KENNISDISSEMINATIE BIJ LECTOREN IN HET KENNISDOMEIN BUILT ENVIRONMENT Een inventarisatie en vooruitblik
Ellie Roetgerink MPM Dr. Gerard Evers September 2012
Inhoudsopgave 1. Aanleiding, probleemstelling, en werkwijze
3
2. Vragenlijsten
6
3. Resultaten
7
4. Conclusies en aanbevelingen
11
13
Bijlagen
1. Aanleiding, probleemstelling en werkwijze
1.1.
Voorgeschiedenis
In 2008 hebben de auteurs op verzoek van SKO1 een onderzoek gedaan naar het profiel van de lector in het HBO. Dit onderzoek beantwoordde vragen zoals: 1. Hoe groot is de permanente kenniskring rond uw lectoraat? 2. Hoeveel HBO en/of WO docenten betreft dit en hoeveel vertegenwoordigers van marktpartijen? 3. Hoeveel tijd kunt u besteden aan lectoraatactiviteiten, zoals onderwijs (geven van onderwijs, afstudeerbegeleiding studenten), onderzoek (begeleiden van promovendi), en professionalisering docenten, overdracht kennis uit lectoraat (t.b.v. innovatie curriculum, professie docenten, innovatie bij marktpartijen)? 4. Met welk percentage wordt uw onderzoekstijd gefinancierd door lectoraatsbudget (SKO, marktpartijen), budget hogeschool (o.a. uren etc.), contractonderzoek, derde geldstroom (RAAK, EU, NWO, Zon/MW et cetera). 5. Bent u vanuit uw lectoraat promotor/copromotor bij lopende promovendi of reeds afgeronde promotietrajecten? Uit het onderzoek kwam naar voren dat er sprake is van een redelijk gespreide tijdbesteding. Een gemiddelde lector is circa 20% bezig met kennisoverdracht intern en idem extern. Verder zagen we dat in meer dan de helft van de gevallen een lector verwacht dat 40% van de docenten voldoende geprofessionaliseerd zal zijn aan het eind van het lectoraat. Kennisoverdracht is daarmee voor een lector een wezenlijk onderdeel van de lectoraatinvulling. Hoe deze kennisoverdracht vervolgens tot stand komt, is in het HBO onderzoek niet expliciet bevraagd.
1.2.
Belang van aanvullend onderzoek
Een nadere verkenning van de wijze waarop kennisoverdracht tot stand komt kan naar onze mening een bijdrage leveren aan het verkrijgen van inzicht in de effectiviteit van inspanningen die onderwijsinstellingen en docenten zich getroosten om de druk vanuit het politieke en maatschappelijke krachtenveld over rendementen het hoofd te bieden.
Het recent (december 2011) afgesloten Hoofdlijnen akkoord OCW-HBO-raad2 met afspraken over de ontwikkeling van het hoger beroepsonderwijs en het praktijkgericht onderzoek van de hogescholen, ter verbetering van de verbinding van het onderwijs en het praktijkonderzoek met de buitenwereld, is daarvan een voorbeeld. Meer concreet betreft het ook de Prestatiebekostiging waarmee de Ministerraad op 11 maart 2012 akkoord ging. Met de koepels van universiteiten en hogescholen is afgesproken dat ruim 7% van het totale onderwijsbudget aan prestaties wordt gekoppeld. Ook het Manifest3 van sociale partners in het HBO (2007) waarin een gezamenlijke visie wordt verwoord op de toekomst van hogescholen en medewerkers is duidelijk. De docent wordt door sociale partners gezien als de spil in dit complexe proces: Het hoger beroepsonderwijs is zich bewust van het feit dat het zich zal moeten omvormen van docerende instellingen naar instituten waar kennis wordt verworven en gedeeld. Het nu voorliggende onderzoek betreft lectoren in de bouwsector. Hoewel ook in de bouwsector de behoefte aan nieuw beleid zich laat voelen behoort deze sector niet tot de negen sectoren4 die een extra impuls kregen vanwege het nieuwe bedrijfslevenbeleid (Regeerakkoord Rutte-1). Voor elke sector werden knelpunten en kansen geïnventariseerd door bedrijven en kennisinstellingen. De plannen zijn ambitieus. De negen topsectoren hebben in korte tijd een Masterplan Bèta en Technologie (MB&T)5 opgesteld met de lange-termijn (2025) ambitie dat 40% van alle afgestudeerden een bèta- en technologische opleiding genoten heeft. Volgens Bouwend Nederland6 zijn bouwopgaven maatschappelijk noodzakelijk. Het gaat dan om de bouw van minstens 500.000 nieuwe woningen tot 2020, verbetering en verduurzaming van bestaande woningen en gebouwen (zorginstellingen en scholen), de herstructurering van verouderde wijken, de aanpak van leegstaande kantoren en de aanleg van boven- en ondergrondse infrastructuur. Tegelijkertijd zien we dat de behoefte aan adequaat opgeleide project- en procesmanagers in de sector wisselend is. Zo is de verwachting - volgens twee afstudeerders van Hogeschool Avans - dat in de periode
De Stichting Kennisontwikkeling HBO (SKO) is door het bestuur van de HBO-raad opgericht op 25 april 2001. De Stichting heeft tot eind 2008 de introductie van lectoraten in het hoger beroepsonderwijs begeleid. 2 Hoofdlijnenakkoord Ministerie OCW – HBO- raad najaar 2011 tot en met 2015. 3 De toekomst van het hoger onderwijs - Manifest sociala partners 2007. 4 Naar de top, brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Genraal van minister Verhagen (4 februari 2011). 5 Naar 4 op de 10, februari 2012. 6 Cobouw 25 mei 2012. 1
3
2012-20177 de uitstroom van het aantal hoogopgeleide bouwtechnici met 59% zal afnemen. De instroom eveneens zal dalen, maar minder hard dan de uitstroom. Dit leidt tot een lichte toename van het aanbod. De vraag naar bouwtechnisch hoogopgeleid personeel zal echter minder sterk toenemen dan het aanbod. Opgemerkt moet worden dat in de bouwsector8 het opleidingsniveau minder dan gemiddeld is: in de bouw zijn zo’n 19% hoog opgeleiden werkzaam tegen 35% in de totale beroepsbevolking (bron: CBS). Daarbij zullen ongetwijfeld ook imago-problemen een rol blijven spelen. Volgens Joost Hulsbos9, voorzitter van jongNLingenieurs, kiezen veel jongeren voor “hip klinkende studies met een marginaal toekomstperspectief.” En vraagt hij zich af of er in de toekomst wel voldoende deskundigen zijn. Wellicht dat het advies van een HBO-afstudeerder10 aan de Hogeschool van Rotterdam van pas kan komen. Volgens hem is het van groot belang dat (haven) bedrijven meer inzicht in de verschillende opleidingen krijgen en de daarbij behorende vakken en competenties om zodoende een bredere doelgroep te kunnen benaderen.
1.3.
Waarom werd dit onderzoek mogelijk?
De inrichting van de vijf lectoraten kwam eerder tot stand op initiatief van de Stichting Kennistransfer Bouw (KTB11). Het “Impulsprogramma 2006-2010, HBO Gebouwde Omgeving” bevatte een strategische notitie over de innovatie van de beroepspraktijk in de Gebouwde Omgeving. In dit programma lezen we de aanleiding: De Stichting Kennistransfer Bouw (KTB) heeft in de afgelopen jaren met succes nieuwe vraagstukken in de Gebouwde Omgeving op de agenda gezet van het hoger onderwijs. De intensieve kennisuitwisseling tussen vertegenwoordigers uit de bouwsector, zes hogescholen en een universiteit heeft nieuw onderwijs opgeleverd en het lectoraat Regie Stedelijke Vernieuwing. Geïnspireerd op het succes van dit lectoraat is de samenwerking verbreed naar andere partijen uit de markt, zoals KEI, maar ook andere partijen uit de kennisinfrastructuur, zoals TNO Bouw. Landelijke organen, zoals de Regieraad Bouw, zijn blij met een platform waarin bedrijfsleven, overheid en de kennisinfrastructuur gemeenschappelijk de innovatie agenda formuleren. De vraagstukken in de gebouwde omgeving zijn dermate complex en omvangrijk dat een volgende stap gezet moet worden om nieuwe initiatieven te nemen. Het impulsprogramma HBO gebouwde omgeving 2006 – 2010 is bedoeld om de innovatie van de beroepspraktijk te focussen en te versnellen.
In 2007 kwam het hogescholenoverleg met KTB van de grond12. Een en ander leidde in 2008 tot het maken van een up-date van het Impulsprogramma 2006-2010, HBO Gebouwde Omgeving. In 2008 startte KTB samen met een werkgroep uit de Hoger Onderwijsgroep Bouw & Ruimte (HOG B&R) met de up-date van het Impulsprogramma. KTB en de hogescholen zochten in 2007 en 2008 naar een efficiënte manier om inhoudelijke en bestuurlijke zaken met elkaar af te stemmen. Omdat er al diverse bestaande overlegstructuren waren, werd geprobeerd hierop aan te sluiten. Dit leidde tot een combinatie van vergaderingen van de Hoger Onderwijs Groep Bouw & Ruimte (HOG B&R) met die van de stuurgroepvergaderingen van het lectoraat Regie Stedelijke Vernieuwing. Uiteindelijk besloot de HOG B&R in 2008 dat zij toch liever eigenstandig wil overleggen en niet meer in deze vorm met KTB. Het hogescholenoverleg vanuit KTB kwam hiermee te vervallen in 2008. Het bestuur van KTB besloot in 2010 te stoppen met haar werkzaamheden omdat zij van mening was dat met KTB een voldoende en goede basis was gelegd en de samenwerking tussen het bedrijfsleven en het onderwijs op dat moment voldoende was om zelfstandig zonder KTB door te gaan. Dit werd ook door het onderwijs zelf onderschreven. Zij voelden zichzelf in staat dit nu verder in te vullen, zonder de hulp van KTB. Tijdens de slotbijeenkomst van KTB op 15 september 2010 werd door de voorzitter van de Stichting, de heer Ad van Hamburg, aan de aanwezigen kenbaar gemaakt dat een deel van het resterende bedrag beschikbaar kon worden gesteld aan de verlenging van het Lectoraat Regie Stedelijke Vernieuwing en dat de stichting op 7 juli 2010 het bestuursbesluit had genomen dat het resterende saldo beschikbaar gesteld diende te worden aan doelen passend binnen de doelstelling van KTB. De aanvragers/onderzoekers dienden 30 juli 2011 een projectvoorstel in. Dit projectvoorstel werd door de aanvragers in een gesprek toegelicht en op 11 november 2011 besloten de vereffenaars het onderzoek financieel te willen ondersteunen. Vanwege de nauwe aansluiting bij de doelstelling van KTB, het hoger (bouw)onderwijs beter te laten aansluiten bij de marktontwikkelingen alsook het vertrouwen in de expertise van de aanvragers/ onderzoekers.
Hoogopgeleide technici in de bouw- en infrasector, Roy Coenders en Willem Schuts, juni 2012. Brancheschets Bouw juni 2012, UWV. 9 Cobouw, 8 juni 2012. 10 Van een Arbeidseconomie naar een Kenniseconomie in de Mainport Rotterdam, Edwin Giljam, juni 2009. 11 De Stichting Kennis Transfer Bouw (KTB) werd met een bijeenkomst (congres) op 26 april 2001 opgericht. KTB ontstond uit een behoefte aan adequaat opgeleide projectmanagers. Managers die vorm en sturing zouden kunnen geven aan de samenwerking bij complexe bouwprojecten. De stichting initieerde en stimuleerde de dialoog tussen onderwijs en bedrijfsleven. KTB werd op 15 september 2010 met een Slotbijeenkomst voor haar participanten, waarvan een locatie-bezoek op de Zuidas deel uitmaakte, opgeheven. 12 Jaarverslag 2007 – 2008 Stichting KTB. 7 8
4
1.4
Hoofdvraag in het onderzoek
In het nu voorliggende onderzoek wordt geanalyseerd hoe kennisoverdracht vanuit het lectoraat tot stand komt, waarbij specifiek wordt ingezoomd op een bepaalde groep lectoren. Het gaat dan om lectoren die betrokken zijn bij de HBO-opleidingen in het kennisdomein Built Environment en waarvan hun lectoraat werd geïnitieerd door de Stichting KTB. Het onderzoek moet inzicht geven in de vraag hoe kennis, binnengekomen via de lectoraten, via een transfer zijn weg vindt naar: aanpassing van curriculum; de professionalisering van de docenten (en daarmee indirect ook studenten); grote(re) tevredenheid studenten. In hoeverre de vijf lectoraten een bijdrage leveren aan de innovatiekracht van de praktijk is in ons onderzoek niet expliciet onderzocht. Wel hebben wij onderzocht op welke wijze de lectoren hun relatie met de beroepspraktijk invulling geven en hoe zij op de vragen vanuit deze praktijk reageren.
1.5
Aanpak
Wij hebben gekozen voor de volgende aanpak. Allereerst zijn de onderzoeksvragen met oudbestuursleden van het vroegere KTB besproken. Vervolgens zijn deze vragen in 5 gerichte diepteinterviews met de betreffende lectoren (en focusgroepen van gevorderde studenten en betrokken docenten) aan de orde gesteld. Daarnaast zijn diverse documenten geanalyseerd (nota’s, memoranda, evaluatiestudies en inaugurale redes). Het onderzoek is kwalitatief van karakter. De 5 lectoren en hun lectoraten zijn: ir. Mirjam Huffstadt (Hogeschool Utrecht), lector Regie Stedelijke Vernieuwing; dr. Willem Verbaan (Hogeschool van Amsterdam), lector Vastgoedeconomie; prof. dr. ir. Vincent Gruis (Hogeschool Utrecht), lector Vernieuwend Vastgoedbeheer; drs. ing. Jan Straatman (Hogeschool Utrecht), lector Nieuwe cultuur in de bouwketen; ir. Emile Quanjel (Avans Hogeschool), lector Innovatie van het Bouwproces en Techniek. De gesprekken vonden plaats in het voorjaar van 2012. Van deze gesprekken zijn verslagen gemaakt die als bijlage in deze rapportage zijn opgenomen. Ter voorbereiding op en ter ondersteuning van de in dit onderzoek aangehaalde aandachtspunten hebben we gebruik gemaakt van de projectplannen die ten grondslag
lagen aan nut en noodzaak van de lectoraten. Aan de inrichting van de hier besproken lectoraten is in alle gevallen een onderzoek vooraf gegaan op initiatief van de Stichting Kennis Transfer Bouw (KTB): 1. Voor het lectoraat Regie Stedelijke Verniewing13 verwoorden de Stichting Kennistransfer Bouw en Inbo Adviseurs Stedenbouwkundigen Architecten (INBO) het belang voor de beroepspraktijk van kennis van de processen die zich voordoen bij ontwikkeling van stedelijke projecten als volgt: De revitalisering, herontwikkeling en vernieuwing van de stedelijke gebieden die na de invoering van de Woningwet (1901) zijn ontstaan vraagt de komende decennia grote inspanningen. Bijzondere aandacht komt o.a. te liggen bij de naoorlogse woonwijken. 2. Het lectoraat Nieuwe Cultuur in de Bouwketen14 biedt niet alleen perspectief om de competenties van nieuwe instroom beter aan te laten sluiten bij de behoefte van bedrijven in de sector, maar ook om de huidige werknemers bij- en her te scholen. De huidige werknemers kunnen zich hierdoor verder vormen in de praktijk, zich persoonlijk ontplooien en hun positie op de arbeidsmarkt versterken. De lector zal zich daarom niet alleen richten op het reguliere onderwijs, maar nadrukkelijk ook op de mensen die al actief zijn in het bedrijfsleven. 3. Het lectoraat Vernieuwend Vastgoedbeheer15 werd ingericht om een impuls te geven aan de kennisontwikkeling en innovatie op het gebied van het beheer van de bestaande vastgoedvoorraad. Het lectoraat richt zich daarbij primair op beheer en herontwikkeling van de bestaande woningvoorraad en andersoortig maatschappelijk vastgoed. 4. De doelstellingen voor het lectoraat Vastgoedeconomie16 versterken en sluiten aan op de competenties voor bouwtechnische bedrijfskunde zoals ze in de twee uitstroomprofielen van de opleiding bouwtechnische bedrijfskunde aan de Hogeschool van Amsterdam omschreven zijn, namelijk het kunnen onderscheiden van vastgoedkundige hoofd- en bijzaken, deze kunnen analyseren, in logisch verband plaatsen en hier conclusies uit trekken. Andere competenties zijn een visie ontwikkelen om als gesprekspartner voor de partijen in het vastgoedproces op te kunnen treden, het kunnen communiceren met vastgoedkundige betrokkenen en het kunnen bewerkstelligen van voldoende vastgoedkundig initiatief en resultaat. 5. Voor de inrichting van het Lectoraat Innovatie van het Bouwproces en Techniek17 waren de publieke initiatiefnemers Avans Hogeschool en Hogeschool Zuyd en de private initiatiefnemers CBPI en Haegens Groep Horst verantwoordelijk. Het door KTB geïnitieerde ‘Impulsprogramma 2006-2010 HBO Gebouwde Omgeving’18 was uitgangspunt voor de lectoraatsontwikkeling.
Zie: Structuurrapport van de leerstoel RSV (maart 2004). Zie: Projectplan Lectoraat NCB (mei 2007). 15 Zie: Definitief Projectplan (oktober 2007) en Programma Lectoraat VVB 2009-2010. 16 Zie: Projectplan Opzetten Lectoraat Vastgoedeconomie in vastgoed en bouw (juni 2008). 17 Zie: Ontwikkeling Lectoraat Innovatie Bouwproces en Techniek (januari 2007). 18 KTB Impulsprogramma 2006-2010, HBO Gebouwde Omgeving (maart 2006). 13 14
5
2. Vragenlijst
Zoals in hoofdstuk 1 werd aangegeven, maakt kennisoverdracht een wezenlijk onderdeel uit van de invulling van een lectoraat. Hoe deze kennisoverdracht tot stand komt is in eerder onderzoek niet expliciet bevraagd. Ter voorbereiding op het houden van de (diepte) interviews met de lectoren werd de volgende set met vragen opgesteld voor een te houden eerste gesprek. 1. Wie spelen er in uw lectoraat een rol (docenten in rol kennisafnemer c.q. kennisleverancier met effect naar onderwijsprogrammering/curriculum) in het proces van kennistransfer zoals wij dat beschreven hebben in dit onderzoek? 2. Waarom spelen zij die rol en hoe herkennen wij dat? 3. Wie zouden we moeten bevragen over die rol en waarom? 4. Hoe zou u het proces (ordening van uw werk) van uw lectoraat omschrijven? Kent uw bedrijfs- of werkproces een primair proces, een sturend proces, ondersteunend proces? 5. Welke overdrachtsmomenten zitten hierin? Wat is de frequentie hiervan, hoe intensief is dit? 6. Kunt u beschikken over een (bedrijfs/management) informatiesysteem? 7. Welk bronmateriaal kan dit ondersteunen, legitimeren? 8. Wat is uw plan voor dit jaar/komende jaren? 9. Op welke wijze legt u verantwoording af? 10. Wat mist u?
Tijdens de gesprekken is de volgende opzet gehanteerd: 1. Hoeveel tijd besteedt u binnen uw lectoraat aan kennisoverdracht? 2. Hoe doet u dat? 3. Wie is kennismaker (onderzoeker) bij uw lectoraat? 4. Wie is kennisdeler/afnemer? 5. Wie is kennisleverancier? 6. Wie is kennisafnemer? 7. Wat is voor u de gewenste praktijkverandering? 8. Wat is voor u de gewenste structurele inbedding in beleid, curriculum, praktijk? 9. Wie behoren tot de gebruikers- en doelgroep? 10. Hoe vindt kennis(transfer) – verspreiding - via uw lectoraat zijn weg naar het curriculum, (professionalisering) docenten en (grotere tevredenheid) studenten, stage-biedende of opdracht-biedende partijen? 11. Op welke wijzen worden zij betrokken? 12. De gebruikelijke weg bij kennistransfer is het gebruik van de schriftelijke taal: het verwoorden van de opgedane kennis (proces en inhoud) in een document dat beschikbaar wordt gesteld, en hiervoor binnen geëigende kanalen publiciteit vragen. In hoeverre maakt u gebruik van deze wijze van kennisoverdracht? Welke vormen gebruikt u nog meer? 13. De vraag is welke wijzen – implementatiestrategieën - van kennistransfer in de praktijk aanwezig zijn. Welke concrete verspreidings- en implementatieactiviteiten worden aangegeven? 14. Wie kan dit het beste uitvoeren? 15. Wat is uw beeld als lector over de inschatting van de effectiviteit van de diverse wijzen van kennisoverdracht door de direct betrokkenen zoals de docenten, studenten, stage-aanbieders. Op basis hiervan is verdergaand inzicht verkregen in de succes- en faalfactoren van kennistransfer via lectoraat binnen HBO.
Zie: Structuurrapport van de leerstoel RSV (maart 2004) Zie: Projectplan Lectoraat NCB (mei 2007) 15 Zie: Definitief Projectplan (oktober 2007) en Programma Lectoraat VVB 2009-2010 16 Zie: Projectplan Opzetten Lectoraat Vastgoedeconomie in vastgoed en bouw (juni 2008) 17 Zie: Ontwikkeling Lectoraat Innovatie Bouwproces en Techniek (januari 2007) 13 14
6
3. Resultaten
3.1.
Onderwijs en onderzoek
Lector Vincent Gruis merkt nog voordat het interview van start gaat op dat zijn lectoraat niet alleen gaat om onderzoek maar ook om vernieuwing van het onderwijs. Dit geeft al direct aan dat kennisdiffusie op meerdere manieren invulling krijgt. Dit sluit aan bij de rol die de lector binnen een hogeschool speelt in de woorden van de Stichting Kennisontwikkeling HBO (SKO): Wat betreft de plaats in de onderwijsorganisatie en de taakstelling van het lectoraat acht het bestuur het van belang dat voldoende aandacht wordt besteed aan de rol van de lector bij de professionalisering van docenten en de uitwerking die dat heeft op het initiële onderwijs in de bachelorfase. Een lectoraat kan mede gericht zijn op mastersopleidingen, toegepast onderzoek dan wel consultancy, maar deze aspecten dienen in evenwicht te zijn met een gerichtheid op het onderwijs in de bachelorfase. Volgens de HBO-raad zijn de hogescholen kennis instellingen waarin traditioneel de wisselwerking tussen onderwijs, praktijk en kennis centraal staat. De kennisfunctie van hogescholen vertaalt nieuwe inzichten en urgenties van de praktijk naar het onderwijs (het opleiden van de nieuwe professional) en zorgt voor disseminatie van kennis in de praktijk met als doel het vergroten van de innovatiekracht van deze praktijk (oplossen kennisparadox). Naast bestaande kennis wordt nieuwe kennis ontwikkeld en gedeeld in onderwijs- en praktijksituaties. In het brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (2007) heeft onderzoek de volgende kenmerken: geworteld in de beroepspraktijk multidisciplinair (veelheid van methodologische benaderingen) methodologisch verantwoord geïntegreerd met de cultuur van de instelling (verbinding met het onderwijs) geplaatst is in een duurzaam netwerk met externe partijen gevarieerd en afgestemd op verschillende beroepspraktijken De Hogeschool Utrecht heeft dit verwoord in de vacaturetekst voor de nieuw te werven lector Nieuwe Cultuur in de Bouwketen: “Binnen de hogeschool geeft de lector invulling aan een onderzoeksprogramma dat deze samen met de docent-onderzoekers en met studenten van verschillende opleidingen uitvoert. Het onderzoek heeft altijd een opdracht vanuit het beroepenveld. De lector zorgt voor
19
overdracht van kennis naar het onderwijs en draagt bij aan de professionalisering van docenten. De lector initieert en bouwt aan een netwerk met externe organisaties en werft opdrachten, projecten en subsidies. Verder geeft de lector leiding aan zijn team en draagt hij bij aan de synergie van de faculteit en aan de samenwerking met lectoraten daarbuiten”.
3.2.
Wat zijn de mogelijkheden?
Allereerst kijken we naar de taken die door de lectoren worden uitgevoerd en de randvoorwaarden (mensen en middelen) daarbij. Om een indruk te geven volgen hieronder een aantal gegevens. De omvang van de aanstelling van de lectoren varieert van 0,2 tot 0,6 fte19. De lectoren worden met mensen en middelen in hun taak ondersteund. Het aantal docenten dat participeert in de kenniskring varieert : 5 docenten en ± 1,0 fte (EQ); 5 docenten en ± 1,6 fte (VG); nvt (MH) (voorheen 1 docent per participerende hogeschool (totaal 6); 3 docenten en ± 0,6 fte (JS); 3 docenten en ± 0,6 fte en 3 studenten in studentassistentschap (WV) . Over de financiering wordt opgemerkt dat : het budget en de opzet toereikend zijn (VG); aanvullende financiering gezocht wordt (EQ); inzetbaarheid per 2012 alleen op aanvraag mogelijk is (MH); aanvraag financiering SIA/Raak is afgewezen en de HU heeft besloten door te gaan (JS); financiering geen probleem is, er is BIM-lab en Raaksubsidie (WV).
3.3
Wie steunt de lector?
De hiervoor genoemde feitelijke informatie werd door de lectoren verder ingekleurd door ons te informeren over de wijze waarop zij zich bij de inrichting van hun lectoraat gesteund voel(d)en en hun invloed op de onderwijsorganisatie. Dat is immers niet uit cijfers af te leiden. Rond het lectoraat Vernieuwend Vastgoedbeheer bewaakt en monitoort een stichting waarin de financiers zich verenigd hebben de plannen van de lector. De lector bespreekt periodiek de gang van zaken, presenteert
0,2/0,3 fte (MH), 0,4 fte (VG/EQ), 0,5 fte (JS), 0,6 fte (WV). 7
wat hij heeft gedaan en kan op deze manier worden bijgestuurd, aangevuld en geëvalueerd. Daarnaast heeft de lector een externe Programmaraad (met vertegenwoordigers van Ymere en Stadgenoot) de hogeschool binnengehaald. Het lectoraat Innovatie van het Bouwproces en Techniek kende een ‘valse’ start. De nieuwe lector heeft de draad weer opgepakt en ziet kansen zijn ideeën over werken in ‘een keten van samenwerking’ en kennisdisseminatie via onderwijs en onderzoek (50/50) te verwezenlijken. Hij voelt zich ondersteund door zijn ervaring en de gedachte dat de onderwijsorganisatie hier voor open staat. De lector Regie Stedelijke Vernieuwing heeft zich de eerste vier jaar ingezet voor de bachelor, de laatste drie jaar voor de Master en zal in 2012 alleen op aanvraag inzetbaar zijn. De lector heeft haar lectoraat als bijzonder ervaren. Het lectoraat werd gestuurd vanuit zes onderwijsinstellingen en de markt. Omdat er op directieniveau (faculteit) steun was, werd per hogeschool 1 docent beschikbaar gesteld voor de Kenniskring. Daarnaast was er financiële steun vanuit KTB. Door deze coalitie van geld en energie kwam dit lectoraat tot stand met de effecten op de bachelor-opleiding, de MUAD en de masterclass. Deze steun is enorm belangrijk geweest. Inhoudelijk omdat hierdoor samenwerkende allianties in het onderwijs opgebouwd konden worden waarbij proces en inhoud een plaats kregen maar ook persoonlijk omdat de lector een enorme kans zag om haar eigen inbreng zo hoog mogelijk te laten zijn. Haar eigen visie uit te dragen, gericht op resultaten en daar verantwoordelijkheid voor te dragen. En haar kenniskring te laten delen in het proces en het succes. Zo’n 8 jaar geleden ging het om de aansluiting van de beroepspraktijk. Daar is nu onderzoek bij gekomen. De onderzoeksmarkt is echter een competitieve wereld. Liever begeleidt ze docenten die promoveren. Voor het lectoraat Nieuwe Cultuur in de Bouwketen heeft de (tijdelijke) lector een rapport geschreven voor de 2e fase van vier jaar. Onmiskenbaar steunt de HU de 2e fase voor dit lectoraat. Wel is het een probleem om de financiering rond te krijgen. Marktpartijen zijn alleen bereid te participeren als ook publieke middelen (SIA/ Raak) beschikbaar komen. Dat is afgewezen en er worden nu nieuwe wegen bewandeld. Er is weliswaar een Raad van Advies die werkt als een klankbordgroep maar in de 1e fase is deze Raad wellicht onvoldoende in positie gebracht waardoor de toegevoegde waarde niet volledig werd benut om een doorstart in de 2e fase te maken. Het lectoraat Vastgoedeconomie past eveneens binnen het Impulsprogramma van KTB en de aangesloten hogescholen. In dit programma worden drie clusters onderscheiden: Ruimte, inrichting en integrale gebiedsontwikkeling. Cultuur, proces en economie. Gebied en object. Het lectoraat Vastgoedeconomie sluit primair aan bij het cluster Cultuur, proces en economie, maar heeft ook elementen in zich van de andere twee clusters. Het is
een van de vijf lectoraten uit het impulsprogramma die door KTB werden aangemerkt als lectoraten die zij met voorrang wilde inrichten. Het lectoraat Vastgoedeconomie is een initiatief van de Hogeschool van Amsterdam en KTB en is onderdeel van het Impulsprogramma 2006-2010. Het lectoraat werd ingebed in de Amsterdamse Hogeschool voor Techniek (AHT) van de HvA met de opzet om tot uitvoering te komen in samenwerking met een aantal andere hboinstellingen. Binnen de AHT wordt dit lectoraat primair gepositioneerd binnen bouwtechnische bedrijfskunde (vastgoedkunde). Vastgoedeconomie is van grote betekenis zodat ook de andere twee opleidingen binnen het bouw-, infra- en vastgoedonderwijs met de basisbeginselen van dit onderwerp om moeten kunnen gaan. Om deze reden is er ook een link met de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek.
3.4 Aanpassing Curriculum en kennisdisseminatie Wat zeggen lectoren? De eerste vraag van ons onderzoek of door het toedoen van het lectoraat het curriculum beïnvloed is, werd in alle gevallen positief beantwoord. De lectoren geven allen aan dat de bijdrage aan de onderwijsvernieuwing heeft plaatsgevonden en is geconcretiseerd in een bijdrage aan het curriculum c.q. het initieel onderwijs in de bachelorfase èn de masterfase. Dat levert het volgende beeld op voor wat betreft het curriculum: Vernieuwing bij de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde (BtB) met Module Vernieuwend Vastgoedbeheer met de inbreng van thema’s als: vastgoedrekenen, projectmanagement, corporate real estate (mogelijk ook bij Bouwkunde); met toegang tot gastsprekers, afstudeerstagebank, projecten (VG); Curriculum is net vernieuwd wel kan Minor-week ontwikkeld worden (EQ); Minor en Methodiek (met hulp SURF) voor structurele bijdrage aan curriculum voor bachelor/ master/masterclass (toegevoegde waarde van docenten is hun kennis van didactiek) (MH); Master (MUAD) voor 3 hogescholen (MH); Masterclass met deelcertificaat (MH) (JS); Invloed op curriculum met BIM (i.s.m. hogescholen HU, HvA, R’dam, InHolland), wordt opgenomen als soort appendix in BBE-boek (Domeincompetenties Bachelor of Built Environment (2006) ondersteunt door de Hoger Onderwijsgroep Bouw & Ruimte (JS); Module Projectmanagement (JS); Projectmanagement 3.0 in co-productie (JS); Bijdrage aan Master Project Management (JS); BIM, BIM-lab, Honoursclass en HvA-studenten die eerste prijs winnen in Singapore in opdracht om in 48 uur met BIM een duurzaam hotel te ontwerpen (WV). 8
Daarnaast worden (toekomstige) activiteiten genoemd als: Kennisuitwisselingsprojecten: koppels van woningcorporaties (opdrachtgevers en vastgoedbe drijven(opdrachtnemers) komen 1 x per half jaar bij elkaar om over woningrenovatie te praten; de lector laat dit monitoren door Onderzoeksinstituut OTB (TU Delft); Schrijven van artikelen, Internationale papers (VG); Samenwerking met hogescholen Avans, Zuyd, TNO in afzonderlijke projecten (EQ); Afstudeerateliers (EQ/WV) Afstudeeronderzoek door koppels (EQ); Studenten activeren in koppels en aan projecten/mkb koppelen met BIM met inzet van afstudeercoördinatoren (EQ); Gastdocentschap inbedden in combinatie met docent (MH); Samenwerken met partijen (Nirov, KEI etc.) uit verschillende hoeken in onderwijs die niet met elkaar hoeven te concurreren (MH); Docenten enthousiasmeren (JS); Organiseren van Seminars (JS/WV) Domeinoverstijgende activiteiten (WV); Honoursclass (WV); Startersbedrijfjes (WV).
Wat zeggen betrokken docenten en leidinggevende? Bij de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde (BtB) heeft een vernieuwingsslag plaatsgevonden die van onderop werd geïnitieerd (daar kwam de vraag vandaan). De verandering van het curriculum werd beïnvloed vanuit drie invalshoeken: van onderop, vanuit de lectoraten en vanuit de onderzoeks-agenda. Het effect van de bemoeienis van de lectoraten is geweest dat er een structurele samenwerking tussen drie hogescholen (HU, Saxion, R’dam) is ontstaan. Men is het stadium van losse acties ontgroeid en er ligt inmiddels een onderzoeksprogramma dat aanhaakt op de speerpunten van de HU en daarmee de keuzes bepaalt. Zo is gekozen voor een thema als duurzaamheid. Als er vragen binnenkomen die niet in de onderzoekslijn passen worden ze doorverwezen. Er is aansluiting gezocht bij de topsector Energie. Dat kun je goed kwijt in de (energieleverende) Gebouwde Omgeving.
Wat zeggen lectoren over de toekomst? De lectoren hebben wensen en aanbevelingen. Een beeld van de wensen en aanbevelingen die op de lijst staan zijn: Module Vernieuwend Vastgoedbeheer ook bij Bouwkunde introduceren (VG); Contacten en continuïteit met andere hogeschool versterken en borgen(VG); Afstudeerateliers continueren en/of landelijk samenbrengen (VG/WV); Prominente rol voor renovatie bij TU Delft verwerven (VG); Leergang Renovatie ontwikkelen (wens van de Stichting) (VG); Samenwerking met lectoren versterken (VG);
Kennisdelen met markt via gesloten beurs (EQ); Samenwerking zoeken op thema’s (dan vind je ook financieringsbronnen) (MH); Betrek partijen (KTB, Nirov, KEI) uit verschillende hoeken. Die hoeven elkaar in het onderwijs niet te beconcurreren waardoor uitkomsten van praktijkonderzoek voor eenieder beschikbaar komen en niet alleen naar een (markt)partij hoeven te gaan (MH); Financiering voor de 2e fase van het lectoraat (JS); Ruimte en ontschotting binnen de hogeschool zelf (WV); Honoursclass continueren (WV); Startersbedrijfjes begeleiden (WV).
3.5 Professionalisering docenten Wat zeggen lectoren? De doelstelling om docenten te stimuleren tot verdere professionalisering wordt binnen de lectoraten min of meer op dezelfde manier ingevuld. De docenten die zich verbinden tot deelname aan de kenniskring rond het lectoraat zijn enthousiast en zijn veelal bereid te promoveren. Voor lector Vincent Gruis lopen zijn themawerkzaamheden (woningbeheerders, woningontwikkeling) aan de TU Delft over in de werkzaamheden voor de Hogeschool Utrecht en vullen deze elkaar aan. Iedere docent die mee wil doen aan zijn lectoraat kan dat. Er zijn drie docenten die willen promoveren en daar hun vouchers voor aanvragen. Er is een idee om voor onderzoek te schakelen met fundamentele gebieden van onderzoek. Lector Emile Quanjel zit weliswaar nog in de startfase maar zijn kenniskring bestaat uit docenten met onderzoekservaring. Mirjam Huffstadt begeleidt drie docenten die promoveren. Zij zou docenten liever begeleiden tot master omdat de lijnen met de universiteit dun zijn. Jan Straatman is als tijdelijke waarnemer voor het lectoraat Nieuwe Cultuur in de Bouwketen zelf niet gepromoveerd. De nieuwe lector zal zelf gepromoveerd moeten zijn conform de voorwaarden van de Hogeschool Utrecht. Lector Willem Verbaan is zelf aan het promoveren en werkt via een onderzoeksprogramma van de lectoren binnen het domein Techniek. Op deze manier worden docenten uitgenodigd tot bijscholing. De drie samenwerkende lectoren zijn hun kenniskring aan het ombouwen tot 1 kenniskring. Dat leden aan de kenniskring promoveren is geen voorwaarde. Er is 1 docent die 1 dag per week beschikbaar is voor de kenniskring en 2 dagen per week voor het schrijven van een proefschrift. Het beoogde doel van een lectoraat om een aanjager te zijn voor de professionalisering van docenten wordt binnen het fenomeen lectoraat ook in relatie gebracht met de mogelijkheid voor docenten om te promoveren. 9
Dit is gezien de veelal nadrukkelijke wens van de HBOinstellingen om gepromoveerde lectoren aan te stellen een logisch gevolg. Dat de lector kennis kan overdragen en daarmee de professionalisering van docenten stimuleert laat zich lastiger meten. De activiteiten van de lectoren zijn hier wel op gericht, maar in welke mate ze specifiek bijdragen valt niet te zeggen. Dit is mogelijk nog het best te zien in de invloed die de lectoren hebben op de mogelijkheid en/of snelheid om tot vernieuwing of aanpassing van het curriculum te komen. Voor verandering is immers draagvlak nodig. Het omarmen van een verandering door een individuele docent levert nog geen beleidsmatige verandering op. Aanpassing van het curriculum is voorbehouden aan de speelruimte van het management. Daarom richtte ons onderzoek zich ook op betrokken studenten, docenten en leidinggevende.
Wat zeggen betrokken docenten en leidinggevende? De grote bereidheid mee te doen aan dit onderzoek liet zich zien in het kringgesprek dat we, ondanks de drukke agenda’s, konden organiseren met betrokken docenten en leidinggevende van de Hogeschool Utrecht. Er wordt invulling gegeven aan de doelstelling om 20% van de docenten te laten promoveren. Binnen het Kenniscentrum waar de drie lectoraten zijn ondergebracht zijn drie docenten bezig te promoveren en krijgen zij hiervoor gedurende 4 jaar 3 dagen per week de gelegenheid.
3.6 Grotere tevredenheid van studenten Is de tevredenheid van studenten door het instellen van lectoraten is verhoogd? Om deze vraag te beantwoorden zijn zowel de lectoren, een groep docenten verbonden aan de kenniskring en hun leidinggevende als een groep van studenten benaderd.
Wat zeggen de studenten? Wij werden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan een bijeenkomst van een BIM-afstudeeratelier (experiment) waardoor wij als onderzoekers zelf konden ervaren wat er tijdens deze bijeenkomst gebeurde. De studenten leiden zelf de bijeenkomst, docenten waren als coaches aanwezig en interveniëren wanneer zij dat wenselijk achten. Dit afstudeeratelier (experiment) kent 10 studenten en bevat een blok van 2 x 10 weken binnen een opleiding, door docenten opgezet en gaandeweg overgedragen aan de studenten zelf. Zij plannen nu zelf de bijeenkomsten waarin zij samenwerken aan een gezamenlijk onderzoek, naast hun eigen onderzoek in het kader van hun afstuderen. Een van hen is voorzitter. In de volgende ateliers zijn dat 6-10 studenten. Het team van studenten van dit afstudeeratelier/ experiment (10 docenten en 5 docenten, waarvan er 2 doorgaans aanschuiven bij een bijeenkomst) werkt aan
het ontwikkelen van een BIM-model dat partijen in de markt een referentie kan geven over het level waarop zij BIM-proof zijn. Bedrijven kunnen zich daarmee aan elkaar spiegelen c.q. benchmarken. Voor de studenten is het belangrijk en is het zinvol wanneer Bouwend Nederland kan vaststellen waar een bedrijf staat. De studenten ervaren deze vorm van leren als heel goed. Ook het onderwerp spreekt aan omdat bedrijven met dit model kunnen zien of zij koploper zijn of niet en waar zij bijvoorbeeld faalkosten kunnen reduceren. Wel beseffen zij dat er alleen toegevoegde waarde is als men achter het product staat. Zij leren met hulp van de docenten of zij bij de ontwikkeling van het model de goede vertaalslag maken. Het onderzoek vraagt 1 dag in de week samenwerking en heeft meerwaarde voor het eigen onderzoek. Het eigen onderzoek wordt beoordeeld waarbij de input aan het afstudeeratelier wordt meegewogen. De studenten geven als aanbeveling mee om het afstudeeratelier te starten zonder docenten. De studenten dragen dan vanaf de start hun eigen verantwoordelijkheid. Door deelname aan het afstudeeratelier hebben zij wel minder contact met overige studenten die niet in het atelier zitten. Het atelier werkt soms ook vertragend omdat je kennis moeten delen en in discussie moet gaan. Ook zouden er vanuit de opleiding duidelijker afspraken gemaakt moeten worden over de beoordeling, waarbij ook het bedrijf waar men het afstudeeronderzoek doet wordt betrokken.
Wat zeggen de lectoren? In de gesprekken met de lectoren werden voorbeelden genoemd waaraan zij de betrokkenheid van de studenten aflezen. Dit zijn voorbeelden zoals: Bij het meedoen aan een project zie ik blijde studenten (VG); Dit geldt ook voor studenten die deelnemen aan afstudeerateliers (VG); En enthousiaste studenten worden ook gezien bij presentaties (VG); Deelname aan de herontwerp-wedstrijd (1 x per jaar) waarvoor de animo groot is (VG); De ontwikkelde Minor wordt erg gewaardeerd (MH); Studenten vinden de nieuwe werkwijze niet makkelijk maar worden wel opgeleid om kennis tot zich te kunnen nemen (MH); Studententeam won internationale BIM-competitie (WV).
Wat zeggen de docenten en de leidinggevende? De studenten krijgen een andere soort begeleiding dan drie jaar geleden. Dit wordt niet gemonitord vanuit het lectoraat maar wel besproken met het beroepenveld. In de tevredenheidsonderzoeken (NSE) scoren de opleidingen nog niet echt goed. De verwachting is wel dat dit de volgende keer anders zal zijn. Verder wordt opgemerkt dat de studenten waarschijnlijk de lectoraten niet kennen. Het zelf monitoren van de voorgenomen doelstellingen doet men nog niet. 10
4. Conclusies en aanbevelingen
4.1. Conclusies Het onderzoek moet inzicht geven in de vraag hoe kennis, binnengekomen via de lectoraten, via een transfer zijn weg vindt naar: aanpassing van curriculum; de professionalisering van de docenten (en daarmee indirect ook studenten); grote(re) tevredenheid studenten; en welke de succes- en faalfactoren daarbij zijn. Steun vanuit het veld De bereidheid deel te nemen aan het onderzoek was groot20. Een betere totstandkoming van de lectoraten met hun specifieke thema is bijna niet voor te stellen. Vanuit KTB (en daarmee de markt) werden de inhoudelijke keuzes voorbereid en financiële middelen beschikbaar gesteld om de lectoraten te starten. Door deze werkwijze worden hogescholen uitgenodigd onderling samen te werken, hetgeen ook gebeurt. Lectoren worden aangemoedigd hun eigen visie uit te dragen, gericht op resultaten en daar verantwoordelijkheid voor te dragen. Anderen krijgen in kenniskringen de gelegenheid te delen in het proces en het succes. Door samenwerkingsallianties aan te gaan worden voorwaarden gecreëerd om de financiering rond te krijgen. Stuurinformatie Uit de gesprekken maken wij op dat lectoren het niet vanzelfsprekend vinden dat zij begrepen worden, maar dat er nog weinig nieuwe gebaande wegen zijn waarlangs gecommuniceerd wordt. Lectoren kunnen in een gesprek aangeven wat zij doen maar hun leidinggevenden vragen geen periodieke rapportages. Lectoren zitten vaak nog op een eilandje, maar de verbinding naar de organisatie verbetert zichtbaar.
Professionalisering De lectoren krijgen en nemen volop de ruimte en zijn goed in staat de veranderende beroepspraktijk voor het voetlicht te brengen. Docenten die deelnemen aan de kenniskring plukken hier de vruchten van maar in hoeverre dit geldt voor de overige docenten is evenals hiervoor genoemd afhankelijk van de verbinding van het lectoraat met de onderwijsorganisatie. De professionaliseringsopdracht is daarmee lastig. Docenten die deelnemen aan de kenniskring maken gebruik van de mogelijkheid te promoveren. Studenten varen hier ook wel bij want door de contacten met de marktpartijen (publiek en privaat) kunnen (afstudeer) opdrachten worden binnengehaald die tot kennistransfer leiden. Docenten profiteren, mits ze daar zelf initiatief toe nemen, van de contacten die de lectoren hebben met de buitenwereld. Docenten die niet participeren in de netwerken van de lectoren onderkennen geen meerwaarde waardoor onderwijsinnovaties die tot professionalisering en een beter onderwijsresultaat leiden stagneren. Ze verdwijnen dan van de ‘radar’. Studenten Studenten geven aan zeer tevreden te zijn over het werken aan concrete opdrachten waarmee zij toegevoegde waarde creëren voor bedrijven. Het als team zelfstandig opzetten van een onderzoek geeft hen ook waarde voor het eigen (afstudeer)onderzoek. Toekomst De lectoren zien kansen hun successen verder uit te bouwen richting opleidingen, een nieuwe leergang, samenwerking met andere lectoren en hogescholen, het continueren van afstudeerateliers en mogelijke landelijke samenwerking op dit vlak.
Kennisontwikkeling Dit geldt evenzeer voor de kennisontwikkeling. De noodzaak tot kennisontwikkeling wordt onderschreven en de ondernomen activiteiten getuigen daarvan. Hoe de opgedane kennis zijn weg vindt naar een structurele inbedding in de onderwijsorganisatie is divers en afhankelijk van de wijze waarop het lectoraat een verbinding heeft met de staande onderwijsorganisatie. Er is invloed op het curriculum (o.a. minor, afstudeeratelier, Master) daar waar de verbinding het sterkst is en er aansluiting is met de agenda van de staande organisatie.
20
aarmee wordt naar ons idee de noodzaak onderschreven om te communiceren over wat je doet en bij wie je wat wilt bereiken. D Als geen ander ondervinden onderwijsinstellingen het meedenken over wat zij doen van de buitenwereld. Of het nu gaat over te maken prestatieafspraken of een langstudeerboete, vrijwel dagelijks besteden pers en media aandacht aan wat men vindt van het (HBO) onderwijs. 11
4.2 Aanbevelingen Communicatie over wat je bij wie wilt bereiken speelt een niet te onderschatten rol van betekenis. Lectoren laten zien over zeer goede netwerken en contacten in de markt te beschikken en deze ook te benutten voor het aangaan van samenwerkingsallianties (inclusief financiering), het verwerven van opdrachten en het inschakelen van gastdocenten.
Studenten worden gemotiveerd door hen aan opdrachten te laten werken die een toegevoegde waarde hebben voor bedrijven.
Dit leidt tot aanbeveling 1: Maak goed gebruik van de netwerken van lectoraten. Bouw en onderhoudt een duurzaam relatiebestand met je strategische partners in de markt waardoor financieringscoalities tot stand kunnen komen
Afstudeerateliers werken nu vaak nog op monodisciplinaire basis (bouwkunde) terwijl verbreding en koppeling naar andere domeinen (energie, economie, duurzaamheid, marketing) gewenst lijkt.
De invloed van het lectoraat op de staande organisatie is afhankelijk van de verbinding van de agenda’s van het lectoraat en de organisatie. Verbeter die relatie door te communiceren over stuurinformatie. Wat heb je nodig?
Dit leidt tot aanbeveling 4: Behoud en vergroot de omvang en inhoud van afstudeerateliers als werkvorm.
Dit leidt tot aanbeveling 5: Introduceer de werkvorm afstudeeratelier in meerdere opleidingen zodat opleiding-overschrijdend en thema-gericht gewerkt kan worden en (financiële) betrokkenheid van het beroepenveld vergroot kan worden en evalueer regelmatig.
Dit leidt tot aanbeveling 2: Ontwikkel een cultuur waarin stuurinformatie gezien wordt als professionele feedback en de kans op eilandvorming verkleind wordt. Het verbinden van de buitenwereld (het werkveld) met de binnenwereld (de hogeschool) vindt vooral plaats binnen de activiteiten van het lectoraat. De studenten trekken hier het meeste profijt van door hun deelname aan de afstudeerateliers. Docenten profiteren hier vrijwel alleen van als ze deelnemen in de kenniskring van het lectoraat. Dit leidt tot aanbeveling 3: Verbindt meer docenten aan de kenniskring om de verbinding tot de interne organisatie te versterken en daarmee een impuls te geven aan professionalisering van docenten.
12
Bijlagen
Kort Verslag gesprek met Vincent Gruis op 23 januari 2012 Lectoraat Vincent merkt op dat het bij het lectoraat niet alleen om onderzoek gaat, maar ook om vernieuwing van het onderwijs. Vincent is bouwkundig ingenieur (Bouwkunde/Architectuur TU Delft) en werd gevraagd te opteren voor het lectoraat Vernieuwend Vastgoedbeheer. Hij is hiermee gestart op 1 september 2009. Hij werkt vanuit de TU Delft en is verhuurd aan een stichting die rond het lectoraat is ingericht. In deze stichting participeren de marktpartijen (groep van opdrachtgevers/opdrachtnemers) die het lectoraat inhoudelijk en financieel ondersteunen. Zijn themawerkzaamheden aan de TU Delft (woningbeheerders en woningontwikkeling) en de HU (technisch beheer/keten) lopen in elkaar over, vullen elkaar aan. Zijn lectoraat vervult hij 2 dagen per week. Hij bezoekt vier keer per jaar de bestuursvergadering van de stichting waardoor deze stichting grip houdt de werkzaamheden in het lectoraat. Doel en afstemming hierover. De missie van Vincent ligt in ketenbeheer. Hij heeft bij de start een plan gemaakt dat periodiek wordt besproken, bijgestuurd, aangevuld, evalueren groeit. Per vergadering geeft hij een presentatie van wat hij gedaan heeft of gaat doen. Budget en bemensing. Er is een budget beschikbaar voor vaste uitgaven. Er is een secretaris via SBR bij de stichting. Verder: 0,4 fte secretarieel en de kosten voor de lector. Daarnaast participeren 0,6 fte vaste kerndocent, 0,2 docent btb, 0,4-0,2 fte docent en 0,2 fte voor 2 docenten Saxion. Dit budget en deze opzet is toereikend. Hiermee voorkom je dat ‘uurtjes’ worden geschreven. Als je mee wilt doen aan dit lectoraat dan kan dat. Andere personen die rol spelen zijn o.a. afkomstig van Hogeschool Saxion en het Kenniscentrum Rotterdam. Daarnaast is een programmaraad ingesteld met vertegenwoordigers van woningbouwcorporaties (Ymere en Stadgenoot). Werkwijze en activiteiten. Het lectoraat kent de volgende activiteiten: Kennisuitwisselingsprojecten: koppels van woningcorporaties (opdrachtgevers) en vastgoedbedrijven (opdrachtnemers) komen 1 x per half jaar bij elkaar om met elkaar te praten over woningrenovatie. Vincent laat dit monitoren door OTB (Onderzoeksinstituut Delft) Schrijven van artikelen, Internationale papers Wat is er bereikt? Onderwijsvernieuwing: inhoudelijk en verbinding met praktijk. Bij BtB is module vernieuwend vastgoedbeheer gekomen in nieuwe curriculum. Dit lijkt nu ook te lukken bij bouwkunde. Docenten moeten dit nog oppakken. Bij BtB is structuur aangebracht – bij bouwkunde is men bezig. De keuze is ‘versmalling’, met focus op herontwerp. Het gaat om het terugbrengen van het levenscyclusdenken. Studenten hebben abstract beeld van praktijk. Thema’s zoals vastgoedrekenen, projectmanagement en corporate real estate staan nadrukkelijk op de agenda. Er is toegang tot diverse gastsprekers, een afstudeerstagebank en projecten. Wat zijn de doelen voor de toekomst? De wensen zijn: bij bouwkunde hetzelfde te bewerkstelligen als bij BtB; contacten bij de hogeschool Rotterdam te versterken; continuïteit in samenwerking met Saxion te borgen afstudeerateliers landelijk samen te brengen; prominente rol voor renovatie bij TU Delft te verwerven; Leergang Renovatie te ontwikkelen: dit is wens van Stichting ivm continuïteit en openheid voor ketensamenwerking Samenwerking andere lectoren. Bij de HU is start gemaakt met ‘Samenwerking in de steigers’. Onderzoek en promoveren. Er zijn 3 docenten die willen promoveren en daar nu hun vouchers voor aanvragen. Er is een idee om voor onderzoek te schakelen met fundamentele gebieden binnen de HU. Tevredenheid studenten. Deze is duidelijk. In een project in Amersfoort zijn 5 studenten erg blij, studenten die deelnemen aan afstudeeratelies zijn zeer tevreden, bij presentaties ontmoet Vincent enthousiaste studenten, en bij herontwerpwedstrijd (eens per jaar) is de animo voor deelname door studententeams groot.
13
Kort Verslag gesprek met Emile Quanjel op 26 januari 2012 Lectoraat Emile is van oorsprong een HTS-er (Heerlen) en is daarna Bouwkunde en Architectuur gaan studeren aan de TU Delft. Zijn belangstelling ontwikkelde zich van ontwerper, architect naar projectleider en van groot/klein naar complex en interesse in onderzoek. Hij heeft ruime ervaring opgebouwd over de totale ontwerp en bouw-cyclus voor professionele opdrachtgevers als senior-architect binnen grote professionele architectenbureaus. In 2001 is Emile voor zichzelf begonnen en heeft zijn ervaring uitgebreid naar particulier opdrachtgeverschap en als interim senior-architect voor complexe projecten met/voor andere professionele partners. Hij heeft daarnaast praktijkonderzoek gedaan naar de bouwketen, samenwerking en kennisuitwisseling/ontwikkeling. Hij is in 2005 gestart met een promotietraject over kennisuitwisseling tussen ontwerpende en uitvoerende disciplines (Collaborative Design). Vanaf januari 2012 is hij voor 2 dagen werkzaam in het lectoraat Innovatie van het bouwproces en techniek bij Avans. Hij ziet innovatie als een combinatie van kennis en kunde toegepast in de praktijk. Dit zou onderdeel moeten zijn van professionaliteit. Zijn focus is: de praktische vraag van buitenaf op korte en lange termijn. Hij werd getriggerd door de vraag: hoe krijg je dit verwoord? Hij heeft een training ontwikkeld voor professionals waarbij deze in koppels werkzaam zijn. Voor zijn promotie heeft hij dit vastgelegd en getest. Dit is een van de thema’s die hij vanuit het lectoraat/kenniskring verder zal ontwikkelen. Doel en afstemming hierover. De missie van Emile ligt in de samenwerking in de keten. In zijn werkplan is opgenomen dat ook hogeschool Zuyd participeert (oorspronkelijk zou het lectoraat voor beide hogescholen werken). Aan samenwerking met andere kennisinstellingen en belangrijke partners in het werkveld wordt gelijktijdig gewerkt vanuit het lectoraat in samenhang met het Expertisecentrum Duurzame Innovatie (EDI). Binnen het EDI zijn 7 lectoren georganiseerd die in onderwerpen complementair zijn. Budget en bemensing. Emile stuurt op een Innovatiecontract waarbij diverse partijen betrokken zijn en financiering georganiseerd wordt. Hij verwacht financiële ondersteuning van ELI (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie)21. Daarnaast is hij betrokken bij RAAK-aanvragen m.b.t. duurzame energie en biobased materialen. Tevens werkt hij aan een netwerk t.b.v. participatie van Avans in Europese onderzoekstrajecten m.b.t. bouwprocesinnovatie in relatie tot Topsectorenbeleid. Werkwijze en activiteiten. Het lectoraat (Emile) wil samenwerken met andere verwante hogescholen/lectoraten zoals Hogeschool Zuyd, Hogeschool Utrecht, de Technische Universiteiten (Eindhoven, Delft en Twente) en belangrijke onderzoekspartners SBR en TNO. Daarnaast wordt via de Brancheverenigingen (Bouwend Nederland, Nederlandse Aannemers Federatie, TVVL, Uneto VNI) en overkoepelende organisaties (bv. Syntens, Futura) gewerkt aan de relatie met het werkveld/industrie en MKB. Samenwerking wordt gezocht in afzonderlijke projecten en zijn gericht op kennisvermeerdering en kennisdeling. Doel hierbij is tevens een samenwerkingsrelatie op lange termijn op te bouwen. In zijn Werkplan heeft hij dit omschreven als de Externe Route. Deze Externe Route sluit in het Werkplan aan op de Interne Route die een tweeledig doel heeft. Ten eerste de verbinding/ interactie met het werkveld verbeteren t.b.v. kenniscirculatie. Ten tweede verbetering/professionalisering van de opleiding in relatie tot het eerste doel. De werkwijze die wordt gehanteerd is die van de ‘voorwaartse integratie in het curriculum’. Hiertoe worden o.a. de volgende activiteiten ingezet: het Afstudeeratelier22, de Duurzame Minor en Stages. Er wordt samen met o.a. de Onderwijs Commissie gewerkt aan het uitbreiden van deze mogelijkheden. et Branche Innovatie Contract van TNO en het ministerie van ELI (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) geeft H brancheorganisaties de mogelijkheid om samen met TNO een innovatievisie te ontwikkelen die een branche in zijn geheel innovatiever kan maken. Samen met TNO zal de kennisbehoefte vanuit de branche worden geïdentificeerd en een Branche Innovatie Contract worden opgesteld. De opgedane kennis kan vervolgens via bijvoorbeeld advies, workshops en conferenties worden verspreid binnen de branche. Subsidie kan variëren van 20.000 euro tot 500.000 euro. Het Branche Innovatie Contract heeft een aantal voorwaarden: • De vraag van de branche moet uit een binnen de branche gedeelde visie voortkomen die gericht is op innovatie in de branche; • De benodigde kennis bestaat al en is alleen bij TNO verkrijgbaar; • De hele branche moet kunnen profiteren van de kennisoverdracht; • De branche heeft een eigen bijdrage van 10% van de projectkosten; • Vanuit de RvB is een lid bezig contacten met Bouwend Nederland te krijgen. 22 Het Afstudeeratelier richt zich op een verbreding/verdieping van de output van het afstuderen richting zowel de student doch vooral ook richting de Academie en het Werkveld. Doel is verbetering van de kennisontwikkeling/circulatie. In tegenstelling tot het traditionele afstuderen werken multidisciplinaire afstudeergroepen aan de hand van overkoepelende onderzoeksvragen vanuit het Werkveld en Lectoraat een hun afstuderen. Hiermee is de output veel waardevoller voor het Werkveld en de Academie zelf. Voorbeeld is het Afstudeeratelier BIM (Bouw Informatie Model); in opdracht van Bouwend Nederland werkt ieder afstudeergroep aan één thema van het bedrijfsmodel GOTIK in relatie tot alle deelnemende MKB-aannemersbedrijven. Output levert een studie op waarin de afstudeergroepen gezamenlijk voor het GOTIK-model het vraagstuk m.b.t. BIM hebben onderzocht voor alle deelnemende MKBaannemersbedrijven. Hiermee wordt de output waardevoller voor zowel de bedrijven, de branchevereniging, de academie alsook de studenten zelf in vergelijking tot de traditionele output waarbij een student output genereert voor een MKB-bedrijf onder begeleiding van een docent van de academie. 21
14
De kenniskring bestaat uit 5 personen (0,2 fte pp) met onderzoekservaring. De leden van de Kenniskring zijn bewust gekozen in relatie tot hun kennisachtergrond, onderzoekservaring en ambitie en de thema’s zoals benoemd in het Werkplan. Emile richt zich in eerste instantie op het Werkplan en de Interne en Externe Route. Vanuit deze Routes zal ook de 3e geldstroom aangeboord moeten worden maar dat zal lastig zijn, enerzijds vanwege de economische situatie in de bouwsector anderzijds door het veranderende subsidiestelsel en bezuinigingen vanuit de Overheid. Kennisdisseminatie (verspreiding/uitbreiding) verloopt volgens Emile via onderzoek en onderwijs o.b.v. een verhouding 50/50. In het Werkplan heeft hij hiervoor een duidelijke Externe en Interne Route omschreven die in samenwerking met de academie wordt ontwikkeld en toegepast. Wat is er bereikt? Het lectoraat kende een ‘valse’ start. Emile pakt de draad nu weer op. Zijn Werkplan is bewust ontwikkeld samen met de belangrijkste ‘spelers’ binnen de Academie en wordt in stappen verder met de Academie ontwikkeld. Hiertoe worden oa de Studiedag gebruikt, doch ook regelmatige afstemming met oa. directie, afstudeercoördinatoren, OC etc. om te werken aan de professionalisering vanuit de strategie van de Interne Route.
Kennisspreiding Emile ziet dat Avans diverse loketten kent waarbij vragen binnenkomen. Voor externe afnemers is dit niet altijd even duidelijk. Inmiddels is er wel een afstudeerloket; een ondernemerscentrum; AvansPlus Vanuit zijn rol als lector probeert hij hierin helderheid te scheppen en meer samenhang te brengen. Het Werkplan en de omschreven Interne en Externe Route worden hiervoor ingezet. Daarnaast zal de rol van het Expertisecentrum Duurzame Innovatie veel duidelijker moeten worden, zowel intern als extern. Ook hierin speelt hij een constructieve rol. Wat zijn de doelen en wensen voor de toekomst? Emile noemt hierbij het bundelen van krachten en het kennisdelen met de markt; de markt zou kennisleverancier en kennisvrager kunnen/moeten zijn. Hiervoor zijn andere routes en oplossingen nodig dan de huidige, bijvoorbeeld onderlinge verrekening kennis en middelen kan met gesloten beurs. De doelen voor de toekomst zijn drieledig: bijdragen aan de professionalisering van de opleiding/docenten intern (Interne Route) bijdragen aan de professionalisering van de opleiding extern naar het werkveld en andere kennisinstellingen (Externe Route) Hiervoor is oa. nodig het versterken van de samenhang van de Interne- en Externe Route. Het lectoraat zal dit proberen door het in samenhang ontwikkelen en onderhouden van de verschillende netwerken van docenten, lectoraat, EDI en CvB. Samenwerking andere lectoren. (niet expliciet besproken) Onderzoek en promoveren. (niet expliciet besproken) Tevredenheid studenten. (moet nog blijken)
Afsluitende opmerking van Emile:
Sprekende voorbeelden? 1. Lumen Gebouw Alterra van de Rijksgebouwendienst Wageningen = volledig ontworpen rondom haar gebruikers en omgeving en duurzaam energie- en materiaalgebruik. Een relatief oud project (1989) dat nog steeds als innovatief voorbeeld kan dienen. 2. Stadskantoor Venlo = in ontwikkeling en cradle-to-cradle (C2C) = Het stadskantoor krijgt drielaags glas, warmte/ koudeopslag, zonnepanelen en led-verlichting. Een ‘zonneschoorsteen’ moet zorgen voor een natuurlijke luchtstroom door het gebouw. Het gebouw zuivert de vervuilde lucht van de naastliggende weg door middel van een te ontwikkelen Groene Gevel (ongeveer 40 x 150 m2) en wordt gekoeld door de Maas en de onderliggende parkeergarage. Het kantoor en de kassen genereren warmte voor de woningen. Regenwater wordt gebruikt en weer gezuiverd voordat het de Maas in stroomt. Dit project is interessant vanwege zowel de vooraf geformuleerde kwaliteiten, de bijbehorende nieuwe procesaanpak voor ontwikkeling/realisatie/beheer en het gebruik van innovatieve methodes/systemen/producten/materialen. 3. Wijk van morgen Heerlen = innovatief programma waarin de vier O’s (Onderwijs, Onderzoek, Ondernemers en Overheid) samen een inspirerende omgeving creëren voor de transitie naar een duurzaam gebouwde omgeving op het European Science and Business Park Avantis te Heerlen/Aken.
15
Kort Verslag gesprek met Mirjam Huffstadt op 9 februari 2012 Lectoraat Mirjam geeft aan dat haar lectoraat een bijzonder lectoraat is/was. Het lectoraat werd gestuurd vanuit de markt en de onderwijsinstellingen. Er was de wens vanuit de markt om de studenten te scholen op meer procesmatige aspecten van het beroep c.q. de functie en de hogescholen herkenden dit. Op directieniveau – dus op het niveau van de faculteitsdirecteur - was hier steun voor waardoor elke school 1 docent beschikbaar stelde voor de Kenniskring. Vanuit 6 hogescholen was er steun voor dit lectoraat: HU, Saxion, R’dam, A’dam, Avans en Zuyd. En er was steun door geld vanuit KTB. De Hogescholen hebben ingezet met docenten en de KTB met geld en praktijkdocenten en casuïstiek. Door het geld van KTB kon de bemensing van het Programmabureau rond het lectoraat gefinancierd worden en werd de slagkracht sterk vergroot. Mirjam spreekt van kwalitatief goede en gemotiveerde docenten van de Hogescholen (niet zelf gekozen) die vier jaar lang 1 dag per week beschikbaar waren. De toegevoegde waarde van docenten is hun kennis van didactiek (weten hoe studenten leren). Daarnaast was er geld. Kortom door een coalitie van geld en energie kwam dit lectoraat tot stand met effecten voor de bachelor-opleiding (vernieuwing uit de markt halen), masterclass en een master. Doel. Mirjam is inmiddels bijzonder lector, alleen nog betrokken op aanvraag betrokken bij masterclasses en master. Wat was het doel? Voor wat betreft het lectoraat, onderwijs en beroepspraktijk: samenwerkende allianties opbouwen in het onderwijs met de beroepspraktijk waarbij proces en inhoud een plek zouden krijgen omdat daar behoefte aan was; voor wat betreft persoonlijk: enorme kans om alle ervaring van Mirjam en bij het lectoraat aangesloten bedrijven en instellingen door te geven aan jongere generatie. Toen Mirjam circa 8 jaar geleden begon, ging het om de aansluiting beroepspraktijk – onderwijs. Nu is daar onderzoek bijgekomen, is zelfs een plicht. Je moet als lector gepromoveerd zijn. Het is al moeilijk genoeg om gelden binnen te halen voor onderwijs, laat staan voor onderzoek. Mirjam begeleidt 3 docenten die promoveren. Ze zou docenten liever begeleiden tot master, veel hbo docenten hebben geen masteropleiding.De lijnen met de universiteiten zijn dun. De onderzoeksmarkt is een competitieve wereld. In het plan van aanpak was de doelstelling opgenomen tot het ontwikkelen van een master (MUAD). Budget en bemensing. Het lectoraat werd medegefinancierd vanuit KTB en alle zes hogescholen stelden voor 1 dag per week een docent beschikbaar. Mirjam heeft zich de eerste 4 jaar ingezet voor de bachelor, de laatste 3 jaar voor de Master voor 0,2/0,3 fte en college gegeven en zal in 2012 alleen op aanvraag inzetbaar zijn. Werkwijze en activiteiten. Het lectoraat was gericht op de beroepspraktijk. Hierbij was de inzet vanuit de markt gewenst waarbij gastdocenten altijd werden gecombineerd met docenten. De docenten die participeerden in de kenniskring waren vakinhoudelijk en didactisch bekwaam en erg gemotiveerd: 2 uur reizen om de bijenkomst van de kenniskring bij te wonen. Hier haalde de docent zijn thema vandaan om dat in de eigen hogeschool verder uit te werken. Het werken met gastdocenten was ingebed in een combinatie met de docent. Er werden geen ‘losse’ gastdocenten binnengehaald. Over en weer is er onbegrip voor elkaars kennis en kunde. Er is geen vehikel om dit aan elkaar vast te knopen. De student wordt begeleid door de docent en de praktijkbegeleider Wat is er bereikt? Dat wat je ontwikkelt in het onderwijs verbinden aan het regulier curriculum. Dit vergroot de kans op duurzame implementatie Minor en Master. Er is een minor ontwikkeld waarbij aan de markt werd gevraagd om projecten te leveren in de luwte van het werk waar studenten interdisciplinair samenwerken aan een vraag van de markt, begeleid door docent en praktijkbegeleider. Daarnaast is de MUAD ontwikkeld en worden masterclasses (op aanvraag) georganiseerd. Dit stond in het plan als doel bij de start van dit lectoraat.
16
Vraag ontwikkelen: advertentie gebaseerd op praktijkvraag, beroepsprofielen en onderzoeksagenda(s)
Valideren: opdrachtgever(s) voor praktijk- en kennisvraag geven op producten commentaar (offerte, ontwerp, implementatie, oplevering)
Kennis mobiliseren
Kennisvraag
Kennis
Praktijkvraag
Oplossing
Competentievraag
Competentie
Kennis opdoen en toepassen Criteria Studenten vergaren kennis om in te zetten voor de praktijkvraag
Review: tutoren en deskundigen reviewen producten op basis van (kwaliteits)criteria.
Methodiek. Er is een methodiek ontwikkeld – mede met hulp van SURF/Steven Nijhuis – en is kort samengevat in het bovenste schema te zien. Met dit resultaat wordt een structurele bijdrage aan het curriculum gegeven. De inzet van de lector is daardoor in feite niet meer nodig, zodat die weer nieuwe zaken kan oppakken. Men begint dit nu pas te ontdekken. De methodiek is goed gelukt. Is diep in het onderwijs gekomen (bachelor, master en masterclass). Toch is er ook teleurstelling: “Als je niet gesteund wordt is alles kwetsbaar, dan gaat het kapot. Dan gaat men weer te veel ‘intern’ kijken en komen er rondes van reorganisaties die de cultuur moeten veranderen. Of komen er managers die geen kennis van de inhoud hebben. Maar kijk ook naar de markt: is er ruimte voor 3TU’s en 15 technische hogescholen, die veel dezelfde thema’s oppakken? Grijp in! We versnipperen”. Mirjam’s ervaring is dat je vasthoudend moet zijn en haalbare doelen moet stellen, anders verandert er niets. De vraag is wel hoelang zo’n lijn houdbaar is. Mirjam noemt als goed voorbeelden het Levenlang leren traject bij de HU (bundelen van alle trajecten binnen de HU wat betreft onbekostigd onderwijs: cursussen, post hbo en masteronderwijs) en de inzet van Saxion Hogeschool (contacturen student-docent in 2 jaar sterk verhogen). Master (MUAD). 3 van de 6 hogescholen hebben deze ontwikkeld. Het probleem is dat je concurreert in de markt van in-company-opleidingen die grote ondernemingen prefereren. De aanmelding is achter gebleven bij de verwachting ook omdat de private en de publieke markt ingestort is. Mirjam is inhoudelijk verantwoordelijk voor deze master en adviseert in 2012 op aanvraag. Masterclass. Deze is zeer succesvol. Voordeel is dat je korte trajecten kunt volgen en een deelcertificaat krijgt. 17
Studenten. Over het algemeen vinden de studenten de nieuwe werkwijze niet makkelijk. Ze worden wakker, ze vinden het moeilijk. Ze worden opgeleid om kennis tot zich te nemen. Ze kunnen goed presenteren maar met een beetje doorvragen worden leemtes snel duidelijk. Zij missen diepgang. Met de Surf methodiek worden studenten geprikkeld goed na te denken, degelijk plan van aanpak te maken alvorens te doen. Wat zijn de doelen voor de toekomst? HU beraadt zich daarop. Samenwerking andere lectoren. (niet expliciet besproken) Onderzoek en promoveren. (zie bij doel) Tevredenheid studenten. (Minor wordt zeer gewaardeerd) Verantwoording. Mirjam wist vaak niet aan wie ze formeel verantwoording moest afleggen. De faculteitsdirecteur, de afdelingsdirecteur, directeur van het kenniscentrum, college van bestuur, de directeuren van de bij het lectoraat aangesloten Hogescholen? Meestal koos zij voor de laatsten omdat zij direct belang hebben bij de resultaten van het lectoraat. Wat zijn de aanbevelingen?Als je begint bij de hogescholen en vraagt welke thema’s zij belangrijk vinden dan vind je ook financieringsbronnen binnen het regulier curriculum. Je moet coalities sluiten. Beide moeten voor elkaar openstaan. Hoe betrouwbaar is die markt? Mirjam: Bij het onderwijs betrokken brancheorganisaties (KTB, Nirov, Kei, Neprom, Aedes etc) hoeven in het onderwijs niet met elkaar te concurreren en kunnen door bundeling goede intermediairs zijn tussen markt en onderwijs. De uitkomsten van praktijkonderzoek en ervaring hoeven dan niet alleen naar één bedrijf. Verder. Praat met Andre Bus, docent Saxion en Ron Weerheim, docent Hogeschool van Rotterdam. Bronnen: Openbare les MH, Structuurrapport 2004.
18
Kort Verslag gesprek met Jan Straatman op 16 februari 2012 Lectoraat Jan is gevraagd tijdelijk het lectoraat Nieuwe Cultuur in de Bouwketen op te vangen en er is besloten door te gaan met een 2e fase. Frens Pries is als lector begin 2011 gestopt en Jan is gevraagd het lectoraat voort te zetten. Jan is geen lector, is niet gepromoveerd en voor de HU is dit een voorwaarde om lector te worden. Jan heeft het 1e Structuurrapport opgesteld en kon daardoor de rol van Frens makkelijk overnemen. Momenteel wordt een nieuwe lector geworven. Doel. De vier speerpunten van het lectoraat zijn Cultuur(monitoring), Samenwerking (aanbesteden, ketensamenwerking, BIM), Sociale innovatie (zelfsturing, leiderschap) en Duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Jan omschrijft het doel als volgt: docenten empoweren (‘dit woord wordt niet gebruikt’) als constante factor in de tijd. Frens vulde het lectoraat in met een nadruk op het doen van onderzoek. Jan ziet onderzoek als middel om kennis op te bouwen en het onderwijs te vernieuwen. Frens was wat minder gericht op de complete driehoek. Nog niet direct maar wel in proces. Budget en bemensing. Het lectoraat kent een lector en 3 docenten (0,2 FTE) en een verbinding met andere lectoren zoals Bas van der Veen van Saxion, Willem Verbaan HvA, Emile Quanjel (Avans) en Christoph Maria Ravesloot (R’dam). Jan heeft nieuw structuurrapport voor 2e fase van dit lectoraat geschreven. Er loopt een SIA-Raak-project Op weg naar de goede vraag (vernieuwend aanbesteden). Daarnaast zijn er twee projecten op het gebied van duurzaamheid (verduurzaming monumenten en duurzame transformatie van leegstaande kantoren). Er was financiering gevraagd bij SIA-Raak voor sociale innovatie. Deze financiering is afgewezen omdat men het beroepenveld te weinig betrokken zou zijn en het wetenschappelijk niveau sterker moest. Het eerste klopt niet (20 betrokken bedrijven). Het tweede wel. De bouw is wars van theorie en wetenschap. Als je bouwbedrijfsleven wilt betrekken, dan moet onderzoek vooral pragmatisch zijn. Er is nu financiering gevonden via EFRO (Mijn Bedrijf 2.0). Jan heeft 20 partijen bereid gevonden mee te werken. Mijn Bedrijf 2.0 moet een opstap zijn naar een vervolg, met een solide financiering. Jan noemt Frank Stiksma als docent die hiermee bezig is. Verder is de inzet van mensen lastig omdat de financiering dun is. Werkwijze en activiteiten. Er is een RvA. Deze komt enkele keren per jaar bij elkaar. De term is eigenlijk niet goed. Het is nu veel meer een klankbordgroep. Deze was ook van invloed voor de overgang van de 1e fase naar de 2e fase van het lectoraat. De 1e fase was begin 2011 voorbij. In december 2011 is nieuwe periode van 4 jaar begonnen, gefinancierd door de HU maar de lector moet aanvulling zoeken. Er zou een krachtiger RvA moeten komen. Wens is een RvA voor de toekomst. Een stichting gaat een slag te ver, dan is het overgeorganiseerd. De vorm is waarschijnlijk geen voorwaarde voor partijen voor financiering. Wat is er bereikt? Ron Nieuwenhuis stond aan de bron van dit lectoraat en Jan heeft vanuit SBR meegewerkt aan het startdocument. Jan zat in de Raad van Advies toen Frens stopte. Voor Jan is dit lectoraat de verbindingsschakel tussen onderzoek, de beroepspraktijk, docenten en studenten: daar waar de opgave ligt. De opgave was/is: mensen in deze driehoek enthousiast maken voor Het Nieuwe Bouwen en zorgen voor afstudeerprojecten voor studenten en een passend curriculum. Jan geeft hieraan nu zelf sturing.
Resultaten 1. Vernieuwd curriculum m.b.t. projectmanagement. 2. Vernieuwd curriculum met BIM door een aantal hogescholen zoals (HU, HvA, HRO, Windesheim en INHolland). Jan Sterkenburg heeft hier de projectleiding. (NB: lees dat er een BIR = Bouw Informatie Raad is en samengewerkt wordt met HOG B&R en BIM opgenomen wordt in BBE-boekje, als soort appendix gemaakt vanuit dit lectoraat.) 2. Een Master Bouwprojectmanagement ontwikkeld in samenwerking met de faculteit Management en Recht. 3. Het boekje Projectmanagement 3.0, in samenwerking met 30 projectmanagers. 4. Organisatie van afstudeerateliers. 5. Het lectoraat organiseert regelmatig symposia: 4 maart 2011 Symposium 3 bouwlectoren = 3 lectoren > 400 man 12 oktober 2011 BIM symposium > 160 man Symposium Young Professionals > 75 man Congres Op weg naar de goede vraag > 150 man Participatie in Duurzaam Doen > 250 man
19
Jan: HBO-raad stuurt op: je moet je onderscheiden t.o.v. de andere hogescholen. Je ziet dit terug in dit lectoraat. Er is nog niet zoveel samenwerking. Wel met Christoph Maria Ravesloot (R’dam), Emile Quanjel (Avans) en Saxion. Samenwerking en onderscheidend vermogen staan op gespannen voet met elkaar. Markt. In de 1e fase was het lectoraat gericht op de uitvoerende bouw. In de 2e fase zal ook het betrekken van de markt bij onderzoek een grote rol spelen en het verbreden van het contact niet alleen met Bouwend Nederland, maar ook organisaties als Uneto-VNI. Wat zijn de doelen voor de toekomst? 4 hoofdlijnen: 1. Cultuur (monitoring); 2. Samenwerking (nieuwe vorm van aanbesteden, ketenintegratie, BIM) 3. Sociale innovatie (zelfsturing, leiderschap, LEAN); 4. Duurzaamheid (wordt game ontwikkeld, Jan noemt verder namen als door Rogier Laterveer, docent verbonden aan de kenniskring en Peter Rutten, docent bouwkunde. En noemt subsidie van: Het Lighthousefonds stelt een subsidie beschikbaar aan Hogeschool Utrecht (HU) om in onderzoek en onderwijs activiteiten te ontplooien in het kader van het verduurzamen en/of herbestemmen van leegstaande kantoren en monumenten. Dit levert naast kennis ook enthousiaste studenten op, die willen werken in de bestaande voorraad en die over expertise beschikken die in dat segment relevant is.
Stand van zaken februari 2012
MONUMENTEN – Per 30 januari 2012 is docent Bouwkunde Peter Rutten zijn onderzoek gestart naar het verduurzamen van de FC Dondersstraat 65 te Utrecht met een groep van zes afstuderende studenten, waarvan vier Bouwkunde en twee Engineering. De thesis die onderzocht wordt is ‘Duurzame maatregelen in monumenten kunnen alleen in samenhang en door een architect worden ontworpen; de verduurzaming van historische gebouwen is een ontwerpopgave.’ Peter Rutten werkt samen met o.a. de Gemeente Utrecht, Universiteit Nyenrode, Hanzehogeschool Groningen, Joost Dolhain Studio. De resultaten zijn gepresenteerd tijdens het congres Duurzaam doen, en zullen onder andere worden gepubliceerd in het lectorenboek van NICIS. KANTOREN – Op dezelfde datum startte docent Bouwkunde Rogier Laterveer met zijn onderzoek naar het verduurzamen en/of herbestemmen van de Ravellaan 96 te Utrecht. Hij werkt samen met vier studenten, waarvan drie Bouwkunde en een Bouwtechnische Bedrijfskunde. De centrale vraag hierbij is: Op welke manier creëren we een nieuw en duurzaam perspectief voor de structureel leegstaande kantorenvoorraad en kunnen we hiervoor een integrale, multidisciplinaire benadering ontwikkelen? Rogier Laterveer werkt samen met o.a. de Gemeente Utrecht. Het huidige onderzoek is afgerond. Beide docenten ontwikkelen nu vervolgactiviteiten om het onderzoek te kunnen verdiepen. Daarnaast bedden ze de resultaten in in hun onderwijsactiviteiten. Samenwerking andere lectoren. Zie bij doel. Onderzoek en promoveren. De nieuwe lector ‘moet’ gepromoveerd zijn. Deze eis maakt het niet gemakkelijk om een geschikte lector te vinden. De verhouding onderwijs/onderzoek. Voorbeeld is het project: Op weg naar de goede vraag, Projectmanagement in het curriculum en BIM in het BBE. Op het gebied van Projectmanagement, BIM en aanbesteden en contracteren zijn stevige stappen gemaakt in het curriculum. Jan begeleidt docent Kars die promoveert op flexibilisering van arbeid (ZZP’ers). In het structuurrapport worden geen aantallen genoemd van te promoveren docenten. Tevredenheid studenten. (niet expliciet gevraagd) Verantwoording. De HU vereist resultaten op het gebied van onderzoek, onderwijs en beroepspraktijk. De randvoorwaarden zijn uitgewerkt in het structuurrapport.
20
Kort Verslag gesprek met Willem Verbaan op 16 februari 2012 Vooraf Willem steekt meteen van wal en wil wel kwijt dat 2 punten hem zorgen baren: de vergrijzing met als gevolg dat docenten de neiging hebben zich minder bij te scholen en verschuivingen in de beroepspraktijk. Collega Peter de Bois, lector Meervoudig Intensief Duurzaam Ruimtegebrek is ook aanwezig en stelt: een lectoraat werkt met/in een kleinekring en dat is uitermate belangrijk; je moet docenten betrekken bij de onderzoeksmethodologie en actuele vraagstukken inbrengen om hen verder te kunnen professionaliseren; de beroepspraktijk is aan het schuiven. Dit zichtbaar maken is niet zo moeilijk. Maar docenten zitten in de weerstand. En het management van de school/afdeling doet niet aan dossier-vorming. Dit vormt de basis voor een ongoing process en wat hieruit voortkomt is window dressing. Er ontstaat een nieuwe niche om buiten te spelen voor de lectoren. Peter heeft kenniskring en kennislijn uitgezet, allemaal ondersteund door docentassistenten. Naar binnen toe (de hogeschool) verloopt het moeizaam. Ook Willem geeft aan de vernieuwing naar binnen toe moeilijk is, mede vanwege het (soms te lage) niveau van docenten. Daarmee is zijn professionaliseringsopdracht lastig. De 3 samenwerkende lectoren (Willem, Peter en Jeroen Kluck - lector Water in en om de stad - ) gebruiken nu onderzoekslijnen om tot innovatie te komen. Visie. Het ‘oude geld’ is op. Waar zit het nieuwe geld? Dat is de zoektocht. We zoeken een andere ordening: een ruimtegebied met nieuwe waardestromen. Men heeft behoefte aan een ontmoetingsplek zoals Pakhuis De Zwijger (sinds september 2006). Je kunt kijken naar de trusts (onderneming van en voor de buurt) in Engeland. De afgelopen twee jaar hebben laten zien dat de aandacht hiervoor enorm is toegenomen. Lectoraat. Willem werkt 3 dagen per week. Het lectoraat Vastgoedeconomie werkt via een onderzoeksprogramma (voorheen onderzoeksprogramma Stad) dat geordend is door de lectoren binnen het domein Techniek. Op deze manier worden docenten gedwongen tot bijscholing. Via inhoud wordt geprobeerd invloed op het curriculum te verkrijgen. Willem heeft tijdelijk een projectmanager gehad om een transitieproces te begeleiden bij BtB. Het effect was: deels wel, deels niet geslaagd. Willem wil van bouwen naar beheren. BIM is binnengehaald en hij heeft veel moeite gedaan dit in het curriculum te krijgen. Dat is nog steeds niet gelukt. “ Je moet het toch ook met een potlood kunnen doen”. Binnenkort komen de Rijksgebouwendienst en Rijswaterstaat om over BIM te praten. Willem is gestart met een BIM-lab en studenten hebben vorig jaar in een ontwerpwedstrijd een 1e prijs gehaald in Singapore. Doel. Heel simpel: voor jonge mensen wat te bieden hebben. Overdracht aan studenten en docenten organiseren. Budget en bemensing. Financiele middelen zijn vooralsnog geen probleem voor dit lectoraat. Er is een BIM-lab en er is een Raak-subsidie van 3 ton23. Er zijn 3 personen elk 1 dag per week betrokken bij het lectoraat. De 3 samenwerkende lectoren bouwen hun eigen kenniskring (3 personen 1 dag per week) om tot 1 kenniskring. Bij de opleiding Btb werken ongeveer 35 mensen. Er is hier een nieuwe opleidingsmanager. Willem heeft 3 studenten als een soort studentassistentschap. Klankbord: BPF is eruit, geen specifieke reden; SBR neemt deel en 2 nieuwe mensen Cees Anton de Vries (RnR Group) en Lout Jonkers (oud topambtenaar van OC&W) Werkwijze en activiteiten. Willem denkt aan domein-overstijgende activiteiten: denkt aan de urban manager/urban management. Vanuit een brede scoop naar stedelijke vraagstukken kijken. Er wordt niet samengewerkt met UvA of VU, wel Amsterdam School voor Rael Estate en ook met 3TU en UT. Willem werkt aan een proefschrift. Wat is er bereikt? poging om BIM binnen het curriculum te krijgen; organiseren van seminars; zoals wereld in 2040 (https://mkb mainports.hva.nl/seminar/Paginas/default.aspx)
23
ebsite HvA: Onderzoeksprogramma “Ketenintegratie, ICT als vehikel voor een sterk MKB in de veranderende bouwwereld” is w gehonoreerd met een hiervoor aangevraagde RAAK-subsidie. In de komende jaren wordt gewerkt aan het genereren van nieuwe kennis en ontwikkelen van faciliteiten voor een noodzakelijke innovatie in de bouwketen. 21
Markt. Willem merkt op dat er momenteel geen behoefte is aan aanvullende financiering. Wat zijn de doelen voor de toekomst? Het honoursprogramma. Studenten van domein Techniek kunnen een (deels) vervangend studieprogramma volgen in het vierde studiejaar bij één van de onderzoeksprogramma’s van het kenniscentrum Techniek. Deze studieprogramma’s staan open voor studenten van aan het onderwerp verwante studie. Indien studenten het Honours Programma goed doorlopen kan de student afstuderen binnen het onderzoeksprogramma24. Samenwerking andere lectoren. Willem werkt met 2 andere lectoren samen in Kenniscentrum Techniek HvA. Onderzoek en promoveren. Op de website van het domein Techniek, Amsterdams Kenniscentrum Techniek van de HvA staat het volgende vermeld: De onderzoeksprogramma’s zijn breder opgezet dan het specifieke vakgebied per lectoraat. De programma’s nemen maatschappelijke vraagstukken als uitgangspunt. Lectoren, docenten, onderzoekers en studenten werken nauw samen in onderzoeksprojecten en onderzoeksprogramma’s. De ontwikkelde kennis wordt gedeeld met docenten en studenten en verwerkt in het onderwijsprogramma. Daarnaast wordt deze kennis toegankelijk gemaakt voor het bedrijfsleven. Hiermee worden ook de contacten tussen bedrijfsleven en onderzoekswereld verbeterd en geïntensiveerd. Bij Techniek gaat het om de volgende onderzoeksprogramma’s: Airport, Seaport, CleanTech, De Stad, Forensisch Onderzoek, Aviation. Willem hoort met zijn lectoraat bij De Stad. Daarin ligt de focus op de volgende thema’s: 1. R&D: Games & Toolbox 2. De-fragmentatie processen 3. Essentiële stadskenmerken 4. Urban Flows 5. City Business Models Professionalisering. 1 docent heeft 1 dag per week beschikbaar voor de kenniskring en 2 dagen voor het proefschrift Tevredenheid studenten. Een studententeam van de Hogeschool van Amsterdam heeft de internationale 48 uurs BIMcompetitie gewonnen die van 8 tot 10 september werd gehost vanuit BuildingSMART in Singapore. Als enige Europese team lieten zij 18 internationale teams, in de categorie ‘Educatief’, achter zich. Volgens Willem zijn voor studenten geweldige dingen te doen. Financiële middelen zijn nooit een probleem. Verantwoording. Gerard van Haarlem is directeur en geeft Willem alle ruimte Context. (niet nader gevraagd) Wat zijn de aanbevelingen? Ontschotting! Er is onderzoek bij, BtB, bouwkunde, civiele techniek. Andere docenten erbij betrekken, zie niemand als een bedreiging. Willem schakelt graag zelfgekozen gastdocenten in omdat hij weet wat ze kunnen. afstudeerateliers: vinden studenten zelf leuk honoursklas= via selectie, is onderwijsvorm die wel veel tijd kost startersbedrijfjes – met kennistransfer via HvA (Willem is groot voorstander). Verder. Leuk is: Urban farming in leegstaand vastgoed, nieuwe trend waarbij met led-verlichting wordt gewerkt. Bronnen: Toekomst: Lectorale les van Willem Verbaan 11 april 2012, Projectplan lectoraat Vastgoedeconomie 24 september 2008.
24
ttp://www.hva.nl/kenniscentrum-dt/onderwijs/excellentieprogramma/honourstrajecten/ h http://www.kiesjestudie.nl/studie1191-Bouwtechnische-Bedrijfskunde.html 22
Kort Verslag gesprek met Nadia Verdeyen, Rogier Laterveer, Henk Brinksma, Kars van der Kamp en Marcel de Jong van de HU, 12 april 2012 HU. De gesprekspartners zijn allen als docent betrokken bij de lectoraten Nieuwe Cultuur in de Bouwketen of Vernieuwend Vastgoedbeheer bij de Hogeschool Utrecht. Nadia is directeur Kenniscentrum. Doel. Het doel van het gesprek is te inventariseren op welke wijze de lectoraten invloed hebben op het curriculum, de professionalisering van docenten en de (grotere) tevredenheid van studenten. Curriculum. De gesprekpartners geven aan dat bij de opleiding BtB een vernieuwingslag heeft plaatsgevonden door een van onderop gestelde vraag. (ER geeft aan dat door de inzet van KTB de teloorgang bij de BtB teniet is gedaan en Ron Nieuwenhuis, directeur van het Kenniscentrum Gebouwde Omgeving, bij zijn afscheid kon laten weten dat door de aandacht van KTB de belangstelling bij studenten is toegenomen. De belangstelling voor de Techniek, Industrie en Bouwkunde opleidingen is tussen 2000 en 2009 verminderd met 2,3%, terwijl de instroom voor alle HBO in Nederland is toegenomen met 17,7%! KTB heeft gestimuleerd dat het aantal hogescholen, waar de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde en later ook Management&vastgoed worden gegeven, in 2002 is gestegen van 1 naar 6. De instroom voor de opleidingen Bouwtechnische Bedrijfskunde + Management&vastgoed is in die periode toegenomen met 24,2%!!) De verandering van het curriculum is de invloed vanuit diverse invalshoeken: van onderop, 3 lectoraten en 3 thema’s vanuit de onderzoeksagenda. Dat loopt nu. Het effect van de bemoeienis van de lectoraten (KTB) is geweest dat er een structurele samenwerking tussen 3 hogescholen is ontstaan. Concreet is te zien dat bijvoorbeeld de BtB een semester heeft geadopteerd maar ook door een veranderde visie op vastgoed (minder nieuwbouw meer herbestemming) er een verschuiving is te zien in afstudeerprojecten. Vanuit het lectoraat Regie Stedelijke Vernieuwing is een minor ontwikkeld. Nadia geeft aan dat men inmiddels het stadium van losse acties is ontgroeid. Er ligt een onderzoeksprogramma dat tegen de speerpunten van de HU aanligt en keuzes bepaalt. Zo is gekozen voor een thema als duurzaamheid. Het onderzoek sluit bij dit thema aan. De doelstelling dat 20% van de docenten gepromoveerd moet zijn wordt invulling gegeven. Drie docenten zijn aan het promoveren en krijgen hiervoor gedurende 4 jaar 3 dagen per week de gelegenheid. Nadia geeft aan dat het zeker de bedoeling is dat de lectoraten invloed hebben op het curriculum. Als het gaat om onderzoek is gekozen voor praktijkgericht (vraaggericht) onderzoek. Dat betekent niet met alle winden meewaaien maar ht moet wel passen binnen de onderzoekslijn. Als er vragen binnenkomen die niet in de onderzoekslijn passen worden ze doorverwezen (denk aan vraag over Kust, deze werd doorverwezen naar de hogeschool Zeeland) Ook is er concreet een project met de Faculteit Economie opgezet. Partners. Elk lectoraat heeft een eigen netwerk. Ook docenten hebben veel contacten. De HU is nu bezig te expliciteren wie hun strategische partners zijn: inventarisatie, netwerkanalyse, spelers. Pilot/experiment. Rogier vertelt over het innovatielab en wat dit betekende. Het lukte (nog) niet om de resultaten van de studenten te gebruiken voor onderzoek. De studenten krijgen een andere begeleiding dan 3 jaar geleden. Dit wordt niet gemonitord vanuit het lectoraat maar wel besproken met het beroepenveld. Marcel geeft aan dat de lat hoger gelegd wordt. Er is: een MUAD ontwikkeld; een bijdrage geleverd aan Master of Engineering (bouwprofiel); een bijdrage geleverd aan Master of Informatics; een module Projectmanagement ontwikkeld. Er zijn nog geen doorlopende leerlijnen maar wel contacten met de TU (schakelsemester voor toelating). Visie op Lectoraat. De ervaring is positief en ook na 4 jaar is de wens dit te continueren. Thema’s lopen mogelijk ook langduriger. HU heeft geld voor onderzoek verdeeld over domeinen. Er is aanvullende financiering mogelijk. De samenwerking met Saxion, Hogeschool van Rotterdam en Fontys loopt goed bij deze faculteit. Ook wordt er samengewerkt bij RAAK-projecten of rond projecten. Tevredenheid studenten. In de tevredenheidsonderzoeken scoren de opleidingen nog niet echt goed. De verwachting is wel dat de BtB volgende keer goed gaat scoren. Opgemerkt wordt dat studenten waarschijnlijk de lectoraten niet kennen. Het zelf monitoren van de voorgenomen doelstellingen doet de HU nog niet.
23
Kort Verslag gesprek studenten Avans op 17 april 2012 Via lector Emile Quanjel en daarna door toedoen van Emil Talen, afstudeercoördinator bij Avans Bouwtechnische Bedrijfskunde BB (en ook basisdocent BB) hebben wij deel kunnen nemen aan een BIM-bijeenkomst van studenten. De BIM-bijeenkomsten zijn voor Avans iets nieuws, en vormen een afstudeeratelier voor studenten waaraan 6 tot 10 studenten en 5 docenten deelnemen en zij van elkaar leren. Dit afstudeeratelier is een blok van 10 weken binnen de opleiding. Doel is de kwaliteit van afstuderen te verhogen25 en kennis binnen de academie te bundelen. Dit is ook terug te zien in de planning. In dit blok van 10 weken zijn bijeenkomsten gepland waarin studenten samenwerken aan een gezamenlijk onderzoek, overleg voeren met elkaar en met docenten en ook zelf de bijeenkomsten organiseren, ook met de bedrijven waar zij hun afstudeerstage doen. De bijeenkomsten startten het 7e uur (13.50 uur) en eindigen na het 8e uur (rond 16.00 uur). Op ons verzoek werden wij uitgenodigd om deel te nemen aan één van hun bijeenkomsten en agenda-technisch hadden zij ruimte ingebouwd om onze vragen te beantwoorden en in gesprek te komen. Wij waren getuige van het bespreken van een BIM-model waarin bedrijven kunnen aangeven op welk level zij BIM-proof zijn, en zich daarmee aan elkaar kunnen spiegelen c.q. benchmarken.
Vragenronde: 1. Hoe waarderen jullie deze vorm van leren? Antw: heel goed. Als het gaat om dit onderzoek dan hebben wij baat bij input van docenten die kunnen aangeven wat mogelijk is bij een onderzoek. Het zou mooi zijn als bedrijven kunnen zien of ze koploper zijn of niet. Of ze faalkosten kunnen reduceren. Ook kunnen we ons model checken bij marktpartijen zelf. 2. Wat is leerdoel? Antw: dat we in de kolommen een juiste rating geven omdat ons model is afgeleid van een Amerikaans model en we weten niet of de vertaling wel goed is. We nemen zowel inhoud als proces als kwaliteit als criteria mee. 3. Heeft het meerwaarde voor je eigen onderzoek? Antw: docent: je kunt het gebruiken voor je eigen onderzoek en dat beoordelen we. 4. Wat is toegevoegde waarde van BIM? Antw: je moet achter product staan, discussie losmaken. We proberen tot gezamenlijk product te komen en bedrijven kunnen zien welke stappen ze kunnen maken 5. Wij: hoe waarderen jullie dit? Antw: als je dit ziet als een tussenpeiling: super interessant. Er is wel een aanbeveling: goed om dit zonder docenten te starten. Docenten: wij herkennen de discussie die er is als er geen docent bij is. Meer afstudeerrichtingen zouden dit moeten doen. Dit geeft verdieping. Je hebt dan wel nauwelijks contact met mede-studenten die niet in het atelier zitten. Soms werkt het vertragend omdat je kennis moet delen en in discussie moet gaan. 6. Hoe wordt je beoordeeld? Antw: goede vraag, de input van het atelier wordt meegenomen bij de beoordeling en duo afstuderen = accreditatie en beoordelen 7. Wat is voor verbetering vatbaar? Antw: duidelijker afspraken maken zoals over beoordelen en eerst naar de bedrijven (er is begeleiding uit het bedrijf). 8. Wat kun je er later mee doen? Antw: door beroepsspecifieke (afstudeer)stage krijg je kennis van wat je kunt.
Bronnen: www.hnbp.nl, www.debimspecialist.nl.
25
et afstuderen in het hbo bestaat uit een afstudeerstage waarbij een praktijkopdracht uitgevoerd wordt voor een organisatie. H Over deze praktijkopdracht wordt een stageverslag geschreven. 24