Kerst met Arendsoog
Kerst met Arendsoog Naar J. en P. Nowee Marthe G. Tholen
Kerst met Arendsoog Naar J. en P. Nowee
Marthe G. Tholen November 2011
Hoofdstuk 1 Hoewel het nauwelijks november was, beloofde het al een mooie Kerst te worden, bedacht Bob Stanhope, onze lezers beter bekend als Arendsoog. Hij zat in een stoel op de veranda van de SRanch en koesterde zich tevreden in het waterige middagzonnetje, terwijl hij dacht aan de feestdagen die in het vooruitzicht lagen. Als hij had geweten wat er nog allemaal zou gebeuren voordat het zover was, had hij niet zo rustig gezeten! Het was nog bijna twee maanden wachten, maar de voorbereidingen waren al in volle gang. Als hij goed luisterde, kon hij uit een van de schuren de kalkoenen horen, die hij eerder die week samen met Witte Veder gevangen had. Mrs. Stanhope was ook al bezig met het menu voor de feestdagen en met de voorbereidingen voor het grote feest dat op de S-Ranch gegeven zou worden. Het was een traditie in de omgeving om op Kerstdag bij elkaar te komen voor een groot dansfeest. Dit jaar had Mrs. Stanhope erop gestaan dat het feest op de S-Ranch gehouden zou worden. Toen haar zoon haar naar de reden had gevraagd, had zij alleen maar naar Ann gekeken die met Cisco over het erf wandelde en had zij zachtjes, “kleine meisjes worden groot,” gezegd. Arendsoog had zijn moeder begrepen en dus waren ze nu al bezig met Kerst. De brief die eerder deze week was gearriveerd, met het nieuws dat Pater O‟Brien van plan was de feestdagen bij hen door te brengen, had iedereen helemaal in feeststemming gebracht. Vanaf de veranda sloeg Arendsoog de snel dichterbij komende stofwolk gade. Hoe hij ook echter zijn ogen inspande, het lukte hem nog niet om de ruiter te kunnen onderscheiden. De voordeur ging open en Ann kwam naast hem staan. “Wie is dat?” vroeg ze nieuwsgierig. “Kan je dat dan niet zien, nieuwsgierig Aagje?” vroeg Arendsoog plagend. “Mij hebben ze niet Arendsoog genoemd,” kaatste Ann terug. “En Aagje overigens ook niet.” Inmiddels was de ruiter de ranch voldoende genaderd, dat Arendsoog hem kon herkennen. “Sheriff Grisley!” riep hij verbaasd uit. Ann liep snel naar binnen om haar moeder te waarschuwen dat er bezoek aan kwam en Witte Veder kwam vanaf de corral aangelopen, want ook hij had de ruiter herkend. De oude sheriff werd dan ook door een waar welkomstcomité ontvangen. Hij werd direct in de gezellige huiskamer in een stoel neergezet en even later stond er naast hem een dampende kop koffie. De andere vier schaarden zich in een kring om hem heen, benieuwd waarom de sheriff hen plotseling kwam opzoeken. “Nou, nou,” zuchtte Grisley gemaakt overdonderd, “dat is een begroeting die ik niet altijd krijg als ik ergens binnenkom.” “Waar dan niet?” vroeg Ann direct. “In de gevangenis van mijn kantoor, bijvoorbeeld,” zei de Sheriff met pretlichtjes in zijn ogen. Iedereen moest lachen en in het volgende half uur kreeg de sheriff een spervuur van vragen op zich afgevuurd over vrienden en kennissen van de Stanhopes en hij was niet zo goed, of hij beantwoordde ze allemaal. Daarna viel er een korte stilte, die Grisley als eerste verbrak. “Zoals je weet, Bob, is het de laatste tijd vrij rustig hier in de omgeving, dus heb ik nu de gelegenheid te baat genomen om jullie weer een keer te zien. Ik was het eerlijk gezegd al een tijdje van plan, maar ja, je kent het hè? Er kwamen steeds wat kleine dingetjes tussen en ik bleef het maar uitstellen.” Grisley haalde tragikomisch zijn schouders op. “Gisteren ontving ik echter een brief,” vervolgde hij, “en het leek me nu dan wel een mooi moment om eindelijk eens deze kant uit te komen.” Mrs. Stanhope glimlachte en zei, “als u maar weet dat u nooit een excuus nodig heeft om hier langs te komen. Hier bent u altijd welkom.” De oudere man keek haar dankbaar aan en er viel weer een stilte. “De brief,” begon Ann dan voorzichtig. “Oh, ja,” Sheriff Grisley schrok op uit zijn overpeinzingen. “De brief. Ik heb hem hier bij me. Bob, als jij hem even voorleest, want ik ben bang dat er anders iemand klapt van nieuwsgierigheid.”
Ann kon nog net de neiging bedwingen om haar tong uit te steken en hield wijselijk haar mond maar. Arendsoogs ogen waren over de regels gevlogen en hij keek nu fronsend naar de brief. “Wat zeggen brief?” hielp Witte Veder hem. “Oh, sorry, boy, ik was even vergeten dat ik het niet hardop had voorgelezen,” waarna hij het vreemde epistel aan de anderen voorlas. Geachte mijnheer, Momenteel verblijf ik in Boston, doch ik hoop binnen niet al te lange tijd hier te vertrekken en mij richting Dorwan te begeven. Mijn doel is echter niet deze stad, maar een andere plaats, genaamd Mining Valley, die volgens mijn informatie in de buurt van Dorwan moet liggen. Ik ben op zoek naar een familie Stanhope, die daar in de buurt een ranch zouden bewonen. Aangezien ik niet zeker weet of dit het geval is, schrijf ik u in de hoop dat u mij zou kunnen telegraferen of dit het geval is. Als uw antwoord bevestigend luidt, vertrek ik zo spoedig mogelijk naar Arizona en hoop dan met een week of twee in Dorwan te arriveren. Als u zo goed zou willen zijn een hotel voor mij te reserveren in Mining Valley, zou ik u zeer dankbaar zijn. Met de meeste hoogachting, Lady Clarissa Westmoore. Arendsoog liet de brief zakken, en het viel hem op dat zijn moeder ongewoon bleek zag. Toen hij zijn mond wilde opendoen om haar te vragen wat er aan de hand was, schudde zij echter haar hoofd. Hij was erg verbaasd, maar vroeg maar niet verder, wel wetend dat zij niet zomaar zo zou reageren. Ondertussen wipte Ann ongeduldig op haar stoel heen en weer. “Ken jij die dame, Bob?” vroeg ze dan aan haar broer. Arendsoog antwoordde ontkennend. “Ik heb zelfs nooit van haar gehoord,” zei hij dan. Zijn moeder glimlachte en weer viel het hem op dat zij wat wit weggetrokken was. “Heeft u haar al getelegrafeerd?” vroeg Ann aan de sheriff. “Ja, dat heb ik gisteren meteen gedaan, want die informatie kon ik haar moeilijk weigeren. Ze stuurde meteen een telegram terug dat ze nog dezelfde dag zou vertrekken.” Arendsoog knikte. “Dan horen we over twee weken waarom ze ons zoekt. Het moet wel verdraaid belangrijk zijn dat ze er zo‟n lange reis voor over heeft.” Sheriff Grisley stond op om te vertrekken. “Blijft u niet eten?” vroeg Ann teleurgesteld. Ze wilde nog veel meer weten over de brief! “Dank je wel, meisje, maar de plicht roept,” zei hij. “Als ik nog iets van de briefschrijfster hoor, dan zal ik het je wel laten weten, Bob. Moet ik nog een hotelkamer voor haar reserveren?” “Och, natuurlijk niet!” zei Mrs. Stanhope direct. “Als ze naar ons op zoek is, kan ze natuurlijk hier logeren. Toch Bob?” “Natuurlijk,” haastte hij zich te zeggen. Hij zei er niet bij dat hij het vreemd vond dat zijn moeder zo van die brief schrok, maar toch de schrijfster ervan in huis wilde hebben. Zij deden Sheriff Grisley gezamenlijk uitgeleide, waarna Ann en Mrs. Stanhope naar de keuken gingen om het avondeten klaar te maken, terwijl Arendsoog en Witte Veder samen op de veranda achterbleven. “Wat denk jij van die brief, boy?” vroeg Arendsoog zijn vriend. “Mij niet zeker weten,” antwoordde Witte Veder. “Mij denken brief zijn veel statisch.” Arendsoog grinnikte. “Statig zul je bedoelen. Maar je hebt wel gelijk. Nou ja, dat zal wel normaal zijn als je een Lady bent.” “Wat zijn „Lady‟ precies?” wilde Witte Veder weten. “Mrs. Stanhope en Ann toch ook ladies (dames) zijn?” “Ja, maar dat is zonder hoofdletter. Met hoofdletter betekent het dat diegene van adel is en dat zij dus uit Engeland moet komen, want in Amerika heb je geen adel.” Witte Veder knikte. Hij had het begrepen. “Ik vraag me af waarom ze per sé ons zoekt,” mompelde Arendsoog meer in zichzelf dan tegen Witte Veder. “Mij niet weten, maar wij snel zullen weten. Zij komen immers naar ons toe,” zei de Indiaan. Arendsoog lachte. “Je hebt helemaal gelijk. Ik zal gewoon geduld moeten hebben.” Op dat moment kwam Ann hen waarschuwen dat het eten klaar stond en gingen zij naar
binnen. Na het eten zaten ze gevieren in de woonkamer. Arendsoog had al een paar maal onderzoekend naar zijn moeder gekeken, maar nu keek zij plotseling op en hij voelde zich als een schooljongen die betrapt wordt bij het spieken. Zij legde haar breiwerk neer en keek hem vriendelijk aan. “Normaal is het Ann die nieuwsgierig is,” zei ze dan, “maar ik geloof dat het een familiekwaaltje is.” Arendsoog lachte en ook op Witte Veders zo onverstoorbare gezicht verscheen een grijns. Er was hem niets ontgaan, maar hij had zijn nieuwsgierigheid beter in bedwang dan zijn vriend. Ann begreep er niets van, maar vond het wel grappig dat er nu eens om haar broer en niet om hààr gelachen werd. “Wel?” vroeg Arendsoog toen iedereen uitgelachen was. “Je wilt weten waarom ik zo schrok toen jij die brief voorlas? Nu goed. Het is een lange geschiedenis, maar misschien is het nu tijd dat jullie het weten.” Ze haalde even diep adem en begon dan te vertellen. “Zoals jullie weten was jullie vader Amerikaans1 en ben ik Engelse. Jullie vader heeft in zijn jonge jaren een reis gemaakt naar Engeland, waar wij elkaar leerden kennen. Nadat hij terug was gegaan, ben ik hem achterna gereisd, toen hij genoeg geld had verdiend om ons beiden te onderhouden.” Er viel even een stilte en Mrs. Stanhope keek met een glimlach in het niets. “Maar goed, dit wisten jullie al. Wat jullie niet wisten en waar ik mij eigenlijk voor schaam, is de manier waarop ik naar Amerika ben gegaan. Mijn vader was een strenge man en zag in jullie vader slechts een avonturier die uit was op mijn geld.” “Uw geld?!” riep Ann uit. “Ja, kind. Ik kwam uit een rijke familie en zij vonden jullie vader ver beneden mijn stand. Ik heb geprobeerd om hen op andere gedachten te brengen, maar het mocht niet baten. Ik had geen moeder meer en mijn vader wilde mij uit alle macht beschermen. Mijn broer was namelijk op het slechte pad geraakt en bracht zijn dagen gokkend en drinkend door. Op een nacht ben ik echter weggegaan en sindsdien heb ik nooit meer iets van mijn vader gehoord.” “Heeft u hem nooit laten weten waar u naar toe was?” vroeg Arendsoog ongelovig. “Natuurlijk wel, jongen. Ik had een brief achtergelaten en heb meteen geschreven toen ik in Amerika aankwam. Later heb ik hem nog geschreven vanaf de ranch. Hij heeft echter nooit geantwoord.” Er klonk spijt door in haar stem. Arendsoog en Ann waren met stomheid geslagen. Hun zachtaardige moeder! Dat zij ooit zo‟n stap had genomen! Ze waren er helemaal stil van. Alleen Witte Veder zat erbij alsof hij dagelijks dit soort berichten te horen kreeg. “Wat vreselijk,” bracht Ann er dan uit. “Heeft u er dan nooit spijt van gekregen?” “Nee, nooit,” zei Mrs. Stanhope zachtjes, maar beslist. “Mijn jaren met jullie vader zijn de gelukkigste van mijn leven geweest en zonder deze stap had ik jullie niet gehad. Nee, hoewel ik het jammer vind dat ik mij nooit met mijn vader heb verzoend, heb ik geen spijt van wat ik toen heb gedaan.” “Wat heeft dit te maken met de brief?” vroeg Arendsoog toen hij het nieuws enigszins verwerkt had. “Ik heb vroeger een vriendin gehad, Carolina. Toen ik al hier woonde, schreef zij dat ze was getrouwd met Lord Westmoore. De Westmoore‟s waren onze buren.” “En u denkt dat dit haar dochter is,” begreep Arendsoog. Zij knikte. “Maar als zij met u schreef dan weet u dit toch!” zei Ann. Mrs. Stanhope schudde haar hoofd. “Ik had jarenlang geen contact met haar. Toen besloot ik haar te schrijven. De brief waarin zij mij vertelde dat ze was getrouwd, is haar eerste en laatste brief geweest. Dat is nu meer dan eenentwintig jaar geleden. Misschien wilde haar man niet hebben dat ze nog met mij correspondeerde, ik had immers mijn familie ten schande gemaakt.” Ann keek dromerig voor zich uit. “Dit is eigenlijk nog romantischer dan Romeo en Julia,” mijmerde ze. “Je droomt te veel, juffie,” plaagde Arendsoog. “Denkt u ook niet, moeder, dat zij nu aan Cisco denkt, in plaats van aan u?” “Jij ellendeling…” Ann vloog op uit haar stoel en dook op haar broer af. “Kinderen!” riep Mrs. Stanhope, maar Arendsoog had zijn zusje zodanig vastgepakt dat ze 1
Zie: “Een erfenis voor Arendsoog”.
geen kwaad kon. “Zal ik deze juffer maar naar haar bed brengen?” vroeg hij. “Ik denk dat wij allemaal maar naar bed zouden moeten gaan, denk je ook niet?” De rust van de nacht was inmiddels neergedaald over de ranch. Alleen Arendsoog was nog wakker en zat in het donker op de vensterbank van zijn kamer een sigaret te roken. Hij keek de rook na terwijl deze in de donkere nacht oploste. Toen de sigaret op was maakte hij hem voorzichtig uit en sloot het raam. Het duurde echter nog een hele tijd voordat hij in slaap viel. Hoofdstuk 2 Een kleine twee weken later stonden Arendsoog en Witte Veder rond het middaguur op het station van Dorwan te wachten op de trein. De dag ervoor hadden zij een telegram gekregen met de tijd waarop Lady Westmoore aan zou komen. Witte Veders scherpe oren hadden het gevaarte allang gehoord en zij wachtten nu totdat de trein vanachter een plooi in het terrein zichtbaar zou worden. “Ik ben maar wat blij dat er nu een einde komt aan al dat wachten,” bromde Arendsoog. Witte Veder knikte. Naarmate het bezoek van Lady Westmoore dichterbij kwam, was de sfeer op de S-Ranch gespannen geworden. Het hortende en stotende treintje was nu zichtbaar en Arendsoog merkte dat hij onwillekeurig zijn hand op de kolf van zijn pistool had gelegd. Hij schudde onwillekeurig zijn hoofd en keek dan schuin naar Witte Veder, die er zoals altijd uiterlijk onbewogen uitzag, maar Arendsoog kende zijn vriend goed genoeg om te weten dat ook hij toch enigszins nerveus was. De trein was eindelijk tot stilstand gekomen. “Dorwan! Dorwan!” riep de conducteur die lenig uit de trein sprong. Hij snelde naar de stationschef en druk gebarend voerde hij hem mee naar de goederenwagon. Arendsoog speurde ondertussen het perron af. “Kijk, boy, het kan haast niet missen,” stootte hij Witte Veder aan, “dat is een jurk die je hier niet snel zal vinden, denk ik zo.” En inderdaad was de vrouw die hij aanwees gekleed in zo‟n chique jurk, dat onze vrienden niet de enige waren die naar haar keken. “Lady Westmoore,” vroeg Arendsoog, terwijl hij zich een weg baande naar de jonge vrouw toe. “Ja, inderdaad,” zei zij met een hooghartige toon in haar stem. “En u bent?” “Bob Stanhope en dit is mijn vriend Witte Veder.” “Aangenaam.” Hoewel het een hartelijke uitspraak was, vond Arendsoog dat het klonk alsof iemand een ijspegel in zijn shirt had laten vallen. Hij rilde bij de gedachte. “Heeft u bagage bij u?” vroeg hij dan. “Natuurlijk,” zei Lady Westmoore neerbuigend, “de conducteur is er mee bezig.” Arendsoog en Witte Veder draaiden zich om en zagen een berg op het perron staan waar zij in de gauwigheid al zeker drie hutkoffers telden, om van andere valiezen nog niet te spreken. Hulpeloos keek Arendsoog zijn vriend aan. “Wilt u alvast plaats nemen in het rijtuig terwijl wij de bagage inladen?” vroeg hij dan maar. “Dank u,” knikte de dame kort en volgde hem naar het rijtuig. “Ik weet niet wat ik er van moet denken,” zuchtte Arendsoog. “Ik kan me niet voorstellen dat mijn moeder een vriendin was van haar moeder. Wat een sekreet! Die zou eens een goed pak voor haar broek moeten krijgen.” Witte Veder glimlachte. “Misschien zij zijn moe van lange reis,” gaf hij als antwoord, maar het was duidelijk dat hij betwijfelde dat dat de reden van het onaardige gedrag was. Samen met de stationschef sleepten zij dan de bagage naar de wagen. Na een klein kwartier was alles ingeladen en nam Arendsoog plaats in het koetsje, terwijl Witte Veder op de bok van de wagen sprong. Tijdens de rit probeerde Arendsoog een paar keer een gesprek met de mysterieuze dame aan te knopen, maar zij beantwoordde zijn vragen slechts met ja of nee. Arendsoog staakte zijn pogingen en haalde zijn schouders op. Het was nog een lange rit naar de S-Ranch, maar als zij niet wilde praten, ging hij haar niet dwingen. Die avond zaten onze vrienden met Mrs. Stanhope en Ann in de huiskamer voor de open haard.
Het was een vreemde kennismaking geweest. Mrs. Stanhope had het eten klaar gehad toen zij binnenkwamen, maar ook tijdens het eten was Lady Westmoore zwijgzaam geweest. Zij had in ieder geval niets gezegd over het doel van haar komst, maar ze had wel wat vragen gesteld over Mining Valley, Dorwan en de omgeving. Arendsoog was opgelucht geweest toen zij zich geëxcuseerd had en naar haar kamer was gegaan. “Lady of geen Lady,” mopperde Ann, “ik vind haar niks aardig.” “Ann,” zei haar moeder bestraffend. “Nou moeder,” kwam Arendsoog voor zijn zus op, “u zal het toch met mij eens zijn dat Lady Westmoore niet overloopt van vriendelijkheid.” “Daar ben ik nog niet zo zeker van,” zei Mrs. Stanhope met een twinkeling in haar ogen. Haar kinderen en Witte Veder keken haar vragend aan. “Ik denk namelijk niet dat zij Lady Westmoore is,” zei Mrs. Stanhope dan. “U bedoelt dat zij niet de dochter van uw vriendin is?” vroeg Arendsoog. “Nee, ik bedoel dat zij een rol speelt en niet de echte Lady Westmoore is!” Er bleef een stilte in het vertrek hangen nadat Mrs. Stanhope deze woorden had gesproken. Ann was sprakeloos van verbazing en ook Witte Veder leek verrast. Allerlei vragen tolden door Arendsoogs hoofd, maar uiteindelijk wist hij woorden te geven aan de belangrijkste: “Hoe wéét u dat?” “Er waren een paar dingen die niet klopten. Haar jurk is prachtig, maar hij was erg stoffig van de reis. Toch heeft zij zich niet verkleed toen zij zich voor het eten boven ging opfrissen, terwijl ze zoveel bagage bij zich heeft. Dat was één. Daarna viel het me op dat de jurk uitgelegd is; de zoom aan de onderkant is langer gemaakt.” Arendsoog wist dat dit vaak gebeurde in armere gezinnen als een meisje te snel groeide en er geen geld was voor een nieuwe jurk. Op deze manier kon de jurk dan nog een tijdje langer mee. “Het vermaken van een jurk is op zich niets bijzonders,” vervolgde Mrs. Stanhope, “maar als je zoveel kleding hebt als zij in die koffers lijkt te hebben, is het toch merkwaardig. Zeker als je ook nog bedenkt hoe duur die japon is.” “Maar dit kan verklaard worden; ze wilde opschieten voor het eten en heeft zich niet verkleed en voor het reizen heeft zij een oude jurk aangetrokken,” meende Arendsoog. “Inderdaad,” knikte Mrs. Stanhope, “maar er zijn nog een paar dingen. Haar schoenen klopten niet; als zij Lady Westmoore is, dan zouden haar schoenen minstens netjes gepoetst zijn; leer mij de Engelse aristocratie kennen! Ook als zij geen geld zou hebben, zouden zij er verzorgd uit zien.” Arendsoog knikte. Het klonk aannemelijk, maar het was nog geen bewijs! Het leek alsof zijn moeder zijn gedachten had geraden. “Er is meer,” zei zij. “Het viel mij bij het eten op dat zij zich een paar keer versprak. Je weet dat een Engels accent anders is dan het Amerikaanse, hoewel het dezelfde taal is. Er zijn echter ook woorden die anders worden uitgesproken. Toen zij vroeg of Mining Valley of Dorwan een „library‟ (bibliotheek) hadden, wist ik het zeker. Zij sprak het woord namelijk op zijn Amerikaans uit.” Arendsoog keek zijn moeder bewonderend aan. “Het is duidelijk dat speuren in de familie zit!” zei hij dan. “Maar Bob,” vroeg Ann, “hoe zit het dan met de echte Lady Westmoore? Bestaat ze wel?” “Tja, dat weet ik ook niet.” Arendsoog fronste de wenkbrauwen. “Er is maar een manier om erachter te komen en dat is door de nep-Lady Westmoore te ontmaskeren.” “Jij dat morgen gaan doen?” vroeg Witte Veder. Het verbaasde Arendsoog niet dat zijn vriend zijn gedachten had geraden. “Ja, ik denk na het ontbijt,” en fluisterend zette hij dan zijn plan uiteen. Hoofdstuk 3 “Ik ga vanochtend naar Mining Valley, kan ik nog iets voor iemand doen?” vroeg Arendsoog aan het ontbijt. “Och, ja, Bob, als je voor mij twee el zwart lint zou willen meenemen?” vroeg Mrs. Stanhope. “En als het goed is, heeft Mary mijn jurk af. Zou je hem voor mij mee kunnen brengen?” vroeg Ann vleiend.
Er volgden nog een aantal bestellingen, die Arendsoog trouw opschreef, terwijl hij wist dat hij helemaal niet naar Mining Valley zou gaan. “Kan ik nog iets voor u doen, Lady Westmoore?” vroeg hij dan aan hun gast. Zij dacht even na en vroeg toen: “Heeft Mining Valley een telegraafkantoor?” Vier hoofden knikten ten antwoord. “Dan wil ik een telegram versturen. Als u even geduld heeft, Mr. Stanhope, dan schrijf ik het direct.” Met een knikje naar de anderen stond zij op en verliet het vertrek. Het was Arendsoog niet ontgaan dat zij weer dezelfde jurk aan had. “Moeder, zouden u en Ann even naar de keuken kunnen gaan?” vroeg Arendsoog dan aarzelend. “Natuurlijk,” begreep Mrs. Stanhope hem. Ann sputterde wat tegen, maar na een wenk van haar moeder, verliet ook zij de kamer. “Dat is het eerste deel, nu de rest nog,” zuchtte Arendsoog. Zonder dat Arendsoog hem iets had hoeven zeggen, was Witte Veder naast de open deur gaan zitten. Arendsoog zat aan de andere kant van de kamer. Ze hoorden het kraken van de trap, toen Lady Westmoore naar beneden liep. “Ik zal maar even kijken of mijn revolver wel goed schoon is, zo‟n vuiltje kan veel kwaad doen,” zei hij dan op luide toon. “Blanke broeder hebben gelijk, mij voor zekerheid ook kijken.” Zo kwam het dat toen de zogenaamde Lady Westmoore binnenkwam, beide mannen hun revolvers in hun handen hadden. “Dit is het telegram,” zei zij, terwijl ze het papier aan Arendsoog overhandigde. In een flits zag hij wat er op stond en dat het handschrift niet hetzelfde was als dat van de brief aan Grisley. Pete Hampton Luddenden Town Poste restante Alles ok –stop–Lady Westmoore –stop– Arendsoog besloot de gok te wagen. “Is Pete Hampton uw enige handlanger?” Met een kreet sprong de zogenaamde Lady Westmoore achteruit, in de hoop door de deur te ontsnappen. Deze was echter geruisloos dichtgedaan door Witte Veder, terwijl Arendsoog inmiddels voor het enige raam stond dat het vertrek rijk was, waardoor zij geen enkele kans had om te ontkomen. “Moeder! Ann!” riep hij dan, “kunnen jullie even komen helpen?” “Het is een schande!” brieste de namaak Lady Westmoore. “Hoe durven jullie zoiets van mij te zeggen! Ik zal me beklagen bij de sheriff, ik zal…” “U zal helemaal niets,” snoerde Arendsoog haar de mond. “Ah, Ann, zou jij deze dame even willen fouilleren? Je kan nooit weten wat er onder die rokken verborgen zit.” Snel kweet Ann zich van haar taak, om daarna vragend naar haar broer te kijken. Deze maakte een geruststellend gebaar en beval de nep-Lady Westmoore daarna op barse toon om te gaan zitten. “Wel, mevrouw,” begon hij toen ook de anderen zaten, “wat is uw werkelijke naam?” “U weet zeer wèl, dat mijn naam Lady Clarissa Westmoore is,” antwoordde zij woest. “Wat ik weet, is dat dàt uw naam zeker niet is,” zei Arendsoog. “ Het handschrift van de brief die naar Sheriff Grisley werd gestuurd was anders dan het uwe en Moeder, zoudt u onze gast hetzelfde kunnen vertellen als u mij gisterenavond vertelde?” vroeg hij dan aan Mrs. Stanhope. Hierop vertelde Mrs. Stanhope nogmaals hoe zij tot de conclusie was gekomen dat deze vrouw niet Lady Westmoore was. Tijdens deze uitleg trok de zogenaamde Lady Westmoore eerst wit weg, om daarna haar hoofd te laten hangen. Toen zij haar hoofd weer optilde, zag Arendsoog aan haar gezicht dat zij een besluit genomen had en hij was er dankbaar voor. Het was zeer moeilijk, zo niet onmogelijk geweest om met een verhaal als dit naar de sheriff of de rechter te stappen. Wie zou het hebben geloofd? “Mijn naam is Charlotte Miston,” zei zij dan. Er viel een korte stilte.
“Wel, Miss Miston,” zei Arendsoog dan, “kunt u ons vertellen wat er aan de hand is en waar de echte Lady Westmoore is?” Nerveus plukte de jonge vrouw aan haar jurk. “Het begon voor mij ongeveer een maand geleden. Mijn vader was net overleden en ik was alleen. Ik heb nooit geleerd om voor mijzelf te zorgen en toen mijn vader stierf, liet hij geen geld achter. Ik zocht een betrekking als gezelschapsdame en adverteerde in de kranten. Nog geen week geleden ontving ik eindelijk een brief in reactie op mijn advertentie, waarin de schrijver mij vroeg of hij mij de volgende dag kon spreken in het hotel. In het hotel ontmoette ik de schrijver, een keurige heer die…” “Hoe heette deze man?” onderbrak Arendsoog haar. “Hij stelde zich voor als Frank Williams,” antwoordde zij, “maar ik betwijfel nu of het zijn echte naam is. In ieder geval vertelde hij mij dat een rijke, Engelse dame van adel op bezoek was in een plaatsje in de buurt en de volgende dag met de trein had willen vertrekken, maar dat zij ziek was. Ze was op weg naar Mining Valley en wilde graag dat iemand anders haar plaats in zou nemen, zodat zij rustig uit kon zieken, zonder dat iemand haar miste. Ik vond het wat vreemd, maar de man zei dat als je een belangrijke reis onderneemt, je mensen niet teleur moet stellen. Ik besloot het te doen, omdat het om een gunst voor een ander ging. Ik kreeg een voorschot van honderd dollar, om mijn reis mee te betalen. Hij zei dat ik over twee dagen zou vertrekken, zodat ik de tijd had om een jurk van Lady Westmoore te vermaken. Hij gaf me nog wat instructies over hoe ik mij moest gedragen en nam toen afscheid. De volgende dag werden er een hoop koffers en valiezen bij mijn huis bezorgd en een apart pakje met de jurk en een brief van Frank Williams, waarin stond dat de sleuteltjes van alle koffers, op een na, weg waren. Ik besefte dat er iets mis was, maar ik begreep niet precies wat. Ik heb nog geïnformeerd bij het hotel, maar daar was hij verder niet bekend. Ik moest er dus wel mee door gaan, omdat ik immers die honderd dollar had gekregen. De rest weet u,” besloot ze haar relaas. Arendsoog floot even tussen zijn tanden. Hij zei maar niet dat hij het ongeloofelijk naïef vond van Miss Miston om zomaar op een dergelijk aanbod in te gaan. “Gedane zaken nemen geen keer,” zei hij tenslotte. “Ik moet u echter nog een paar dingen vragen. Wie is Pete Hampton, waar u het telegram naar toe moest sturen?” “Ik heb geen idee,” antwoordde zij en Arendsoog wist dat zij de waarheid sprak. “Mister Williams droeg mij op om me met hem in verbinding te stellen als ik hier aangekomen was. Van hem zou ik dan verdere instructies krijgen. Luddenden Town ligt op een paar uur rijden van Rawling, waar ik vandaan kom. Ik dacht dat Lady Westmoore bij die Pete Hampton op bezoek was en vond het eigenlijk wel normaal om hem bericht te sturen.” “Waarom jij dan zo schrikken toen Arendsoog jij vragen naar handlanger?” vroeg Witte Veder nu. “Ik heb sinds eergisteren steeds mijn geweten proberen te sussen, maar ik dacht al dat er iets niet goed zat en toen u dat zo zei, wist ik het zeker. Ik probeerde me nog te redden, maar ik ben eigenlijk blij dat ik alles nu verteld heb,” en Miss Miston, die duidelijk òp was van alle doorstane zenuwen, barstte in snikken uit. Terwijl Mrs. Stanhope en Ann zich over Miss Miston ontfermden, gingen Arendsoog en Witte Veder naar buiten. Leunend tegen de deurpost rolde Arendsoog een sigaret. “Wij naar Luddenden Town gaan?” vroeg Witte Veder. “Ik denk het wel, boy. Miss Miston zei zelf al dat bij dat hotel in Rawling niemand Frank Williams kende. Misschien kent iemand in Luddenden Town Pete Hampton. We hebben geen ander aanknopingspunt.” Arendsoog liep naar het cowboyhuis om zijn voorman, de oude Jim, te laten weten dat hij de leiding van de ranch moest overnemen en Witte Veder ging naar de keuken om proviand te maken voor de reis. Ondanks haar teleurstelling dat de aanloop naar Kerst niet zo feestelijk zou zijn als zij had gehoopt, hield Mrs. Stanhope zich flink en hielp zij de Indiaan met zijn voorbereidingen. Tien minuten later waren zij reisvaardig en namen ze afscheid van Ann en Mrs. Stanhope. Mrs. Stanhope had zich herinnerd dat de oude Mrs. Erroll een gezelschapsdame zocht, dus er was afgesproken dat zij Charlotte Miston mee zouden nemen tot aan Dorwan. Gelukkig kon zij rijden, dus de tocht ging heel wat sneller dan de dag ervoor. Hoewel Arendsoog Lightfeet moest inhouden, genoot hij toch met volle teugen van de tocht. Het was heel wat aangenamer in het zadel dan in een bonkend rijtuig. Zij noemden elkaar nu bij de voornaam en Charlotte bleek bij lange na niet zo onaardig te zijn als zij de dag ervoor had doen voorkomen. Blijkbaar had zij gedacht dat het bij haar „rol‟
hoorde. “Wat zal ik zeggen tegen Mrs. Erroll als ze mij zonder bagage ziet?” vroeg ze opeens. “Zeg maar gewoon dat je bagage is gestolen,” antwoordde Arendsoog. “Je was bij ons op bezoek en wij gingen met je naar Dorwan om inkopen te doen. Als ik jou was zou ik gewoon wat er over is van die honderd dollar daar voor gebruiken.” Het geluk was met hen. Niet alleen was Mrs. Erroll thuis, zij had inderdaad een gezelschapsdame nodig. Toen Arendsoog en Witte Veder het huisje verlieten, waren de beide vrouwen in een druk gesprek gewikkeld. “Pfff, dat is dat,” verzuchtte Arendsoog. “Ik ben niet in de wieg gelegd om oppas te spelen.” “Wij nog moeten vinden echte Lady Westmoore,” bracht Witte Veder hem echter in herinnering. Arendsoog zuchtte nogmaals. Wat een gedoe! Terwijl zij wachtten op de trein, stuurden zij het telegram naar Pete Hampton. “Het heeft geen zin als die man argwaan krijgt,” had Arendsoog gemeend. Toen het antwoord kwam, was het een beetje teleurstellend. “Instructies in paar dagen.” “Daar schieten we ook niets mee op,” vond Arendsoog. “Wij nu weten dat Pete Hampton wonen in Luddenden Town,” zei Witte Veder echter. “Verdraaid!” riep Arendsoog uit, “je hebt gelijk. We namen het wel aan, maar het feit dat we een telegram terug krijgen, betekent dat er inderdaad een Pete Hampton in Luddenden Town is.” Opgewekt reden de twee vrienden door de hoofdstraat naar het station. Het leek erop dat ze nu in ieder geval een echt aanknopingspunt hadden.
Hoofdstuk 4 “Rawling!” riep de conducteur, “passagiers voor Rawling, uitstappen!” Arendsoog kroop overeind van het bankje waar hij op had gezeten. Hij zou er wel nooit echt aan wennen, dacht hij bij zichzelf. Het treintje had echter maar zes uur gedaan over een afstand die te paard een dag of twee had gekost. Hij liep met Witte Veder naar de goederenwagon waar Lightfeet en Witte Veders paard stonden. De conducteur opende de deur en voorzichtig werden de paarden uitgeladen. Beide dieren waren zo blij weer buiten te zijn dat ze de gekste sprongen maakten om te vieren dat ze weer vaste grond onder hun voeten hadden. Arendsoog moest er om lachen en was stiekem een beetje jaloers, want hij had graag mee gedaan! Zijn benen voelden helemaal stijf aan en hij kon goed begrijpen dat de dieren zich even moesten uitleven. Terwijl de trein zich weer in beweging zette, werden de paarden gezadeld en stegen onze vrienden op. “Volgens Charlotte ligt Luddenden Town op ongeveer een uur of twee rijden in oostelijke richting,” zei Arendsoog. “Wij gaan,” zei Witte Veder slechts. Zij gaven hun rijdieren de vrije teugel en in een flinke galop ging het dan in oostelijke richting.
“Kijk, dat moet Luddenden Town zijn,” wees Arendsoog toen zij krap twee uur later stil hielden op een heuvel. Het dorpje lag dromerig in een groene vallei in de uitlopers van de bergen. Een beekje slingerde zich dwars door de vallei heen en hier en daar waren bruine stippen te zien, waar ranches waren. Arendsoog zette zijn kijker aan zijn ogen en zocht de vallei af. Op een paar kilometer van het dorp zag hij een wat vervallen ranch, waar alleen paarden leken te staan. Het leek hem een ideale plaats om iemand gevangen te houden. Dicht bij de bergen, dicht bij een plaats waar inkopen gedaan konden worden, maar ver genoeg van alles vandaan om geen last te hebben van pottenkijkers. “Wij niet weten zij worden gehouden gevangen,” wierp Witte Veder tegen, “zij misschien gewoon in Luddenden Town zijn.” “Zou ze anders direct vertrokken zijn naar de S-Ranch vanuit Boston, om daarna hier, in dit gat, een week of wat te gaan zitten?” “Jij hebben gelijk, mij zijn zeer erg veel dom,” zei de Indiaan deemoedig. “Nou zeg,” lachte Arendsoog, “zo erg is het toch ook niet.” Plotseling werd hij weer serieus. “Ik voel dat die ranch iets met ons avontuur van doen heeft. Ik denk dat ik nu naar Luddenden rijd en kijk of ik iets van informatie kan vinden. Over een uur wordt het donker, dus dan wordt het allemaal een stuk lastiger.” “Mij wachten bij rand van stad,” zei Witte Veder. Een cowboy en een Indiaan trokken immers veel meer aandacht dan een cowboy alleen en zij wilden zo onopvallend mogelijk zijn. Zij slingerden zich weer in het zadel en reden snel de heuvel af. Bij een bosje aan de rand van de stad hield Witte Veder zijn paard in en met een armzwaai nam Arendsoog afscheid. In de hoofdstraat van het dorp hield hij stil voor de saloon. Er was niemand op straat en te horen aan de stilte in de saloon, was het ook daar een rustige avond. Hoe rustig het was, zag hij toen hij de klapdeurtjes door liep. Behalve de man achter de bar was er niemand! “Good evening, stranger (goedenavond, vreemdeling),” zei de waard niet onvriendelijk. “Good evening,” antwoordde Arendsoog, “ik wilde graag een biertje en neem zelf ook iets.” Hij legde twee muntstukken op de toog. De waard zette hem een glas voor zijn neus en Arendsoog dronk dankbaar van het koele vocht. “Hoe heet het hier eigenlijk,” vroeg hij om een gesprek te beginnen. “Dit is Luddenden Town,” zei de barman. “Een beetje grote naam voor een dorp, maar het is een prima plek.” “Ja, dat kon ik zien,” beaamde Arendsoog. “Alles ziet er hier netjes uit. Ik zag maar één ranch die er wat vervallen bij lag, een paar kilometer die kant op.” Hij wees met zijn arm in noordelijke richting. “Ja, dat is de ranch van de Hamptons,” zei de barman. Arendsoog kon wel juichen, maar hij deed net alsof het hem niet zo interesseerde. “Zijn zij verhuisd ofzo, dat de ranch zo vervallen eruit ziet?” deed hij gemaakt onwetend. “Nee, Pete Hampton woont er nog, maar hij doet niets meer met de ranch. Hij is teruggekomen nadat zijn vader overleed. Hij heeft het vee verkocht en waar hij van leeft, mag Joost weten. Er zijn mensen die beweren dat hij niet eerlijk aan zijn geld is gekomen. Het is dan ook een beetje vreemd: hij woont in een vervallen huis, maar hij gaat regelmatig op reis naar grote steden zoals Chicago en Boston enzo.” Arendsoog knikte. “Ach ja, er zijn altijd wat rare snuiters in een gemeenschap,” zei hij. “Zo woont er bij ons Gekke Mikey,” fantaseerde hij en hij vertelde de waard een verhaaltje over een niet-bestaande man die er allemaal rare gewoontes op na hield. Hij wilde de aandacht een beetje afleiden van Pete Hampton; er mocht eens iemand aan de waard gaan vragen waar de vreemdeling het over had gehad! Toen zijn bier op was, stond Arendsoog op. De barman liep met hem mee naar buiten; hij had immers toch geen andere klanten om te helpen. Arendsoog had gezegd dat hij nog naar Rawling moest, dus de waard had geen argwaan toen hij terugreed in de richting waar hij Witte Veder had achter gelaten. Witte Veder had het zich gemakkelijk gemaakt tegen een boomstam aan, maar hij stond op toen hij de hoefslag van Lightfeet herkende. Aan het tevreden gezicht van zijn vriend, kon hij zien dat Arendsoog succes had gehad. “Jij vinden Pete Hampton?” vroeg de Indiaan nieuwsgierig.
“Die vervallen ranch die ik daarstraks zag, is van hem,” zei Arendsoog triomfantelijk. Witte Veder knikte, hij had al zoiets vermoed: hij kende Arendsoogs voorgevoelens immers. Snel stegen zij weer op. De paarden hadden er best zin in en nog voordat de duisternis was gevallen, waren zij de ranch tot op ongeveer vijfhonderd meter genaderd. Bij een klein bos hielden zij stil. Tussen het bosje en de ranch was geen enkele oneffenheid in het terrein en te paard verder gaan was dan ook uitgesloten. “Wij maken trekkende beweging?” vroeg Witte Veder. “Omtrekkende,” verbeterde Arendsoog automatisch. “Ja, dat lijkt me wel het verstandigste. Als we de bergen inrijden en vanuit die kant de ranch kunnen naderen, dan zijn we een stuk dichterbij. Er zijn aan die kant wel struiken op het terrein te vinden en bovendien ligt de corral tussen de bergen en het huis in. Gek dat het terrein hier helemaal vlak is. Het is alsof ze niet willen dat iemand de ranch vanaf deze kant ongezien nadert.” “Zij waarschijnlijk ook niet willen iemand ranch van andere kant ongezien nadert,” meende Witte Veder. Arendsoog grinnikte en gaf zijn vriend gelijk. Voorzichtig ging het nu in een wijde boog om de ranch heen. Het was nu bijna helemaal donker geworden en wolken die voor de maan hingen, zorgden er voor dat het inktzwart werd. Met de dekking van de bergen in hun rug, naderden ze nu de ranch weer. Een paar honderd meter van de ranch lieten zij de paarden achter bij een paar bomen. “Blijf,” fluisterde Arendsoog zijn trouwe rijdier in het oor. Er ging een trilling door Lightfeet heen en het dier bleef stokstijf staan. Witte Veder sloeg zijn leidsels om een tak zodat zijn paard bij het grazen niet achter zijn dekking vandaan zou komen, maar de knoop was zo gelegd, dat een flinke ruk hem los zou laten schieten. Zij hadden de ranch nu aan drie kanten kunnen bekijken en alleen de vierde kant hadden zij nog niet gezien. Wat zij tot nu toe wijzer waren geworden, was dat er licht brandde op de benedenverdieping en dat er meerdere mannen in het vertrek waren. Het cowboyhuis leek volledig verlaten; er brandde geen licht en het was in diepe stilte gehuld. Ze liepen verder naar de ranch. Geen enkel takje kraakte, terwijl zij voorzichtig voortslopen over het terrein. Zij waren het gebouw nu op enkele tientallen meters genaderd en als bij afspraak lieten zij zich tegelijk op de grond zakken en kropen zij verder richting het huis. Als slangen gleden zij over het terrein, terwijl zij dankbaar gebruik maakten van iedere struik en ieder rotsblok waarachter zij dekking vonden. Het was doodstil, op de geluiden uit de woonkamer na. Aan de vierde zijde was een raam op de bovenverdieping, waarachter een vaag licht brandde. Waarschijnlijk een kaars, dacht Arendsoog. Hij lag zich af te vragen wat ze nu moesten doen, toen Witte Veder hem een por gaf. Met een schok zag Arendsoog wat zijn vriend bedoelde. Voor het raam liep een gestalte heen en weer. En hij was een boon als dat geen vrouw was! Witte Veder kwam naast hem liggen en drukte zijn mond tegen Arendsoogs oor. “Jij willen wachten tot zij gaan slapen?” vroeg hij dan. Arendsoog knikte. “Als we nu iets proberen gaat ze misschien gillen en zijn de poppen aan het dansen. Zo‟n kans krijgen we nooit meer. De schurken zijn nergens op verdacht, het beste is om vanavond in de aanval te gaan.” De Indiaan knikte. Voorzichtig kropen de twee vrienden nu verder, terwijl ze zich verwijderden van de ranch. Ze deden dit echter op zo‟n manier dat ze het raam in de gaten konden houden. Tussen wat struiken gingen ze zitten. Arendsoog snakte naar een sigaret, maar hij peinsde er niet over om er een op te steken. Het gloeiende puntje zou immers van een grote afstand zichtbaar zijn! Na ongeveer een uur werd hun geduld echter beloond. In het benedenvertrek klonk gestommel en hoewel onze vrienden niet konden zien wat er gebeurde, was het duidelijk door de geluiden. Zij hoorden een deur open gaan en een aantal mannen liep naar het cowboyhuis. Het ranchgebouw was inderdaad erg klein voor zoveel mensen, dacht Arendsoog. Witte Veder was naar rechts gekropen en kon zo om het huis heen kijken. Even later hoorden zij weer de deur van het woonhuis en het gepiep van de zwengel van een waterput. Dan hoorden zij nogmaals de deur en werd het stil. “Zijn tien mannen in cowboyhuis,” rapporteerde Witte Veder. “Een man nog in woonkamer zijn. Andere man binnen zijn, maar niet in kamer.” “Misschien is hij wel een wachtpost?” veronderstelde Arendsoog. “Enfin, we weten nu in
ieder geval met hoeveel tegenstanders we te doen hebben.” “Wij niet kunnen onschadelijk maken zo‟n grote bende,” merkte Witte Veder spijtig op. “Nee, dat zou inderdaad te riskant worden, maar nu ze allemaal in het cowboyhuis zitten, kunnen we misschien wel een kijkje nemen in het woongebouw.” Een paar minuten later werd het opeens donker achter het raam. Tot hun grote vreugde werd het raam direct daarna opengeschoven. Het was duidelijk dat, ondanks dat het november was, de bewoonster bang was voor muggen en dat zij het raam niet open had willen doen, zolang de kaars brandde. Zij wachtten nog een uur. Inmiddels waren in het cowboyhuis ook alle lichten uitgegaan en was er een intense stilte op de vallei gedaald. Af en toe klonk er een geluid uit de corral of een nachtdier dat ergens in de verte een geluidje maakte, maar verder was de stilte volmaakt. Langzaam, bijna met tegenzin om de rust te verstoren, begonnen Arendsoog en Witte Veder dan aan hun korte tocht naar het ranchhuis. Witte Veder ging met zijn rug tegen de muur onder het raam staan en maakte een kom met zijn handen. Snel ging Arendsoog met een voet in het kommetje staan en gaf Witte Veder hem een zetje waardoor hij net de vensterbank kon grijpen. Steun zoekend op de schouders van zijn vriend, kon hij zich dan optrekken, totdat hij op de vensterbank zat. Het zweet stond op zijn voorhoofd. Hij luisterde aandachtig, maar het leek erop dat niemand hem gehoord had. Alles verkeerde nog in complete rust. Hij had meteen gezien dat het vertrek waar hij zich bevond waarschijnlijk vroeger een mooie slaapkamer was geweest, maar al jaar en dag dienst deed als rommelhok. Het bed was ooit elegant geweest en ook de gordijnen deden aan vergane glorie denken. Het bed! In het bed lag een vrouw. Op een stoel zag hij kleding liggen. Dit was geen ideale situatie, bedacht hij. Voorzichtig sloop hij naar het bed en legde zijn hand op haar mond, om haar te beletten te schreeuwen als ze wakker werd. Haar ogen vlogen open en keken hem recht aan. Ze maakte echter geen geluid en ook leek ze niet bepaald angstig. Wel voelde hij dat haar hele lichaam zich gespannen had. “Ssst,” fluisterde Arendsoog. “Ik ben Bob Stanhope en ik ben hier om u te redden.” Hij voelde de weerstand wegebben en haalde voorzichtig zijn hand weg. “Bent u Lady Westmoore?” vroeg hij dan. Ze knikte. Ze was te verbouwereerd om iets uit te brengen. Toen wees zij echter op de deur en maakte een gebaar dat Arendsoog vertelde dat daar iemand achter zat. “Kleedt u snel aan, we moeten hier weg voordat iemand iets merkt.” Hij draaide zich om en sloop terug naar het raam. Hij stak zijn duim op naar Witte Veder. Deze kon door het slechte licht weliswaar niet precies zien wat Arendsoog deed, maar hij raadde de bedoeling. Niet veel later hoorde Arendsoog een licht geruis achter zich en zag hij dat Lady Westmoore keurig aangekleed was. Hij gebaarde dat zij op de vensterbank moest gaan zitten en zich naar beneden moest laten zakken. Hij hield haar vast onder haar armen en Witte Veder greep haar vast zodra zij laag genoeg was. Toen sprong Arendsoog op de grond. Of het die sprong was, die de wachtpost achter de deur hoorde, zullen we nooit te weten komen, maar op hetzelfde moment klopte hij op de deur en vroeg hij of alles goed was. “Snel,” siste Arendsoog. Zij renden naar het bosje waar de paarden stonden. “Ik heb de deur vanbinnen vergrendeld,” hijgde Lady Westmoore dan, “maar ik weet niet hoe lang dat stand houdt.” Ze kregen het antwoord snel genoeg toen ze gekraak en een schreeuw hoorden uit het ranchgebouw. “Hun paarden!” riep Arendsoog. Witte Veder begreep wat zijn vriend bedoelde en slingerde zich in het zadel. Er was inmiddels leven in de brouwerij gekomen; in het cowboyhuis en in het ranchgebouw werden lichten aangestoken. Witte Veder reed recht op de corral af en opende hem. De paarden waren wakker geschrokken en stonden nerveus bij elkaar. Het zien van hun soortgenoot deed ze echter opschrikken en toen een paard achter Witte Veder aankwam, volgde de rest ook al snel. Van overal klonken nu kreten. “De paarden!” “Ze gaat er vandoor met de paarden!” Arendsoog lachte zachtjes in het donker. “Kunt u rijden?” vroeg hij dan aan Lady Westmoore. Zij trok haar wenkbrauw op. “Jahoor,” zei ze slechts. Lenig wipte ze dan zelf in het zadel, zonder gebruik te maken van Arendsoogs uitgestoken hand. Ze wierp een ironische glimlach over
haar schouder toen hij licht verbouwereerd achter haar in het zadel ging zitten. Voorzichtig reed hij dan richting de bergen, er wel voor zorgend dat hij op het gras bleef rijden, zodat niemand de hoefslag van Lightfeet kon horen. Toen het gras overging op de harde rotsgrond, bleef hij even staan luisteren. Het geluid van vele paardenhoeven verdween in de verte. De mannen hadden de jacht op hun paarden voorlopig opgegeven en stonden nu luid schreeuwend bij de corral. Dan wendde hij Lightfeet en trokken zij dieper de bergen in. Hoofdstuk 5 Arendsoog en Lady Westmoore reden ongeveer anderhalf uur lang door de bergen. Arendsoog hield de richting aan van Dorwan. Hij had geen zin om zich in Rawling te laten zien: de kans was immers groot dat de schurken daar heen zouden gaan. Het liefst had hij het hele zooitje allemaal vanavond achter tralies gezet, maar eerst moest Lady Westmoore in veiligheid gebracht worden. Ze waren afgestegen op een kleine open plek. Een kort onderzoek had hem geleerd dat er een kleine grot in de rotswand was, die hen mooi als slaapplaats zou kunnen dienen. De temperatuur lag rond het vriespunt en hoewel Arendsoog liever geen vuur had gemaakt, vond hij het toch noodzakelijk. Hij had immers maar een deken en die had hij aan Lady Westmoore proberen te geven, natuurlijk. Toen hij haar de deken had aangeboden, had ze het ding eerst niet willen aannemen. Hij had nog best wat overredingskracht moeten gebruiken en het einde van het liedje was dat ze nu samen met de deken om hun schouders geslagen voor het vuur zaten. Ze had gelukkig eerder op de avond al gegeten, dus hij stilde zijn honger met alleen wat brood. “Waar is je vriend nu?” vroeg zij na een tijdje. Arendsoog haalde zijn schouders op. “Witte Veder zal de paarden een heel eind weg hebben geleid. Hij zal proberen ons spoor op te pikken en aangezien wij samen op een paard moeten rijden, zal hij ons wel snel inhalen. We zullen hem ongetwijfeld morgen onderweg naar Mining Valley terug zien, Lady Westmoore.” “Clarissa,” verbeterde ze hem. “Mijn naaste familie en vrienden noemen me echter Clary,” voegde ze er wat verlegen aan toe. “Na vanavond denk ik dat jij daar wel toe behoort.” “Ok, Clary,” zei hij zachtjes. Verdorie, hij zat hier bijna te blozen als een schoolmeisje! Alle twee staarden ze in het vuur. Arendsoog had haar verteld hoe zij bij haar waren gekomen en zij had verteld hoe ze was overvallen en naar het huis was gebracht. “Waarom moesten ze jou hebben?” had hij gevraagd. “Geld,” was het laconieke antwoord. “Het hele plan was belachelijk, maar die Pete Hampton is zo gek, dat hij dacht dat het briljant was. Ik denk dat hij in Boston van mijn reisplannen moet hebben gehoord. Hij dacht om te beginnen dat ik met heel veel geld en sieraden zou reizen. Nu is dat niet zo, maar ik heb toch voor de zekerheid de sleuteltjes van mijn bagage zodanig verstopt, dat hij er niet bij kon. Ik weet dus nu dat mijn bagage bij jou is, maar ik heb me de afgelopen dagen meerdere malen afgevraagd wat hij er mee gedaan had. Enfin, toen ik hem aan het verstand had gepeuterd dat ik geen fortuin bij me heb, wilde hij mij dwingen met hem te trouwen, zodat hij mijn geld in handen zou krijgen. Niet alleen wat ik hier bij me heb, maar alles wat ik bezit.” “Is dat veel?” “Heel veel,” had zij kort gezegd. “Ik heb hem moeten uitleggen dat het niet zo werkt; mijn vader had het zo geregeld dat zelfs als ik trouw, mijn echtgenoot niet bij het geld kan. Hampton wilde dat uit gaan zoeken en daar was hij nog mee bezig. Ze hebben mij dus eigenlijk met rust gelaten.” Arendsoog kon niet verklaren waarom hij daar zo dankbaar voor was geweest, maar hij was er maar wat blij om. Regelmatig had hij tijdens haar verhaal een mateloze woede in zich op voelen borrelen, maar zij vertelde het verhaal alsof het de gewoonste zaak van de wereld was en ook helemaal niet iets waar je je druk over moest maken. Het kalmeerde hem. Hij gooide wat as op het vuur, zodat het niet meer zo fel brandde, maar ook niet uitging in de nacht. Dan ging hij op de deken liggen en rolde hen beide erin. Zijn armen legde hij maar om Clary heen. Hij wist zich er eigenlijk geen raad mee, maar het feit dat zij zich dichter tegen hem aannestelde, stelde hem gerust dat hij niets verkeerd had gedaan. De volgende ochtend voelden alle spieren in Arendsoogs lichaam stijf van het slapen in dezelfde
houding op de harde rotsgrond. Hij rolde zich voorzichtig uit de deken en keek neer op de slapende Clary. Haar haren waren blond, maar bij daglicht kon hij nu zien dat er iets van een rode gloed doorheen zat en in de eerste zonnestralen, leek het wel goud. Hij bromde iets in zichzelf en ging maar wat hout zoeken om op het vuur te gooien, zodat hij iets van een ontbijt kon klaarmaken. Toen Clary tien minuten later ontwaakte, pruttelde de koffie op het vuur en was Arendsoog wat brood aan het roosteren in de vlammen. “Goedemorgen, slaapkop,” begroette hij haar een beetje onhandig. “Goedemorgen,” zei zij terug, terwijl ze zich de slaap uit de ogen wreef. Ze keek een beetje verbaasd om zich heen. “Wat is het hier mooi!” zei zij dan. Arendsoog keek om zich heen en hij moest toegeven dat het een mooi plekje was. Ze bevonden zich in een soort kloof, met aan de ene kant een steile bergwand en aan de andere kant een glooiende heuvel. Er liep een beekje en overal groeiden bomen. Tussen de bomen door konden zij genieten van een wijds uitzicht; ze keken recht op een groene vallei, waar alleen vee graasde en geen aanwezigheid van mensen leek te zijn. Clary genoot zichtbaar van het uitzicht. “Zoiets hebben wij niet in Engeland,” legde zij uit, “het is hier zo wijds en onbedorven.” Zij ademde de berglucht diep in. “Heerlijk! En die koffie ruikt ook niet verkeerd!” Arendsoog schonk hen beide een tinnen mok vol en gaf haar een stuk brood. Ongemerkt nam hij haar vanuit zijn ooghoeken op terwijl zij haar koffie dronk. Ze had een lief gezicht; ze was niet mooi in de gangbare zin van het woord, maar ze was absoluut niet lelijk. Verder straalde ze levenslust uit, ondanks haar sombere kleding. Het was hem de avond ervoor al opgevallen dat zij geheel in het zwart gekleed was. Duidelijk was zij in de rouw voor een naast familielid, misschien zelfs voor een echtgenoot? “Voor wie draag je zwart?” hoorde hij zichzelf vragen. “Voor mijn vader,” kwam het zachte antwoord. Arendsoog voelde zich vreemd opgelucht, maar moest direct aan zijn eigen vader denken en hij vroeg dan ook met gemeend medeleven wanneer het was gebeurd. “Vijf maanden geleden, een week na mijn eenentwintigste verjaardag. Hij was al lang ziek, maar ik denk dat hij dat heeft willen meemaken. Het is goed zo, maar ik mis hem heel erg.” Arendsoog legde zijn arm om haar schouder en drukte haar even tegen zich aan. “Dank je,” zei zij met een treurige glimlach. Ze leek het echter van zich af te willen schudden en vroeg hem op een andere toon of hij nog een stuk brood voor haar had. “Terwijl jij nog wat eet, ga ik even een bad nemen,” kondigde Arendsoog dan aan. Hij wist dat het water ijzig koud zou zijn, maar hij had even behoefte aan een koele duik. Achter een groot rotsblok kleedde hij zich dan uit en ging hij het water in. Even dacht hij dat zijn hart stil zou blijven staan, maar hij ging moedig verder en sloeg even later zijn armen uit en zwom wat heen en weer. Hij had zich omgedraaid om terug te keren, toen een vrolijke lach hem deed opkijken. Op het rotsblok, waar hij zijn kleren had achtergelaten, zat Clary zijn bewegingen aandachtig te volgen. Snel liet hij zich weer in het water zakken. “Is het erg koud?” vroeg ze, met een ondeugende blik. “Ehm, ja,” antwoordde onze held. “Wil je het ook proberen?” “Dat zou je wel willen, hè?” lachte zij en met een sprong was zij van het rotsblok verdwenen. Arendsoog wachtte nog even en zwom dan ook naar de kant, waar hij zich afdroogde en aankleedde. Toen hij weer bij het vuur aankwam, zat Clary daar onschuldig haar koffie te drinken. Hij vroeg zich af of hij het zich had ingebeeld, maar de twinkeling in haar ogen vertelde hem dat het allemaal echt gebeurd was. Ze maakten zich klaar voor vertrek. Arendsoog rolde de deken op en Clary liet zich deze keer door hem in het zadel helpen. Lightfeet hinnikte en schudde zijn hoofd. Voorzichtig reden zij dan de berghelling af, de vallei in. Inderdaad was de vallei onbewoond en waren de koeien de enige zichtbare levende wezens. In een rustige draf reden zij naar het zuiden. Af en toe keek Arendsoog om of hij Witte Veder ook ergens zag, maar het was pas een paar uur later dat hij een ruiter in het oog kreeg. Met zijn kijker zag hij al snel dat het inderdaad zijn Indiaanse vriend was, die bovendien een extra paard aan de teugel meevoerde. Hij hield Lightfeet in bij een paar bomen en zij maakten zich het gemakkelijk terwijl zij wachtten. Al met al duurde het nog zeker een half uur voordat de
Indiaan zich bij hen voegde. Lightfeet en Witte Veders paard begroetten elkaar enthousiast en ook Arendsoog was blij zijn vriend weer te zien. Witte Veder en Clary werden nu officieel aan elkaar voorgesteld en een snelle blik op zijn vriend deed Witte Veder heimelijk glimlachen. Hij vertelde kort hoe hij de paarden de bergen in had geleid en toen hij vond dat ze ver genoeg waren, had hij het beste paard uitgezocht en had ook hij een slaapplaats gevonden in een kleine grot. Omdat hij instinctief had geraden wat Arendsoog van plan was, was hij vanochtend in zuidelijke richting gereden totdat hij zijn vriend tegenkwam. Witte Veder zadelde nu snel het dier dat hij meegenomen had van de schurken en steeg zelf op de ongezadelde rug van zijn eigen paard. Clary leek te willen protesteren, maar aangezien zij wist dat zij niet goed kon rijden op een ongezadeld paard, zei ze er maar niets over. Ze kwamen nu snel vooruit. Arendsoog keek een paar maal bewonderend naar Clary; zij reed zo goed dat menige cowboy nog wat van haar kon leren. Onbevreesd sprong ze over obstakels heen en klaagde zij niet, ondanks de vele uren die zij in het zadel moest doorbrengen. “Dat was een flinke rit,” was het enige dat zij zei toen zij „s avonds halt hielden voor de nacht. Omdat zij niet eerst naar Dorwan hoefden, zouden zij morgenmiddag al op de S-Ranch kunnen zijn en Arendsoog had het daarom niet nodig gevonden om nog langer door te rijden. Toen zij dan ook een klein bos met een riviertje tegenkwamen, besloten zij om daar te stoppen. Vrijwel direct na het eten viel Clary in slaap. Arendsoog en Witte Veder liepen iets verder van het vuur zodat zij konden praten zonder haar wakker te maken. “Wat jij weten van ontvoering?” was het eerste dat Witte Veder vroeg. Arendsoog vertelde hem wat hij wist, maar hij moest toegeven dat het niet veel was. “Ik weet nog steeds niet waarom zij naar ons op zoek was, maar ik wilde niet echt doorvragen. Zodra we thuis zijn, zullen we wel precies horen wat er aan de hand is. Ze vroeg naar mijn ouders en of ik broers of zussen had, maar ze heeft zelf ook niet verder gevraagd. Ik moet zeggen dat ik brand van nieuwsgierigheid!” Zij liepen samen terug naar het vuur. Het was hier op de laagvlakte aanmerkelijk warmer dan in de bergen en Arendsoog sliep deze nacht dan ook zonder deken. Hoofdstuk 6 “Moeder! Daar komen ze aan!” riep Ann de volgende dag vanuit de deuropening naar binnen. “Dat is snel,” mompelde Mrs. Stanhope, terwijl ze meteen naar de voorraadkast liep om te kijken of ze nog iets lekkers had voor bij de thee. Het was een uur of drie in de middag en de ketel stond al te fluiten op het fornuis. Juan, de staljongen, kwam direct naar de ruiters toelopen om de paarden mee te nemen. Vergiste Arendsoog zich, of nam Clary diep adem voordat ze het huis binnenging? Hij leidde haar naar de huiskamer waar Ann de thee en de kopjes aan het klaarzetten was. Zij schudden elkaar de hand en wisselden wat beleefde woorden uit. Ann wilde dolgraag weten wat er nu aan de hand was, maar ze wist zich te beheersen. Toen haar moeder echter met een schaal koekjes binnenkwam, werd iedereens nieuwsgierigheid bevredigd. Clary draaide zich om naar de deur en van schrik liet de oudere vrouw de koekjes uit haar handen vallen. Alleen een snelle beweging van Witte Veder behoedde ze voor de prullenbak. Hij hield nu eenmaal erg van chocolade koekjes. “Och hemeltje,” steunde Mrs. Stanhope terwijl zij zich op de dichtstbijzijnde stoel liet zakken. “Carolina,” was alles wat zij zei terwijl zij met een bleek gezicht naar Clary staarde. Clary, die al bijna even bleek was, liep naar haar toe en ging naast haar zitten. Arendsoog en Ann keken elkaar een beetje hulpeloos aan. Witte Veder stond met zijn rug naar de kamer en keek uit het raam alsof het hem niets aan ging. “Lady Elizabeth?” vroeg Clary dan voorzichtig. Een grote traan biggelde over Mrs. Stanhope‟s wang. “Dat heb ik lang niet gehoord,” zei zij met een waterig lachje. “Och kindje, wat lijk jij op je moeder,” zei Mrs. Stanhope dan, op een ongelovige toon. “U ook,” glimlachte Clary. “Het is net alsof ik het portret in de bibliotheek van uw vader tot leven zie komen.” Er viel een stilte. Weer keken Arendsoog en Ann elkaar aan. “Wil iemand een kop thee?” vroeg Ann om de spanning te doorbreken. De woorden leken Mrs. Stanhope terug te brengen naar het heden.
“Och ja, natuurlijk, de thee wordt koud,” riep zij uit. Iedereen schaarde zich rondom de tafel en Mrs. Stanhope schonk de thee in. Witte Veder hield een oogje op de schaal met koekjes. “U had het dus bij het rechte eind toen u dacht dat de mysterieuze Lady Clarissa Westmoore de dochter van uw vriendin was,” zei Arendsoog dan. “Ja, Bob,” knikte zijn moeder. “Er was deze keer geen twijfel over mogelijk.” “Ik ga het nu toch echt vragen,” zei Arendsoog dan, “Clary, wat brengt je hier?” Clary zette haar kopje neer en zuchtte even. “Ik heb hier de hele reis tegenop gezien,” zei ze dan verontschuldigend. “Ik ben hier vanwege uw vader, Lady Elizabeth,” begon zij haar verhaal. “Hij is inmiddels een oude man en hij wil u weer zien.” “Daar komt hij anders ook laat mee,” vond Ann. “Hij laat al die jaren niets van zich horen en dan opeens zegt hij naar u op zoek te zijn.” Clary keek haar even aan. “Hij is al naar je moeder op zoek sinds zij bijna veertig jaar geleden uit huis verdween.” “Maar u heeft hem toch geschreven, Moeder?” vroeg Ann. Mrs. Stanhope knikte, maar Clary antwoordde. “U schreef hem toen u wegging en toen u in Amerika aankwam. Toen hij echter iemand achter u aan kon sturen, was u al verdwenen. New York is een grote stad en nergens kan je je zo goed verstoppen als dààr.” “Maar u heeft later toch nòg een brief gestuurd?” vroeg Ann weer. Clary keek verrast naar Mrs. Stanhope. “Die brief is nooit aangekomen,” zei ze dan mat. “Uw vader wist tot voor kort niet waar u naar toe was gegaan.” Arendsoog keek naar zijn moeder. Onwillekeurig waren Ann en hij dichterbij haar gaan zitten en hij kon haar pijn bijna voelen. Zoveel jaren die verloren waren gegaan, alleen omdat een brief nooit aangekomen was. “Maar uw vriendin,” zei Arendsoog dan, “jouw moeder, Clary, heeft zij dan niet verteld waar wij woonden toen ze mijn moeders brief kreeg? Wat was het Moeder, twintig jaar geleden?” “Eenentwintig,” zei Mrs. Stanhope zacht. “Toen mijn moeder uw brief kreeg, was uw vader op reis. Zij overleed toen ik geboren werd, voordat hij terug was gekomen. Toen mijn vader vijf maanden geleden overleed, vond ik uw brief tussen mijn moeders papieren. Grootvader heeft toen besloten om met mij naar Amerika te gaan om u te vinden.” “Grootvader?!” riepen Arendsoog en Ann in koor en ook Mrs. Stanhope en Witte Veder keken verbaasd. “Sorry, zo noem ik hem,” zei Clary verontschuldigend. “Hij is altijd als een grootvader voor mij geweest. Hij had zelf niemand. Uw broer, Mrs. Stanhope, was, zoals u weet, nooit thuis. Hij overleed tien jaar geleden. Als mijn vader voor mijn eenentwintigste was overleden, was uw vader, ondanks zijn leeftijd, mijn voogd geworden. Mijn moeder heeft na uw vertrek gezorgd dat hij niet helemaal alleen was en mijn vader nam mij vanaf dat ik nog een baby was mee op bezoek. Westmoore House is dichtbij Farndon Manor en ik heb daar veel tijd doorgebracht.” Mrs. Stanhope knikte werktuigelijk, maar het was duidelijk dat zij al deze informatie moest verwerken. Haar broer en beste vriendin waren overleden, maar haar vader leefde nog! “Je zei dat mijn vader in Amerika is?” vroeg ze dan opeens. Clary knikte. “Maar omdat wij niet zeker wisten of dit de juiste familie Stanhope was, zou ik eerst alleen gaan. Het is een lange reis en het zou te veel van Lord Farndon gevergd hebben, als het voor niets was geweest. Hij is op dit moment in Boston.” “Lord Farndon?” vroeg Arendsoog alsof hij water hoorde branden. Een alarmbelletje rinkelde in zijn achterhoofd. Hij keek zijn moeder aan. Zij knikte. “En door het overlijden van mijn broer, vermoed ik dat jij nu de erfgenaam bent,” zei zij dan, met een vragende blik op Clary. Deze bloosde licht en zei: “Niet helemaal. Waar het de titel betreft, ja. Maar omdat grootvader niet wist of u kinderen had of dat u zelfs nog leefde, heeft hij na de dood van uw broer een testament opgesteld. Ik weet dat hij van plan is om dat te herroepen, wanneer het zou blijken dat u kinderen heeft.” “Wie zijn dan nu de erfgenamen?” vroeg Ann. “Ik,” antwoordde Clary. “Morgen stuur ik echter een telegram naar Boston en het zou me verbazen als het morgen om deze tijd nog steeds het geval is. Ik denk dat er een notaris is in Boston, die het morgen heel erg druk krijgt!” Arendsoog stond voor het open raam van zijn slaapkamer een sigaret te roken. Het was een rare
avond geweest. Mrs. Stanhope had natuurlijk veel vragen gehad over haar vader, haar ouderlijk huis en allerlei vrienden en kennissen van vroeger. Het was ook duidelijk dat zij heel veel van haar vriendin Carolina had gehouden en dat zij ook meteen Clary in haar hart had gesloten. Ann mocht haar gelukkig ook. Hij moest toegeven dat daar ook wel redenen voor waren. Haar onbaatzuchtigheid was daar nog maar een van. Hij had van zijn moeder begrepen dat de erfenis van zijn grootvader heel erg groot was – en zonder enige aarzeling had zij hem bijgestaan in een zoektocht die haar die erfenis zou ontnemen. Daarnaast was zij ook gewoon vriendelijk en niet te beroerd om te helpen afruimen na het eten. Eigenlijk hadden zij iemand verwacht die deed zoals Charlotte Miston had gedaan, maar niets was minder waar. Plotseling ontwaarde hij een schim bij de corral. Bliksemsnel liet hij zijn sigaret onder de vensterbank zakken zodat het puntje niet zichtbaar was van buitenaf. Geruisloos ging dan de deur van zijn kamer open en kwam Witte Veder binnen. “Zijn Clary bij corral,” zei hij. Arendsoog knikte, hij had haar inmiddels ook herkend. “Jij kijken wat loos zijn?” vroeg Witte Veder. “Ja, dat lijkt me wel zo aardig,” en Arendsoog voegde de daad bij het woord en liep de kamer uit, zijn vriend achterlatend met een tevreden grijns op zijn gezicht. Het meisje stond geleund tegen het hek van de corral en aaide het paard dat haar de afgelopen twee dagen had vervoerd. Toen zij hem hoorde aankomen, keek ze even snel op, om daarna weer naar het paard te kijken. In de schittering van de maan, zag hij dat zij gehuild had. “Het was me het avondje wel,” zei hij luchtigjes. “Ja,” was het antwoord. “Op een bepaalde manier niet zo erg als ik gevreesd had, maar aan de andere kant is het zo in en in triest dat alles op deze manier verlopen is, alleen maar vanwege een brief die niet bezorgd is.” Ze stonden samen een poosje zwijgend naast elkaar. “Kom,” zei Arendsoog dan, “laten we een stukje wandelen voordat we weer naar binnen gaan. Het is veel te koud om hier stil te blijven staan.” Hij gaf haar zijn arm en samen liepen ze over het erf, terwijl hij haar vertelde over het leven op de ranch om haar aandacht af te leiden. Het lukte hem zo goed, dat zij haar sombere gedachten vergat en lachte om dingen die hij vertelde. Toen zij bij de deur van en haar slaapkamer afscheid namen, gaf zij hem een snelle kus op zijn wang. “Dank je wel, Bob,” fluisterde ze, voordat ze de deur sloot. In een kamer aan de overkant van de gang had Witte Veder weer een glimlach op zijn gezicht. Hoofdstuk 7 De volgende morgen hielden Arendsoog en Witte Veder al vroeg krijgsraad. Met geen woord werd gerept over de gebeurtenissen van de nacht ervoor. “Wat wij doen met schurken?” vroeg Witte Veder zakelijk. “Tja, daar pieker ik me ook suf over, boy,” zei Arendsoog. “We kunnen teruggaan, in de hoop dat zij nog op die ranch zitten, maar ik betwijfel dat.” “Mij niet denken zijn zeer erg veel waarschijnlijk,” meende ook Witte Veder. “Nee, ze zullen hooguit hebben gewacht tot zij hun paarden terug hadden, vermoed ik. Maar ja, wat dan? Hadden ze nog andere plannen achter de hand, of zullen ze nog een poging wagen om Clary in handen te krijgen?” “Zij weten zij op weg naar Dorwan,” zei de Indiaan. “Ja, dat bleek wel uit het feit dat zij Charlotte hadden gestuurd. Het enige voordeel dat wij hebben, is dat zij niet weten dat Clary hulp had bij haar ontsnapping. Misschien denken ze wel dat ze verdwaald is in de bergen en nemen ze de tijd om hier te komen.” “Jij niet zeker weten dat,” wierp Witte Veder tegen, “zij ook vandaag hier kunnen zijn.” Arendsoog knikte. “Mij waarschuwen Jim om aanval te bereiden?” Het verbaasde de cowboy niets dat zijn vriend zijn gedachten had geraden. “Laten we hopen dat het niet zo ver zal komen,” zei hij dan. “Als wij in de omgeving patrouilleren, krijgen we misschien wel een kans om ze onschadelijk te maken. Ik voel er niets voor om de S-Ranch als schietschijf te laten dienen, maar als we die boeven nu gaan zoeken, dan missen we ze misschien nog en komen ze hier aan als wij er niet zijn.”
Witte Veder was het zoals altijd roerend met Arendsoog eens en niet veel later werd alles in gereedheid gebracht om een mogelijke aanval af te slaan. De dagen gingen echter voorbij, zonder dat er iets gebeurde. Er werd geen aanval ondernomen en ook leek er in de omgeving niets verdachts te zijn. Na een week had het leven op de S-Ranch weer zijn gewone loop genomen, hoewel men extra alert bleef. Arendsoog begreep er niets van. Hij had een telegram verstuurd aan de sheriff van Rawling, waarop het antwoord had geluid dat de ranch van Pete Hampton verlaten was. Hij was er toen van overtuigd geweest dat de schurken onderweg geweest waren naar Mining Valley. Wat was er gebeurd? De schurken hadden niet stil gezeten. Aan het einde van de tweede dag die volgde op Clary‟s ontsnapping, waren de paarden door een rancher uit de buurt teruggebracht. Hij had het brandmerk herkend en met een paar van zijn cowboys had hij de dieren teruggedreven naar Hamptons ranch. In wat ooit de gezellige huiskamer van Hamptons moeder was geweest, zaten de boeven nu bij elkaar, terwijl een fles whisky van hand tot hand ging. “Het heeft natuurlijk geen enkele zin om haar nu nog in te halen,” gromde Hampton, “die zit al lang en breed in Mining Valley.” “Hoe weet je dat zo zeker, boss?” vroeg Miles, die niet een van de snuggersten was. “Ze was op weg naar Mining Valley, dus zal ze geprobeerd hebben om daar te komen,” legde Hampton ongeduldig uit. Miles knikte langzaam, terwijl zijn hersens deze informatie probeerden te verwerken. “Wat doen we nu boss?” vroeg Jack, in wie Charlotte Miston Frank Williams had kunnen herkennen, praktisch. “Laten we het hier bij zitten?” “Ben je gek!” stoof Hampton op, “zo‟n kans laat ik me niet door de vingers glippen!” De andere elf mannen keken elkaar veelbetekenend aan. Ze begonnen zo hun twijfels te hebben over het briljante plan van de baas. “Wat ben je dan van plan?” vroeg Slug (slak), met zijn lijzige stem. “Wij gaan nu naar Mining Valley, maar omdat ze daar wel gewaarschuwd zullen zijn door haar verhaal, houden we ons een tijdje stil. Ondertussen houden wij echter die juffer in de gaten en slaan we toe op een gunstig moment.” De mannen haalden hun schouders op. De baas betaalde goed en zoveel hoefden ze nou ook weer niet te doen. Ze konden er altijd nog tussenuit knijpen. Zo kwam het dat zij de volgende morgen op weg gingen en een paar dagen later hun intrek namen in een hut een paar kilometer ten noorden van de S-Ranch, zonder dat iemand op de S-Ranch er iets vanaf wist. “Ik vertrouw het voor geen cent, boy,” zei Arendsoog tegen Witte Veder toen zij een paar weken later onverrichterzake terugkwamen van een korte inspectietocht. “Mij zijn ook niet op gerust,” bevestigde de Indiaan zijn voorgevoel, “maar wij niets doen kunnen.” “Nee,” beaamde Arendsoog met tegenzin, “zodra wij terug gaan naar Luddenden, zal je zien dat die schurken hier opeens opduiken. Verder zei de sheriff dat de ranch verlaten was, dus daar zullen we ook niets opschieten.” Toen ze het erf van de S-Ranch opreden zagen zij nog net Ann en Clary om de hoek van een van de schuren verdwijnen voor een wandeling. Zij stegen af bij de stallen en gaven de leidsels van de paarden aan Juan. Arendsoog wreef even over de neus van Lightfeet, die blij hinnikte. “Wij even benen strekken?” stelde Witte Veder onschuldig voor. “Tja, waarom niet?” en Arendsoog volgde zijn vriend in de richting die Ann en Clary op waren gelopen. Het duurde niet lang of zij haalden de twee voor hen in. Witte Veder manoeuvreerde zò dat hij naast Ann kwam te lopen en Arendsoog naast Clary. Hij en Ann liepen achteraan en Witte Veder drukte expres het tempo, zodat het tweetal voor hen al snel ver vooruit liep. Ann had gemerkt dat dit de laatste paar weken steeds vaker gebeurde; steeds als zij ergens met Clary heen liep of reed, dan kwamen zij haar broer en Witte Veder tegen. Maar waarom deed de Indiaan zo raar? “Wat is er aan de hand?” vroeg Ann terwijl ze plotseling stil bleef staan. “Je doet zo
vreemd.” “Stt,” fluisterde Witte Veder en wees naar zijn vriend en Clary. “Jij kijken.” Ann keek verwonderd in de richting die de Indiaan aanwees. “Dat zijn Bob en Clary,” zei ze niet-begrijpend. “Jij beter kijken,” drong de Indiaan aan. Net op dat moment zag Ann dat de twee voor hen elkaar even aankeken, maar dan snel hun blikken afwendden. Het was niet veel, maar het was genoeg. Ann had de blik herkend. “Aha,” lachte ze dan, “je speelt Cupido!” “Wie zijn Cupido?” vroeg de Indiaan. “In de Griekse mythologie was hij de god die met pijl en boog mensen op elkaar verliefd liet worden.” “Maar mij hen niet verliefd laten worden, zij dat zelf gedaan hebben. Mij alleen helpen dat zij ook begrijpen.” “Je denkt dat ze het nog niet geregeld hebben?” vroeg Ann. “Nee, mij weten Arendsoog haar niet gevraagd hebben, maar mij bijna zeker weten hij zouden willen!” “Waarom doet hij het dan niet? Niemand zal er bezwaar tegen hebben en – er zullen ook geen andere problemen zijn.” Witte Veder had de aarzeling bemerkt en begreep dat zij aan Cisco dacht, die haar ook nog steeds niet had gevraagd, omdat hij eerst genoeg geld wilde hebben zodat hij een huis voor haar zou kunnen bouwen. “Mij denken Arendsoog niet zijn zeker zij ja zullen zeggen,” zei Witte Veder. “Dan is er voor het eerst iets mis met zijn beroemde ogen,” vond Ann. “Het is wel erg duidelijk wat ze van hem vindt. Zag je die blik niet, die ze hem gaf?” Witte Veder haalde zijn schouders op. “Zijn liefde”, meende hij. Die avond zaten zij na het eten samen bijeen in de woonkamer. Mrs. Stanhope was aan het breien en Ann leerde Clary hoe ze moest quilten. Witte Veder was bezig met wat houtsnijwerk en Arendsoog hield zich wat afzijdig en deed alsof hij een boek las. Morgen zou zijn grootvader aankomen. Clary had direct de dag na haar aankomst een telegram verstuurd en de oude man had erop gestaan om naar de S-Ranch te komen. Vanwege zijn leeftijd reisde hij echter op zijn gemak en in plaats van twee weken, had hij er drie over gedaan. Arendsoog overdacht de situatie. Dat die schurken niet terug waren gekomen, zat hem niet lekker, maar hij moest het van zich af zetten. Het was nog twee weken tot Kerstmis en er stonden zoveel dingen op het programma, dat hij zich niet extra zorgen op de hals hoefde halen. Hij keek vanuit zijn hoekje naar Clary. Zij sloeg net op dat moment haar ogen naar hem op, bloosde toen zij hem aankeek en vestigde dan snel haar aandacht weer op haar handwerk. Hij had zowaar vlinders in zijn buik. Een week geleden had hij al schoorvoetend tegenover zichzelf bekend dat hij het goed te pakken had, maar het leek wel alsof het iedere dag erger werd. Clary dit, Clary dat. Hij kon haar maar niet uit zijn hoofd zetten, hoe hij het ook probeerde. Ze was anders dan de andere vrouwen en meisjes die hij in zijn leven had ontmoet. Ze was elegant en vrouwelijk, maar wist tegelijk van aanpakken als het erop aankwam. Ze was geen tutje, maar ook geen kwajongen, zoals zijn zuster. Ze had gevoel voor humor en ze, ze... Hij zuchtte. Hun werelden lagen zo ver uiteen; hij betwijfelde of zij haar leven in Engeland ooit op zou willen geven voor het harde leven op de ranch. Toen de vrouwen naar boven gingen om te slapen, bleven hij en Witte Veder nog even zitten. “Jij nieuwsgierig zijn naar morgen?” vroeg de Indiaan na een tijdje. “Natuurlijk,” knikte Arendsoog. “Het is niet niks. Ik hoop vooral dat moeder de dag goed door komt. Wij gaan hem ophalen en brengen hem hier; zij moet de hele dag afwachten.” “Mij denken worden zeer veel lange dag voor Mrs. Stanhope.” “Ja, maar voor ons zal het ook een inspannende dag worden; ik verheug me in ieder geval niet op die tocht in het rijtuigje.” “Wij ook slapen,” stelde Witte Veder voor. “Ja, ik denk dat dat wel verstandig is. Ga jij maar vast, ik doe het vuur.” Witte Veder liep stilletjes naar boven, terwijl Arendsoog het vuur in de openhaard doofde. Dan trok hij zijn laarzen uit en liep hij ook de trap op. Bij Clary‟s deur bleef hij staan. Hij zuchtte en liep naar zijn kamer. Voor de zoveelste maal dit avontuur, glimlachte Witte Veder.
Hoofdstuk 8 De volgende middag stonden zij weer naar de aankomende trein te turen op het perron in Dorwan. Clary was zo opgewonden, dat Arendsoog lachend zei dat het leek alsof ze nog nooit een trein had gezien. Hij moest echter toegeven dat hij ook met spanning uitzag naar de trein.
Het boemeltje stopte met veel gekraak en gepiep. Mensen stapten in en uit. “Grootvader!” riep Clary ineens en als een klein meisje, in plaats van een keurige jongedame, rende zij op een oude man af. Arendsoog en Witte Veder volgden haar op een afstandje. De man had zijn arm om haar heen geslagen en haar een kus op het blonde haar gegeven. “Wat is er veel gebeurd sinds wij elkaar voor het laatst zagen,” hoorden zij hem zeggen. “Wat ben ik blij dat je veilig uit dat avontuur bent gekomen.” “Ja, grootvader, inderdaad,” antwoordde Clary. “Gelukkig viel het achteraf gezien wel mee. Ik wil u graag voorstellen aan uw kleinzoon,” vervolgde ze dan. “Natuurlijk, meisje, natuurlijk.” Zij liepen naar Arendsoog en Witte Veder toe. Arendsoog wist dat de rijzige man voor hem bijna tachtig was, maar hij oogde vele jaren jonger. “Uw kleinzoon, Robert Stanhope. Bob, Lord Farndon, je grootvader,” zei Clary voor de zekerheid. Ze grepen elkaars hand en keken elkaar aan. Hij zag opluchting in de ogen van zijn grootvader en een zekere waardering. Witte Veder werd nu ook voorgesteld en ook hij werd belangstellend opgenomen. “Als jullie alvast naar het rijtuig gaan, dan laden Witte Veder en ik de bagage in,” stelde Arendsoog voor. Hoewel er niet zoveel bagage was als vorige keer, duurde het toch weer een minuut of tien voordat alles in de wagen lag. Witte Veder was weer op de bok gesprongen en Arendsoog had Lightfeet losgemaakt. Omdat het rijtuigje maar plaats bood aan twee personen, had hij Lightfeet meegenomen zodat hij op de terugweg naast het koetsje kon rijden en een gesprek kon voeren met zijn grootvader. Lord Farndon leek hem een vriendelijke man en hij kon zich niet goed voorstellen dat hij bezwaar zou hebben gehad tegen het huwelijk van zijn dochter. Aan de andere kant kon hij zich ook niet voorstellen dat zijn moeder van huis was weggelopen. Je wist het allemaal maar nooit. Zij praatten over vanalles en nog wat, de geschiedenis van de streek, de S-Ranch, het vee en paarden. Ze vermeden te spreken over Arendsoogs moeder en zuster. Na een uur of twee hielden zij even halt om uit te rusten. “Wat een afstanden,” vond Lord Farndon, “maar ja, het landschap is ook wel de moeite waard.” Witte Veder maakte een vuurtje, want de decemberdag was aardig fris. Snel zette hij koffie en haalde het blik met koekjes tevoorschijn dat hij mee had genomen uit de provisiekast. Dat was het voordeel van het naderende Kerstfeest; de provisiekast stond vol met lekkere dingen. De oude man stopte zijn pijp en lachte, “ik zie er misschien niet zo uit in dit kostuum, maar ik voel me nu wel een echte cowboy!”
Clary en Arendsoog keken elkaar even aan en keken dan snel weer weg. Lord Farndon had de blik echter gezien. Hij keek naar de Indiaan, die met een geheimzinnige glimlach de koffie inschonk. Bedachtzaam trok hij aan zijn pijp. Dit was iets waar hij nooit aan had gedacht, maar hij kon een gevoel van opkomende vreugde niet onderdrukken. Naarmate de S-Ranch dichterbij kwam, werd iedereen echter zwijgzamer en Lord Farndons gedachten dwaalden van zijn kleinzoon en Clary naar zijn dochter en nog onbekende kleindochter. Al kilometers geleden had Arendsoog gezegd dat zij nu het terrein van de S-Ranch opreden en hij verwachtte achter iedere heuvel het huis te zien. Toen het eindelijk in beeld kwam, verscheen er een tevreden, bijna trotse glimlach op zijn lippen. Hoewel het natuurlijk bij lange na niet zo groot was als zijn huis in Engeland, was het duidelijk dat dit een groot en welvarend bedrijf was. Toen zij de heuvel afreden verschenen twee figuurtjes in de deuropening van het hoofdgebouw. Lord Farndon boog zich voorover in het koetsje, zodat hij zijn dochter zo snel mogelijk zou zien. Hoewel hij wist dat zij veertig jaar ouder was dan het meisje van achttien dat hij voor het laatst had gezien, leek hij toch geschokt te zijn. Hoe dichterbij zij kwamen, hoe meer zij op haar moeder ging lijken, maar hij kon zijn ogen eigenlijk niet geloven totdat hij voor haar stond en haar ogen zag. “Je bent het echt,” mompelde hij, terwijl hij haar beide handen vastpakte. “Oh, mijn kleine Elizabeth, ik heb je teruggevonden.” De anderen keken een andere kant op bij het zien van de tranen die over de gezichten van vader en dochter liepen. “Kom, we gaan een stukje lopen,” zei Lord Farndon dan en voerde zijn dochter mee. Wat er dat uur besproken werd, zou niemand ooit weten, maar toen Mrs. Stanhope en haar vader de woonkamer inkwamen was het duidelijk dat zij veertig jaar verdriet hadden kunnen afsluiten. Hoe was het ondertussen de bende van Pete Hampton vergaan? De schurken hadden het best naar hun zin. De blokhut lekte niet, er was genoeg whisky en eten en de ritjes die zij moesten maken om „die juffer‟ in het oog te houden, stelden voor de ervaren cowboys ook niets voor. Die ochtend had Miles „dienst‟ gehad en hij kreeg de schrik van zijn leven toen hij zag dat de wagen en het rijtuigje ingespannen werden. Spoorslags reed hij terug naar de blokhut, waar hij een onsamenhangend verhaal uitstootte over wagens, vrouwen en het woord „weg!‟. Hampton, die toch wel even bleek geworden was, vuurde nu de vragen op Miles af. “Was de bagage al ingeladen?” Miles antwoordde ontkennend. Hij had geen bagage gezien. “Heb je gezien of die Westmoore afscheid nam?” Ook hier moest Miles het antwoord schuldig blijven. “Wat heb ik aan ezels zoals jij?!” schreeuwde Hampton woest. “Jack, Slug, ga ze snel achterna. Het enige station hier in de buurt is Dorwan; het lijkt me stug als ze met een wagen en een koetsje een lange reis zouden ondernemen. Als ze niet naar het station gaan, mag je gerust aannemen dat ze weer terugkeren naar de ranch. Als ze wel naar het station gaan, dan volgen jullie haar net zo lang totdat jullie haar kunnen overmeesteren. Opschieten,” bulderde hij dan, toen de twee zich niet snel genoeg uit de voeten maakten. Hij keek de twee ruiters na totdat ze achter een heuvel verdwenen. Tandenknarsend ging hij naar binnen. “Wat denk jij, Jack?” vroeg Slug. “De baas is gek,” zei Jack, “maar als zij weer teruggaat naar die ranch, dan ga ik ook terug. Ik vind het wel best zo, eerlijk gezegd. Een ritje per dag, geen moeite hoeven doen om aan eten te komen; ik heb het wel eens moeilijker gehad.” Slug knikte langzaam. “En wat als ze nou op die trein stapt?” “Tja,” krabde Jack zich achter zijn oor, “ik denk dat ik dan verdwijn. Ze herkent ons natuurlijk meteen als we in dezelfde trein stappen.” Slug knikte weer. “Ok,” was alles wat hij zei. Zij waren echter getuigen van de hereniging op het stationnetje van Dorwan en zij keerden terug naar de blokhut. Nadat zij hun nieuws verteld hadden, besloot Hampton naar Mining Valley te rijden. “Zij zullen wel op die ranch blijven vandaag en ik heb genoeg van het
wachten. Ik ga eens kijken of ik niet wat informatie kan inwinnen over wat er allemaal aan de hand is en hoe we dat kunnen gebruiken.” De anderen haalden hun schouders op en gingen verder met niets doen. Hoofdstuk 9 De week die volgde was een rustige op de S-Ranch. Er werd vooral veel gepraat. Lord Farndon moest niet alleen zijn dochter opnieuw leren kennen, ook had hij opeens twee kleinkinderen. En wat voor! De oude man was maar wat trots op Arendsoog en Ann en iedere keer als hij wat tijd met een van beide doorbracht, glunderde hij van genoegen. Toen Ann op een ochtend aan haar moeder vroeg of zij Cisco mocht uitnodigen voor het avondeten, keek hij even op. Niet lang daarna nam hij Arendsoog terzijde toen deze bij de corral Lightfeet aan het borstelen was. “Wie is die jongeman die vanavond komt?” vroeg Lord Farndon. “Cisco Fitzmaurice is een buurjongen en als ik me niet vergis zal hij over niet al te lange tijd mijn zwager zijn,” glimlachte Arendsoog. Hij mocht de oude man wel en de bezorgdheid die uit zijn stem klonk, was gemeend en niet misplaatste bemoeizucht. “Een goede jongen?” “Natuurlijk, anders hadden wij hem wel de toegang tot het huis ontzegd! Ze kennen elkaar nu al een paar jaar. Cisco is een goed mens en niet bang om hard te werken.” “Waarom heeft hij haar nog niet gevraagd?” “Tja, hij werkt op het bedrijf van zijn vader en hij zal dat ooit overnemen. Veel verdient hij daar natuurlijk niet mee en hij zal Ann wel een eigen huis willen geven. Hij is veel te trots om een vrouw om haar hand te vragen als hij niet voor haar kan zorgen.” “Dus dat kan nog jaren duren,” constateerde Lord Farndon. “Ik weet het niet,” moest Arendsoog bekennen. “Het zou mij niets verbazen als het nu niet lang meer zou zijn.” Hij kon niet weten hoe dicht hij bij de waarheid was! “Ziet u, hij gedraagt zich wat schichtig de laatste paar weken. Kerst is natuurlijk een romantische tijd en hij weet dat Ann er dol op is.” “En jij?” vroeg de oude man Arendsoog dan plotseling. “Ik houd natuurlijk ook van Kerst,” probeerde Arendsoog de vraag te omzeilen. “Je zou een pak voor je broek moeten hebben, jongeman,” zei Lord Farndon met een grijns. “Proberen een oude man zand in de ogen te strooien. Ik vraag het heus niet alleen uit nieuwsgierigheid, maar goed, ik kan het begrijpen als je er niets over zeggen wilt.” Hij zweeg even alvorens hij verder ging. “Toen ik wegging uit Engeland, wist ik niet van je bestaan af. Ik heb wat sieraden van mijn vrouw meegenomen, die ik aan je moeder wilde geven als zij nog leefde. Een daarvan is een oud familiestuk, dat altijd door de oudste zoon aan zijn bruid gegeven wordt. Nou ja, het slaat natuurlijk af en toe een generatie of wat over. Ik heb deze ring aan jouw grootmoeder gegeven en ik geef hem nu aan jou. Wat ik de afgelopen dagen van je heb gezien, geeft mij vertrouwen dat je wijs zult zijn en een vrouw zult kiezen die dit kleinood waardig is.” De dubbelzinnigheid van de laatste zin ontging Arendsoog niet, maar hij was verbaasd en ietwat ontroerd toen Lord Farndon de ring met een opvallend grote robijn uit zijn zak haalde en aan hem gaf. “Pas er goed op,” zei de oude man, waarna hij snel wegliep, voordat Arendsoog hem had kunnen bedanken. “Daar sta je dan,” zei hij tegen zichzelf. Lightfeet hinnikte en duwde zijn neus in Arendsoogs gezicht. Een beetje afwezig aaide hij het prachtige dier. De bedoeling had er duimendik bovenop gelegen, maar dat kon Arendsoog niet zoveel schelen. Hij vroeg zich echter af of hij de ring wel zo snel wilde gebruiken. Per slot van rekening kenden zij elkaar nog maar zo kort. Was het wel eerlijk van hem, met het leven dat hij leidde, om een vrouw te vragen zich aan hem te binden? Niet alleen zou zij vaak alleen zijn, ook zou zij soms zelf gevaar lopen. Aan de andere kant had hij nog nooit zo‟n vrouw als Clary ontmoet en hij wist dat hij een ongeloofelijke stommeling zou zijn, als hij haar weer weg zou laten gaan. Hij stond nog een tijdje wat voor zich uit te peinzen. Het ontlokte Witte Veder, die hem vanuit het hoofdgebouw gadesloeg, de opmerking: “hij zijn zeer erg veel geliefd.”
Die middag kwam Cisco eerder dan verwacht. Ann was nog even wat gaan rijden en het leek alsof Cisco daar op gewacht had, want hij kwam bijna direct na haar vertrek aan. Hij had een kort gesprek met Arendsoog en Mrs. Stanhope en het was de anderen wel duidelijk waar dit over ging. Lord Farndon keek hem een aantal keer forsend aan, maar leek tevreden te zijn met wat hij zag. Witte Veder en Clary deden alsof zij van niets wisten, maar toen de hoefslag van Anns paard dichterbij kwam en Cisco zich verontschuldigde, duwde Clary snel een zakdoek in Mrs. Stanhope‟s handen. “Ik ben gelukkig, heus,” zei zij, terwijl zij een paar tranen wegpinkte. “Het is alleen zo‟n groot moment.” Toen een half uur later Cisco en Ann wat verlegen, maar stralend binnenkwamen, had zij haar tranen gedroogd en kon zij haar dochter van harte gelukwensen. Tijdens het eten vertelde Cisco zijn plannen, over het huisje dat hij voor Ann ging bouwen en hoe hij van plan was zelf een paar dieren te gaan houden op het land van zijn vader. “Zou je misschien je eigen ranch willen?” vroeg opeens Lord Farndon, die zich de hele avond wat afzijdig had gehouden. Cisco keek hem verbaasd aan. “Natuurlijk,” antwoordde hij, “mijn jongere broers zouden maar wat graag de ranch van mijn vader willen overnemen, maar ik zie daar geen mogelijkheid toe.” “En wat als ik jullie die mogelijkheid geef?” Cisco en Ann keken elkaar verbijsterd aan. Het was een droom die zij eigenlijk niet hadden kunnen dromen. “Meent u dat?” wist Cisco er uiteindelijk uit te brengen. “Welzeker. Ik weet niet of er hier toevallig een ranch te koop staat, maar anders is er wellicht wel grond te kopen en kan je dat huis alsnog bouwen.” Het bleef even stil na deze woorden. Dan vloog Ann echter op uit haar stoel en voordat Lord Farndon het wist had hij twee klinkende zoenen op zijn wangen te pakken. Hierop begon iedereen door elkaar te praten. De oude man glom omdat zijn plannetje zo goed was ontvangen en de blik van verstandhouding die hij wisselde met Clary, ontging Arendsoog niet. Clary inmiddels, keek met een tevreden blik naar het blije stel tegenover haar en ook Arendsoog moest bekennen dat het geluk dat zijn zuster en Cisco uitstraalden, aanstekelijk werkte. Witte Veder vroeg zich af of hij spierpijn zou krijgen van het vele glimlachen. Hoofdstuk 10 “En baas?” vroeg Jack toen Hampton weer binnenkwam. “Iets te weten gekomen?” “Nou en of,” zei Hampton grimmig. “Er wordt geroddeld in dat dorp dat die Westmoore en de eigenaar van de S-Ranch elkaar wel erg leuk vinden. Er is een groot feest op die ranch met Kerst en er wordt aan alle kanten gewed dat ze het dan bekend zullen maken. Kerst is al over een week, dus wij slaan morgen onze slag. Het zal me niet gebeuren dat ze me ontsnapt.” De mannen keken elkaar even aan. Dit was een streep door de rekening! Zij hadden gehoopt nog een paar weken te kunnen luieren en nu moesten ze morgen er op uit. Het was overduidelijk dat ze er geen zin in hadden. “Luister,” zei Hampton, “als wij morgen dat zaakje volbrengen, krijgen jullie allemaal nog eens honderd dollar bovenop je normale salaris. Wanneer ze met me getrouwd is, doe ik daar nog eens twee honderd bovenop. Degene die echter met de stille trom probeert te vertrekken, krijgt een kogel en ik zal niet rusten voordat dat gebeurd is. Begrepen?” De dreiging in de toon van de baas miste zijn uitwerking niet. Elf hoofden knikten ijverig. Ze wisten dat de baas nog wel wat vriendjes had en dat het geen loos dreigement was. Jack en Slug waren chagrijnig dat zij eerder die week de trein niet hadden genomen; nu zaten ze echt aan Hampton vast. De volgende ochtend aan het ontbijt merkte Arendsoog dat Witte Veder onrustig was. Terwijl de vrouwen de afwas deden in de keuken, liepen de twee vrienden naar buiten. “Wat is er, boy?” vroeg Arendsoog bezorgd. “Mij hebben voorgevoel iets gaan gebeuren, maar niet weten wat.” Arendsoog keek ernstig. Hij kende de voorgevoelens van Witte Veder zo onderhand wel en deze kwamen altijd op de een of andere manier uit.
“Heb je iets gezien, misschien iets gehoord?” probeerde de cowboy. Witte Veder schudde het hoofd. “Nee, mij niets hebben gezien of gehoord. Mij voelen.” Arendsoog zuchtte. Hij wist uit ervaring dat het geen zin had om aan te dringen. De Indiaan bezat een soort onverklaarbaar zesde zintuig, dat hem waarschuwde bij gevaar en hoe zeer hij het probeerde te begrijpen, hij stond er toch altijd weer versteld van. “Zullen we dan maar niet naar Mining Valley gaan?” “Mij niet weten,” zei Witte Veder. “Wij toch moeten inkopen voor Mrs. Stanhope. Wij goed uitkijken en jij Jim zeggen op ranch te letten.” Arendsoog knikte, dat leek hem ook de verstandigste oplossing. Ze konden moeilijk dagenlang thuis blijven zitten, zeker niet met het grote feest zo vlak voor de deur. “Ok,” hakte hij de knoop door, “ik ga Jim vertellen hoe het ervoor staat. Laten we over een kwartiertje vertrekken. Grootvader wilde graag Mining Valley zien; zal ik hem zeggen dat het beter is als hij hier blijft?” “Hij mee kunnen,” zei de Indiaan echter, “wij niet iedereen ongerust maken, maar wij uitkijken.” Zo kwam het dat zij vijftien minuten later gewoon volgens plan vertrokken: Witte Veder zat op de bok van de wagen en Arendsoog en Lord Farndon reden ieder aan een kant van de Indiaan. Arendsoog gaf zijn ogen goed de kost, maar kon niets verdachts bespeuren. Hij merkte echter dat Witte Veder er niet gerust op was. Ze schoten gelukkig goed op en ook in de General Store van Mining Valley konden ze alles snel vinden. Ze moesten nog een paar dingetjes in andere winkels kopen, maar dan konden ze ook weer vertrekken. Lord Farndon had graag wat langer willen blijven, maar hij merkte dat zijn twee metgezellen haast hadden. In een iets sneller tempo dan op de heenweg reden ze terug naar de S-Ranch. Arendsoog spiedde de omgeving af, maar er was nog steeds niets te zien. Uiteindelijk was niet hij, maar Witte Veder degene die iets ontdekte. “Stop!” zei deze plotseling. Arendsoog en Lord Farndon hielden hun paarden in. De oude man keek verwonderd naar de Indiaan die zich diep concentreerde. Arendsoog volgde zijn voorbeeld, maar kon met de beste wil van de wereld niets horen. “Mij horen schoten,” wist de Indiaan dan stellig. “Uit welke richting?” vroeg Arendsoog met een angstig voorgevoel. “Komen van S-Ranch.” Nog voordat de Indiaan uitgesproken was, had Arendsoog Lightfeet al aangespoord en was hij verdwenen in een grote stofwolk. Lord Farndon was volledig verbouwereerd. “Mij paard gebruiken?” schudde Witte Veder hem uit zijn gedachten. “Paard? Oh, paard! Ja, natuurlijk, natuurlijk,” en nog zeer kwiek voor zijn leeftijd steeg Lord Farndon af. “Ik kom jullie wel achterna met de wagen.” De Indiaan hoorde hem al niet meer. In een razende galop joeg hij achter zijn vriend aan. Het was een wonder zo snel als Lightfeet voortdenderde over de prairie. Iedere keer was Arendsoog weer verbaasd over de ongeloofelijke prestaties die het dier leverde. Bomen en struiken vlogen voorbij, terwijl de hoeven de grond martelden. Normaal had Arendsoog genoten van deze krachtexplosie van zijn trouwe rijdier, maar hij was nu zo gespannen dat de omgeving hem amper opviel. “Sneller, Lightfeet, sneller,” smeekte Arendsoog. Wist het prachtige dier wat er op het spel stond? Er ging een siddering door het paardenlichaam en het onmogelijke gebeurde; Lightfeet deed er nog een schepje bovenop. Inmiddels kon Arendsoog de schoten ook horen. Er was een waar vuurgevecht aan de gang. Hij voelde een wee gevoel in zijn maag en door zijn hoofd schoten herinneringen aan een tijd, lang geleden, toen hij als zestienjarige jongen ook terugreed naar huis en in de verte schoten hoorde. Hij huiverde. Hoewel het hem niet snel genoeg had kunnen zijn, kwam de S-Ranch toch nog onverwacht in beeld. Hij reed een heuvel op en wat hij zag was niet mooi. Hij liet zich uit het zadel vallen en ging plat op de grond liggen om de situatie te overzien. “Terug, Lightfeet, terug,” siste hij en het schrandere paard deed een paar stappen achteruit zodat het achter de heuvel verborgen was.
Rondom de S-Ranch lagen een aantal mannen verdekt opgesteld. Zes lagen aan de voorkant, zes aan de achterkant. Arendsoog had de mannen aan de voorkant zo uit kunnen schakelen, maar hij wilde niet dat de anderen gewaarschuwd zouden worden. Alle ruiten in het hoofdgebouw waren aan scherven, maar vanachter de gaten werd gestaag geschoten. Het was duidelijk dat er een aantal verdedigers in het huis zaten. Had Jim een paar van de cowboys in het gebouw op wacht gezet? Hij kon het niet zien, maar het stelde hem gerust dat het in ieder geval niet onbewaakt was. Vanuit het cowboyhuis klonk ook met enige regelmaat een schot, maar het leek er niet op dat beide partijen tot nu toe veel vooruitgang geboekt hadden. Sommige schurken leken hier en daar noodverbanden om hun armen of benen te hebben, dus ze moesten wel af en toe geraakt zijn. Toch begreep Arendsoog dat deze situatie niet al te lang kon duren. De belagers waren duidelijk goed voorbereid en hadden meer dan genoeg munitie bij zich. Hij vroeg zich af hoe lang de bewoners van de S-Ranch het tegen deze overmacht konden uithouden. Hij had al gezien dat het onmogelijk zou zijn om ongezien het huis binnen te dringen, maar hij vroeg zich ook af wat hij daarmee zou bereiken. Niet veel, want dan zou hij ook opgesloten zitten. Nee, hij moest maar dankbaar zijn dat zij naar Mining Valley waren gegaan, want vanaf de buitenkant zou het toch een stuk makkelijker worden om dat stelletje uit te schakelen. Arendsoog hoorde nu paardenhoeven snel dichterbij komen en niet veel later lag Witte Veder naast hem op de heuvel. De Indiaan had direct de toestand overzien. “Wij niet lang wachten, vroeg donker,” was alles wat hij zei. “Ok, boy, daar gaan we,” en zonder verder een woord te wisselen wisten zij alle twee wat hen te doen stond. Arendsoog slingerde zich op Lightfeet en maakte een omtrekkende beweging, totdat hij zich aan de achterkant van het gebouw bevond. Daar steeg hij af en liet hij Lightfeet achter, zodat het dier niet geraakt zou worden door een toevallige kogel. Dan sloop hij in de richting van de schurken, zoveel mogelijk gebruikmakend van struiken en rotsen als dekking, terwijl hij zocht naar een geschikte plek om zich achter te verstoppen. Hij zag een prachtig rotsblok, maar daarvoor zou hij uit zijn dekking moeten komen. Als dan net een van de schurken omkeek, was het bekeken met zijn mooie plannetje. Vanuit het huis klonk opeens een waar vuursalvo. Arendsoog keek verrast op, maar bedacht zich geen moment. De aandacht van de schurken was nu helemaal bij wat er in het ranchgebouw gebeurde en hij kon ongezien naar het rotsblok rennen. Hij liet zich snel achter de rots vallen en kwam even op adem. Het schieten in het gebouw werd direct minder hevig. Ze hadden hem binnen dus gezien! Hij kon Witte Veder niet laten weten dat hij zijn positie bereikt had, want dan zouden de schurken aan de overkant hem immers ook opmerken. Hij moest dus maar hopen dat de Indiaan begreep wat er aan de hand was. Voorzichtig keek hij om het rotsblok heen. Hij kreeg de schrik van zijn leven. Op de benedenverdieping van het gebouw kon Arendsoog het blonde hoofd van zijn zuster zien. De belegeraars konden haar vanuit hun posities niet onder schot nemen, maar een van de schurken was voorzichtig weggekropen om een betere positie te bemachtigen. Deze man legde nu voorzichtig aan. Pang! Verbluft keek Slug, want die was het, naar zijn bloedende hand en zijn wapen dat een paar meter verderop terecht was gekomen. Hij begon te krijsen als een mager speenvarken, wat hem alleen opleverde dat hij heel snel weg moest kruipen, want de verdedigers hadden hem nu ook opgemerkt en openden een spervuur. Kermend alsof hij doodging, bleef de schurk achter wat stenen liggen. “Dat is één,” mompelde Arendsoog tevreden. De schurken hadden nog niet door dat de kogel waardoor hun kameraad getroffen was, niet uit het ranchgebouw was gekomen en dat kwam hem mooi uit. Hij kroop achter het rotsblok langs zodat hij nu de andere vijf misdadigers in de rug keek. Dan begon hij snel, gericht te schieten, in de hoop zoveel mogelijk van de mannen onschadelijk te maken, voordat zij zich omdraaiden. Aan de overkant liet Witte Veder zich inmiddels ook niet onbetuigd en vanuit de ranch werd gezorgd dat de schurken niet konden ontvluchten. Het duurde dan ook niet lang voordat er een vieze halsdoek in de lucht werd gewapperd. Het ding was dan wel niet wit, maar de bedoeling was duidelijk. “Gooi je wapens weg en steek je handen in de lucht,” schreeuwde Arendsoog. Hij hoorde wapens op de grond kletteren en twaalf handen wezen naar de lucht, alsof ze aan het gymnastieken waren. Vanuit het cowboyhuis kwamen nu snel een paar mannen aangerend die
zich over de schurken ontfermden. Aan Witte Veders kant was het verloop hetzelfde geweest. Deze kwam nu van zijn schuilplaats aan de voorkant te voorschijn. “Zijn erg veel domme schurken,” vond hij minachtend. De boeven keken elkaar een beetje bedremmeld aan. “Zij denken zij zo Arendsoog aan kunnen vallen.” Zijn woorden sloegen in als een bom. Arendsoog?! Woedend keken ze nu naar Hampton, die plotseling heel bleek was geworden. Zijn helpers begonnen tegen hem te schreeuwen en schelden dat het niet mooi meer was en de cowboys moesten hun best doen om de kemphanen uit elkaar te houden. Arendsoog had er genoeg van. Een keer schoot hij in de lucht. Pang! Als bij toverslag was iedereen stil. “Mooi zo,” zei hij dan, “als ik nog een keer dergelijke woorden hoor, dan krijgen jullie allemaal een prop in je mond. Ik heb hier geen zin in. Mike,” zei hij dan tegen een van de cowboys, “zet de aanvoerder maar apart van de rest. Bill, als jij hun paarden probeert te vinden, dan kunnen we direct naar Dorwan om ze daar in de gevangenis te stoppen.” Met deze woorden draaide hij zich om en liep naar het woonhuis. Mrs. Stanhope, Ann, Clary en Jim stonden bij de keukendeur het tafereel gade te slaan. Hij sloeg zijn armen om zijn moeder en zijn zuster heen en eventjes stonden zij gedrieën met hun herinneringen aan die vreselijke dag dat Arendsoogs vader vermoord werd door de bende van Fred Moulders. Gelukkig was het resultaat deze keer anders, ook al stond zijn moeder net als toen, met een geweer in haar handen. Hij schudde Jim dankbaar de hand en nam dan Clary‟s handen in de zijne. Hij zei niets, maar zijn ogen spraken boekdelen. “Waar zijn de anderen?” vroeg hij dan. “Welke anderen?” stelde Jim niet-begrijpend een wedervraag. “Je wilt toch niet zeggen dat jullie met zijn vieren de ranch hebben verdedigd?” Jim lachte geheimzinnig. “Dat wil ik wel! Bob, je had die twee dekselse meiden moeten zien. Jij en Witte Veder hadden het ze niet na kunnen doen!” “Maar het leek alsof er veel meer mensen in het huis waren.” “Ja, dat was juist het slimme plannetje dat de dames bekokstoofd hadden. Mrs. Stanhope en ik hadden ieder een bovenraam voor onze rekening genomen en beneden renden deze twee heen en weer tussen de kamers, zodat het leek alsof er veel meer mensen binnen waren. Ik denk dat ze aardig moe zijn!” zei hij opgeruimd, nu het gevaar geweken was. “En ze kunnen beiden raak schieten ook!” voegde hij er nog aan toe. “Een paar van die verwrongen hoopjes staal die hier en daar verspreid liggen, komt op rekening van dit dynamische duo!” Ann en Clary wisten zich geen raad met de lovende woorden van de voorman en stonden er een beetje onhandig bij. Arendsoog trok zijn zus plagend aan het haar. “Wat vindt u er nou van, Moeder,” plaagde hij. “Ze gaat trouwen en dan haalt ze nog van dit soort kwajongensstreken uit. Het is maar goed dat Cisco je zo niet kan zien, met je verwilderde haren en gescheurde jurk!” Ann stak ondamesachtig haar tong naar hem uit, maar ze kon zien dat haar broer trots op haar was. Dat Clary er ook met verwilderde haren en een gescheurde jurk bij stond, leek Arendsoog niets te deren. Witte Veder zag niet alleen de blik van bewondering in zijn ogen, maar ook een besluit. De Indiaan voelde zijn mondhoeken bewegen zonder dat hij er iets aan kon doen. Hoofdstuk 11 Ze nuttigden snel een kleine maaltijd tussen de rommel in het ranchgebouw. Lord Farndon was net na het einde van het gevecht met de wagen aangekomen en had verbouwereerd geluisterd naar het verhaal dat hem verteld werd. Zoiets had hij nog nooit gehoord! “En jullie hebben dat met zijn tweeën klaargespeeld?” vroeg hij ongelovig. “Nou,” wimpelde Arendsoog de eer af, “zonder de goede verdediging in het huis, hadden wij het een stuk moeilijker gehad.” Ann en Clary bloosden. “Maar ook dan hadden jullie het wel gered,” bemoeide Ann zich er mee en zij vertelde haar grootvader een aantal van de sterke staaltjes die haar broer en zijn vriend in de loop der jaren hadden laten zien. Nu waren het Arendsoog en Witte Veder die bloosden!
De cowboys vonden dat ze iets goed te maken hadden en boden aan om de bende voor hun baas naar Dorwan te brengen. Deze stemde daar na wat tegenstribbelen mee in, maar uiteindelijk was hij er best dankbaar voor, want er was immers veel werk te doen op de ranch om het gebouw weer in oude staat terug te brengen. Witte Veder was al naar Mining Valley op weg om ruiten te kopen, want in deze tijd van het jaar was het zeer onprettig om zonder te zitten. Mrs. Stanhope was met Ann en Clary direct begonnen met het opruimen van de rommel binnenshuis en het herstellen van de gordijnen, die hier en daar aan flarden geschoten waren. Gelukkig waren de schurken nog redelijk zuinig met hun munitie omgegaan, dus er was niet zoveel schade als toen het Monsterverbond de inhoud van het huis vernietigde.2 Arendsoog was samen met Jim begonnen met het repareren van het gebouw en van de meubels. Een paar van de cowboys die achter waren gebleven, hielp nog een handje mee en weer anderen herstelden de schade aan het cowboyhuis. Witte Veder kwam terug toen het allang donker was, maar toen zag de ranch er alweer aardig normaal uit. Met vereende krachten werden de ramen er nog ingezet, terwijl Mrs. Stanhope de werkers van eten voorzag. Al met al was het middernacht, na een hele lange en intensieve dag, voordat iedereen zijn bed kon opzoeken. “Ik ben gebroken,” steunde Ann. “Anders ik wel,” kreunde Clary. “Ik moet bekennen dat ik me ook wel eens fitter heb gevoeld,” zei Arendsoog eerlijk. “Nou, hup naar bed met jullie, allemaal!” zei Mrs. Stanhope streng. “Overmorgen beginnen de voorbereidingen voor Kerst pas echt en ik heb niets aan jullie als jullie niet uitgeslapen zijn.” “Natuurlijk generaal Moeder!” salueerde Ann. “Jij ondeugende meid!” glimlachte Mrs. Stanhope, maar ondanks Anns schertsende opmerking volgde iedereen haar heel gedwee naar boven en weinige minuten later was de SRanch in diepe rust gehuld. De volgende morgen toen de zon pas net zijn stralen liet zien, was Arendsoog al wakker. De ranch was nog in diepe stilte gehuld, dus sloop hij zo zachtjes mogelijk naar beneden. Hij stookte het vuur op in de keuken, zette koffie en bereidde snel een stevig ontbijt. Dan liep hij naar buiten en floot hij zachtjes Lightfeet, die direct blij hinnikend op hem af kwam. “Dag jongen, ben je zo blij om de baas te zien?” praatte hij opgewekt tegen het dier terwijl hij het zadelde. Uit de corral haalde hij nu Clary‟s paard en zadelde het ook. Dan sloop hij om het gebouw heen, totdat hij onder Clary‟s raam stond. Voorzichtig gooide hij een steentje tegen de spiksplinter nieuwe ruit. Hij wachtte even en herhaalde het. Deze keer kwam er wat beweging in de gordijnen, toen Clary voorzichtig naar buiten keek wie haar na zo een korte nacht wakker durfde te maken. Toen zij echter zag wie het was, maakte zij gauw het raam open. “Is er iets aan de hand?” vroeg zij verschrikt. “Nee, er is niets,” zei Arendsoog zachtjes. “Maar kom maar naar beneden, ik wil je mee uit rijden nemen.” “Hij is knots,” dacht Clary bij zichzelf, terwijl zij snel haar rijkostuum aan deed. Een minuut of tien later stond ze in de keuken terwijl ze snel een snee brood at, die zij wegspoelde met de verse koffie. “Weet je zeker dat je genoeg hebt gegeten?” vroeg Arendsoog wantrouwend. “Je denkt toch niet dat ik op dit moment meer door mijn keel zou krijgen, wel?” antwoordde zij hoofdschuddend. “Laten we maar gaan, voordat ik hier staande in slaap val.” Zwijgend begonnen ze dan aan de tocht, maar naarmate de zon hoger klom, verdween de moeheid en reden zij rustig pratend in de richting van de bergen. De zon was al goed op weg richting haar hoogste punt toen zij het gebergte inreden. Het was duidelijk dat Arendsoog hier goed de weg wist, want zonder twijfelen koos hij de kleine bergpaadjes, die voor een ander nauwelijks zichtbaar waren. “Waar breng je me in vredesnaam heen, Bob?!” vroeg zij lachend, naarmate ze dieper het gebergte indrongen. “Wacht maar af!” zei hij geheimzinnig. Na ongeveer een kwartiertje kwamen ze bij een punt waar Clary niet eens een bergpad zag lopen, maar door om een rotsblok heen te rijden, zag ze tot haar verbazing een heel klein paadje tegen de berghelling opkronkelen. Voorzichtig volgde ze Arendsoog: ze was dan wel een 2
Zie Arendsoog en het Monsterverbond.
ervaren ruiter, maar met dit soort situaties was ze niet bekend. Het pad slingerde zich een beetje om een bergtop heen, totdat het plotseling ophield op een open plek. Wat Clary daar zag, was wel het laatste wat ze had verwacht. Op een kleine open plek stonden een blokhut en een schuur.
“Ik dacht dat het hier volkomen verlaten was?” zei zij verbaasd. “Mag ik je welkom heten in het Arendsnest?” vroeg hij haar, terwijl hij haar galant van haar paard hielp. “Het Arendsnest,” zei ze. “Klinkt knus.” “Laten we kijken of het dat nog steeds is,” stelde Arendsoog voor. Zij stalden de paarden in de schuur met een zak haver en gingen dan het huis binnen. “Het zal wel stoffig zijn,” voorspelde Arendsoog, “het is alweer een tijdje geleden dat er hier iemand is geweest.” Gelukkig bleek het allemaal wel mee te vallen en met een paar natte lappen was alles wat ze nodig hadden al snel weer schoon. Arendsoog bracht hout naar binnen om zowel het fornuis als de openhaard aan te steken. Uit zijn zadeltassen haalde hij wat vers vlees, wat aardappelen en wat groenten die hij mee had genomen van thuis. Dit vulden zij aan met wat ingemaakt fruit dat zij in de voorraadkast vonden en zo hadden zij een heerlijke maaltijd. Na het eten haalde Arendsoog water uit de put om koffie te zetten en deed Clary snel de afwas. Hij deed in de tussentijd een paar kleine klusjes, maar kwam dan naast haar staan, toen zij in de deuropening dromerig naar het woeste berglandschap keek. “Wat is het hier volmaakt stil,” zei zij zachtjes. “Als je dat vergelijkt met bijvoorbeeld Londen, waar je constant de herrie hebt van rijtuigen die met hun stalen wielen over de keien kletteren, dan kan je bijna niet geloven dat er twee zulke plaatsen op een aardbol zijn.” Arendsoog was het roerend met haar eens: hij vond het ook altijd moeilijk te geloven dat er nog rust was op de wereld als hij zich in een grote stad als Washington bevond. “Kom je mee naar binnen?” vroeg hij dan. “De koffie zal onderhand wel klaar zijn.” Hij ging naar de keuken om de koffie in te schenken en bracht de, enigszins geplette, koekjes binnen die hij mee had genomen en waar Witte Veder op hetzelfde moment op de SRanch naar op zoek was. De telepathische lijn die de twee hadden, werkte niet altijd! Hij ging naast haar op de bank zitten en zij staarden alle twee een tijdje naar vuur in de haard, waar de vlammetjes een spel met elkaar leken te spelen wie het hoogste kon komen. “Je zult je wel afvragen waarom ik je helemaal hierheen heb gesleept,” begon hij dan. “Hebben mijn moeder of Ann je iets over het Arendsnest verteld?” Ze schudde ontkennend haar hoofd. “Jaren geleden, toen Ann pas een jaar of twaalf was en ik een knaap van negentien, hebben wij hier een paar jaar gewoond.” Langzaam, niets van die vreselijke tijd overslaand, vertelde hij dan het verhaal van de bende van Fred Moulders, die eerst zijn vader vermoordde en daarna hem achterna kwam. Niets sloeg hij over of maakte hij mooier dan het was geweest. “Ik heb toen gezworen, dat als er ooit mensen zouden zijn die mijn hulp nodig hadden om zich te verweren tegen dergelijke bandieten, ik ze zou helpen. En hoewel ik natuurlijk eerst mijn moeder en zuster bescherm, weiger ik nooit anderen te helpen alleen om dat mijn familie zich
zorgen maakt als ik op pad ben. En ze hebben reden gehad om zich zorgen te maken. Ann vertelde gisteren wel een paar mooie verhalen, maar er zijn toch vaak momenten geweest waarbij ik aardig in het nauw heb gezeten.” Het was niet moeilijk om een paar momenten te vinden waar hij en Witte Veder ternauwernood ontsnapt waren aan een wisse dood. Hij gaf een paar voorbeelden, waaronder het avontuur van Bad Man‟s hut, waarbij zowel hij als Witte Veder bijna gestikt waren. “Dat rotsblok, onderaan het pad dat hier naar boven leidt?” vroeg hij. Zij knikte. “Als twaalf jarig meisje zat Ann daar, toen ze ontvoerd werd door een bende die zo mij in handen probeerde te krijgen.” Hij probeerde haar reactie te peilen, maar zij keek hem alleen maar ernstig aan terwijl zij naar hem luisterde. “De reden dat ik je dit alles heb verteld, is dat ik je iets wil vragen, maar dat ik dat niet kon doen als je niet wist hoe mijn leven eruit ziet.” Het was enkele ogenblikken stil. Hij haalde diep adem en liet zich dan op een knie voor haar op de grond zakken. “Lieve Clary,” zei hij zachtjes, terwijl hij haar handen in de zijne nam. “Wil je met me trouwen?” Een traan rolde over haar wang. “Ja, Bob,” fluisterde ze met neergeslagen ogen. “Je weet wat het betekent?” vroeg hij. “Je zal vaak alleen zijn en soms gevaar lopen, zoals de afgelopen dagen. Sommige mensen deinzen er niet voor terug om mijn familie kwaad te doen, om op die manier mij te raken. Weet je het zeker?” Ze keek hem aan en glimlachte. “Alleen dan kan ik met jou zijn,” zei ze eenvoudig. Hoofdstuk 12 Het was de dag voor Kerst. Arendsoog had even een rustig moment gevonden en was een stuk gaan rijden. Het waren dan ook hectische dagen geweest! Ze waren nog even in het Arendsnest gebleven. Hij had haar de ring gegeven, die zij ontroerd had herkend. Langzaam waren ze uiteindelijk teruggereden, zodat het allang donker was toen zij terugkwamen op de S-Ranch. Door het raam heen konden zij naar binnen kijken en zagen zij hoe iedereen vredig om het haardvuur zat. Cisco was op bezoek en hij en Ann zaten met Lord Farndon te praten, terwijl Witte Veder wol vasthield voor Mrs. Stanhope, die bezig was met een breiwerkje. “Welkom thuis,” had hij gezegd, toen hij de deur voor haar open hield. En wat een welkom was het geweest. Ann had een Indianengehuil aangeheven, dat Witte Veder haar niet had kunnen verbeteren, waarna zij de hand van Cisco had gegrepen en zij samen door de kamer hadden gedanst. Witte Veder had nu geen stiekeme grijns, maar een brede lach op zijn gezicht. Bij het zien van de ring om Clary‟s vinger was Mrs. Stanhope, die zich had voorgenomen om niet te huilen, in tranen uitgebarsten en had Clary omhelsd, alsof ze haar nooit meer los wilde laten. Lord Farndon had Arendsoogs hand gegrepen en die zo enthousiast op en neer gezwengeld, dat de cowboy zich afvroeg of zijn arm nog aan zijn romp vastzat. Een paar cowboys was op het geluid van Anns geschreeuw afgekomen, om te zien wat er aan de hand was en niet lang daarna stond het voltallige personeel van de ranch in de woonkamer om hun baas te feliciteren. De aanwezigheid van Cisco had de cowboys vragend naar elkaar doen kijken, wat Arendsoog noopte om op te staan en een moment stilte te vragen. “Oorspronkelijk was het plan om mijn verloving pas tijdens het feest aan te kondigen. Dat is dus mislukt.” De cowboys grinnikten. “Er zou echter nog een verloving bekend gemaakt worden, maar ik denk dat het leuker is om dat in besloten kring vanavond al te doen. Over niet al te lange tijd hoop ik Cisco Fitzmaurice mijn zwager te noemen.” De cowboys sprongen juichend op en de hele ronde van felicitaties begon opnieuw. Mrs. Stanhope, Ann en Clary hadden drinken en wat lekkers rondgebracht en een van de cowboys had zijn gitaar uit het cowboyhuis gehaald en was gaan spelen. Met al die mensen in de kamer was er nauwelijks ruimte om te lopen, laat staan om te dansen, maar ze hadden het zich allemaal gemakkelijk gemaakt op kussens op de grond en hadden met de gitaar meegezongen. Clary had dicht tegen hem aangezeten en aan de andere kant van de openhaard hadden Cisco en
Ann hetzelfde gedaan. Het was weer een late avond geworden, maar Arendsoog had het voor geen goud willen missen.
De volgende dag was iedereen wat gammel, maar er werd hard gewerkt aan de voorbereidingen voor het feest. De cowboys hadden, onder leiding van Jim, eerst de schuur klaargemaakt die dienst zou doen als kapel tijdens Pater O‟Briens bezoek. Daarna hadden zij de schuur waar het feest gehouden zou worden, versierd met dennentakken en linten. Ook hadden zij een podiumpje gebouwd voor de muziekanten en de Kerstboom. Dat laatste was iets waar Ann op had gestaan. Zij had er zo vaak over gelezen en wilde per sé een Kerstboom om de cadeautjes in te hangen. Bij de uitnodigingen voor het feest was het erbij gezet, zodat iedereen iets in de boom kon hangen. Voor verliefde mensen was het ook de uitgelezen gelegenheid om anoniem een cadeautje aan hun geliefden te geven en voor kleine kinderen was het een magisch moment als zij een presentje uit de boom kregen. Ann was al weken bezig geweest met kleine cadeautjes, zodat alle kinderen iets uit de boom zouden krijgen. Arendsoog en Witte Veder waren daarom de bergen in gereden om een mooie grote boom uit te zoeken. “Wij ook kleine boom meenemen?” vroeg de Indiaan. “Waarom?” vroeg Arendsoog, “in die grote schuur valt een klein boompje echt niet op, hoor.” “Nee, mij bedoelen boom voor in S-Ranch als verrassing voor Ann.” “Wat een prima idee!” vond Arendsoog. Zijn zuster wilde een boom? Nou, die kon ze krijgen. Wat zijn moeder ervan zou vinden om een boom in haar woonkamer te hebben, wilde hij maar even niet aan denken. Ze hadden twee exemplaren uitgezocht en die naar de S-Ranch weten te slepen. Beide waren nu versierd met snoep, strikken en linten in afwachting van het grote feest. En dan zou straks Pater O‟Brien aankomen. Zij hadden hem al een paar jaar niet gezien, ook al was er nog steeds geen permanente kerk in de omgeving. Zijn missiegebied was echter zo groot, dat hij niet vaak bij hen kon zijn. Nu was hij echter van plan om een paar weken bij hen te blijven, met als hoogtepunt de Kerstmis. Daarnet had Arendsoog nog de „kapel‟ geïnspecteerd en hij was zeer tevreden. Een aantal houten banken stond in rijen opgesteld, er was een lessenaar en een klein altaar. Misschien moesten ze een klein kapelletje bouwen, overpeinsde Arendsoog. Waarom niet? In Mexico waren er genoeg haciënda‟s die op hun terrein een kapel hadden en het zou handiger zijn dan een schuur die meestal voor andere doeleinden gebruikt werd. Het was heerlijk om er even uit te zijn en ook Lightfeet genoot van de rit. Arendsoog ademde de vrieslucht diep in. Witte Veder had vanochtend gezegd dat er sneeuw in de lucht zat. Arendsoog geloofde zijn vriend onvoorwaardelijk, zeker nu hij door de tintelende kou reed. Lightfeet schudde zijn hoofd en brieste. Kleine wolkjes kwamen uit zijn neusgaten. “Kom boy, we moeten terug,” zei Arendsoog dan met tegenzin. “Leef je nog even uit.” Begreep het schrandere dier wat hij zei? In ieder geval versnelde hij zijn gang en daverden zij op
hoge snelheid in de richting van de S-Ranch. Met rode wangen kwam hij thuis. Lightfeet dampte van de inspanning en kreeg direct een deken omgegooid door Juan, die toegesneld was om Arendsoog te helpen. “Geef hem maar wat extra‟s,” zei Arendsoog. “Hij begrijpt het wel niet, maar het is tenslotte Kerst.” Hij ging het huis binnen via de keuken. Daar waren drie vrouwen verwoed bezig met de laatste voorbereidingen voor die avond. De kalkoen stond al klaar om de oven in te gaan en hij werd bijna duizelig van alle geuren die hem tegemoet kwamen. De gasten zouden morgen ook wel allemaal iets meenemen, maar zijn moeder leek toch bang te zijn dat ze niet genoeg eten zou hebben gemaakt. Hij telde meer dan twintig taarten in de provisiekast en nog eindeloos veel schalen met andere lekkernijen. Hij liep door naar de woonkamer, terwijl hij snel een koekje van een schaal pakte, wat hem een tik van zijn zuster opleverde. “Zo,” zei hij terwijl hij tevreden in een gemakkelijke stoel plofte, “als Pater O‟Brien nu maar snel komt, dan kan wat mij betreft het Kerstfeest beginnen.” “Jij zijn ongeduldig als klein kind,” merkte Witte Veder op. “Is het zo duidelijk?” vroeg Arendsoog grinnikend. “Je bent niet bepaald de rust zelve, nee,” kwam het geamuseerde antwoord van zijn grootvader, die naast de openhaard zat te lezen. Arendsoog strekte zich lui uit. “Ik voel me een beetje schuldig dat ik hier niets zit te doen, terwijl ze in de keuken nog zo druk bezig zijn, maar ik vrees dat als ik mijn hulp aanbied, ik toch weggestuurd word.” “Jij niet naar keuken moeten gaan,” bevestigde Witte Veder. “Zij zeer veel bezig zijn en geen anderen willen. Zijn militaire operatie.” Arendsoog en Lord Farndon lachten. “Nou, ik zal wel afruimen,” suste Arendsoog zijn geweten, “en misschien ook nog wel afwassen.” “Niets misschien,” klonk het uit de deuropening, “de afwas is voor jou!” Arendsoog draaide zich om en zag zijn zuster staan, die hem plagend aankeek. Hij haalde quasi-gelaten zijn schouders op, maar de afwas zou hij graag doen, gezien de hoeveelheid werk de vrouwen in de afgelopen dagen hadden verricht. “Ik wilde even zeggen dat wij voorlopig klaar zijn met koken en dat wij gaan beginnen met ons klaarmaken voor vanavond. Kan jij alvast het water stoken voor het bad, dan kunnen wij uitrusten. Vooral moeder moet echt even gaan zitten.” “Ik hou het niet bij zitten, hoor,” kwam Clary‟s stem uit de gang, “ik ga even slapen. Ik ben het niet gewend, deze lange dagen. Ik hoor mijn bed roepen. Als ik me thuis voorbereid op een lange avond, dan doe ik de hele dag niets.” “Dat is eigenlijk best een goed idee,” vond Ann. “Komt u ook moeder? We zijn immers eerder klaar dan we dachten.” “Nou, vooruit,” zei Mrs. Stanhope. “Ik doe dit nooit, maar het is een speciale gelegenheid. En als jullie jonge meiden al gaan slapen, hoef ik me daar zeker niet voor te schamen.” In de woonkamer keerde de rust weer. Lord Farndon ging verder met zijn boek, Arendsoog nestelde zich weer in de stoel en na een tijdje gingen zijn ogen dicht. Witte Veder ging rustig door met zijn houtsnijwerk en meer dan een uur lang waren de enige geluiden het knisperen van het vuur, de diepe ademhaling van Arendsoog, het ritselen van de pagina‟s van het boek van Lord Farndon en het gekras van een mes in het hout. Plotseling echter hief Witte Veder het hoofd op en een tevreden trek gleed over zijn gezicht. In de verte kwamen ruiters aan. Zij gingen niet erg snel en waren nog ver weg, maar hij wist dat hun einddoel de S-Ranch was. Hij legde de laatste hand aan zijn werkstuk en stond dan op om het naar zijn kamer te brengen. Arendsoog werd langzaam wakker. “Pater O‟Brien bijna hier zijn,” glunderde de Indiaan. Arendsoog sprong op. “Ik zal Moeder en de meisjes wakker maken,” zei hij dan en rende de trap op met twee treden tegelijk. Zo kwam het dat toen Pater O‟Brien met zijn twee Indiaanse helpers het erf opreed, er een grote groep mensen stond om hem te verwelkomen. Ook bij het cowboyhuis stonden groepjes mannen nieuwsgierig te kijken. “Kom toch binnen Pater,” nodigde Mrs. Stanhope hem uit. “Juan zal voor de paarden zorgen.”
De Indiaanse helpers van Pater O‟Brien werden ondergebracht in het cowboyhuis, waar de kok die avond ook een feestmaal zou aanrichten. Pater O‟Brien werd voorgesteld aan de twee nieuwe gezichten en daarna installeerde Mrs. Stanhope hem in een gemakkelijke stoel bij het vuur met een kop thee en wat te eten. “Ach, wat is dat lang geleden,” lachte Pater O‟Brien. “Ann is een heuse jongedame geworden!” “Niet alleen dat, ze gaat ook nog trouwen,” zei Arendsoog met een grijns naar zijn zuster. “Nou, ik ben anders niet de enige,” kaatste Ann direct terug. “Kinderen,” zei Mrs. Stanhope vermanend. “Vinden jullie het nu werkelijk de juiste manier om zò het nieuws te brengen?” “Maar dat maakt toch helemaal niet uit, mevrouw,” vond de pater. “Het is juist geweldig nieuws. Wie zijn de gelukkigen?” “U heeft net met haar kennis gemaakt,” zei Arendsoog met een knipoog naar Clary, “en Cisco Fitzmaurice komt vanavond met zijn familie naar de mis.” “Het wordt een drukke avond,” wreef de pater zich vergenoegd in de handen. “En daarom is het misschien verstandig als u eerst nog even wat gaat rusten,” suggereerde Mrs. Stanhope. “Daarna zorg ik er voor dat er een warm bad voor u klaar staat.” Dit liet Pater O‟Brien zich geen twee keer zeggen en hij verdween direct naar boven. Daarna ging de familie een voor een in bad, waarna iedereen zich terugtrok om zich klaar te maken voor de avond. Arendsoog worstelde op zijn kamer met een stijve boord, Witte Veder vlocht zijn haar en trok zijn mooiste kostuum aan. Op de kamer van Ann klonk gegiechel van twee meisjesstemmen en ontsnapte af en toe een vrolijke lach. Iedereen probeerde duidelijk de gebeurtenissen van de afgelopen weken te vergeten en te genieten van het Kerstfeest. Arendsoog en Witte Veder zetten snel het Kerstboompje voor Ann neer, dat zij eerder al hadden versierd en op Witte Veders kamer hadden verstopt. Witte Veder had het idee voor een kleine boom al veel langer gehad en had zelfs kleine houten figuurtjes gemaakt om in het boompje te hangen. Nu wachtten zij totdat Pater O‟Brien uit bad kwam en Ann en Clary klaar waren. Arendsoog en Witte Veder hielpen Mrs. Stanhope ondertussen met het tafeldekken. Lord Farndon zat in de keuken snoep in zakjes van gekleurd gaas te doen voor het feest van de volgende dag en hing een paar van de vrolijke zakjes in Anns kleine boompje. Mrs. Stanhope ontstak wat kaarsen en wierp nog een laatste blik op de kalkoen in de oven. Dan kwamen Ann en Clary naar beneden en ook hoorden zij gestommel uit de kamer van Pater O‟Brien. “Wat is dat?!” riep Ann vanuit de deuropening toen ze het kleine boompje zag. “Je eigen Kerstboom,” zei Arendsoog, “dankzij Witte Veder; hij dacht dat het leuk zou zijn om ook een boom in huis te hebben en niet alleen in de schuur.” Ann keek met grote ogen naar het boompje. “Er hangt snoep in!” riep ze uit. “En figuurtjes!” Ze rende de kamer door en knielde voor het boompje waar ze alles inspecteerde. Dan sprong ze op en omhelsde Witte Veder. “Wat lief van je om daar aan te denken!” Anns Kerstfeest kon al niet meer stuk. “Kijk,” riep Clary opeens, “het sneeuwt!” Iedereen verdrong zich voor het raam om te zien of ze zich niet vergiste, maar Witte Veders voorspelling was uitgekomen. Het sneeuwde echt. “Een heuse witte Kerst,” zei Ann zachtjes. “Het zal alleen wel gek zijn om geen uitgebreid diner op Kerstdag te hebben,” zei Arendsoog. “Ben je bang dat je iets te kort zal komen, broertje?” vroeg Ann met een grijns. “Weet je zeker dat er genoeg is?” vroeg Arendsoog bezorgd, “ik telde maar 23 taarten.” “Jij moet uitkijken, anders wordt je nog te dik,” lachte Ann. “Met alle eten in provisie kast wij allemaal uitkijken wij niet te dik worden,” vond Witte Veder, die dacht aan alle koekjes die hij al had gehad en die hij nog in de keuken wist. Mrs. Stanhope kwam binnen met een terrine vol soep en iedereen schaarde zich om de tafel heen. Vanzelfsprekend sprak de pater een kort gebed uit alvorens Mrs. Stanhope de soep opdiende. Na de soep volgden nog diverse gerechten. Het voorgerecht werd opgevolgd door vis, de vis verdween in de magen en werd vervangen door groente, maar het hoofdgerecht was natuurlijk de kalkoen. Arendsoog sneed het beest en legde ieders favoriete stukje op de borden. De aardappelen waren knapperig, de cranberry compote was precies goed en Lord Farndon had wijn meegenomen
uit Europa, waardoor de maaltijd nog feestelijker werd. Witte Veder dronk een sap dat gemaakt was van druiven, maar geen alcohol bevatte. Toen Mrs. Stanhope na de kaas binnenkwam met het toetje, klonken er vele ohs en ahs. De Kerstpudding was overgoten met cognac en daarna aangestoken, zodat er blauwe vlammetjes om de pudding heen likten. Iedereen keek bezorgd naar de grote pudding en vroeg zich werkelijk af hoe dat nog ging passen. Clary seinde al naar Ann dat ze vanavond haar korset wat losser moest doen. Langzaam aten ze de Kerstpudding, die Mrs. Stanhope al weken daarvoor had gemaakt. De pudding zat helemaal vol met gedroogde vruchten en bevatte veel alcohol, zodat hij niet zou bederven. Witte Veder gebruikte alleen alcohol wanneer hij Kerstpudding at. Arendsoog en Ann hadden vanaf dat zij kleine kinderen waren immers ook de pudding gegeten en zij waren er ook nooit dronken van geworden. Het was inmiddels al flink laat geworden en Pater O‟Brien ging zich klaarmaken voor de mis. Even later hoorden zij paardenhoeven en kwamen de Fitzmaurices het erf op. Zij waren dik ingepakt met dekens om zich te beschermen tegen de sneeuw, die nog steeds viel en de wereld een wit jasje had aangedaan. Uit het cowboyhuis kwamen alle cowboys naar buiten. Hoewel zij natuurlijk bij lange na niet allemaal katholiek waren en er ook genoeg bij waren die helemaal niets met religie deden, was de Kerstmis toch een bijzondere gebeurtenis, die niemand wilde missen. Pater O‟Brien wist dit en had een extra inspirerende preek voorbereid. Bij het binnengaan van de kapel, wachtte hen echter een verrassing. Naast het altaar stond een houten huisje, met houten figuurtjes erin die het Kerstverhaal afbeeldden. Iedereen keek naar Witte Veder die verlegen zei: “Mij hebben gelezen in tijdschrift en mij denken mooi Kerstcadeau, dus gemaakt hebben.” “Een prachtig Kerstcadeau,” zei Mrs. Stanhope terwijl zij de hand van de Indiaan dankbaar drukte. De mis, ook al werd hij in een schuur gehouden, was overweldigend. Pater O‟Brien liet niet na om de vergelijking te trekken met het Kerstkind dat ook in een stal was geboren en iedereen voelde de bijzondere sfeer die uitging van het ritueel van de nachtmis. Na afloop liep iedereen zichtbaar onder de indruk terug naar binnen. Mrs. Stanhope serveerde koffie en likeur, vergezeld van kleine, gekruide taartjes. De Fitzmaurices hadden echter nog een half uur te rijden voordat zij thuis zouden zijn, dus zij namen al snel afscheid. “Tot morgen!” riep iedereen luidkeels terwijl de wagen in de nacht verdween. “En nu gaan jullie allemaal naar bed, anders heeft de Kerstman geen tijd om de cadeautjes te brengen,” zei Mrs. Stanhope beslist. Onder vrolijk gelach liep iedereen naar boven en wensten zij elkaar welterusten. De volgende ochtend lachten zij echter nog harder, toen zij beneden kwamen en er rondom de openhaard kousen hingen met ieders naam erop. De kousen van Arendsoog en Ann waren duidelijk al vaak gebruikt en broer en zus keken er dan ook naar met enige weemoed. Het was duidelijk dat de kousen allemaal vol waren gestopt met snoepgoed, maar er lagen voor iedereen ook cadeautjes onder de Kerstboom te wachten. In plaats van eerst een ontbijt te maken, zette Mrs. Stanhope een dampende pot koffie en paar schalen koekjes en taart neer op tafel. Ze schaarden zich in een grote kring en pakten dan een voor een de cadeautjes uit, met veel gelach en vrolijkheid. Daarna liepen zij weer naar de kapelschuur en droeg Pater O‟Brien de mis op. Direct na de mis verdwenen de vrouwen naar de keuken om het uitgebreide Kerstontbijt te maken. Iedereen deed zich tegoed aan pannenkoeken, zoete broodjes, taart en verse melk en eieren, waarna er werd begonnen met de laatste voorbereidingen voor het feest in de avond. Een aantal tafels werd aan elkaar geschoven en overdekt met feestelijke tafelkleden. Mrs. Stanhope, Ann en Clary liepen af en aan met de schalen met eten en versierden de tafels. Een cowboy werd op wacht gezet in de schuur, zodat de honden er niet met het eten vandoor zouden gaan en om te zorgen dat het houtvuur aanbleef. Toen alles klaar stond was het al aan het schemeren en moest iedereen zich snel gaan klaarmaken. Ze waren maar net op tijd beneden toen de eerste wagens kwamen aanrijden en binnen de kortste keren stonden overal wagens en pratende groepjes mensen op het erf. De mantels werden in het cowboyhuis gelegd, waarna men dan snel naar de schuur ging, waar het behaaglijk warm was. De meeste vrouwen hadden inderdaad ook nog eten meegenomen, zodat de tafels bijna
instortte onder het gewicht van de lekkernijen. Charlotte Miston was er ook en Arendsoog zag hoe Clary haar op haar gemak stelde en haar liet zien waar ze haar schaal met meegebrachte koekjes kon neerzetten. De kinderen keken met grote ogen naar de feestelijk versierde Kerstboom die helemaal tot het puntdak van de schuur reikte. Sheriff Grisley had aangeboden om voor Kerstman te spelen. Mrs. Stanhope had een pak voor hem gemaakt en hij zat nu op een soort troon met de kinderen te praten. Uit de boom werden de pakjes gehaald en de namen afgeroepen. De stemming zat er meteen al goed in. De muzikanten begonnen hun instrumenten klaar te maken en namen hun plaats in op het podium. Ann had Clary de dansen geleerd, dus deze stond nu zenuwachtig van het ene op het andere been te wiebelen. Arendsoog beklom echter eerst nog het podium. Er viel een stilte. “Beste vrienden,” riep hij dan, “dank jullie wel dat jullie hier allemaal zijn om met ons Kerst te vieren. Dit jaar is echter een hele bijzondere Kerst voor de S-Ranch gebleken. Om te beginnen wil ik jullie vertellen dat mijn zuster binnenkort de naam Stanhope zal inruilen voor Fitzmaurice.” Een luid gejuich steeg op; niet alleen was Ann erg populair, bruiloften waren nog feestelijker dan het Kerstbal en iedereen had nu al zin in het feest. Een paar jongemannen keek een beetje somber; er waren nou eenmaal niet veel vrouwen in het territorium en Ann was absoluut niet de minste. Het was dus niet verwonderlijk dat er wat gebroken harten waren die avond! Het lawaai bedaarde enigszins en Arendsoog vervolgde snel zijn korte toespraak. “Ann is echter niet de enige die gaat trouwen.” Verbaasde kreten klonken hier en daar uit het gezelschap, terwijl anderen tersluiks naar Clary keken en weer anderen vertwijfeld naar Mrs. Stanhope en haar vader, niet wetend wie de oude man was. “Sommigen van jullie zullen misschien al vermoedens gehad hebben, maar ik hoop over een paar maanden met Miss Clarissa Westmoore in het huwelijk te treden.” Het was even stil, maar dan barstte er een geweldig applaus los. Er werd zo hard geklapt en geschreeuwd dat Arendsoog zich afvroeg of de schuur onder dit geluidsgeweld niet zou instorten. Handig sprong hij van het podium af en baande zich een weg door de hem feliciterende mensen naar Clary toe. Deze had op haar beurt een kring van mensen om haar heen die haar feliciteerden, ook al kenden zij haar niet. Op een teken van Arendsoog begonnen de muzikanten echter te spelen en nam iedereen zijn plaats in voor de eerste dans, waarmee zij aan de aandacht ontsnapten. Omdat er veel meer mannen dan vrouwen waren, dansten bijna alle vrouwen mee. Zelfs Mrs. Stanhope zwierde met Juan door de zaal. De kinderen vielen een voor een in slaap en werden snel door hun moeders in het cowboyhuis op bed gelegd. In de woonkamer van het cowboyverblijf zaten een aantal oudere heren te kaarten en zij hielden tegelijkertijd een oogje op de slapende kinderen. De punch vloeide rijkelijk en de muziek wist van geen ophouden. Dans volgde op dans, jonge mannen durfden eindelijk de meisjes waar zij al tijden een oogje op hadden, te vragen en de jongste meisjes, die voor het eerst op mochten blijven, voelden zich heel groot en volwassen toen zij gevraagd werden voor hun eerste dans. “Ik kan niet meer,” pufte Clary met schitterende ogen tegen Arendsoog. “Ik heb de afgelopen uren alleen maar gesprongen en rondgedraaid.” “Je dacht toch niet dat je kon uitrusten, hè?” vroeg Arendsoog plagend, terwijl hij haar overeind trok en weer mee de dansvloer op voerde.
Pas toen de zon opkwam, begonnen mensen langzaam afscheid te nemen. De kinderen werden uit bed gehaald, de lege schalen werden weer meegenomen en iedereen ging vermoeid maar voldaan op huis aan. De bewoners van de S-Ranch zwaaiden de laatste gasten uit. “Wat hebben we een heerlijke tijd gehad,” zei Ann slaperig, terwijl zij allemaal naar de verdwijnende stipjes keken die zich verspreidden over het witte landschap. “Dit was inderdaad een geweldig besluit van een onvergetelijke Kerst,” vond Arendsoog. “Van al mijn avonturen, is dit toch wel het mooiste EINDE.”