bestemmingsplan
Kernen LeimuidenRijnsaterwoude Gemeente Kaag en Braassem
Planstatus:
ontwerp
Plan identificatie:
NL.IMRO.1884.BPKERNENLR-ONT1
Datum:
2013-01-29
Contactpersoon Buro SRO:
Agnes Lont-Benjamins
Kenmerk Buro SRO:
SR110153
Opdrachtgever:
Gemeente Kaag en Braassem
Buro SRO 't Goylaan 11 3525 AA Utrecht 030-2679198 www.buro-sro.nl
BTW nummer: KvK nummer: Rabobank rekeningnummer:
NL8187.16.071.B01 30232281 1421.54.024 t.n.v. Buro SRO B.V. te Utrecht
2
Inhoudsopgave 1 Inleiding ................................................................................................................................................... 5 1.1 Aanleiding planherziening ................................................................................................................................... 5 1.2 Plangebied ........................................................................................................................................................... 5 1.3 Totstandkoming van het plan.............................................................................................................................. 8 1.4 Leeswijzer ............................................................................................................................................................ 8
2 Gebiedsbeschrijving ................................................................................................................................ 9 2.1 Inleiding ............................................................................................................................................................... 9 2.2 Leimuiden............................................................................................................................................................ 9 2.3 Rijnsaterwoude ................................................................................................................................................. 12
3 Beleidskader .......................................................................................................................................... 15 3.1 Rijksbeleid ......................................................................................................................................................... 15 3.2 Provinciaal beleid .............................................................................................................................................. 17 3.3 Regionaal beleid ................................................................................................................................................ 21 3.4 Gemeentelijk beleid .......................................................................................................................................... 22
4 Planbeschrijving .................................................................................................................................... 27 4.1 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan ................................................................................................ 27 4.2 Ruimtelijke hoofdopzet ..................................................................................................................................... 27 4.3 Planaspecten ..................................................................................................................................................... 27 4.4 Verkeer en parkeren ......................................................................................................................................... 29 4.5 Ontwikkelingen ................................................................................................................................................. 30
5 Randvoorwaarden ................................................................................................................................. 33 5.1 Milieu ................................................................................................................................................................ 33 5.2 Externe veiligheid .............................................................................................................................................. 39 5.3 Waterhuishouding............................................................................................................................................. 42 5.4 Archeologie ....................................................................................................................................................... 45 5.5 Cultuurhistorie .................................................................................................................................................. 47 5.6 Flora en fauna ................................................................................................................................................... 47
6 Planopzet ............................................................................................................................................... 49 6.1 Verbeelding ....................................................................................................................................................... 49 6.2 Planregels .......................................................................................................................................................... 49 6.3 Bestemmingsmethodiek ................................................................................................................................... 50
7 Uitvoerbaarheid ..................................................................................................................................... 53 7.1 Economische uitvoerbaarheid ........................................................................................................................... 53 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ................................................................................................................... 53
Bijlagen...................................................................................................................................................... 55
3
4
1 Inleiding 1.1 Aanleiding planherziening Voor de kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude vigeert het bestemmingsplan 'Kernen LeimuidenRijnsaterwoude'. Dit bestemmingsplan is 1999 vastgesteld en is in 2005 gedeeltelijk herzien. Gezien leeftijd en systematiek is dit bestemmingsplan onvoldoende toegesneden op de actuele situatie en daardoor minder goed werkbaar voor zowel het ambtelijk apparaat als de burger. Daarnaast dient elke gemeente, op grond van het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, voor juni 2013 voor heel haar grondgebied actuele bestemmingsplannen te hebben. Voorgaande ontwikkelingen hebben de gemeente Kaag en Braassem ertoe doen besluiten voor de kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Dit bestemmingsplan zal vooral gericht zijn op het behouden en beheren van de bestaande ruimtelijke situatie. Waar nodig zullen ontwikkelingsmogelijkheden flexibel in het bestemmingsplan worden ingezet.
1.2 Plangebied Ligging en begrenzing Het plangebied betreft de kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude. Dit zijn respectievelijk de meest noordelijk en de meest oostelijk gelegen kernen van de gemeente Kaag en Braassem. De volgende afbeelding toont de ligging van de twee kernen.
Ligging kernen Op hoofdlijnen worden in voorliggend bestemmingsplan de plangrenzen overgenomen van het vigerende bestemmingsplan Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude. Om echter overbodige
5
vertraging van voorliggend bestemmingsplan te voorkomen wordt de N207, en de gronden die mogelijk bij de ontwikkeling van de nieuwe ontsluitingsweg betrokken zijn, losgekoppeld. Leimuiden De begrenzing van de kern Leimuiden bestaat, globaal gezien, uit de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder in het noorden, de N207 in het oosten, de rivier de Drecht in het zuiden en het buitengebied van Kaag en Braassem in westen. De plangrenzen van de kern Leimuiden zijn op de volgende afbeelding weergegeven.
Begrenzing kern Leimuiden
6
Rijnsaterwoude De begrenzing van de kern Rijnsaterwoude bestaat, globaal gezien, uit het buitengebied van Kaag en Braassem in het noorden en oosten, de Leidsche Vaart in het zuiden en het Braassemermeer in het westen. De plangrenzen van de kern Rijnsaterwoude zijn op de volgende afbeelding weergegeven.
Begrenzing plangebied Rijnsaterwoude
7
Vigerende bestemmingsplannen Voor het plangebied vigeren, voor de inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan, de bestemmingsplannen zoals aangegeven in de volgende tabel. Naast deze bestemmingsplannen vigeren in het plangebied ook nog diverse postzegelbestemmingsplannen. Voorliggend bestemmingsplan 'Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude' vervangt alle vigerende (postzegel)bestemmingsplannen. Bestemmingsplan Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude
Vaststelling Raad 28 april 1999
1e herziening Kernen LeimuidenRijnsaterwoude
24 juni 2004
Goedkeuring GS 14 december 1999 1 februari 2005
Onherroepelijk 17 april 2000 31 maart 2005
1.3 Totstandkoming van het plan Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting is meer het beschrijvende deel van het bestemmingsplan en bevat de verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven. Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan heeft een (veld-)inventarisatie plaatsgevonden. Hiermee zijn bestaande functies en bebouwing in beeld gebracht. Deze bebouwing en functies zijn terug te vinden op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan. Het 'Handboek Bestemmingsplannen' van de gemeente Kaag en Braassem heeft als leidraad gefungeerd bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan. Het handboek heeft tot doel om de verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente zoveel mogelijk uniform te maken.
1.4 Leeswijzer Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een gebiedsbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt een planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 5 komen alle voor het bestemmingsplan relevante milieu- en overige aspecten aan de orde, waarna het geheel wordt vertaald in een planopzet die in hoofdstuk 6 wordt toegelicht. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak- en overlegmomenten zijn opgenomen.
8
2 Gebiedsbeschrijving 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied beschreven. De ruimtelijke elementen structureren het gebied en verdelen deze in een aantal deelgebieden waarbinnen functies hun eigen positie hebben. In de beschrijving wordt onderscheid gemaakt tussen de kern Leimuiden en de kern Rijnsaterwoude.
2.2 Leimuiden Leimuiden is met bijna 5.000 inwoners de op één na grootste kern van de gemeente Kaag en Braassem. De ligging tussen Amsterdam en Leiden maakte van Leimuiden al vroeg een strategisch punt voor het transport van goederen over weg en water. Rond de knik in de Herenweg verdichtte het lintdorp zich tot een dorpskern met de bijbehorende voorzieningen en bedrijvigheid. Vanuit de dorpskern groeide het dorp richting de Drecht en later ook via het Noordeinde richting de ringvaart. In de 20ste eeuw volgden grotere uitbreidingen in de polder aan de westkant van het dorp. Van oudsher heeft Leimuiden een centrumfunctie. Het dorp heeft een compleet aanbod van voorzieningen met een supermarkt en alle winkels voor de dagelijkse boodschappen. Enkele jaren geleden besloot de gemeente om het centrum van Leimuiden te vernieuwen. Deze ontwikkeling zal de komende jaren verder gestalte krijgen. Voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs en sport zijn voldoende aanwezig. Daarmee is Leimuiden een zelfstandige dorpskern waar inwoners alle basisvoorzieningen kunnen vinden. Leimuiden kenmerkt zich door de ligging aan het water. Het dorp is omringd door water. Aan de noordzijde ligt de ringvaart van de Haarlemmermeer, aan de noordoostzijde de Westeinderplassen en aan de zuidzijde ligt de Drecht, een historische vaarverbinding tussen Amsterdam en Leiden. Leimuiden biedt daarom veel kansen op het gebied van watertoerisme. Lag het dorp eeuwenlang op een strategische locatie, met de aanleg van de A4 door de Haarlemmermeer dreigde Leimuiden te marginaliseren. De komst van de provinciale weg zorgde voor een snelle verbinding naar de A4 en maakt dat Leimuiden nog steeds een aantrekkelijk vestigingsmilieu is voor bedrijven, vooral rond de N207 op bedrijventerrein Drechthoek I en langs de Tuinderij. Binnen de kern Leimuiden zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden. In de navolgende tekst wordt per deelgebied een beschrijving gegeven. De deelgebieden zijn op de volgende afbeelding weergegeven.
9
Deelgebieden Leimuiden Authentiek lint Het oude lint van Leimuiden vormt geen lange continue structuur door het landschap zoals gebruikelijk binnen de gemeente Kaag en Braassem. Het lint wordt oorspronkelijk gevormd door twee naar elkaar toe gegroeide bebouwingsclusters ter hoogte van de knik (dorpscentrum) en ter hoogte van de Drecht. Het historische lint van Leimuiden wordt doorsneden door de in de jaren vijftig aangelegde provinciale weg. De opzet van het lint is hier relatief ruim en bestaat voornamelijk uit vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen en als uitzondering een enkele korte rij. De Oosterweg komt in dit deel van het lint haaks uit op de Burgemeester Bakhuizenlaan. Aan dit zijstraatje liggen enkele bedrijven met bedrijfswoningen en een relatief lange rij vooroorlogse woningen. Aan de andere kant van de provinciale weg (Dokter Stapenseastraat) verschilt de kavelindeling sterk per gebouw. Er komen zeer ruime groene kavels met woningen voor, maar ook grote winkelpanden die dicht op de weg staan. Verder richting het centrumgebied wordt het autoverkeer om het centrum heen geleid via de Tuinderij. Hierdoor heeft de Dokter Stapenseastraat en vervolgens de Dorpsstraat een autoluw karakter. Een aantal gebouwen in het lint staat op zeer grote kavels. Dit zorgt samen met het onbebouwde dijklichaam voor een groene rand richting de omliggende woongebieden. Dit groene onbebouwde karakter dient behouden te blijven. Verder naar het zuiden in de nabijheid van de Drecht staat de bebouwing weer dichter op de weg, maar blijft het open en kleinschalige karakter van het lint in stand. In dit gebied komen wel enkele bijzondere functies voor, maar er wordt hoofdzakelijk gewoond. Dorpshart Ter hoogte van de knik in het lint ligt het dorpsplein. Dit kan gezien worden als het centrum van Leimuiden. Momenteel wordt gewerkt aan planvorming voor de herontwikkeling van het centrumgebied. Het nieuwe centrum zal worden gerealiseerd op de huidige locatie van het dorpscentrum van Leimuiden. De locatie is grofweg op te delen in deelgebied Zuid en deelgebied Noord.
10
Binnen het plangebied zal aan de noordzijde van de Dokter Stapenseastraat kantoorruimte voor onder andere dienstverlening worden gerealiseerd. Boven de kantoorruimte komen appartementen. Op het achterliggende deel is ruimte voor grondgebonden eengezinswoningen gesitueerd met parkeerplaatsen. Voor het zuidelijke liggen er plannen om extra winkelconcentratie te creëren rondom een winkelplein. Dit onderdeel zal in een zelfstandig bestemmingsplan planologisch verankerd worden. De kleinschalige bebouwing rondom het dorpsplein staat dicht op de openbare weg en dicht op elkaar. Verder richting het westen (Nokweg) en het zuiden (Dorpsstraat) neemt deze intensiteit weer af en staat de bebouwing ruimer op de kavel. Woonwijken De bebouwing van de woonbuurten bestaat voor het overgrote deel uit eengezinswoningen. De eerste planmatige uitbreiding van Leimuiden heeft plaats gevonden in de jaren vijftig. Deze uitbreiding ligt aan de westkant van het centrumgebied. De woningbouw is ontsloten via de doorgetrokken Nokweg en de Kerklaan. Vervolgens is deze wijk in de jaren zestig verder naar het westen toe uitgebreid. Dit proces is ook in de jaren zeventig en tachtig voortgezet. In die periode is ook een parkachtige zone aangelegd als onderdeel van het woongebied. In deze parkzone ligt aan de Larikslaan een cluster van maatschappelijke voorzieningen. In ruimtelijk opzicht is enige verdichting van dit cluster aanvaardbaar. Daarnaast heeft er een tweede planmatige uitbreiding van Leimuiden plaatsgevonden aan de oostzijde van het oude dorpslint. Deze woonbebouwing is eind jaren tachtig gerealiseerd en wordt ontsloten door de Tuinderij. Aan de overzijde van de ontsluitingsweg bevindt zich een bedrijvenconcentratie. Meerewijck Het gebied Meerewijck werd in eerste instantie opgezet als gebied voor recreatieve ligplaatsen, met daaraan gekoppelde recreatiewoningen. De woningen zijn thans in gebruik voor permanente bewoning. Dit heeft gezorgd voor een specifiek ruimtegebruik van het gebied. Het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten dient in het aankomende bestemmingsplan gewaarborgd te blijven. Kroondomein Aan de rand van het dorp, met uitzicht op de omliggende groene polders, is de nieuwste uitbreiding van Leimuiden gerealiseerd: Kroondomein. Kroondomein moet een speelse, groene wijk worden met veel verschillende woningtypes in een landelijke authentieke stijl. In Kroondomein zijn 124 woningen gebouwd. Noordeinde Begin 20ste eeuw is de eerste bebouwing langs het Noordeinde gerealiseerd. Kenmerkend voor het Noordeinde zijn de vele bedrijven in het lint. De grote bedrijfsgebouwen liggen over het algemeen achter de bedrijfswoningen waardoor het Noordeinde toch een dorps karakter heeft. Aan het einde van het Noordeinde zijn echter enkele expressieve bedrijfsgebouwen gerealiseerd die dit karakter aantasten. Om de kwaliteit van het lint te behouden zijn dergelijke nieuwe ontwikkelingen ongewenst en moet meer aansluiting worden gezocht bij de overige bebouwing aan het Noordeinde. Vanwege het Luchthavenindelingsbesluit (LIB) en het geluid vanaf de provinciale weg is woningbouw echter zeer moeilijk te realiseren. Naast vrijstaande bedrijfswoningen komen er in de eerste lijn ook normale woningen voor. Hierbij gaat het om een mix van woningtypes met verschillende kappen en kaprichtingen. Vanaf de provinciale weg zijn het met name deze kappen die het beeld bepalen. Natuur Groenstructuur Tussen de wijk Meerewijck en het Noordeinde bevindt zich een strook rietlanden, genaamd Wildernis. Deze strook natuur dient onaangetast te blijven. Aansluitend aan de rietlanden ligt de dijk van Leimuiden. Deze dijk maakt deel uit van een groenstructuur die op 2 plekken Leimuiden insnijdt. De groenstructuur is voor de ruimtelijkheid en leefbaarheid van grote waarde voor de kern en dient behouden te blijven.
11
Sportvoorzieningen Aansluitend op de noordelijke groene rand van Leimuiden liggen enkele sportvelden. Deze sportvelden zorgen voor een ruimtelijke beleving vanuit de omliggende woonwijken. Hoewel de velden binnen de bebouwingscontouren zijn gesitueerd, liggen er momenteel nog geen plannen om deze sportvoorziening in te zetten voor woningbouw. Het Hollandsche plassengebied Leimuiden wordt ruimtelijk omsloten door drie grote waterstructuren die elk onderdeel uitmaken van het Hollandsche plassengebied. In het noorden is dat de Ringvaart, in het oosten de Westeinderplassen en in het zuiden is dat de Drecht. Buiten de wijk Meerewijck heeft Leimuiden weinig interactie met het water. De drechtzone Aan de Raadhuislaan staan aan weerskanten voornamelijk vrijstaande woningen, waarbij de woningen aan de zuidzijde dichter op elkaar staan en gericht zijn op de Drecht. De woningen aan de noordzijde van de Raadhuislaan zijn pas eind jaren tachtig gerealiseerd en liggen tegen het dijklichaam aan. Aan de Drechtlaan zijn een aantal woningen als individuele woningbouw gerealiseerd. De woningen zijn vrijstaand en de tuinen zijn gericht op de Drecht. Ten zuiden van de Drecht worden de woningen ontsloten door de Molenkade en de Drechtkade. Dit kleinschalige gebied is compact opgezet en heeft een vriendelijke dorpse uitstraling. Bebouwing bestaat uit één laag met kap. Aan de Drecht liggen tevens enkele woonboten. De woonboten hebben een vaste ligplaats en mogen per ligplaats een bijgebouw op de kade plaatsen. De woonboten worden ontsloten door de Molenkade. Monumenten Leimuiden kent de volgende monumenten:
Dorpstraat 49 --> Ned.Herv. Bakstenen zaalkerk uit 1805 (rijksmonument); Noordeinde 5 --> Woonhuis uit eerste kwart 20ste eeuw (gemeentelijk monument).
2.3 Rijnsaterwoude Rijnsaterwoude is een oud lintdorp dat net als Leimuiden ontstaan is langs de Herenweg. Van oudsher kent het dorp twee verdichtingen van bebouwing in het lint. Een ter hoogte van de Schoolstraat/Overbuurt; de andere ligt iets zuidelijker bij de kruising met de Leidse Vaart. In de jaren zestig is bij beide verdichtingen een nieuwbouwwijkje in de polder toegevoegd. In het dorp staan verschillende monumentale boerderijen, molens en woonhuizen. Met 1.200 inwoners is Rijnsaterwoude een van de kleinere kernen van de gemeente. In het dorp zijn nauwelijks voorzieningen aanwezig. Er zijn nog wel een dorpshuis, een restaurant en een basisschool met gymzaal. De school is ook ankerpunt voor andere maatschappelijke voorzieningen in het dorp. Rijnsaterwoude heeft nog een uitgesproken agrarisch karakter. In het lint wonen enkele agrariërs die met mens en machine vanuit de kern de omliggende landerijen bewerken. De agrariër is tevens beheerder van het weidse en open landschap van droogmakerijen, dat zo karakteristiek is voor deze kant van de gemeente. Het dorp ligt aan de oostkant van het Braassemermeer en wordt aan de zuidkant begrensd door de Leidse Vaart. Toch is de relatie met het water mager. De overwegend westelijke wind zorgt ervoor dat Rijnsaterwoude vaak ‘aan lager wal’ ligt en dat is voor watersporters minder gunstig.
12
Binnen de kern Rijnsaterwoude zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden. In de navolgende tekst wordt per deelgebied een beschrijving gegeven. De deelgebieden zijn op de volgende afbeelding weergegeven.
Deelgebieden Rijnsaterwoude Authentiek lint De lintbebouwing langs de Herenweg ligt op een strook bovenland tussen twee diepe droogmakerijen. Het karakter van het lint is divers en kleinschalig. Door zijn verticale ligging verbind het lint de noordelijk gelegen uitbreidingskom met de zuidelijk gelegen naoorlogse uitbreidingswijk. Aan de noordzijde kent het lint een kom, dat tevens als centrum aan te merken is. Naoorlogse uitbreidingswijken Aansluitend aan de kom ligt een uitbreidingswijk. Een tweede uitbreidingswijk is gelegen aan de zuidzijde van het lint. Beide wijken liggen aan de westelijke zijde van Rijnsaterwoude, tegen het lint aangebouwd. Natuur Dijktalud oostelijke zijde lint
13
Ten oosten van het lint en de kom bevindt zich een dijktalud dat zorgt voor een groene rand om de lintstructuur. Dit dijktalud valt binnen de contouren van de plankaart. De agrarische bestemming op deze rand zorgt voor een natuurlijke grens tot het achterland, die op sommige delen wordt verbreed met een strook water. Suyderbon Het gebied Suyderbon, ten westen van Rijnsaterwoude, kenmerkt zich als een uitgestrekt grasland. Gezien de agrarische bestemming die er op ligt is bebouwing uitgesloten. In het verleden is onderzocht of dit gebied zich leende voor uitbreiding van de zuidelijk gelegen woonwijk. Uit het onderzoek bleek echter dat er binnen Rijnsaterwoude geen vraag is naar een uitbreiding van het woningaanbod op dergelijke schaal. In de toekomst kan dit gebied wellicht worden ingezet om ruimte te bieden aan de recreatieve ontwikkelingen. Het Hollandsche plassengebied Rijnsaterwoude wordt aan de west- en zuidzijde omsloten door het Braassemermeer en de Leidsevaart. Ondanks deze directe nabijheid van het water ontbreekt de relatie met de kern. Grotendeels ligt dit in het feit dat Rijnsaterwoude van het water wordt gescheiden door een dijk van enkele meters hoog ten opzichte van het achterliggende gebied Suyderbon. Aan de noordzijde, waar het water dichter naar het lint trekt, is de relatie tussen de kern en het water duidelijker. Dit uit zich in de aanwezigheid van twee jachthavens. Jachthaven In het noordwesten van Rijnsaterwoude is een Jachthaven gelegen. Gezien de recreatieve ambitie van de gemeente kan gestalte worden gegeven aan mogelijke uitbreidingsplannen van deze jachthavens. Monumenten Rijnsaterwoude kent de volgende monumenten:
Herenweg 26 --> Ned.Herv. kerk uit 1550 (rijksmonument) Herenweg 128 --> industrieel monument met noordgevel van waarde (gemeentelijk monument); Leidsevaart 1 --> ijzeren ophaalbrug uit 1872 (gemeentelijk monument).
14
3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.1.1 Nota Ruimte: Ruimte voor ontwikkeling De ‘Nota Ruimte: Ruimte voor ontwikkeling’ (de Nota Ruimte) is in februari 2006 in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (en de actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte. De in de Nota Ruimte vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de ‘Gebiedsgerichte Economische Perspectieven’ en het ‘Actieplan Bedrijventerreinen’, de ‘Agenda Vitaal Platteland’ en het daarbij behorende meerjarenprogramma ‘Groene ruimte’ en het actieprogramma voor ruimte en cultuur. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: 1. 2. 3. 4.
versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid.
Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht, ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het Rijk en de decentrale overheden. Hierbij wordt uitgegaan van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op "ontwikkelingsplanologie" en minder op "toelatingsplanologie". Daarnaast is het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied. In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Om de kwaliteit te waarborgen is voor geheel Nederland een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen omdat deze gebieden en netwerken voor het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. Voor deze gebieden draagt het Rijk dan ook in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid. Planspecifiek Eén van de hoofddoelen van de Nota Ruimte is het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland. De levendigheid van de kernen speelt een grote rol bij de vitaliteit van de kernen. Leimuiden en Rijnsaterwoude hebben beiden de benodigde ruimte om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Om de levendigheid van de kernen te waarborgen is in het bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om deze ruimte naar behoefte in te vullen. 3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende
15
economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de vigerende beleidsdocumenten gedateerd. De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het ‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt; over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan; een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Nederland concurrerend Nederland heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke regio’s en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld. Nederland bereikbaar De groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. Nederland leefbaar en veilig De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen zal moeten toenemen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent voor alle ruimtelijke plannen: 1. 2. 3.
eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling; vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt; mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Planspecifiek Onderhavig plangebied betreft bestaand stedelijk gebied, waarin zeer beperkt ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking biedt daarom geen meerwaarde.
16
3.2 Provinciaal beleid In juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld door Provinciale Staten van de Provincie Zuid-Holland. Samen vormen deze drie documenten de 'Visie op Zuid-Holland'. Visie op Zuid-Holland is in de plaats gekomen van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. In de 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). 3.2.1 Provinciale structuurvisie De kern van de Provinciale structuurvisie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Versterking van het stedelijk netwerk gaat uit van het intensief benutten van ruimte in bestaand bebouwd gebied door het ruimtegebruik op locaties en infrastructuur beter te benutten. Het provinciaal belang richt zich op de ambities:
Bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid); Stedelijke detailhandelstructuur versterken; Culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).
Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie zich nadrukkelijk ook op de ruimtelijke kwaliteiten. Dit komt tot uitdrukking in de provinciale belangen. Deze hebben zowel betrekking op functionele als kwalitatieve aspecten. Deze aspecten worden in beeld gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart. De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Op de kwaliteitskaart staan daarnaast zowel de bestaande als gewenste kwaliteiten benoemd op een globale, regionale schaal. Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Dit geldt ook buiten het stedelijk netwerk. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken. Voorbeelden zijn de mix van wonen en werken en het combineren van logistieke bedrijven en kassen zoals in de Zuidplaspolder ontwikkeld worden. Herstructurering is een goede methode om functies te herschikken in het kader van intensivering van het stedelijk gebied. In sommige gevallen verandert op kleine schaal het ruimtegebruik, maar herstructurering betreft vooral functiebehoud. Wanneer overwegend sprake is van functieverandering maar deze veranderingen in het ruimtegebruik nog niet volledig duidelijk zijn, is er sprake van een transformatieopgave. Planspecifiek De volgende twee afbeeldingen tonen uitsneden van de functiekaart en de kwaliteitskaart uit de Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte'.
17
Uitsnede functiekaart Provinciale structuurvisie
Uitsnede kwaliteitskaart Provinciale structuurvisie De gronden van het plangebied zijn op de functie- en kwaliteitskaart grotendeels aangewezen als 'stads- en dorpsgebied' en als 'dorpskern', een kleinschalig stads- en dorpsgebied omgeven door landelijk gebied. Een stads- en dorpsgebied is een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Daarnaast is een klein deel van het plangebied aangewezen als natuurgebied. Voorliggend bestemmingsplan betreft bestaand stedelijk gebied en heeft overwegend een conserverend karakter. De ontwikkelingen die wel zijn opgenomen vinden plaats in het bestaand stedelijk gebied en passen goed binnen de aanwijzing van het plangebied als stads- en dorpsgebied.
18
3.2.2 Verordening Ruimte De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte'. De Verordening Ruimte bevat tevens instructieregels die van belang zijn voor de gemeente bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. De verordening omvat in aanvulling op de structuurvisie toetsbare criteria van provinciaal belang waaraan planvorming moet voldoen. In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzonering, lucht- en helihavens, molen- en landgoedbiotopen. Planspecifiek Het plangebied is grotendeels gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Vanuit de Verordening ruimte zijn daarom vooral de regels met betrekking tot de bebouwingscontouren van toepassing op dit bestemmingsplan. Bebouwingscontouren De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren, middels bebouwingscontouren. In de Verordening Ruimte zijn geen artikelen opgenomen die een uitspraak doen over bebouwing binnen de bebouwingscontour. Verstedelijking buiten deze ‘rode contour’ is in principe niet toegestaan. De bebouwingscontouren vormen een hard kader bij ontwikkelingen in de kernen. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. De bebouwingscontouren zijn getrokken om de kernen, rekeninghoudende met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd. Op de volgende afbeelding zijn de bebouwingscontouren rondom de kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude weergegeven.
Bebouwingscontouren Binnen de bebouwingscontouren zijn er gebieden waar nog gebouwd kan worden en gebieden waar nog geen ontwikkelingsplannen voor zijn. Voor de kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude hanteert de
19
provincie voor de netto toevoeging van de woningvoorraad een norm van 50 procent binnen bestaand stads- en dorpsgebied 2010 en 50 procent buiten bestaand bebouwd gebied maar binnen de bebouwingscontour. Gezien de voorziene demografische ontwikkelingen is de provincie van mening dat deze bebouwingscontouren voldoende ruimte voor de opvang van stedelijke ontwikkelingen in de planperiode bieden. 3.2.3 Uitvoeringsagenda In de Provinciale structuurvisie heeft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen beschreven. Doelstellingen die alleen gehaald kunnen worden als instrumenten, programma's en projecten in onderlinge samenhang worden uitgevoerd. In de uitvoeringsagenda worden de meeste relevante uitvoeringsactiviteiten in beeld gebracht met als doel vanuit het daarmee gecreëerde overzicht invloed te kunnen uitoefenen op de samenhang van de diverse programma's en projecten. Daarmee worden de in de visie genoemde doelen en kwaliteiten dichterbij gebracht. Planspecifiek Op de volgende afbeelding is de kaart van de uitvoeringsagenda weergegeven.
Uitvoeringsagenda Het plangebied is gelegen in een gebied dat op de kaart van de uitvoeringsagenda is aangewezen als het Hollands Plassengebied, een provinciaal landschap. Voor dit gebied geldt dat men het vitale en waardevolle landschap wil ontwikkelen en behouden. Daarnaast wil men in 2020 bestuurlijke samenwerking gerealiseerd hebben, een gezamenlijk investeringsprogramma hebben bepaald en moeten er diverse project uitgevoerd zijn. Voorliggend bestemmingsplan staat deze ontwikkelingen niet in de weg.
20
3.3 Regionaal beleid 3.3.1 Luchthavenindelingbesluit Het Luchthavenindelingbesluit (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet en dateert van 26 november 2002. In het LIB staan de regels voor het gebruik van de luchthaven en de bebouwing rond Schiphol. Op basis van het LIB kunnen beperkingen opgelegd worden aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Planspecifiek Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de overzichtskaart 'Beperking bebouwing' uit het LIB weergegeven.
Beperking bebouwing Uit voorgaande afbeelding blijkt dat een deel van de gronden van de kern Leimuiden is aangewezen met nummer 4. Met betrekking tot deze gronden staat in artikel 2.2.1 lid 4 van het LIB dat op deze gronden geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie zijn toegestaan, behoudens bestaand gebruik. Met voorliggend bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die hiermee in strijd zijn. Daarnaast zijn, op basis van artikel 2.2.2 van het LIB, in zowel de kern Leimuiden als de kern Rijnsaterwoude geen nieuwe objecten toegestaan die hoger zijn dan 150 m. Dergelijke objecten zijn in het plangebied ook niet voorzien.
21
3.4 Gemeentelijk beleid 3.4.1 Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie De Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie van de gemeente Kaag en Braassem is vastgesteld op 12 december 2011. Het doel van deze structuurvisie is het integraal in beeld brengen van vraagstukken en kansen en deze te gebruiken als bouwstenen voor een helder toekomstperspectief. De Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie is de basis voor nieuw te maken beleid op gebied van wonen, zorg, welzijn, onderwijs, economie, toerisme, landschap en bestemmingsplan. In de structuurvisie wordt voor de kernen binnen Kaag en Braassem een onderscheid gemaakt in 'Groen- en groeikernen'. In de volgende tabel zijn de perspectieven van een groen-/groeikern weergegeven.
Woningbouwopgave Commerciële voorzieningen Maatschappelijke voorzieningen
Groeikernen Kwantitatief (en kwalitatief) uitbreiden woningaanbod Versterken commerciële voorzieningen Versterken maatschappelijke voorzieningen
Groenkernen Kwalitatief uitbreiden woningaanbod Selectief aanbod commerciële voorzieningen Selectief aanbod en bundelen maatschappelijke voorzieningen
Voorts wordt er voor het beleidsveld recreatie aangestuurd op het benutten van de aanwezige recreatieve kansen. Hierin zit ook de wens opgenomen om de huidige relatie tussen het water en het land te laten bloeien. Voor wat betreft de volkshuisvesting heeft de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie beide vigerende woonvisies (van voormalig Alkemade en Jacobswoude) in zich opnemen. Planspecifiek De kern Leimuiden is aangemerkt als 'groeikern'. De kern Rijnsaterwoude is daarentegen aangemerkt als 'groenkern'. Op de vertaling van de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie in voorliggend bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 4.3 ingegaan. 3.4.2 Welstandsnota In 2009 zijn de gemeenten Alkemade en Jacobswoude samengegaan in de nieuwe gemeente Kaag en Braassem. Omdat Alkemade wel welstandsbeleid had en Jacobswoude niet, heeft de gemeenteraad van de nieuwe gemeente Kaag en Braassem op 29 juni 2009 besloten het hele grondgebied van Kaag en Braassem vrij te stellen van welstandsbeleid, behalve bij monumenten en beschermde dorpsgezichten. Met een specifiek welstandsbeleid voor beschermde dorpsgezichten en monumenten streeft de gemeente naar behoud van het cultuurhistorisch en landschappelijk karakter. Dit specifieke welstandsbeleid is op 6 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Kaag en Braassem. Planspecifiek In het plangebied zijn diverse rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig (zie hoofdstuk 2). Uitgangspunt voor het welstandsbeleid is dat de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen beschermd worden. Dat betekent dat rijks- en gemeentelijke monumenten aan een welstandstoets onderhevig zijn. Bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor een rijks- of gemeentelijk monument toetst de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit het bouwplan op redelijke eisen van welstand. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beoordelingsaspecten uit de welstandsnota. In voorliggend bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen die betrekking hebben op een rijks- en/of gemeentelijk monument.
22
3.4.3 Afwijkingenbeleid ruimtelijke ordening Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De invoering van deze wet heeft gevolgen voor de manier waarop wordt omgegaan met het afwijken van het bestemmingsplan. Voorgaande veranderingen en de daarbij behorende aanpassingen van het werkproces binnen de gemeente zijn aanleiding geweest om de notitie 'Afwijkingenbeleid ruimtelijke ordening' op te stellen. Een tweede aanleiding voor deze notitie is de wens om een samenhangend en uniform afwijkingenbeleid te voeren. De notitie 'Afwijkingenbeleid ruimtelijke ordening' is op 28 september 2010 vastgesteld en op 1 oktober 2010 in werking getreden. De notitie zorgt voor een samenhangend en uniform afwijkingenbeleid waardoor er voor zowel burgers, medewerkers van de gemeente als het gemeentebestuur een duidelijk kader ontstaat. Dit maakt de inhoudelijke afwegingen omtrent medewerking aan plannen die afwijken van het bepaalde in het bestemmingsplan toetsbaar. De beleidsnotitie bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit een kwalitatieve toets. Deze toets legt de voorgenomen afwijking langs een meetlat waarin zo volledig mogelijk de diverse aspecten die en rol spelen bij een goede ruimtelijke ordening worden afgewogen. Deze toets zal uitgevoerd moeten worden voor alle afwijkingen van het bestemmingsplan. Naast de kwalitatieve toets kent de beleidsnotitie een kwantitatieve toets. Deze is gebaseerd op de mogelijkheden die de wet biedt om af te wijken van het vigerende beleid en is verder gespecificeerd door het opstellen van beleidsregels. Planspecifiek De gemeente Kaag en Braassem heeft ervoor gekozen de mogelijke afwijkingen zoals opgenomen in de beleidsnotitie niet door te vertalen naar de planregels. Op deze wijze blijft het mogelijk, middels aanpassing van de beleidsnotitie, gedurende de planperiode niet beleidskeuzes en de daarbij behorende afwijkingen ook toe te passen van onderhavig plangebied. 3.4.4 Beroep aan huis gemeente Kaag en Braassem Na de fusie van de gemeente Alkemade en Jacobswoude op 1 januari 2009 bestond er nog geen regeling voor beroep aan huis voor de gemeente Kaag en Braassem. Afhankelijk van het woonadres was door het verschil in de diverse bestemmingsplannen beroep aan huis bij recht, na ontheffing of in zijn geheel niet toegestaan. Op 24 november 2009 is daarom de notitie 'Beroep aan huis gemeente Kaag en Braassem' vastgesteld om een einde aan deze rechtsongelijkheid te maken. De beleidsnotitie bevat een basisregeling om beroep aan huis ruim maar zonder uitstralingseffecten mogelijk te maken. De woonomgeving mag geen hinder hebben van het vestigen van beroep aan huis door een burger. De ruimhartigheid is vooral besloten in het gegeven dat 40% van het woonoppervlak (max. 50 en 100 m2) voor het beroep aan huis gebruikt mag worden en dat er geen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het te gebruiken woonoppervlak. Planspecifiek In de planregels van voorliggend bestemmingsplan is de in de notitie 'Beroep aan huis gemeente Kaag en Braassem' gegeven basisregeling verwerkt. 3.4.5 Insteekhavens In de waterrijke gemeente Kaag en Braassem liggen er veel woonpercelen langs het water. Dit maakt dat regelmatig het verzoek tot het maken van een insteekhaven gedaan wordt. Omdat bij een insteekhaven een beschoeiing (en steigers) worden gebouwd is een bouwvergunning noodzakelijk. In Jacobswoude werd hiervoor een artikel 19-2 WRO procedure gevolgd (ongeschreven beleid). De redenatie was dat het graven van een insteekhaven het omzetten van de bestemming Tuin, Erf of Woondoeleinden in een Waterbestemming is. Ook in voormalig Alkemade verschilde per bestemmingsplan de procedure. In sommige bestemmingsplannen is de insteekhaven expliciet genoemd/geregeld, in andere niet. Met de invoering van de Wro is de artikel 19 lid 2 WRO procedure komen te vervallen. Indien dezelfde interpretatie gevolgd wordt, is in de toekomst voor het creëren van een insteekhaven een bestemmingsplanwijziging nodig. Om dit te voorkomen heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Kaag en Braassem op 2 juni 2009 besloten dat
23
een insteekhaven past binnen de bestemmingen Erf, Tuin of Woondoeleinden, tenzij het bestemmingsplan deze interpretatie nadrukkelijk uitsluit. Voor het maken van een insteekhaven is nog wel steeds een bouwvergunning nodig. Ook is een Keurvergunning van het hoogheemraadschap nodig. Planspecifiek Het beleid met betrekking tot insteekhavens is opgenomen in de planregels. 3.4.6 Nota inbreidingslocaties Op 7 februari 2011 is de Nota inbreidingslocaties vastgesteld door de gemeenteraad van Kaag en Braassem. De ‘Nota inbreidingslocaties’ heeft als doel om een ruimtelijk beleidskader te bieden aan woningbouwinitiatieven binnen de rode contour. Hierdoor worden deze uniform en transparant beoordeeld. Er wordt in de nota een beschrijving gegeven van de bestaande stedenbouwkundige situatie en kwaliteiten binnen elke kern. Uitgangspunt is om nieuwe initiatieven aansluiting te laten vinden bij deze bestaande situatie en kwaliteiten. Hiervoor wordt een afwegingskader gegeven, waardoor ruimtelijke beslissingen gemotiveerd kunnen worden genomen. Dit leidt tot een duurzame ruimtelijk/functionele ontwikkeling van de locaties zelf en de kern als geheel. De nota geeft geen kant en klaar antwoord op de wenselijkheid van een initiatief. De beschreven gebiedskenmerken en samenhangende waardeoordelen gelden als basis voor het verdere onderhandelings- en ontwerptraject bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het kader biedt de gemeente enerzijds houvast om te kunnen sturen op kwaliteit, maar zorgt anderzijds ook voor flexibiliteit om in te kunnen spelen op (markt)ontwikkelingen. Planspecifiek De Nota inbreidingslocaties heeft slecht betrekking op zelfstandige ontwikkelingen. Bij deze zelfstandige ontwikkeling moet sprake zijn van sloop en nieuwbouw (transformatie) of het bebouwen van onbebouwde ruimte, niet passend binnen het geldende bestemmingsplan maar wel binnen de rode contouren van de kernen. Dergelijke ontwikkelingen zijn binnen het plangebied niet voorzien. Er hoeft derhalve geen verdere doorvertaling van de nota naar het bestemmingsplan plaats te vinden. 3.4.7 Beleidsnotitie paardenhouderijen Zowel de voormalige gemeente Alkemade als Jacobswoude hebben een beleidsnotitie opgesteld omtrent paardenhouderijen. In toenemende mate worden in de gemeente particuliere en (semi-) bedrijfsmatige hippische voorzieningen, onder andere in de vorm van paardenbakken, aangelegd. Gebleken is dat er onduidelijkheid bestaat over regelgeving in verband met de toelaatbaarheid van deze voorzieningen. Voor het behoud van het unieke veenweidegebied en haar lintstructuur met monumentale bebouwing is een vitale, sterke agrarische sector gewenst. Voor het ontstaan van sterke agrarische bedrijven zal er niet alleen schaalvergroting moeten plaatsvinden, maar ook een verbreding van activiteiten onder bedrijven die niet kunnen vergroten. In het kader van deze verbreding is de paardenhouderij een optie die steeds meer boeren kiezen. Een uitbreiding van de recreatieve voorzieningen in het buitengebied is een tweede belangrijke impuls voor het veenweidegebied. Naast de recreatieve paardenactiviteiten van boeren gaan ook steeds meer particulieren over tot het houden van paarden. De gemeente wil dit stimuleren, maar ook reguleren ter voorkoming van verrommeling van de ruimte. De bebouwing ten behoeve van paardenhouderijen kan namelijk een behoorlijk negatieve invloed hebben op het landschap. Planspecifiek Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan betreft stedelijk gebied. Er hoeft derhalve geen verdere doorvertaling van de beleidsnotitie naar het bestemmingsplan plaats te vinden.
24
3.4.8 Schepenverordening Op 31 augustus 2009 heeft de raad van de gemeente Kaag en Braassem de Schepenverordening vastgesteld. De Schepenverordening is een samenvoeging van de schepenverordeningen uit de voormalige gemeenten Alkemade en Jacobswoude. In de Schepenverordening zijn regels opgenomen waar alle woonschepen, vaartuigen en ligplaatsen in of aan het open water binnen de gemeente aan dienen te voldoen. Planspecifiek In het plangebied zijn geen woonschepen, vaartuigen en ligplaatsen in of aan het open water aanwezig. Dergelijke ontwikkelingen zijn binnen het plangebied ook niet voorzien. Er hoeft derhalve geen verdere doorvertaling van de verordening naar het bestemmingsplan plaats te vinden. 3.4.9 Coalitieakkoord 2009-2014 Na de fusie van de gemeenten Alkemade en Jacobswoude op 1 januari 2009 is een coalitieakkoord getekend met de titel: ‘Eenheid in verscheidenheid’. Het coalitieakkoord geeft op hoofdlijnen de visie en ambitie weer van de gemeente Kaag en Braassem. Het gemeentebestuur van Kaag en Braassem wil met visie en ambitie werken aan de toekomst van de gemeente. In het akkoord wordt aangegeven op welke manier het college denkt zich te moeten gaan inzetten voor de gemeente op korte en langere termijn. Planspecifiek In het coalitieakkoord worden onder het kopje ruimte twee bouwprojecten in de kern Leimuiden genoemd: het Centrumplan en Beukenlaan II. Deze twee projecten worden meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.
25
26
4 Planbeschrijving 4.1 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan Zoals al in de inleiding is aangegeven, is het verkrijgen van een actueel bestemmingsplan de belangrijkste aanleiding geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Bij het opstellen van een bestemmingsplan kan er uit verschillende plansystematieken gekozen worden. Afhankelijk van de aard van het plangebied, de ontwikkelingen binnen het plangebied en het daarmee samenhangende ruimtelijk beleid wordt de keuze voor een vorm gemaakt. Er zijn op hoofdlijnen drie soorten systematiek te onderscheiden, te weten: een globaal plan, een flexibel plan en een gedetailleerd plan. Om een toekomstbestendig plan te realiseren is er voor gekozen voorliggend bestemmingsplan overwegend in gedetailleerde vorm op te stellen. Het opstellen van een gedetailleerd plan sluit elke ontwikkeling uit. Een dergelijk plan wordt vaak opgesteld om een bestaande situatie vast te leggen, waardoor het plan een conserverend karakter krijgt. Hoewel veel deelgebieden van de kernen veelal conserverend worden benaderd, zijn waar nodig ontwikkelingsmogelijkheden flexibel ingezet. De 'groenkern' Rijnsaterwoude is nadrukkelijk conserverend uitgewerkt, terwijl in de 'groeikern' Leimuiden meer ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden. Zo wordt ook aangesloten bij de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie.
4.2 Ruimtelijke hoofdopzet Gezien het feit dat voorliggend bestemmingsplan overwegend een conserverend plan betreft blijft de huidige ruimtelijke hoofdopzet, zoals deze is geschetst in hoofdstuk 2, grotendeels gehandhaafd. Enkel waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zal de ruimtelijke hoofdopzet gewijzigd worden. Tevens wordt ook functioneel gezien voor een groot deel aangesloten bij het huidige gebruik in het plangebied.
4.3 Planaspecten In voorliggend bestemmingsplan vindt een doorvertaling plaats van het beleid uit de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie van de gemeente Kaag en Braassem. In navolgende tekst wordt op verschillen aspecten uit dit document ingegaan. Leimuiden als groeikern Kwantitatief uitbreiden van het woningaanbod De MRSV stuurt aan op een kwantitatieve uitbreiding van het woningaanbod voor alle groeikernen. Er worden voor Leimuiden meerdere gebieden aangegeven waar de kwantitatieve uitbreiding van het woningaanbod in zal worden geregeld:
Met de bouw van het centrumplan Leimuiden zal een groot aantal nieuwe woningen aan het centrum worden toegevoegd. Naast het opnemen van de locaties Centrumplan Leimuiden en Beukenlaan fase 2, zijn in het bestemmingsplan ook mogelijkheden gecreëerd voor het realiseren van Beukenlaan fase 3 en 4.
Versterking van de commerciële voorzieningen Het realiseren van het Centrumplan Leimuiden versterkt de commerciële voorzieningen van de groeikern. Deze ruimte moet nu, maar vooral in de toekomst worden geboden. Deze versterking en
27
bundeling van de commerciële voorzieningen komt tot uiting in de verdeling van het centrumgebied in een Centrum - 1 en Centrum - 2 bestemming. Versterking van de maatschappelijke voorzieningen Binnen de kern Leimuiden spelen meerdere initiatieven die gerelateerd zijn aan een maatschappelijke voorziening. Er liggen bij de woningbouwvereniging plannen om het seniorencomplex de Peppelhof uit te breiden, en er wordt gezocht voor een locatie binnen Leimuiden tot het realiseren van een nieuw zorgcomplex. Hiervoor liggen mogelijkheden ter plaatse van de huidige ‘Betonwoningen’, maar ook een inpassing in het centrumplan is mogelijk. Rijnsaterwoude als groenkern Kwalitatief uitbreiden van het woningaanbod Het document stuurt aan op een kwalitatieve uitbreiding van het woningaanbod voor alle groenkernen. Ook is er in 2010 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden tot het toevoegen van woningenbouw in Rijnsaterwoude. Conclusie van dit onderzoek was dat het in de huidige markt niet haalbaar is om op grote schaal woningen aan de woningvoorraad van Rijnsaterwoude toe te voegen. Ook het woningmarktonderzoek dat op 8 juni 2011 over de gehele gemeente is uitgevoerd bevestigt deze conclusie. Met deze motivatie zijn er in voorliggend bestemmingsplan geen grootschalige wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van woningbouw. Concreet zijn er dus ook ter plaatse van de Suyderbonlocatie geen mogelijkheden gegeven om op grote schaal woningen toe te voegen aan de kern Rijnsaterwoude. Selectief aanbod commerciële voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen Er worden in Rijnsaterwoude op voorhand geen ontwikkelingen voorzien voor nieuwe commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Gestreefd wordt deze voorzieningen te concentreren in de naastgelegen groeikern Leimuiden. Recreatie Benutten van recreatieve kansen In het document wordt aangestuurd op het benutten van de recreatieve kansen binnen de gemeente. Rijnsaterwoude ligt nabij het Braassemermeer. Deze locatie schept kansen voor kleinschalige recreatieve ontwikkelingen, onder meer voor de aanwezige jachthavens. Ook Leimuiden kent een potentie tot het ontwikkelen van recreatie in of nabij de kern, eventueel gekoppeld met het omliggende water van de Ringvaart, de Drecht of de Westeinderplassen. Economie Concentreren bedrijvigheid In Leimuiden zijn twee bedrijventerreinen gelegen: Drechthoek en Tuinderij. De gemeente wil dat de bedrijvigheid van de kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude op deze terreinen geconcentreerd wordt. Het wordt derhalve planologische mogelijk gemaakt om bedrijven vanuit de kernen te verplaatsen. Voor de vrijgekomen locatie in de kern wordt een wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen. Concentreren van detailhandel Naast het versterken van de commerciële voorzieningen, wordt met het realiseren van het Centrumplan Leimuiden in het zuidelijke deel ook gestuurd op een concentratie van de aanwezige detailhandel. Momenteel wordt er gewerkt aan de planvorming voor dit deel van de centrumontwikkeling. Er is in dit stadium van de planvorming nog geen concrete invulling bekend met betrekking tot het inpassen van detailhandel in het ontwerp. Horeca In voorliggend bestemmingsplan is voor de groenkern Rijnsaterwoude ingezet op het behoud van het bestaande aanbod. Er zijn geen mogelijkheden geboden voor het toevoegen van horeca. In de groeikern Leimuiden wordt de horecaontwikkeling geconcentreerd nabij het centrum, gekoppeld aan het Centrumplan. In de overige deelgebieden van Leimuiden zijn er geen mogelijkheden tot extra horeca geboden.
28
4.4 Verkeer en parkeren Bereikbaarheid De kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude zijn te bereiken via de provinciale weg N207. De N207 verbindt de A12 ter hoogte van Gouda, via Alphen aan den Rijn, met de A4 ter hoogte van Leimuiden. De N207 doorsnijdt de kern Leimuiden en raakt de kern Rijnsaterwoude. Verkeersstructuur Duurzaam veilig Het verkeer kent twee verkeerskundige functies: stromen en uitwisselen. Deze functies verschillen sterk van elkaar en vragen zowel om een eigen inrichting als om specifieke gebruikseisen om het verkeer veilig af te kunnen wikkelen. Vanuit deze verkeerskundige indeling en geïnspireerd op de functionele indeling van wegen, is het Duurzaam Veilig-principe van 'functionaliteit van wegen' ontstaan. Volgens deze indeling vervullen wegen in het ideale geval één functie. Er worden drie typen wegen onderscheiden (SWOV-Factsheet achtergronden bij de vijf Duurzaam Veiligprincipes):
stroomwegen dienen om het verkeer zo veel mogelijk te laten ‘stromen’ en zijn zodanig ingericht dat het verkeer veilig met hoge snelheden van A naar B kan rijden. Dit type weg is bij uitstek geschikt voor doorgaand verkeer. Bij voorkeur zou het verkeer voor het grootste deel van de route over stroomwegen moeten rijden; erftoegangswegen dienen om toegang te verschaffen tot bestemmingen. Op deze wegen mengt het snelverkeer zich met kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals voetgangers en fietsers. Verblijven staat hier centraal en het (snel)verkeer is er te gast. Ook dit vraagt om een eigen inrichting; ten slotte zijn er verbindingswegen gedefinieerd: de gebiedsontsluitingswegen. Dit wegtype heeft een stroomfunctie op wegvakken en een uitwisselfunctie op kruisingen en verbindt zowel stroomwegen met erftoegangswegen als stroomwegen en erftoegangswegen onderling.
Ontsluiting autoverkeer Binnen het plangebied zijn de hoofdwegen in het kader van Duurzaam Veilig gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom. Op deze wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/h. Alle overige wegen in het plangebied zijn aangemerkt als verblijfsgebied. Ontsluiting langzaam verkeer Het fietsverkeer binnen het plangebied wordt binnen de verblijfsgebieden gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Dit is overeenkomstig de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Voor gebiedsontsluitingswegen zijn vrijliggende fietspaden of fietsstroken gewenst, voor zover deze nog niet aanwezig zijn. Openbaar vervoer In het plangebied is één buslijn aanwezig: lijn 56. Deze buslijn, vanaf Leiden Centraal, heeft 8 haltes in de kern Leimuiden. De laatste halte in Leimuiden is tevens het eindpunt van de lijn. Daarnaast is op de N207 een interliner-lijn aanwezig: lijn 370. Deze interliner rijdt van Alphen aan den Rijn, via Leimuiden, naar Schiphol. De interliner heeft één halte in Leimuiden (ter hoogte van de Burgemeester Bakhuizenlaan) en één halte in Rijnsaterwoude (ter hoogte van de Woudsedijk-Zuid). Parkeren Momenteel zijn er weinig concrete parkeerbroblemen binnen de kernen bekend. Om problemen in de toekomst te voorkomen zullen nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten bij de ASVV (Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen) en de LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte).
29
4.5 Ontwikkelingen Voorliggend bestemmingsplan is met name gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom grotendeels een conserverend karakter. In het bestemmingsplan zijn echter wel een aantal lopende ontwikkelingen opgenomen. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingen die gerealiseerd kunnen worden middels een wijzigingsbevoegdheid en ontwikkelingen bij recht. De opgenomen wijzigingsbevoegheden hebben betrekking op:
wijzigingsbevoegdheid 1, Beukenlaan III, de realisatie van 50 woningen; wijzigingsbevoegdheid 2, Beukenlaan IV, de realisatie van 75 woningen; wijzigingsbevoegdheid 3, Herenlaan 151, de realisatie van 10 woningen; wijzigingsbevoegdheid 4, transformatie Agrarisch naar Natuur; wijzigingsbevoegdheid 5, Kloofpad, maximaal 6 woningen.
Verder worden de volgende ontwikkelingen bij recht opgenomen:
Molenkade 24 t/m 26, herbestemming en toevoeging van woningen; Noordeinde 84, toevoeging van woningen; Woudsedijk - Zuid 2, toevoeging van woningen; Raadhuislaan 7 t/m 15, herbestemming en toevoeging van woningen.
Op korte termijn wordt in het kader van de nieuwe ontsluiting van bedrijventerrein Drechthoek een nieuwe aanvullende ontsluitingsstructuur voorzien. Deze ontwikkeling is niet meegenomen binnen het voorliggende bestemmingsplan. Wijzigingsbevoegdheden Plan Beukenlaan betreft een ontwikkeling waartoe reeds in 2008 is besloten. De eerste fasen van deze ontwikkeling zijn reeds gerealiseerd. In de voorliggende besluitvorming is de haalbaarheid reeds onderzocht. De hierbij behorende stukken zijn raadpleegbaar. In aanvulling hierop wordt opgemerkt dat op meer dan 200 meter van de gebieden een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) aanwezig is. Aan de richtafstand van 200 meter wordt voldaan. Bovendien zijn beide gebieden gelegen buiten de 1 ge/m3 geurcontour van de AWZI. Herenlaan 151 betreft een planontwikkeling welke reeds enige tijd in procedure is, maar waarvan de planvorming nog niet is afgerond. In het kader van de planvorming heeft reeds een onderzoek naar de bodemkwaliteit plaatsgevonden. Hieruit blijken geen belemmeringen. Wel zijn in de directe omgeving van de locatie enkele bedrijven gelegen:
Agrarisch loonwerkbedrijf (herenweg 157B) > 50 meter (voldoet) Melkrundveehouderij (Herenweg 76) > 50 meter (voldoet) School (Herenweg 145) op minder dan 10 meter van de grens van het plangebied. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Nadere onderbouwing zal nodig zijn bij de realisatie van woningen. Sportzaal (Herenweg 153) op minder dan 10 meter van het grens van het plangebied. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter (aangesloten bij 926, sportscholen, gymnastiekzalen). Nadere onderbouwing zal nodig zijn bij de realisatie van woningen.
Voor wat betreft de school en de sportzaal zal de haalbaarheid nader onderbouwd moeten worden. Mogelijk dat het gebied aangemerkt kan worden als gemengd gebied en daarmee de richtafstanden verkleind kunnen worden tot 10 meter. Wijzigingsgebied 4 en 5 betreffen het overnemen van de bestaande wijzigingsbevoegdheid in het nu geldende bestemmingsplan.
30
Ontwikkelingen bij recht Het voorliggende bestemmingsplan staat 4 ontwikkelingen bij recht toe. De Molenkade 24 t/m 26 betreft een herbestemming van een bedrijfs- naar een woonbestemming. Deze herbestemming bevat een toevoeging van 3 appartementen in de voormalige graansilo. Op het Noordeinde 84 wordt de toevoeging van 3 vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Op de Woudsedijk - Zuid 2 wordt het bouwplan voor twee woningen mogelijk gemaakt. Het betreft hier het opnemen van het eerder verleende projectbesluit. Het college heeft op 20 april 2010 dit besluit verleend. Tot slot wordt aan de Raadhuislaan 7 t/m 15 het voormalige bedrijf herbestemd naar wonen. Hierbij wordt de toevoeging van 4 woningen mogelijk gemaakt. Nieuwe ontsluiting Bestemmingsplan Drechthoek in het kader van de nieuwe ontsluiting van bedrijventerrein Drechthoek wordt op termijn voorzien in een nieuwe aanvullende ontsluitingsstructuur. De ruimtelijke reservering is in bestemmingsplan Drechthoek al gemaakt. De daadwerkelijke aansluiting op de Burg. Bakhuizenlaan wordt in dit bestemmingsplan nog niet mogelijk gemaakt. Hiervoor wordt bestemmingsplan De Passage nog voor opgesteld. In dat kader worden de benodigde haalbaarheidsonderzoeken en de procedure hogere grenswaarden doorlopen.
31
32
5 Randvoorwaarden De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Onderhavig bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Derhalve is in veel gevallen geen nader onderzoek noodzakelijk. Voor de planontwikkeling aan de Beukenlaan zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In de wijzigingsbepalingen is geborgd dat onderzoek verricht wordt naar de verschillende haalbaarheidsaspecten. Door dit randvoorwaardelijk op te nemen is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk onderzoek te verrichten naar de uitvoerbaarheid. Beide wijzigingsgebieden liggen niet binnen een onderzoekszone zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. Een ontheffing van de grenswaarden is daarmee niet noodzakelijk. Van de vier ontwikkelingen die bij recht mogelijk worden gemaakt zijn voor 2 ontwikkelingen ruimtelijke onderbouwingen in de bijlage van voorliggende toelichting opgenomen. De haalbaarheid van de ontwikkeling aan de Woudsedijk - Zuid 2 is tijdens de procedure voor het projectbesluit grotendeels aangetoond. Daar is alleen niet voldoende ingegaan op de bedrijven en milieuzonering . Voorliggende toelichting doet dat in paragraaf 5.1.4 wel.
5.1 Milieu 5.1.1 Bodem In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is of geschikt te maken is voor de nieuwe bestemming. Middels een bodemonderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde bestemming van het plangebied bij elkaar passen. Planspecifiek Binnen het plangebied worden bij recht vier nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen aan de Woudsedijk - Zuid 2, het Noordeinde 84 en de Raadhuislaan 7-15 zijn bodemonderzoeken uitgevoerd (bijlagen [1], [2], [3] en [4]). In navolgende allinea's worden de conclusies van de onderzoeken kort weergegeven. Voor de locatie Molenkade 24-26 is met behulp van de kaart 'bodemlocaties' van de Omgevingsdienst West-Holland beoordeeld of de bodemkwaliteit voldoende is om de beoogde bestemming mogelijk te maken. Uit deze beoordeling volgt dat de locatie voldoende is onderzocht. Woudsedijk - Zuid 2 In het onderzoek wordt geconcludeerd dat in de bovengrond plaatselijk sterke verontreinigingen met barium, koper en zink zijn aangetoond. Om van een geval van ernstige bodemverontreiniging te kunnen spreken dient de gemiddelde concentratie van een stof in minimaal 25 m³ volume grond de betreffende interventiewaarde te overschrijden. Op basis van de resultaten is er geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. De verontreinigingen bevinden zich zeer plaatselijk op de locatie op het gedeelte waar een garage komt met verharding en parkeergelegenheid. Hiervoor zal geen grond worden afgegraven of verplaatst. Tevens is er geen relatie tussen de zintuiglijke afwijking en verontreiniging en is er geen sprake van
33
een vlek (verontreiniging). Verder nader onderzoek tot buiten de perceelgrenzen wordt niet zinvol geacht en sanering van de bodem is niet noodzakelijk. Voor het bouwen op verontreinigde grond zijn toetsingstabellen opgesteld voor verschillende soorten bodemgebruik. De verhoogde gehalten barium, koper en zink overschrijden de toetsingswaarde voor het gebruik van wonen met tuin niet. Dit betekent dat er geen milieuhygienische risico's zijn voor deze stoffen voor het huidige en toekomstige gebruik. Voor de realisatie van de kelders en het hergebruik van de afgegraven grond op eigen terrein zijn geen consequenties verbonden. Eventueel vrijkomend slib uit de watergang direct langs de oevers kan niet worden verspreid op het perceel. Wanneer slib wordt ontgraven kan dit worden toegepast in gebieden aangemerkt als klasse industrie of dient vrijkomend slib te worden afgevoerd naar een erkende verwerkingslocatie. Noordeinde 84 Het onderzoek naar de bodem en grondwaterkwaliteit op het Noordeinde 84 concludeert dat er nader onderzoek plaats dient te vinden. In de bovengrond zijn bijmengingen met bodemvreemde materialen aangetroffen. De bovengrond is licht verontreinigd. De ondergrond is vrij van bijmengingen en kent tevens een lichte verontreiniging. Het onderzochte grondwater is licht verontreinigd met barium. De in de bovengrond gevonden verontreinigingen geven op basis van de Wet bodembescherming aanleiding tot nader onderzoek. Dit onderzoek, en daaruit eventuele saneringswerkzaamheden, zullen in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitgevoerd worden. Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de inschattingen van het onderzoeksbureau heeft initiatiefnemer rekening gehouden met aanvullende onderzoekskosten en mogelijke saneringskosten. Raadhuislaan 7-15 Deze locatie is opgesplitst in twee onderzoeken, bodemonderzoek Raadhuislaan 11 en 13 en bodemonderzoek Raadhuislaan 15. Uit het onderzoek voor de Raadhuislaan 11 en 13 volgt dat de bodem (grond en grondwater) van de onderzoekslocatie niet vrij is van verontreinigingen. Voor de matige (lood) en sterke (PAK) verontreiniging in de bovengrond en de sterke (lood) verontreiniging in de ondergrond is nader onderzoek noodzakelijk om de omvang van de verontreiniging te bepalen. Dit onderzoek, en daaruit eventuele saneringswerkzaamheden, zullen in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitgevoerd worden. Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de inschattingen van het onderzoeksbureau heeft initiatiefnemer rekening gehouden met aanvullende onderzoekskosten en mogelijke saneringskosten. Uit het onderzoek voor de Raadhuislaan 15 volgt dat de bodem (grond en grondwater) van de onderzoekslocatie niet geheel vrij is van verontreiniging. Gezien de lichte mate van verontreinigingen is verder onderzoek hier echter niet noodzakelijk. 5.1.2 Geluid De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
woningen; geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen); andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh): o verzorgingstehuizen;
34
o o o o
psychiatrische inrichtingen; medisch centra; poliklinieken; medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen. Planspecifiek Voorliggend bestemmingsplan maakt, bij recht, slechts enkele nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. De ontwikkelingen voorzien allen in de realisatie van geluidsgevoelige objecten (woningen). De ontwikkeling aan de Molenkade is niet gesitueerd binnen de invloedsfeer van bedrijven of infrastructuur. Daarmee behoeft voor deze ontwikkeling geen nader onderzoek uitgevoerd te worden. Zoals uit paragraaf 5.1.4. zal blijken heeft de Omgevingsdienst West-Holland onderzoek uitgevoerd voor de ontwikkeling aan de Woudsedijk - Zuid 2. De omgevingsdienst concludeert dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar leef- en woonklimaat. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Voor de ontwikkelingen aan het Noordeinde 84 en de Raadhuislaan 7 t/m 15 zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd (bijlagen [5] en [6]). Deze onderzoeken tonen aan dat voor de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden maar niet de maximaal te ontheffen waarde. Gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan zal het besluit tot ontheffing Hogere Waarde verleent worden. Daarnaast valt een deel van de gronden van de kern Leimuiden onder het Luchthavenindelingsbesluit. Op dit besluit is in paragraaf 3.3.1 reeds ingegaan. Het akoestisch onderzoek voor Noordeinde 84 houdt voldoende rekening met dit Luchthavenindelingsbesluit. 5.1.3 Luchtkwaliteit In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). In voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Er behoeft niet getoetst te worden aan het Besluit gevoelige bestemmingen. Per ontsluitingsweg worden minder dan 1.500 woningen en/of minder dan 100.000 m2 bvo kantoor gerealiseerd. Volgens bijlage 3B van de Regeling draagt het plan hierdoor “niet in betekenende mate” bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient wel afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. In dit geval is getoetst aan de ambities van het Regionaal beleidskader duurzame stedenbouw.
35
Regionaal beleidskader duurzame stedenbouw In het Regionaal beleidskader duurzame stedenbouw zijn voor luchtkwaliteit de volgende ambities opgenomen:
Basisambitie o gevoelige bestemmingen (volgens het Besluit gevoelige bestemmingen) op minstens 100 meter van de snelweg Extra ambitie o handhaving van 5% tot 10% lagere waarden dan de grenswaarden NO2 en PM10 3 voor verblijfsgebieden (36 tot 38 µg/m ); o gevoelige bestemmingen op minstens 300 meter van de snelweg; o geen gevoelige bestemmingen of woningen direct langs een drukke weg (>10.000 motorvoertuigen per etmaal).
Aan deze ambities wordt getoetst om na te gaan of in het kader van een goede ruimtelijke ordening realisatie van de ontwikkelingen op die locatie gewenst is. Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan kunnen de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) worden gebruikt. Uit de monitoringstool blijkt dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in de 3 gemeente Kaag en Braassem nergens hoger zijn dan 36 µg/m (2011). Het de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is. De woningen worden niet direct langs een drukke weg gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de extra ambities voor luchtkwaliteit uit het RBDS. Planspecifiek Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. De enkele ontwikkelingen die bij recht in het voorliggende plan zijn opgenomen zijn zodanig kleinschalig dat deze aangemerkt kunnen worden als ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtkwaliteit. Verder wordt voldaan aan de ambities uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit. 5.1.4 Bedrijvigheid Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven. Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
36
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen; het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek De bedrijven die in het plangebied liggen, vallen binnen de bestemming 'Bedrijf'. Binnen de bedrijfsbestemming is onderscheid gemaakt in bedrijven die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bedrijven die vallen onder een hogere milieucategorie. De bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 zijn niet nader aangeduid op de verbeelding. In het algemeen geldt dat bedrijvigheid in deze categorieën goed inpasbaar is in de woonomgeving en dat hinder naar omringende woningen relatief eenvoudig is te voorkomen. Bedrijven vallende onder een hoger milieucategorie zijn daarentegen wel nader aangeduid op de verbeelding. Het betreft historische gegroeide situaties waarbij de betreffende bedrijven door middel van de milieuregelgeving en/of omgevingsvergunning voor een inrichting in hun activiteiten zijn beperkt. De wijze van bestemmen is zodanig dat uitsluitend deze bedrijfsactiviteit of bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan. Via een omgevingsvergunning kan een bedrijf worden toegestaan dat niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de toegelaten milieucategorieën. Tevens is voor de bedrijven een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Wonen' opgenomen. Het voorliggende plan maakt enkele ontwikkelingen en daarmee toevoeging van woningen mogelijk. De ontwikkelingen worden hierna behandeld. Molenkade 24 t/m 26 De ontwikkeling omvat de toevoeging van 3 appartementen in de voormalige graansilo aan de Molenkade. De bedrijfsbestemming komt daarmee te vervallen. In de directe omgeving van de graansilo zijn enkele woningen gelegen. De graansilo ligt niet binnen de invloedssfeer van bedrijven. Daarmee is een goed leef- en woonklimaat geborgen. Noordeinde 84 Noordeinde 84 omvat een toevoeging van 3 woningen en de sanering van bestaande opstallen. Voor de meest zuidelijke woning is een bouwvlak opgenomen welke circa 5 meter vanaf de bedrijfsbestemming is gelegen. Deze bestemming biedt ruimte voor bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2. Deze gronden zijn momenteel in gebruik voor een import en handelsbedrijf in onder meer exotische koraalvissen en aquarium benodigdheden. Dit bedrijf is in de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' qua milieuoverlast, aard en omvang onder te brengen in categorie 1 (detailhandel voor zover n.e.g., SBI-2008: 47). De publicatie stelt voor categorie 1 bedrijven een richtafstand van 0 meter (ligging in gemengd gebied). Aan deze afstand wordt voldaan. Woudsedijk - Zuid 2 Voor de Woudsedijk - Zuid 2 heeft de Omgevingsdienst West-Holland geconcludeerd (bijlage [7]) dat de omliggende bedrijven niet worden belemmerd en dat er ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Raadhuislaan 7 t/m 15 De ontwikkeling aan de Raadhuislaan behelst een functieverandering van bedrijf naar wonen. In de toekomstige situatie maakt de bedrijfsbebouwing plaats voor vier woningen. Direct ten westen van de ontwikkeling zijn gronden met bedrijfsbestemming gelegen. Deze gronden worden momenteel
37
niet ten behoeve van een actieve bedrijfsvoering gebruikt. Derhalve zal de ontwikkeling de huidige bedrijfsvoering niet belemmeren en zal ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De bedrijven ten zuiden vna het plangebied zijn op circa 15 meter afstand gelegen. Het bestemmingsplan laat hier maximaal categorie 2 toe, deze categorie heeft een richtafstand van 10 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan. 5.1.5 Milieueffectrapportage Het plan biedt een kader voor de ontwikkeling van woningbouw. Deze ontwikkelingen vallen onder categorie D. 11.2 ‘Stedelijk Ontwikkelingsproject’ van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. De drempelwaarde (2000 woningen of meer, oppervlakte van 100 ha of meer, bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer) wordt niet overschreden. Daarmee is er geen sprake van een m.e.r. verplichting. Wel dient beoordeeld te worden of een vormvrije m.e.r. moet worden uitgevoerd. De noodzaak voor het opstellen van het vormvrije m.e.r. is aanwezig indien in onvoldoende mate inzicht is in de milieugevolgen van de beoogde ontwikkeling. De wijzigingsgebieden 1 en 2, planontwikkeling Beukenlaan, betreft het opnemen van een bestaand woningbouwplan. In mei 2008 is hiertoe reeds besloten door de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Jacobswoude. In dat kader zijn toen alle relevante milieuaspecten mee gewogen. Formeel gezien is het onderhavige bestemmingsplan aan te merken als een kaderstellend besluit. Hiervoor zou opnieuw een eenzelfde afweging gemaakt moeten worden. Echter in de tussenliggende periode zijn de uitgangspunten in hoofdlijnen gelijk gebleven aan de uitgangspunten van 2008. Een hernieuwde afweging zal niet leiden tot een wezenlijk andere invulling van het gebied. Binnen de wijzigingsbepalingen is geborgd dat nagenoeg alle milieukundige zaken hernieuwd beschouwd worden. Een vormvrije m.e.r. wordt dan ook achterwege gelaten. Voor wijzigingsgebied 3 (Herenweg 151) geldt dat in een eerder stadium een ruimtelijke onderbouwing is opgesteld. In dat kader zijn alle relevante milieuaspecten onderzocht en is de planontwikkeling haalbaar gebleken. Het uitvoeren van een vormvrije m.e.r. zal hierin geen andere inzichten brengen. Binnen de wijzigingsbepalingen is geborgd dat nagenoeg alle milieukundige zaken hernieuwd beschouwd worden. Een vormvrije m.e.r. wordt dan ook voor dit planonderdeel achterwege gelaten. Voor wijzigingsgebied 4 betreft het een planologische wijziging van Agrarisch naar Natuur welke in omvang beperkt is en ver onder de drempelwaarde valt. Daarnaast betreft het geen feitelijke maar meer een juridische transformatie. Voor de ontwikkelingen bij recht wordt middels paragraaf 5.1.1 tot en met 5.1.4 en de, in de bijlage opgenomen, ruimtelijke onderbouwingen voldoende inzicht gegeven in de milieugevolgen. Een vormvrije m.e.r. wordt dan ook achterwege gelaten. 5.1.6 Duurzaamheid De gemeente Kaag en Braassem maakt de keuze om op het gebied van duurzaamheid trendvolgend te zijn. Dat betekent dat de gemeente een veilige een duurzame leefomgeving voor haar inwoners wenst te zijn, maar zonder vooruit te lopen op vernieuwende maatregelen, technieken en/of investeringen op gebied van duurzaamheid. Onlangs is in overleg met andere gemeenten in de regio een Duurzaamheidsagenda opgesteld. In onze gemeente vertalen we de Duurzaamheidsagenda in twee wensbeelden: een gezonde en veilige leefomgeving en een duurzame inrichting. een gezonde en veilige leefomgeving Binnen de gemeente willen mensen wonen in een gezonde en veilige leefomgeving. We leven echter in een sterk verstedelijkt gebied met veel infrastructuur en bedrijvigheid. Denk aan weg-, trein- en vliegverkeer, het vervoer van gevaarlijke stoffen en bedrijfsactiviteiten. Deze zijn zo op elkaar
38
afgestemd en geregeld, dat ze zo min mogelijk gevaar voor onze gezondheid en veiligheid vormen. De gemeente zorgt ervoor dat dit ook zo blijft. Dat betekent dat we aandacht hebben voor luchtkwaliteit en geur, geluid en verkeer, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen, bedrijfsactiviteiten, goede bodemkwaliteit (geschikt om op te wonen) en eenvoudige toegang tot informatie hierover. De gemeente past dit toe bij het opstellen van nieuw beleid en de handhaving van bestaand beleid. een duurzame inrichting De gemeente zet in op een duurzame, schone, gezonde en groene omgeving waarin het goed en veilig leven is. We willen onze leefomgeving duurzaam inrichten. Dat geldt zowel voor nieuw te ontwikkelen gebieden, als voor herstructureringen. Om dat te bereiken moet duurzaamheid vanaf het eerste moment in het planproces op de agenda staan. Wij streven ernaar om nieuw te ontwikkelen gebieden zo duurzaam mogelijk in te richten. Waar we zelf initiatiefnemer zijn, is dat het uitgangspunt. Waar private partijen initiatiefnemer zijn, proberen we deze partijen uit te nodigen ook deze werkwijze te hanteren. Bij gefaseerde ontwikkeling bekijken we voor iedere fase opnieuw of er weer nieuwe kansen op gebied van duurzaamheid zijn. De uitgangspunten voor een duurzame inrichting staan in het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS).
5.2 Externe veiligheid Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
risicovolle (Bevi-)inrichtingen; vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen; vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico. Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen. Plaatsgebonden risico en groepsrisico -6 Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) wordt uitgedrukt in een contour van 10 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. -6 Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10 contour een richtwaarde. Mits goed -5 gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10 contour. Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect. Het Bevi stelt dat bij elk bestemmingsplan, waar een relevant groepsrisico aanwezig is dit moet worden verantwoord, ook
39
wanneer dit onder de oriëntatiewaarde ligt. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico hoe zwaarder de verantwoording is. Risicovolle (Bevi-)inrichtingen Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden. Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn er verschillende ontwikkelingen gaande. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid buisleidingen en wordt er gewerkt aan een Structuurvisie buisleidingen. Deze Structuurvisie wordt de opvolger van het Structuurschema Buisleidingen uit 1985 en bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het PR in acht te nemen en het GR te verantwoorden. Het Bevb vervangt hiermee de circulaires Zonering langs hogedruk aardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen (1991). Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat beschreven in de Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). De geactualiseerde circulaire is de voorloper van het Besluit transportroutes gevaarlijke stoffen (Btev), dat in 2012 in werking treedt. Ondanks dat het Btev nog niet in werking is getreden is het, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, verstandig hier al rekening mee te houden. In het Btev staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Volgens het Btev mag op grond van een ruimtelijke besluit geen kwetsbaar object in de veiligheidszone worden gebouwd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in de veiligheidszone worden toegestaan. Ten opzichte van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een verantwoording van het groepsrisico niet meer verplicht als het aannemelijk is dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt. Planspecifiek De volgende afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart externe veiligheid.
40
Uitsnede risicokaart Uit raadpleging van de risicokaart blijkt dat binnen de kern Leimuiden, maar net buiten de grenzen van het bestemmingsplan, een tankstation is gelegen (Esso Huisman Servicestations B.V., Provinciale Weg 20). Het tankstation heeft een LPG-reservoir, een vulpunt en een LPGafleverinstallatie. In de volgende tabel zijn de verschillende risicoafstanden weergegeven. Risicoafstand (PR 10-6) (m) Vulpunt Reservoir Afleverinstallatie
Afstand tot grens invloedsgebied verantwoording groepsrisico (m) 150 150 -
35 120 15
Binnen de genoemde afstanden worden in voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Wel zijn in de huidige situatie binnen de risicoafstanden van het vulpunt en het reservoir gevoelige bestemmingen (woningen) aanwezig. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen en over water en spoor is in het plangebied niet aan de orde. Wel is de provinciale weg, de N207, die langs/door het plangebied loopt een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De risicocontour (PR 10-6) van deze weg is 0 meter. In de ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage) van de ontwikkeling aan het Noordeinde wordt uitvoerig ingegaan op deze weg en de consequenties van het vervoer voor de planontwikkeling.
41
5.3 Waterhuishouding Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. 5.3.1 Rijksbeleid e
Waterbeleid voor de 21 eeuw ste De Commissie Waterbeheer 21 eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders ste omgaan met water, Waterbeleid voor de 21 eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat e water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21 eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning. Nationaal Waterplan Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. 5.3.2 Hoogheemraadschap van Rijnland Waterbeheerplan 2010-2015 Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt,
42
rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Keur en Beleidsregels Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en de daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De ‘Keur en Beleidsregels’ maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden); watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken); andere waterstaatwerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of nabij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in de Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website. Riolering en afkoppeling Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat: a. b. c. d.
e.
het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt; verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt; afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater; huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd; ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d: 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt; 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan. Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven ‘end-of-pipe’ maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:
43
duurzaam bouwen; het toepassen berm- of bodempassage; toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen; het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel; adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen); het toepassen van duurzaam onkruidbeheer; de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan; het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto’s wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke ‘end-of-pipe’ aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP. Waterkeringen Constructies in, op of nabij een waterkering vormen een potentieel gevaar voor de primaire functie van de waterkering. Niet alleen kan bebouwing het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden, ook kan het toekomstige dijkverzwaring in de weg staan. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald dooide kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. De aanwezigheid van bebouwing kan de faalmechanismen en daarmee het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Het hoogheemraadschap heeft daarom bouwactiviteiten in de waterkering in haar Keur in beginsel verboden. Indien activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het belang van de kering (bijvoorbeeld bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen, beplanting, etc.) moet een watervergunning aangevraagd worden bij ons. Omdat het waterkeringbelang niet het enige belang is en bouwwerken in sommige gevallen verenigbaar zijn met een veilige waterkering, kan het hoogheemraadschap via een vergunning ontheffing verlenen van dit verbod. 5.3.3 Watertoets De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen. Planspecifiek Voorliggend bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Alle watergangen en waterpartijen worden positief bestemd. Met voorliggend bestemmingsplan worden er daarnaast geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding of strijdig zijn met het beleid van de waterbeheerders. Van de vier ontwikkelingen die bij recht mogelijk worden gemaakt is er bij 3 geen sprake van een toename aan verharding of van werkzaamheden op en in het watersysteem. Bij de ontwikkeling op het Noordeinde 84 is er wel sprake van werkzaamheden in het watersysteem. De watertoets is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage).
44
5.4 Archeologie In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden. Planspecifiek De gemeenteraad van de gemeente Kaag en Braassem heeft op 23 mei 2011 het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. In dit beleid is de verwachting en archeologische bescherming in kaart gebracht en onderbouwd. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart weergegeven. Deze kaart is richtinggevend bij de ontwikkeling van nieuwe, of het aanpassen van bestaande, ruimtelijke plannen.
Archeologische beleidsadvieskaart In onderhavig plangebied zijn de volgende gebieden aanwezig:
AMK-terrein; Historische kernen; Ontginningsassen; Middelhoge verwachting; Lage verwachting.
45
In de volgende tabel zijn de doelstellingen, voorwaarden en maatregelen weergegeven die bij deze gebieden horen. Doelstelling voor behoud behoud in huidige staat
Voorwaarde voor behoud
Historische kernen
behoud in huidige staat van eventuele resten
bij plangebieden groter dan 100 m2 geen bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld
Ontginningsassen
behoud in huidige staat van eventuele resten
bij plangebieden groter dan 100 m2 geen bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld
Middelhoge verwachting
behoud in huidige staat van eventuele resten
bij plangebieden groter dan 100 m2 geen bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld
Lage verwachting
behoud in huidige staat van eventuele resten
bij plangebieden groter dan 5 ha geen bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld
AMK-terrein
bodemingrepen dienen te worden voorkomen
Indien niet aan voorwaarde wordt voldaan bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologisch onderzoek laten uitvoeren en streven naar inpassing van terreinen met archeologische waarden bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologisch onderzoek laten uitvoeren en streven naar inpassing van terreinen met archeologische waarden bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologisch onderzoek laten uitvoeren en streven naar inpassing van terreinen met archeologische waarden bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologisch onderzoek laten uitvoeren en streven naar inpassing van terreinen met archeologische waarden bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening vroegtijdig archeologisch onderzoek laten uitvoeren en streven naar inpassing van terreinen met archeologische waarden
De verschillende verwachtingswaarden zijn in voorliggend bestemmingsplan vertaald in een dubbelbestemming met bijbehorende regels. Op basis van deze regels kan het zijn dat archeologisch onderzoek verplicht is als er bodemingrepen plaatsvinden. Door het opnemen van de dubbelbestemming zijn bij de ontwikkelingen beschreven in paragraaf 4.5 de acheologische belangen voldoende geborgd. Daarnaast is het nog steeds mogelijk dat, indien een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, archeologische resten gevonden worden. De wet verplicht vondsten van oudheidkundige betekenis te melden, de zogenaamde ‘meldingsplicht’ (artikel 53 Monumentenwet 1988): 'Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is, meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister.'
46
5.5 Cultuurhistorie In de volgende tabel zijn de beschermde gebouwde monumenten die in het plangebied aanwezig zijn weergegeven. Rijksmonument (adres) Dorpstraat 49, Leimuiden Herenweg 26, Rijnsaterwoude Gemeentelijk monument (adres) Noordeinde 5, Leimuiden Herenweg 128, Rijnsaterwoude Leidsevaart 1, Rijnsaterwoude
Toelichting Ned. Herv. Bakstenen zaalkerk uit 1805 Ned. Herv. kerk uit 1550 Toelichting Woonhuis uit eerste kwart 20ste eeuw Industrieel monument met noordgevel van waarde Ijzeren ophaalbrug uit 1872
De monumenten zijn op de verbeelding opgenomen met een nadere aanduiding. In de planregels is voorzien in een nadere regeling.
5.6 Flora en fauna Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Gebiedsbescherming De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
In
de
Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden); beschermde Natuurmonumenten; wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden; verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden; verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet
47
genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is. Planspecifiek Op de volgende afbeelding zijn de te beschermen gebieden in/rondom het plangebied weergegeven.
Beschermde gebieden Binnen het plangebied of direct aansluitend op het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden gelegen. De EHS is daarentegen wel in en direct aansluiten op het plangebied aanwezig. Voor deze gebieden zijn in voorliggend bestemmingsplan echter geen ontwikkelingen opgenomen. Daarnaast zijn in voorliggend bestemmingsplan geen ontwikkelingen opgenomen die een wezenlijk effect zullen hebben op de aanwezige flora en fauna. Een ecologisch onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
48
6 Planopzet Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2008 (SVBP 2008). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
6.1 Verbeelding Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
6.2 Planregels De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld. Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan); Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk); Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk); Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk); Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk); Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk); Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
49
6.3 Bestemmingsmethodiek Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen: Agrarisch De bestemming Agrarisch is opgenomen voor enkele agrarische percelen welke binnen het plangebied nog voorkomen. Bestaande bedrijfswoningen zijn op de verbeelding aangeduid. Bedrijf Deze bestemming is opgenomen voor de solitaire bedrijven binnen het plangebied. Uitgangspunt is dat categorie 1 en 2 bedrijven bij recht zijn toegestaan. Bedrijven in een hogere categorie zijn specifiek aangeduid. Bestaande bedrijfswoningen zijn op de verbeelding aangeduid. Bij deze bedrijfswoningen zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan. Voor de bestemming bedrijf is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen de bestemming, onder voorwaarde, te kunnen wijzigingen naar wonen. Centrum 1 en Centrum 2 Voor het centrumgebied van Leimuiden is het centrumgebied opgesplitst in twee bestemmingen. Hiermee wordt het voorliggende bestemmingsplan in systematiek gevolgd. Voor het Centrum -1 gebied, het primair winkelgebied, geldt dat detailhandel en kantoren met een baliefunctie overal zijn toegestaan. Binnen het Centrum - 2 gebied zijn deze functies alleen toegestaan daar waar aangeduid met detailhandel. Dienstverlening Deze bestemming is opgenomen voor het object aan de Dorpsstraat hoek Raadhuislaan te Leimuiden. Gemengd Deze bestemming is opgenomen voor het object aan de Dr. Stapenseastraat 16. Op dit adres is een Gemengde woon- en kantoorfunctie toegestaan. Groen De bestemming Groen is opgenomen voor het openbaar groen in het plangebied. Het betreft hier in hoofdzaak het 'belangrijke' groen in de wijk. Ondergeschikt groen is in veel gevallen ook ondergebracht onder de bestemming Verkeer. De bestemming Groen maakt het mogelijk dat gronden ook in gebruik worden genomen als tuin ten behoeve van naastgelegen percelen. Horeca De bestemming Horeca is opgenomen voor de horeca gelegenheden welke voorkomen in het plangebied. Aanvullend is een horeca categorie aanduiding opgenomen welke overeenkomst met de Staat van Horeca activiteiten. Op deze wijze kan horeca nader gereguleerd worden. Kantoor De bestemming Kantoor is opgenomen voor de solitaire kantoren welke voorkomen in het plangebied. Het betreft hier een eenduidige regeling welke geen nadere toelichting behoeft. Maatschappelijk Met deze bestemming worden de maatschappelijke functies binnen het plangebied bestemd. Het betreft hier in hoofdzaak scholen, kinderdagverblijven kerken en overige maatschappelijke voorzieningen. Wat onder maatschappelijke voorziening wordt verstaan is bepaald in artikel 1 van de regels. Natuur Binnen het plangebied komen enkele gebied voor welke bestemd zijn tot natuur. Binnen deze bestemming wordt het behoud en herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarden nagestreefd.
50
Om de aanwezige waarden te beschermen voorziet de juridische regeling in een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Recreatie De bestemming Recreatie is opgenomen dagrecreatieve terrein en terrein voor verblijfsrecreatie. De terreinen voor verblijfsrecreatie zijn nader aangeduid. Middels deze aanduiding zijn het aantal en de aard van de verblijfsrecreatieve onderkomens geregeld. De aanwezige jachthavens/watersportverenigingen hebben eveneens een nadere aanduiding gekregen. Sport Voor de sportvoorziening in het plangebied is deze bestemming opgenomen. Hiermee worden het bestaande sportterrein voorzien van een planologische regeling. De regeling voorziet in twee bouwvlaken met een beperkt bebouwingspercentage. Verkeer De bestemming Verkeer is opgenomen voor de wegen en paden in het plangebied. Ondergeschikt groen is ook ondergebracht onder de bestemming Verkeer. Water De bestemming Water is opgenomen voor het open water in het plangebied. Het betreft hier een eenduidige regeling welke geen nadere toelichting behoeft. Wonen De bestemming Wonen is de meest voorkomende bestemming. Met deze bestemming wordt het bestaande aantal woningen bestemd in het gebied vastgelegd. Typologisch is er voor gekozen bestaande vrijstaande woningen, twee aangebouwde woningen en gestapelde woningen vast te leggen middels een aanduiding. Waar er geen aanduiding is opgenomen zijn uitsluitend rijwoningen toegestaan. Naast de woonfunctie is het toegestaan een gedeelte van de woning te gebruiken voor een aan huis verbonden beroep. Na afwijking kan tevens een aan huis verbonden bedrijf worden toegestaan. Waarde - Archeologie De dubbelbestemming Waarde - Archeologie beschermd de archeologische waarden in het plangebied. . Bij ingrepen in de bodem is in verschillende gevallen een aanvullende omgevingsvergunning nodig. Waterstaat - Waterkering Deze dubbelbestemming voorziet in een beschermingsregeling voor de waterkering en de bijbehorende beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen deze zone is een aanvullende omgevingsvergunning noodzakelijk. Bij de afgifte van deze vergunning wordt nader advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.
51
52
7 Uitvoerbaarheid 7.1 Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is; het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is; het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek Voorliggend bestemmingsplan maakt, bij recht, geen nieuwe bouwplannen, zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk waarvoor het opstellen van een exploitatieplan is voorgeschreven. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan kan derhalve besloten worden geen exploitatieplan vast te stellen. Bij nieuwe ontwikkelingen kan alsnog een exploitatieplan verlangd worden als er geen anterieure overeenkomst wordt gesloten of het kostenverhaal niet via de leges is geregeld.
7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 7.2.1 Inspraakprocedure Als bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en overleg opgenomen. In deze nota wordt verslag gedaan van de inspraakprocedure
53
7.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro Als bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en overleg opgenomen. In deze nota wordt verslag gedaan van het vooroverleg. 7.2.3 Zienswijzeprocedure In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.
54
Bijlagen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Woudsedijk - Zuid 2 te Woubrugge, Geofoxlexmond bv, Projectnummer: 20091960/HZEI, 29 oktober 2009 Verkennend bodemonderzoek Noordeinde 84 te Leimuiden, IDDS bv, Kenmerk: 1211E885/RKO/rap1, 4 december 2012 Verkennend bodemonderzoek Raadhuislaan 11-13 te Leimuiden, Milieu adviesbureau Adverbo, Rapportnummer: 09.10.2828.2019-A, 18 februari 2010 Verkennend bodemonderzoek Raadhuislaan 15 te Leimuiden, Milieu adviesbureau Adverbo, Rapportnummer: 09.10.2828.2019-B, 18 februari 2010 Akoestische onderzoek Noordeinde 84 Leimuiden, Versus Bouwadvies, 3 december 2012 Akoestisch onderzoek Raadhuislaan 11-15 te Leimuiden, Versus Bouwadvies, 23 november 2012 Advies bouwplan Woudsedijk 2 en 2a te Woubrugge, Omgevingsdienst West- Holland, zaaknummer 2012006643, 12 december 2012 Ruimtelijke onderbouwing Noordeinde 84 te Leimuiden, Buis Pomona, 4 december 2012 Ruimtelijke onderbouwing Raadhuislaan 7 t/m 15 te Leimuiden, Buis Pomona, 28 november 2012 Nota van inspraak en vooroverleg
55
56
Bestemmingsplan Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude Nota van Beantwoording
Pagina 1 van 37
Nota van Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan KERNEN LEIMUIDEN-RIJNSATERWOUDE Het ontwerpbestemmingsplan Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude heeft van 31 januari t/m 13 maart 2013 ter inzage gelegen. In deze periode zijn in totaal 64 zienswijzen ontvangen, waarvan 44 met een unieke inhoud. 18 van deze zienswijzen hebben geleid tot een aanpassing in het plan. Er is van 1 overlegpartner een zienswijze ontvangen. De zienswijzen worden hieronder verwoord en beantwoord. Er is een onderverdeling gemaakt in de zienswijzen die evident kunnen worden afgewezen en de zienswijzen die worden afgewezen vanwege vigerend gemeentelijk beleid. Ook de zienswijzen die leiden tot aanpassingen van het bestemmingsplan staan apart gesorteerd in deze nota. De aanpassingen zijn in de tekst geel gearceerd. Inspraakreactie van de overlegpartners: 1. 1.1
Provincie Zuid-Holland Indiener verzoekt het opnemen van de definitie van een ‘agrarisch bedrijf’ en wil de mogelijkheid uitsluiten tot het realiseren van een ‘intensieve veehouderij’ binnen de bestemming Agrarisch.
Het bestemmingsplan is aangepast op de zienswijze: Bij de begripsbepaling zijn de definities van ‘agrarisch bedrijf’ en ‘intensieve veehouderijen’ opgenomen. Onder artikel 3.4 is een lid toegevoegd waarin ‘intensieve veehouderij’ wordt uitgesloten.
Evidente afwijzingen: 2.
. Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming , zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. De zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming , danwel Brandgangen, zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat
In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een
3.
Pagina 2 van 37
de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document (invoeren bestemming ‘brandgangen’) voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. De zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming, zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming , zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming , zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke
4.
5.
6.
Pagina 3 van 37
kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan. 7. Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Brandgangen, dan wel een nieuwe bestemming, zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document (invoeren bestemming ‘brandgangen’) voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming, zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming, zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming, zodat
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht
8.
9.
10.
Pagina 4 van 37
voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming, zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming, zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd.
11.
12.
De door indiener voorgestelde ombestemming naar T of VGT zal daarnaast niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen. Tevens is het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan. 13. Verzoek tot aanpassing van de bestemming naar Verkeer-Groen-Tuin, dan wel een nieuwe bestemming, zodat voorkomen wordt dat de brandgangen en achterompaden versmald of geblokkeerd
De door indiener omschreven kwestie is voornamelijk privaatrechtelijk. Aangezien een bestemmingsplan een publiekrechtelijk document is kunnen zaken als 'recht van overpad' hierin niet geregeld worden. In het aankomende bestemmingsplan is zowel de Pagina 5 van 37
worden, opdat de betrokken bewoners gebruik kunnen blijven maken van hun achterom. In het verleden is namelijk verzuimd de erfdienstbaarheid te regelen.
bestemming als het bouwblok uit het vigerende plan overgenomen. Planologisch is er daarmee in het nieuwe bestemmingsplan niets gewijzigd. Het gebruik van een publieksrechtelijk document is voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Uw zienswijze geeft daarom geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
14. De toegestane bouwhoogte van het clubgebouw is gewijzigd van 6 naar 5 meter en het verzoek is deze graag op 6 meter te houden.
In het vigerende bestemmingsplan is de goothoogte 5m, dit is overgenomen als bouwhoogte. Aangezien het clubhuis momenteel een bouwhoogte heeft onder de 5 meter en is uitgevoerd met een plat dak zien wij geen aanleiding dit onderdeel van het bestemmingsplan aan te passen.
Indiener verzoekt ons de tijdelijke bestemming van de aanleunwoning ter plaatse van Noordeinde 114 om te zetten naar een permanente mogelijkheid.
De tijdelijke vergunning die indiener verkregen heeft is gebaseerd op artikel 17 van de WRO. In dit artikel is bepaald dat na het verstrijken van de gestelde termijn, degene aan wie de vrijstelling is verleend of diens rechtsopvolger, verplicht is de met het bestemmingsplan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen. Deze verplichting wordt opgeschort, indien vóór het verstrijken van de gestelde termijn een ontwerp voor een op opheffing van bedoelde strijdigheid gerichte herziening van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dit is niet het geval. Daarnaast ligt de aanleunwoning binnen het LIB-gebied van Schiphol. Het toevoegen van permanente bewoning binnen dit gebied is slechts toegestaan met een ontheffing vanuit het ministerie. Deze ontheffing is niet afgegeven of aangevraagd. Daarom leidt de zienswijze niet tot aanpassingen in het plan.
Op 14 januari 2013 stelt Indiener per mail de vraag omtrent de beperking van bijgebouwen binnen voorliggend bestemmingsplan. Indiener geeft aan dat in het oude plan de mogelijkheid wordt geboden tot 75 m2 aan bijgebouwen binnen de bestemming Maatschappelijk. Indiener merkt op dat deze mogelijkheid in voorliggend bestemmingsplan is beperkt.
Het klopt dat de mogelijkheid tot bijgebouwen binnen de bestemming Maatschappelijk is beperkt. Dit is conform de systematiek van het nieuwe bestemmingsplan. Hierin is de bijgebouwenregeling gelijk getrokken met overige bestemmingen. Voor wat betreft het specifieke geval van de kerk in de Dorpsstraat is een zienswijze ingediend met het kenmerk 13.06116 en 13.06638. De beantwoording van deze zienswijzen zijn eveneens opgenomen in de Nota van beantwoording.
Indiener verzoekt ons niet in te stemmen met de voorgestelde bestemmingsplanwijziging van enkele bewoners van de Drechtlaan, omdat: het privégrond betreft het goed afschermen van de woningen overlast kan voorkomen het goed afschermen van de
De indieners van de zienswijzen waar op wordt gedoeld hebben geen aanleiding gegeven het bestemmingsplan te wijzigen, aangezien de argumenten voornamelijk privaatrechtelijk waren. Het gebruik van een publieksrechtelijk document voor een privaatrechtelijke kwestie (recht van overpad) niet gewenst. Daarnaast zal de voorgestelde ombestemming naar T of
15.
16.
17.
Pagina 6 van 37
woningen de sociale veiligheid bevordert
VGT niet leiden tot een afname van de overlast, aangezien het ook in deze bestemming mogelijk is om bloempotten, prikplanten, hekjes en camera's op te hangen.
18. Indiener verzoekt een derde bedrijfswoning toe te staan op het perceel Noordeinde 64B.
Er is geen extra bedrijfswoning ingepast op het perceel Noordeinde 64B. Uit de zienswijze blijkt bovendien onvoldoende de noodzaak hiervoor. Daarnaast zal voor het toevoegen van een bedrijfswoning eerst de milieutechnische haalbaarheid moeten zijn aangetoond. Deze richt zich dan met name op de externe factoren. Aangezien de locatie ligt tussen andere bedrijven, in de nabijheid van de provinciale weg N207 en binnen het LIB-gebied van Schiphol is niet zonder meer een bedrijfswoning toe te kennen aan de betreffende locatie. Aangezien de milieutechnische haalbaarheid en de haalbaarheid vanuit het LIB niet is aangetoond zal de bedrijfswoning niet worden opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
19. Indiener verzoekt ons het perceel Noordeinde 13 om te bestemmen van Centrumbestemming zonder woning naar Woonbestemming, met de volgende redenen: 1. In de regels uit het ontwerpbestemmingsplan is dit al toegestaan.
2.
De gemeente reeds heeft aangegeven positief tegenover het plan te staan.
3.
De aanvraag is nooit buiten behandeling gezet en had kunnen worden meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
4.
De milieutechnische haalbaarheid kan door de aanvrager worden aangetoond en de ontheffing van het LIB kan door de gemeente aangevraagd worden.
1.
In de regels is in artikel 5.2.1 onder d en 6.2.1 onder d aangegeven dat het aantal woningen niet mag worden vermeerderd. Hierdoor is het toevoegen van een woning op deze locatie niet toegestaan. 2. De gemeente heeft inderdaad aangegeven ruimtelijk positief tegenover het initiatief te staan. De positieve basishouding geeft geen recht tot het realiseren van een woning. Zo is onder meer de milieutechnische haalbaarheid van de woning nog niet aangetoond. 3. Er is slechts een bouwvergunning eerste fase ingezet. Daar is geen vervolg aan gegeven door de initiatiefnemer, naar eigen zeggen gezien de slechte marktomstandigheden. Aangezien de milieutechnische haalbaarheid van de woning niet is aangetoond, heeft de gemeente geen aanleiding gezien de woning in te passen in voorliggend bestemmingsplan. 4. De ontheffing vanuit het LIB dient te gebeuren middels een goede ruimtelijke onderbouwing die door de initiatiefnemer aangeleverd dient te worden. Deze is niet ontvangen. Daarnaast is het geen garantie dat het ministerie de benodigde ontheffing geeft. Het is aan de initiatiefnemer om de milieutechnische haalbaarheid van de woning aan te tonen. Ook dit is nog niet gebeurd. Conclusie: geen aanpassing van het bestemmingsplan
20. Indiener verzoekt ons de recreatieve bestemming van de woonboot om te zetten naar een permanente woonbestemming, met de volgende redenen: Pagina 7 van 37
1.
Sinds uw bezit wordt de woonboot permanent bewoond.
2.
Een verzoek tot ombestemming vanuit de vorige bestemmingsplanherziening is nooit beantwoord door de gemeente.
3.
4.
Er is correspondentie vanuit de gemeente die aangeeft permanente bewoning toe te staan.
1.
2.
3.
Ruimtelijk zal de woonboot aansluiten op de belendende percelen. 4.
Het feit dat indiener de woonboot permanent bewoond geeft geen recht tot ombestemmen. De woonboot is recreatief bestemd. Omdat wij tot op heden geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat indiener rechten heeft de woonboot anderszins te gebruiken, houden wij vast aan deze recreatieve bestemming. Op 17 januari 2008 hebben wij een antwoord op het principeverzoek verzonden. In deze beantwoording dragen wij de volgende argumenten aan om niet in te stemmen met de ombestemming naar een permanente woonboot: o Het perceel ligt buiten de provinciale bebouwingscontouren, waarin het toevoegen van woningen slechts zeer beperkt wordt toegestaan. Wij zien geen ontheffingsmogelijkheid voor deze ombestemming in de provinciale verordening voor de ombestemming. o De woonboot ligt dicht bij de N207. Bij een eventuele ombestemming dient er eerst aangetoond te worden of aan de huidige geluidsnormen kan worden voldaan. Beide argumenten zijn nog steeds actueel. Uit de zienswijze blijkt niet op welke correspondentie wordt gedoeld. Het is de gemeente onbekend dat dergelijke correspondentie ooit is gevoerd. Aangezien onduidelijk is op welke correspondentie wordt gedoeld, kan niet worden bepaald of dit voldoende recht geeft tot de beoogde ombestemming. Het verzoek betreft een functiewijziging. De ombestemming heeft ruimtelijke geen consequenties. Daarnaast verwijst indiener naar de realisatie van 2 woningen. Deze twee woningen liggen binnen de provinciale bebouwingscontour. De woonboot valt buiten deze contour. Daarom wordt met betrekking tot het initiatief ander beleid gevoerd dan bij het realiseren van de twee betreffende woningen.
21. Indiener verzoekt ons op de locatie Herenweg 32 twee woningen toe te staan, om de volgende redenen: 1. Het perceel is kadastraal gesplitst.
1.
2.
Er is in het bestemmingsplan geen beperking aan het aantal wooneenheden opgelegd.
2.
3.
De nadere aanduiding ‘vrij’ zou 2 woningen op deze locatie niet in de weg staan.
3.
Een kadastrale splitsing geeft geen recht op een extra woning. Het kadaster staat in principe los van een bestemmingsplan. In de regels is in artikel 19.2.2 onder d aangegeven dat het aantal woningen mag niet worden vermeerderd. Hierdoor wordt het toevoegen van een woning op deze locatie beperkt. De nadere aanduiding ‘vrij’ duidt op vrijstaande bebouwing. Aangezien de huidige bebouwing bestaat uit een vrijstaand bouwvolume is de Pagina 8 van 37
4.
Extra parkeerruimte is te vinden aan de Herenweg of op de openbare parkeerplaats verderop.
4.
betreffende aanduiding op deze locatie gelegd. Binnen de bestemming is geen toename van het aantal woningen mogelijk. Parkeerruimte is schaars in de kern Rijnsaterwoude. Dit is één van de argumenten om geen nieuwe woningen toe te staan, zoals aangegeven in punt 2. Daarnaast hanteren wij de beleidslijn dat een initiatief altijd de parkeervraag dient op te lossen op eigen terrein.
22. Verzoek tot ombestemmen perceel A1730 te Rijnsaterwoude naar Recreatie met bebouwing of Tuin met bebouwing, omdat de grootte van het perceel zich niet leent tot agrarisch gebruik. Aanvullend is door indiener gewezen op het beleidsstuk ‘richtlijn verblijfsaccommodaties en activiteiten’ en is informatie hieromtrent toegestuurd (13.12572).
Wij zien geen aanleiding om onderhavige bestemming te wijzigen, om de volgende redenen: kadastrale grootte is geen ruimtelijk argument waarom agrarisch gebruik niet mogelijk zou kunnen zijn. het betreffende perceel grotendeels in het buitengebied ligt waar beleidsmatig geen nieuwe bebouwing is toegestaan zonder dat daar een specifieke regeling voor is. In voorliggend geval is een dergelijke regeling niet aanwezig, dan wel aangegeven door de indiener. Het initiatief zou kunnen aansluiten op de richtlijn ‘verblijfsaccommodaties en activiteiten’, echter de planvorming is nog in dermate vroeg stadium dat het onmogelijk is hierop vooruit te lopen met een ombestemming. Er wordt geadviseerd om in nader overleg met de gemeente te treden over de vormgeving van het initiatief.
Het perceel Noordeinde 64c ombestemmen ten behoeve van een groepsaccommodatie, het overnachten van mensen en het aanmeren van een boot.
Het initiatief sluit beleidsmatig aan op de Nota verblijfsaccommodaties en activiteiten in intensieve en extensieve recreatiegebieden. De planvorming is echter nog in een dermate vroeg stadium dat het onmogelijk is het initiatief op te nemen in voorliggend bestemmingsplan. Zo is de milieutechnische haalbaarheid van het initiatief nog niet aangetoond. Er wordt geadviseerd om in nader overleg met de gemeente te treden over de vormgeving van het initiatief.
23.
Beleidsmatige afwijzingen 25. 25.1
Eerder is voor het toevoegen van twee woningen aan de Woudsedijk-Zuid 2 en 2a een projectbesluitprocedure gevoerd welke na een gerechtelijke tussenkomst is geweigerd. In kwestie is geen sprake van een zogenaamde nova en dient daarmee voormeld besluit in onderhavig bestemmingsplan te worden gerespecteerd.
Door middel van een gerechtelijke uitspraak is het destijds afgegeven projectbesluit vernietigd om reden dat er op dat moment niet aangetoond was of er sprake was van een goed woon- en leefklimaat. Daaropvolgend heeft het college van B&W besloten dat zij, vanwege het ontbreken van een Geurverordening en beleid ten aanzien van de afstanden van burgerwoningen ten opzichte van agrarische bedrijven, op dat moment geen medewerking wenste te verlenen aan het aangevraagde projectbesluit. Nadat de aanvraag om een projectbesluit is geweigerd, is een Geurverordening door de gemeenteraad
Pagina 9 van 37
25.2
Er dient een afstand van 100 meter in acht te worden genomen tussen het bedrijf van betrokkene en de twee nieuwe woningen. Er wordt daarmee onvoldoende recht gedaan aan de VNG/brochure Bedrijven en milieuzonering en tevens wordt voorbij gegaan aan de reflexwerking van de Wet geurhinder en veehouderij.
vastgesteld waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van afstanden is vormgegeven. Met in achtneming van dit beleid heeft het bevoegd gezag de woningen opnieuw getoetst en met een nadere afweging over het woon- en leefklimaat gemotiveerd waarom deze in onderhavige situatie als aanvaardbaar moet worden geacht. Dit heeft tot de conclusie geleid dat beide woningen positief in het bestemmingsplan worden bestemd. Met het opnemen van beide woningen in onderhavig bestemmingsplan is dan ook geen sprake van een situatie waarin de uitspraak van de rechtbank alsmede de besluitvorming van het college van B&W niet zou zijn gerespecteerd. In tegendeel juist. Met het opstellen van een Geurverordening heeft de gemeenteraad het beleid dat het college van B&W dient uit te voeren vast gelegd. Er is dus na de weigering van het projectbesluit een regeling ontstaan waaraan het college dient te toetsen en waaraan zij uitvoering aan dient te geven. Daarnaast is bij de keuze om beide woningen positief in het bestemmingsplan op te nemen een nadere motivering gegeven over de vraag of er in kwestie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hiermee is uitvoering gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. De afstanden zoals opgenomen in de VNG brochure zijn indicatief. In kwestie kan gesproken worden van een gemengd gebied binnen de bebouwde kom aangezien er ter plaatse woningen en agrarische bedrijven aanwezig zijn. De aan te houden richtafstand is in dit geval 50 m in plaats van 100 meter. Bij de richtafstand van 100 meter wordt uit gegaan van een rustige woonwijk maar daarvan is gezien het hiervoor gestelde in kwestie geen sprake. Niet is dan ook in te zien waarom onvoldoende recht zou worden gedaan aan het gestelde in de VNG/brochure. Naast de Geurverordening heeft de omgevingsdienst op basis van de ligging van de betrokken bedrijven, de ligging van de aanwezige woningen en de ligging van de nieuwe woningen aan de hand van de afstandsnormen de wederzijdse invloed beoordeeld. Hieruit is gebleken dat de betrokken bedrijven niet worden gehinderd door de bouw van de nieuwe woningen. Ook is gebleken dat aan de minimale afstandsnorm wordt voldaan en dat ten aanzien van de geurbelasting ter plekke sprake is van een redelijk goed woon- en leefklimaat overeenkomstig het leefklimaat in de Geurverordening. Op basis hiervan en mede gezien het bepaalde in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 24 oktober 2012 (LJN: BY1045) zien wij geen beletselen om medewerking aan de bouw van de woningen te onthouden.
Pagina 10 van 37
De Geurverordening is geen nieuwe 25.3 omstandigheid op basis waarvan het als zodanig bestemmen van de woningen alsnog tot de mogelijk behoort.
Ten onrechte is in het milieuadvies niet 25.4 inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de woningen op het bedrijf hebben van betrokkene. In dit kader wordt verwezen naar de uitspraak LJN:BY5130.
26. 26.1 Met de herziening van het bestemmingsplan wordt indiener in zijn belangen geschaad, door het loslaten van een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningbouw op de locatie waar de V.O.F. grondpositie heeft. In 2003 en 2004 heeft de gemeente aangegeven bij de V.O.F. medewerking te verlenen aan een bestemmingsplan-wijziging om woningbouw mogelijk te maken. Het geheel ligt binnen de rode contour, waar woningbouw mogelijk is. 26.2 De indicatie ‘NOL’ vanuit de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie heeft geen visie of financiële onderbouwing. Daarnaast geeft indiener aan dat de ‘NOL’ prima te combineren is met bijvoorbeeld woningbouw in de functie
Ten aanzien van deze zienswijze wordt verwezen naar het hiervoor gestelde. In de Geurverordening heeft de gemeenteraad het beleid voor het college uiteengezet. Het opstellen van een verordening over de afstanden heeft nieuw beleid gecreëerd ten aanzien van het toestaan van geurgevoelige objecten bij agrarische bedrijven. Het college van B&W dient zich heden aan dit beleid te conformeren. Niet is in te zien waarom op basis van deze nieuwe beleidslijn de gemeenteraad niet bevoegd zou zijn de woningen positief in het bestemmingsplan te bestemmen. Een bestaand bedrijf kan door de vastgestelde Geurverordening juist uitbreiden hetgeen zonder de Geurverordening eerst niet mogelijk was. In de toelichting van de omgevingsdienst wordt ingegaan op de feitelijke situatie. Betrokkene stelt dat de omgevingsdienst ten onrechte niet ingegaan op de bebouwingsmogelijkheden die het ontwerpbestemmingsplan zou bieden. In dit verband wordt naar een uitspraak verwezen van de Afdeling. In die betreffende uitspraak heeft de afdeling overwogen dat: ‘in de planregels weliswaar is bepaald dat bijgebouwen niet voor bewoning bestemd zijn, maar niet is uitgesloten dat bijgebouwen blijkens aard, indeling en inrichting geschikt kunnen zijn om te worden gebruikt voor menselijk verblijf en die daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik kunnen worden gebruikt. Derhalve sluit het plan niet uit dat op het perceel bijgebouwen kunnen worden opgericht die dienen te worden aangemerkt als geurgevoelig object. De omstandigheden in deze uitspraak zijn niet vergelijkbaar met onderhavige situatie. In kwestie is in het ontwerpbestemmingsplan bepaald dat in de bestemming ‘Wonen’ bijbehorende bouwwerken enkel zijn toegestaan op het achtererf of binnen het bouwvlak. Daarbij dient 3 meter achter de voorgevel te worden gebouwd. In de bestemming ‘Tuin’ zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. Ten onrechte is door middel van de definitiebepaling in het plan de voorgevel bij onderhavige woningen bepaald aan het Water. Dit is nimmer de bedoeling geweest. In dit kader wordt het bestemmingsplan op dit punt aangepast en op de plankaart aangegeven dat de voorgevel bij deze woningen aan de wegzijde is gelegen. Op deze wijze kunnen er geen bijbehorende bouwwerken gerealiseerd worden die dichter bij het agrarisch bedrijf van betrokkene zijn gelegen dan de huidig gerealiseerde woningen. De positie van de provinciale rode contour geeft geen rechten met betrekking tot het realiseren van woningen op deze locatie. Daarnaast is de gemeente niet van mening dat initiatiefnemer door het ooit opnemen van een wijzigingsbevoegdheid vergaande en langdurige rechten heeft verkregen. Onduidelijk is op welke toezeggingen door indiener wordt gedoeld. Wat wel duidelijk is, is dat er in 2003 en 2004 woningbouwplannen zijn gemaakt die in de huidige tijd niet meer realistisch zijn.
Het combineren van een NOL met woningbouw is mogelijk zoals de woningbouw past binnen de MRSV. Dit houdt in dat deze woningbouw niet kwantitatief binnen een groenkern mag worden gerealiseerd. Als financiële drager van de NOL ziet de gemeente daarnaast ook kansen voor (kleinschalige) Pagina 11 van 37
van kostendrager. Zonder financiële drager (nieuwbouw en mogelijke doorstroming) zullen geen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en zullen bestaande functies als scholen en sportverenigingen aan bestaansrecht verliezen.
26.3 De gemeente houdt met het huidige ontwerpbestemmingsplan, gezien deze negatieve reacties op de ontwerpMRSV, onvoldoende rekening met de belangen van ondernemers en inwoners van Rijnsaterwoude.
26.4 Eigen woningbehoefteonderzoek toont aan dat er nog steeds behoefte is aan woningen in diverse wooncategorieën in Rijnsaterwoude.
26.5 Het ontwerpbestemmingsplan is in strijd met en blokkeert het kunnen invullen van de woningbehoefte in Rijnsaterwoude als gevolg van demografische ontwikkeling.
26.6 Indiener pleit ervoor om de bestemming Wonen op te nemen voor (een deel van) Suyderbon 2, of anders in ieder geval de
horeca en recreatieve voorzieningen. Hiertoe is door de gemeente op 4 december 2012 een reactie gestuurd op het principeverzoek (V20120033) van de indiener. In deze beantwoording wordt gesteld dat de ‘NOL’ vanuit de MRSV kan worden ingericht met enkele picknickplaatsen, een hardloopparcours of enkele horecagelegenheden. Initiatieven hiervoor zullen wij positief benaderen. Wij menen hiermee een visie te hebben die voldoende concreet is. De MRSV is na een uitgebreid participatietraject door de gemeenteraad vastgesteld. Voortijdig aan deze vaststelling zijn er slecht 4 zienswijzen ingediend in relatie tot het aspect van ‘groenkern’. Drie van deze vier zienswijzen zijn ingediend door grondeigenaren binnen de voormalige inbreidingslocatie. Daarmee is er geen sprake van een groot aantal negatieve reacties op het ontwerp MRSV. Bestreden wordt dan ook dat de gemeente onvoldoende rekening houdt met de belangen van ondernemers en inwoners van Rijnsaterwoude. De afweging wat wel en niet gewenst is in Rijnsaterwoude wordt echter niet enkel door de bewoners en ondernemers van Rijnsaterwoude ingegeven maar tevens door de bewoners en ondernemers elders in de gemeente en de mogelijkheden van de gemeente binnen de regio. De gemeente schaart zich op basis van nu bekende informatie nog steeds achter de aanwijzing van Rijnsaterwoude als groenkern. In 2010 is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor toevoeging van woningbouw in Rijnsaterwoude. Conclusie van dat onderzoek was dat in de huidige markt het niet haalbaar is om op grote schaal woningen aan de woningvoorraad van Rijnsaterwoude toe te voegen. Ook het gemeentebrede woningbouw-marktonderzoek d.d. 8 juni 2011 bevestigt deze conclusie. Daarmee zien wij het opheffen van de wijzigingsbehoefte niet in strijd met de aanwezige woningbehoefte. Het door indiener aangeleverde woningbouwonderzoek zal een goede indicatie geven over wat een groot aantal inwoners van Rijnsaterwoude willen. Het blijft daarbij vooralsnog ongewis of dit ‘willen’ haarbaar en reëel is en wat de gevolgen hiervan zijn voor de huidige gemeentelijke beleidslijn. De gemeente is van plan om de MRSV komende jaren te blijven evalueren. Het uitgevoerde onderzoek zal in deze evaluatie meegenomen worden. De afweging hoe het uitgevoerde onderzoek zich verhoudt tot de eerder uitgevoerde onderzoeken uit 2010 en 2011 zal in het kader van het onderdeel dorpsperspectieven uit de MRSV gemaakt worden. Gelet op het hiervoor gestelde over de verhouding MRSV – bestemmingsplan is het bestemmingsplantraject niet de goede plek voor zo’n afweging. Aangenomen wordt dat indiener met de genoemde demografische ontwikkeling doelt op vergrijzing. Met de introductie van de groeien groenkernen wordt juist gestuurd op de bundeling van de voorzieningen en woningaanbod in de groeikernen om de levensvatbaarheid van voorzieningen te versterken. Bovendien wordt met de groei- en groenkernen gestuurd op doorstroom waardoor voor de bestaande voorzieningen bestaansrecht aanwezig blijft. Los van het feit dat de wijzigingsbevoegdheid haaks staat op het geldende gemeentelijke beleid is het opnieuw opnemen van deze bevoegdheid niet wenselijk daar momenteel onvoldoende Pagina 12 van 37
vigerende wijzigingsbevoegdheid naar Wonen te handhaven, zodat in de toekomst voldoende flexibiliteit is om te anticiperen op wijzigende behoeften.
27 27.1 De betreffende grond ligt binnen de rode contour. De wijk is stedenbouwkundig niet af.
27.2 Het is door het vervallen van de wijzigingsbevoegdheid tot wonen niet meer mogelijk om kwalitatieve particuliere initiatieven te realiseren. In het kader van kwalitatieve bouw planologisch mogelijk te maken: a. de bouw van een energieneutrale nultredenwoning die mede gebruikt kan worden als Bed and Breakfast; b. de realisatie van een losstaand recreatieverblijf (trekkershut / tuinhuis / blokhut) voor kortdurend recreatieverblijf; door in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming Wonen (met bedrijf aan huis) op te nemen.
27.3 Het huidige gebruik is een recreatietuin, en het is niet waarschijnlijk dat deze grond zal worden
zekerheid bestaat ten aanzien van de uitvoerbaarheid en haalbaarheid, zo ontbreekt het aan de benodigde onderzoeken en motiveringen. Daarbij is het voor initiatiefnemer afgelopen 10 jaar mogelijk geweest, binnen enkele kaders, een plan in te dienen voor woningbouw. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid met als doel toekomstige planschade te beperken past niet binnen de gemeentelijke opvattingen van een ´goede ruimtelijke ordening´. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de positie van de rode contour. Daarnaast is de gemeente niet van mening dat initiatiefnemer door het ooit opnemen van een wijzigingsbevoegdheid vergaande en langdurige rechten heeft verkregen. De gemeente erkent dat de wijk stedenbouwkundig zodanig is opgezet dat verdere uitbreiding niet wordt uitgesloten. Dit ‘planologisch niet af’ zijn geeft onvoldoende motivatie voor nadere woningbouw-ontwikkelingen. Voor de mogelijkheden van het voorliggende bestemmingsplan wordt vastgehouden aan de lijn die is ingezet in de MRSV. Dit houdt in dat de locatie Suyderbon 2 kan worden ingericht met enkele picknickplaatsen, een hardloopparcours of enkele horecagelegenheden. Initiatieven hiervoor, of soortgelijke functies zoals indiener in zijn zienswijze aandraagt, worden, indien voldoende concreet, positief benaderd. Nader overleg over initiatieven die passen binnen de MRSV wordt dan ook van harte aangemoedigd. Gelet op de fase en urgentie van het voorliggende bestemmingsplan is het echter niet mogelijk dit overleg in het kader van de beantwoording van de zienswijze te voeren. Indien gewenste ontwikkelingen passend zijn binnen de MRSV kan voor de realisatie altijd een separate ruimtelijke procedure gevolgd worden. Indiener ziet voornamelijk kansen voor leefbaarheid in de gebouwde omgeving en in toevoeging van inwoners. Impulsen kunnen ook gevonden worden met het huidige aantal woningen en inwoners in de vorm van bijvoorbeeld het organiseren van activiteiten. De stellingname van indiener dat kleinschalige woningbouw aan sluit bij het groene, rustige karakter van de kern is niet relevant aangezien deze woningbouw, als gevolg van de keuze gemaakt in het MRSV, niet mogelijk zal worden gemaakt. Het bestemmingsplan is vanuit de Wro volgend op de MRSV. Tijdens de evaluatie van de MRSV zullen de uitgangspunten opnieuw ter discussie kunnen worden gesteld. De uitgevoerde enquête zal hierbij als input worden gebruikt. Daarnaast zijn wij van mening dat in kleine kernen de toevoeging van enkel huizen nauwelijks van betekenis is op leefbaarheid. Met de introductie van de groei- en groenkernen wordt in de MRSV juist gestuurd op de bundeling van de voorzieningen en woningaanbod in de groeikernen om de levensvatbaarheid van voorzieningen te versterken. Om de doorstroming te bevorderen wil de gemeente juist in groeikernen ruimte te geven voor de realisatie van woonzorgcombinaties, het in standhouding van voorzieningen en het bouwen van nultredenwoningen. Anders dan initiatiefnemer stelt gaat het vigerende plan reeds uit van een agrarische bestemming. In het voorliggend plan is enkel Pagina 13 van 37
ombestemd naar agrarische grond, mede gezien de omvang. Indiener verzoekt de gemeente niet in te stemmen met het wijzigen van de bestemming naar Agrarisch; 27.4 Eigen woningbehoefteonderzoek toont aan dat er nog steeds behoefte is aan woningen in diverse wooncategorieën in Rijnsaterwoude.
28. 28.1 De betreffende grond ligt binnen de rode contour. De wijk is stedenbouwkundig niet af.
28.2 Door het vervallen van de wijzigingsbevoegdheid tot wonen is het niet meer mogelijk om kwalitatieve particuliere initiatieven te realiseren. In het kader van kwalitatieve kleinschalige bouw planologisch de realisatie mogelijk maken van bijvoorbeeld: a. een aantal starterswoningen c.q. b. een aantal seniorenwoningen c.q. c. een woonvoorziening voor ouderen met winkel en medische functies c.q. d. door in het nieuwe bestemmingsplan Kernen Leimuiden - Rijnsaterwoude de bestemming Wonen op te nemen, en
de wijzigingsbevoegdheid van de locatie af gehaald.
In 2010 is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor toevoeging van woningbouw in Rijnsaterwoude. Conclusie van dat onderzoek was dat in de huidige markt het niet haalbaar is om op grote schaal woningen aan de woningvoorraad van Rijnsaterwoude toe te voegen. Ook het gemeentebrede woningbouw-marktonderzoek d.d. 8 juni 2011 bevestigt deze conclusie. Daarmee zien wij het opheffen van de wijzigingsbehoefte niet in strijd met de aanwezige woningbehoefte. Het door indiener aangeleverde woningbouwonderzoek zal een goede indicatie geven over wat een groot aantal inwoners van Rijnsaterwoude willen. Het blijft daarbij vooralsnog ongewis of dit ‘willen’ haarbaar en reëel is en wat de gevolgen hiervan zijn voor de huidige gemeentelijke beleidslijn. De gemeente is van plan om de MRSV komende jaren te blijven evalueren. Het uitgevoerde onderzoek zal in deze evaluatie meegenomen worden. De afweging hoe het uitgevoerde onderzoek zich verhoudt tot de eerder uitgevoerde onderzoeken uit 2010 en 2011 zal in het kader van het onderdeel dorpsperspectieven uit de MRSV gemaakt worden. Gelet op het hiervoor gestelde over de verhouding MRSV – bestemmingsplan is het bestemmingsplantraject niet de goede plek voor zo’n afweging. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de positie van de rode contour. Daarnaast is de gemeente niet van mening dat initiatiefnemer door het ooit opnemen van een wijzigingsbevoegdheid vergaande en langdurige rechten heeft verkregen. De gemeente erkent dat de wijk stedenbouwkundig zodanig is opgezet dat verdere uitbreiding niet wordt uitgesloten. Dit ‘planologisch niet af’ zijn geeft onvoldoende motivatie vormen voor nadere woningbouwontwikkelingen. Voor de mogelijkheden van het voorliggende bestemmingsplan wordt vastgehouden aan de lijn die is ingezet in de MRSV. Dit houdt in dat de locatie Suyderbon 2 kan worden ingericht met enkele picknickplaatsen, een hardloopparcours of enkele horecagelegenheden. Initiatieven hiervoor, of soortgelijke functies zoals indiener in zijn zienswijze aandraagt, worden, indien voldoende concreet, positief benaderd. Nader overleg over initiatieven die passen binnen de MRSV wordt dan ook van harte aangemoedigd. Gelet op de fase en urgentie van het voorliggende bestemmingsplan is het echter niet mogelijk dit overleg in het kader van de beantwoording van de zienswijze te voeren. Indien gewenste ontwikkelingen passend zijn binnen de MRSV kan voor de realisatie altijd een separate ruimtelijke procedure gevolgd worden. Indiener ziet voornamelijk kansen voor leefbaarheid in de gebouwde omgeving en in toevoeging van inwoners. Impulsen kunnen ook gevonden worden met het huidige aantal woningen en inwoners in de vorm van bijvoorbeeld het organiseren van activiteiten. De stellingname van indiener dat kleinschalige Pagina 14 van 37
28.3 Het huidige gebruik is een recreatietuin, en het niet waarschijnlijk is dat deze grond zal worden ombestemd naar agrarische grond, mede gezien de omvang. Niet instemmen met het wijzigen van de bestemming naar Agrarisch. 28.4 Eigen woningbehoefteonderzoek toont aan dat er nog steeds behoefte is aan woningen in diverse wooncategorieën in Rijnsaterwoude.
29. 29.1 Indiener heeft in 2012 een principeverzoek ingediend voor de realisatie van deze bouwplannen. Het college heeft dit verzoek op 20 november 2012 gemotiveerd afgewezen. In de communicatie navolgend aan het collegebesluit maakt indiener op dat er wel mogelijkheden zijn tot woningbouw op de betreffende locatie, maar dat dit in het voorliggende bestemmingsplan niet is vertaald. Navolgend is een eigen woningbehoefteonderzoek gehouden dat de vraag naar senioren- en starterswoningen aantoont. Indiener verzoekt ons in het kader van
woningbouw aan sluit bij het groene, rustige karakter van de kern is niet relevant aangezien deze woningbouw, als gevolg van de keuze gemaakt in het MRSV, niet mogelijk zal worden gemaakt. Het bestemmingsplan is vanuit de Wro volgend op de MRSV. Tijdens de evaluatie van de MRSV zullen de uitgangspunten opnieuw ter discussie kunnen worden gesteld. De uitgevoerde enquête zal hierbij als input worden gebruikt. Daarnaast zijn wij van mening dat in kleine kernen de toevoeging van enkel huizen nauwelijks van betekenis is op leefbaarheid. Met de introductie van de groei- en groenkernen wordt in de MRSV juist gestuurd op de bundeling van de voorzieningen en woningaanbod in de groeikernen om de levensvatbaarheid van voorzieningen te versterken. Om de doorstroming te bevorderen wil de gemeente juist in groeikernen ruimte te geven voor de realisatie van woonzorgcombinaties, het in standhouding van voorzieningen en het bouwen van nultredenwoningen. Anders dan initiatiefnemer stelt gaat het vigerende plan reeds uit van een agrarische bestemming. In het voorliggend plan is enkel de wijzigingsbevoegdheid van de locatie af gehaald.
In 2010 is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor toevoeging van woningbouw in Rijnsaterwoude. Conclusie van dat onderzoek was dat in de huidige markt het niet haalbaar is om op grote schaal woningen aan de woningvoorraad van Rijnsaterwoude toe te voegen. Ook het gemeentebrede woningbouw-marktonderzoek d.d. 8 juni 2011 bevestigt deze conclusie. Daarmee zien wij het opheffen van de wijzigingsbehoefte niet in strijd met de aanwezige woningbehoefte. Het door indiener aangeleverde woningbouwonderzoek zal een goede indicatie geven over wat een groot aantal inwoners van Rijnsaterwoude willen. Het blijft daarbij vooralsnog ongewis of dit ‘willen’ haarbaar en reëel is en wat de gevolgen hiervan zijn voor de huidige gemeentelijke beleidslijn. De gemeente is van plan om de MRSV komende jaren te blijven evalueren. Het uitgevoerde onderzoek zal in deze evaluatie meegenomen worden. De afweging hoe het uitgevoerde onderzoek zich verhoudt tot de eerder uitgevoerde onderzoeken uit 2010 en 2011 zal in het kader van het onderdeel dorpsperspectieven uit de MRSV gemaakt worden. Gelet op het hiervoor gestelde over de verhouding MRSV – bestemmingsplan is het bestemmingsplantraject niet de goede plek voor zo’n afweging. Het bestemmingsplan is vanuit de Wro volgend op de MRSV. Tijdens de evaluatie van de MRSV zullen de uitgangspunten opnieuw ter discussie kunnen worden gesteld. De uitgevoerde enquête zal hierbij als input worden gebruikt. Daarnaast zijn wij van mening dat in kleine kernen de toevoeging van enkel huizen nauwelijks van betekenis is op leefbaarheid. Met de introductie van de groei- en groenkernen wordt in de MRSV juist gestuurd op de bundeling van de voorzieningen en woningaanbod in de groeikernen om de levensvatbaarheid van voorzieningen te versterken. Om de doorstroming te bevorderen wil de gemeente juist in groeikernen ruimte te geven voor de realisatie van woonzorgcombinaties, het in standhouding van voorzieningen en het bouwen van nultredenwoningen. Pagina 15 van 37
kwalitatieve bouw planologisch mogelijk te maken: a. de bouw van een energieneutrale nultredenwoning die mede gebruikt kan worden voor eventuele toekomstige zorgverlening; b. de realisatie van een blokhut/cabin die gebruikt zal worden als opslagruimte ten behoeve van een te starten kayak / kano verhuurbedrijf door in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming Wonen (met bedrijf aan huis) op te nemen, en 3. het college te verzoeken met mij in nader overleg te treden ter uitwerking van mijn plannen. 29.2 Indiener verzoekt ons niet in te stemmen met het wijzigen van de bestemming naar Agrarisch; 30. Indiener verzoekt ons de bepalingen uit de vaststellingsovereenkomst van februari 2011 onverkort op te nemen in voorliggend bestemmingsplan.
Voor de mogelijkheden van het voorliggende bestemmingsplan wordt vastgehouden aan de lijn die is ingezet in de MRSV. Dit houdt in dat de locatie Suyderbon 2 kan worden ingericht met enkele picknickplaatsen, een hardloopparcours of enkele horecagelegenheden. Initiatieven hiervoor, of soortgelijke functies zoals indiener in zijn zienswijze aandraagt, worden, indien voldoende concreet, positief benaderd. Nader overleg over initiatieven die passen binnen de MRSV wordt dan ook van harte aangemoedigd. Gelet op de fase en urgentie van het voorliggende bestemmingsplan is het echter niet mogelijk dit overleg in het kader van de beantwoording van de zienswijze te voeren. Indien gewenste ontwikkelingen passend zijn binnen de MRSV kan voor de realisatie altijd een separate ruimtelijke procedure gevolgd worden. Anders dan initiatiefnemer stelt gaat het vigerende plan reeds uit van een agrarische bestemming. In het voorliggend plan is enkel de wijzigingsbevoegdheid van de locatie af gehaald. In de overeenkomst wordt voor wat betreft het ruimtelijke deel gesteld dat: 1. In de bestemming Tuin alleen met de bestemming verband houdende bouwwerken geen bebouw zijnde kunnen worden opgericht met een hoogte van maximaal 3 meter. 2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1 meter zal bedragen 3. Artikel 8.1 en 8.2 van het bestemmingsplan op aanvraag komen te vervallen. 4. Artikel 9 van het bestemmingsplan op aanvraag komt te vervallen. 5. De ontheffingsmogelijkheid / vrijstelling vanuit het moederplan ‘Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude blijft gehandhaafd. In het voorliggende bestemmingsplan worden hieromtrent de volgende regelingen opgenomen: 1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter. 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt bij erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 meter. 3. De specifieke gebruiksregels en voorwaarden zijn niet opgenomen in voorliggend plan voor wat betreft de Tuinbestemming, in lijn met de vaststellingsovereenkomst. 4. Artikel 9 betreft algemene wijzigingsregels. Het is niet wenselijk om de algemene wijzigingsregels uit het voorliggende bestemmingsplan te schrappen, omdat deze betrekking hebben op alle bestemmingen binnen het gehele plangebied. Hierbij is het niet reëel om een uitzondering te maken voor de bestemming Tuin voor dit specifieke perceel. Tevens kan alleen van deze regeling gebruik worden gemaakt na een positief besluit van het bevoegd gezag. De algemene wijzigingsregels van voorliggend bestemmingsplan zijn te vinden onder artikel Pagina 16 van 37
25.1 en 26.1. De ontheffingsmogelijkheid/vrijstellingsregeling is in voorliggend plan enigszins beperkt. Gezien de insteek van uw zienswijze verwachten wij dat indiener deze beperking juist ziet als een positieve ontwikkeling. Daarmee zijn wij van mening de vaststellings-overeenkomst op een juiste wijze te hebben opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. 5.
31. Indiener verzoekt ons een bedrijfswoning toe te voegen voor wat betreft Noordeinde 112 en een woonbestemming toe te kennen aan Noordeinde 100a.
Voor wat betreft Noordeinde 100a: Er wordt geen Woonbestemming toegekend aan het perceel Noordeinde 100a. De vergunning d.d. 30 september 2004 is conform aanvraag c.q. bouwplan verleend hetgeen betekent dat woondoeleinden geen onderdeel van de aanvraag heeft bevat. Daarnaast heeft het college weliswaar een brief aan indiener toegezonden met de mededeling dat zij er voor zou zorgdragen dat in de herziening van het bestemmingsplan onderhavig perceel de bestemming Wonen zou krijgen maar aan deze toezegging geen gestand gedaan. Echter, gelet op vaste jurisprudentie kan het vertrouwensbeginsel enkel geschonden zijn indien er sprake is van een ondubbelzinnig en voldoende concrete toezegging van het bevoegd gezag waaraan de betreffende persoon rechten mocht kunnen ontlenen. In kwestie is er dus sprake van een toezegging van het college en niet van de gemeenteraad. Dit betekent dat in uw zaak het vertrouwensbeginsel zoals deze is vervat in de jurisprudentie niet is geschonden. Bovendien kan het vertrouwensbeginsel er nimmer toe zorgdragen dat een vergunning in strijd met de wet (contra legem) wordt afgegeven. Het LIB staat geen nieuwe woningen toe, zonder toestemming van het Ministerie. Deze toestemming is nimmer verleend. Voor wat betreft Noordeinde 112: Er wordt geen bedrijfswoning ingepast op het perceel Noordeinde 112. Voor het toevoegen van een bedrijfswoning zal eerst de milieutechnische haalbaarheid moeten zijn aangetoond. Deze richt zich dan met name op de externe factoren. Aangezien de locatie ligt tussen andere bedrijven, in de nabijheid van de provinciale weg N207 en binnen het LIB-gebied van Schiphol is niet zonder meer een bedrijfswoning toe te kennen aan de betreffende locatie. Aangezien de milieutechnische haalbaarheid en de haalbaarheid vanuit het LIB niet is aangetoond zal de bedrijfswoning niet worden opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
Indiener verzoekt ons tot het toevoegen van een woonboot op de locatie Molenkade 20, omdat: 1. De bestemming onderdeel uitmaakt van een strook met reeds een woonbootbestemming. 2. Het aangezicht van de Molenkade niet geschaad wordt. 3. Er een extra woonmogelijkheid binnen de gemeente wordt gecreëerd.
1-3: Vanuit de vigerende schepenverordening sluit de gemeente het toevoegen van woonboten uit. Het is derhalve niet wenselijk een woonboot op deze locatie toe te voegen. In voorliggend bestemmingsplan is het aantal woonboten aangehouden zoals opgenomen in het vigerend bestemmingsplan. Wij zien geen aanleiding om het aantal woonboten op deze locatie te laten toenemen. Daarnaast ligt de kavel buiten de provinciale bebouwingscontour. Volgens de provinciale verordening is het niet toegestaan op deze wijze nieuwe woningen toe te voegen buiten rode contour.
32.
45. Indiener verzoekt ons om de locatie Molenkade 3s te bestemmen als Wonen, of in tweede instantie als Recreatie, om de volgende Pagina 17 van 37
argumenten: 1. De thans aanwezige noodwoning staat al 25 jaar op deze locatie en is gedurende deze periode deels bewoond geweest.
2.
Een kleinere woning past binnen de ruimtelijke structuur.
Voor wat betreft de Recreatiewoning stelt indiener aanvullend: 3. Dat deze locatie een directe verbinding met de Drecht heeft via openbaar water. 4. Beleid van de gemeente Kaag en Braassem (verblijfsaccommodaties en activiteiten in intensieve en extensieve recreatiegebieden) duidt op extensieve recreatie langs de Drecht.
1.
Na onlangs de locatie bezocht te hebben stelt de gemeente dat op grond van de huidige staat van het bouwwerk het niet aannemelijk is dat het bouwwerk recentelijk nog gebruikt is ten behoeve van permanente bewoning. Van de (nood)woning waarnaar indiener verwijst hebben wij geen verleende vergunning kunnen vinden. Wij veronderstellen daarmee dat onderhavig bouwwerk zonder vergunning is opgericht en derhalve illegaal in stand wordt gelaten. Graag vernemen wij van indiener of onze veronderstelling ten onrechte is en dat indiener ons een verleende bouwvergunning kan overleggen. Indien hiervan geen sprake is zijn wij genoodzaakt om het zonder vergunning in stand gelaten bouwwerk ter behandeling door te geven aan het team handhaving. 2. Op 14 augustus 2012 heeft het college besloten niet mee te werken aan het beoogde bouwplan voor de Molenkade 3s. Conform het besluit en de bijlage wordt ruimtelijk geen aansluiting gevonden met de omgeving en voldoet het bouwplan niet aan het vigerend beleid. 3. Verbinding met openbaar water is onvoldoende argumentatie om een recreatiewoning toe te staan die niet aansluit bij het vigerend beleid. 4. De bijlage waar indiener naar verwijst (bijlage 1 van de richtlijn Verblijfsaccommodaties en activiteiten in intensieve en extensieve recreatiegebieden) worden de recreatieve ontwikkelzones benoemd zoals aangeduid in de Maatschappelijke Ruimtelijke Structuurvisie. De Structuurvisie is een beleidsdocument op hoofdlijnen. Concreet worden er geen uitspraken over het toevoegen van recreatiewoningen op de betreffende locatie. De betreffende locatie is van de Drecht gescheiden door een woonlint. Het perceel is daardoor niet aan te merken als onderdeel van de recreatieve zone.
Zienswijzen die geleid hebben tot wijzigingen: 33. 33.1
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. De molenkade niet berekend is op een toename van het aantal verkeersbewegingen. 2. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 3. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 4. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 5. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 6. De nieuwe bestemming in strijd is met het LIB. 7. Er een overeenkomst afgesloten dient te
Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door Pagina 18 van 37
worden die het kostenverhaal regelt. 8. De 'sba-wbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot.
33.2
Daarnaast verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen. Als de 10%-regel niet wordt gehonoreerd dan ziet indiener graag de feitelijk aanwezige bebouwing ingetekend als bouwvlak in de verbeelding.
33.3
Tot slot verzoekt indiener ons het initiatief te toetsen aan de wet Bibob.
34. 34.1
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. De molenkade niet berekend is op een toename van het aantal verkeersbewegingen. 2. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 3. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 4. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 5. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 6. De nieuwe bestemming in strijd is met het LIB. 7. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt. 8. De 'sba-wbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot.
de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de bouwmogelijkheden goed te hebben geregeld. De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven, waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit. De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening. Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit Pagina 19 van 37
voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de bouwmogelijkheden goed te hebben geregeld. De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven, waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit.
34.2
Daarnaast verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen.
34.3
Tot slot verzoekt indiener ons het initiatief te toetsen aan de wet Bibob.
De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Een nieuwe bestemming naar uw mening niet hetzelfde is als herbestemmen. 2. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 3. Er aantasting is van de privacy door de mogelijkheid tot toenemen van het aantal ramen. 4. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 5. De molenkade niet berekend is op een toename van het aantal verkeersbewegingen. 6. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 7. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 8. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 9. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 10. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt.
Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord.Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering
35. 35.1
Pagina 20 van 37
11. De nieuwe bestemming is getoetst aan de wet Bibob 12. Er geen geluidsonderzoek is gedaan en er dient een andere ontsluitingsweg te worden geregeld. 13. Indiener stelt dat er een andere ontsluitingsweg moet komen naar de percelen Molenkade 24-28. 35.2
36. 36.1
36.2
Daarnaast verzoekt indiener ons voor het strookje langs de Drecht de bestemming Verkeer te wijzigen in Tuin.
2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening. In de zienswijze wordt de privaatrechtelijke situatie verward met de publiekrechtelijke. Het bestemmingsplan geeft een bestemming naar aanleiding van het meest doelmatige gebruik. Dit staat los van de eigendomssituatie. De bestemming Verkeer zegt niets over openbaarheid, noch over de toegankelijkheid, aangezien dit privaatrechtelijk geregeld is.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Een nieuwe bestemming naar uw mening niet hetzelfde is als herbestemmen. 2. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 3. Er aantasting is van de privacy door de mogelijkheid tot toenemen van het aantal ramen. 4. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 5. De molenkade niet berekend is op een toename van het aantal verkeersbewegingen. 6. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 7. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 8. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 9. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 10. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt. 11. De nieuwe bestemming is getoetst aan de wet Bibob
Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Er is inventariserend bodemonderzoek gedaan voorafgaand aan de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. . Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. De wet Bibob heeft geen betrekking op estemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening.
In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat
De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend Pagina 21 van 37
37. 37.1
bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de zekerheid voldoende te hebben gewaarborgd.
plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Een nieuwe bestemming naar uw mening niet hetzelfde is als herbestemmen. 2. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming.
Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening. In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de zekerheid voldoende te hebben gewaarborgd.
3. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 4. De molenkade niet berekend is op een toename van het aantal verkeersbewegingen. 5. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 6. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 7. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 8. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 9. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt. 10. De nieuwe bestemming is getoetst aan de wet Bibob.
37.2
Aanvullend geeft indiener aan dat de 'sbawbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot. Tot slot verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen. Als de 10%-regel niet wordt gehonoreerd dan ziet indiener graag de feitelijk aanwezige bebouwing ingetekend als bouwvlak in de
De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot Pagina 22 van 37
38. 38.1
verbeelding.
heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Een nieuwe bestemming naar uw mening niet hetzelfde is als herbestemmen. 2. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 3. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 4. De molenkade niet berekend is op een toename van het aantal verkeersbewegingen. 5. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 6. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden.
Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening. In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de zekerheid voldoende te hebben gewaarborgd.
7. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 8. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 9. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt. 10. De nieuwe bestemming is getoetst aan de wet Bibob.
38.2
38.3
Aanvullend geeft indiener aan dat de 'sbawbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot. Tot slot verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen. Als de 10%-regel niet wordt gehonoreerd dan ziet indiener graag de feitelijk aanwezige bebouwing ingetekend als bouwvlak in de verbeelding.
De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als Pagina 23 van 37
ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit. 39. 39.1
39.2
39.3
40. 40.1
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 2. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 3. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 4. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 5. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 6. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 7. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt.
Aanvullend geeft indiener aan dat de 'sbawbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot. Tot slot verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Een nieuwe bestemming naar uw mening niet hetzelfde is als herbestemmen. 2. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 3. Er geen is onderzoek gedaan naar de
Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de zekerheid voldoende te hebben gewaarborgd. De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In uw zienswijze wordt niet aangegeven waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit. Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, Pagina 24 van 37
verkeersintensiteit op de belendende percelen. 4. De molenkade niet berekend is op een toename van het aantal verkeersbewegingen. 5. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 6. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 7. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 8. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB.
40.2
41. 41.1
Daarnaast verzoekt indiener ons het uw tuinschuur op te nemen in het plan, zoals ook is gedaan in het vigerende plan.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 2. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 3. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 4. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 5. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 6. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 7. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt.
echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. Alle grijze en dunne lijnen van het vigerende en voorliggende plan zijn slechts bedoelt zijn ter indicatie. Hieraan zijn geen rechten verbonden. Het feit dat de schuur nu niet in de plankaart is ingetekend (als grijze/dunne zwarte lijn) wil niet zeggen dat de schuur geen bestaansrecht meer heeft. Voor wat betreft de bestemming Tuin met de aanduiding de 'sbawbv' gelden in het voorliggende plan dezelfde kaders als het vigerende plan. Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats Pagina 25 van 37
41.2
41.3
41.4
42. 42.1
Aanvullend wordt gesteld dat de 'sba-wbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot. Daarnaast verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen.
Tot slot verzoekt indiener ons het initiatief te toetsen aan de wet Bibob.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 2. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 3. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 4. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 5. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 6. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 7. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt.
van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de zekerheid voldoende te hebben gewaarborgd. De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit. De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening. Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering Pagina 26 van 37
42.2
42.3
42.4
43. 43.1
Aanvullend wordt gesteld dat de 'sba-wbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot. Daarnaast verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen.
Tot slot verzoekt indiener ons het initiatief te toetsen aan de wet Bibob.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 2. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 3. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 4. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 5. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 6. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 7. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt.
2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de zekerheid voldoende te hebben gewaarborgd. De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit. De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening. Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. Pagina 27 van 37
43.2
43.3
43.4
44. 44.1
Aanvullend wordt gesteld dat de 'sba-wbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot. Daarnaast verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen.
Tot slot verzoekt indiener ons het initiatief te toetsen aan de wet Bibob.
In de zienswijze geeft indiener aan dat: 1. Een nieuwe bestemming naar uw mening niet hetzelfde is als herbestemmen. 2. Er is geen of onvoldoende bodemonderzoek is gedaan. Dit is benodigd voor de nieuwe bestemming. 3. Er aantasting is van de privacy door de mogelijkheid tot toenemen van het aantal ramen. 4. Er geen is onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit op de belendende percelen. 5. De molenkade niet berekend is op een toename van het aantal verkeersbewegingen. 6. Het is niet duidelijk of hulpdiensten snel ter plaatse kunnen komen en er is niet aangegeven hoe de te verwachten parkeerproblematiek wordt opgelost. 7. Er is onvoldoende onderzocht wat het effect van het te verwachten parkeerproblematiek is op de omwonenden. 8. De Molenkade buiten de rode contour valt waar verstedelijking niet is toegestaan. 9. De nieuwe bestemming in strijd met het LIB. 10. Er een overeenkomst afgesloten dient te worden die het kostenverhaal regelt. 11. De nieuwe bestemming is getoetst aan de wet Bibob 12. Er geen geluidsonderzoek is gedaan en er dient een andere ontsluitingsweg te worden geregeld.
In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de zekerheid voldoende te hebben gewaarborgd. De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit. De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de verordening. Met het vaststellen van het ontwerpbestemmingsplan heeft het college aangegeven de percelen Molenkade 24 en 24a te willen bestemmen als Woonbestemming. Om de haalbaarheid hiervoor aan te tonen dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd, gekoppeld aan een degelijk saneringsplan indien dit noodzakelijk blijkt. Er is een inventariserend bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd, echter nog geen benodigd saneringsplan. Hierdoor is de haalbaarheid van de ontwikkeling nog niet aangetoond. Het plan valt daarmee terug op het vigerend bestemmingsplan, dus de bedrijfsbestemming die de percelen Molenkade 24 en 24a al hadden. Deze bestemming zal worden overgenomen in aankomend bestemmingsplan Kernen LeimuidenRijnsaterwoude. Hoewel de haalbaarheid niet binnen de gestelde termijn is aangetoond om mee te kunnen worden genomen in voorliggend herzieningstraject, zal een toekomstige aanvraag tot ombestemming naar Wonen positief worden benaderd door de gemeente. In deze beantwoording zullen enkele van uw vragen nog worden beantwoord. Binnen de huidige bestemming (Bedrijf) is een grotere verkeersintensiteit te verwachten dan de verkeersintensiteit voortkomend uit de twee extra woningen die komen in plaats van de bedrijfsbestemming. Bij een bedrijfsbestemming is er tevens zwaarder en breder vervoer te verwachten dan bij een woonfunctie. Conform de vigerende Provinciale verordening, actualisering 2012 is functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Met de provincie is onderhavige kwestie afgestemd. De betreffende locatie valt buiten het LIB-gebied. Deze is aangeduid op de plankaart. De wet Bibob heeft geen betrekking op bestemmingsplannen, maar komt voort uit regelgeving van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (APV). De gemeente Kaag en Braassem toetst dergelijke zaken niet aan de Bibob conform de Pagina 28 van 37
44.2
44.3
46. 46.1
46.2
46.3
46.4
46.5
Aanvullend wordt gesteld dat de 'sba-wbv' aanduiding onvoldoende zekerheid biedt dat de percelen voor andere doeleinden worden gebruikt dan ten dienste van de aangrenzende woonboot. Daarnaast verzoekt indiener ons tot wijziging van 12m2 bebouwing naar 10% bebouwing van het oppervlak behorende bij de woonschepen. Als de 10%-regel niet wordt gehonoreerd dan ziet indiener graag de feitelijk aanwezige bebouwing ingetekend als bouwvlak in de verbeelding.
Er zijn geen bepalingen meer opgenomen over het aantonen van de noodzaak van een bedrijfswoning. Niet elke bedrijfsbestemming behoeft een bedrijfswoning. Bovendien wordt de woning soms verhuurd aan derden.
Wat is het criterium voor het toekennen van het aantal woningen aan een bedrijfsbestemming? Bijvoorbeeld, zoals achter de 2 woningen Noordeinde 62-70? Wordt de achterliggende woonark als bedrijfswoning gezien? Hoe wil de gemeente het beleid tot concentratie van bedrijven vorm geven als de bedrijfsbestemming gehandhaafd blijft? Hoe kunnen bedrijven dan ontmoedigd worden?
Het is vreemd dat er geen ‘vestigingsvergunning’ nodig is voor bedrijven.
verordening. In de planregels van de betreffende ‘sb-wbv’ aanduiding staat expliciet vermeld dat bebouwing ten behoeve van het naastgelegen woonschip moet zijn. Daarmee zijn wij van mening de zekerheid voldoende te hebben gewaarborgd. De regeling in de bestemming Tuin met de aanduiding ‘bebouwing voor woonboten' is overgenomen uit het vigerend plan. In de zienswijze wordt niet aangegeven waarom de regeling met betrekking tot bouwwerken binnen deze bestemming moet worden aangepast. De regeling van 12m2 geeft een eenduidig kader voor eenieder die een woonboot heeft aan de molenkade. Een verandering in een percentage zou kunnen leiden tot een buitenproportioneel groot bouwoppervlak. Gezien de huidige kleinschalige ruimtelijke structuur van de Molenkade zien wij deze mogelijkheid als ongewenst en sluiten deze mogelijkheid dus uit. Binnen de agrarische, horeca-, recreatie- en bedrijfsbestemming is er een regeling omtrent bedrijfswoningen opgenomen: “uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor maximaal één bedrijfswoning dan wel het aantal woningen zoals aangeduid met aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden”. Aantonen van de noodzaak voor een bedrijfswoning geldt voor nieuwe bedrijfswoningen. De bedrijfswoningen zoals aangeduid in onderhavig plan zijn reeds bestemd in het vigerend plan. Er zijn geen nieuwe bedrijfswoningen bestemd. Er is derhalve ook geen regeling voor het aantonen van de noodzaak opgenomen. Daarmee achten wij de bedrijfswoningen geregeld. Een definitie van bedrijfswoning regelt dat het gebruik moet worden ten gunste van het bedrijf en niet verhuurd kan worden. Daarom zal er een definitie van bedrijfswoning worden opgenomen. Het criterium is het vigerende bestemmingsplan. De bedrijfswoningen zoals aangeduid in onderhavig plan zijn reeds bestemd in het vigerend plan. Er zijn geen nieuwe bedrijfswoningen bestemd. Nee, de betreffende woonboot wordt in zowel het vigerende als nieuwe bestemmingsplan als bestemd voor permanente bewoning, geen bedrijfswoning. Het klopt dat de gemeente streeft naar een concentratie van de bedrijvigheid in de kernen Leimuiden en Rijnsaterwoude naar de Tuinderij of de Drechthoek. Wij zien deze kernen immers als woonkernen (groeikernen vanuit de structuurvisie, MRSV januari 2012). De gemeente kan echter geen ontwikkelingen tot bedrijfsverplaatsing afdwingen. De concentratie kan dus alleen plaatsvinden middels initiatieven van de bedrijven zelf. Het beschreven beleid geeft in deze dus de ontwikkelrichting aan die de gemeente voor ogen heeft. In het bestemmingsplan is daarom een regeling opgenomen om bedrijfsbestemmingen om te kunnen zetten naar woondoeleinden (artikel 4.5). De gemeente verleent geen ‘vestigingsvergunning’ bij de vestiging van een nieuw bedrijf. Hiertoe wordt slechts getoetst aan het vigerende bestemmingsplan. De overige gegevens
Pagina 29 van 37
46.6
Onduidelijk is de voorwaarde: 3 meter tot de zij-erfgrens. Hoe wordt de voorzijde bepaald?
46.7
Onduidelijk is waarom de toegestane 1. goothoogte verschilt in het lint. Waarom soms 8 meter en soms 9 meter?
46.8
In het bestemmingsplan is nergens 2. regelgeving voor wat betreft vlaggenmasten, gevel- en lichtreclame terug te vinden.
46.9
In het oude plan kan binnenplans worden 3. afgeweken tot 3 meter. In het nieuwe plan niet meer. Dit is wel wenselijk gezien het aantal bedrijven in het lint.
46.10
Er is geen duidelijke regelgeving opgenomen 4. voor het plaatsen van vuil- en zeecontainers.
46.11
In de toelichting wordt gesproken over 5. Noordeinde 78 (tropische vishandel), niet over Noordeinde 84 (kwekerij en woonhuis).
47. 47.1 47.2 47.3
47.4 47.5 47.6
bij woning 8 ontbreekt de carport bij woning 4 is het bouwvlak niet correct het water is niet correct aangeduid, de brug is aangeduid met tuin.
bij woning Woudsedijk 2a is de kelder niet ingetekend bij woning Woudsedijk 2 is de kelder en berging niet goed ingetekend. De gerealiseerde kelders passen niet binnen de planregels.
worden doorgegeven aan de Kamer van Koophandel. In artikel 2.1 wordt de wijze van meten uitgelegd. Voor de afstand tot een erfgrens wordt aangehouden: “De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel, met daarin geen onderscheid tussen bodem of water”. De voorzijde wordt bepaald aan de hand van hetgeen bepaald is in artikel 1.52. Middels 6 schetsen wordt de voorzijde in verschillende situaties aangegeven. Het bestemmingsplan is een conserverend plan. Dit houdt in dat als basis de bestaande situatie wordt vastgelegd. Wanneer anders wordt bestemd dan de bestaande situatie moet worden aangetoond dat dit haalbaar is binnen de termijn van het bestemmingsplan (10 jaar). Een gewenste ruimtelijke situatie is dus niet zonder meer op te nemen in een bestemmingsplan, als deze afwijkt van de bestaande situatie. Vlaggenmasten, gevel- en lichtreclame worden in bestemmingsplannen altijd gezien als ‘bouwwerk geen gebouw zijnde’. Regelingen hieromtrent zijn opgenomen in de bouwregels van de bestemmingen. Het klopt dat hierin wordt afgeweken van het vigerende plan. De erfafscheiding wordt ingezet voor een visuele afscheiding tussen bedrijven en woningen. Geur en/of geluid hebben hier immers geen relatie mee. Hoewel geur en geluid amper worden geweerd door de afscheiding, heeft een erfafscheiding van 3 meter ruimtelijk een grote impact. Er wordt echter voor de betreffende bewoners nauwelijks gewonnen in het kader van visuele afscheiding. Wij zijn van mening dat een erfafscheiding van 2 meter visueel voldoende afscheiding biedt tussen een bedrijf en een woning en zien daarmee de eerder geboden ontheffingsmogelijkheid niet meer van toepassing. Het plaatsen van containers wordt gezien als opslag of als het bouwen van een bouwwerk. Bouwen buiten het bouwvlak wordt in veel bestemmingen uitgesloten of beperkt. Hier zal ook afdeling Handhaving op toetsen. Onduidelijk is waarop gedoeld wordt met betrekking tot de verwarring. In de toelichting van het bestemmingsplan komt de term ‘tropische vishandel’ en ‘kwekerij’ niet voor. Plankaart is aangepast op dit onderdeel. Plankaart is aangepast op dit onderdeel. Plankaart is aangepast op dit onderdeel. Een brug ten behoeve van perceelsontsluiting valt nu onder de bestemming water en tuin. Het beheer van het water is een eigendomskwestie en wordt niet aangegeven in de verbeelding. Plankaart is aangepast op dit onderdeel. Plankaart is aangepast op dit onderdeel. Het bouwvlak op de plankaart is aangepast, waardoor uw kelder voldoet aan de planregels, conform artikel 23.3.
48. Aanpassen van de bestemming ter plaatse van de ijsbaan in Rijnsaterwoude en planologisch inpassen van het plaatsen van
Naar aanleiding van uw zienswijze is de ijsbaan als Recreatie bestemd, gelijk aan de situatie in Leimuiden. Daarnaast is de mogelijkheid tot bouwen binnen bouwvlak opgenomen, met een
Pagina 30 van 37
49. 49.1
49.2
49.3
49.4
een container, zoals vergund d.d. 12 april 2010).
bouwhoogte van 5 meter ten behoeve van recreatieve bestemming.
Indiener maakt bezwaar tegen de systematiek zoals ingepast ter plaatse van de Herenweg, waarbij de bouwvlakken strak om de bestaande bebouwing is gelegd. Indiener geeft aan dat hiermee aanzienlijk minder bouwmogelijkheden worden toegestaan in het aankomende bestemmingsplan.
Naar aanleiding van uw zienswijze hebben wij de systematiek ter plaatse van de Herenweg aangepast, waarbij de kaders in grote lijnen overeen komen met het vigerend bestemmingsplan. Er is een specifieke bouwaanduiding ingepast in de plankaart en planregels. Hierin is: Een kap op bijgebouwen mogelijk gemaakt. De bouwhoogte uit het vigerend plan aangehouden. Zie punt 1.
Op vrijstaande bijgebouwen is geen kap meer mogelijk, in tegenstelling tot het vigerend bestemmingsplan. Veel woningen hebben een vrijstaande berging met kap. Verzocht wordt om op vrijstaande bijgebouwen de mogelijkheid tot een kap op te nemen. De goothoogte is verlaagd van 6 naar 4m. De bouwhoogte is gesteld op 8m. De woning heeft een steile kap en komt daardoor hoger uit dan 8m Verzocht wordt de bouwhoogte op 9m te stellen. Er is onduidelijkheid omtrent de definitie van oppervlak in het geval dat het perceel grenst aan water, specifiek in artikel 1.21. er zit verschil tussen aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, voor wat betreft het bouwvlak Verzocht wordt dit aan te passen.
Zie punt 1.
Naar aanleiding van uw zienswijze is artikel 1.21 is aangevuld. Daarnaast willen wij indiener graag wijzen op artikel 2.1 in het hoofdstuk ‘wijze van meten’. Hierin wordt de aanduiding ‘water’ reeds genoemd. Wij gaan er vanuit dat indiener met zijn laatste opmerking doelt op artikel 1.17. De toevoeging ‘op hetzelfde bouwperceel’ is aan de definitie toegevoegd om te verduidelijken dat vrijstaande bouwvolumes wel binnen het bouwperceel moeten vallen om de bepalen bij welk hoofdgebouw het bouwwerk hoort. Bij aangebouwde bouwwerken is dit uiteraard al bekend.
50. Indiener geeft aan dat zijn uitzicht zal worden belemmerd en uw woning in prijs zal dalen door de nieuwe mogelijkheden die worden geboden voor de vrije kavels van project Kroondomein in het aankomende bestemmingsplan. Daarnaast geeft indiener aan het jammer te vinden niet persoonlijk op de hoogte te zijn gebracht van het voornemen van de gemeente om af te wijken van de eerder gevoerde artikel 19-procedure voor wat betreft de vrije kavels van Kroondomein.
De gemeente wil het mogelijk maken om 2 twee onder één kapwoningen, op de plaats van de drie vrijstaande woningen te realiseren ter plaatse van de drie braakliggende westelijke kavels. De afzetbaarheid van vijf onbebouwde kavels is met deze marktomstandigheden zeer gering. Deze aanpassing is doorgevoerd om de verkoopbaarheid van de kavels te vergroten. Omdat de braakliggende kavels zowel ruimtelijk als visueel niet gewenst zijn, willen wij op deze wijze de bebouwing er van bevorderen. Wij zijn van mening dat de afwijking van de twee 2^1kapwoningen ten opzichte van de drie vrijstaande woningen voor wat betreft het uitzicht vanuit de Watersnip 20 weliswaar een verandering geeft, maar dat deze zeer gering is. De betreffende woning ligt verder van de vrije kavels af en heeft daarmee een minder directe relatie met de ontwikkeling. Dit is de reden dat er niet persoonlijk vooraf niet is geïnformeerd over de planologische aanpassing. De huidige bewoners van de vrije kavels zijn wel vooraf geïnformeerd over de aanpassing. Met hen is overlegd over de exacte planologische inpassing. Naar aanleiding van deze gesprekken is de verbeelding aangepast. Een schetsmatige verbeelding van de aanpassing is bijgevoegd bij de Nota van wijzigingen.
Pagina 31 van 37
51. Opnemen van bouwvergunningen BR-2008072 en BR-2007-073 in de plankaart.
De plankaart wordt aangepast op uw zienswijze.
Indiener verzoekt ons om de bestemming Maatschappelijk aan te passen op de nieuwe erfgrens Indiener wil graag een schuur realiseren van 12 x 4 meter (48 m2) met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
De plankaart zal worden aangepast op de nieuwe erfgrens. Voor het realiseren van uw schuur geldt de afweging: 1. intekenen in het bestemmingsplan, of 2. niet intekenen en aanvraag afwijzen vanwege gebrek aan ruimtelijke onderbouwing. Dit is nodig omdat vanuit het afwijkingenbeleid positief wordt geadviseerd op dit initiatief, mits voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Concluderend kan gesteld worden dat: De schuur in het vigerend plan past, maar niet in nieuwe plan. Er een vergunning is aangevraagd, waarin de schuur niet is opgenomen. Indien de schuur niet in het bestemmingsplan opgenomen, de schuur beleidsmatig wordt toegestaan middels buitenplanse ontheffing mits, een goede ruimtelijke onderbouwing. Aanvullend kan gesteld worden dat de ruimtelijke impact van de schuur zeer gering is. Op basis van bovenstaande conclusies hebben wij uw schuur ingetekend in de plankaart.
Indieners verzoeken ons de bestemming ter plaatse van de Weidelaan 2-22 aan te passen naar de bestemming Tuin, zoals vergund in 2006 (vrijstelling Jacobswoude nr. 2644 d.d. 2 februari 2006).
Middels de door indiener benoemde vrijstelling wordt inderdaad toegezegd de Agrarische bestemming van de dijk te gebruiken als zijnde Tuin. Daarmee is het meest doelmatige gebruik van de kavels Tuin. De betreffende percelen zullen daarom als zodanig worden bestemd. Aanvullend stellen wij dat de vrijstelling alleen toeziet op de agrarische bestemming van de betreffende percelen. De bestemming R ter plaatse van een strook langs de Drecht blijft daarmee behouden. Bovendien zorgt de recreatieve strook voor een goede ruimtelijke inpassing en planologische aansluiting op de naastgelegen kavels aan de Drechtlaan. Het bestemmingsplan zal worden aangepast naar aanleiding van de zienswijze.
52.
53.
54. Locatie: Burgemeester Bakhuizenlaan 26a28, Leimuiden. Indiener verzoekt ons de plankaart aan te passen op de volgende punten: 1. SR-WSV aanduiding inpassen en Wbestemming weg halen, conform vigerend bestemmingsplan 2. B-vlak vergroten volgens bijgevoegde schets.
1.
De plankaart is aangepast op de zienswijze, conform het vigerend bestemmingsplan.
2.
Vergroten van een Bedrijfsbestemming binnen een historisch woonlint ligt gevoelig. Wij willen het B-vlak weliswaar recht trekken, maar het oppervlak dat indiener aanduidt in de zienswijze willen wij voornamelijk bestemmen als zijnde recreatief. De plankaart is hierop aangepast. Binnen de bestemming Tuin is het bouwen van ontsluitingswegen en bruggen mogelijk gemaakt.
3. ontsluitingsweg verbreden volgens bijgevoegde schets en conform vergunning BR2004064. 3. 55. Indiener verzoekt ons een bouwvlak op te
Wij hebben voor de Herenweg gekozen voor een aangepaste
Pagina 32 van 37
nemen op Herenweg 84, conform de vergunning W201220168.
systematiek, naar aanleiding van de ingediende zienswijzen. De woning valt binnen deze nieuw gestelde kaders. De bebouwing op de gebruikte ondergrond kan afwijken,maar de ondergrond heeft geen juridische betekenis.
Indiener geeft aan dat hij met de nieuwe planologische inpassing ter plaatse van de vrije kavels binnen het project Kroondomein in zijn belangen wordt geschaad, door de mogelijkheid tot het verruimen van de bouwmogelijkheden op deze locatie. Indiener geeft aan dat de voornaamste bezwaren voortkomen uit: - Het loslaten van de stedenbouwkundige gedachte (V-vorm), hetgeen nadelig is voor de bezonning. - Het loslaten van het bouwvlak van 10x10 meter. - Het loslaten van de welstandseisen. - Het waardedrukkend effect op de eigen woning.
De afzetbaarheid van vijf onbebouwde kavels is met deze marktomstandigheden zeer gering. De planologische aanpassing is doorgevoerd om de verkoopbaarheid van de kavels te vergroten. Omdat de braakliggende kavels zowel ruimtelijk als visueel niet gewenst zijn, willen wij op deze wijze de bebouwing er van bevorderen. De gemeente wil het mogelijk maken om 2 twee onder één kapwoningen, op de plaats van de drie vrijstaande woningen te realiseren ter plaatse van de drie braakliggende westelijke kavels. De eerder aangehouden bouwblokken van 10x10 meter hebben wij hiervoor inderdaad moeten loslaten. Wij betwijfelen het waardedalend effect dat indiener in zijn zienswijze beschrijft. In het voorliggend bestemmingsplan wordt nog steeds uitgegaan van het toevoegen van maximaal drie bouwvolumes, echter met een grotere footprint dan met de vrijstelling is geregeld. De ruimtelijke impact zal daarom gering zijn. Daarentegen realiseren wij ons dat u het gevoel heeft dat een dergelijke inpassing consequenties heeft voor zijn leefgenot. Daarom zijn wij in overleg getreden met u om onze plannen nader toe te lichten en eventueel planologisch aan te passen. Naar aanleiding van dit overleg is de plankaart op enkele punten aangepast. U geeft aan bezwaar te maken tegen het loslaten van de spelregels van de acht vrije kavels. De kaders uit dit document zijn overwegend identiek opgenomen in voorliggend bestemmingsplan: De goothoogte is zowel in de spelregels als het bestemmingsplan begrensd op 7 meter. De nokhoogte is gelijk gehouden aan de bouwhoogte van de bestaande bouwvolumes. Voor wat betreft de bijbehorende bouwwerken is het oppervlakte beperkt tot 90 m2 met een goot- en nokhoogte van respectievelijk 3 en 6,5 meter, waar volgens de spelregels 100 m2 met een goot en nokhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter mag worden gebouwd. De kleine verschillen hierin komen voort uit standaardisering van de planregels in het aankomende plan. Verder zijn de afstandsmaten ten opzichte van de voorgevelrooilijn in het bestemmingsplan overgenomen uit de spelregels. Het burenrecht is uiteraard onverminderd van kracht bij het aanvragen van een omgevingsvergunning (bouwvergunning). Bij deze aanvraag omgevingsvergunning zal ook getoetst worden aan de parkeernorm die in de spelregels wordt genoemd (1 per woning of 2 bij beroep aan huis pp. op eigen terrein). Voor wat betreft de uitstraling is hetgeen genoemd wordt onder het kopje ‘Hoofdvorm’ opgenomen in de planologische kaders. Met de gegeven goot- en nokhoogte is het mogelijk maximaal twee verdiepingen te realiseren. Daarbij is de kapvorm vrij. De kaders met betrekking tot materiaal- en kleurgebruik zijn opgenomen in het bestemmingsplan middels een specifieke bouwaanduiding. Ten behoeve van het vrije uitzicht is het bouwvlak van de onbebouwde kavels verkleind. Voor de kavel ten zuiden van de
56.
Pagina 33 van 37
woning met 3 meter, voor de daarop volgende kavel met 1 meter. Hierdoor wordt de stedenbouwkundige gedachte (Vvorm) grotendeels behouden. In de plankaart zijn bestaande erkers van de vrije kavels ingetekend. Omdat uw woning geen erker heeft, is het bouwvlak aan de voorzijde vergroot met 1 meter. Ook is de erfbestemming vergroot ten noorden van de kavel. De Tuinbestemming die hier op lag in het ontwerp bestemmingsplan gaf onvoldoende mogelijkheden tot het plaatsen van een bijgebouw. Een schetsmatige verbeelding van de aanpassing is bijgevoegd aan de Nota van Wijzigingen. 57. 57.1
Er een ongemotiveerde beperking is opgelegd van de mogelijkheden qua bestemming, van 3.1 naar 2, met Trb
57.2
Het bouwvlak wordt ongemotiveerd verkleind.
57.3
Het recht tot een bedrijfswoning vervalt.
57.4
Indiener verzoekt ons het plan aan te passen, zodanig dat: a. De staat van bedrijfsactiviteiten naar 3.1 b. Bouwmogelijkheden gelijk blijven c. Autogarage, bloemenhandelsbedrijf en autowasstraat mogelijk zijn d. Het mogelijk maken van tankstation voor benzine en diesel e. Subbestemming detailhandel toekennen
Conform het vigerend recht dat indiener heeft, is de plankaart van de kavel aangepast voor een bedrijfsbestemming met categorie 3.1 van de staat bedrijfsactiviteiten, alsmede een transportbedrijf met categorie 3.2 van de staat van bedrijfsactiviteiten. Naar aanleiding van de zienswijze is het bouwvlak aangepast conform vigerend plan. Door het vaststellen van het paraplubestemmingsplan LIB in 2005 is het op deze locatie niet meer toegestaan nieuwe woningen te bouwen. Hierdoor is deze mogelijkheid niet opgenomen in het voorliggend bestemmingsplan. Betreffende de voorgestelde aanpassingen: a. Zie punt 1 van de beantwoording b. Zie punt 1 en 2 van de beantwoording c. De bestemming van deze locatie is uit het vigerende plan overgenomen in de bestemming Bedrijf (sb-trb) in het voorliggend plan. Naar aanleiding van de zienswijze is de mogelijkheid tot bedrijfsbestemming met categorie 3.1 van de staat bedrijfsactiviteiten ingevoegd, alsmede een autowasstraat, conform de vergunning W20120033. d. Het mogelijk maken van een tankstation vergt grondig milieutechnisch onderzoek in het kader van de haalbaarheid, tevens zal de externe veiligheid onderzocht moeten worden. Daarnaast is bij de gemeente nog niet eerder een dergelijk verzoek ingediend. Er kan dus niet worden gerefereerd naar eerdere besluitvorming. Aanvullend kan gesteld worden dat een dergelijk initiatief in strijd is met hetgeen in punt 1 en 2 wordt gesteld. Daarom zien wij geen aanleiding op het voorliggend plan op dit punt aan te passen. e. Beleid vanuit de zowel de Gemeente Kaag en Braassem, als provincie Zuid-Holland en de regio Holland Rijnland weert detailhandel buiten de dorpscentra. In de Provinciale Verordening ruimte wordt gesteld dat een bestemmingsplan voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, geen bestemmingen aanwijst die nieuwe detailhandel mogelijk maken. Hoewel het perceel grenst aan het centrum van Leimuiden, zien wij de locatie geen onderdeel uitmaken van het bestaande of toekomstige centrum. Het valt immers buiten het plangebied dat specifiek daarvoor wordt aangemerkt (centrumplan Leimuiden). Daarom is er geen detailhandel opgenomen binnen de bestemming van het perceel. Pagina 34 van 37
57.5
58. 58.1
58.2
Per brief van 14-3-2013 (13.07915) ook aangemerkt: Geen mogelijkheid tot overkapping meer.
Vanuit het vigerende bestemmingsplan zijn buiten het bouwvlak uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde. In voorliggend plan wordt de mogelijkheid tot het realiseren van een overkapping nader beschreven. In dit plan is het mogelijk om een overkapping te realiseren achter de voorgevel, met een maximum van 30 m2 en een hoogte van 3 meter. De mogelijkheid tot overkappingen wordt daarmee in voorliggend plan voor indiener niet uitgesloten, echter enigszins beperkt.
In de zienswijze d.d. 11 maart 2013 stelt indiener de volgende vragen: 1. Bij de bestemming Wonen is een eis dat de goothoogte maximaal 6,5m bedraagt. In hoeverre conflicteert dit met het ontwerp ter plaatse van appartement 4, dat weliswaar een entree heeft op de begane grond maar in principe – gezien het feit dat alle woonfuncties op de verdieping liggen – geen grondgebonden woning is? De goot- en bouwhoogte bedraagt ongeveer 6,6m. 2. Bij de bestemming Wonen is een eis dat bijbehorende bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied kunnen worden gerealiseerd. Mogen we er vanuit gaan dat de (uit te breiden) fietsenstalling/berging in het bouwvlak opgenomen kan worden, zodat dit geen belemmering zal worden? 3. Bij de bestemming Wonen is een eis dat dakterrassen alleen gerealiseerd mogen worden als de afstand tot de meest nabij gelegen woning niet minder bedraagt dan 7 m. Appartement 4 zal een dakterras krijgen (mede met het oog op de bouwbesluiteis); geldt de genoemde afstand ook in verticale zin zodat dit een belemmering kan opleveren? Navolgend heeft indiener op 19 maart 2013 een tweede zienswijze ingediend. Deze zienswijze is weliswaar buiten de officiële zienswijzetermijn. Ondanks dat hebben wij de zienswijze wel opgenomen in deze Nota van beantwoording. In de zienswijze geeft indiener aan wél voor het plan te willen gaan, zoals dat besloten is in het collegebesluit d.d. 29 september 2010. In dit collegebesluit stemt het college in met het mogelijk realiseren van 23 woningen op deze locatie. Heeft het, met het oog op termijnen, zin het ontwerp 1 op 1 op te nemen in het bestemmingsplan, in plaats van een wijzigingsbevoegdheid?
1-3. Deze vragen zij planspecifiek en vervallen volgens ons, met het indienen van de zienswijze d.d. 19 maart 2013.
- Antwoord op de zienswijze d.d. 19 maart 2013 (13.08361): De wijzigingsbevoegdheid is terug gezet naar 23 woningen, conform het collegebesluit d.d. 29 september 2010.
De planvorming, en dan met name de milieutechnische haalbaarheid van de planvorming, is nog niet voldoende concreet om vertaald te worden in de plankaart van de bestemmingsplanherzienig. Pagina 35 van 37
58.3
In de toelichting wordt gesproken over afstanden van de functie tot de school en de sportzaal. Die zou te klein zijn (minder dan 30 m), zodat de haalbaarheid aangetoond moet worden door bijvoorbeeld de richtafstanden te verkleinen tot 10 meter. Hoe gaat dat in z’n werk?
Dit dient ten tijde van uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid bepaald te worden. Er dient middels een onderzoek aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Indiener geeft aan dat hij met de nieuwe planologische inpassing ter plaatse van de vrije kavels binnen het project Kroondomein in zijn belangen wordt geschaad, door de mogelijkheid tot het verruimen van de bouwmogelijkheden op deze locatie. Indiener geeft aan dat de voornaamste bezwaren voortkomen uit: - Het loslaten van de stedenbouwkundige gedachte (V-vorm), hetgeen nadelig is voor de bezonning. - Het loslaten van het bouwvlak van 10x10. - Het loslaten van de welstandseisen. - Het waardedrukkend effect op de eigen woning.
De afzetbaarheid van vijf onbebouwde kavels is met deze marktomstandigheden zeer gering. De planologische aanpassing is doorgevoerd om de verkoopbaarheid van de kavels te vergroten. Omdat de braakliggende kavels zowel ruimtelijk als visueel niet gewenst zijn, willen wij op deze wijze de bebouwing er van bevorderen. De gemeente wil het mogelijk maken om 2 twee onder één kapwoningen, op de plaats van de drie vrijstaande woningen te realiseren ter plaatse van de drie braakliggende westelijke kavels. De eerder aangehouden bouwblokken van 10x10 meter hebben wij hiervoor inderdaad moeten loslaten. Wij betwijfelen het waardedalend effect dat indiener in de zienswijze beschrijft. In het voorliggend bestemmingsplan wordt nog steeds uitgegaan van twee bouwvolumes, echter met een grotere footprint dan met de vrijstelling is geregeld. De ruimtelijke impact zal daarom gering zijn. Daarentegen realiseren wij ons dat u het gevoel heeft dat een dergelijke inpassing consequenties heeft voor het leefgenot. Daarom zijn wij in overleg getreden met u om onze plannen nader toe te lichten en eventueel planologisch aan te passen. Naar aanleiding van dit overleg is de plankaart op enkele punten aangepast. U geeft aan bezwaar te maken tegen het loslaten van de spelregels van de acht vrije kavels. De kaders uit dit document zijn overwegend identiek opgenomen in voorliggend bestemmingsplan: De goothoogte is zowel in de spelregels als het bestemmingsplan begrensd op 7 meter. De nokhoogte is gelijk gehouden aan de bouwhoogte van de bestaande bouwvolumes. Voor wat betreft de bijbehorende bouwwerken is het oppervlakte beperkt tot 90 m2 met een goot- en nokhoogte van respectievelijk 3 en 6,5 meter, waar volgens de spelregels 100 m2 met een goot en nokhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter mag worden gebouwd. De kleine verschillen hierin komen voort uit standaardisering van de planregels in het aankomende plan. Verder zijn de afstandsmaten ten opzichte van de voorgevelrooilijn in het bestemmingsplan overgenomen uit de spelregels. Het burenrecht is uiteraard onverminderd van kracht bij het aanvragen van een omgevingsvergunning (bouwvergunning). Bij deze aanvraag omgevingsvergunning zal ook getoetst worden aan de parkeernorm die in de spelregels wordt genoemd (1 per woning of 2 bij beroep aan huis pp. op eigen terrein). Voor wat betreft de uitstraling is hetgeen genoemd wordt onder het kopje ‘Hoofdvorm’ opgenomen in de planologische kaders. Met de gegeven goot- en nokhoogte is het mogelijk maximaal twee verdiepingen te realiseren. Daarbij is de kapvorm vrij. De kaders met betrekking tot materiaal- en kleurgebruik zijn opgenomen in het bestemmingsplan middels een specifieke bouwaanduiding.
59.
Pagina 36 van 37
In de plankaart zijn bestaande erkers van de vrije kavels ingetekend. Ten behoeve van het vrije uitzicht is het bouwvlak van de onbebouwde kavels verkleind. Voor de kavel ten zuiden van de woning met 3 meter, voor de daarop volgende kavel met 1 meter. Hierdoor wordt de stedenbouwkundige gedachte (V-vorm) grotendeels behouden. Een schetsmatige verbeelding van de aanpassing is bijgevoegd aan de Nota van Wijzigingen. 60. Indiener geeft aan dat de locatie binnen de rode contour ligt.
Met dit feit hebben wij rekening gehouden met de beantwoording van de zienswijze met het kenmerk 13.06176.
Indiener maakt bezwaar tegen de ombestemming van het perceel Dorpsstraat 74 in het aankomende bestemmingsplan van Centrumbestemming naar Woonbestemming.
De bestemming van het perceel wordt terug gebracht naar de bestemming Centrum-2, waarmee overwegend wordt terug gevallen op de kaders uit het vigerende plan.
Indiener maakt bezwaar tegen de ombestemming van het perceel Herenweg 28 in het aankomende bestemmingsplan van Centrumbestemming naar Woonbestemming.
De bestemming van het perceel is gewijzigd naar de bestemming Centrum-2, waarmee overwegend wordt terug gevallen op de kaders uit het vigerende plan.
Bestemming is veranderd, goot en nokhoogte verlaagd, benodigd voor gezinsuitbreiding Verzoekt de planologische wijziging van het betreffende perceel A 595 en A2309 ongedaan maken.
Het perceel Dorpsstraat 82 te Leimuiden met kadastraal nummer A 595 en 2309 konden wij niet duiden. Wij nemen aan dat indiener doelt op Dorpsstraat 82 met kadastraal nummer LMD0203793. Naar aanleiding van de zienswijze is een deel van dit perceel in de plankaart aangepast. Het betreffende perceel heeft een Centrumbestemming (C2) gekregen met een goot- en nokhoogte van respectievelijk 6 en 9 meter.
Betreft pand Dorpsstraat 1 te Leimuiden. In stand laten van de mogelijkheden vanuit het vigerende plan, vwb horeca, woondoeleinden, kantoor, praktijkruimten en ateliers in verband met bestaande situatie. Maakt bezwaar tegen verandering Raadhuislaan van Bedrijven naar Wonen, aangezien deze ontwikkeling een inperking is van de gebruiksmogelijkheden voor de percelen van indiener.
Naar aanleiding van de zienswijze zijn de planregels voor de betreffende bestemming meer in overeenstemming gebracht met het vigerende bestemmingsplan. Voor wat betreft de Raadhuislaan kan gesteld worden dat de ontwikkeling uitgebreid milieutechnisch onderzocht is en de onderzoeken deel uitmaken van voorliggend bestemmingsplan. De onderzoeken tonen aan dat de ontwikkeling milieutechnisch haalbaar is en geen beperkingen zal opleveren voor omliggende percelen. Daardoor kan de ombestemming worden opgenomen in voorliggende bestemmingsplan-herziening.
Indiener verzoekt een woon/kantoorbestemming op het perceel Drechtlaan 1 te Leimuiden. Sinds 2009 heeft indiener aangegeven aan de gemeente deze ombestemming voor ogen te hebben, maar is door miscommunicatie pas in deze fase van de bestemmingsplanherziening op de hoogte gesteld van de mogelijkheid hier in opgenomen te kunnen worden. In het verleden is aan indiener toegezegd opgenomen te kunnen worden in onderhavige bestemmingsplanherziening.
Binnen de woonkern Leimuiden wordt beleidsmatig aangesloten door het toevoegen van een woning. Belangrijk hierbij is het aantonen van de haalbaarheid. Deze is aangetoond met de vereiste haalbaarheidsonderzoeken. De woning is daardoor opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
61.
62.
63.
64.
65.
Pagina 37 van 37
Bestemmingsplan Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude Nota van Wijzigingen
0
Wijzigingen op de Toelichting Tekstueel: - tekstuele aanpassingen op pagina 5, 28, 33, 34, 38. Inhoudelijk: - pagina 15: Rijksbeleid Nota Ruimte vervangen door SVIR Motivatie: recenter vigerend beleid - pagina 16: Invoegen beleid: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Motivatie: vigerend beleid - pagina 24: Beleidsnotitie paardenhouderijen verwijderd Motivatie: dit beleid is niet vigerend. - pagina 25:
Planspecifiek onder schepenverordening aangepast. Er zijn wel woonschepen bestemd in voorliggend bestemmingsplan Motivatie: herstellen van omissie in ontwerpbestemmingsplan. - pagina 25:
Planspecifiek onder coalitieakkoord aangepast, Centrumplan niet opnemen in bestemmingplan. Motivatie: Centrumplan is uit het plangebied gelaten vanwege recent genomen voorbereidingsbesluit op dit gebied. - pagina 27: Centrumplan en Beukenlaan II niet benoemen. Motivatie: Centrumplan is uit het plangebied gelaten vanwege recent genomen voorbereidingsbesluit op dit gebied en voor Beukenlaan II is reeds een vergunning verleend. - pagina 28: Toegevoegd: bestemming C-2 kan worden ombestemd in W Motivatie: Het deel dat bestemd is als C-2 draagt niet bij aan het standpunt tot concentratie van de centrumfuncties, conform de Nota van Uitgangspunten. Een wijziging naar de Woonbestemming is voor deze percelen derhalve wenselijk, echter niet afdwingbaar. Om deze reden wordt bovenstaande mogelijkheid tot ombestemming in het bestemmingsplan opgenomen. - pagina 28:
Toegevoegd: wegens ontbreken planvorming is geen regeling opgenomen voor deze maatschappelijke voorzieningen Motivatie: Met het opstellen van het Ontwerpbestemmingsplan werd gerekend op planontwikkeling voor maatschappelijke voorzieningen in de kern van Leimuiden. Door de huidige economische situatie is deze ontwikkeling (nog) niet ingezet en daarom niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. - pagina 30: Ontwikkelingen aangepast. * Herenlaan 151 van 10 naar 23 woningen Motivatie: conform principeverzoek en zienswijze * Woudsedijk-zuid 2 planologisch inpassen van 2 woningen in plaats van toevoegen
1
Motivatie: de woningen zijn daadwerkelijk al gerealiseerd. Daarmee worden de woningen ingepast, niet toegevoegd. * Hoofdstuk ‘Wijzigingsbevoegdheden’ ondergebracht in hoofdstuk 5, ‘Randvoorwaarden’ Motivatie: dit zorgt voor een meer overzichtelijke en logischere indeling van de Toelichting. - pagina 33-41: Ontwikkelingen (benoemd in paragraaf 4.5) nader uitgesplitst per onderdeel Motivatie: dit zorgt voor een meer overzichtelijke en logischere indeling van de Toelichting. - pagina 45: Archeologie aangepast op onlangs vastgesteld beleid Motivatie: aanpassen aan vigerend beleidsdocument. - Algemeen: Niet meer opnemen ontwikkeling Molenkade 24 Motivatie: haalbaarheid is niet aangetoond als gevolg van bodemonderzoek.
Wijzigingen in de Planregels Tekstueel: - tekstuele aanpassingen op pagina 8, 10. Inhoudelijk - Artikel 1, Begrippen * Definitie ‘bedrijfswoningen’ opnemen Motivatie: conform zienswijze * Definitie ‘agrarisch bedrijf’ en ‘intensieve veehouderij’ opnemen Motivatie: conform zienswijze Provincie Zuid-Holland * Onder 1.17 voor ‘aangebouwd bijbehorend bouwwerk’ opnemen “op hetzelfde bouwperceel” Motivatie: conform zienswijze * Onder 1.21 opnemen “inclusief water” Motivatie: conform zienswijze *Onder 1.24: verwijderen tekst “met maximaal 1 wand dat,” Motivatie: herstellen van een omissie in het ontwerp bestemmingsplan * Onder 1.44: toevoegen bij voorgrens: “conform 1.52” Motivatie: verduidelijking van de definities. * Onder 1.44: vervangen tekst “meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn,” vervangen door “onduidelijkheid bestaat,” Motivatie: verduidelijking van de definities. * Onder 1.52: vervangen van de zin ”een op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft” door “Tenzij anders op de plankaart is aangegeven”. 2
Motivatie: verduidelijking van de definities. - Artikel 2, Wijze van meten * Invoegen twee figuren onder 2.5a en 2.7a om duidelijkheid te verschaffen in de regeling voor bouwhoogte en goothoogte van bijgebouwen en de regeling voor dakrand in relatie tot overkapping. Motivatie: verduidelijking van de definities en planregels. - Artikel 3, agrarisch * Ingevoegd onder 3.2: bijbehorende bouwwerken ten dienste van bestemming alleen binnen bouwvlak met een goot-/nokhoogte van 6/12 meter. Motivatie: Dit is conform bestemmingsplan Buitengebied K&B West. * Onder 3.2.5 lid b toegevoegd: overkapping van 30 m2 per bouwvlak. Motivatie: verduidelijking van de planregels. * Verwijderd regeling 3.3. Motivatie: Deze regeling heeft beleidsmatig geen doel. * Onder 3.4: lid toegevoegd die ‘intensieve veehouderijen’ uitsluit. Motivatie: conform zienswijze Provincie Zuid-Holland * Opnemen regeling omtrent plattelandswoning Motivatie: Dit is conform bestemmingsplan Buitengebied K&B West.
- Artikel 4, Bedrijf * Onder 4.1 opnemen: ter plaatse van de aanduiding ‘opslag t.b.v. provinciale waterstaat’ alsmede voor een opslagfunctie t.b.v. provinciale waterstaat categorie 3.2 volgens de staat van bedrijfsactiviteiten. Motivatie: conform vigerend bestemmingsplan * Onder 4.1 lid c: toevoegen “bedrijf met categorie 3.1, alsmede een” Motivatie: conform zienswijze en vigerend bestemmingsplan * Onder 4.2 toegevoegd: bijbehorende bouwwerken ten dienste van bestemming 20 m2, bouwhoogte 3 meter, 3 meter achter voorgevellijn. Motivatie: Dit is conform bestemmingsplan Buitengebied K&B West. * Onder 4.3 lid b toegevoegd: anders dan bedoeld in artikel 4.1 onder b. Motivatie: verduidelijking van de planregels. * Artikel 4.2.4 lid c verwijderen Motivatie: Dit artikel heeft een overlap met artikel 4.2.5. * Onder 4.5 toegevoegd: gelegen binnen de provinciale bebouwingscontour en indien gelegen binnen LIB (art.24) slechts met ontheffing van ministerie. Motivatie: verduidelijking van de planregels. 3
- Artikel 5, Centrum-1 * Onder 5.3 lid d toegevoegd: met uitzondering van kleinschalige etalagefunctie t.p.v. detailhandel Motivatie: discussiegevallen voorkómen bij een etalagefunctie. Nuanceren van de planregels. - Artikel 6, Centrum-2 * Onder 6.1 lid d toegevoegd: zonder baliefunctie Motivatie: conform Nota van Uitgangspunten: concentreren centrumfuncties. * 6.5 toegevoegd: wijzigen naar woningen, middels regeling gelijk aan wijzigingsbevoegdheid onder artikel 4.5. Motivatie: conform Nota van Uitgangspunten: concentreren centrumfuncties. - Artikel 7, Dienstverlening * Bestemming ‘Dienstverlening’ samenvoegen met bestemming ‘Horeca’ en ‘Kantoor’ overeenstemmen met kaders van de bestemming ‘WKH’ uit het vigerend plan. Aan deze bestemming de volgende doelomschrijvingen toekennen: wonen, beroep aan huis, zelfstandige kantoor/ en praktijkruimten en horecabedrijven categorie 1 t/m 3. Motivatie: conform vigerend bestemmingsplan en vanuit zienswijze. * Onder 7.2.2 lid a gewijzigd: bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Motivatie: Aanscherpen van de planregels, mede vanuit kaders vigerend bestemmingsplan. - Artikel 8, Gemengd * Onder 8.2.2 lid a gewijzigd: bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Motivatie: Aanscherpen van de planregels, mede vanuit kaders vigerend bestemmingsplan. - Artikel 9, Groen * Onder 9.2.1 toegevoegd per volkstuincomplex 1 clubhuis van maximaal 75 m2, conform vigerend plan. Motivatie: Toestaan van bouwmogelijkheden vanuit het vigerend bestemmingsplan. - Artikel 10, Horeca * Onder 10.1 verwijzen naar staat van horeca activiteiten. * Bestemming ‘Horeca’ samenvoegen met bestemming ‘Dienstverlening’ en ‘Kantoor’ overeenstemmen met kaders van de bestemming ‘WKH’ uit het vigerend plan. Aan deze bestemming de volgende doelomschrijvingen toekennen: wonen, beroep aan huis, zelfstandige kantoor/ en praktijkruimten en horecabedrijven categorie 1 t/m 3. Motivatie: conform vigerend bestemmingsplan en vanuit zienswijze. * Onder 10.2.3 gewijzigd: bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Motivatie: Aanscherpen van de planregels, mede vanuit kaders vigerend bestemmingsplan. 4
* Onder 10.4 “lagere” aanpassen in “hogere” Motivatie: herstellen van een omissie in de planregels. - Artikel 11, Kantoor * Bestemming ‘Kantoor’ samenvoegen met bestemming ‘Dienstverlening’ en ‘Horeca’. overeenstemmen met kaders van de bestemming ‘WKH’ uit het vigerend plan. Aan deze bestemming de volgende doelomschrijvingen toekennen: wonen, beroep aan huis, zelfstandige kantoor/ en praktijkruimten en horecabedrijven categorie 1 t/m 3. Motivatie: conform vigerend bestemmingsplan en vanuit zienswijze. * Onder 11.2.2 lid a gewijzigd: bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Motivatie: Aanscherpen van de planregels, mede vanuit kaders vigerend bestemmingsplan. - Artikel 12, Maatschappelijk * Onder 12.1 toegevoegd: ter plaatse van aanduiding (h) ook horeca categorie 2. Motivatie: Aanscherpen van de planregels, mede vanuit kaders vigerend bestemmingsplan. * Onder 12.2.2 lid a gewijzigd: bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Motivatie: Aanscherpen van de planregels, mede vanuit kaders vigerend bestemmingsplan. - Artikel 13, Natuur * Lid e verwijderd onder 13.1 Motivatie: wegens strijdigheid met artikel 13.2. - Artikel 14, Recreatie * Onder 14.2.3 lid a gewijzigd: bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Motivatie: Aanscherpen van de planregels, mede vanuit kaders vigerend bestemmingsplan. * Onder 14.2 toegevoegd: bijbehorende bouwwerken ten dienste van bestemming 20 m2, bouwhoogte 3 meter, binnen bouwvlak. Motivatie: Aanscherpen van de planregels, mede vanuit kaders vigerend bestemmingsplan. - Artikel 16, Tuin *Onder 16.1 toevoegen: alsmede voor bruggen ten behoeve van perceelsontsluiting. Motivatie: aangegeven vanuit afdeling vergunningverlening. Hierdoor worden veel ongewenste en overbodige strijdige aanvragen voorkómen. - Artikel 19, Wonen * Onder 19.2.3 lid d toevoegen: conform tekening 2.5a Motivatie: verduidelijking van de planregels. * Onder 19.2.5 lid c toevoegen: definitie overkapping, dan wel dakrand conform tekening 2.7a Motivatie: verduidelijking van de planregels.
5
* Onder 19.2.6 toevoegen: en achterzijde Motivatie: conform wetgeving vanuit Wabo. Verduidelijking van de planregels. * Onder 19.3 onder c toevoegen: conform artikel 24 Motivatie: verduidelijking van de planregels. * Onder 19.5.1 toevoegen: ontheffingsbevoegdheid voor Bed&Breakfast, met voorwaarden voor parkeren op eigen terrein volgens de normen vanuit de ASVV en een verbod op permanente bewoning. Motivatie: Concreet maken van standpunt uit MRSV: streven naar een recreatieve gemeente. Door B&B-mogelijkheden planologisch middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken worden ongewenste langdurige en procedures voor initiatiefnemers voorkómen. * Specifieke bouwaanduiding Kroondomein opnemen met daarin opgenomen de kaders vanuit de eerder vastgestelde ‘spelregels’: -gevels baksteen dieprood/roodbruin, ondergeschikt hout, naturel of donkere aardkleuren, -dakkap voorzien van donkergrijze of zwarte dakpannen, niet glanzend, -gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Motivatie: Inpassen van de kaders die eerder zijn vastgesteld vanuit de gevoerde ‘WRO artikel 19-procedure. Tevens aangevraagd in zienswijze. * Specifieke bouwaanduiding Lintbebouwing Herenweg opnemen, met daarin opgenomen de kaders vanuit de bestemming WL uit het vigerend bestemmingsplan. Te weten: Hoofdgebouwen mogen binnen een afstand van ten hoogste 2.5 meter vanuit de voorste bestemmingsgrens worden gebouwd. De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen van 15 meter. De afstand van hoofdgebouwen tot zijdelingse perceelsgrensen van aan één zijde niet minder bedragen dan 5 meter, aan de andere zijde niet minder bedragen dan 3 meter. De afstand van het hoofdgebouw tot de bestemming Water dient ten minste 2 meter te bedragen. Bijbehorende bouwwerken moeten ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd. Motivatie: bouwmogelijkheden overnemen uit vigerend bestemmingsplan. Tevens aangevraagd in zienswijze. * Specifieke bouwaanduiding Meerewijck opnemen, met daarin opgenomen de kaders vanuit de bestemming WV uit het vigerend bestemmingsplan. Te weten: Hoofdgebouwen dienen ten hoogste 2,5 meter vanuit de voorste bestemmingsgrens te worden gebouwd. De diepte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij aaneengebouwde woningen aan de zijde waar het hoofdgebouw niet aaneengebouw is niet minder bedragen dan 3 meter. De afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 8 meter. 6
- Artikel 20, Waarde-Archeologie * Artikel aangepast Motivatie: aanpassen op onlangs vastgesteld beleid. - Artikel 24 * Toevoegen referentie naar het LIB voor het toevoegen van woningen binnen de betreffende zone. Op vier locaties wordt hiernaar verwezen: bij de wijzigingsbevoegdheden van de bestemmingen Bedrijven (ombestemmen naar Wonen), Wonen (splitsen en Bed&Breakfast) en Centrum-2 (ombestemmen naar Wonen). Motivatie: Verscherpen van de planregels. - Artikel 26 * Onder 26.2: lid e verwijderen. Motivatie: dit is al gewaarborgd in lid j. * Onder 26.2: toevoegen: voorzien van een goed woon- en leefklimaat. Motivatie: aanscherpen van de planregels op aanraden van de Omgevingsdienst WestHolland. * Onder 26.3: lid e verwijderen. Motivatie: dit is al gewaarborgd in lid j. * Onder 26.3: toevoegen: voorzien van een goed woon- en leefklimaat. Motivatie: aanscherpen van de planregels op aanraden van de Omgevingsdienst West-Holland. * Onder 26.4: lid a aanpassen “10” naar “23”. Motivatie: Inpassen van collegebesluit op principeverzoek. Tevens vanuit zienswijze. * Onder 26.4: lid e verwijderen. Motivatie: dit is al gewaarborgd in lid j. * Onder 26.4: toevoegen: voorzien van een goed woon- en leefklimaat. Motivatie: aanscherpen van de planregels op aanraden van de Omgevingsdienst West Holland. * Onder 26.6: lid e verwijderen. Motivatie: dit is al gewaarborgd in lid j.
7
Bestemmingplan Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude Aanpassingen in de Plankaarten
8
Aanpassingen Plankaart 1 (ambtelijk en vanuit zienswijzen) 1. Strook langs dijklichaam Aanpassing: Strook met bestemming T als G bestemmen Motivatie: Aansluiten overig dijklichaam en meest doelmatig gebruik. Ontwerp bestemmingsplan
2. Tennisvereniging Leimuiden Aanpassing: Opnemen maximum van 7% bebouwing Motivatie: Beperken bouwmogelijkheden en aansluiten op aanvraag van initiatiefnemer. Ontwerp bestemmingsplan
9
3. Volkstuinen Leimuiden Aanpassing: Vervangen van Recreatiebestemming naar ‘volkstuinen’, bestemming G(vt) en bouwhoogte van 4 meter opnemen. Motivatie: Bestemmen naar meest doelmatig gebruik Ontwerp bestemmingsplan
4. Schaatsvereniging Leimuiden Aanpassing: Vervanging goothoogte naar bouwhoogte Motivatie: Bestemmen volgens bestaand gebruik Ontwerp bestemmingsplan
10
5. Molenkade 26 en 28, Leimuiden Aanpassing: Intekenen twee schuurtjes en een garage conform bestaande situatie en vergunningen (W20110217 en W20110143). Motivatie: Bestemmen volgens bestaand gebruik en vergunningen Ontwerp bestemmingsplan
6. Vrije kavels Kroondomein Aanpassing: Invoegen getraptheid in westelijk bouwvlak, bouwvlak Leeuwerik 26, Watersnip 1 en 3 vergroot en bouwvlak noordoostelijke kavels vergroot. Bouwaanduiding ‘Kroondomein’opnemen met materialisering. Motivatie: Getraptheid in bouwvlak om stedenbouwkundige V-vorm te behouden. Vergroten bouwvlak van bestaande woningen om (mogelijkheid tot) erkers in te tekenen en vergroten bouwvlak vrije kavels om bouwtypologie in te passen. De invoeging van materialisering komt vanuit de ‘spelregels’ die samen met de art. 19-procedure zijn vastgesteld. Tevens conform zienswijzen 36 en 43. Ontwerp bestemmingsplan
11
Aanpassingen voor Vrije kavels Kroondomein: Schetsmatig overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het Ontwerp bestemmingsplan Legenda: - Pijlen: aanpassingen bouwvlak ten opzichte van het Ontwerp-bestemmingsplan. - Dikke zwarte lijn = vrije kavels vanuit art. 19 procedure - Dunne grijze lijn = erfgrenzen vrije kavels - Lichtgeel oppervlak = vergroot bouwvlak t.b.v. 2^1-kapwoningen en/of erkers. - Gearceerd oppervlak = verkleind bouwvlak tov ontwerp bestemmingsplan.
Schetsmatig overzicht van de planologische inpassing vast te stellen bestemmingsplan Aanpassingen: - Bouwvlak verkleind aan westzijde - Aanbrengen van verspringende rooilijn aan westzijde - 2^1-kapwoningen aan oostzijde ingepast - Erfbestemming vergroot voor noordelijke woningen. - Mogelijkheid tot erkers ingepast.
2 mtr.
A 2 mtr. 2 mtr. 3 mtr. 1 mtr. 1 mtr.
Woning dhr. Noordijk (aangeduid met A): - Diepte perceel: o Vanuit vergunning: 10 meter. o Nieuwe situatie: 12 meter, gelijk aan tegenover liggende percelen. - Afstand voorgevel ten opzichte van zuidelijk bouwvlak: o Vanuit vergunning: 2,5 meter o Nieuwe situatie: 2,5 meter
12
7. Molenkade 24 en 24a Aanpassing: Terugvallen op kaders bestaande bestemmingsplan: bedrijfsbestemming. Motivatie: Wegens ontbreken aantonen haalbaarheid als gevolg van bodemonderzoek. Ontwerp bestemmingsplan
8. Meerewijck Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Specifieke bouwaanduiding opnemen voor Woonbestemming Meerewijck, conform artikel 15 van het vigerende bestemmingsplan. Vigerend recht overnemen in voorliggend bestemmingsplan.
13
9. Weidelaan 2-22 Aanpassing: Motivatie:
Bestemmen als Tuin, in plaats van Agrarisch Conform vrijstelling Jacobswoude nr. 2644 d.d. 2 februari 2006 en zienswijze 32.
Ontwerp bestemmingsplan
14
Aanpassingen Plankaart 2 (ambtelijk en vanuit zienswijzen) 10. Rietlanden Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
11. Ieplaan 12 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Ombestemming T naar G Bestemmen conform bestaande groenstructuur en vigerend plan.
Bouwhoogte 9 meter, goothoogte niet opnemen. Bestemmen conform vergunning W20090087
15
12. Lindenlaan 14 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
13. Verlaat 51 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Hoekje opnemen in bouwvlak Bestemmen conform vergunning W20120106
W-bestemming doortrekken conform bestaande gebruik
16
14. Centrumbestemming Leimuiden Aanpassing: Goothoogte op 6 meter en nokhoogte op 9 meter op locaties waar dit lager is aangegeven. Motivatie: Aanpassen conform vigerend bestemmingsplan + zienswijze 70. Ontwerp bestemmingsplan
15. Dr. Stapenseastraat Aanpassing: Mogelijkheid tot horeca toevoegen op perceel Motivatie: Conform vigerend plan en huidig gebruik Ontwerp bestemmingsplan
17
16. Burg. Bakhuizenlaan Aanpassing: Groenbestemming naar Verkeersbestemming wijzigen. Motivatie: Aansluiten op plan Drechthoek II. Ontwerp bestemmingsplan
17. Groenstrook achter Dorpsstraat Aanpassing: Toevoegen bouwmogelijkheden in bestemming groen (10 m2/bouwhoogte 2,5 m. voor overkappingen, kassen en bergingen) Motivatie: Conform vigerend plan en bestaande bebouwing. Ontwerp bestemmingsplan
18
18. Kerk Dorpsstraat 49-51 Aanpassing: Schuur intekenen en bestemmingsgrens aanpassen aan erfgrens, conform onderstaande rode lijn. Motivatie: Conform zienswijze. Zie nota van beantwoording. Ontwerp bestemmingsplan
19. Transportbedrijf, Tuinderij 66 Aanpassing: Bouwvlak vergroten tot Noordelijke perceelsgrens. Motivatie: Conform vergunning W20120033 en zienswijze. Zie nota van beantwoording. Ontwerp bestemmingsplan
19
20. Burg. Bakhuizenlaan 26 Aanpassing: Rechttrekken Bedrijfsbestemming en Jachthaven bestemmen als R [sr-wsv] + intekenen gebouwtje. Motivatie: Conform zienswijze 34. Zie nota van beantwoording. Ontwerp bestemmingsplan
Schetsmatige plankaart fragment Burg. Bakhuizenlaan 26
20
21. Dr. Stapenséastraat 4 Aanpassing: Intekenen bijgebouw van 96 m2 Motivatie: Conform vergunning 20100155. Ontwerp bestemmingsplan
22. Dr. Stapenséastraat 4 Aanpassing: Erker binnen bouwvlak trekken Motivatie: Conform vergunning 20090119. Ontwerp bestemmingsplan
21
Aanpassingen Plankaart 3 (ambtelijk en vanuit zienswijzen) 23. Lindenlaan 18 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
goothoogte van 6 meter naar 8 meter Conform vergunning W20120100.
24. Dorpsstraat achter nr. 52 Aanpassing: Inpassen twee woningen Motivatie: Conform vergunningen BR 2008072 en BR 2008073 en zienswijze 22. Ontwerp bestemmingsplan
22
25. Dorpsstraat 38 / 42 Aanpassing: Geen detailhandel voor Dorpsstraat 38. Motivatie: Conform 1e herziening herziening (vigerend plan). Ontwerp bestemmingsplan
26. Bedrijfsbestemming achter Lijsterbeslaan 11 Aanpassing: Opnemen bouwhoogte. Motivatie: Ongewenste bouwmogelijkheden op dit perceel voorkomen. Ontwerp bestemmingsplan
23
27. Bedrijfs- en Woonbestemming achter Raadhuislaan 14 / 16. Aanpassing: Goot- en bouwhoogte inpassen (resp. 5 en 7 meter) voor bedrijfsbestemming en bestemming Wonen aanpassen naar ‘bijgebouw’. Motivatie: Ongewenste bouwmogelijkheden op dit perceel voorkomen en bestemmen conform 1e herziening (vigerend plan). Ontwerp bestemmingsplan
28. Vriezekoop 2 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Bedrijfswoning niet opnemen. Conform vigerend bestemmingsplan.
24
29. Willem vd. Veldenweg 13 en 9a (voor de helft) Aanpassing: Bestemmen als Bedrijf met bedrijfswoning. Motivatie: Conform vigerend bestemmingsplan. Ontwerp bestemmingsplan
30. Willem vd. Veldenweg 33a Aanpassing: Bestemmen als Bedrijfswoning en maximum bebouwingspercentage van 20% opnemen in achterliggend bouwvlak. Motivatie: Conform vigerend bestemmingsplan en vergunning 2003021. Ontwerp bestemmingsplan
25
31. Peppelstraat 10 t/m 29 Aanpassing: Opnemen bouwaanduiding ‘gestapeld’ Motivatie: Conform huidige bouwtypologie. Ontwerp bestemmingsplan
32. Drechtlaan 1 Aanpassing: Motivatie:
Woning opnemen voor Drechtlaan 1 Conform vigerend beleid en Nota van uitgangspunten: Leimuiden als woonkern.
Ontwerp bestemmingsplan
26
Aanpassingen Plankaart 4 (ambtelijk en vanuit zienswijzen) 33. Herenweg 22 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
34. Herenweg 87 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Bouwvlak en aanduiding aanpassen. Conform vigerend plan, fout bij intekenen.
Bouwaanduiding aanpassen op bouwvlak. Fout bij intekenen.
27
35. Herenweg 28-32 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Bestemming aanpassen van W naar C-2. Conform vigerend plan en zienswijze 71.
36. Herenweg 58 - 64 Aanpassing: Bestemming aanpassen van W naar W [sba-‘lintbebouwing’]. Motivatie: Aansluiten bij de systematiek van het overige lint van Rijnsaterwoude. Ontwerp bestemmingsplan
28
37. Herenweg achter nr. 64 Aanpassing: vergroten bestemming W, in plaats van A. Motivatie: Conform 1e herziening (vigerend plan). Ontwerp bestemmingsplan
38. Suyderbon 49 en Herenweg 143 Aanpassing: Bouwaanduiding aanpassen op bouwvlak. Motivatie: Fout bij intekenen. Ontwerp bestemmingsplan
29
39. Lintbebouwing Herenweg Aanpassing: Aanduiding ‘lintbebouwing’ geven met kaders conform het vigerende bestemmingsplan. Motivatie: Conform de systematiek van het bestemmingsplan worden bouwvlakken strak om de bestaande bebouwing gelegd. Dit is ook aangehouden bij de lintbebouwing van de Herenweg. Hierdoor zijn deze woningen echter zeer beperkt in hun bouwmogelijkheden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Om deze reden is de bestemming ‘lintbebouwing’ in het plan geïntroduceerd. Ook conform zienswijze 20 en 35. Ontwerp bestemmingsplan
30
40. Overbuurt 1 - 11 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Aanpassen goothoogte naar 8 meter. Conform bestaande situatie en vergunning W20110163.
31
Aanpassingen Plankaart 5 (ambtelijk en vanuit zienswijzen) 41. Herenweg 22 Aanpassing: Motivatie:
Aanduiding ‘lintbebouwing’ geven met kaders conform het vigerende bestemmingsplan. Conform de systematiek van het bestemmingsplan worden bouwvlakken strak om de bestaande bebouwing gelegd. Dit is ook aangehouden bij de lintbebouwing van de Herenweg. Hierdoor zijn deze woningen echter zeer beperkt in hun bouwmogelijkheden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Om deze reden is de bestemming ‘lintbebouwing’ in het plan geïntroduceerd. Ook conform zienswijze 20 en 35.
Ontwerp bestemmingsplan
32
42. Herenweg achter 165a Aanpassing: Intekenen van twee containers van de schaatsvereniging. Motivatie: Conform vergunning 20100081. Ontwerp bestemmingsplan
33
43. Herenweg achter 165 en 165a Aanpassing: Bovenste perceel ook bestemmen als Recreatie, conform Schaatsvereniging in Leimuiden. Onderste perceel bestemmen als Agrarisch, conform vigerend plan. Motivatie: Bestemmen volgens huidig gebruik en consistent doorvoeren van de systematiek bij de Schaatsvereniging in Leimuiden, conform zienswijze 19. Ontwerp bestemmingsplan
44. Herenweg achter 159 en 163 Aanpassing: Conform 1e herziening (vigerend plan): Voor Herenweg 159 hoofdgebouw als bijgebouw bestemmen. Voor Herenweg 163a bouwvlak en aanduiding verkleinen. Motivatie: Inpassing 1e herziening (vigerend plan) Ontwerp bestemmingsplan
34
45. Herenweg 112 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Bouwaanduiding aanpassen op bouwvlak. Fout bij intekenen.
46. Bedrijfsbestemming achter Herenweg 183 Aanpassing: Opnemen bouwhoogte. Motivatie: Ongewenste bouwmogelijkheden op dit perceel voorkomen. Ontwerp bestemmingsplan
35
47. Herenweg 130 Aanpassing: Motivatie: Ontwerp bestemmingsplan
Permanent bestemde woonboot ombestemmen naar Recreatief bestemde woonboot. Conform vigerend bestemmingsplan.
48. Herenweg voor 165 Aanpassing: Bouwaanduiding opnemen voor PIN-automaat. Motivatie: Niet mogelijk binnen planregels Maatschappelijk. Inpassing conform vergunning BR 2003034. Ontwerp bestemmingsplan
36
49. Woudsedijk-zuid 22 Aanpassing: Functie-aanduiding: ‘opslag t.b.v. provinciale waterstaat (categorie 3.2 volgens de staat van bedrijfsactiviteiten) Motivatie: Bestemmen conform vigerend bestemmingsplan. Ontwerp bestemmingsplan
50. Woudsedijk-zuid 2-4 Aanpassing: Aanpassingen van bouwvlak, bijgebouw, water, kelder en carport en aanduiding voorzijde woning aan wegzijde in bestemmingsplan. Motivatie: Aanpassingen conform vergunning en zienswijze 18. Ontwerp bestemmingsplan
Schetsmatige aanpassing fragment plankaart:
= voorzijde
37
Alle plankaarten (ambtelijk) 51. Archeologiecontouren aanpassen Aanpassing: Motivatie:
De grenzen van de archeologiebestemming aanpassen aan de grenzen in de op 13 mei vast te stellen herziening van het archeologiebeleid. Door aanpassing van het archeologiebeleid veranderen de grenzen en ontheffingsgrenzen van archeologische verwachtingsgebieden in het gebied.
38
regels van het bestemmingplan
Kernen LeimuidenRijnsaterwoude Gemeente Kaag en Braassem
2
Inhoudsopgave 1 Inleidende regels ..................................................................................................................................... 4 Artikel 1 Begrippen ................................................................................................................................................... 4 Artikel 2 Wijze van meten ....................................................................................................................................... 12
2 Bestemmingsregels ............................................................................................................................... 15 Artikel 3 Agrarisch ................................................................................................................................................... 15 Artikel 4 Bedrijf ....................................................................................................................................................... 18 Artikel 5 Centrum - 1 ............................................................................................................................................... 21 Artikel 6 Centrum - 2 ............................................................................................................................................... 23 Artikel 7 Dienstverlening ......................................................................................................................................... 25 Artikel 8 Gemengd .................................................................................................................................................. 27 Artikel 9 Groen ........................................................................................................................................................ 29 Artikel 10 Horeca .................................................................................................................................................... 30 Artikel 11 Kantoor ................................................................................................................................................... 32 Artikel 12 Maatschappelijk ...................................................................................................................................... 34 Artikel 13 Natuur ..................................................................................................................................................... 36 Artikel 14 Recreatie ................................................................................................................................................. 38 Artikel 15 Sport ....................................................................................................................................................... 40 Artikel 16 Tuin ......................................................................................................................................................... 42 Artikel 17 Verkeer ................................................................................................................................................... 44 Artikel 18 Water ...................................................................................................................................................... 45 Artikel 19 Wonen .................................................................................................................................................... 46 Artikel 20 Waarde - Archeologie ............................................................................................................................. 50 Artikel 21 Waterstaat - Waterkering ....................................................................................................................... 52
3 Algemene regels .................................................................................................................................... 54 Artikel 22 Anti-dubbeltelregel ................................................................................................................................. 54 Artikel 23 Algemene bouwregels ............................................................................................................................ 54 Artikel 24 Algemene aanduidingsregels .................................................................................................................. 55 Artikel 25 Algemene afwijkingsregels ..................................................................................................................... 56 Artikel 26 Algemene wijzigingsregels ...................................................................................................................... 57
4 Overgangs- en slotregels ....................................................................................................................... 60 Artikel 27 Overgangsrecht....................................................................................................................................... 60 Artikel 28 Slotregel .................................................................................................................................................. 60
3
1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan: het bestemmingsplan Kernen Leimuiden-Rijnsaterwoude van de Gemeente Kaag en Braassem; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat bestand NL.IMRO.1884.BPKERNENLR-ONT1 met de bijbehorende regels;
in
het
GML
1.3 aan huis verbonden beroep: de uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.4 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6 achtererfgebied: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw; 1.7 afhankelijke woonruimte: een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.8 antenne-installatie: Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie; 1.9 balkon: open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw; 1.10 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.11 bebouwingspercentage: de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;
4
1.12 bed and breakfast: een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is; 1.13 bedrijf aan huis: een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder; 1.14 bestaand: bij bouwwerken:
bestaand op het moment dat de ter inzage legging van dit bestemmingsplan als ontwerp, dan wel dat tijdstip vergund; na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens de Woningwet, waarbij de aanvraag tot omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk voor dat tijdstip is ingediend.
bij gebruik:
bestaand ten tijde van het in kracht worden van het bestemmingsplan
1.15 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.16 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.17 bijbehorende bouwwerken: hieronder worden begrepen: aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat; aangebouwd bijbehorend bouwwerk: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat; vrijstaand bijbehorend bouwwerk: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
5
1.18 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.19 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.20 bouwlaag: een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap; 1.21 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij woningen betreft dit het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen; 1.22 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.23 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.24 carport: een overkapping met maximaal 1 wand dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen; 1.25 dagrecreatie: activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend; 1.26 dakterras: een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een bijbehorende bouwwerk voorzien van een afscheiding; 1.27 dakkapel: een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt. 1.28 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf; 1.29 dienstverlening: Het verrichten van arbeid ten behoeve van anderen;
6
1.30 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.31 geschakelde woning: een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd; 1.32 gestapelde woning: een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is; 1.33 glastuinbouwbedrijf een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt; 1.34 hoofdgebouw: een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.35 horeca: Een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties; 1.36 kamerbewoning: het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee onzelfstandige huishoudens; 1.37 kampeermiddelen: niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben; 1.38 kantoren: een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard; 1.39 kantoren met baliefunctie: een kantoor waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw, zoals bank, postkantoor, reisbureau;
7
1.40 maatschappelijke en culturele voorzieningen: Educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.41 ondergronds bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden maaiveld; 1.42 overkapping: Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal 1 wand voorzien van een (overwegend) gesloten dak; 1.43 peil:
Voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van die hoofdtoegang;
voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld voor het begin van de bouw;
1.44 perceelsgrens: Algemeen: grens van een perceel Voor: de grens van een perceel gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning Zij: de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt Achter: aan de overzijde van de voorgevel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan; 1.45 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.46 rijwoningen: bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
8
1.47 seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.48 staat van bedrijfsactiviteiten De staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels behorende onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen; 1.49 staat van horeca activiteiten: De staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt; 1.50 twee-aaneen gebouwde woning: een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;
1.51 verblijfsrecreatieve onderkomens: onderkomens bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben; hieronder vallen onder andere kampeermiddelen, stacaravans, chalets en recreatiewoningen. De verblijfsrecreatieve onderkomens worden onderverdeeld in de volgende categorieën: a. b. c.
d.
categorie 1: kampeermiddelen, geen gebouwen zijnde (bijv. tenten of caravans op seizoensplaatsen); categorie 2: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 36 m² (bijv. stacaravans, trekkershutten); categorie 3: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 60 m² (bijv. stacaravans, chalets, recreatiewoningen op daarvoor bestemde terreinen); of met een groter oppervlak dan 60 m2 maar met een maximale inhoud van 250 m3 categorie 4: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 90 m² (bijv. vrijstaande recreatiewoningen).
9
1.52 voorgevel: een op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;
1.53 voorgevellijn: een denkbeeldige, dan wel op de verbeelding aangegeven, lijn die direct langs een voorgevel van een gebouw of in het verlengde ervan is gelegen; 1.54 voorzieningen van openbaar nut: voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
10
1.55 vrijstaande woning: een woning die vrij staat van een andere woning;
1.56 woning: een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden; 1.57 zolder: zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen; 1.58 zomerseizoen; de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
11
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: 2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel, met daarin geen onderscheid tussen bodem of water 2.2 Afstand tussen gebouwen De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen zowel haaks als evenwijdig gepositioneerd 2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde Bij bouwwerk op vlak maaiveld:
tussen bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het peil
Bij bouwwerken op talud of dijk:
bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein
2.4 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1 m boven peil 2.5 De bouwhoogte van een gebouw Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen 2.6 Bebouwingspercentage Een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden gebouwd. Hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen 2.7 De goothoogte van een bouwwerk Bij bouwwerk op vlak maaiveld:
de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan peil
Bij bouwwerken op talud of dijk:
de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein
12
2.8 De oppervlakte van een gebouw Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren op 1 m boven peil 2.9 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met inbegrip van de buitenste verticale projecties van overkappingen 2.10 Vloeroppervlak van een gebouw Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw 2.11 Inhoud van een gebouw Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken dit met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen en dakkapellen 2.12 De inhoud van een bouwwerk, geen gebouw zijnde Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde aan de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen 2.13 De dakhelling Langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak 2.14 De hoogte van een windturbine Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine 2.15 De hoogte van een zendmast voor telecommunicatie e.d. Gemeten tussen de onderkant van de voet van de mast en het hoogste punt van de mast, het antenne-opstelpunt daaronder begrepen 2.16 De breedte van een steiger De breedte van een steiger gemeten zoals opgenomen in de onderstaande afbeelding
13
2.17 De lengte van een steiger De diepte, gemeten loodrecht op de oever tussen de boveninsteek van het water en het deel van de steiger dat daar het verst gelegen is
2.18 De hoogte van een woonschip Van de waterspiegel tot aan het hoogste punt van het woonschip, ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels en antennes niet meegerekend
14
2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch 3.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering; ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouwbedrijf' uitsluitend een glastuinbouwbedrijf; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor maximaal één bedrijfswoning dan wel het aantal woningen zoals aangeduid met aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden';
met daaraan ondergeschikt: d. e. f. g. h.
voorzieningen van openbaar nut; recreatief medegebruik; infrastructurele voorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen; waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels 3.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; de goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
3.2.2 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de maximale inhoud van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 750 m3 bedragen; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 m.
15
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e.
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt: totale oppervlakte per bouwperceel tot 300 m² van 300 tot 500 m² van 500 tot 750 m² van 750 tot 1000 m² van 1000 m² en meer
maximale gezamenlijke oppervlakte 60 m² 80 m² 90 m² 100 m² 150 m²
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b.
c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of gelegen buiten het bouwvlak maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.5 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevelrooilijn, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
3.2.6 Kassen Voor het bouwen van kassen gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn kassen toegestaan; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
16
3.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning toestemming geven voor het herbouwen van één of meer bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 75 m², mits: a. b.
de gezamenlijke oppervlakte van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 75 m²; de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m², vermeerderd met 50% van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande oppervlakte boven de 75 m², met een maximum van 150 m².
3.4 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c.
d.
e.
seksinrichtingen; het bewonen van de dienstwoning, zonder dat sprake is van daadwerkelijke agrarische bedrijfsvoering; het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; een gebruik voor detailhandel met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische nevenproducten.
17
Artikel 4 Bedrijf 4.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor maximaal één bedrijfswoning dan wel het aantal woningen zoals aangeduid met aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden';
alsmede voor: c. d. e.
ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf', alsmede voor een transportbedrijf; ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringingsinstallatie', alsmede voor een rioolwaterzuivering; ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg', uitsluitend voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
met de daarbij behorende: f. g. h.
tuinen, erven en terreinen; parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels 4.2.1 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; gebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gerealiseerd te worden; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
4.2.2 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 m.
18
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt: totale oppervlakte per bouwperceel tot 300 m² van 300 tot 500 m² van 500 tot 750 m² van 750 tot 1000 m² van 1000 m² en meer
maximale gezamenlijke oppervlakte 60 m² 80 m² 90 m² 100 m² 150 m²
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b.
c.
d.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.2.5 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
4.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c. d. e.
geluidszoneringsplichtige en BEVI-inrichtingen; wonen; detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel; seksinrichtingen; opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
19
4.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 ten behoeve van: a.
b.
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4 lid 1, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4 lid 1 maar niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd; de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4 lid 1 maar niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking. 4.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' met in acht name van het volgende: a. b. c. d. e. f.
g. h. i. j. k. l.
de bedrijfsbestemming in zijn geheel komt te vervallen; het bepaalde in Wonen is van overeenkomstige toepassing; bestaande bebouwingsmogelijkheden komen te vervallen; de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad; het plan voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met het hoogheemraadschap van Rijnland (watertoets); dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is; dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is; verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld; dat het wijzigingsplan niet gelegen is binnen de invloedsfeer van een BEVI-inrichting; dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is; dat het wijzigingsplan verkeerskundig inpasbaar is.
20
Artikel 5 Centrum - 1 5.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g.
detailhandel; kantoren met een baliefunctie; maatschappelijk; cultuur en ontspanning; dienstverlening; ter plaatse van de aanduiding 'horeca': voor horeca in de categorieën 1, 2 en 3; voor wonen, al dan niet in combinatie met kamerbewoning en/of de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 80 m²;
met daaraan ondergeschikt: h. i. j.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels 5.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, dan wel het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e. f. g.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m2; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen bedraagt 70 m2.
21
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.2.4 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
5.2.5 Dakterrassen Dakterrassen zijn niet toegestaan. 5.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c. d.
geluidszoneringsplichtige en BEVI-inrichtingen; een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG); seksinrichtingen; opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels 5.4.1 Omgevingsvergunning bedrijf aan huis Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub g voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor aan-huisverbonden (bedrijfs)activiteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a.
b. c. d. e. f.
ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan- huis-verbonden bedrijf; degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd; het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving; voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd; er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
22
Artikel 6 Centrum - 2 6.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g.
maatschappelijk; cultuur en ontspanning; dienstverlening; kantoren; ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': voor detailhandel en kantoren met een baliefunctie; ter plaatse van de aanduiding 'horeca': voor horeca in de categorieën 1, 2 en 3; voor wonen, al dan niet in combinatie met kamerbewoning en/of de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 80 m2;
met daaraan ondergeschikt: h. i. j.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels 6.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, dan wel het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e. f. g.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m2; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen bedraagt 70 m2.
23
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
6.2.4 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
6.2.5 Dakterrassen Dakterrassen zijn niet toegestaan. 6.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c. d.
geluidszoneringsplichtige en BEVI-inrichtingen; een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG); seksinrichtingen; opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels 6.4.1 Omgevingsvergunning bedrijf aan huis Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 1 sub g voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor aan-huisverbonden (bedrijfs)activiteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a.
b. c. d. e. f.
ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan- huis-verbonden bedrijf; degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd; het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving; voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd; er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
24
Artikel 7 Dienstverlening 7.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
dienstverlening;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels 7.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e. f.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m2.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
25
7.2.4 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
7.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
26
Artikel 8 Gemengd 8.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
medische voorzieningen, (zakelijkeen commerciële)dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond; wonen, uitsluitend op de bovenliggende bouwlagen; groenvoorzieningen; bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
sociaal
met daaraan ondergeschikt: e. f. g.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels 8.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, dan wel het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e. f.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m2.
27
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
8.2.4 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
8.2.5 Dakterrassen Dakterrassen zijn niet toegestaan. 8.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen. 8.4 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1 ten einde detailhandel toe te staan, met dien verstande dat: a. b.
aangetoond moet worden dat binnen de toegestane voorzieningen er geen behoefte bestaat het betreffende object te betrekken; elders binnen het centrumgebied geen locaties voor detailhandel beschikbaar zijn.
28
Artikel 9 Groen 9.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
groenvoorzieningen; bermen en beplanting; paden; speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g.
waterlopen en waterpartijen; parkeervoorzieningen; evenementen.
9.2 Bouwregels 9.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a.
b.
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met in achtname van de volgende aanvullende bepalingen: 1. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m; 2. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2; ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn overkappingen, kasjes en bergplaatsen toegestaan met in achtname van de volgende aanvullende bepalingen: 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m; 2. het gezamenlijk oppervlak per volkstuin bedraagt maximaal 10 m2.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen; overkappingen zijn niet toegestaan; in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a.
b.
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
29
Artikel 10 Horeca 10.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', voor horeca categorie 1; ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', voor horeca categorie 2; ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', voor horeca categorie 3; ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4', voor horeca categorie 4; ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5', voor horeca categorie 5; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor maximaal één bedrijfswoning dan wel het aantal woningen zoals aangeduid met aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden';
met de daarbij behorende terrassen; met daaraan ondergeschikt: g. h. i.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels 10.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
10.2.2 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 m.
30
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e. f. g.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m2; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen bedraagt 70 m2.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
10.2.5 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
10.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen. 10.4 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 1 ten einde een lagere horeca categorie toe te staan met dien verstande dat: a. b.
de betreffende horecacategorie ruimtelijk inpasbaar is; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bestaande voorzieningenniveau.
31
Artikel 11 Kantoor 11.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels 11.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e. f.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m2.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
32
11.2.4 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
11.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
33
Artikel 12 Maatschappelijk 12.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
het uitoefenen van activiteiten gericht op maatschappelijke en culturele voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels 12.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e. f.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m2.
34
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
12.2.4 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
12.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c.
(dienst)woningen; seksinrichtingen; opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
35
Artikel 13 Natuur 13.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde; waterlopen en waterpartijen;
met daaraan ondergeschikt: c. d. e. f. g.
agrarisch medegebruik; recreatief medegebruik en educatief medegebruik; observatieposten; infrastructurele voorzieningen; voorzieningen van openbaar nut.
13.2 Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b.
c.
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
36
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 13.4.1 Verbod Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f.
bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld; het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; het vellen en rooien van houtgewas; het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen; het permanent opslaan van goederen.
13.4.2 Uitzondering Het verbod als bedoeld in artikel 13 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b. c.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
13.4.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.
37
Artikel 14 Recreatie 14.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
d.
het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersportvoorzieningen': een jachthaven; ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': voor maximaal het op de verbeelding aangeduide aantal verblijfsrecreatieve onderkomens, zoals genoemd in artikel 1.51 onder c; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor maximaal één bedrijfswoning danwel het aantal woningen zoals aangeduid met aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden';
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i.
wegen en paden; waterlopen en waterpartijen; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; evenementen.
14.2 Bouwregels 14.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
14.2.2 Bedrijfswoningen Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m; de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 m.
38
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt: totale oppervlakte per bouwperceel tot 300 m² van 300 tot 500 m² van 500 tot 750 m² van 750 tot 1000 m² van 1000 m² en meer
maximale gezamenlijke oppervlakte 60 m² 80 m² 90 m² 100 m² 150 m²
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
14.2.5 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
14.2.6 Dakterrassen Dakterrassen zijn niet toegestaan. 14.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b.
c.
seksinrichtingen; het opslaan of bergen van onbruikbare onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is gebruik van de grond; het opslaan, opgeslagen houden, storten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is gebruik van de grond.
39
of althans aan hun oorspronkelijke gebruik en materialen en van emballage en/of afval, in verband met het op de bestemming gerichte of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen in verband met het op de bestemming gerichte
Artikel 15 Sport 15.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
het uitoefenen van sportactiviteiten; met de daarbij behorende voorzieningen als een kantine;
met daaraan ondergeschikt: c. d. e. f.
wegen en paden; parkeervoorzieningen; waterlopen en waterpartijen; groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels 15.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet is opgenomen; de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven; de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e.
bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de maximale goothoogte bedraagt 4 m; de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m; de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 20 m2.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
c.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden tot maximaal 30 m² en niet voor de voorgevellijn; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
40
d.
in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 m bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
41
Artikel 16 Tuin 16.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g.
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': de bestaande bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping': de bestaande overkapping voor de voorgevel van het hoofdgebouw; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - dierenverblijf': het bestaande dierenverblijf; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing voor woonboten': erfbebouwing ten behoeve van naastgelegen woonschip; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen meerewijck': bijbehorende bouwwerken behorende bij de naastgelegen woning; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, paden, water en groen.
16.2 Bouwregels 16.2.1 Gebouwen a. b. c.
d.
e.
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd; In afwijking van het bepaalde in artikel 16 lid 2.1 sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bestaande bijgebouwen toegestaan; In afwijking van het bepaalde in artikel 16 lid 2.1 sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' kasjes, overkappingen en bergplaatsen toegestaan met dien verstande dat: 1. per perceel maximaal 10 m2 aan bebouwing is toegestaan; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen; In afwijking van het bepaalde in artikel 16 lid 2.1 sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing voor woonboten' één berging per naastgelegen woonschip toegestaan met dien verstande dat: 1. het oppervlak mag niet meer dan 12 m2 bedragen; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen. In afwijking van het bepaalde in artikel 16 lid 2.1 sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen meerwijck': één bijbehorend bouwwerk per naastgelegen woning met dien verstande dat: 1. het oppervlak mag niet meer dan 10 m2 bedragen; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal: a. b.
erf- en terreinafscheidingen 1 m; overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
42
16.3 Afwijken van de bouwregels Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-afwijkingsgebied 1' kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 2.1 sub a en de bouw van een overkapping toestaan onder voorwaarde dat: a. b.
het oppervlak van de overkapping niet meer bedraagt dan 12 m2; de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
43
Artikel 17 Verkeer 17.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie of verblijfsfunctie; tuinen ten behoeve van aangrenzende percelen; ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen': garageboxen;
en/of d. e. f. g. h. i. j. k.
voet- en rijwielpaden; parkeervoorzieningen; bermen en beplanting; straatmeubilair; waterlopen en waterpartijen; oeververbindingen (bruggen); evenementen; in- en uitritten.
17.2 Bouwregels 17.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m; de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m²; ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen' mogen garageboxen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen; overkappingen zijn niet toegestaan; in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12 m bedragen.
17.3 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a.
b.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
44
Artikel 18 Water 18.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g.
waterberging; waterhuishouding; waterlopen en waterpartijen; ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': een ligplaats voor maximaal één woonschip; groenvoorzieningen; infiltratievoorzieningen; kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
18.2 Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding mag maximaal 5 m bedragen; steigers en/of overkappingen zijn niet toegestaan.
18.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18 lid 2 sub c ten einde steigers en/of overkappingen toe te staan, met dien verstande dat: a. b.
vooraf advies verkregen is van de waterbeheerder; de steiger en/of overkapping stedenbouwkundig inpasbaar is.
18.4 Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a.
b.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
45
Artikel 19 Wonen 19.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
wonen; de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
met de daarbij behorende: c. d.
tuinen en erven; parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels 19.2.1 Algemeen Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt de volgende bepaling: a.
niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd.
19.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
d. e.
f. g.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; indien geen aanduiding is opgenomen mogen uitsluitend rijwoningen worden gebouwd; voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd: 1. ter plaatse van de aanduiding ' vrijstaand', voor vrijstaande woningen; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en tweeaaneen' voor vrijstaande woningen en woningen twee-aaneen; 3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor gestapelde woningen; het aantal woningen mag niet worden vermeerderd, dan wel het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt: 1. bij twee-aaneen gebouwde en geschakelde woningen 3 m aan één zijde; 2. bij vrijstaande woningen 3 m; de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
46
19.2.3 Bijbehorende bouwwerken Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d.
e. f.
bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied; bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m; de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 3 m, waarbij de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerk minimaal 3 meter moet bedragen; de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m; de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt: totale oppervlakte per bouwperceel tot 300 m² van 300 m² tot 500 m² van 500 m² tot 750 m² van 750 m² tot 1000 m² van 1000 m² en meer
maximale gezamenlijke oppervlakte 60 m² 80 m² 90 m² 100 m² 150 m²
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19 lid 2.1 sub a.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
19.2.5 Overkappingen Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b.
overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
19.2.6 Dakkapellen Dakkapellen aan de voorzijde van een woning zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. b. c. d. e.
voorzien van een plat dak; gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m; onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet, bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak,
47
19.2.7 Dakterrassen Dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan bij vrijstaande woningen waarbij de afstand van het dakterras tot de meest nabij gelegen woning niet minder bedraagt dan 7 m. 19.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 2.2 sub d ten einde een bestaande woning te splitsen; a. b. c.
voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein; het bestaande bouwvolume niet wordt vergroot; ontheffing is verkregen door het college in het kader van het Luchthaven indelingsbesluit (LIB) van het bevoegd gezag.
19.4 Specifieke gebruiksregels 19.4.1 Algemeen Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c.
permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft; bewoning als afhankelijke woonruimte; seksinrichtingen.
19.4.2 Aan huis verbonden beroep Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. b. c. d. e.
ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep; degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein; er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
48
19.5 Afwijken van de gebruiksregels 19.5.1 Omgevingsvergunning bedrijf aan huis Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 1 sub b voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor aan-huisverbonden (bedrijfs)activiteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a.
b. c. d. e. f.
ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan- huis-verbonden bedrijf; degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd; het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving; voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd; er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
49
Artikel 20 Waarde - Archeologie 20.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. 20.2 Bouwregels a.
b.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 20 lid 1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Afwijken van de bouwregels Het college van burgemeester en wethouders kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20 lid 2 sub b. Deze omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologisch waardvolle objecten worden verwacht. Bovendien kan een omgevingsvergunning worden verleend indien de betrokken archeologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorschriften te verbinden, gericht op: a. b. c.
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; het doen van opgravingen; begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
50
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.4.1 Verboden uitvoering van andere werken Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
b. c. d. e.
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; het verlagen of verhogen van het waterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
20.4.2 Uitzonderingen Het verbod van artikel 20 lid 4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. b. c. d. e.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling is verleend, zoals in artikel 20 lid 3 bedoeld; een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning; ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd; normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming.
20.4.3 Voorwaarden Omgevingsvergunning wordt verleend, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologisch waardvolle objecten worden verwacht. Bovendien kan middels een omgevingsvergunning worden afgeweken indien de betrokken archeologische waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking voorschriften te verbinden, gericht op: a. b. c.
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; het doen van opgravingen; begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
51
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering 21.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering. 21.2 Bouwregels 21.2.1 Dubbelbestemming Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in artikel 21 lid 1 bedoeld, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. 21.2.2 Primaire bestemming Voor het bouwen op deze gronden ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouw, indien: a. b.
het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken; de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Nadere eisen Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de andere op de verbeelding aangegeven enkelbestemming te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of de door de voorgenomen bouwactiviteit het belang van de waterkering niet onevenredig worden geschaad naar de eventuele te stellen voorwaarden door het hoogheemraadschap. 21.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in: a. b.
artikel 21 lid 2.1, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijn, die noodzakelijk zijn in het kader van waterstaatsbelang; artikel 21 lid 2.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe dient de aanvrager een advies van de beheerder van de waterkering te overleggen.
52
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.5.1 Verboden uitvoering van andere werken Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 21 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c.
d. e.
het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren; het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater; het aanbrengen van bovenof ondergrondse transport-, energieof telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur; het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginning of draineren; de aanleg van oeverbeschoeiingen.
21.5.2 Uitzonderingen Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21 lid 5.1 is niet vereist voor; a. b.
het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
21.5.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien: a.
het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwantitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen niet wordt geschaad.
21.5.4 Adviesprocedure Een verzoek om een omgevingsvergunning wordt ter toetsing voorgelegd: a.
aan het Hoogheemraadschap van Rijnland omtrent de vraag of in voldoende mate is aangetoond dat de betrokken belangen niet onevenredig worden geschaad.
21.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de opgenomen begrenzing van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering aan te passen op de legger van het Hoogheemraadschap van Rijnland indien deze gedurende de planperiode door het Hoogheemraadschap wordt gewijzigd.
53
3 Algemene regels Artikel 22 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene bouwregels 23.1 Monumenten a.
b.
Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie. De omgevingsvergunning als bedoeld artikel 23 lid 1 sub a kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.
23.2 Algemeen Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen. 23.3 Ondergronds bouwen a.
b.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen: 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²; 3. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden: 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens; 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 4 in acht wordt genomen; 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut; 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd; 4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt minimaal 2,6 m en maximaal 4 m onder peil; 5. bij het berekenen van de blijkens de deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 3 sub a onder 4 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:
54
1. 2.
de waterhuishouding niet wordt verstoord; geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
23.4 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. 23.5 Bestaande afstanden en maten a.
b.
c.
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 24 Algemene aanduidingsregels 24.1 Luchtvaartverkeerszone 24.1.1 Aanduidingsomschrijving Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen zijn gelegen in zone 4 van het Luchthavenindelingbesluit, gelden beperkingen met betrekking tot de bebouwing in deze gebieden. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol" (Stb. 2002, nr. 591). 24.1.2 Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
55
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels 25.1 Algemeen Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van: a.
b. c.
d.
e.
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, kunstobjecten, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, jongeren ontmoetingsplekken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ bedraagt en een maximale hoogte van 3 m heeft; de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m; de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m. Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden: 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan: i. buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden; ii. binnen de bebouwde kom uitsluitend op bedrijventerreinen en sportparken. 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan: i. op hoge gebouwen (minimale hoogte 14 m); bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie; ii. tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
56
Artikel 26 Algemene wijzigingsregels 26.1 Algemeen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: a.
b.
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. 26.2 Wijzigingsgebied 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 1 (Beukenlaan III)' te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Groen, Verkeer, Tuin en Water, onder voorwaarde dat: a. b. c. d. e. f.
g. h. i. j. k.
het aantal woningen mag ten hoogste 50 bedragen; de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen maximaal 6,5 en 10 m bedraagt; de bouwhoogte van gestapelde woningen maximaal 13 m bedraagt; de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad; het plan voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met het hoogheemraadschap van Rijnland (watertoets); dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is; dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is; verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld; dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is; dat het wijzigingsplan verkeerskundig inpasbaar is.
57
26.3 Wijzigingsgebied 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 2 (Beukenlaan IV)' te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Groen, Verkeer, Tuin en Water, onder voorwaarde dat: a. b. c. d. e. f.
g. h. i. j. k.
het aantal woningen mag ten hoogste 75 bedragen; de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen maximaal 6,5 en 10 m bedraagt; de bouwhoogte van gestapelde woningen maximaal 13 m bedraagt; de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad; het plan voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met het hoogheemraadschap van Rijnland (watertoets); dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is; dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is; verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld; dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is; dat het wijzigingsplan verkeerskundig inpasbaar is.
26.4 Wijzigingsgebied 3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Groen, Verkeer, Tuin en Water, onder voorwaarde dat: a. b. c. d. e.
f. g. h. i. j.
het aantal woningen mag ten hoogste 10 bedragen; de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen maximaal 6,5 en 10 m bedraagt; de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad; het plan voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met het hoogheemraadschap van Rijnland (watertoets); dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is; dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is; verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld; dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is; dat het wijzigingsplan verkeerskundig inpasbaar is.
26.5 Wijzigingsgebied 4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 4' te wijzigen in de bestemmingen Natuur en Water, onder voorwaarde dat: a. b. c. d.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is; dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is; verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld.
58
26.6 Wijzigingsgebied 5 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 5' te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Groen, Verkeer, Tuin en Water, onder voorwaarde dat: a. b. c.
de woningen mogen vrijstaand dan wel als gestapelde woningen worden gebouwd; de maximaal te realiseren bouwhoogte 10 m bedraagt; indien vrijstaande woningen worden geprojecteerd het aantal niet meer dan één mag bedragen; d. indien gestapelde woningen worden geprojecteerd het aantal niet meer dan zes mag bedragen; e. per te projecteren woning dient ten minste 0,9 parkeerplaats beschikbaar te zijn en per vrijstaande woning ten minste 1,7, met dien verstande dat bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen het parkeren op eigen terrein voor 1 ,0 parkeerplaats meetelt; f. indien ten behoeve van te projecteren woningen parkeergelegenheid buiten het wijzigingsgebied in de berekening wordt betrokken, mag dit niet ten koste gaan van goede parkeergelegenheid van buiten het wijzigingsgebied gelegen woningen; g. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; h. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad; i. het plan voorziet in voldoende watercompensatie dan wel in hetzelfde peilgebied voldoende compensatie plaatsvindt en dit in overleg gebeurd met het hoogheemraadschap van Rijnland (watertoets); j. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is; k. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is; l. verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld; m. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is; n. dat het wijzigingsplan verkeerskundig inpasbaar is.
59
4 Overgangs- en slotregels Artikel 27 Overgangsrecht 27.1 Overgangsrecht voor bouwwerken a.
b.
c.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 27 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 27 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel met niet meer dan 10%. Het bepaalde in artikel 27 lid 1 sub a onder 1 van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
27.2 Overgangsrecht voor gebruik a. b.
c.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 27 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 27 lid 2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
27.3 Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 28 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan Rijnsaterwoude van de Gemeente Kaag en Braassem.
60
Kernen
Leimuiden-