TEYLER<§>MUSEUM den. Van de andere kant is dit werk zeker niet alleen voor monomane specialisten bedoeld, Integendeel, de auteurs hebben gepoogd aan te tonen hoe leuk juist de beoefening van de natuurwetenschappen kan zijn en hoe spannend hun geschiedenis is. Nog steeds kan een niet onbelangrijk deel van de bevolking zich dat nauwelijks voorstellen, helaas. De persen van Joh. Enschedé staan garant voor een onberispelijke druk, terwijl deze publikatie bovendien rijk geïllustreerd zal zijn met twintig foto's in kleur en tachtig in zwart wit. De omvang zal 288 pagina's bedragen, de prijs circa f35,-
Door het gedecentraliseerde landsbestuur en de gecompliceerde partijstruktuur was de verhouding tussen de patriotten en prinsgezinden in elk gewest en in elke stad weer anders. Zo was bijvoorbeeld Utrecht fel patriots, terwijl het nabijgelegen Amersfoort prinsgezind was. De provinciale Staten-vergaderingen van Holland, Utrecht, Overijssel en Friesland waren voor enige tijd in patriotse handen. De andere gewesten, Gelderland, Zeeland en Groningen bleven overwegend prinsgezind. De prinsgezinde partij was traditioneel pro-Engels. De patriotten waren op de hand van Frankrijk en de jonge Verenigde Staten van Amerika. Toen de patriotten een meerderA. Wiechmann heid vormden in de Staten-Generaal werd tussen de Republiek en Frankrijk een verdrag gesloten (1785). De Franse invloed op de binnenlandse situatie van de Republiek nam toe, terwijl de Engelse macht leek te verminderen. Om deze invloed te keren wist de Engelse ambassaKezenkokardes en oranjestrikken. Draagte- deur met veel geld en moeite de Oranjepartij weer te activeren in de gewesten met een patriots bestuur. kens en penningen uit de Patriottentijd. Ondertussen was stadhouder Willem V uit de residentie vertrokken om zich in ballingschap in Gelderland te ves1987 is uitgegroeid tot een waar herdenkingsjaar van de tigen nadat de Staten-vergadering van Holland hem van patriottentijd. In veel musea zijn dit jaar tentoonstellinzijn commando over het Haagse garnizoen had onthegen georganiseerd die allerlei facetten van deze periode ven. Noch de patriotten, noch de prinsgezinden bleken uit de Nederlandse geschiedenis belichten. Het Penninguiteindelijk sterk genoeg om een absoluut overwicht in kabinet van Teylers Museum besteedt eveneens aanhet bestuur van de Republiek te verkrijgen. Deze patsteldacht aan dit tijdperk door middel van een expositie over ling werd doorbroken door het optreden van Wimelmina draagtekens en penningen. De tentoonstelling wordt gevan Pruisen, de vrouw van Willem V. Vanuit Gelderland houden tussen 21 november en 28 februari 1988. De op weg naar Den Haag om de prinsgezinden te mobilisemeeste voorwerpen zijn afkomstig uit de verzameling ren, werd zij bij de Goejanverwellesluis teruggestuurd van het Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet te (juni 1787). Koning Frederik II van Pruisen eiste van de Leiden. Ter gelegenheid van deze expositie zal ook het Staten-vergadering van Holland genoegdoening voor bezit van Teylers Museum op dit gebied tentoongesteld deze belediging van zijn zuster. Toen er geen antwoord worden. kwam op het ultimatum trok een goed gedrild Pruissisch leger in september de Republiek binnen. Het verdrag De Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) tussen de Repumet Frankrijk bleek van gener waarde. De beloofde hulp bliek en Engeland had een polariserend effekt op de pobij een buitenlandse aanval kwam niet opdagen en binlitieke verhoudingen in de Republiek. De economische nen een maand gaf het laatste patriotse bolwerk, Amsterbloei van de Republiek was duidelijk voorbij en de orgadam, zich over. Nog in september keerden de stadhouder nisatie van het landsbestuur voldeed niet langer. De vloot en zijn vrouw terug in 's-Gravenhage. Het volgende jaar verkeerde in deplorabele toestand. Het rampzalige verwerd de status quo in de Republiek plechtig gegaranloop van de oorlog werd — ten onrechte — in de schoenen deerd door Pruisen en Engeland. van stadhouder Willem V geschoven. Wegens zijn nauwe banden met het Engelse vorstenhuis beschuldigde men hem van landverraad. In deze jaren verloor de stadhouVeel van de hierboven beschreven gebeurtenissen zijn der enorm veel prestige. Toch bleven velen om uiteenlovastgelegd op penningen. Zowel de patriotten als de pende redenen prinsgezind. De onderste lagen van de prinsgezinden lieten geen gelegenheid onbenut om een maatschappij waren traditioneel orangistisch. De meeste penning te laten slaan.De patriotten bestelden onder anbestuursambtenaren en legerofficieren waren door de dere penningen ter herinnering aan de oprichting van de stadhouder benoemd. De ontevreden burgers, middenburgerwachten en aan het neerslaan van oproeren van standers en intellectuelen verenigden zich in deze tijd tot het Oranjegezinde volk. Ook de verwikkelingen rond paeen los verband en noemde zichzelf patriotten. Zij hadtriottenleider Joan Derk van der Capellen tot den Pol den geen deel aan het landsbestuur en wilden bijdragen waren goed voor een aantal penningen, evenals de geaan een wederopbloei van de Republiek. Zij wisten hun beurtenissen in de patriotse stad Utrecht (afb. 5). De politieke invloed uit te breiden, onder andere door het prinsgezinden lieten vooral penningen maken die de veroprichten van burgerwachten. Aanvankelijk werden zij knochtheid met het Huis van Oranje uitdrukten, zoals de daarbij geholpen door regentenfamilies die wèl deelnatrouw van enkele Friese steden aan de prins, de blijdmen aan het landsbestuur, maar de macht van de stadschap over het herstel van de stadhouder en de dankhouder wilden inperken. baarheid jegens het Pruisische leger. 4
Afb. 5. Penning op het aannemen van het nieuwe regeringsreglement van de stad Utrecht in 1786, door onbekende medailleur.
Naast deze duidelijk partijgebonden penningen waren er ook stukken die de algemene politieke situatie als onderwerp hadden, zoals bijvoorbeeld nieuwjaarspenningen. Naar aanleiding van de Vierde Engelse Oorlog zijn er veel penningen gemaakt, vooral op de 'overwinning' bij de Doggersbank in augustus 1781 (afb. 6). Andere onderwerpen zijn bijvoorbeeld de erkenning van de Verenigde Staten van Amerika, het verdrag met Frankrijk en
Afb. 6. Penning op de Slag bij de Doggersbank, door A. van Baerll(1781).
TEYLER<§>MUSEUM Penningkabinet.Na het bekend worden van de 'overwinning' bij de Doggersbank in augustus 1781 werd de gewoonte om een draagteken aan te brengen een rage. Zeer velen schijnen toe een zogenaamd Doggersbank lint gedragen te hebben: niet alleen de eenvoudige matrozen, maar ook de 'fijne lui die anders geen linten dragen'. De lintkramen deden goede zaken: op de Nijmeegse kermis van 1781 werden er duizenden ellen van verkocht.2 Deze linten werden meestal rond de muts of hoed aangebracht. Ruim een jaar later, iets voor de oprichting van de eerste exercitiegenootschappen, begonnen de patriotten zich zelfbewust met eigen draagtekens te vertonen. Dit was
Afb. 7. Patriots penninkje. Op de ene zijde een afbeelding van Joan Derk van der Capellen en op de andere zijde een keeshond.
nieuw; de regenten liepen nooit met hun anti-orangistische gevoelens te koop door middel van draagtekens. De eerste patriotse draagtekens waren kleine penninkjes, die aan een halsband of aan een horlogeband gedragen werden (afb. 7).3 Het dragen van dergelijke penninkjes en later de grotere symbolen had tot gevolg dat er een ware draagtekenoorlog begon tussen de patriotten en de prinsgezinden. Met de oplopende spanning tussen beide groeperingen ontstonden er telkens weer vechtpartijen of regelrechte lynchpartijen naar aanleiding van de draagtekens. Al naar de gezindheid van het stedelijk of gewestelijk bestuur werden de draagtekens van de ene of de andere partij verboden. De verbodsbepalingen gingen soms zeer ver: het aanprijzen van bijvoorbeeld oranje wortelen in een patriotse stad kon een marktvrouw op een flinke boete of zelfs gevangenisstraf komen te staan. Volgens dezelfde bron kreeg een koopman, die zijn waren in oranje papier verpakte zelfs een geseling te verduren.4 De Haagse schutterij kreeg in 1787 het verbod om nog langer 'oranje gekleurde troedels' te dragen.5 In datzelfde jaar werden uit het prinsgezinde Nijmegen afkomstige officieren door de bevolking van 's-Hertogenbosch met stenen bekogeld, omdat zij oranje kokardes droegen.6
de Engels-Pruisische garantie. De meeste penningen waren in zilver uitgevoerd en kostten enkele guldens. Zij werden gekocht door penningverzamelaars, die de herinnering aan een bepaalde gebeurtenis levend wilden houden. Sommige penningen werden speciaal vervaardigd als beloning voor bewezen diensten. De hoogste officieren van de schepen van Doggersbank ontvingen van de stadhouder een gouden penning voor hun dapperheid. De lagere officieren kregen een exemplaar in zilver en de matrozen ... niets. Enkele burgerwachten lieten erepenningen vervaardigen, zoals het Utrechtse wapengenootschap Pro Patria et Libertate. In de tentoonstellingscatalogus De Wekker van de Nederlandse Natie (Zwolle 1984) wijdt G. van de Meer een gedegen beschouwing aan de pennin- Na de intocht van de Pruisen en het herstel van de stadgen uit deze periode.1 houder in al zijn rechten begon de reactie. In de herfst van 1787 werd het dragen van een oranjegezind teken De gewoonte om met een draagteken op de kleren te lo- verplicht gesteld. Telkens weer moesten de plakkaten over dit onderwerp herhaald worden, omdat deze maatpen dateert van voor de patriottentijd. Bij het herstel van stadhouder Willem IV in 1747 was het raadzaam om met regel velen toch wel wat ver ging. De secretaris van de Groningse vroedschap, Gockinga, drukte zijn ongenoeeen teken van oranjegezindheid over straat te gaan. En ook bij volgende heugelijke gebeurtenissen betreffende gen over deze situatie een keer uit door in het openbaar de term 'Strond OranjelindjeÉ te gebruiken.7 Het niet het stadhouderlijk huis kon men toepasselijke draagtekens aanschaffen. Een aantal van deze vroegere draagte- dragen van een dergelijk teken of het gezien worden met een patriots draagteken was zeer riskant geworden. Men kens bevindt zich in de verzameling van het Koninklijk 5
TEYLER<§>MUSEUM kon bestraft worden met hoge boetes, gevangenisstraffen en ballingschappen. Toch werden er in 1788 nog mensen gearresteerd in Dordrecht en Zwolle, die penninkjes met keeshondjes vervaardigden en verkochten.8 Zelfs buitenlanders moesten een Oranje draagteken opspelden! Een dienstmeisje, dat een grapje maakte over twee 'Kaarels, buitengewoon sterk met Oranje vercierd', werd twee jaar in het Amsterdamse werkhuis opgesloten en daarna verbannen.9 Pas in 1792, bijna vijfjaar na het herstel van de stadhouder, werden de plakkaten niet meer toegepast. Alleen de leden van de schutterijen moesten nog een oranje kokarde dragen.10 De burgers mochten voortaan zelf bepalen of zij dit vaste onderdeel van het kostuum nog langer wilden handhaven. Het al of niet dragen van oranje had geen enkele relatie meer met de politieke gezindheid van de eigenaar. De hoeveelheid overgebleven draagtekens van de Oranje partij hoeft geen verbazing te wekken, nu blijkt dat iedere inwoner van de Republiek minstens vijf jaar met een dergelijk symbool, in wat voor vorm dan ook, heeft moeten rondlopen. Van de patriotse draagtekens zijn er veel minder bekend. De enige mogelijkheid voor de in Nederland achtergebleven patriotten om te getuigen van hun idealen was het gebruik van geheime symbolen en onschuldige accessoires. Er bestond bijvoorbeeld een verschil in het dragen van de lussen aan een knoop op de hoed. De prinsgezinden droegen deze in de vorm van een W (Willem) en de patriotten in de vorm van een V (Vrijheid). Ook werden wel broches in de vorm van een vlinder gedragen, zowel door mannen als door vrouwen. Deze kapellen verwezen naar de naam van de patriottenleider Joan Derk van der Capellen tot den Pol.11 Behalve in afbeelding lijken deze draagtekens niet bewaard te zijn gebleven. Mogelijk zijn dit soort broches later niet herkend als politieke insignes. De partijstrijd tussen prinsgezinden en patriotten werd niet alleen door middel van draagtekens gevoerd. Op onder andere glazen, theeserviezen, koekplanken, scheerbekkens en tabaksdozen kwamen eveneens symbolen van de twee partijen voor.
Het meest eenvoudige draagteken was een lint, strik of kokarde. De verschillende kleuren speelden een belang-
Afb. 8. Penning op de stichting van de Oranje sociëteit te Overschie, door A. van Baerll (1787).
6
rijke rol. Oranje voor de prinsgezinden, en rood, zwart of wit voor de patriotten. Op de prinsgezinde draagtekens kwamen symbolen voor als een oranjeboom, oranjetak of oranjebloesem. Soms heeft de oranjeboom sinaasappels, vijf voor de gehele stadhouderlijke familie of drie voor de kinderen van de stadhouder (afb. 8). Voor de Oranje-gezinde draagtekens werden meestal de portretten van Willem V, Wilhemina en hun kinderen gebruikt. De afbeeldingen van de stadhouder zijn het meest talrijk. Op een aantal draagtekens is op de ene zijde een portret van Willem V en op de andere zijde een portret van Wilhemina aangebracht. Soms zijn beiden als dubbelportret op één kant afgebeeld (afb. 9).
Afb. 9. Prinsgezind draagteken met afbeelding van Willem V en Wilhemina. Aan het oogje zit nog een oranje lintje.
De penning op het huwelijk van Willem V uit 1768, gemaakt door Holtzhey werd hiervoor vaak afgegoten, zonder toestemming van de medaüleur. De invloed van de hofmedailleur en -steensnijder J.H. Schepp bij de fabricage van de draagtekens met portretten is onduidelijk. In een artikel is gesuggereerd, dat de nauwkeurige afbeeldingen van de stadhouderlijke familie op penningen en gesneden stenen van zijn hand model gestaan hebben voor vele draagtekens.11 De overeenkomst met de portretten op enkele bewaard gebleven gesneden stenen is inderdaad frappant. De inspiratie voor de draagtekens is in elk geval niet afkomstig van prenten; zij hebben een geheel ander karakter. De meeste portretten zijn zeer schematisch. Willem V draagt soms een kuras, maar vaker een gewoon kostuum. Het lint van de Britse orde van de kouseband is opvallend vaak aanwezig. Deze orde was hem al op zijn vierde jaar toegekend door zijn grootvader, koning George II. Wilhemina draagt een gedecolleteerde jurk en meestal is het haar 'met paarlen gekapt'. Soms wordt zij afgebeeld met een gevederde helm, zoals Minerva. Minerva wordt beschouwd als de godin van de wijsheid en strijdster in rechtvaardige oorlogen. Op één draagteken worden de namen Gideon en Debora voor het stadhouderlijk paar gebruikt. Het boek Richte-
TEYLER<§>MUSEUM ren was zeer toepasselijk voor de staatkundige situatie in de Republiek, omdat Gideon het koningschap afwees. Van Willem IV zijn een aantal penningen bekend, waarop hij gepersonifieerd is als Gideon. Debora, een profetes die bezielt tot de strijd, was een zeer toepasselijke personificatie voor de ondernemende Wilhelmina. In de zeventiende eeuw werd deze bijbelpassage vaak gebruikt in relatie tot de stadhouders. Spreuken en afkortingen komen regelmatig voor. De meest bekende is VIVAT ORANJE, ook wel in afkorting VO. Andere lettercombinaties zijn: PWVO (Prins Willem Van Oranje), met soms een S van Semper, PWDV (Prins Willem De Vijfde) en vele variaties op deze thema's. Het motto van de orde van de kouseband komt ook wel voor: Honi soit qui mal y pense. Een heel ander soort symbool van de prinsgezinden was het schopje. De patriotse scheldnaam 'schop' voor prinsgezinde betekende zoveel als een misbaksel, iemand die de klappen krijgt (afb. 10).
IgfjJ
De Britse en Pruisische garantie van het stadhouderlijk gezag in de Republiek deed een nieuw genre draagtekens ontstaan. Hierbij wordt de Republiek voorgesteld als een pijlenbundel, waaraan een slot gehangen is. Deze pijlenbundel wordt bewaakt door de Pruisische adelaar en de Engelse eenhoorn (afb. 12). De patriotten bedienden zich van een eigen symbolentaal. Veelgebruikt waren de afbeeldingen van een keeshond, ontleend aan de scheldnaam van de prinsgezinden, kees (afb. 7 en 13). De oorsprong van deze naam is onduidelijk. Het kan te maken hebben met de eigenschappen,
* mm M Afb. 13en 14. Patriots draagteken met keeshond. Patriots draagteken met portret van burgemeester Hooft.
Afb. 10. Zogenaamd Oranjeschopje, gemaakt van een Overijsselse duit van 1776.
Een laatste categorie vormen tenslotte de prinsenduiten. Op de Overijsselse duiten van 1766 was ter gelegenheid van de achttiende verjaardag van Willem V een klein portret aangebracht. Dit werd pas later goed bekend. Immers, op de munten van de Republiek werden geen portretten van stadhouders aangebracht. Deze duiten werden verguld, versierd, of uitgezaagd. Men maakte er ook wel ankers (symbool van hoop) of schopjes van (afb. 11).12
Afb. 11 en 12. Uitgezaagde en vergulde duit van Overijssel (1766) in de vorm van een anker. Prinsgezind draagteken op de Pruisisch-Engelse garantie van 1788.
die het toen veel voorkomende hondje werden toegedicht. Afhankelijk van de opinie varieerde dit tussen trouw en standvastigheid of veel geblaf, maar weinig inhoud. De naam van de overtuigde patriot Cornelis (Kees) de Gijselaar, pensionaris van Dordrecht, kan ook als inspiratie gediend hebben. Een ander symbool was de Nederlandse maagd met de vrijheidshoed op een stok. Portetten van de in 1784 gestorven patriottenleider Joan Derk van der Capellen en de Amsterdamse burgemeester Hooft waren zeer geliefd (afb. 7 en 14). Over de kapel is al iets gezegd. Verder bestaan er draagtekens met het portret van Van Goudoever, een leider van de Amsterdamse burgerwacht. Witte lelies, het symbool van de bondgenoot Frankrijk, werden soms op linten geborduurd. Penningen van de verschillende wapengenootschappen met een oogje aan de rand kunnen eveneens als patriots draagteken gefungeerd hebben. Enkele medaillons zijn zó groot, dat ze nauwelijks als draagteken bedoeld kunnen zijn. Een aantal van deze stukken heeft waarschijnlijk in een lijstje aan de muur gehangen. Sommige kunnen onderdelen geweest zijn van zogenaamde bedriegertjes. Dit zijn lijsten, waarin in een dubbele laag bolvormig glas is bevestigd. Tussen deze twee glazen is een laagje was aangebracht. Alleen wanneer de was verwarmd wordt, komt er een afbeelding van 7
TEYLER<§>MUSEUM het politieke idool tevoorschijn. Uit de literatuur zijn deze voorwerpen bekend met portretten van de stadhouderlijke familie en van burgemeester Hooft.13 Veel onderdelen van draagtekens zijn in verschillende combinaties terug te vinden. In de verzameling van het Koninklijk Penningkabinet komen enkele 'losse' portretten van de Amsterdamse burgemeester Hooft voor die kennelijk op een achtergrond naar keuze gemonteerd konden worden, gezien de uitsteeksels aan de achterzij de. Keeshondjes en portretten van Willem V en Wimelrnina zijn ook vaak apart aangebracht (afb. 15). Hetzelfde geldt voor ingekleurde gravures met de portretten van Willem V en Wilhelmina. Zij komen voor in medaillons achter glas, en geplakt op zijden strikken.
6. Vervolg Wagenaar, deel 19, p. 307-308. 7. Vervolg Wagenaar, deel 22, p. 86. 8. Vervolg Wagenaar, deel 21, p. 294 en Vervolg Van Loon, deel 8, p. 381, noot 2. 9. Vervolg Wagenaar, deel 21, p. 20-23. 10. Vervolg Wagenaar, deel 25, p. 205-207. 11.WBilderdijk,op.cit.(noot4),deel 12,p.217enp.84; Vervolg Van Loon, deel 8, plaat LIV, afb. I. 12. A. Staring, 'De medailleur J.H. Schepp en Frans Hemsterhuis', Oud Holland, 64 (1949), p. 95. 13. Zie ook A. Pol, 'Patriotten, penningen, prinsenduiten', De Beeldenaar, 4 (1980), p. 113-119 en p. 228-230. 14. Zie ook De Navorscher, 15 (1859), p. 361-362.
Feestelijke herdenkingsbijeenkomst ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Adriaan Fokker.
Afb. 15. Prinsgezind draagteken met op de ene zijde Willem V en op de andere zijde Wilhelmina. De portretten zijn afzonderlijk gemaakt en later op de 'drager' vastgehecht.
Dit jaar -1987 - is het honderd jaar geleden dat Adriaan Fokker geboren werd, een man die bijna dertig jaar lang als curator van het fysisch kabinet aan Teylers Stichting verbonden was en die ook in de periode daarna van vergaande betekenis is geweest voor Teylers Museum. Zijn curatorschap duurde van 1928 tot 1955, maar het resultaat van zijn muzikale interesses, die uitmondden in het plaatsen van het grote 31-toons-pijporgel boven in de hal van Teylers Museum, zorgt nog steeds voor een uniek aspect van het Museum.
De vervaardigers van de draagtekens zijn vrijwel nooit bekend. De meeste exemplaren bestaan uit een portret of symbool, zonder veel artistieke pretentie. Zij waren oorspronkelijk bedoeld om de politieke voorkeur van de drager of draagster aan te geven, vergelijkbaar met de buttons van tegenwoordig. Er zijn bijzonder luxueuze draagtekens bewaard, maar ook heel armetierige exemplaren. Samen met de penningen vormen zij een bijzonder facet van het veelbewogen tijdperk van de patriotten. Marjan Scharloo
Noten 1. G. van der Meer, 'Penningen uit de Patriottentijd', De Wekker van de Nederlandse Natie. Joan Derk van der Capellen 1741-1784, Afb. 16. Klavier van het 31-toons-orgel. Zwolle 1984. 2. Beschrijving van Nederlandse historiepenningen ten vervolge op het werk van mr. Gerard van Loon, Amsterdam 1822-1867 In 1960 richtte Fokker de Stichting Nauwluisterendheid (Hierna geciteerde als Vervolg Van Loon), Aantekeningen, bij- op om de activiteiten rond het 31-toons-orgel te coördineren. In 1966 werd de naam veranderd in Stichting voegsels en verbeteringen op deel VI-X, p. 9, noot 70. 3. Vervolg Van Loon, deel 8, p. 182. Huygens-Fokker. Deze stichting ijvert — ook na Fokkers 4. W. Bilderdijk, Geschiedenis des Vaderlands, uitgegeven doordood in 1972 — om 31-toonsmuziek te doen componeH. W. Tydeman, Amsterdam 1839, deel 12, p. 174. ren, te laten horen en bekendheid te geven. 5. Vaderlandsche Historie, vervattende geschiedenissen der VerFokkers muzikale interesses kwamen kort na 1940 — enigde Nederlanden ...ten vervolge van Wagenaars Vaderlandsche daarvoor was hij vooral als natuurkundige actief—in een Historie, Amsterdam 1787-1811 (Hierna geciteerd als Vervolg stroomversnelling, toen hij het werk van de 17de-eeuwse Wagenaaf), deel 16, p. 63-64. 8