daarin
ook feitelijk slaagt. De opmerking van Esther was een openbaring. Maar hoe is het mogelijk om zo'n, laten we zeggen, zachtaardige mentaliteit te hebben? Is het niet de natuur? Het is de natuur! Ik bedoel, het land waar ze leven is groot genoeg om de mensen te voorzien in wat ze nodig hebben. Het land biedt
Copyright Yuri Klaver
transportmiddelen, de sledehonden, het voedsel, bouwmaterialen. Je zou kunnen beweren: geen systeem is onvermijdelijk zolang er genoeg natuur is. Het verklaart misschien de ontspannen houding van Russische mannen, ze hebben altijd nog de taiga. Als je het zo bekijkt, is het de overbevolking die aan de wieg ligt van al onze systemen, de staat, de ondernemingen, de technologie. Het zou betekenen dat grote delen van Europa al sinds de middeleeuwen overbevolkt zijn geraakt. Het land was al niet meer groot genoeg om families te voorzien met alles wat ze nodig hadden. Er werd een werkwijze bedacht, een systeem van ruilhandel en rechtspraak dat functioneert buiten hele families om, met de vertegenwoordigers van dat systeem als gezagsdragers. De bossen verdwenen, er werden schepen gebouwd, de steden werden al groter en groter. Steeds meer mensen werden via een systeem van elkaar afhankelijk, maar bleven doorgaan met zichzelf voort te planten, tot er een moment komt waarop het systeem tegen een volgende natuurlijke grens aanloopt. De humanist gelooft in de mensen, en zal waarschijnlijk zeggen dat er meer mensen nodig zijn om het systeem in stand te houden en te verbeteren. Dat is het probleem van de humanist: die kan alleen maar humanistisch zijn doordat hij afhankelijk is van een systeem, maar dat waarschijnlijk niet eens ziet. De ecoloog die het hele plaatje overziet, zal beweren dat we juist minder mensen nodig hebben, om de noodzaak van al onze systemen terug te brengen. Natuurlijk zullen vertegenwoordigers van een systeem volhouden dat hun systeem onvermijdelijk is, of zelfs dat je geen mogelijkheid hebt om je eraan te onttrekken. Geen systeem, organisatie, of organisme is geneigd om de reikwijdte van zijn te systeem te bevragen, laat staan voorstellen tot de opheffing ervan. Maar geen enkel systeem is gelijk aan de natuurlijke noodzakelijkheid. De waarde van natuurvolkeren en culturen, als ze nauwelijks systemen kennen, is daarom onschatbaar. Via hen kunnen we buiten onze systeemgrenzen gaan. De natuur is een plek waar een systeem niet de hele wereld is, het geeft het besef dat we niet alles kunnen controleren. De vrijheid, dat moet meer kunnen zijn dan het mogen invullen van een ander vakje. Anders is alle verandering niet meer dan meer van hetzelfde, zoals de twintig soorten ketchup in de supermarkt. Maar ik moet de lezer teleurstellen. Ook de Eskimo's in Paulatuk zijn geen natuurvolk meer. De kleine Eskimogemeenschappen langs de Arctische Kust van Canada worden grotendeels bekostigd door de Canadese overheid, omdat ze een militair - strategische functie hebben in dat grote verre noorden. De invloed van de blanke mens reikt overal, tot in de verste uithoeken van Siberie, tot in de diepste jungle van Afrika.
Copyright Yuri Klaver
GEEN KENNISPRIVILEGE
Stelling: overleg en hierarchie zijn overbodig, als iedereen weet wat er gedaan moet worden
Zou je een mens ontdoen van alle systemen, zijn kleding, zijn spullen, apparaten, werkwijzen, samenwerkingsverbanden, kortom alles dat een mens bewust heeft gemaakt, dan blijft er niets anders over dan een mens, vanaf zijn huid omringt door volstrekte wildernis. Zijn grote angst zou bewaarheid worden, want hij zou het niet lang overleven. Inmiddels is het scala van systemen waarin de westerling zich begeeft zo omvangrijk en complex geworden, dat geen mens het meer kan begrijpen. Dit brengt me ertoe om twee vragen te stellen: wat is de reden voor de enorme aanwas aan systemen, en waarom zou het een probleem zijn dat we de systemen, die we zelf hebben gecreerd, niet meer bevatten? Op de eerste vraag kan ik drie antwoorden verzinnen. Het eerste antwoord is dat we geneigd zijn om een marge van veiligheid aan te houden. We beschermen ons dus door meer veiligheid dan er nodig is, om onvoorziene risico's te kunnen opvangen. Ook het lichaam doet dat: tussen pijn en schade aan het lichaam is er doorgaans een ruime bandbreedte. Het tweede antwoord is dat systemen een grote aantrekkingskracht op ons hebben, omdat ze ons de mogelijkheid geven om macht uit te oefenen op de omgeving van het systeem, waar het systeem voor bedoeld was, en om macht uit te oefenen binnen dat systeem. Door dat laatste, loopt ieder systeem het risico om te groeien om te groeien, ongeacht zijn relatie met de omgeving, hoewel de destructie van de omgeving een onbedoeld gevolg kan zijn. De uitwas van een systeem, van de complexiteit ervan, kan ook ontstaan door verdeeldheid, door compromissen, wat een gevolg is van de eerder genoemde machtsstrijd. Het derde antwoord is simpelweg omdat het kan. Omdat we creatieve wezens zijn die uit nieuwsgierigheid, gewoon voor de lol, willen weten of we systemen kunnen maken. Er zijn dus verschillende redenen waarom ieder systeem de neiging heeft om te groeien. Ik las laatst een mooie zin die dit fenomeen samenvat: complexiteit gebeurt, eenvoud moet je organiseren. De tweede vraag: waarom is de complexiteit van een systeem een probleem? Thomas Friedman, de beroemde econoom die hamert op transparante prijsvorming, noemt in een van zijn boeken het voorbeeld van het potlood. Bij de productie van een potlood weten de producenten van het lood en het hout, niet per se wat het eindproduct zal zijn. Zonder het van elkaar te weten, kunnen toch heel goed potloden worden gemaakt. Laat ik mijn reactie illustreren met een voorbeeld, door terug in de tijd te gaan, naar september 2011. Ik ben aan het eind gekomen van een duizend kilometer lange afdaling met een zeekajak, over de Indigirka rivier in het verre oosten van Rusland. Ik ben aangenkomen in Kebergene, een plaatsje in de onafzienbare Russische toendra. Aan de oever ontmoet ik Ivan, een ex - worstelaar, die me met een motorboot tweehonderd kilometer stroomafwaarts kan brengen, naar Belaya Gora. Daar zou ik met het vliegtuig naar huis vertrekken.
Copyright Yuri Klaver
Na enige tijd stelt Ivan een jongen aan me voor, Sergey, die me komt helpen om de spullen in te pakken. Ivan zegt: voor alle duidelijkheid, Sergey praat niet. Kan hij niet praten, vraag ik, of wil hij het niet? Wil niet, is het antwoord. Sergey een vriendelijke jongen met een intelligente blik, hij kijkt hoe ik een aantal onderdelen verwijder van de vouwkajak en deze in een tas leg, Sergey doet het precies na voor alle andere onderdelen. In een mum van tijd is alles ingepakt. We gaan weer terug naar Paulatuk. In Paulatuk kent iedereen elkaar, dus waarom zou je de hele tijd met elkaar moeten communiceren? Alles wat gedaan moet worden wordt gedaan. Zelfs als de jongens gaan vissen of jagen, waarbij van alles moet worden voorbereid, wordt er nauwelijks een woord uitgewisseld. Hoe dat mogelijk is? Omdat iedereen weet wat er gedaan moet worden. Waarom overleg? Waarom discussie? Is dat niet juist een onvermogen om te kunnen samenwerken? Waarom communiceren als je met zijn allen weet waar je naartoe gaat? Iedere vorm van (geinstitutionaliseerde) hierarchie is overbodig, als werkelijk iedereen weet wat er gedaan moet worden, en iedereen elkaars werk kan overnemen. Ook de mannen in Paulatuk kunnen kleding maken, ook de vrouwen kunnen een kariboe meebrengen naar huis. Het lijkt op de situtie op een boorplatform op de Noordzee, waar uit oogpunt van de veiligheid iedereen elkaar kan vervangen als dat nodig is. De problemen beginnen als er types rondlopen die hun wil naar macht niet kunnen beheersen. Wanneer die worden aangewezen als systeemvertegenwoordigers, als ze mogen beslissen over ontslagen. Die types hebben er belang bij als niet alle kennis gedeeld wordt, vooral niet de kennis over de systeembesturing. Resultaat is dat de belangen verschillend zijn geworden. Maar wat als die persoon komt te overlijden, gewoon in bed ligt te slapen, of een keer vrij heeft? Door kennis achter te houden, wordt het de werknemers onmogelijk gemaakt om te weten wat er gedaan moet worden. Door kennisprivileges ontstaan verschillende realiteiten. Die van het systeem dat een relatie onderhoud met de omgeving - de bestaansgrond van het systeem - en die van het systeem voor zichzelf, gericht op de instandhouding van machtsrelaties binnen het systeem. De manager zegt misschien wij gaan het doen, maar hij bedoelt: jij gaat het doen. Gevolg is dat de systeemvertegenwoordigers geen gezamenlijk doel meer hebben, wat nog wordt versterkt wanneer er vertegenwoordigers zijn die er persoonlijke doelen op na houden, die niets met de instandhouding of het functioneren van het systeem te maken hebben. Stel dat alle uitvoerders precies zouden weten wat er gedaan moet worden, en dat de gezagsdragers (managers, directeuren) zich alleen begeven in de wereld van de machtsrelaties binnen het systeem, dan hebben de uitvoerders feitelijk de macht overgenomen. Zij hebben de gezagsdragers niet nodig om het systeem te laten functioneren. De enige functie voor de bestuurders is symbolisch, en omdat ze voorzien in loon. Wie heeft er iets gemerkt van de jaren zonder Belgisch parlement? De bussen reden, de wegen werden onderhouden, de post werd nog steeds bezorgd. Als je er goed over nadenkt is die schijnmacht een hopeloos ouderwetse situatie van inefficiency, die alleen wordt geaccepteerd omdat het nu eenmaal deel uitmaakt van de westerse cultuur. Een cultuur die nog duidelijke sporen heeft van het feodale tijdperk van de late middeleeuwen in Europa. Je kunt hier natuurlijk tegenin brengen dat alleen al de gedachte aan de aanwezigheid van een gezagsdrager, ertoe kan leiden dat het werk goed wordt gedaan. Dat heet een plaatsvervangend geweten.
Copyright Yuri Klaver
Het ‘potlood' staat voor specialisatie, er is iemand voor het lood en voor het hout. Als er verder geen risico's zijn, als er geen behoefte is om de kennis van hout of lood als een privilege te beschouwen, als er geen machtsverstoringen optreden, dan werkt het prima. Maar zodra het systeem functioneert in een gevaarlijke omgeving, of sprake is van gevaarlijke processen, dan leidt het op den duur tot een ramp wanneer er figuren rondlopen die zeggen: dat is mijn werk en dat is het werk van jouw. Niet dat er geen leiding nodig is, zeer zeker niet, maar wie de leiding neemt zou moeten afhangen van de situatie. En als de situatie het niet vraagt, dan is er ook geen leiding nodig. Wat is de functie van een volwassene die voor lange tijd ‘de baas' is? Is dat dan niet afhankelijk van de situatie? Of moeten we ons hele leven hetzelfde werk doen? De roulatie van de macht, het wisselen van macht, is ook wat jongetjes onder elkaar al snel leren: straks ben ik de baas, nu ben jij dat. Het is nu twee uur 's nachts. Voor het eerst sinds vijf maanden moet ik de hoofdlamp gebruiken om meer te kunnen zien dan het beeldscherm van de telefoon waarop ik aan het typen ben.
Copyright Yuri Klaver
2
Sociale natuur
Copyright Yuri Klaver
MIJN ONRUST
Stelling: niets doen is hard werken, door onze eigen vooroordelen
Voor dit verhaal maak ik twee sprongen terug in de tijd. De eerste sprong gaat terug naar het begin van het eerste seizoen, twee weken nadat ik Sledge eiland heb aangedaan.
Dag 17, 20 juni, 2013 Na vier dagen wachten op beter weer, kon ik vanmorgen eindelijk vertrekken. De kajak koerst gestaag over het gladde water. Evenals in Rusland, honderd kilometer naar het westen, heeft de zee de asblauwe kleur van een gletsjermeer. Om de zoveel tijd glooit de zee een meter omhoog en weer omlaag. Ik volg een witte lijn die uit een vettige substantie lijkt te bestaan. Meeuwen cirkelen een halve kilometer vooruit. Vast het spoor van een dode walvis. Aan de rechterkant glijdt een dramatisch landschap voorbij van donkere rotswanden met daarachter bergen van duizend meter hoog, half zichtbaar in nevelslierten, met diepe dalen die wilde rivieren naar zee begeleiden. Ik probeer zo dicht mogelijk langs het steil oprijzende land te varen. Ik heb veertig kilometer afgelegd, tijd om aan land te gaan. Ik hoor het ruisen van een rivier. Na lang turen zie ik de snelstromende monding, verscholen achter het voorste grindstrand. Ik zal gewoon op het strand moeten aanmeren. De golven zijn een meter hoog en worden al steiler, wat bij nader inzien ook van het grindstrand kan worden gezegd. Spatzijl loshalen, roertje omhoog, wachten tot de golf voorbij is, dan hard peddelen om zo hoog mogelijk op het strand te komen. Nu zo snel mogelijk uitstappen en de punt van de kajak stevig beetp - daar is de volgende golf. Die geeft me eerst een duw en wil daarna alles weer naar beneden trekken alsof die zich bedacht heeft. Met alle kracht sleur ik de kajak zo ver mogelijk over het grind omhoog. Het strand is meer dan vijf meter hoog en bestaat uit meerdere grindlagen lagen, opgestreept, naar gelang de windkracht uit het zuiden, de hoogste door de zwaarste stormen. Bovenop liggen brede banen met takken en boomstronken. In de richting van het riviertje gelopen, langs de met gras begroeide helling van de kaap, wordt de hoogste grindlaag helemaal vlak, met ruim voldoende plek voor de tent. Dan loopt het ineens steil af naar het riviertje. Deze komt uit een dal waar ik een kilometer kan inkijken en vormt, voor het de zee instroomt, eerst een lagune van tien meter breed en honderd meter lang, waarvan het water kristalhelder is, het beste drinkwater van de wereld. Ik leg ik de reservetent te drogen. Maar die was helemaal niet nat. Nu wel, want op dat moment begint het te regenen. Daarna verzin ik een vernunftig systeem van ronde boomstammetjes, om de kajak naar de hoger gelegen lagune te rollen. Na drie uur is het helemaal gelukt. Hoera! Maar bij nader inzien had ik langs het riviertje omhoog in tien minuten hetzelfde resultaat gehad. Soms denk ik wel eens dat door alle vernieuwing van de moderne mens, hij de kans niet krijgt om routine te vinden in zijn werkzaamheden, om daarmee zijn werk efficient te kunnen doen.
Copyright Yuri Klaver
Diezelfde avond ga ik verder met lezen in Robinson Crusoe. Wat een toonbeeld van een vlijtige middenstander, wat een industriele geest, wat een wil om te handelen. Waren er geen eenvoudigere manieren om te overleven? Het is de tropen! ‘s nachts geselt de regen de tent. De golven van de zee slaan schuin tegen het steile strand. Met de doffe, herhalende dreunen lijkt het alsof er een reusachtige machine aan het werk is. Ik ben hemelsblij dat de kajak hoog en droog ligt. Drie dagen later komt de regen nog steeds met bakken uit de lucht.
De tweede sprong gaat naar de tweede maand van het tweede seizoen, zo'n vijfhonderd kilometer stroomopwaars de Noatak rivier.
Dag 160, 28 mei 2014 Het is vijftig dagen geleden dat ik Kotzebue heb verlaten en de monding van de Noatak rivier ben opgevaren. Sindsdien heb ik vijfhonderd kilometer stroomopwaarts afgelegd, peddelend, lopend langs de oever, en op ski's over de bevroren rivier. Aan de laatste is twee weken geleden met veel geweld een einde gekomen. Ik weet nu wat ‘break - up' betekent. Vol verwachting nader ik de monding van de Aniuk. De bedoeling is om de Aniuk stroomopwaarts te volgen tot Howard Pass, om vervolgens het Nigtun meer te bereiken dat op de bergpas gelegen is, op een hoogte van vijfhonderd meter. Aan de overkant van dit meer ontspringt de Etivluk rivier, die ik tweehonderd kilometer wil afvaren tot aan de Colville, en verder, vierhonderd kilometer tot aan de monding in de Arctische Oceaan. De Aniuk komt de Noatak binnen als een bruine vloed van water die nog breder is dan de Noatak. Dat is vreemd, omdat het stroomgebied meer dan de helft kleiner is. Terwijl alle sneeuw en ijs op de Noatak zijn verdwenen, liggen langs de Aniuk nog overal sneeuwbanken die de voortgang erg moeilijk maken. Aan het eind van de dag valt mijn oog op een stroomversnelling van meer dan tweehonderd meter lang, zonder bochten, met aan beide kanten wilgen die bijna tot de helft in het water staan. De stroming is te hard om tegenop te peddelen, en langs de kant staan wilgen, waardoor ik de kajak niet met de twee lijnen (één aan de voor- en één aan de achterpunt) langs de oever over het water kan trekken. Ik zet de tent neer op de toendra aan de buitenbocht van de rivier. De grond is vanaf een aantal centimeters diep nog steeds bevroren, zodat ik de platte kant van mijn bijl gebruik om de rotsharingen in de grond te meppen.
Dag 204, 8 juni 2014 Ik wacht nu al een week. Sindsdien is het water nog een meter hoger komen te staan. Aan de overkant van de rivier loopt een wolf voorbij. Ik probeer zijn aandacht te trekken. Hij kijkt me aan en vervolgt zijn weg, tot hij om de heuvel uit het zicht verdwijnt. Waarom zou die alleen zijn? Die vraag kan ik ook aan mezelf stellen. Ik benijd zijn snelheid, in een dag legt hij waarschijnlijk wel vijftig kilometer af, zonder alle James Bond - uitrusting die ik met me meezeul en die nu werkloos aan de kant ligt.
Copyright Yuri Klaver
Heb ik wel de juiste beslissing genomen? Had ik niet beter, in plaats van door het binnenland te gaan, om dit schiereiland ter grote van Midden Europa heen kunnen varen, langs de kust van de uiterst gevaarlijke Chukchi zee? Er zijn hier geen bomen om een hut te bouwen, of een of ander houtsnij - kunstwerk. De enige dieren die ik de afgelopen drie weken heb gezien zijn een beer, een eland en een wolf, verder niets. Een dier vangen om op te eten is dus uitgesloten. Als dit nog een week of wat doorgaat, dan moet ik met de stroom mee helemaal terug naar Noatak en Kotzebue, om vervolgens alsnog die hele saaie en gevaarlijke kustlijn langs te peddelen. Terwijl ik nu zo'n beetje halverwege ben, met de waterscheiding binnen bereik. Tachtig kilometer hiervandaan stromen alle rivieren naar de Arctische Oceaan.
Dag 190, 8 juni 2014 Twaalf dagen. De tweede klus en laatste klus is nu ook af. Gisteren heb ik een ingenieus pannengrijpertje van hout gemaakt - het aluminium greepje was ik kwijtgeraakt in het geweld van de ‘break - up' - en nu heb ik ook drie gaatjes in de aluminium braadpan gemaakt, met de punt van een schaartje. Door die gaatjes kan ik de pan met koperdraad boven een houtvuurtje te hangen. Daarmee bespaar ik benzine voor de brander. Ik weet nog net te voorkomen dat het vuur zich razendsnel over de toendra verspreid, door met mijn laarzen snel op de vlammen te stampen.
Dag 201, 12 juni 2014 Vijftien dagen. Aan het eind van de ochtend kom ik terug van een verkenningstocht stroomopwaarts, maar alle grindbanken staan nog steeds onder water. De sneeuw begint nu flink van de bergen te smelten, maar het is nog lang niet over. Het is nu vroeg in de middag. Ik heb alles gedaan wat gedaan moet worden. Mijn kleren gewassen, de bevoorrading nageplozen, wat geschreven, en gegeten. Ik voel wat aan mijn kin. Ja, dat is al een behoorlijke baard geworden. Tot twee weken geleden was ik elke dag bezig om een zo groot mogelijke afstand af te leggen. Als er onderweg geen gevaren waren om te ontwijken, dan verzon ik ze wel, omdat ik neig te geloven dat alles wat ik bedenk, een grote kans maakt om niet te gebeuren. Maar sindsdien ben ik van de vijfde versnelling naar de eerste gegaan, via stilstand, naar iets dat lijkt op achteruitgang. Met ditjes en datjes kon ik me tenminste rechtvaardigen dat ik straks van het nu zou kunnen genieten. Als het bezig zijn niet ophoudt, is er altijd nog het straks, om van het nu te mogen genieten. Dat lijkt op de haast. Daar verdient ook altijd de volgende klus meer aandacht. Je bent nooit in het moment, de planning, het anticiperen op. Maar hier waren er zelfs geen ditjes en datjes om me bezig te houden. Ik zag op tv een man die met pensioen ging. Hij had er twintig jaar naar uitgekeken, kreeg een bos bloemen in zijn handen gedrukt en zei: eigenlijk wil ik dit helemaal niet. Het hele idee van pensioen, is het geen vergissing? Waarom je oude vader en moeder laten betalen voor hun zorg, die ze jou hebben geleverd? Ik dwaal af.
Copyright Yuri Klaver
Ik krab wat aan mijn arm. Ik bijt op mijn plastic lepel. Hela, voorzichtig! Ik moet me beheersen om niet nog eens naar het stokje te gaan kijken, dat heb ik vijf minuten geleden nog gedaan. Dat stokje heb ik op waterlijn gezet om de waterstand nauwkeurig in de gaten te kunnen houden. Ondertussen staat de koffie koud te worden. In de wildernis zou ik afstand nemen van de indrukken van de moderne wereld. Hier zou ik genieten van de eenzaamheid, me onderdompelen in serene rust, me laven aan de wijdse stilte van een langzamer leven. Maar ik kon het niet! Hoe kon ik denken dat je de sereniteit vind op een plek buiten jezelf? Ik begon het vermoeden te krijgen dat als de sereniniteit van ver moet komen, je er niet op bent voorbereid. De gedachten schieten door mijn hoofd, diep van binnen roept mijn hele wezen: er moet iets gebeuren! Maar wat? Het is allemaal activisme. Grote moeite hebben om weerstand te bieden tegen de druk om de handen te laten wapperen. Wie is die baas die wil dat ik werk bij hem, maar helemaal niets te doen heeft? Dan zit er niets anders op, dan over dingen na te denken. Nietzsche zei het al: vrienden zijn als een kurk die ervoor zorgt dat we niet te diep gaan. Maar mijn vrienden zitten aan de andere kant van de wereld. Ik begin me af te vragen of een mens wel in staat is om mentaal gezond te blijven wanneer hij alleen is, en ook nog eens niets te doen heeft.
Waar komt die wil om te handelen vandaan? Volgens onderzoek heeft een mens iedere dag gemiddeld tussen de vijf - en veertigduizend gedachten. Volgens ander onderzoek zijn de hersenen tijdens de slaap een zee van bruisende energie, meer nog dan overdag. We zijn denkende wezens of we
willen of niet. Maar zolang we bewegen hebben we niet door dat we denken, vloeien onze gedachten onzichtbaar samen met de bewegingen van ons lichaam. We worden ons pas bewust van onze gedachten als we stoppen met bewegen, als het hoofd (onderdeel van je lichaam) niets heeft om te plannen, als onze mond niets heeft om over te praten. Dit verklaart waarom we het zo moeilijk vinden om de stilte en de rust te verdragen. Henk van de Velde, de solozeiler, vroeg zich af: hoe het komt dat ik rustig wordt van het kijken naar de golven van een oceaan in een storm? Ik denk dat ik het antwoord al gegeven heb. Ik probeer de oorzaak van mijn onrust te traceren, door de de gedachten die me hier naartoe hebben geleid terug te lopen naar de oorsprong. Daar heb ik het! Het begon met een oordeel! Ik velde een oordeel over mijn belabberde vooruitgang, ik voelde me een zeilschip in een tropische doldrum. Was ik zo stom geweest om de verkeerde keuze te maken? De mensen thuis zouden me vast allemaal slap en onverstandig vinden. Maar het fascinerende was: dat oordeel leek uit de ogen van anderen te komen, van vrienden, familie, vooral van de sponsoren. Ik had de mensen thuis met de satelliettelefoon uitgelegd wat er aan de hand was, maar ik ging er toch vanuit dat ze mijn situatie niet zouden begrijpen. Maar dat was mijn eigen projectie! Bij het veroordelen van mezelf, ging ik er vanuit dat al die anderen geen vertrouwen in me hadden, ik beoordeelde hen dus als wantrouwig! Al de dingen die ik zocht om te doen, waren bedoeld om 1) geen oordeel meer over mezelf meer te hoeven vellen, 2) om degenen die ik heb beschuldigd de actie te geven die ze zo graag willen zien en 3) om me af te leiden van die schuldgevoelens. Maar ik was helemaal niet schuldig! Wat kon ik eraan doen?
Copyright Yuri Klaver
Iedereen heeft wel eens een innerlijke conversatie. Iedereen is in staat om woorden willekeurig aan elkaar te rijgen, maar wie zegt dat we naar ons eigen gebrabbel moeten luisteren? We zijn niet verplicht om onze woorden, symbolen, sjablonen, te vullen met een betekenis. Maar dit verandert zodra we een onzorgvuldig oordeel vellen. Als we die rotte plek niet weg snijden dwingt de sociale natuur ons om in actie te komen, om onhandige oplossingen te vinden die geen oplossingen zijn, die ervoor zorgen dat de ander nog meer mijn nu gaat bepalen. Kortom, de mens zit zichzelf bij de uitoefening van zijn natuur al gauw in de weg. De lezer zal misschien denken: wat voor jou geldt hoeft nog niet voor anderen te gelden. Maar ik geloof dat ieder mens erg op elkaar lijkt, we hebben allemaal te maken met dezelfde wetmatigheden, zodat alle onderzoekingen naar mezelf een onderzoek is naar alle mensen.
GEVEN - ONTVANGEN
Stelling: ieder mens is van nature geneigd een ander te dienen
Ik ga terug naar de eerste dag van dit seizoen.
Dag 190, 17 april 2014 In Noatak heb ik een zekere Perry ontmoet, die me met zijn sneeuwscooter naar Nakolik kan brengen. Nakolik, niet meer dan een plek op de kaart, ligt tweehonderd kilometer stroomopwaarts van het plaatsje Noatak. Maar een dag voor vertrek komt Perry komt terug op zijn belofte. Door de hoge temperatuur, het vriest nauwelijks, is de sneeuw zwaar en diep. De oude sneeuwscooter moet een slede achter zich aantrekken volbeladen met de kajak en de hele uitrusting. Bovendien kan ik maar vierhonderd dollar uitgeven aan benzine, waarmee we niet verder zullen komen dan zeventig kilometer, in de buurt van de hut van Ricky die ik vorig jaar heb ontmoet. We zwaaien naar elkaar, Perry rijdt weg. Daar sta ik dan, alleen. Tegenover me staat het bos met naaldbomen waar ik vorig jaar twee dagen heb gekampeerd. Dat was in het begin van de herfst. Ik pak alle spullen in, ietwat zenuwachtig omdat ik het voorttrekken van een volledig gevulde kajak nog nooit heb uitgeprobeerd. Al met al zal ik zo'n 150 kilo moeten voortslepen. Ik trek de kajak van de aflopende oever en kom terecht op blauw ijs zo glad als een spiegel. Zowaar, de hele handel glijdt er opmerkelijk makkelijk overheen. Geweldig! Even later glibber ik over de bulten en verzakkingen. Ik verlang zo naar de hut van Ricky Ashby dat ik niet de tijd neem om de stijgvellen onder de ski's te plakken.
Copyright Yuri Klaver
Na twee uur bereik ik de hut. Zie ik daar geen licht branden? Zou er iemand zijn? Ik zou hem graag nog even gedag willen zeggen. Ik stap over het pad met de platte stenen. Uit de schoorsteen komt geen rook. De bergen in het zuiden liggen er nog net zo bij als vorig jaar. De deur is niet op slot. Ik stap in de kleine hal. Vorig jaar was het binnen bomvol mensen. Nog een deur, waar geen laarzen voor staan en ik sta in de hut. Het is doodstil. De schemering is al begonnen. Recht vooruit staat de stoel bekleed met een wolvenvacht, de stoel waar Ricky de vorige keer in zat, nu is hij leeg. Aan de linkerkant, achter een ondiepe wand, is een groot bed met wollen dekens. Rechts van het bed ligt op een plank een stapel Nationale Geographics. Net als de vorige keer pak ik het exemplaar met de oplage over de North Slope. De North Slope, De ‘Noordhellingen' is de grootste en laatste echte wildernis van de Verenigde Staten. Je bereikt het via de Poolzee of door de Brooks Range vanuit het zuiden over te steken en dat is precies wat ik van plan ben. Er is een kaartje bij. Mijn god wat een end. Ga ik dat redden? Bij het proviand inslaan was ik er vanuit gegaan dat ik bij Nakolik zou beginnen, maar dat ligt nog wel een week verder. Vanaf Nakolik is de planning is als volgt. De Aniuk bereiken: twee weken. De bergpas: een. Oversteken van de bergpas: een. De Etivluk afvaren: een. De Colville afvaren tot aan Prudhoe Bay: twee. In totaal 8 weken. Door het gehannes met Perry kom ik dus een week tekort, en dan moet alles meezitten. Ik heb honger. Aan de rechterkant van de hut bevindt zich een aanrecht met twee ramen op het zuiden. Op de rechterhoek van het aanrecht staat een grote vierkante plastic pot met een mélange van noten en chocolade. Mijn maag knort luidruchtig. Op de plank linksboven het aanrecht staat een bord overladen met twix repen en zakjes met een ander soort notenmix. Er gaat een grote hand in de plastic pot. En nog een keer. Er gaan twee twixen naar binnen en twee zakjes notenmelange. Om het af te maken - ik ben nu toch bezig - giet ik een halve liter Coleman fuel in mijn brandstof fles. Het 5 liter blik stond op een plank in de kleine hal. Allemaal zaken die door de jagers van Noatak worden meegenomen ter bevoorrading, en als dank voor Ricky die zijn best doet om hier een goed verblijf voor iedereen van te maken. Maar ik ben niet van plan om een van mijn chocoladerepen, toiletrollen of stukken zeep hier achter te laten. Het wordt koud en ik kruip diep in mijn slaapzak. Ik denk dat ik Ricky toch maar iets ga opsturen als ik in Nederland terug ben. Om het goed te maken. Dit boek misschien? En wat repen chocolade. In het donker lig ik te denken. Waarom is het zo moeilijk om je te onttrekken aan het oordeel van een ander die er helemaal niet is? Het is het geweten! Het geweten is als een spiegel die jouw oordelen van een ander, naar jezelf terugkaatst. Of als een raam waardoor de mensen die je kent bij je naar binnen lijken te kijken, om een oordeel over jezelf te vormen. Het geweten bestaat helemaal niet uit je eigen opvattingen, maar die van onze omgeving: ouders, familie, leraren, vrienden, media. Met als gevolg dat niemand kan beweren volledig authentiek te zijn, hooguit een beetje, in zijn bepaalde verzet van die opvattingen, of in zijn steun aan zeldzame opvattingen. Het is de kracht van het geweten, die het onzorgvuldige oordeel heen en weer laat slingeren als een wilde aap tussen de takken. De eenzaamheid en de stilte jagen ons niet voor niets angst aan, met volle agenda's voeren we een gevecht tegen de leegte, de betekenisloosheid, verdoven ons met het subuptimale. De eenzame stilte is als een ramenlapper die de een grote vraag naar binnen laat kijken: wat beteken ik voor de gemeenschap?
Copyright Yuri Klaver
Wie de kracht van het geweten onderschat, is misschien te weinig stil en alleen geweest. Ik kan me nog goed herinneren, omdat ik het me vaker heb herinnerd, dat ik bezig was met het oversteken van de Hardangervidda in de winter van 1995. In het donker stak een sneeuwstorm op. De hoofdlamp functioneerde niet, het lag aan de batterijen, de tent verplaatsen was daarom onmogelijk. De wind drukte als een zware dronken kerel tegen de zijkant van de tent, de voortent lag tot aan de nok vol sneeuw. Voor het eerst in mijn leven vreesde ik voor mijn leven. Het zal toch niet gebeuren dat ik hier kom te overlijden? En weet je wat ik dacht? Hoe stom zou het zijn om hier de hoek om te gaan, ik zou me voor mijn vriendin moeten schamen! Wat zou ik er zelf van moeten vinden als ik er niet meer was? De anderen, mijn vrienden en familie, die zouden er het ergste van vinden. Misschien was ik nog niet dicht genoeg bij het randje van de dood. Misschien moest ik in de kern van mijn bestaan worden geraakt om echt voor mezelf kiezen. Waarom is onze sociale natuur zo sterk? Omdat het in onze natuur zit, het woord zegt het al. Omdat sociaal zijn een dierlijke oorsprong heeft. Volgens de Kabbala, de Joodse mystieke leer, zit het zo: wij mensen geven alleen maar om te ontvangen. In eerste instantie, bij onze geboorte, zijn we volstrekt egoistisch, we doen niets anders dan ontvangen, tot we leren om te geven aan een ander vanaf een jaar of acht. Maar dat geven is nog steeds een egoistische daad omdat we geven om te ontvangen. We geven aan een ander omdat we
daarvoor een gunst mogen terug verwachten. Ik krab jou rug, jij krabt de mijne. Overleven, dat doen we samen. De enige reden waarom we iets zullen doen voor een ander, is om onze eigen overlevingskansen te vergroten. Onze hulp aan een ander is in beginsel niets anders dan een omweg naar ons eigen leven. De sociale natuur bepaalt dat we de ander alleen maar kunnen zien als een instrument voor ons zelf. We zijn in beginsel niet in staat om te geven voor het geven, niemand weet wat liefde is! Nu zijn er vast lezers die hun bedenkingen hebben tegen deze ietwat rauwe analyse, maar er is een uitweg die later ter sprake zal komen. Als we van nature geneigd zijn om ons sociaal te gedragen, dan heeft dat twee reusachtige gevolgen. Allereerst kost het ons weinig moeite, het gaat eigenlijk vanzelf. Maar aan de andere kant is geen dier in staat om niet voor zichzelf te kiezen. Omdat sociaal gedrag in onze natuur zit, kan niemand dus beweren onbaatzuchtig te zijn, niemand kan beweren het goede te doen. Wie dat toch beweert die LIEGT DAT HIJ BARST. Is het hart dan niet in staat om te geven om te geven? Weet het hart dan niet wat liefde is? Maar het hart is de motor van het lichaam, de kern van ons overleven! Het is ons hart dat in de liefde voor de ander zijn eigen bestaan bekrachtigd ziet, van heel het lichaam! Het is dan ook in de
natuur om dienstbaar te zijn aan een ander als een omweg naar het eigen gewin. Niet voor niets heeft Einstein gezegd: vrijheid, dat is in vrijheid kunnen werken. De jonge kinderen hebben hier nog weinig mee te maken. We worden niet geboren met een sociale natuur, maar wel met het talent om deze te ontwikkelen. We worden geboren voor een sociale natuur. Omdat we ons later pas gaan beseffen dat we een ander nodig hebben. Maar als ieder volwassen mens een geweten heeft, de behoefte heeft om dienstbaar te zijn aan de ander, hoe komt het dan dat er zoiets als een dief of een misdadiger kan bestaan? Hoe is dat mogelijk? Omdat hij zijn leven niet goed heeft georganiseerd, hij laat zich vastlopen in zijn eigen val!
Copyright Yuri Klaver
Kan dat ook niet van mij worden gezegd? Ik neem zelf het risico om door de meest onherbergzame wildernis van de Verenigde Staten te trekken. Ik heb me in zo'n positie gemanouvreerd dat ik niet anders kan dan me als een dief gedragen. Ik slaak een zucht. Dan maar wat minder gemoedsrust.
DE FATSOENPOLITIE
Stelling: het enige waar we ons aan kunnen onderwerpen, is aan onze eigen verbeelding
Het volgende verhaal brengt de lezer naar het eerste seizoen, twee maanden na vertrek uit Nome.
Dag 190, 23 juli 2013 Het is twee uur 's nachts. Eindelijk ben ik voorbij de kliffenkust met de vele alken en meeuwen, die zich ophouden op de gelige rotsen. In het ochtendlicht zijn de gekleurde huisjes van Deering, een kilometer verder, juist zichtbaar. Ik nader het strand en kijk waar ik de tent zou kunnen neerzetten. De zon ligt een handbreedte onder de horizon. Het zou me niet verbazen als iedereen nog wakker is, zo gaat dat in deze streken. Ik nader het strand op honderd meter, en ga dan naar links, naar het einde van het dorp, om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen me uit hun ramen voorbij zien komen. Je wilt geen onenigheid krijgen met een agressieve dronkelap, of iemand die er op uit is om je spullen te stelen. Je moet wel zwakbegaafd zijn, om onder het toeziend oog van anderen een ander kwaad te durven doen. We worden dus beschermd door de massa, maar dezelfde massa is ook in staat om het grootste kwaad te verrichten dat ik me kan voorstellen: een valse beschuldiging gevolgd door een lynchpartij. Wat een reiziger in ieder geval moet doen is geen ruzie krijgen. Daar, een open plek, links van een schuurtje dat het uiteinde van het dorp markeert. Nog verder naar links stroomt volgens de kaart een riviertje naar de baai, vlak langs het steile einde van een heuvel van een meter of dertig hoog. Als ik aanmeer op het zandstrand is het drie uur 's nachts. De twee jongetjes die ik zag rondslenteren langs het strand, komen op me af. Ik stap uit de kajak en zeg 'Hallo daar! Hoe heet je?'. 'James' is zijn antwoord.' 'En jij?''James.' Goed, allebei James. 'Waar kom je vandaan?' vraagt de jongste. 'Uit Nome.''Ik ook!' zegt hij. Als ik de tas met kampeerspullen weg breng naar het grasveld, gaat de jongste voluit op de
Copyright Yuri Klaver
kajak liggen, op het zonnepaneel dat op het dek is vastgebonden. 'Ga daar vanaf, dat zijn niet jouw spullen.' zegt de oudste. De jongste luistert meteen en gaat weer staan. Ik haal opgelucht adem. Deering is een grindweg van vijfhonderd meter langs het strand, met zo'n honderd houten huizen erlangs. Het is een opgeruimd dorp. Hier geen rondslingerende onderdelen van oude sneeuwcooters, zoals in Shismareff, de vorige plaats die ik had aangedaan, zo'n tweehonderd kilometer naar het westen. Mijn hemel, wat een reis heb ik weer achter de rug! Er komen steeds meer mensen aanrijden op hun vierwielers, die worden hier allemaal Honda’s genoemd, ook als het om een ander merk gaat. Volwassenen en kinderen, tijdens het opzetten van de tent staan al gauw vijftien mensen om me heen. Je bent de eerste toerist die ik hier zie, zegt een man van een jaar of vijftig oud. Twee jongens blijven nog wat rondhangen. Roy, een lichtgetinte jongen van een jaar of zestien met donker kroeshaar vertelt dat hij uit Anchorage komt en hier naar school gaat. In Alaska worden veel kinderen uit de steden naar de dorpen gestuurd om ze tegen de invloeden van de stad te beschermen. Als ik vraag waar hij het liefste is, in Anchorage of in Deering, dan is dat Anchorage. ‘Vind je het prettig om hier te zijn?' vraag ik.‘Niet echt. Ik ben liever in Anchorage. Daar valt tenminste wat te beleven.'‘Is dat niet de reden waarom je juist hier bent?'‘Misschien.'‘Denk je niet dat het beter is om hier op te groeien, op een plek met wat minder criminaliteit?' Zijn antwoord getuigt van een grote wijsheid. Hij zegt ‘De mensen hier gedragen zich alleen maar omdat ze bang zijn voor gezichtsverlies.' Aha, een filosoof. ‘Maar dat is nu eenmaal de manier waarop het werkt!' is mijn antwoord voor ik er erg in heb. Ik voelde er weinig voor het hele verhaal weer opnieuw te vertellen. We praten nog wat, de jongens vertrekken. Ik zit alweer alleen in het hoge gras voor de tent. Een stuk of tien muggen houden me zwermend in de gaten. Ik zit te denken. Iedere volwassenen is verplicht om zijn kind, of die van een ander, in te peperen dat het zich gedraagt. Wat als er toch geen volwassenen zouden zijn! G’d behoede, en de aarde ook. Iedereen moet leren om te geven, om de hulp van een ander te verdienen. Je moet ervaren dat je gedragen, de smeerolie is van het menselijk verkeer. De beschaving dat is een dunne laag van uiterlijke handelingen, die een ander tegen zichzelf beschermen. Niet te gauw oordelen, haal dat snot onder je neus vandaan, dat is onhygienisch. De beschaving bedekt onze gedachten, verlangens en emoties tegen de buitenwereld, om een ander niet op ideeen te brengen, door zijn gulp te laten openstaan, of naakt over straat te gaan lopen. Nudisme is een oefening in fatsoen. Er kunnen namelijk belangrijkere dingen zijn dan onze begeerten achterna te lopen. Als de beschaving ons van buitenaf wordt afgedwongen, als het fatsoen een dun laagje van uiterlijke handelingen is, kunnen we ons het dan wel
eigen maken? Kunnen we niet de beleefdheid zelve worden? Op zekere hoogte. Zodra we doorhebben dat wat we geleerd hebben ook echt werkt, dat we daarmee onze doelen met meer gemak kunnen bereiken. Een geforceerde glimlach kan een ander doen glimlachen, met als resultaat dat we werkelijk blij kunnen worden. Maar dat vereist acteerwerk, je goed inleven in je rol. De Engelsen winden niet voor niets de hele wereld om hun vinger.
Copyright Yuri Klaver
Maar toch. Waarom mag ik mijn mes niet aflikken, of een colaatje drinken uit de fles in het gezelschap van dure mevrouwen en meneren? Waarom kan ik niet in een t-shirt solliciteren, waarom wordt een bankdirecteur geacht in een pak met stropdas te verschijnen? Wat heeft dat te maken met je
functioneren? Waarom in hemelsnaam zo’n soort fatsoen? Ik begrijp het niet. Stel dat ik een roofoverval zou durven te plegen, om met de opbrengst een mooie auto aan te schaffen, conformeer ik mezelf dan niet aan de mores van andere autoliefhebbers? En de punker die zich met zijn hanekam en kleren verzet tegen zijn ouders, is dat niet om in de smaak te vallen van zijn vrienden? In de Kabbala lees ik: de meesten mensen zijn te laf of te slap om voor zichzelf te kiezen. Als ons geweten (ons hele bewustzijn!?) is opgebouwd uit de meningen van anderen, de woorden die anderen ons hebben aangereikt, zijn al onze bewuste handelingen dan geen sociale handelingen? Kunnen we wel individu zijn? Waarom dan toch fatsoen? Nou, omdat niemand de bedoelingen van een ander kan lezen. We hebben fatsoen nodig om te laten we zien dat we bereid zijn om ons dienstbaar op te stellen. We brengen tot uitdrukking dat we bereid zijn om samen te werken . Soms moet een offer worden gebracht om de meerderheid te kunnen dienen. Maar als we een natuurlijke neiging hebben om het goede te doen, waarom dan toch fatsoen? Niet het sterven is de grootste angst van de mensen, maar het alleen sterven, als we niet meer leven in de gedachten van de levenden. Is het niet vreselijk als we geen gunsten mogen verwachten van de mensen om ons heen? Is het niet vreselijk om niet te kunnen geven? Hoe kan een volwassene dat laten gebeuren? Om verschillende redenen: 1) Door onvoldoende kennis van het systeem of de natuur hebben, zodat onduidelijk is over wat er precies gedaan moet worden. 2) Door niet te weten wat je talenten zijn, zodat je de manieren van een ander zal moeten beheersen. Als je niets wilt zul je uiteindelijk iets moeten. 3) Door onduidelijkheid in wat de ander nu precies wil, als we niet zijn daden hebben gezien, niet zijn woorden hebben gehoord. Wat hebben we aan wat de ander wil? Kunnen we ons de wil van de ander eigen maken? Onmogelijk! We kunnen ons alleen maar verbeelden wat een ander zou willen (dat we doen)! Het enige waar we ons aan kunnen onderwerpen, is aan onze eigen verbeelding. Zoals een iemand die het twintiste level bereikt van de computergame, zou kunnen denken dat hij heel belangrijk werk verricht. Alleen als we een ander kennenn, of een gezamenlijk doel hebben, zal onze verbeelding over het nut dat we hebben, met de werkelijkheid overeenkomen. Maar laten we er vanuit gaan dat we met een volwassene te maken hebben. Waarom dan toch fatsoen? Ik heb het! Wat heeft het voor zin om een onbekende te dienen? Dat levert toch niets op? We zijn van nature alleen geneigd de mensen te dienen
die we kennen , of willen kennen! Fatsoen is nodig als je de kans loopt om nieuwe contacten te leggen! Je zou kunnen zeggen: dat is wel erg vanuit de natuur geredeneerd. Kan het geven aan een vreemde dan niet een goed gevoel geven? Maar is dat niet gewoon trots, het terugblikken op je vervulling? Ook dat is egoisme. Stel dat je alleen maar om zou gaan met bekenden. Zou je dan nog strikte fatsoensnormen hanteren? Zou een vrouw zich pijnigen met hoge hakken, als ze dag in en uit dezelfde collega’s zou hebben, dezelfde vrienden? In het lokale ziekenhuis van Paulatuk zat een blanke Canadese dame achter de receptie. Ze was hier nieuw en net aangenomen, en zat in haar mooiste kleren, opgemaakt en al. Een Inuvaluit dame komt binnen, stapt op haar af, zwaait met haar vinger en zegt: dat soort dingen doen we hier niet.
Copyright Yuri Klaver
Ik zou haar geen ongelijk willen geven. Als ik zo onverstandig was om mezelf te pijnigen voor zo’n oppervlakkige zaak, zou ik dan geen wraak willen nemen? Zou ik niet willen dat iedereen dezelfde pijn moet lijden? Er is ook nog een andere reden: sommige mensen gedragen zich sociaal om niet sociaal te hoeven zijn! Dan is fatsoen de stroman voor echte dienstbaarheid. Ik stelde de vraag: waarom fatsoen als iedereen volwassen is en elkaar kent? Omdat er machthebbers bestaan! Machthebbers hebben de neiging zich onbenaderbaar te gedragen, die een werknemer of gehorige alleen kan doorbreken door zich aan de fatsoensnormen te houden. Een andere reden voor fatsoen is de dreiging van gevaar . Fatsoen is een vorm van discipline. Je doet iets wat op dat moment weinig zin lijkt te hebben. Waarom zou je op tijd komen op je werk, als er eigenlijk geen ‘werk’ is? Om je scherp te houden! Door je te gedragen, of door andere symbolische handelingen te verrichten, train je je lichaam, je waakzaamheid, je anticipeert op wat de toekomst ons brengt. Maar wat is gevaar? Dat is afhankelijk van de belangen. Ik noemde al drie soorten belangen, de ‘persoonlijke’ belangen, systeembelangen en de functionele (dienende) belangen. Die belangen creeren uiteenlopende wensen, realiteiten, met uiteenlopende percepties van gevaar. De angst om reputatie te verliezen komt voort uit een ander belang dan de angst om fysieke schade op te lopen. Politieke risico’s zijn niet dezelfde risico’s als het risico dat een systeem ten gronde gaat. Vandaar dat het mogelijk is dat zelfs wanneer sprake is van een actueel fysiek gevaar, we niet kalm na kunnen denken om de oplossing voor het probleem te vinden. Dat gebeurt al gauw wanneer dat echte gevaar zich al lange tijd niet heeft aangediend. We kunnen dan niets doen. Of hard werken, om te laten zien dat het in ieder geval niet aan onze loyaliteit ligt. En dan zijn er de bazen die ondertussen hun eigen belangen niet kunnen scheiden van de belangen van het systeem dat ze zeggen te dienen. Ze zien al helemaal geen reden zien om het systeem te laten functioneren, dienstbaar te laten zijn aan de gemeenschap. Maar zolang de machthebber zelf geen fysiek gevaar loopt is er geen enkele stimulans om dit te veranderen. Maar dat is niet alles: de wil naar macht kan veranderen van een behoefte naar een begeerte. In tegenstelling tot de behoefte is de begeerte in potentie oneindig. Behoeften komen van het lichaam, zoals krabben als je jeuk hebt, een ademteug na lang de adem te hebben ingehouden. Dat zijn behoeften die vervuld kunnen worden, maar de begeerte hoeft geen einde te kennen, want die is even groot als we ons kunnen voorstellen. De wensen van iemand met honger naar macht, naar reizen, naar kennis, kunnen zomaar onvervulbaar onbegrensd zijn. De machthebber die hier aan lijdt zal oneindig veel inspanningen verwachten van zijn gehorige. Als de gehorige dan niet ontslagen wil worden, zal hij de kans aangrijpen om zich met de vertoningen van functioneel gedrag bezig te houden, als hij op die manier de wensen van de machthebber kan bevredigen. De machthebber loopt dan groot gevaar om in de val van de reputatie te lopen. Stel dat je vindt dat je heel belangrijk werk doet, zou je dan niet gaan verbeelden dat de mensen die je kent, plaatsvervangende schaamte krijgen als je iets verkeerd doet? De reputatie en de schaamte lopen gelijk op, zoals de moed met de angst. Hoe meer reputatie we willen, hoe meer we de meningen van anderen over ons afroepen. Niet voor niets leggen we onszelf de meest stricte normen op. Zeg tegen iemand dat ze mooi loopt, en ze zal nog mooier proberen te lopen. De lat komt steeds hoger te liggen, tot we niet meer in staat zijn te handelen. Wie durft er nog iets te doen, als perfectie de norm is geworden?
Copyright Yuri Klaver
Laat ik een voorbeeld geven. In Zweden durft vrijwel niemand zijn mond open te doen over de onbeperkte instroom van asielzoekers. Door de
plaatsvervangende schaamte – de Zweden hebben een collectieve reputatie hoog te houden vinden ze, later meer daarover – loopt iedereen de kans om bij zijn werknemer ontslagen te worden, en niet meer te worden aangenomen. Wordt de vrijheid om de waarheid te zeggen niet eerder door lafaards en loonslaven belemmerd, dan door wetten en gezagsdragers? Vindt je het gek dat mensen graag verblijven in de wildernis? Net als in een grote stad is er niemand die op je let! Maar ik eet nog niet met mijn handen, elke twee dagen scheer ik mezelf, al mijn spullen leg ik nog steeds netjes op een rij. Je zou het ook zo kunnen zien: als je de beschaving kunt veroorloven, dan moet je wel in staat zijn om met gemak te overleven. Is beschaving niet de kers op de taart van het overleven?
Copyright Yuri Klaver
Copyright Yuri Klaver