Kind van Nature Dit wist je allang of
Handboek voor de eenling
Dit verhaal is geschreven op een reis van vierduizend kilometer door de wildernis van Alaska en Canada, op weg naar Groenland. Over alle gebeurtenissen tijdens deze expeditie lees je in het boek Alleen door de wildernis.
Het boek kan worden gelezen als een presentatie, te bestellen als geluidsopname bij lonewolfadventures.com.
Copyright Yuri Klaver
1 INDUSTRIAL MIND
- OP AVONTUUR Stelling: liever tegen pech bestand zijn, dan goed zijn in hopen op geluk
- DE WIL NAAR MACHT Stelling: reflectie op onze wil naar macht is een overlevingsnoodzaak - of niet
- MACHT en SYSTEMEN Stelling: systemen creeeren de ongelijkheid
- ZIN VAN TRANSPARANTIE Stelling: overleg en hierarchie zijn niet nodig, als iedereen weet wat er gedaan moet worden
Copyright Yuri Klaver
2 SOCIAL NATURE
- WILLEN DOEN Stelling: niets doen is hard werken, door onze eigen vooroordelen
- GEVEN, ONTVANGEN Stelling: omdat we graag ontvangen zijn we geneigd een ander te dienen
- FATSOENPOLITIE Stelling: fatsoen is nodig als je een onbekende kan tegenkomen
- DE EENLING Stelling: alleen individuen kunnen bevatten en een ander het goede wensen
- DE VREEMDELING Stelling: voor vertrouwen in iemand die je niet kent, is een gedeeld idee nodig
Copyright Yuri Klaver
3 IDEAL WORLD
- DE ZIN VAN ESTHETICA Stelling: er is ook nog een echte versie van jezelf
- DE HOOP VAN IDEALEN Stelling: zonder wens is er geen vervulling
- WARE EN WERKELIJKE WERELD Stelling: waarheid is de enige waargenomen werkelijkheid
- ECONOMICUS Stelling: werkgelegenheid zou de economie moeten bepalen, niet andersom
- ENERGIELUXE Stelling: techniek is een vlucht voor de zelfbeheersing
Copyright Yuri Klaver
4 WILDERNESS
- DE ROOFKEVER Stelling: vrouwen hebben weinig interesse in de werking van de natuur, daar zijn de mannen voor
- INNOVATIERUIMTE Stelling: zonder gevaar te kennen, weten we niet wijs te handelen
- AUTOPILOOT Stelling: dat dieren geen fouten maken is een bewijs dat ze niet kunnen denken
- WOORDENJUNGLE Stelling: we kennen alleen de immitaties van de natuur
- ZEGEN DE TEGENSLAG Stelling: we kunnen meer dan we ons voorstellen
- DE KUNST VAN OVERLEVEN Stelling: als individu zijn we slechtere overlevers geworden
Copyright Yuri Klaver
5 VAN STRIJD EN ZORG
- HET MENTALE Stelling: de handelingen zijn een bijkomstigheid
- EEN VERGISSING Stelling: wat vrouwen en mannen zeggen is niet wat ze willen
- DE SCHIL Stelling: ode aan de domheid!
- DE LELIE Stelling: door het kind worden man en vrouw volwassen
Copyright Yuri Klaver
6 DOES SUPER - NATURE EXIST?
WILLEN WETEN Stelling: de hang naar kennis is het hoogste egoisme, het reizen, de nieuwsgierigheid
- DE KRACHT VAN VERGEVING Stelling: zonder geloof in het goede, kunnen we niet vergeven
- LOF AAN DE LEVENGEVER Stelling: dank niet de aarde voor het overleven, maar de onzichtbare levengever
- HEMEL EN AARDE Stelling: materie wordt door de geest begrepen, het komt er niet uit voort
Copyright Yuri Klaver
Aan alle
ukuat amaqqum tumait
(zij die lange reizen maken)
Copyright Yuri Klaver
Dag 296, 25 Juli, 2016
Sinds mijn vertrek uit Tuktoyaktuk, drie weken geleden, is dit het eerste menselijke bouwsel dat ik tegenkom. De hut bevindt zich voorbij Mason River, op een schiereiland met de naam Bathurst Peninsula, Canada. Ik verwijder het stuk touw van de spijker en open de deur. Dank je! zeg zeg ik tegen de eigenaar in gedachten. Na maandenlang in een tent te hebben overnacht, kan ik mezelf eindelijk rechtop uitkleden, tandenpoetsen, staand mijn ding doen, beschermd tegen de muggen en de regenbuien die af en toe overtrekken. Na het eten zou ik eigenlijk meteen moeten gaan slapen om weer op krachten te komen, maar ik heb de behoefte om te schrijven. De Jack Vance verhalen heb ik al lang uit. En wat voor een verhalen! Maar ik heb geen geduld meer om te lezen. Ik lees alleen nog voor de afleiding, zonder echt de aandacht te hebben voor wat ik lees. Het is een lezen zonder te begrijpen geworden, zoals er ook een kijken is zonder te zien, en een horen zonder te luisteren. Met schrijven ben ik vorig jaar begonnen. Ik was onderweg stroomopwaarts over Noatak en Aniuk rivier, op weg naar een verlaten bergpas in de Brooks Range. Maar door het vele smeltwater was de kleine rivier uitgegroeid tot een wilde stroom. Ik kon niet verder. Een maand lang kampeerde ik op een veld met uitzicht op de bergen. Een maand lang had ik werkelijk niets te doen, zodat ik uit pure wanhoop ging schrijven over de gedachten die me al de hele reis hadden beziggehouden. Dit alles bewoog rondom een centrale vraag: wat motiveert iemand om helemaal alleen, een reis van zeven duizend kilometer te maken door een van de meest onherberzame gebieden op aarde, met een kajak, ski's, kampeerspullen en warme kleding? De volgende twee nachten valt de wind weg, de zee is kalm genoeg om een flinke afstand te kajakken. Maar ik blijf binnen, want ik merk verstrikt te zijn geraakt in mijn verhaal. Ik wilde een begrijpelijke gedachtengang opbouwen, stap voor stap, synchroom aan de gebeurtenissen die zich voordeden tijdens de reis. Maar hoe had ik dat kunnen denken? De ontwikkeling van een idee is geen helder en navolgbaar proces dat samenvalt met de volgorde van de gebeurtenissen. Een idee komt met horten en stoten. Soms valt een idee binnen dat je alweer was vergeten, en soms vis je ideeen uit de vijver van je onderbewustzijn die lange tijd woordenloos hadden rondgezwommen. Ik besloot om mijn gedachten helemaal vooraan te zetten, als de denkbagage die je meeneemt op reis. Maar de vraag naar het waarom was niet helder. Na drie dagen in de hut te heben verbleven kon ik pas weer vertrekken, nadat ik de vraagstelling had opgesplitst in drie deelvragen: (1) wat is de aantrekkingskracht van de wildernis, (2) waar komt mijn meer dan gemiddelde hang naar avontuur vandaan en (3) waarom doe ik dat helemaal alleen? Later zou ik besluiten om die hele gedachtengang op te schrijven in een apart boek, het boek dat je nu voor je hebt. En omdat de gedachtengang leidend is, zal ik voor mijn verwijzingen naar het reisverhaal heen en terug moeten springen in de tijd. Over de eerste vraag had ik eerder een half jaar lang nagedacht, tot ik op internet deze zin tegenkwam uit het boek In The Attic. ‘In de haven is een schip veilig. Maar een schip is niet gemaakt om in de haven te liggen'. Met de mens is het niet anders. Ieder mens is gemaakt voor de wilde natuur. Onze zintuigen, ons lichaam en onze verstandelijke vermogens, onze wijsheid, alles aan ons is ervoor ontworpen. Alles is er door ontworpen. Het antwoord is dus eigenlijk zo vanzelfsprekend dat het geen vraag hoeft te zijn. De vraag naar het waarom kun je beter omdraaien. Wat is er mis gegaan waardoor we onze krachten die we van nature hebben gekregen, niet meer gebruiken? Op deze en andere vragen probeer ik met dit boek een antwoord te geven. Die antwoorden probeer ik te vinden door een analyse van de menselijke natuur, me baserend op de Kabbala, een Joodse mystieke leer die stelt: onze natuur heeft geen enkele boodschap aan altruisme, aan geven om te ontvangen. Daarom is geloof in het boven - natuurlijke nodig, iets dat niet liever doet dan genade over de mensen uitstorten. De systemen geven - per ongeluk - de mogelijkheid aan patsers en secreten, gezagsdragers, systeem - vertegenwoordigers!
Copyright Yuri Klaver
1
INDUSTRIAL MIND
Copyright Yuri Klaver
OP AVONTUUR
Stelling: liever tegen de pech bestand zijn, dan goed in het hopen op geluk
Dag 293, 6 augustus 2015 Eindelijk schuift de punt van de kajak op het strand, ik kom tot stilstand. Wat een vreselijke dag was dit geweest! Het begon zo mooi. Het ribbelige witte zand schoof diep onder me voorbij in het glasheldere water. Twintig kilometer voor Paulatuk zag ik de huisjes in een luchtspiegeling boven de horizon drijven. Mijn verlangen om het dorp te bereiken werd al zo vroeg aangewakkerd, dat de drie uren die zouden volgen wel een eeuwigheid leken te duren. Aha, berensporen. Hele grote. Hm. Ik stop mijn pannekoeken met pindakaas in luchtdichte zakken en loop naar de dichtstbijzijnde gebouwen, zo'n driehonderd meter verder. Paulatuk is een plaatsje van tweehonderd huizen omgeven door een miljoen vierkante kilometer niemandsland. De enige manier om er te komen is per vliegtuig of langs de onmetelijke kustlijn van de Beaufortzee. Na mijn eerste bezoek aan het dorp keer ik terug naar de kajak. In het prachtige avondlicht vaar ik om de landtong naar een kleinere binnenzee. Een uur later meer ik aan op het smalle strand in het midden van het dorp. Ik heb een gesprek met de eerste jongeren. Ze wijzen naar een grasveld waar ik de tent kan opzetten, in de buurt van een mariabeeldje bovenop een stapel stenen. Het grasveld is vlak en groot genoeg maar zit vol gaten van grondeekhoorns. Het veld wordt aan de oostkant begrensd door een zanderige klif van vijf meter hoog, de abrupte overgang naar een kleine binnenzee. In totaal heb ik nu 4 ½ duizend kilometer afgelegd, gerekend vanaf Nome, Alaska. Na de start in 2013 ben ik langs de kust gevaren en de Noatak omhoog gegaan. In 2014 heb ik een bergpas in de Brooks Range overgestoken om stroomafwaarts de Colville te gaan die uitmondt in de Beaufortzee. Dit jaar, 2015, ben ik langs de kust van Alaska gegaan, langs Herschel eiland, door de reusachtige delta van de MacKenzie rivier, en verder. Vanaf april dit jaar, het begin van het derde seizoen, heb ik tot dusver 2 ½ duizend kilometer afgelegd. Maar de reis is nog niet ten einde. De hele bedoeling van de Arctic Venture expeditie is om als eerste mens ooit, naar Groenland te kajakken en te skien, nog eens 4 duizend kilometer verder. Ik ben pas op de helft! De grote vraag die de komende week moet worden beantwoord is deze: is Paulatuk het eindpunt van dit seizoen of zal ik verder gaan? De volgende etappe, van hier naar Coppermine, is nog eens duizend kilometer lang. Langs die hele kust is er geen enkele bevoorrading mogelijk. Niets dat wijst op menselijke aanwezigheid, er is hooguit kans om de sporadische jager tegen te komen. Maar bovenal staat de winter voor de deur. Een kajak sleep je zonder problemen over het ijs, behalve als het te dun is om overheen te lopen. Wat mag ik verwachten? Een snel invallende winter, of de storm en regen die ik gewend ben langs de Europese noordkust? Zal ik verder gaan? Of keer ik volgend jaar in maart of april weer terug om de reis te vervolgen? Vanaf Howard Pass tot aan hier, was het water troebel, vol slib en modder en zand, geerodeerd, uitgestrooid, door talloze rivieren zoals de Colville, de reusachtige MacKenzie. Over drie duizend kilometer ontmoette ik alleen maar veen, modder en zand, en grind dat in banen is opgeworpen door de golven, met daarachter de lagunes. Ik heb een soort van verlangen naar naar harde rots, en glashelder water.
Copyright Yuri Klaver
Na zes maanden kon ik nog steeds het enthousiasme opbrengen. Over een paar weken is de toendra op zijn mooist. De verkleuring van de toendra, verstrooid, door het lage licht, intenser. Er zijn mensen die ervoor naar het poolgebied verhuizen. De kust zou bestaan uit hoge kliffen die je al van ver zag aankomen. De zeeen zouden glashelder zijn. Ontelbare vogels zouden overvliegen naar het warme zuiden. Er zouden weer zeehonden zijn, en zelfs walrussen. Ik zou de meest prachtige grindstranden zien en, over een week of drie, de sterren, het poollicht. Het is nu zes augustus. Als ik doorga moet er proviand worden ingeslagen, dan zijn we weer een paar dagen verder. Eind september zou de zee alweer beginnen dicht te vriezen. Dan zou ik dus krap een maand hebben om in Coppermine aan te komen. Maar dat zou een grove misrekening zijn. Vorig jaar om dezelfde tijd, heb ik in Alaska twee weken lang vastgezeten op het strand, in een storm met orkaankracht die twee weken lang duurde. In Tuktoyaktuk ontmoette ik twee kajakkers die naar het oosten zouden gaan, net als ik. Anne, een Franse dame die al twee keer de Atlantische oceaan had overgestoken in een roeiboot, en de Zwitser Raphael. De hele weg hiernaartoe moest ik denken aan hen. Hoe ver zouden ze al zijn? Maar in Paulatuk aangekomen las ik het bericht van Raphael: na tien dagen wachten op beter weer moesten ze onverhoopt weer terugkeren naar Tuktoyaktuk. De golven belemmerden hen om zelfs maar weg te komen van het strand. Ik had er goed aan gedaan om een andere route te nemen over het beschutte merengebied met de naam Husky Lakes. De branding is voor een boot een veel groter obstakel dan het midden van een oceaan. Maar ondanks mijn route binnendoor, was ik gedwongen om vooral 's nachts te reizen, omdat de wind en de golven dan meestal in kracht zijn afgenomen. Soms legde ik wel tachtig kilometer af. Maar over twee weken zouden de nachten echt donker worden. Ik zou elke nacht de hoofdlamp nodig hebben, eerst heel even en dan steeds langer. Ik zou minder goed zicht hebben op de kustlijn, en de mogelijkheid om een veilige haven te vinden in de vorm van een beschutte baai, een fjord, de monding van een rivier, of een lagune. Ik draag een satelliet telefoon en een apparaat om een noodsignaal te verzenden. Als ik te pletter sla op de rotsen, of zo lang moet wachten op beter weer dat ik op een gegeven moment kom vast te zitten in het ijs, dan moet een helikopter worden opgeroepen. Die helikopter moet uit Inuvik komen, duizend tot tweeduizend kilometer verder. De kosten voor een reddingsactie kunnen oplopen tot dertig duizend euro. Het zou het definitieve einde kunnen betekenen van de expeditie, van een jongensdroom! De vraag is natuurlijk: was die twee weken durende storm van vorig jaar een uitzondering? De gevolgen van het niet halen van de bewoonde wereld waren zo groot, dat ik die twee weken als uitgangspunt begon te nemen, als mijn enige referentiepunt, volgens het motto: beter bestand zijn tegen pech, dan goed zijn in hopen op geluk. Ik begon te informeren bij de inwoners van Paulatuk met de vraag: hoe groot is de kans dat ik onderweg twee weken kom te zitten in slecht weer? Iedereen in Paulatuk had wel ervaring met het varen van een bootje langs de kust, om te jagen en te vissen. Zoals verwacht waren de antwoorden verschillend, en voor verschillende uitleg vatbaar. Ik sprak Ruben, zoals alle bewoners van Paulatuk een Inuvaluit, een ethnische groep binnen de Inuit. Hij was ooit de lokale weerman geweest. Het klimaat was zonder twijfel warmer geworden, en ook minder voorspelbaar. Door de opwarming smelt de permafrost waardoor hele eilanden wegzinken in de zee, dat had ik zelf gezien. En ieder jaar lijkt het ijs eerder van de zee te verdwijnen. Maar wat nieuw voor me was is dit: hij vertelde dat naarmate de winter dichterbij komt, de nadeining steeds langer duurt. Het water wordt namelijk steeds kouder, zodat het steeds langer duurt voordat de zee na een storm weer tot bedaren is gekomen. Ach, natuurlijk, de massa van het water wordt groter! Wat zwaar is heeft de neiging om door te denderen. Dan was er ook nog Carles, die veel tijd doorbracht in een hut langs mijn reisroute. Ik vroeg hem naar de omstandigheden in maart en april. Als ik dit jaar niet verder zou gaan, kon ik altijd nog in de lente mijn reis vervolgen, door de kajak over de sneeuw en het ijs te trekken. Hoe hoog en talrijk was de richels met kruiend ijs, als gevolg van wind en stroming? Op
Copyright Yuri Klaver
basis van foto's van kruiend ijs, concludeerde ik dat de ‘pressure ridges' veel kleiner waren dan in Alaska. Een andere vraag: hoe groot is de kans op westenwind, om de vlieger te kunnen gebruiken? Uit de statistieken op internet bleek dat zo'n beetje een op de drie dagen de wind uit het westen komt. Gunstiger dan langs de noordkust van Alaska, waar de wind een op de zeven dagen uit de goede richting komt. De laatste goede bron van informatie was Kaluk, hij liep tegen de negentig jaar oud. Hij vertelde dat er overal dieren zijn om op te jagen en te vissen. Langs het strand lagen bovendien her en der grote boomstammen, waarmee ik een groot vuur te kunnen maken. Maar ik kon zijn verhalen niet klakkeloos aannemen. Nat hout is moeilijk in brand te krijgen, en om in het Poolgebied van het land te kunnen leven moet je op de juiste plek zijn, op het juiste moment. Op zomaar een willekeurig tijdstip is er op een zomaar willekeurige plek is er in de verste verten geen dier te bekennen. In het meest ongunstige geval zou ik maar twee weken kunnen peddelen. Hoeveel kilometer zou ik dan op een dag moeten afleggen? Duizend gedeeld door viertien is zeventig. Daar gaan minstens twee dagen rust vanaf, dan blijven er dus nog twaalf dagen over. Wat neerkomt op een afstand van gemiddeld tachtig kilometer per dag. Iedere dag zou ik vijftien uur achtereen bezig zijn, zes dagen achter elkaar. Aan het einde van iedere dag zou ik dodelijk vermoeid zijn. Mijn beoordelingsvermogen zou worden aangetast, en mijn lichamelijke vermogens. Ik moet denken aan wat zich een maand geleden heeft afgespeeld. Mijn boot aangemeerd op het scherpe grind. Na negentig kilometer te hebben gepeddeld ben ik vreselijk moe. Maar ik kan nergens een plek vinden voor de tent. Niet op het strand en niet op de hobbelige toendra. Een half uur later kijk ik naar de kajak. Die ligt zo'n driehonderd meter verder op het spiegelgladde water. Er is geen zuchtje wind. Maar wat is dat? De kajak is losgekomen van de kant! Mijn ruimteschip! Ik trek een sprint, doe mijn laarzen en broek uit, en stap in het water. Het is glaskoud en ijshelder. De kiezelstenen verdwijnen al gauw de diepte in, ik moet zwemmen. De afstand met de boot is nog een meter of acht maar de koude begint diep in mijn lijf door te dringen. Straks verzuip ik hier nog! Ik heb er geen vertrouwen in en keer om. Aan de kant doe ik een knoop in beide broekspijpen, vuld de broek met lucht en probeer het nog een keer. Maar de improvisatie verliest al snel aan drijfvermogen zodat ik ook mijn tweede poging moet opgeven. Nee! Riep ik aan de kant. Nee!! Ik bevind me aan een watervlakte tussen Husky Lakes en Liverpool Bay, tweehonderd kilometer grillige schiereilanden verwijderd van Tuktoyaktuk. Mijn bezittingen zijn teruggebracht tot thermo-ondergoed, regenbroek, horloge, muskietennet, en mijn spot-apparaat om een noodsignaal te verzenden. Driehonderd dagen later, drie bijna - ongelukken verder, zou ik erachter komen dat ik niet in staat was geweest om elk moment van de dag alert te zijn zoals alleen de dieren dat kunnen. Maar wat een gezeur. Mijn lijf zou nog sterker worden als het al was, sterker als het beest dat ik al was geworden, veertig keer opdrukken met gemak. Ik zou het wonder zien gebeuren dat je lichaam zich herstelt van een beschadiging, dat je spieren, je pezen, je botten, almaar sterker worden. Het zou absolute overgave vergen. Ik zou niet of nauwelijks kunnen schrijven, maar achttien uur per dag kajakken, eten, slapen en de volgende dag weer verder. Kon ik dat na vijf maanden door de wildernis nog wel opbrengen? Tot mijn grote plezier zijn de muggen vrijwel helemaal verdwenen. Daarvoor in de plaats zijn kleine vliegjes met hun wit gestreepte voorpootjes. Er loopt er een over mijn arm, geprogrammeerd om de haren van een vacht opzij te duwen. In Siberia gilde het ervan, maar hier zijn er maar weinig. Wat een prachtige tijd om buiten te zijn!
Copyright Yuri Klaver
DE WIL NAAR MACHT
Stelling: reflectie op onze wil naar macht is een overlevingsnoodzaak - of niet
Dit verhaal brengt je naar het begin van de reis, niet meegeteld het debakel aan de andere kant van de Beringzee, in Rusland.
Dag 2, 8 juni 2013 Het is twee uur ´s nachts. Nome ligt veertig kilometer achter me. Al enige tijd houd ik het midden tussen Sledge Eiland aan de linkerzijde en het vasteland rechts. Ik peddel net zo lang door tot de voet van de trapezevormige berg boven zee uitkomt. Het ligt nu nog maar een kilometer of tien bij me vandaan. Zal ik naar het eiland oversteken? Het is mooi weer, ik koers er recht op af. Een zacht donderend geluid. Een aardbeving? Uit het oosten komen wolken aandrijven. Op de top van het vulkaaneiland, nog heel in de verte, verschijnt een dikke laag mist, als slagroom op een taart. Van links komt een langgerekte mistbank aanzetten. Langzaam zakt de slagroom over de rand van de taart naar beneden, tot het hele eiland onzichtbaar is geworden. Een scheut paniek. In het gps - apparaat staan nog geen coördinaten van het eiland. Wat moet ik doen? Terugkeren? De bergruggen van het vasteland liggen misschien vijf kilometer achter me. Maar ik ga door. Ik vaar in een muur van mist. Al eerder had ik opgemerkt dat de koers van het eiland zo'n 130 graden was, een half uur later was dat 135 graden geworden. Dat moet door de stroming komen. Elk kwartier verschuif ik de koers 2,5 graad. Mijn ogen zijn gericht op het kompas, mijn oren zijn gespitst op het geluid van de branding. Recht vooruit moet een beschut strandje zijn. Maar ik hoor niets. Mocht ik het eiland voorbij varen dan ben ik overgeleverd aan één van de gevaarlijkste zeeën ter wereld. Wat nu? Blijven ademhalen. In ieder het gevoel van controle over de situatie terugbrengen. Zonder vertrouwen begin je helemaal nergens. De contouren van een roekeloze daad beginnen zich af te tekenen. Een uur lang reikt het zicht niet veel verder dan de punt van de kajak. Een donkere vorm schijnt door de mist. Is het de verbeelding? De vormt wordt steeds donkerder. De rotsmassa tekent zich duidelijk af. Recht voor me ligt inderdaad een strandje van zand en grind, langs een laag stuk land dat uitsteekt van de erachtergelegen vulkanische helling. Ik ga het redden! Als ik mijn voeten op het zand zet, verschijnt juist de zon boven de bergen op het vasteland. Even wil ik schreeuwen van blijdschap, maar ik beheers me om de magistrale stilte niet te verstoren. In een paar grote stappen bereik ik de vegetatie achter het strand. Onder het hoge gras zie ik een laag keien in een raamwerk, de fundering van wat honderd jaar geleden een huis moet zijn geweest. Nu is alles verlaten en is het mijn eigen mooie eiland geworden. Een nadeel van dit prachtige eiland zonder muggen: ik kan nergens water vinden, waar ik ook zoek. Al het regenwater verdwijnt natuurlijk tussen het zand en de losse stenen. De puinhelling leidt naar driehonderd meter hoge zwarte rotsen die in zuidelijke richting na een kilometer abrupt de zee ingaan. Maar ik heb geluk. Wat verder in de kom van de baai ligt nog een klein sneeuwveld, met genoeg water om het nog wel een paar dagen te kunnen uitzingen.
Copyright Yuri Klaver
Een half uur later straalt de regen in fijne druppels op mijn jas. De tent wordt door onzichtbare handen door elkaar geschud. Het geruis van de golven zwelt aan tot een ritmisch gebonk, aan de andere kant van het eiland slaan de golven stuk tegen de steile kliffen. Het had grandioos gevaarlijk kunnen worden. Maar hoe lang kon ik rekenen op geluk? Water, dat weet ik altijd nog wel te vinden - hoe lang nog. Maar in een deining van zeven meter hoog, ver op de oceaan af te drijven door wind en stroming, of ergens op het strand van het vasteland te worden gesmeten, dat wens je je ergste vijanden nog niet toe. De wildebras die denkt dat de natuur met hem zal meebewegen zoals hij gewend is, tot die een keer voet bij stuk houdt. Ben ik een wildebras? Iets soortgelijks had zich in 2011 voorgedaan. Tijdens een reis van Oymyakon naar Belaya - Gora, drie jaar geleden, was het de eerste dag al raak. Ik zal het verhaal van begin af aan vertellen. Een Russisch team van geologen geeft me een lift op weg naar Oymyakon. We rijden met twee bussen over de weg met de illustere naam ‘weg van de botten’ en passeren de bergpas in het Verchoyansk gebergte. Ver voorbij de waterscheiding rijden we langs de eerste beken. Niet veel later passeren we een goed bevaarbare rivier. De Suntar! Bij een brug over een ravijn stoppen we om te kijken. Het rivierdal iss twintig meter diep en even zo breed. Helaas besluit ik om verder te kijken. We stoppen bij de volgende brug. Ik draag de hele uitrusting over de rivieroever, neem afscheid van deze alleraardigste Russen en zet dezelfde avond de kajak in elkaar. De volgende dag pak ik alles in, en ga op weg. De rivier voert me in een mum van tijd weg. Het waterpeil is hoog, de bomen aan de kant staan met de voeten in het water. Later op de dag nader ik een groot bos. Een scherpe bocht naar rechts. Het is te laat om te ontdekken dat de rivier met grote snelheid rechtuit gaat, onder een stapel drijfhout! De kajak drukt tegen het vlot van boomstammen en tenauwertijd kan ik de kajak uit het snelstromende water trekken. Even later ligt de uitrustiong op de grond van het bos. Als ik was omgeslagen had ik misschien nog naar de oppervlakte kunnen klauteren, maar de boot en alle uitrusting zou onbereikbaar onder water liggen. Tegen alle regels die ik mezelf had opgelegd, had ik nog niet de satelliet telefoon en het overlevingspakket in mijn vest gestopt. In Siberie liep ik in de val door onoplettendheid, tijdens de oversteek naar Sledge Island ging het om activisme, om de wil om te handelen. Alleen al het idee van teruggaan stond me tegen. Ik wilde niet stoppen. Mijn armen gingen maar door. Ik moest en zou dat eiland beteiken. De creatie van dit verhaal leek wel een hoger belang te zijn dan het belang van mijn fysieke overleven. Hadden mijn armen het verstand overgenomen? Ik kon niet denken aan stoppen. Ik had een drang naar overwinning, de verovering van de afstand tussen mij en dat eiland, de ruimte was mijn sparring partner geworden. Dat is misschien waarom ik dit deze hele reis helemaal alleen doe, om een ander niet in gevaar te brengen door mijn dadendrang. ‘We all stay alive on will – power, a will to have power'. Zonder wil naar macht zouden we niet eten, sex hebben, ademen, ons hart zou niet kloppen. Noem het controle, invloed, belangrijk zijn. Zonder wil naar macht zouden we geen woord uitspreken, geen kinderen opvoeden, niet reizen en nieuwsgierig zijn. Zonder Wil zou geen levend wezen lang bestaan. Het is onze dierlijke natuur, voor zover niet overheerst door de natuur van het sociale. Van nature willen we doen, en daarom is niets doen, of ophouden te doen, het allermoeilijkst. Er is een prachtig verhaal in de Edda, in het jaar dertienhonderd geschreven op IJsland. Het gaat over een zekere Sigurd. Sigurd heeft een vlijmscherp zwaard gekregen waarmee hij Fafnir de draak verslaat. Sigurd roostert het hart van de draak. Wanneer een druppel bloed de tong van Sigurd raakt, realiseert hij zich op eens dat hij de taal van de vogels begrijpt. Terwijl hij langs een struik loopt ziet hij een meesje. Het meesje adviseert hem om Regin, de maker van het zwaard te vermoorden, voordat Regin hem vermoord, en om als zijn goud te stelen. ‘Pak al het goud wat je kunt vinden, steel alle bokalen, alle schalen, pak, grijp, wees oppermachtig (..)’ Op advies van het meesje hakt hij Regin’s hoofd af, pakt al het goud en gaat op zoek naar een vrouw. De wil naar macht kent geen scrupules, die verwijderd alles dat hem in zijn kracht en vrijheid beperkt, die ziet in alles een mogelijkheid om de omgeving voor zijn eigen nut te gebruiken. Om te creeeren moeten we ook durven vernietigen.
Copyright Yuri Klaver
De wil naar macht drijft onze verlangens en gedachten, zodat we ons kunnen inleven in verschillende toestanden. We denken en doen dan ook voortdurend dingen die niet aansluiten op de realiteit van het moment, zodat we achteraf moeten constateren dat we enthousiast werkten aan een oplossing, die achteraf de verkeerde blijkt te zijn. We hebben een neiging om te geloven in magie, dat we de wereld met onze gedachten kunnen veranderen. De wil naar macht is gemaakt om te overleven, maar omdat die ook aanzet tot de verbeelding, brengt de Wil ons tegelijkertijd in gevaar. Ethiek is geen luxe, iets voor de leuk wat je doet in je vrije tijd, maar een middel om te overleven. Zonder reflectie op onze wil naar macht lopen we bovendien het risico om onze eigen vrijheid en die van een ander te ontnemen. We kunnen wel groot willen zijn, sterk, invloedrijk, maar de waarheid is dat de ruimte zit in het kleine, om het kleine. Het kleine bepaalt de verten, het kleine heeft de meeste vrijheid om te bewegen. Klein maakt groot, groot maakt klein, zo werkt de wereld van het ruimtelijk perspectief. Het is allemaal relatief. Wie groot wil zijn is een dief van zijn eigen vrijheid om mee te beginnen. Verbinding met het kleine maakt de wereld groot, als neven - effect. De ervaring van ruimtelijkheid is dan ook eerder een bijkomstigheid, niet doordat we die zo graag willen. Dus wie niet uitkijkt wordt vroeg of laat de gevangene van zijn eigen egoisme. Maar het is niet in onze natuur om te reflecteren op onze wil naar macht. Waarom zou onze wil bescheiden zijn? De grenzen van onze wil worden dan ook uitsluitend door externe factoren bepaald. We worden niet geboren met zelfkennis, maar hebben wel de potentie om te leren van de wereld. Stel je eens een mens voor die in zijn hele leven geen enkel gevaar zou kennen, dat we geen enkele tegenslag te verwerken zou krijgen? We zouden een afschuwelijk wezens worden, we zouden niet eens de naam ‘mens' waardig zijn. Die eerste tegenslag is al tijdens de geboorte, het is de geboorte zelf! Is er ooit een kind lachend, en niet met gekrijs ter wereld gekomen? Ik kan dit verduidelijken door het voorbeeld van de hond en de wolf. Veel honden gedragen zich als een dronken idioot. Ze springen tegen je op, rennen achter elke stok die je gooit. Zou een wolf zoiets doen? Nooit! Een wolf is een bedachtzaam dier. Waarom? Omdat hij geen andere keus heeft. En wat ook nog eens blijkt: een gedisciplineerde hond is het meest gelukkig. Wie gevaar zoekt, moet zijn fouten kunnen toegeven. Wie veilig is, kan zich een misvatting veroorloven. Als we geen gevaar meer kennen, doen we vrolijk het ‘goede', onbelemmerd om dit te gebruiken als rechtvaardiging om een ander onze wil op te leggen, om ander in zijn eigen kracht en vrijheid te beperken. Vind je het gek, dat er mensen zijn die vinden dat ze geen recht hebben op de regie over hun eigen leven, of geen recht hebben op geluk. Zonder gevaar hoeft niemand in de spiegel te kijken, wordt geen mens tot leren geinspireerd. Zonder gevaar bestaat er geen echte zorg, misschien wel geen echte vriendschap. Zonder gevaar is er geen enkele reden om troep van kwaliteit te onderscheiden. Alleen een kind mag je je wil opleggen. Een kind moet leren zijn wil naar macht te beheersen, en zijn wil om te ontvangen die daarvan een afgeleide is. De ouders hebben macht over het kind door beperkingen op te leggen, of door het kind te geven waar het om vraagt. Het eerste lijkt me iets van de vader, het tweede iets van de moeder. De vader heeft de fysieke kracht om grenzen te stellen, het is de moeder die het kind haar melk geeft. Maar het kind heeft ook macht over zijn ouders, zolang die hen ‘dwingt' om hem van dienst te zijn. De wil naar macht heeft dan ook drie verschillende gedaanten: die van het kind, die van de vader, en van de moeder. In tijden van decadentie, het ontbreken van gevaar, kunnen we ons als een kind blijven gedragen. In rijkdom zijn we niet genoodzaakt om verantwoordelijkheid te nemen voor ons eigen leven. We hoeven niet meer sterk te zijn, we willen niet meer leven in vrijheid, we kunnen het niet eens. In zulke tijden tiert er niets weliger dan de macht van de moeder. De macht van de vader, met al zijn beperkingen, die is alleen maar lastig. In de moderne tijd worden we niet voor niets overstelpt door instanties die ons willen helpen, verzorgen, ontzorgen. Van alle kanten word ons de mogelijkheid ontnomen om sterk en vrij te zijn. De hulp is het moderne machtsmiddel! Verkoper, politicus, ingenieur, arts, ze zeggen eigenlijk allemaal hetzelfde: ik heb een heel verfijnde loopkruk voor je! Iedereen in de invloedsfeer van de westerse wereld loopt dan ook het gevaar om zichzelf te verliezen.
Copyright Yuri Klaver
De lezer vraagt zich nu misschien af: wat heeft dit te maken heeft met een kajak - en skitocht langs de Poolcirkel van Noord - Amerika? Maar wie is er niet eens op reis gegaan, om erachter te komen dat hij ook zichzelf mee had genomen, en zijn hele verhouding met de sociale werkelijkheid? Wie alleen op reis gaat, die neemt vriend en vijand mee. Of je nu wilt of niet.
MACHT en SYSTEMEN
Stelling: systemen creeeren de ongelijkheid
15 augustus 2015 Ik ben nu al een week in Paulatuk, en vandaag wordt een jamboree georganiseerd. Het is een Canadees feestje met allerlei activiteiten, waaronder een kanowedstrijd. Ik had me hiervoor ingeschreven samen met Joe, een Inuvaluit uit Tuktoyaktuk. Terwijl we wachtten op onze beurt zagen we twee tweetallen die het tegen elkaar opnamen, elk tweetal in een kano. Ze startten naast elkaar, en omdat het niet eenvoudig is om in een kano een rechte koers te varen, was er iedere keer wat gesteggel bij het ronden van de boei. Maar een van de teams had het niet voor elkaar gekregen om de boei te ronden, en arriveerde als eerste terug aan de kant. Niemand zei er wat van, zodat ik riep: gediskwalificeerd! Maar de wedstrijdleidster bleef kijken op haar wedstrijdschema en zei langzaam en indringend: hier diskwalificeren we niemand. We zijn aan de beurt. We gaan vlot van start, bij de boei ontstaat wederom enigheid. Het andere team steekt een peddel in onze boot. Daarop geef de boot van de tegenstanders een ferme duw zodat de kajak ver uit de bocht gaat. Ze raken uit koers, maar omdat de wedstrijd plaatsvind in de kom van de baai zijn ze toch eerder terug op het strand. Daarna komt Ruben naar met toe. Hij neemt me apart en zegt: dat doe je nooit meer! Hoezo? Wat doe ik nooit meer? Weet je wie er in de andere kano zat? Mijn zoon! Even sta ik beduusd te kijken. Had hij zo gereageerd als het de zoon van iemand anders was? Dezelfde dag spreek ik met Maya, een blanke dame die is opgegroeid in Montreal. Ze is nu een jaar manager van het Nogat natuurpark, een natuurgebied zo groot als Wales. Ik vertelde over mijn kanowedstrijd, en van mijn ervaring in Tuktoyaktuk. In Tuktoyaktuk had ik een jongetje naar de moeder van zijn vriendje gebracht, omdat hij stenen had gegooid naar mijn tent. Maar de moeder van het jongetje kwam niet naar buiten. Het was 1 uur ‘s nachts, ze lag te slapen. Ik vertelde dat ik aangifte wilde doen bij de politie en ze zei: dan ga je toch lekker naar de politie! Kinderen worden hier niet opgevoed, had de blanke politieman gezegd. Maar hoe komt het dan dat vrijwel alle jongeren in Tuktoyaktuk en Paulatuk zo vriendelijk en behulpzaam zijn? Maya vertelde me dat de inwoners van Paulatuk bestaan uit drie families. Problemen worden binnen die families opgelost. Wanneer de kinderen kattekwaad uithalen worden ze niet terecht gewezen, maar wordt een anekdote verteld, een verhaal dat de kinderen weer op het juiste spoor zet. De natuurlijke noodzakelijkheid, de vanzelfsprekende rauwheid van de Arctische natuur, die doet de rest.
Copyright Yuri Klaver
Een aantal dagen later ben ik op Maya's verjaardag. De feestgangers zijn grotendeels van Europese afkomst, die allerlei managementfuncties bekleden, zoals in het lokale ziekenhuis. Maar er waren ook Inuvaluit bij die in Paulatuk waren geboren en getogen. Welnu, er werd gesproken over een klein schandaal dat zich een aantal dagen geleden had voorgedaan. Op het vliegveldje had de politie iemand aangehouden omdat die mariuana had meegebracht, na een seintje van iemand uit het dorp. De blanke dames in het gezelschap vertelden dat ze de verklikker maar belachelijk vonden. Maar ik vertelde dat het een moedige daad moet zijn geweest, en dat er kennelijk sprake was van een loyaliteitsconflict. Moest hij loyaal zijn aan de mores van de families, of aan de rechtsorde van Canada? Blijkbaar had hij voor de laatste gekozen. De eigenaresse van de supermarkt vertelde een anekdote, die erg leek op mijn eigen ervaring. Ze vertelde dat een jongetje uit de winkel gestolen had, en sprak hem daar vriendelijk op aan. Maar daar komt de vader aangelopen en die zegt: jij spreekt nooit meer met mijn zoon. Uit al die voorbeelden blijkt dat de Inuvaluit moeite hebben om de opvoeding van hun kinderen over te laten aan een rechtsorde, een systeem, dat verder gaat dan de familie. Is het een kwestie van ontwikkeling dat de schaal van het geweten boven de familie uitstijgt, naar een regio, een land, of zelfs de hele wereld? Zou dat ook betekenen dat we onze invloedsfeer moeten vergroten, dat we ons met de hele wereld moeten bemoeien? Na afloop van het feestje liep ik een eind richting huis met Esther, een Inuvaluit die na zeven jaar in het Canadese leger had gezeten, maar daar nu genoeg van had. Het eerste wat ze tegen me zei was: jullie blanken hebben zo de neiging om over een ander te oordelen. Die opmerking zette me aan het denken. Tot diep in de nacht was ik bezig om het verhaal dat je nu leest op te schrijven. Verdomd, de enigen die in Paulatuk de hele tijd over anderen aan het oordelen waren, waren ik, en de andere westerlingen, de Eskimo's deden dat niet. Al die meningen, al dat oordelen, is dat niet een behoefte om je wil aan een ander op te leggen? Zijn wij westerlingen soms minder goed in het beteugelen van onze wil naar macht? De Canadese rechtsorde is natuurlijk een Europees idee, door Europeanen hier naartoe gebracht. We kunnen ons nauwelijks nog die koloniale mentaliteit voorstellen. Sinds de tweede wereldoorlog is de vanzelfsprekende overheersing van de westerling veranderd. Maar de systemen, de staat, de rechtsorde, die zijn nog allemaal uit die tijd afkomstig. Het grootste deel van onze technologie, de auto's, de vliegtuigen en zelfs het internet, zijn systemen die in de oorlogsindustrie zijn ontwikkeld. In Alaska ontmoette ik een Vietnamveteraan die zich afvroeg: hoe kan Amerika zich kan bevrijden van zijn zucht naar oorlog? en ging weer verder met het spel World of Warcraft. In Canada en Europa mag men daar minder toe geneigd zijn, maar daar heeft de strijdlust een andere gedaante. Daar is de vaderlijke macht van de beperking, verschoven naar de bemoeienis van de moeder. De neiging van de westerling om zich overal mee te bemoeien is alomvertegenwoordigd. Vraag een westerling wat die het liefste wil, en het is de wereld veranderen. Dat is niets anders dan een onverholen wens naar overheersing! Het geeft blijk van onvoldoende respect voor de mensen, de natuur, voor de werkelijkheid. Pas daarom op voor iedereen die zegt het goede te willen doen, want het is al gauw een ongebreidelde wil, of een rechtvaardiging, om te heersen. Die strijdlust, het harde werken, de loyaliteit aan een systeem, of het nu gaat om bedrijven of de overheid, je lijkt het alleen te vinden in het westen, en in een aantal Aziatische landen. Maar de meest fanatieke ambtenaren ben ik in Canada tegengekomen. Werkelijk grove douanebeambten, een nogal strijdbare manager van een natuurgebied, een fanatieke schooldirectrice in Pauluk, die eiste dat alle kinderen om 9:00 in de klas waren. Maar dat sloot niet aan op de lange zomeravonden, en het feit dat zomaar een hele familie de wildernis in was, om te vissen en te jagen. De plaatselijke leraren en leraressen hadden uit pure wanhoop alvast een vacature opgehangen: ‘Gezocht: schoolhoofd. Direct beschikbaar.' Ik hoorde eens een treffende anekdote over een visser op het strand. Er kwam een zakenvrouw aangelopen die tegen hem zei: je zou veel meer vis kunnen vangen, door te investeren in nog een boot, en door medewerkers in dienst te nemen. Toen de visser vroeg waarom hij dat zou doen, was haar antwoord dat hij dan op een dag, zonder zorgen lekker op een strand zou kunnen zitten. Daarop antwoorde de visser: maar ik zit hier toch onbezorgd op het strand?
Copyright Yuri Klaver
Voor wie niet in staat is om zichzelf te disciplineren, biedt een systeem uitkomst. Gevolg is dat iedereen die werkt voor een systeem, het risico loopt om ook zijn loyaliteit aan het systeem, niet te kunnen beteugelen. Ieder systeem in beginsel is ontworpen om te heersen, en ieder systeem dat door mensen bedacht is, heeft een vertegenwoordiger nodig. Die vertegenwoordiger is niet alleen loonslaaf, maar heeft, wanneer die vertegenwoordigers hierarchisch zijn georganiseerd, ook het vooruitzicht om binnen dat systeem nog meer macht valt te verwerven. Maar bij grote systemen is er sprake van grote concurrentie, en bij nog grotere organisaties worden je prestaties gerapporteerd bij iemand die je niet kent. Dit kan een extra motivatie zijn om activisme te tonen, de handen te laten wapperen, om er zeker van te zijn dat er ondanks alle mogelijke ruis in de communicatie, een positief oordeel bij de baas naar binnen rolt. Niet voor niets hebben hierarchische systemen een grote aantrekkingskracht op de gevaarlijkste zwakkeren onder ons: de patsers en de secreten, die weinig reflecteren op hun wil naar macht, en daarmee een gevaar voor zichzelf en voor anderen zijn. Die zien in het systeem een mogelijkheid om een ander in zijn ruimte te beperken, bedoeld of onbedoeld, gelegitimeerd door een carriere. Het is de carriere, de in het systeem bejubelde levenswandel, die sociaal onrecht rechtvaardigt, die een ander mens niet alleen beschouwt als een instrument voor de eigen belangen, maar daarin ook feitelijk slaagt. De opmerking van Esther was een openbaring. Maar hoe is het mogelijk om zo'n, laten we zeggen, zachtaardige mentaliteit te hebben? Is het niet de natuur? Het is de natuur! Ik bedoel, het land waar ze leven is groot genoeg om de mensen te voorzien in wat ze nodig hebben. Het land biedt transportmiddelen, de sledehonden, het voedsel, bouwmaterialen. Je zou kunnen beweren: geen systeem is onvermijdelijk zolang er genoeg natuur is. Het verklaart misschien de ontspannen houding van Russische mannen, ze hebben altijd nog de taiga. Als je het zo bekijkt, is het de overbevolking die aan de wieg ligt van al onze systemen, de staat, de ondernemingen, de technologie. Het zou betekenen dat grote delen van Europa al sinds de middeleeuwen overbevolkt zijn geraakt. Het land was al niet meer groot genoeg om families te voorzien met alles wat ze nodig hadden. Er werd een werkwijze bedacht, een systeem van ruilhandel en rechtspraak dat functioneert buiten hele families om, met de vertegenwoordigers van dat systeem als gezagsdragers. De bossen verdwenen, er werden schepen gebouwd, de steden werden al groter en groter. Steeds meer mensen werden via een systeem van elkaar afhankelijk, maar bleven doorgaan met zichzelf voort te planten, tot er een moment komt waarop het systeem tegen een volgende natuurlijke grens aanloopt. De humanist gelooft in de mensen, en zal waarschijnlijk zeggen dat er meer mensen nodig zijn om het systeem in stand te houden en te verbeteren. Dat is het probleem van de humanist: die kan alleen maar humanistisch zijn doordat hij afhankelijk is van een systeem, maar dat waarschijnlijk niet eens ziet. De ecoloog die het hele plaatje overziet, zal beweren dat we juist minder mensen nodig hebben, om de noodzaak van al onze systemen terug te brengen. Met de beste wil van de wereld; de technologie gaat niets verbeteren aan de functionaliteit van de ecosystemen, en waarom zouden we dat toestaan? In de grondwet hebben we de onschendbaarheid van het lichaam, als belangrijkste wet. Een systeemvertegenwoordiger zal zeggen dat zijn systeem onvermijdelijk is, dat je geen mogelijkheid hebt om je eraan te onttrekken, of dat er hogere belangen in het spel zijn. Geen systeem, organisatie, of organisme is geneigd om de reikwijdte van zijn te systeem te bevragen, laat staan voorstellen tot de opheffing ervan. Maar geen enkel systeem is gelijk aan de natuurlijke noodzakelijkheid. De waarde van natuurvolkeren en de kleine culturen is daarom onschatbaar. Via hen kunnen we buiten onze systeemgrenzen gaan. De natuur is een plek waar een systeem niet de hele wereld is, het geeft het besef dat we niet alles controleren. De vrijheid, dat moet meer kunnen zijn dan het mogen invullen van een ander vakje. Anders is alle verandering niet meer dan meer van hetzelfde, zoals de twintig soorten ketchup in de supermarkt.
Copyright Yuri Klaver
Maar ik moet de lezer teleurstellen. Ook de Inuvaluit in Paulatuk zijn geen natuurvolk meer. De kleine Inuitgemeenschappen langs de Arctische Kust van Canada worden deels in stand gehouden door de Canadese overheid, omdat ze een militair - strategische functie hebben in dat grote verre noorden. De invloed van de blanke mens reikt overal, tot in de diepste jungle van Afrika, tot in de verste uithoeken van Siberie. Maar toch, die Russen, het is een slag apart.
ZIN VAN TRANSPARANTIE
Stelling: overleg en hierarchie zijn overbodig, als iedereen weet wat er gedaan moet worden
Zou je een mens ontdoen van alle systemen, zijn kleding, zijn spullen, apparaten, werkwijzen, samenwerkingsverbanden, kortom alles dat een mens bewust heeft gemaakt, dan blijft er niets anders over dan een mens, vanaf zijn huid omringt door volstrekte wildernis. Zijn grote angst zou bewaarheid worden, want hij zou het niet lang overleven. Inmiddels is het scala van systemen waarin de westerling zich begeeft zo omvangrijk en complex geworden, dat geen mens het meer kan begrijpen. Dit brengt me ertoe om twee vragen te stellen: wat is de reden voor de enorme aanwas aan systemen, en waarom zou het een probleem zijn dat we de systemen, die we zelf hebben gecreerd, niet meer bevatten? Op de eerste vraag kan ik drie antwoorden verzinnen. (1) We zijn geneigd om een marge van veiligheid aan te houden. We beschermen ons dus door meer veiligheid dan er nodig is, om onvoorziene risico's te kunnen opvangen. Ook het lichaam doet dat: tussen pijn en schade aan het lichaam is er doorgaans een ruime bandbreedte. (2) Systemen hebben een grote aantrekkingskracht op ons, omdat ze ons de mogelijkheid geven om macht uit te oefenen op de omgeving van het systeem, waar het systeem voor bedoeld was, en om macht uit te oefenen binnen dat systeem. Door dat laatste, loopt ieder systeem het risico om te groeien om te groeien, ongeacht zijn relatie met de omgeving, hoewel de destructie van de omgeving een onbedoeld gevolg kan zijn. De uitwas van een systeem, van de complexiteit ervan, kan ook ontstaan door verdeeldheid, door compromissen, wat een gevolg is van de eerder genoemde machtsstrijd. (3) Omdat het kan. Omdat we creatieve wezens zijn die uit nieuwsgierigheid, gewoon voor de lol, willen weten of we systemen kunnen maken. Er zijn dus allerlei redenen waarom een systeem steeds maar verder groeit. Ik las laatst een mooie zin die dit fenomeen samenvat: complexiteit gebeurt, eenvoud moet je organiseren. De tweede vraag: waarom is de complexiteit van systemen een probleem? Thomas Friedman, de beroemde econoom die hamert op transparante prijsvorming, noemt in een van zijn boeken het voorbeeld van het potlood. Bij de productie van een potlood weten de producenten van het lood en het hout, niet per se wat het eindproduct zal zijn. Zonder het van elkaar te weten, kunnen toch heel goed potloden worden gemaakt. Laat ik mijn reactie illustreren met een voorbeeld, door terug in de tijd te gaan, naar september 2011. Ik ben aan het eind gekomen van een duizend kilometer lange afdaling met een zeekajak, over de Indigirka rivier in het verre oosten van Rusland. Ik ben aangenkomen in Kebergene, een plaatsje in de onafzienbare Russische toendra. Aan de oever ontmoet ik Ivan, een ex worstelaar, die me met een motorboot tweehonderd kilometer stroomafwaarts kan brengen, naar Belaya Gora. Daar zou ik met het vliegtuig naar huis vertrekken.
Copyright Yuri Klaver
Na enige tijd stelt Ivan een jongen aan me voor, Sergey, die me komt helpen om de spullen in te pakken. Ivan zegt: voor alle duidelijkheid, Sergey praat niet. Kan hij niet praten, vraag ik, of wil hij het niet? Wil niet, is het antwoord. Sergey een vriendelijke jongen met een intelligente blik, hij kijkt hoe ik een aantal onderdelen verwijder van de vouwkajak en deze in een tas leg, Sergey doet het precies na voor alle andere onderdelen. In een mum van tijd is alles ingepakt. Terug naar Paulatuk. In Paulatuk kent iedereen elkaar, dus waarom zou je de hele tijd met elkaar moeten communiceren? Alles wat gedaan moet worden wordt gedaan. Zelfs als de jongens gaan vissen of jagen, waarbij van alles moet worden voorbereid, wordt er nauwelijks een woord uitgewisseld. Hoe dat mogelijk is? Omdat iedereen weet wat er gedaan moet worden. Waarom overleg? Waarom discussie? Is dat niet juist een onvermogen om te kunnen samenwerken? Waarom communiceren als je met zijn allen weet waar je naartoe gaat? Iedere vorm van (geinstitutionaliseerde) hierarchie is overbodig, als iedereen weet wat er gedaan moet worden, en iedereen elkaars werk kan overnemen. Ook de mannen in Paulatuk kunnen kleding maken, ook de vrouwen kunnen een kariboe meebrengen naar huis. Het lijkt op de situatie op een boorplatform op de Noordzee, waar uit oogpunt van de veiligheid iedereen elkaar kan vervangen als dat nodig is. De problemen beginnen als er types rondlopen die hun wil naar macht niet kunnen beheersen. Wanneer die worden aangewezen als systeemvertegenwoordigers, als ze mogen beslissen over ontslagen. Die types hebben er belang bij als niet alle kennis gedeeld wordt, vooral niet de kennis over de systeembesturing. Resultaat is dat de belangen verschillend zijn geworden. Maar wat als die persoon komt te overlijden, gewoon in bed ligt te slapen, of een keer vrij heeft? Door kennis achter te houden, wordt het de werknemers onmogelijk gemaakt om te weten wat er gedaan moet worden. Door kennisprivileges ontstaan verschillende realiteiten. Die van het systeem dat een relatie onderhoud met de omgeving - de bestaansgrond van het systeem - en die van het systeem voor zichzelf, gericht op de instandhouding van machtsrelaties binnen het systeem. De manager zegt misschien wij gaan het doen, maar hij bedoelt: jij gaat het doen. Gevolg is dat de systeemvertegenwoordigers geen gezamenlijk doel meer hebben, wat nog wordt versterkt wanneer er vertegenwoordigers zijn die er persoonlijke doelen op na houden, die niets met de instandhouding of het functioneren van het systeem te maken hebben. Stel dat alle uitvoerders precies zouden weten wat er gedaan moet worden, en dat de gezagsdragers (managers, directeuren) zich alleen begeven in de wereld van de machtsrelaties binnen het systeem, dan hebben de uitvoerders feitelijk de macht overgenomen. Zij hebben de gezagsdragers niet nodig om het systeem te laten functioneren. De enige functie voor de bestuurders is symbolisch, en omdat ze voorzien in loon. Wie heeft er iets gemerkt van de jaren zonder Belgisch parlement? De bussen reden, de wegen werden onderhouden, de post werd nog steeds bezorgd. Die schijnmacht is eigenlijk een hopeloos ouderwetse situatie van inefficiency, die alleen wordt geaccepteerd omdat het nu eenmaal deel uitmaakt van de westerse cultuur. Draagt die cultuur geen sporen van het feodale tijdperk van de late middeleeuwen in Europa, van heren en gehorigen? Je kunt hier natuurlijk tegenin brengen dat alleen al de gedachte aan de aanwezigheid van een gezagsdrager, ertoe kan leiden dat het werk goed wordt gedaan, als een surrogaat geweten. Het potlood staat voor specialisatie, er is iemand voor het lood en voor het hout. Als er verder geen risico's zijn, als er geen behoefte is om de kennis van hout of lood als een privilege te beschouwen, als er geen machtsverstoringen optreden, dan werkt het prima. Maar zodra het systeem functioneert in een gevaarlijke omgeving, of sprake is van gevaarlijke processen, dan leidt het op den duur tot een ramp wanneer er figuren rondlopen die zeggen: dat is mijn werk en dat is het werk van jouw.
Copyright Yuri Klaver
Niet dat er geen leiding nodig is, zeer zeker niet, maar wie de leiding neemt zou moeten afhangen van de situatie. En als de situatie het niet vraagt, dan is er ook geen leiding nodig. Wat is de functie van een volwassene die voor lange tijd ‘de baas' is? Is dat dan niet afhankelijk van de situatie? Of moeten we ons hele leven hetzelfde werk doen? De roulatie van de macht, het wisselen van macht, is ook wat jongetjes onder elkaar al snel leren: straks ben ik de baas, nu ben jij dat. Het is nu twee uur 's nachts. Voor het eerst sinds vijf maanden moet ik de hoofdlamp gebruiken om meer te kunnen zien dan het beeldscherm van de telefoon waarop ik aan het typen ben.
Copyright Yuri Klaver
2
SOCIAL NATURE
Copyright Yuri Klaver
WILLEN DOEN
Stelling: niets doen is hard werken, door onze eigen oordelen
Voor dit verhaal maak ik twee sprongen terug in de tijd. De eerste sprong gaat terug naar het begin van het eerste seizoen, twee weken nadat ik Sledge eiland heb aangedaan.
Dag 17, 20 juni, 2013 Na vier dagen wachten op beter weer, kon ik vanmorgen eindelijk vertrekken. De kajak koerst gestaag over het gladde water. Evenals in Rusland, honderd kilometer naar het westen, heeft de zee de asblauwe kleur van een gletsjermeer. Om de zoveel tijd glooit de zee een meter omhoog en weer omlaag. Ik volg een witte lijn die uit een vettige substantie lijkt te bestaan. Meeuwen cirkelen een halve kilometer vooruit. Vast het spoor van een dode walvis. Aan de rechterkant glijdt een dramatisch landschap voorbij van donkere rotswanden met daarachter bergen van duizend meter hoog, half zichtbaar in nevelslierten, met diepe dalen die wilde rivieren naar zee begeleiden. Ik probeer zo dicht mogelijk langs het steil oprijzende land te varen. Ik heb veertig kilometer afgelegd, tijd om aan land te gaan. Ik hoor het ruisen van een rivier. Na lang turen zie ik de snelstromende monding, verscholen achter het voorste grindstrand. Ik zal gewoon op het strand moeten aanmeren. De golven zijn een meter hoog en worden al steiler, wat bij nader inzien ook van het grindstrand kan worden gezegd. Spatzijl loshalen, roertje omhoog, wachten tot de golf voorbij is, dan hard peddelen om zo hoog mogelijk op het strand te komen. Nu zo snel mogelijk uitstappen en de punt van de kajak stevig beetp - daar is de volgende golf. Die geeft me eerst een duw en wil daarna alles weer naar beneden trekken alsof die zich bedacht heeft. Met alle kracht sleur ik de kajak zo ver mogelijk over het grind omhoog. Het strand is meer dan vijf meter hoog en bestaat uit meerdere grindlagen lagen, opgestreept, naar gelang de windkracht uit het zuiden, de hoogste door de zwaarste stormen. Bovenop liggen brede banen met takken en boomstronken. In de richting van het riviertje gelopen, langs de met gras begroeide helling van de kaap, wordt de hoogste grindlaag helemaal vlak, met ruim voldoende plek voor de tent. Dan loopt het ineens steil af naar het riviertje. Deze komt uit een dal waar ik een kilometer kan inkijken en vormt, voor het de zee instroomt, eerst een lagune van tien meter breed en honderd meter lang, waarvan het water kristalhelder is, het beste drinkwater van de wereld. Ik leg ik de reservetent te drogen. Maar die was helemaal niet nat. Nu wel, want op dat moment begint het te regenen. Daarna verzin ik een vernunftig systeem van ronde boomstammetjes, om de kajak naar de hoger gelegen lagune te rollen. Na drie uur is het helemaal gelukt. Hoera! Maar bij nader inzien had ik langs het riviertje omhoog in tien minuten hetzelfde resultaat gehad. Soms denk ik wel eens dat door alle vernieuwing van de moderne mens, hij de kans niet krijgt om routine te vinden in zijn werkzaamheden, om daarmee zijn werk efficient te kunnen doen. Diezelfde avond ga ik verder met lezen in Robinson Crusoe. ‘s nachts geselt de regen de tent. De golven van de zee slaan schuin tegen het steile strand. Met de doffe, herhalende dreunen lijkt het alsof er een reusachtige machine aan het werk is, de machine van de zee. Ik ben blij dat ik de kajak hoog en droog heb neergelegd. Drie dagen later komt de regen nog steeds met bakken uit de lucht.
Copyright Yuri Klaver
2014, 2e maand, zo'n vijfhonderd kilometer stroomopwaars de Noatak rivier:
Dag 137, 20 mei 2014 Het is vijftig dagen geleden dat ik Kotzebue heb verlaten en de monding van de Noatak rivier ben opgevaren. Sindsdien heb ik vijfhonderd kilometer stroomopwaarts afgelegd, peddelend, lopend langs de oever, en op ski's over de bevroren rivier. Aan de laatste is twee weken geleden met veel geweld een einde gekomen. Ik weet nu wat ‘break - up' betekent. Vol verwachting nader ik de monding van de Aniuk. De bedoeling is om de Aniuk stroomopwaarts te volgen tot Howard Pass, om vervolgens het Nigtun meer te bereiken dat op de bergpas gelegen is, op een hoogte van vijfhonderd meter. Aan de overkant van dit meer ontspringt de Etivluk rivier, die ik tweehonderd kilometer wil afvaren tot aan de Colville, en verder, vierhonderd kilometer tot aan de monding in de Arctische Oceaan. De Aniuk komt de Noatak binnen als een bruine vloed van water die nog breder is dan de Noatak. Dat is vreemd, omdat het stroomgebied meer dan de helft kleiner is. Terwijl al het ijs op Noatak is verdwenen. Wat stond me te wachten. Langs de Etivluk liggen sneeuwbankem, twintig meter hoog, met holten waar de rivier doorheen stroomt. Het is levensgevaarlijk. Esther vertelde dat zij hier ergens op weg waren, samen met haar vader, en dat de sneeuwscooter door de sneeuw was gezakt, door een grote holte, en in het water terecht waren gekomen. Langs de Etivluk liggen de sneeuwbanken twintig meter hoog, het is het restant van sneeuwval en dan de wind, die hard de hellingen komt afblazen. Een keer komt de kajak naagt de kajak om onder een van de levensgevaarlijke sneeuwbanken te sturen, stel je voor dat de kajak en alle spullen met veel geweld onder water wordt geduwd, als de kajak kapot gaat, dan zal er vast uitrusting uit tevoorschijn komen, zodat je een voor een alles wat drijft, de meeste onderdelen, weer een voor heen uit het water mag vissen. Ik zou een rechte lijn over het land volgen, de slingers van de rivier ‘afsnijden' om sneller stroomafwaarts te gaan dan de rivier, in ieder geval. Aan het eind van de dag valt mijn oog op een stroomversnelling van meer dan tweehonderd meter lang, zonder bochten, met aan beide kanten wilgen die bijna tot de helft in het water staan. De stroming is te hard om tegenop te peddelen, en langs de kant staan de wilgen, waardoor ik de kajak niet met de twee lijnen (één aan de voor- en één aan de achterpunt) langs de oever over het water kan trekken. De tent zet ik neer op de toendra aan de buitenbocht van de rivier. De grond is vanaf een aantal centimeters diep nog steeds bevroren, zodat ik de platte kant van mijn bijl gebruik om de rotsharingen in de grond te meppen.
Dag 146, 27 mei 2014 Ik wacht nu al een week. Sindsdien is het water nog een meter hoger komen te staan. Aan de overkant van de rivier loopt een wolf voorbij. Ik probeer zijn aandacht te trekken. Hij kijkt me aan en vervolgt zijn weg, tot hij om de heuvel uit het zicht verdwijnt. Ik benijd zijn snelheid, in een dag legt hij waarschijnlijk wel vijftig kilometer af, zonder alle James Bond uitrusting die ik meezeul en die nu werkloos aan de kant ligt. Heb ik wel de juiste beslissing genomen? Had ik niet beter, in plaats van door het binnenland te gaan, om dit schiereiland ter grote van Midden - Europa heen kunnen varen, langs de kust van de uiterst gevaarlijke Chukchi zee?
Copyright Yuri Klaver
Er zijn hier geen bomen om een hut te bouwen, of een of ander houtsnij - kunstwerk. De enige dieren die ik de afgelopen drie weken heb gezien zijn een beer, een eland en een wolf, verder niets. Een dier vangen om op te eten is dus uitgesloten. Als dit nog een week of wat doorgaat, dan moet ik met de stroom mee helemaal terug naar Noatak en Kotzebue, om vervolgens alsnog die hele saaie en gevaarlijke kustlijn langs te peddelen. Terwijl ik nu zo'n beetje halverwege ben, met de waterscheiding binnen bereik. Tachtig kilometer hiervandaan stromen alle rivieren naar de Arctische Oceaan.
Dag 155, 10 juni 2014 Twaalf dagen. De tweede klus en laatste klus is nu ook af. Gisteren heb ik een ingenieus pannengrijpertje van hout gemaakt - het aluminium greepje was ik kwijtgeraakt in het geweld van de ‘break - up' - en nu heb ik ook drie gaatjes in de aluminium braadpan gemaakt, met de punt van een schaartje. Door die gaatjes kan ik de pan met koperdraad boven een houtvuurtje te hangen. Daarmee bespaar ik benzine voor de brander. Ik weet nog net te voorkomen dat het vuur zich razendsnel over de toendra verspreid, door met mijn laarzen snel op de vlammen te stampen.\
Dag 158, 13 juni 2014 Vijftien dagen. Aan het eind van de ochtend kom ik terug van een verkenningstocht stroomopwaarts, maar alle grindbanken staan nog steeds onder water. De sneeuw begint nu flink van de bergen te smelten, maar het is nog lang niet over. Het is nu vroeg in de middag. Ik heb alles gedaan wat gedaan moet worden. Mijn kleren gewassen, de bevoorrading nageplozen, wat geschreven, en gegeten. Ik voel wat aan mijn kin. Ja, dat is al een behoorlijke baard geworden. Tot twee weken geleden was ik elke dag bezig om een zo groot mogelijke afstand af te leggen. Als er onderweg geen gevaren waren om te ontwijken, dan verzon ik ze wel, omdat ik neig te geloven dat alles wat ik bedenk, een grote kans maakt om niet te gebeuren. Maar sindsdien ben ik van de vijfde versnelling naar de eerste gegaan, via stilstand, naar iets dat lijkt op achteruitgang. Met ditjes en datjes kon ik me tenminste rechtvaardigen dat ik straks van het nu zou kunnen genieten. Als het bezig zijn niet ophoudt, is er altijd nog het straks, om van het nu te mogen genieten. Dat lijkt op de haast. Dan verdient ook altijd de volgende klus meer aandacht. Je bent nooit in het moment, tijd is er de planning, het anticiperen op. Maar hier waren er zelfs geen ditjes en datjes om me bezig te houden. Ik zag op tv een man die met pensioen ging. Hij had er twintig jaar naar uitgekeken, kreeg een bos bloemen in zijn handen gedrukt en zei: eigenlijk wil ik dit helemaal niet. Het hele idee van pensioen, is het geen vergissing? Waarom je oude vader en moeder laten betalen voor hun zorg, die ze jou hebben geleverd? Ik dwaal af. Ik krab wat aan mijn arm. Ik bijt op mijn plastic lepel. Hela, voorzichtig! Ik moet me beheersen om niet nog eens naar het stokje te gaan kijken, dat heb ik vijf minuten geleden nog gedaan. Dat stokje heb ik op waterlijn gezet om de waterstand nauwkeurig in de gaten te kunnen houden. Ondertussen staat de koffie koud te worden.
Copyright Yuri Klaver
In de wildernis zou ik afstand nemen van de indrukken van de moderne wereld. Hier zou ik genieten van de eenzaamheid, me onderdompelen in serene rust, me laven aan de wijdse stilte van een langzamer leven. Maar ik kan het niet! Hoe kon ik denken dat je de sereniteit vind op een plek buiten jezelf? Ik begon het vermoeden te krijgen dat als de sereniniteit van ver moet komen, je er niet op bent voorbereid. De gedachten schieten door mijn hoofd, diep van binnen roept mijn hele wezen: er moet iets gebeuren! Maar wat? Nietzsche zei het al: vrienden zijn als een kurk die ervoor zorgt dat we niet te diep gaan. Maar mijn vrienden zitten aan de andere kant van de wereld. Ik begin me af te vragen of een mens wel in staat is om mentaal gezond te blijven wanneer hij alleen is, en ook nog eens niets te doen heeft. Niets doen is hard werken! Met dank aan Oscar Wilde. Volgens onderzoek heeft een mens iedere dag gemiddeld tussen de vijf - en veertigduizend gedachten. Volgens ander onderzoek zijn de hersenen tijdens de slaap een zee van bruisende energie, meer nog dan overdag. We zijn denkende wezens of we willen of niet. Maar zolang we bewegen hebben we niet door dat we denken, vloeien onze gedachten onzichtbaar samen met de bewegingen van ons lichaam. We worden ons pas bewust van onze gedachten als we stoppen met bewegen, als het hoofd (onderdeel van je lichaam) niets heeft om te plannen, als onze mond niets heeft om over te praten. Dit verklaart waarom we het zo moeilijk vinden om de stilte en de rust te verdragen. Henk van de Velde, de solozeiler, vroeg zich af: hoe het komt dat ik rustig wordt van het kijken naar de golven van een oceaan in een storm? Ik denk dat ik het antwoord al gegeven heb. Maar waar komen die gedachten vandaan? In mijn geval: het begon met twijfel, en een oordeel. Had ik niet beter langs de kust kunnen varen? Moest ik niet terugkeren in plaats van verder gaan over die bergpas? De dieren lopen me vlotte draf voorbij. Ik ben als een zeilschip verloren geraakt in een tropische doldrum, bij wijze van. Kan ik niet proberen om de hele uitrusting over de dichtstbijzijde bergpas te slepen? Waarom doe ik dat niet? Een aantal van mijn sponsoren had aangegeven - verpakt in een grapje - dat de voortgang van begin af aan niet om over naar huis te schrijven was. Wat moesten ze nu wel niet denken. Ik had ze nog niet gebeld, maar hun oordelen over mij priemden een gat ik mijn rug. Maar het was mijn eigen projectie. Als ik er vanuit ging dat ze weinig vertrouwen hadden in mij, beoordeelde ik hen dan niet als wantrouwig? Ik veroordeelde mezelf door de gedachte aan hen, gaf hen daarvan de schuld, en had daardoor nog grotere behoefte om hen de actie te geven die ze wilden, als genoegdoening voor mijn vooroordelen over hen. En dan probeerde ik ook nog van alles te doen, om me van al die gedachten af te leiden. Zie hier het relaas van handelingen als gevolg van een oordeel. Iedereen heeft wel eens een innerlijke conversatie. Iedereen is in staat om woorden willekeurig aan elkaar te rijgen, maar wie zegt dat we naar ons eigen gebrabbel moeten luisteren? We zijn niet verplicht om onze woorden, symbolen, sjablonen, te vullen met een betekenis. Maar zodra we een vooroordeel vellen, staan al die gedachten klaar om ook over onszelf te oordelen. We rijgen een keten van activiteiten voor een probleem dat heel eenvoudig kan worden opgelost, als we eerlijk durven zijn. We kunnen dus stellen: niets doen is hard werken, door mijn eigen vooroordelen. Oftewel: de ander nog meer mijn nu bepalen. De lezer zal misschien denken: wat voor jou geldt hoeft nog niet voor mij te gelden. Maar ik geloof dat ieder mens erg op elkaar lijkt, we hebben allemaal te maken met dezelfde wetmatigheden, zodat alle onderzoekingen naar mezelf een onderzoek is naar alle mensen. Ik ben als het ware mijn eigen proefkonijn.
Copyright Yuri Klaver
GEVEN - ONTVANGEN
Stelling: omdat we graag ontvangen zijn we geneigd een ander te dienen
Seizoen 2, eerste maand, de Noatak rivier omhoog in de winter
Dag 120, 17 april 2014 In Noatak heb ik een zekere Perry ontmoet, die me met zijn sneeuwscooter naar Nakolik kan brengen. Nakolik, niet meer dan een plek op de kaart, ligt tweehonderd kilometer stroomopwaarts van het plaatsje Noatak. Maar een dag voor vertrek komt Perry komt terug op zijn belofte. Door de hoge temperatuur, het vriest nauwelijks, is de sneeuw zwaar en diep. De oude sneeuwscooter moet een slede achter zich aantrekken volbeladen met de kajak en de hele uitrusting. Bovendien kan ik maar vierhonderd dollar uitgeven aan benzine, waarmee we niet verder zullen komen dan zeventig kilometer, in de buurt van de hut van Ricky die ik vorig jaar heb ontmoet. We zwaaien naar elkaar, Perry rijdt weg. Daar sta ik dan, alleen. Tegenover me staat het bos met naaldbomen waar ik vorig jaar twee dagen heb gekampeerd. Dat was in het begin van de herfst. Ik pak alle spullen in, ietwat zenuwachtig omdat ik het voorttrekken van een volledig gevulde kajak nog nooit heb uitgeprobeerd. Al met al zal ik zo'n 150 kilo moeten voortslepen. Ik trek de kajak van de aflopende oever en kom terecht op blauw ijs zo glad als een spiegel. Zowaar, de hele handel glijdt er opmerkelijk makkelijk overheen. Geweldig! Even later glibber ik over de bulten en verzakkingen. Ik verlang zo naar de hut van Ricky Ashby dat ik niet de tijd neem om de stijgvellen onder de ski's te plakken. Na twee uur bereik ik de hut. Zie ik daar geen licht branden? Zou er iemand zijn? Ik zou hem graag nog even gedag willen zeggen. Ik stap over het pad met de platte stenen. Uit de schoorsteen komt geen rook. De bergen in het zuiden liggen er nog net zo bij als vorig jaar. De deur is niet op slot. Ik stap in de kleine hal. Vorig jaar was het binnen bomvol mensen. Nog een deur, waar geen laarzen voor staan en ik sta in de hut. Het is doodstil. De schemering is al begonnen. Recht vooruit staat de stoel bekleed met een wolvenvacht, de stoel waar Ricky de vorige keer in zat, nu is hij leeg. Aan de linkerkant, achter een ondiepe wand, is een groot bed met wollen dekens. Rechts van het bed ligt op een plank een stapel Nationale Geographics. Net als de vorige keer pak ik het exemplaar met de oplage over de North Slope. De North Slope, De ‘Noordhellingen' is de grootste en laatste echte wildernis van de Verenigde Staten. Je bereikt het via de Poolzee of door de Brooks Range vanuit het zuiden over te steken en dat is precies wat ik van plan ben. Er is een kaartje bij. Mijn god wat een end. Ga ik dat redden? Bij het proviand inslaan was ik er vanuit gegaan dat ik bij Nakolik zou beginnen, maar dat ligt nog wel een week verder. Vanaf Nakolik is de planning is als volgt. De Aniuk bereiken: twee weken. De bergpas: een. Oversteken van de bergpas: een. De Etivluk afvaren: een. De Colville afvaren tot aan Prudhoe Bay: twee. In totaal 8 weken. Door het gehannes met Perry kom ik dus een week tekort, en dan moet alles meezitten.
Copyright Yuri Klaver
Ik heb honger. Aan de rechterkant van de hut bevindt zich een aanrecht met twee ramen op het zuiden. Op de rechterhoek van het aanrecht staat een grote vierkante plastic pot met een mélange van noten en chocolade. Mijn maag knort luidruchtig. Op de plank linksboven het aanrecht staat een bord overladen met twix repen en zakjes met een ander soort notenmix. Er gaat een grote hand in de plastic pot. En nog een keer. Er gaan twee twixen naar binnen en twee zakjes notenmelange. Om het af te maken - ik ben nu toch bezig - giet ik een halve liter Coleman fuel in mijn brandstof fles. Het 5 liter blik stond op een plank in de kleine hal. Allemaal zaken die door de jagers van Noatak worden meegenomen ter bevoorrading, en als dank voor Ricky die zijn best doet om hier een goed verblijf voor iedereen van te maken. Maar ik ben niet van plan om een van mijn chocoladerepen, toiletrollen of stukken zeep hier achter te laten. Het wordt koud en ik kruip diep in mijn slaapzak. Ik denk dat ik Ricky toch maar iets ga opsturen als ik in Nederland terug ben. Om het goed te maken. Dit boek misschien? En wat repen chocolade. In het donker lig ik te denken. Waarom is het zo moeilijk om je te onttrekken aan het oordeel van een ander die er helemaal niet is? Het is het geweten! Het geweten is als een spiegel die jouw oordelen van een ander naar jezelf terugkaatst. Of als een raam waardoor de mensen die je kent bij je naar binnen lijken te kijken, om een oordeel over jezelf te vormen. Het geweten bestaat helemaal niet uit je eigen opvattingen, maar die van onze omgeving: ouders, familie, leraren, vrienden, media. Met als gevolg dat niemand kan beweren volledig authentiek te zijn, hooguit een beetje, in zijn bepaalde verzet van die opvattingen, of in zijn steun aan zeldzame opvattingen. Een onzorgvuldig oordeel stuitert heen en terug, door de kracht van het geweten, een slingerende aap tussen de takken. Niet voor niets jagen de eenzaamheid en de stilte ons aangst aan, met volle agenda's voeren we een gevecht tegen de leegte, de betekenisloosheid, we verdoven ons met het subuptimale. Lange stilte is als een ramenlapper die de een grote vraag naar binnen laat kijken: wat beteken ik voor de gemeenschap? Wie de kracht van het geweten onderschat, is misschien te weinig stil en alleen geweest. Ik kan me nog goed herinneren, omdat ik het me vaker heb herinnerd, dat ik bezig was met het oversteken van de Hardangervidda in de winter van 1995. In het donker stak een sneeuwstorm op. De hoofdlamp functioneerde niet, het lag aan de batterijen, de tent verplaatsen was daarom onmogelijk. De wind drukte als een zware dronken kerel tegen de zijkant van de tent, de voortent lag tot aan de nok vol sneeuw. Voor het eerst in mijn leven vreesde ik voor mijn leven. Het zal toch niet gebeuren dat ik hier kom te overlijden? En weet je wat ik dacht? Hoe stom zou het zijn om hier de hoek om te gaan, ik zou me voor mijn vriendin moeten schamen! Wat zou ik er zelf van moeten vinden als ik er niet meer was? De anderen, mijn vrienden en familie, die zouden er het ergste van vinden. Misschien was ik nog niet dicht genoeg bij het randje van de dood. Misschien moest ik in de kern van mijn bestaan worden geraakt om echt voor mezelf kiezen. Waarom is onze sociale natuur zo sterk? Omdat het in onze natuur zit, het woord zegt het al. Omdat sociaal zijn een dierlijke oorsprong heeft. Volgens de Kabbala, de Joodse mystieke leer, zit het zo: we geven alleen maar om te ontvangen. In eerste instantie, bij onze geboorte, zijn we volstrekt egoistisch, we doen niets anders dan ontvangen, tot we leren om te geven aan een ander vanaf een jaar of acht. Maar dat geven is nog steeds een egoistische daad omdat we geven om te ontvangen. We geven aan een ander omdat we daarvoor een gunst mogen terug verwachten. Ik krab jou rug, jij krabt de mijne. Overleven, dat doen we samen. De enige reden waarom we iets zullen doen voor een ander, is om onze eigen overlevingskansen te vergroten. Onze hulp aan een ander is in beginsel niets anders dan een omweg naar ons eigen leven. De sociale natuur bepaalt dat we de ander alleen maar kunnen zien als een instrument voor ons zelf. We zijn in beginsel niet in staat om te geven voor het geven, niemand weet wat liefde is! Er zijn vast lezers die hun bedenkingen hebben, maar probeer de gedachtengang even te volgen, dat alles wat we doen in beginsel door onze natuur bepaald wordt.
Copyright Yuri Klaver
Als we van nature geneigd zijn om ons sociaal te gedragen, dan heeft dat twee reusachtige gevolgen. Allereerst kost het ons weinig moeite, het gaat eigenlijk vanzelf. Maar aan de andere kant is geen dier in staat om niet voor zichzelf te kiezen. Omdat sociaal gedrag in onze natuur zit, kan niemand dus beweren onbaatzuchtig te zijn, niemand kan beweren het goede te doen. Wie dat toch beweert die liegt dat hij barst. Is het hart dan niet in staat om te geven om te geven? Weet het hart dan niet wat liefde is? Maar het hart is de motor van het lichaam, de kern van ons overleven! Het is ons hart dat in de liefde voor de ander zijn eigen bestaan bekrachtigd ziet, van heel het lichaam! Het is dan ook in de natuur om dienstbaar te zijn aan een ander als een omweg naar het eigen gewin. Door schade en schande leren we dat we een ander nodig hebben. Het is niet in onze natuur om te geven, zonder te ontvangen. Niet voor niets heeft Einstein gezegd: vrijheid, dat is in vrijheid kunnen werken. We worden niet geboren met een sociale natuur, maar wel met het talent om die te ontwikkelen. Maar als ieder mens - ik heb het even over de volwassenen - een geweten heeft. Als ieder mens zich laat dwingen om dienstbaar te zijn, hoe kan er dan zoiets als een crimineel bestaan? Als criminelen geen geweten hadden, dan zouden er meer opgewekte criminelen moeten zijn. Wat is er goed aan de niet - criminelen als alles wat we doen uit egoistische motieven is? Wat is er slecht aan de crimineel? Hij is slecht voor zich zelf! Door onhandige keuzes, luiheid en een gebrek aan discipline (met agressie als gevolg) manouvreert hij zichzelf in een situatie die niet zijn bedoeling was. Ben ik een dief? Welke excuses had ik om me als een dief te gedragen? Is het niet mijn eigen keuze geweest om hier naartoe te gaan? Wat zou het de lokale bevolking moeten schelen dat ik de eerste ben die ooit de Brooks Range doorsteekt met een kajak? Wat hebben zij aan mijn carriere als avonturier? Mijn rechtvaardiging van sociaal onrecht. Ik draai me om. Dan maar wat minder gemoedsrust.
Copyright Yuri Klaver
FATSOENPOLITIE
Stelling: fatsoen is nodig als we een onbekende kunnen tegenkomen
Seizoen 1, tweede maand, langs de rotskuts van Alaska op weg naar Wales
Dag 90, 23 juli 2013 Het is twee uur 's nachts. Eindelijk ben ik voorbij de kliffenkust met de vele alken en meeuwen, die zich ophouden op de gelige rotsen. In het ochtendlicht zijn de gekleurde huisjes van Deering, een kilometer verder, juist zichtbaar. Ik nader het strand en kijk waar ik de tent zou kunnen neerzetten. De zon ligt een handbreedte onder de horizon. Het zou me niet verbazen als iedereen nog wakker is, zo gaat dat in deze streken. Ik nader het strand op honderd meter, en ga dan naar links, naar het einde van het dorp, om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen me uit hun ramen voorbij zien komen. Je wilt geen onenigheid krijgen met een agressieve dronkelap, of iemand die er op uit is om je spullen te stelen. Je moet wel zwakbegaafd zijn, om onder het toeziend oog van anderen een ander kwaad te durven doen. We worden dus beschermd door de massa, maar dezelfde massa is ook in staat om het grootste kwaad te verrichten dat ik me kan voorstellen: een valse beschuldiging gevolgd door een lynchpartij. Wat een reiziger in ieder geval moet doen is geen ruzie krijgen. Daar, een open plek, links van een schuurtje dat het uiteinde van het dorp markeert. Nog verder naar links stroomt volgens de kaart een riviertje naar de baai, vlak langs het steile einde van een heuvel van een meter of dertig hoog. Als ik aanmeer op het zandstrand is het drie uur 's nachts. De twee jongetjes die ik zag rondslenteren langs het strand, komen op me af. Ik stap uit de kajak en zeg 'Hallo daar! Hoe heet je?'. 'James' is zijn antwoord.' 'En jij?''James.' Goed, allebei James. 'Waar kom je vandaan?' vraagt de jongste. 'Uit Nome.''Ik ook!' zegt hij. Als ik de tas met kampeerspullen weg breng naar het grasveld, gaat de jongste voluit op de kajak liggen, op het zonnepaneel dat op het dek is vastgebonden. 'Ga daar vanaf, dat zijn niet jouw spullen.' zegt de oudste. De jongste luistert meteen en gaat weer staan. Ik haal opgelucht adem. Deering is een grindweg van vijfhonderd meter langs het strand, met zo'n honderd houten huizen erlangs. Het is een opgeruimd dorp. Hier geen rondslingerende onderdelen van oude sneeuwcooters, zoals in Shismareff, de vorige plaats die ik had aangedaan, zo'n tweehonderd kilometer naar het westen. Mijn hemel, wat een reis heb ik weer achter de rug! Er komen steeds meer mensen aanrijden op hun vierwielers, die worden hier allemaal Honda's genoemd, ook als het om een ander merk gaat. Volwassenen en kinderen, tijdens het opzetten van de tent staan al gauw vijftien mensen om me heen. Je bent de eerste toerist die ik hier zie, zegt een man van een jaar of vijftig oud.
Copyright Yuri Klaver
Twee jongens blijven nog wat rondhangen. Roy, een lichtgetinte jongen van een jaar of zestien met donker kroeshaar vertelt dat hij uit Anchorage komt en hier naar school gaat. In Alaska worden veel kinderen uit de steden naar de dorpen gestuurd om ze tegen de invloeden van de stad te beschermen. Als ik vraag waar hij het liefste is, in Anchorage of in Deering, dan is dat Anchorage. ‘Vind je het prettig om hier te zijn?' vraag ik.‘Niet echt. Ik ben liever in Anchorage. Daar valt tenminste wat te beleven.'‘Is dat niet de reden waarom je juist hier bent?'‘Misschien.'‘Denk je niet dat het beter is om hier op te groeien, op een plek met wat minder criminaliteit?' Zijn antwoord getuigt van een grote wijsheid. Hij zegt ‘De mensen hier gedragen zich alleen maar omdat ze bang zijn voor gezichtsverlies.' Aha, een filosoof. ‘Maar dat is nu eenmaal de manier waarop het werkt!' is mijn antwoord voor ik er erg in heb. Ik voelde er weinig voor het hele verhaal weer opnieuw te vertellen. We praten nog wat, de jongens vertrekken. Ik zit alweer alleen in het hoge gras voor de tent. Een stuk of tien muggen houden me zwermend in de gaten. Ik zit te denken. Iedere volwassenen is verplicht om zijn kind, of die van een ander, in te peperen dat het zich gedraagt. Wat als er toch geen volwassenen zouden zijn! G'd behoede, en de aarde ook. Iedereen moet leren om te geven, om de hulp van een ander te verdienen. Je moet ervaren dat je gedragen de smeerolie is van het menselijk verkeer. De beschaving dat is een dunne laag van uiterlijke handelingen die een ander tegen zichzelf beschermen. Niet te gauw oordelen, haal dat snot onder je neus vandaan, dat is onhygienisch. De beschaving bedekt onze gedachten, verlangens en emoties tegen de buitenwereld, om een ander niet op ideeen te brengen, door zijn gulp te laten openstaan, of naakt over straat te gaan lopen. Nudisme is een oefening in fatsoen. Er kunnen namelijk belangrijkere dingen zijn dan onze begeerten achterna te lopen. En tenslotte moeten we rekening houden met de mensen die angst kennen, die wankel of agressief zijn, zodat we voorzichtig moeten zijn met onze woorden. Als de beschaving ons van buitenaf wordt afgedwongen, als het fatsoen een dun laagje van uiterlijke handelingen is, kunnen we ons het dan wel eigen maken? Kunnen we niet de beleefdheid zelve worden? Op zekere hoogte. Zodra we doorhebben dat wat we geleerd hebben ook echt werkt, dat we daarmee onze doelen met meer gemak kunnen bereiken. Een geforceerde glimlach kan een ander doen glimlachen, met als resultaat dat we werkelijk blij kunnen worden. Maar dat vereist acteerwerk, je goed inleven in je rol. De Engelsen winden niet voor niets de hele wereld om hun vinger. Maar toch. Waarom mag ik mijn mes niet aflikken, of een colaatje drinken uit de fles in het gezelschap van dure mevrouwen en meneren? Waarom kan ik niet in een t-shirt solliciteren, waarom wordt een bankdirecteur geacht in een pak met stropdas te verschijnen? Wat heeft dat te maken met je functioneren? Waarom in hemelsnaam zo'n soort fatsoen? Ik begrijp het niet. Stel dat ik een roofoverval zou durven te plegen, om met de opbrengst een mooie auto aan te schaffen, conformeer ik mezelf dan niet aan de mores van andere autoliefhebbers? En de punker die zich met zijn hanekam en kleren verzet tegen zijn ouders, is dat niet om in de smaak te vallen van zijn vrienden? What distinguishes an angry criminal from ‘satisfied' normal person? A wisdom in the choises we make, and to whom we seek approval. In de Kabbala lees ik: de meesten mensen zijn te laf of te slap om voor zichzelf te kiezen. Als ons geweten (ons hele bewustzijn!?) is opgebouwd uit de meningen van anderen, de woorden die anderen ons hebben aangereikt, zijn al onze bewuste handelingen dan geen sociale handelingen? Kunnen we wel individu zijn? Waarom dan toch fatsoen? Nou, omdat niemand de bedoelingen van een ander kan lezen. We hebben fatsoen nodig om te laten we zien dat we bereid zijn om ons dienstbaar op te stellen. We brengen tot uitdrukking dat we bereid zijn om samen te werken. Soms moet een offer worden gebracht om de meerderheid te kunnen dienen.
Copyright Yuri Klaver
Maar als we een natuurlijke neiging hebben om het goede te doen, waarom dan toch fatsoen? Niet het sterven is de grootste angst van de mensen, maar het alleen sterven, als we niet meer leven in de gedachten van de levenden. Is het niet vreselijk als we geen gunsten mogen verwachten van de mensen om ons heen? Is het niet vreselijk om niet te kunnen geven? Hoe kan een volwassene dat laten gebeuren? Om verschillende redenen: 1) Door onvoldoende kennis van het systeem of de natuur hebben, zodat onduidelijk is over wat er precies gedaan moet worden. 2) Door niet te weten wat je talenten zijn, zodat je de manieren van een ander zal moeten beheersen. Als je niets wilt zul je uiteindelijk iets moeten. 3) Door onduidelijkheid in wat de ander nu precies wil, als we niet zijn daden hebben gezien, niet zijn woorden hebben gehoord. Wat hebben we aan wat de ander wil? Kunnen we ons de wil van de ander eigen maken? Onmogelijk! We kunnen ons alleen maar verbeelden wat een ander zou willen (dat we doen)! Het enige waar we ons aan kunnen onderwerpen, is aan onze eigen verbeelding. Zoals een iemand die het twintigste level bereikt van een computergame, zou kunnen denken dat hij heel belangrijk werk verricht, of zich daarop voorbereid. Als we een ander kennen, of een gezamenlijk doel hebben, zal die inschatting over onze bijdrage met de werkelijkheid overeenkomen. Maar laten we er vanuit gaan dat we met een volwassene te maken hebben. Waarom dan toch fatsoen? Ik heb het! Wat heeft het voor zin om een onbekende te dienen? Dat levert toch niets op? We zijn van nature alleen geneigd de mensen te dienen die we kennen, of willen kennen! We zijn alleen geneigd om onze naasten te dienen! Fatsoen is nodig als je de kans loopt om nieuwe contacten te leggen! Je zou kunnen zeggen: dat is wel erg vanuit de natuur geredeneerd. Kan het geven aan een vreemde dan niet een goed gevoel geven? Maar is dat niet gewoon trots, het terugblikken op je vervulling? Ook dat is egoisme. Stel dat je alleen maar om zou gaan met bekenden. Zou je dan nog strikte fatsoensnormen hanteren? Zou een vrouw zich pijnigen met hoge hakken, als ze dag in en uit dezelfde collega's zou hebben, dezelfde vrienden? In het lokale ziekenhuis van Paulatuk zat een blanke Canadese dame achter de receptie. Ze was hier nieuw en net aangenomen, en zat in haar mooiste kleren, opgemaakt en al. Een Inuvaluit dame komt binnen, stapt op haar af, zwaait met haar vinger en zegt: dat soort dingen doen we hier niet. Ik zou haar geen ongelijk willen geven. Als ik zo onverstandig was om mezelf te pijnigen voor zo'n oppervlakkige zaak, zou ik dan geen wraak willen nemen? Zou ik niet willen dat iedereen dezelfde pijn moet lijden? Er is ook nog een andere reden: sommige mensen gedragen zich sociaal om niet sociaal te hoeven zijn! Dan is fatsoen een stroman voor echte dienstbaarheid. Ik stelde de vraag: waarom fatsoen als iedereen volwassen is en elkaar kent? Omdat er machthebbers bestaan! Machthebbers hebben de neiging zich onbenaderbaar te gedragen, die een werknemer of gehorige alleen kan doorbreken door zich aan de fatsoensnormen te houden. Een andere reden voor fatsoen is de dreiging van gevaar. Fatsoen is een vorm van discipline. Je doet iets wat op dat moment weinig zin lijkt te hebben. Waarom zou je op tijd komen op je werk, als er eigenlijk geen ‘werk' is? Om je scherp te houden! Door je te gedragen, of door andere symbolische handelingen te verrichten, train je je lichaam, je waakzaamheid, je anticipeert op wat de toekomst ons brengt. In een decadente omgeving zijn we zonder discipline verloren. Maar wat is gevaar? Dat is afhankelijk van de belangen. Ik noemde al drie soorten belangen: de ‘persoonlijke' belangen, systeembelangen en de functionele (dienende) belangen van het systeem. Die belangen creeren uiteenlopende wensen, realiteiten, met uiteenlopende percepties van gevaar. De angst om reputatie te verliezen komt voort uit een ander belang dan de angst om fysieke schade op te lopen. Politieke risico's zijn niet dezelfde risico's als het risico dat een systeem ten gronde gaat.
Copyright Yuri Klaver
Vandaar dat het mogelijk is dat zelfs wanneer sprake is van een actueel fysiek gevaar, we niet kalm na kunnen denken om de oplossing voor het probleem te vinden. Uit paniek, of omdat het echte gevaar in een systeem zich al lange tijd niet heeft aangediend, er zich een andere realiteit aandient. We kunnen dan niets doen. Of hard werken, om te laten zien dat het in ieder geval niet aan onze loyaliteit ligt. Hij gaat rennen als een kip zonder kop, of verzand in systemen, controle, of nutteloze competitie. Iedere baas loopt het risico niet zijn eigen belangen te kunnen scheiden, van de belangen van het systeem dat ze zeggen te dienen. Ze zien al helemaal geen functie van het systeem om te functioneren, om dienstbaar te zijn. Zolang de machthebber zelf geen ‘gevaar' loopt is er geen enkele stimulans of zelfs de notie, om dit te veranderen. Maar dat is niet alles: de wil naar macht kan veranderen van een behoefte naar een begeerte. In tegenstelling tot de behoefte is de begeerte in potentie oneindig. Behoeften komen van het lichaam, zoals krabben als je jeuk hebt, een ademteug na lang de adem te hebben ingehouden. Dat zijn behoeften die vervuld kunnen worden, maar de begeerte hoeft geen einde te kennen, want een begeerte is even groot als we ons kunnen voorstellen. De gehorige die werkt voor zo'n type, kan nooit genoeg doen om diens wensen te bevredigen, en zal alle mogelijkheden aangrijpen om zichzelf met de vertoningen van dienstbaarheid bezig te houden, wat natuurlijk niet meer dan lege of symbolische handelingen kunnen zijn. De machthebber loopt dan ook gevaar om in de val van de reputatie te lopen, volgens 'Je bent wat anderen van je zeggen'. Stel dat je vindt dat je heel belangrijk werk doet, zou je dan niet gaan verbeelden dat de mensen die je kent, plaatsvervangende schaamte krijgen als je iets verkeerd doet? De reputatie en de schaamte lopen gelijk op, zoals de moed met de angst. Hoe meer reputatie we willen, hoe meer we de meningen van anderen over ons afroepen. Niet voor niets leggen we onszelf de meest strikte normen op. Zeg tegen iemand dat ze mooi loopt, en ze zal nog mooier proberen te lopen. De lat komt steeds hoger te liggen, tot we niet meer in staat zijn te handelen. Wie durft er nog iets te doen, als perfectie de norm is geworden? Laat ik een voorbeeld geven. In Zweden durft vrijwel niemand zijn mond open te doen over de onbeperkte instroom van asielzoekers. Door de plaatsvervangende schaamte - de Zweden hebben een collectieve reputatie hoog te houden vinden ze, later meer daarover - loopt iedereen de kans om bij zijn werknemer ontslagen te worden en niet meer te worden aangenomen. Wordt de vrijheid om de waarheid te zeggen niet eerder door lafaards en loonslaven belemmerd, dan door wetten en gezagsdragers? Vindt je het gek dat mensen graag verblijven in de wildernis? Net als in een grote stad is er niemand die op je let! Maar ik eet nog niet met mijn handen, elke twee dagen scheer ik mezelf, al mijn spullen leg ik nog steeds netjes op een rij. Je zou het ook zo kunnen zien: als je de beschaving kunt veroorloven, dan moet je wel in staat zijn om met gemak te overleven. Beschaving, dat is de kers op de taart van het overleven.
Copyright Yuri Klaver
DE EENLING
Stelling: alleen individuen kunnen bevatten en een ander het goede wensen
Dag 180, 2 juli 2014 De Colville is vijf keer breder dan de Etivluk rivier, maar helaas ook een stuk langzamer. Toch weet ik in twee dagen honderd kilometer af te leggen. Nadat ik stroomopwaarts de Noatak en Aniuk was gegaan, ging de reis voorspoedig. De oversteek van de bergpas sneller dan gedacht. Vanaf de oorsprong in het Nigtun meer slingerde de Etivluk snel door de laatste bergen, zodat ik in vier dagen de Colville rivier bereikte. Op de tweede dag stak een groot wit dier zijn kop boven uit de begroeiing op de oever. Ik had nog nooit een witte wolf gezien. Wat voor beest was het dan? Een ijsbeer? De Etivluk voerde me snel naderbij, het was een grote witte wolf! Zijn oren stonden omhoog. Zou hij hier ooit een zeekajak hebben zien varen? Ik ben opgelucht dat hij wat afstand neemt en wegloopt. Als ik ben uitgestapt op een grindbank zie ik het dier wegdraven over de toendra richting de bergen. Hij loopt over de graspollen waar het stikt van de muggen, die door de warmte bloeddorstig zullen aanvallen op zijn ogen, oren en snuit. Waarom loopt hij alleen? Zou hij verstoten zijn? Zou hij genoeg van gezelschap hebben? Is het een verkenner op zoek naar een gemeenschappelijke prooi? Ik realiseer me dat ik die vragen ook aan mezelf kan stellen. Terug naar de Colville. In de koele schaduw van een rotswand bel ik Eric Siehe, de bushpilot die me twee weken geleden heeft voorzien van nieuwe bevoorrading. Twee weken geleden was hij uit Kotzebue komen vliegen, driehonderd kilometer verder. Hij had alles meegenomen dat ik had besteld, maar was 1 ding vergeten: het nieuwe slaapmatje dat naar hem was opgestuurd. Mijn slaapmatje was kapot gegaan. De luchtkamers aan de binnenkant begonnen los te laten, zodat het matje steeds meer op een worst begon te lijken. Bij het inpakken spoot een fontein van dons uit het ventiel. Eric zag het probleem ook wel in, en beloofde een oplossing te vinden. Over drie weken zou hij weer in de buurt zijn om een kerel op te halen die langs de Colville verbleef. Ik zou mijn coordinaten opgeven waarna hij het matje simpelweg uit het vliegtuig zou gooien. Maar nu hoor ik over de telefoon dat de man langs de Colville al twee weken eerder is opgepikt. Zou er iets aan de hand zijn geweest? Was het jagen en vissen moeilijker dan verwacht? Was hij zijn muskietennet soms vergeten? Kon hij de eenzaamheid niet aan, was hij ziek geworden? De afstand tussen mij en Kotzebue was opgelopen tot vijfhonderd kilometer. Ik kon moeilijk verwachten dat Eric alleen voor mij dat hele eind heen en terug zou vliegen. Er zat niets anders op dan mijn ongemakken te accepteren. Steeds verder dring ik door in deze maagdelijke wildernis ter grootte van midden - Europa. Drie miljoen vierkante kilometer zonder ook maar iets dat lijkt op menselijke aanwezigheid, geen weg, zelfs geen pad, geen voetstap, geen afgezaagde boom. Goed, er zijn hier geen bomen. De handvol hutten, waarvan er 1 behoorlijk groot en bevoorraad - de hut van Ricky Ashby - bevinden zich allemaal aan de andere kant van de bergen. Hoe anders was dat in het Siberie. Langs de Indigirka, Vitim en Kotera, kwam ik om de paar dagen mensen tegen, jagers en vissers. Maar hier in de North Slope heb ik twee maanden geen ander mens gezien, behalve Eric die na een uur weer vertrok. Aan het begin van de reis had ik me dan ook afgevraagd of ik het wel zou aankunnen om weken lang niemand tegen te komen. De science-fiction schrijver Isaac Asimov schreef dat een overheersende karaktertrek die aan zichzelf wordt overgelaten, zo diep en extreem kan worden dat het doorwoekert tot helse proporties. Heimwee of verzameldrang bijvoorbeeld kan ik hier moeilijk gebruiken. Ik moet er niet aan denken om verstrikt te raken in mezelf, met als risico: onhandige beslissingen nemen met nare gevolgen.
Copyright Yuri Klaver
Maar ik ben geen moment in de war geweest, of ik had er geen erg in, en mijn frustratie langs de Aniuk rivier duurde maar even. Soms baart het me angst dat ik zo goed alleen kan zijn. Ben ik dan niets meer dan een solitair dier dat zich al snuffelend en koekeloerend beweegt door het landschap, als een marter, een beer, of een wolf die zich heeft afgescheiden van de groep, en die alleen maar gezelschap zoekt om zich te kunnen voortplanten. Maar zelfs daarin ben ik niet geinteresseerd. Als ik de mensen thuis moet geloven is het een hele prestatie om weken lang alleen te zijn. Hoe doe je dat, wordt er dan gevraagd. De enige manier om die droeve stomp in het hart te weerstaan, is de kracht op te brengen om niet toe te geven aan zelfmedelijden. Medelijden met jezelf is de reden waarom we in huilen uitbarsten, waarom we niet alleen kunnen zijn. Ik kan me goed herinneren - omdat ik het me vaker heb herinnerd - dat er een kinderfeestje was, ik was een jaar of vier. Mijn moeder bracht me erheen, gaf me een kus en vertrok. Ik werd opgevangen door een alleraardigste moeder die me naar boven bracht. Daar zaten alle kindertjes om een grote tafel te knippen en te plakken. Maar ik was helemaal niet gewend om met vijftien kindertjes om de tafel te knippen en plakken. Ik was enigkind, ik struinde door de natuur, ving kikkers in de sloot. Ik wil naar huis, zal ik gezegd hebben. Ik wil naar huis. Thuis werd ik door de moeder afgezet. Weet je het zeker? Ja. Ze reed met de auto weg, maar de deur was op slot. Mijn vader en moeder waren een avondje uit. Het was stikdonker en het miezerde een beetje. Uit het schuurtje pakte ik mijn regenjas. Ik weet nog precies wat er door me heen ging. Ik heb er zelf voor gekozen, ik zal de gevolgen moeten dragen. Geen medelijden nu. Als ik knippen en plakken niet leuk vind, dan zal ik mijn eigen weg moeten gaan. Jaren later, ik ben 23 jaar, ben ik op weg van Kiruna naar naar Nikkaluokta, een minuscuul dorpje aan de rand van het massief van de Kebnekaise, de hoogste berg van Zweden. In de bus raak ik aan de praat met een oude Sami man. Hij is klein van stuk, zijn grijze spleetogen liggen diep in het getaande gezicht. Wat ben je van plan? vraagt hij, zijn adem wasemt de geur van alcohol. In mijn beste Zweeds - door de uitspraak van Nederlandse woorden te veranderen - vertel ik over mijn gedroomde skitocht van tien dagen door de bergen. Aldrig aldrig gå ensam i fjäll, is zijn antwoord. Ga nooit, nooit alleen de bergen in. Het is al pikdonker als de bus het eindpunt bereikt. De oude man was al eerder uitgestapt, ik was de enige passagier. Ik haal mijn pulka uit de vrachtruimte van de bus, groet de chauffeur en sleep alles over de sneeuw naar het toeristenhotel, zo'n twintig meter verder. De receptioniste probeer ik uit te leggen dat als ik niet binnen tien dagen Ritsem weet te bereiken, de reddingsdienst moet worden geinformeerd. Maar ze lijkt niet geinteresseerd en ik ben er niet gerust op dat ze de boodschap begrepen heeft. Ik ga naar buiten, bind de ski's onder, klik de pulka aan de heupband van mijn rugzak en ga over het bevroren meer, op zoek naar een plek voor de tent. De hoofdlamp boort door het donker. Als de tent staat en alles is uitgepakt wordt ik geraakt door een diepe leegte, alsof een molensteen wordt afgezonken in mijn hart. Waar ben ik mee bezig? Waarom heb ik mezelf twee duizend kilometer van huis laten brengen? Waarom heb ik mijn lieve vriendin laten zitten voor dit verstikkende stille donker? De woorden van de Sami echoen. Ga nooit, nooit alleen de bergen in. Ik moet huilen, de tranen rollen over mijn wangen. Weg uit die tent. Ik moet naar buiten. Iets in de lucht trekt mijn aandacht. In de bewolking verschijnt een gat, het wordt groter en krijg de vorm van een sikkel. Plots is er de diepte van de fonkelende sterren. Wat is dat voor groene gloed? Poollicht! Ik haal diep adem. Het leven stroomt weer terug door mijn lijf. Ik kan niet anders dan dit te begrijpen als een teken van hoop. Alsof de natuur me wil vertellen: als je de bodem raakt, dan haal ik iets te voorschijn om je te inspireren. Elf dagen later en tweehonderd kilometer verder zou ik aankomen in Kvikkjokk, mijn eindbestemming. Wat motiveert iemand in vredesnaam om helemaal alleen door afgelegen en onherbergzame gebieden te trekken? Maar de vraag naar het hoe en waarom van een verlangen is niet eenvoudig te beantwoorden, want wat is dat kan zichzelf niet kennen. Onze verlangens zijn als een kledingstuk dat zo gegoten zit dat je niet weet dat je het draagt. Zoals een vis niet weet wat water is, tot die er uit springt, of een kompasnaald op de Noordpool die alle kanten opwijst, zo kom je eigenste wensen alleen in de omgang met anderen te weet. Door met anderen van gedachten te wisselen, te communiceren. We kennen onszelf in vergelijking met een ander. De ander is het contrast waarmee we ons zelf zien. We kennen onszelf door de ander!
Copyright Yuri Klaver
We worden tot spijt van de ziel allemaal geboren in 1 lichaam dat is afgescheiden van alle andere lichamen, zodat we niet kunnen ervaren wat de anderen om ons heen ervaren. We kunnen wel luisteren naar de verhalen van een ander, maar delen van een ervaring kan niet meer dan een variatie op de eigen belevenissen zijn. Er zit niets anders op dan die beperkte set van mogelijkheden te accepteren. Iedere keuze is een beperking, maar in de beperking zit ‘m de kracht van de deelname aan de energie van het leven, die onze individuele ervaringen kan verrijken, versterken, verdiepen. Het leven in een stad is dan ook een eenzame bedoening zodra we ons realiseren dat we van al die lichamen zijn afgescheiden. We worden voortdurend geconfronteerd met het elkaar niet kennen, met de anonimiteit van het niet verbonden zijn. Bovenal is de behoefte aan gezelschap onderhevig aan de vergelijking, waarmee het een mimetische begeerte kan worden. Zijn alle begeerten niet mimetisch? Misschien kies ik daarom wel voor de wildernis, omdat de eenzaamheid veel beter is uit te houden als je niemand om je heen ziet samenzijn. Kunnen we dan niet oprecht geinteresseerd zijn in de ander? Maar nieuwsgierigheid is niet anders dan een individueel verlangen. Wat is anders het begrijpen dan nog? Een ander kan niet voor jou nieuwsgierig zijn. Wat de solitaire dieren door het landschap doet bewegen, het is een en al nieuwsgierigheid, de wil om te weten, te bevatten en te ervaren. De mensen hebben die reislust ook, ze reizen zelfs door de wereld van de woorden. We verlangen naar onszelf door de ander. Verkennen nieuwe wegen naar onszelf door de ander. We houden ons graag voor dat we ons in de ander kunnen verplaatsen, maar als we huilen om een ander, dan is dat een projectie van ons eigen verdriet. Als ik een mooie vrouw zie dan zie ik de bevestiging van mijn eigen bestaan. De sexualiteit van de verbeelding, de verbeelding van de sexualiteit: een oneindig vooruitzicht op de vereeuwiging van het zelf. Er wordt wel eens gezegd dat het individualisme tegenwoordig zegeviert. Is dat niet een verzet tegen de hyper - sociale moderne wereld waarin we ons bevinden? Of zijn we zo sociaal omdat we niet zo individueel willen zijn? In beide gevallen gaat er een historie aan vooraf, waarin we dachten dat g'd verlangt dat we ons sociaal moeten gedragen. De hang naar afzondering is zoiets als de hang naar de vrijheid: hoe meer we gevangen zijn hoe meer we de vrijheid wensen. Zijn veel van onze verlangens niet een brok verzet, een nee - zeggen, een resultaat van wat we niet willen zijn? In beginsel wil ieder mens onafhankelijk zijn. We willen in de buurt zijn van sterke en vrije mensen, die voor hun motivatie niet van jou afhankelijk zijn. We gaan liever om met een dader dan met een schuldige, die het zover heeft laten komen dat hij lijdt onder zijn geweten. Het beste samenzijn is wanneer je weet of je elkaar wel of niet nodig hebt, dan kunnen we in vrijheid samenleven. De Franse schrijver Tesson stelde zich in zijn blokhut de vraag: heb ik een innerlijk? Ik vertaal dat als: heb ik een intrinsieke zin in leven? Als we zelf niet weten wat we willen, hoe kunnen we een ander dan helpen om sterk en vrij te worden? We kunnen een ander alleen liefhebben als we individu kunnen zijn. Hoe is het dan mogelijk dat we kunnen luisteren naar liedjes met teksten als ‘I can't live without you, I'll die without you'? Die treurigheid, die geile leugens, ze zijn ons aangeleerd, hoe kan ons hele zelf zich er niet tegen verzetten? De eenling toch tenminste! De eenling is allergisch voor die mensen - mens, als die de makkelijkste weg kiest. Die mensen - mensen zijn lui en leunen op de ander, om niet te werken aan zichzelf. Voor de afleiding. Voor de vlucht in de ander, het tenonder gaan in de ander. Maar sociaal doen is niet het zelfde als sociaal zijn. En als er ‘voor jouw tien anderen' zijn, dan kun je het je veroorloven om asociale intenties te hebben, of je zelfs asociaal gedragen.
Copyright Yuri Klaver
Nogal wiedes, zou die mensen - mens zeggen, jouw sociale omgeving is minder groot, jij hebt niet goed geoefeend, een kluns als jij zou direct ontmaskerd worden. Dat klopt, misschien, maar een eenling die psychologisch niet in elkaar wil storten, moet leven met een geweten dat geen vals gedoe toestaat. Omdat hij geweten nodig om eigen keuzes te kunnen maken, dat waar hijzelf het meest blij van wordt. Als je een goede waakhond wilt, kun je beter geen boeven mee nemen naar huis. We geven een ander onze aandacht in de verwachting dat we die aandacht terug verdienen. Maar hoe kunnen we dan individu zijn? Hoever staat onze natuur ons toe om onze eigen weg te gaan, om ons af te zonderen van onze naasten? Een van de redenen is dat we, met al onze systemen en geld, de noodzaak hebben teruggebracht om een ander te dienen. Er is een liedje dat gaat: 'All in all, there is not much to give'. Al met al is er weinig om te geven, want iedereen is in alles voorzien, zo lijkt het. We hebben dus de vrijheid gekregen om ons te kunnen afzonderen. Maar niet kunnen geven is een vreselijke situatie, zodat we allerlei afleidingen nodig hebben om die frustratie het hoofd te bieden. De woorden mogen we van anderen gekregen, niets staat ons in de weg om daarmee onze eigen wereld te verzinnen, maar waarom niet samen? Wat maakt wie je bent zijn niet de nachtelijke dromen, maar de dromen die je wakker houden. Maar als de natuur ons vraagt een ander te dienen, dan is alle hang naar individualiteit, autonomie, vrijheid zo je wilt, niet meer dan iets onnatuurlijks, iets onwerkelijks, een vergissing. Je droomde van een mooie reis, maar eenmaal op reis bedenk je: in mijn dromen was ik mezelf vergeten mee te nemen. Mijn verlangen naar eenzaamheid was die van een dolende, een reiziger. Volgens de Boedhistische leer worden we confuus geboren, en komen we verward aan ons einde. In de tussentijd weten we niet waar we zo druk mee bezig zijn. De strekking: we vallen ten prooi aan onze eigen egoistische slordigheden die ons in de weg staan om tot wasdom te komen, om volgens onze natuur te kunnen functioneren. We staan onszelf in de weg! Volgens de Kabbala is het door g'd dat we verlangen om individu te zijn. Zodra de ziel in een fysiek lichaam terecht komt wordt deze afgescheiden en begint meteen te verlangen naar zijn begintoestand: de samensmelting met g'd. Dit zou de reden zijn waarom ieder mens diep van binnen wil worden zoals g'd, Maar ook door alleen al de gedachte aan 1 almachtige entiteit die heerst over de geestelijke wereld, die in gedachten met alle mensen in verbinding staat. Maar de grote grap is deze: we mogen dan wel een innerlijke, geestelijke hang hebben naar g'ddelijke autonomie, om dit verlangen vorm te geven maken we gebruik van de middelen die door de materiele wereld om ons heen worden aangereikt, bijvoorbeeld door je sociaal gedragen. Maar dat is niet hetzelde als sociaal zijn. Door al die uiterlijke handelingen worden we juist teruggeworpen naar onze natuur. In onze hang naar g'ddelijke individualiteit raken we steeds verder van g'd verwijderd. Maar wat gaat er dan verkeerd, als de liefste wens van g'd is dat wij op hem gelijken? Het antwoord: door eerst van g'd verwijderd te raken, is het aan de mens om uit eigen beweging naar hem toe te komen, door de moeite te nemen om onze natuur te overwinnen. De enige manier om te ontnappen uit onze egoistische slordigheden, is om onszelf te onderrichten. Het fysieke geven aan een ander brengt ons geen stap dichterbij g'd, behalve als een oefening voor de intentie om te geven, zonder te willen ontvangen, en dat is heel moeilijk. Volgens de tekst die ik aan het lezen ben, is de enige manier om op g'd gelijkende eigenschappen te krijgen, door onze intenties te zuiveren. G'd kiest de mensen niet op hun daden, maar op hun intenties. Hoe kunnen we onszelf dan vergeven als we ons uit eigen wil afscheiden van onze naasten? Is de grootste wens van ieder mens niet om lief te hebben en geliefd te worden? Maar we hoeven niet steeds in gezelschap te zijn om aan onze gedachten te werken. Alleen zijn is makkelijker bij het idee aan een almachtige entiteit die ons overgiet met genade. G'd zegt geen nee meer, hij oordeelt niet meer sinds hij het geweten in de mens heeft gelegd.
Copyright Yuri Klaver
De Colville stroomt in wijde bochten, vertakt zich zo nu en dan om een eilandje van donker grind. Als het tijd is om de tent op te zetten meer ik aan op een binnenbocht van ronde keien die bedekt zijn met een dun laagje klei. Blijkbaar heeft het na het zakken van de waterstand niet meer geregend. Het slaapmatje is nu niet meer dan een zak met lucht, de banen zijn nog meer losgelaten. De enige manier om er niet van af te glijden is om er niet te veel lucht in te pompen, zodat mijn heupen en schouders op de ronde keien worden gedrukt. Ik zou natuurlijk op een nabijgelegen zandbank kunnen gaan liggen, maar daar staan de wilgen waar het barst van de muggen. Als ik mezelf kan vergeven, dan moet dat ook met Eric kunnen.
DE VREEMDELING
Stelling: voor vertrouwen in iemand die je niet kent, is een gedeeld idee nodig
15 augustus 2015 De deur is los. Ik kijk naar binnen maar het is helemaal stil. Er is niemand. Even later loop ik weer buiten. Wayne is de burgemeester van Paulatuk, een Inuvaluit, en laat de deur van zijn huis gewoon open staan. En waarom niet, als iedereen elkaar vertrouwt? Dat is niet zo gek als je bedenkt hoeveel moeite het kost om hier te komen, er loopt geen weg naar Paulatuk. Later zou ik van een jongen horen dat er nog een andere reden is om de deur open te laten staan: hij had eens vlakbij een beer gezien, midden op straat, en was dolblij om in de dichtsbijzijnde woning naar binnen te kunnen vluchten. Ik kom ook uit een dorp waar je de deur niet op slot deed, dat zelfde deed je met de fiets. Die heerlijke onbevangenheid, dat is voor mij het vrije leven. Net als in Paulatuk loopt iedereen bij elkaar naar binnen, naar redelijkheid natuurlijk, en er is 1 meisje hier dat in de gaten moet worden gehouden omdat ze de neiging heeft om te stelen. Ze kennen haar allemaal. Als je elkaar vertrouwt zijn er eigenlijk geen regels en controlemechanismen nodig. Vrijwel alle regels en controle zijn een gevolg van elkaar niet vertrouwen. De schade van elkaar niet vertrouwen is onvoorstelbaar groot, het kost handenvol geld en leidt tot een boel negatieve energie, als je voor je medemensen voortdurend op je hoede moet zijn. Zonder vertrouwen kunnen we niet vrij zijn in het geven en ontvangen, dan werkt het samenleven niet meer, het wordt een samen - verdragen, een elkaar tolereren. Als we eenmaal de deur op slot moeten doen of een hek om de tuin moeten zetten, dan zijn we al afgegleden, dan is er eigenlijk al iets mis gegaan. Na Tuktoyaktuk had ik vier weken lang werkelijk niemand ontmoet. Ik was een rivier opgegaan, in het binnenland twee meren overgestoken, en stond nu op een strook land van enkele kilometers breed. Ik was niet ver meer van Paulatuk. Ik hoefde alleen nog maar de hele uitrusting, de kajak en drie grote tassen, naar de andere kant te brengen, honderd meter omhoog en weer omlaag. Aan de andere kant lag de rand van een binnenzee, met Paulatuk nog veertig kilometer verder. Het was de eerste donkere nacht. In de verte hoorde ik de voertuigen aankomen. Ik stap uit de tent, de mannen en vrouwen stappen van hun vierwielers. lk stel me voor, vertel dat ik op doorreis ben in hun land en hun gastvrijheid waardeer. De groep bestaat is uren geleden uit Paulatuk vertrokken, en is op weg naar een schiereilandje, gelegen tussen twee meren die
Copyright Yuri Klaver
ik vandaag ben overgestoken. Er stonden witte jagerstenten. Op de terugweg naar huis zouden ze me kunnen helpen, door een deel van de tassen op de honda's te binden en over een smal spoor over de tundra naar de andere kant te brengen. De tassen zouden ze op het strand neerleggen, bij een kleine jagershut. De volgende dag hoef ik alleen de kajak en 1 tas over de toendra te dragen. De andere tassen lagen op het strand zoals afgesproken. Na alles ingepakt te hebben in de kajak vaar ik over de binnenzee naar Paulatuk. In Paulatuk aangekomen, hoorde ik het verhaal over een groep Russen die een paar jaar geleden, in het holst van de nacht kwamen aangereden op hun stoere jeeps met levensgrote banden, zonder het dorp met een bezoek te vereren. Veel mensen waren er nog steeds diep verontwaardigd over. En ook hoorde ik het verhaal van een iemand die had twee mensen bij een tent zien staan, maar toen hij naderde gingen ze naar binnen, zonder hem te begroeten. Begreep ik hun verontwaardiging? Was het een stekend gebrek aan belangstelling? En ben je niet meteen al een vreemdeling als je niet wil leren van het land, en de mensen en gebruiken erop? Wilde hij soms vertellen waar de rendieren zijn, zodat de reizigers ze niet zouden verjagen? Is het in onze natuur om een onbekende te vertrouwen? Vertrouwen we een ander omdat we zelf vertrouwd willen worden? Als we moeten samenwerken om te overleven, dan moeten we erop kunnen vertrouwen dat de vreemdeling het snapt, dat hij de kennis en vaardigheden heeft om samen te werken, maar in de eerste plaats de intentie. Voor een kind biedt een onbekende niet de geborgenheid van de vader of moeder, hij leert onbekenden kennen maar er kan geen enkele reden zijn om te denken die hem kwaad willen doen. We worden niet wantrouwig geboren, het wordt ons aangeleerd door de omgeving. Het wordt daarmee volwaardig onderdeel van onze sociale natuur, die weet dat het verstandig is om eerst een bekende te vertrouwen. Al was het alleen maar omdat er onder bekenden, vertrouwde mechanismen zijn die onrecht teniet zullen doen. Zolang we een egoistische natuur hebben is een wereld zonder conflicten en uiteenlopende belangen onbestaanbaar. Er zijn altijd zusjes die je katapult verstoppen, altijd jongetjes die andermans zandkasteel omver gooien. Dan mag je hopen dat er een vader of een moeder in de buurt is die het onrecht tenietdoen, en zorgen dat ervan wordt geleerd. Als we willen dat conflicten worden opgelost, dan moeten we erop kunnen vertrouwen dat deze of gene onbekende loyaal is aan dezelfde normen, waarden en correctiemechanismen, een gezamenlijk idee. Omdat er meerder omliggende gemeenschappen bestaan, is het dus goed om dat gezamenlijke idee geldig te verklaren voor een zo groot mogelijk stuk van de wereld. Niet voor niets gaf Ceasar de door hem verslagen volkeren een keus: of je bent loyaal aan de keizer, of we maken je een kopje kleiner. In Afrika hebben de westerlingen dat niet gedaan. Zie de ellende die hij heeft veroorzaakt bij het opdelen van het Afrikaanse continent. Het heeft tot een onoplosbare corruptie geleid, omdat degenen die de staat zeggen te vertegenwoordigen, alleen dienstbaar zijn aan hun stam of familie. De staten in Afrika zijn niet zoals de staten in Europa, die over een periode van honderden jaren met de mores van de bevolking zijn meegegroeid, en waar dezelfde taal wordt gesproken. Daarnaast kun je zeggen: het bezit van een gezamenlijke ruimte is een basisbehoefte. Ieder levend wezen en iedere groep, heeft een ruimte nodig waarin hij kan bewegen, een ruimte die hij als eigendom mag opeisen, met een exclusief recht op de bestaansmiddelen. Daarnaast is er de natuurlijke behoefte om geborgenheid te vinden bij de mensen die je kent, of die op je lijken, de wil om je met je naasten te verbinden, je bloedbanden. Elk zichzelf respecterend volk is geneigd om zich als superieur te beschouwen op die bepaalde plek. Wie anders? Is het vreemd om te stellen dat een gemeenschap die al duizend jaar hier woont, op die plek zekere rechten heeft opgebouwd? Heb je dan geen recht van spreken opgebouwd? Alles wijst erop dat een mens een territoriaal groepsdier is. Ik vraag je: als je niet gelooft in territoriale integriteit, hoe kun je dan respect opbrengen voor een ander land, zijn bevolking en gebruiken? Respect voor elkaars landsgrenzen, is de sleutel tot de wereldvrede.
Copyright Yuri Klaver
Natuurlijk, de bestaansmiddelen zijn niet gelijk over de ruimte verdeeld, je moet dus fatsoenlijke handelsrelaties onderhouden met je buren. Maar rijkdom is geen stabiele basis voor vertrouwen: omdat het niet voor iedereen is weggelegd, omdat het ongelijkmatig verdeeld. Het is op zijn best een dun laagje beschaving. Recht, ruimte en rijkdom, is wat bepaald of we een vreemdeling kunnen vertrouwen. Als we de argumenten naast elkaar leggen, dan is een zekere cohesie binnen een gemeenschap hard nodig. Maar hoe kan er vertrouwen bestaan, of zelfs geborgenheid, als de vreemdelingen niet bereid loyaal te zijn aan het zelfde recht, dezelfde mores? Het spreekt voor zich, het is volkomen natuurlijk, dat in etnisch homogene gemeenschappen, meer bereidheid is om samen te werken. Er is minder criminaliteit, en de rechtstaat functioneert beter. Je hoeft alleen maar de steden van de Nieuwe Wereld te vergelijken met landen als Japan, Scandinavie, Oostenrijk. Volgens de grondwet mogen we niet op uiterlijk selecteren. Maar wie kijkt er niet allereerst naar je voorkomen, je kleding, je lengte, je gezicht, je gelaatstrekken. Een mooie vrouw kan een makkelijk leven leiden. Met een lelijk gezicht krijgt je minder gauw een baan. Als we liever gunsten geven aan iemand waarvan het uiterlijk ons bevalt, zijn we dan niet gewoon aan het discrimineren? Hoe kunnen we dan niet kijken naar of iemand zwart is of wit, als het uiterlijk verwijst naar veel diepere zaken, naar duizenden jaren gedeelde historie, naar de vader en moeder aan wie je het bestaan te danken hebt. De enige manier om het ethnische ‘wij' en ‘zij' te doorbreken is door de geschiedenis volledig uit te wissen, en het hele idee van afkomst uit alle hoofden te bannen. Er is misschien maar 1 plek waar het werkt en dat is Londen. Maar daar werken de ingezetenen van de voormalige kolonieen, en is er de rijkdom. Bovendien: wie is er gezegend met een humor als die van de Engelsen, en wie is er bereid om zoveel als hen te drinken? Er zijn vast lezers die zich afvragen: hoezo etnische homogeniteit? Is Europa dan niet het resultaat van immigratie, van de vermenging van vele bevolkingsgroepen? Maar onderzoek heeft uitgewezen dat zeventig procent van de genen in Nederland te traceren is tot 1 bevolkingsgroep die al tweeduizend jaar het noord - westen van Europa bewoont. Absolute homogeniteit bestaat niet, en daar gaat het ook niet om. Een ruime meerderheid is voldoende om in 1 dominant idee, cultuur of recht te kunnen handhaven. Maar de Europeaan heeft geen zin meer in dominantie. De blanke, de blanke man voorop, is aangepraat dat hij zo'n beetje het kwaad van de wereld is, door zijn bloedige daden en zijn gekoloniseer. Die witte schuld wordt gecultiveerd, aangeleerd op alle scholen in de westerse wereld. Maar de Russen, de Chinezen, de Arabieren, zij zuchten niet onder het juk van hun geweten. Zij verzwijgen hun voorvaderlijke bloedvergieten in alle talen. De blanke lijkt wel een beetje moe geworden van zijn geschiedenis, zodat hij het hardste loopt van allemaal in een wedloop die hij zelf bedacht heeft: wie houdt het minst van zichzelf? Wie haat zichzelf het meest? Er zijn vele Europeanen die in de rij staan om alle volkeren een recht op land en zelfbeschikking te geven, met bloedbanden erbij, maar de Europeanen datzelfde recht niet willen toekennen. Waar komt die morele asymetrie vandaan? Zweden is een prachtig voorbeeld. De Zweedse overheid heeft laten vaststellen dat er niet zoiets bestaat als een Zweedse identiteit. Zweden die willen remigreren worden geweigerd, niet - westerse vreemdelingen worden uitgenodigd en krijgen bij aankomst direkt de Zweedse nationaliteit. Op die manier kan er niet zoiets bestaan als een vreemdeling, er is geen ‘wij' en ‘zij', niemand kan nog beweren dat Zweden aan hem toebehoort, alle inwoners zijn eigenlijk ontheemden geworden. Het lijkt wel of de Zweden bang zijn voor hun eigen cohesie. De witte - schuld competitie is een wedloop in zelfbewustzijn, een zelfreflectie die duidt op zelfcontrole en intelligentie. Wie zichzelf het meeste kan ontzeggen toont de meeste kracht, en kan zichzelf een aureool van christelijke heiligheid aanmeten.
Copyright Yuri Klaver
Op youtube is een filmpje te zien met Jesse Jackson, die is uitgenodigd door vooraanstaande Zweedse politici. Hij staat tegen hen te verkondigen dat Zweden een multiculturele samenleving moet worden, er zal niet meer zoiets bestaan als een blanke mens. Al die brave lieden, ze geven geen krimp terwijl ze in zekere zin hun ondergang, hun autonomie, het bezit van hun eigen land. Ik was sprakeloos. Dan ben je gehersenspoeld, dan ben je uit op een geregisseerde aanslag op de eigen bevolking. Dit lijkt misschien een typisch Zweeds probleem, maar dat is het niet. In alle noord - west Europese landen zijn er soortgelijke krachten aan het werk, worden vreemdelingen voorgetrokken op de bestaande bevolking, zelfs als ze in grote groepen binnenkomen. Laat ik proberen om het te begrijpen. Vreemdelingen kunnen interessanter zijn dan je naasten of je buren, omdat er nog geen historie is van vermeende misverstanden en verwijten die de communicatie de weg staan. Het makkelijker om een vreemdeling te willen bekeren, het is makkelijker om naar een andere planeet te vluchten dan om er op aarde geen zooitje van te maken, het is makkelijk praten met iemand die gauw weer weg gaat. Een vreemdeling in je huis is een vorm van luiheid: je hoeft geen verre reizen te maken. Een gast is ook een gelegenheid om te imponeren. Een gast ontvang je met open armen, overlaad je met cadeaus, je geeft hem de tijd van zijn leven. Het is een manier om je superioriteit te tonen, te laten zien hoe goed je het allemaal voor elkaar hebt, dat je hem nog iets kan leren, of zelfs het idee kan geven dat hij eigenlijk maar op een zielige plek op aarde is geboren. Maar de definitie van een gast is dat hij op afzienbare tijd weer vertrekt. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er ook sprake is van een zekere geilheid. De vrouwen voorop, zijn misschien een beetje moe geworden van hun eigen mannen. Die mannen hebben zich geconformeerd aan de mores van de vrouwen, het zijn makke blonde lammetjes geworden. Welke vrouw houdt daar nu van? De enige redding zijn de immigranten mannen die nog niet te veel naar die vrouwen geluisterd hebben. Vreemdelingen zijn dan ook een prima toevlucht voor wie niet met zijn naasten kan opschieten. Maar verveling is een poort naar riskante daden. Op de terugweg door Canada naar huis reisde ik over het plaatsje Inuvik. Ik raakte aan de praat met een paar Arabische immigranten. De vluchtelingencrisis kwam ter sprake, en ze vertelden dat ze dachten dat de Europeanen geen bezwaar zouden hebben tegen een miljoen vluchtelingen uit Arabische landen. We zouden ja, en misschien mits zeggen, en niet nee, tenzij. Uit de gesprekken leidde ik af dat ze een zekere minachting hadden voor de first nations, de Indianen en Inuit. Toen ik zei dat wij, ik wees naar mezelf, een soort van ‘first nations’ zijn van Europa, kreeg ik te horen dat ook 'wij' ooit ergens anders vandaan kwamen. Mijn antwoord was dat tweeduizend jaar nog altijd een stuk langer is dan een paar maanden, of twintig jaar. Maar wat een van hen vooral verbaasde, dat ik mezelf wilde vergelijken met de armoedige first nations. Ik begreep het al. Zo hoort een stedeling niet te denken. We zijn toch boven de natuur verheven? Hoe kunnen we zo achterlijk zijn om te denken dat we een verhouding met het land hebben? De stedeling omarmt liever de metropole losgezongenheid van het land, dan met een kelt in juten zakken te worden geassocieerd die bezig is om een vis te vangen. Misschien zijn de Arabieren diep van binnen nog steeds een rondtrekkend woestijnvolk. In zekere zin is de stedeling een soort van woestijnbewoner, want hij heeft niets met het levende land te maken. De industielen en de handelaren vinden alles wat riekt naar territoriale integriteit maar griezelig, want dan kunnen ze niet meer de lakens uitdelen in andere landen, en komen hun produkten wat later bij de klant. En de machthebbers en opiniemakers zijn in de val van de reputatie gelopen: het is niet chique om ten overstaande van de wereld over je grenzen te beginnen, alsof je iets te verliezen hebt. Nee, Europa moet een lichtend voorbeeld zijn, een inspiratiebron van mooi weer spelen.
Copyright Yuri Klaver
Als een staat aan vreemdelingen dezelfde rechten blijft geven als aan de inwoners die er al eeuwen zijn geworteld, dan leidt dat op den duur tot de teloorgang van diezelfde staat. Als de aantallen maar groot genoeg zijn, zal een democratisch bestel aan de wensen van de nieuwkomers tegemoet willen komen. Die staat neemt een groot risico door de loyaliteit van de bestaande inwoners voor lief te nemen. Uit gemakzucht, of door te denken dat de loyaliteit van de bevolking niet nodig is. Als die witte schuld zo diep en wijdverbreid is, moet er wel een hele schokkende reden voor zijn. Het is dit: de vervolging van de Joden door de Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog. De tragische balans komt uit op zes miljoen, maar het geeft tegelijkertijd de diepgang van het probleem aan: de Joden waren groot in aantal, hadden de macht en rijkdom in handen, en onderscheidden zich door hun uiterlijk. Waar we misschien nog wel het meest bang voor zijn, is de gedachte dat er eigenlijk nog wel legitieme redenen waren voor de wijdverbreide haat tegen de Joden. Dat is waarom de blanke zijn natuur haat, zijn eigen cohesie: hij is bang voor de analyse, en nog meer voor de consequenties. Om de sfeer op het wereldtoneel niet te verpesten is de Europeaan meegegaan in het bekennen van de schuld. Hij overschreeuwt zijn natuur met 'dit mag nooit meer gebeuren!' Maar er is een Boedhistische wijsheid die zegt: we kunnen bergen verzetten, maar onze natuur blijft onveranderd. Dit alles moet wel leiden tot een schyzofrenie zonder weerga. We zijn geneigd het aangename te denken: alle vreemdelingen zich op den duur wel aanpassen aan de westerse liberale en democratische ideeen. Maar in hoeverre is dat geen gebrek aan inlevingsvermogen, in wat het betekent om uit een niet - westerse cultuur te komen? Zijn we in staat om onze eigen moraal te begrenzen? Is het geen zelfgenoegzaamheid, een geloven in het eigen gelijk, tunnelvisie in de eigen waarden? Vraag je eens af: zou je als Europeaan loyaal willen zijn aan de ideeen van een niet - westerse cultuur? We willen graag dat iedereen leeft zoals wij, maar de argumenten stapelen zich op: in Europa wonen grote groepen immigranten die zich met elkaar verbonden voelen door een gezamenlijke herkomst. Waarom zouden ze breken met hun bloedbanden, zoals alleen de Europeanen denken te kunnen doen? Het gevolg: wij zeggen 'wij' maar zij blijven 'zij' zeggen. Wie neemt het ze kwalijk? We onderschatten de complexiteit van onze systemen. Er is meer nodig dan een paspoort om je weg in de Europese wereld te kunnen vinden. Maar wat moeten we als een gast ontevreden is? Wat moeten we als hij ons begint te haten? Geven we onszelf dan de schuld voor onze bemoeienis met de landen waar ze vandaan komen? Geven we onszelf de schuld van de verwachtingen die we zelf hebben gewekt? We wringen ons in vreemde morele bochten: waarom geen straf voor de ouders die met hun kinderen op een gammel bootje de oceaan oversteken? En wat moet een gast wel niet denken als zijn gastheer hem vreest, of vindt dat hij het niet waard is om zijn land tegen ongewenste gasten te verdedigen? Ik zou het respect voor die gastheer verliezen. Denk je dat de inwoners van Arabische landen zitten te wachten op een miljoen Europeanen, niet om vakantie te vieren, maar om deel te nemen aan alle systemen en ook nog aan de knoppen te mogen zitten? Het moet een vernedering zijn om te zien hoe een ander volk bommen gooit op hun eigen land. Maar de westerling kan het niet laten om zich nog steeds overal mee te bemoeien. De enige grenzen die hij met kracht wil bewaken is in een ander land, heel ver weg. Laatst was er op het nieuws dat meer dan de helft van de immigranten die Nederland binnenkomen, niet vluchten voor een oorlog maar omdat ze het geluk zoeken. Aan de verantwoordelijk minister Jet Bussemaker werd gevraagd wat daarmee gedaan wordt. Het was allemaal erg moeilijk, het is duur, meteen terugbrengen is tegen de internationale afspraken, en ze zijn natuurlijk hun paspoort kwijt. We zijn al gechanteerd door tienduizenden illegalen die nu ongelukkig rondlopen in de grote steden. Soms zijn voor complexe problemen eenvoudige oplossingen nodig. Soms is snelle duidelijkheid beter dan langzame zorgvuldigheid. Maar hoe kun je van een vrouw als Jet verwachten dat ze knopen doorhakt? Om het recht van de inwoners kracht bij te zetten. Maar de man kijkt wel uit om niet voor bruut versleten te worden. Waarom lef, waarom moed, als je wordt
Copyright Yuri Klaver
omgeven door mensen die hun kleinzerige pijntjes op een ander projecteren? Waarom doorpakken als we geen hoger doel zien dan korte termijn welbevinden, of als we onze naasten haten zoals de feministen en ontevreden pubers? We geloven in een goede uitkomst, en ondertussen is er steeds meer reden voor een immigrant om zich zorgen te maken. Er wordt wel eens gezegd dat zelfs maar te praten over deze materie zal leiden xenofobie en racisme, laat staan het bewaken van grenzen en het terugsturen van vreemdelingen. Maar het tegendeel zou wel eens waar kunnen zijn. Als we elkaars territoriale integriteit respecteren, dan moet dat ten goede komen aan het vertrouwen onderling, en het vertrouwen in de staat die niet verzaakt in zijn belangrijkste taak: zijn eigen inwoners beschermen. We hebben toch geen volksverhuizingen nodig om van elkaar te kunnen leren?
Copyright Yuri Klaver