Kennis in ongebruikelijk onzekere tijden Speech-Wellink Uitreiking Christiaan Huygens prijs 14 oktober 2010
Oktober. Dat is een buitengewoon gevaarlijke maand om op de beurs actief te zijn, schreef Mark Twain meer dan honderd jaar geleden. Gevaarlijke maanden zijn volgens hem ook juli, januari en september … Knap gevaarlijk zijn verder april, november, mei – en, nader bezien, beslist ook maart, juni, december, augustus en februari – kortom, elke maand van het jaar dus. Op de financiële markten is het onzekerheid troef. Iedere dag, iedere maand. Tòch, als je gaat turven, zie je dat het opmerkelijk vaak helemaal misgaat in de maand oktober. Ruim een eeuw geleden, oktober 1907 was er grote paniek op de beurs. Oktober 1929 was de krach die de Grote Depressie inluidde. Oktober 1987 was het weer raak. En oktober 2008 barstte de kredietcrisis in volle hevigheid uit: alles leek te crashen, de mondiale financiële sector dreigde te imploderen en overheden over de gehele wereld moesten uitzonderlijke maatregelen treffen.
Tot dit moment lijkt oktober 2010 geen schijn van kans te maken op een positie in de internationale top-10 van ”Black Mondays”. Maar we zijn pas halverwege … in onzekerheid over wat ons nog te wachten staat. We leven, om mijn collega Ben Bernanke van de Amerikaanse centrale bank aan te halen, momenteel in “ongebruikelijk onzekere tijden”. Vandaag, hier bij de uitreiking van de Christiaan Huygens prijs aan Martijn de Jong, wil ik ingaan op de onzekerheid waarmee wij moeten leven in ons dagelijks leven en in ons werk. Risicomanagers en macroeconomen doen er alles aan om hun onzekerheden te beperken, hun kennis te vernieuwen. Maar perfectie en volledige zekerheid zijn een utopie. Want de economie gaat over de mens, en de mens blijft een onzekere factor.
Laat ik u meenemen naar de wereld van de risicomanagers, naar de dealingroom. Daar gaat het er vaak zeer hectisch aan toe, liggen permanent nieuwe kansen in het verschiet – en nieuwe risico’s op de loer. Want de waarderingen en prijzen op de financiële markten zijn continu in beweging. Voortdurend zijn er weer nieuwe economische data, vertrouwenscijfers, of politieke verwikkelingen. Ook uitspraken van centraal bankiers kunnen de gemoederen in de dealingrooms aardig verhitten. Toen Bernanke deze zomer de vooruitzichten voor de VS “ongebruikelijk onzeker” noemde, viel de Amerikaanse beurs gelijk met ruim één procent terug. Zijn voorganger, Alan Greenspan, maakte het december 1996 nog bonter. Toen hij beweerde dat er sprake was van
De Nederlandsche Bank F027
”irrationele overdaad” tuimelden de beurskoersen met drie tot vier procent. Ik heb goede hoop dat mijn speech vandaag geen heftige beroering teweeg brengt op de wereldwijde financiële markten.
In het beheersen van al die risico’s leek de financiële sector zeer bedreven. Wiskundigen, natuurkundigen en andere knappe koppen zijn in de financiële sector werkzaam, om de handelaren en portfoliomanagers terzijde te staan met ingewikkelde risicomodellen: modellen waarmee de enorme financiële complexiteit wordt versimpeld tot hapklare brokken. De financiële wereld kan niet meer zonder risicomodellen. Dat dissertaties over risicomodellen in het verleden meermaals zijn bekroond met de Christiaan Huygens prijs, vormt hiervan een bevestiging.
Velen zien Christiaan Huygens trouwens als een van de grondleggers van het moderne financiële risicomanagement. Hij was de eerste wetenschapper die zich boog over de verwachte financiële opbrengsten van kansspelen, in zijn tractaat “Van Rekeningh in Spelen van Geluck”. Daarbij moet ik gelijk aantekenen dat de kansspelen van Huygens heel wat overzichtelijker waren dan de huidige financiële markten. De uitkomsten van de dobbelspelletjes die Huygens analyseerde waren weliswaar onzeker, maar de kansverdeling van die uitkomsten was bekend. Zodat ook de verwachte financiële opbrengsten precies te bepalen waren. En wanneer Huygens de dobbelstenen eindeloos had laten rollen, dan zouden de werkelijke opbrengsten naar die verwachte opbrengsten zijn getendeerd.
Maar in de huidige financiële wereld bestaan er geen experimenten die je keer op keer kunt herhalen, zoals je eindeloos een dobbelsteentje kunt opgooien. Er zijn slechts historische data. Dat een model een goede beschrijving van die historie geeft, betekent echter nog niet persé dat de toekomstvoorspellingen die je ermee kunt doen altijd betrouwbaar zijn. De werkelijkheid verandert immers continu. Veelzeggend in dit opzicht is de klaagzang tijdens de financiële crisis van een topman van een Amerikaanse zakenbank dat zich prijsschokken voordeden die volgens zijn model maar eens in de miljoen jaar konden voorkomen. En dat niet één dag, maar meerdere dagen achtereen! Alsof de dobbelsteen van Huygens er plotsklaps een onbekende zevende kant bij had gekregen…. In de financiële risicomodellen is de kansverdeling nooit volledig bekend.
Uiteindelijk zijn de financiële prijzen het resultaat van het bieden en laten van wispelturige marktpartijen. Die soms in paniek raken, dan weer totaal verblind lijken door het eigen succes. Vaak elkaar napraten, en nogal eens opmerkelijk zwaar tillen aan wat wij centrale bankiers te
e007
zeggen hebben. Er is geen enkel risicomodel dat aan deze en alle andere dimensies van het menselijk handelen volledig recht doet. Dit betekent dat de risicomanager ook de mogelijke risico’s buiten de overzichtelijke modelwerkelijkheid in het oog moet houden. Door andere modellen te gebruiken, stress scenario’s door te rekenen, en te zoeken naar mogelijke parallellen met historische episodes. En misschien ook wel door te fantaseren, te filosoferen over wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren. Risicomanagers moeten immers alert zijn op álle financiële risico’s – dus liefst ook op de risico’s die nu nog onbekend zijn.
De kredietcrisis is voor een andere groep een – zo mogelijk – nog grotere schok geweest dan voor de risicomanagers: dat zijn de macro-economen. Vóór het uitbreken van de crisis jubelden zij over de zogenoemde “Grote Matiging”. Zij juichten dat de volatiliteit van de groei en de inflatie drastisch was afgenomen. Mede door een meer verfijnd monetair beleid, maar ook door een veel efficiënter voorraadbeheer, zou een stabielere macro-economische omgeving zijn ontstaan. Een “Grote Depressie” als die van de jaren dertig zou zich nooit meer voordoen. De kredietcrisis heeft het gejuich in één klap verstomd – en macro-economen doen beseffen dat een lange periode van economische stabiliteit geen garantie vormt voor de toekomst.
Hoe groot de schok voor economen was, blijkt uit enkele simpele cijfers voor de groei in 2009, het jaar dat de kredietcrisis zijn hoogtepunt bereikte. In onze eigen voorspellingen voor Nederland gingen wij vóór de crisis uit van een groei in 2009 van circa 2 procent. Nu weten we dat de Nederlandse economie in 2009 niet groeide, maar kromp. Met bijna 4 procent. Voorspellers in andere landen deden het even beroerd. Onder bankeconomen was de consensus dat de economie van het eurogebied in 2009 met 2 procent zou groeien, in werkelijkheid was er een krimp van meer dan 4 procent. En de VS groeide niet met ruim 2,5 procent, zoals men in de financiële wereld verwachtte, maar kromp juist met ruim 2,5 procent.
Dat macro-economen door de kredietcrisis werden verrast, wil niet zeggen dat zij geen nuttige beleidsadviezen konden geven. Integendeel. Door het historische onderzoek naar de Grote Depressie wisten beleidsmakers deze keer dat er grote risico’s waren als zij zich, net als destijds, afzijdig zouden opstellen. Om een meerjarige depressie te voorkomen, dienden zij zware medicijnen toe aan het financiële stelsel en de economie. Met als resultaat dat de economische situatie in de meeste landen weer is gestabiliseerd.
e007
Tegelijkertijd is het zonneklaar dat er voor macro-economen nog veel werk aan de winkel is. In de afgelopen tijd is veel kennis over de financiële sector vergaard. Om de beleidsmakers te adviseren over maatregelen die een herhaling van de crisis kunnen voorkomen. Maar er liggen ook andere opgaven, omdat er, mede door de stabilisatiemaatregelen van de overheden, weer nieuwe onzekerheden zijn ontstaan. De toekomst is niet meer wat hij in het verleden was, vóór de financiële crisis. Er is een nieuwe situatie ontstaan, met uiterst hoge overheidstekorten, ongekend lage rentevoeten en een financiële sector die nog verder op orde moet komen. Economen moeten hun kennis van die nieuwe werkelijkheid snel op peil brengen: analyses maken van het herstel uit eerdere financiële crises, en nieuwe modellen ontwikkelen met een prominente plek voor de financiële sector.
In deze ‘ongebruikelijk onzekere tijden” kijken veel economen met lichte jaloezie naar collegawetenschappers die onderzoek doen naar een veel minder veranderlijke werkelijkheid. Wie een natuurkundeboek openslaat, kan daarin nog altijd formules voor slingers en botsingen aantreffen die rechtstreeks op het pionierswerk van Christiaan Huygens, eeuwen eerder, zijn terug te voeren. Of neem E=MC2, de befaamde formule van Einstein. Hoewel economen soms dezelfde wiskunde gebruiken als in de relativiteitstheorie, zeker als het om prijzen op de financiële markten gaat, hebben hun modellen doorgaans een beperkte houdbaarheidsdatum. De zuivere werkelijkheid die de theoretische economen onderzoeken, verschilt nauwelijks van die van wiskundigen. Maar zodra economen en andere wetenschappers uit de veilige studeerkamer stappen, zie je de grote verschillen.
In tegenstelling tot natuurkundigen bijvoorbeeld missen economen een laboratorium om onder gecontroleerde condities experimenten te doen. Wel kunnen economen veel leren van gebeurtenissen uit het verleden en op basis daarvan tot uitspraken komen over de financieeleconomische werkelijkheid. Maar daarbij stuit die econoom op één grote stoorzender: de mens die vaak wispelturig is, inventief… een stoorzender die al zijn uitspraken in één klap om zeep kan helpen. Dat is de tragiek van de econoom. Maar tegelijk ook de dynamiek van de econoom. Het stimuleert ons steeds opnieuw tot nieuw onderzoek, nieuwe analyses, nieuwe denkwijzen. Economen zullen altijd een voorbehoud moeten maken over hun kennis, gegeven hoe die tot stand is gekomen. En zich steeds moeten inspannen om mee te gaan met de tijd. Dat betekent ook dat economen, en daar schaar ik ook mijzelf onder, herhaaldelijk van gedachten kunnen veranderen. Dat is zeker geen zwaktebod, zoals vaak wordt gedacht. Eerder dat onze visie weer
e007
eens moest worden opgefrist. Zoals Keynes al zei: “When the facts change, I change my mind. What do you do, sir?”. Het studieobject van economen is een samenleving die haar eigen toekomst nog moet uitvinden. Met tal van risico’s, niet alleen ten aanzien van de financiële sector en de macro-economie, maar ook van de natuur en het klimaat. Wie beseft hoe onzeker het leven vroeger was, weet dat de mens zich niet zomaar bij risico’s hoeft neer te leggen. Wat vroeger stomme pech leek, of als straffe Gods werd gezien, blijkt met de huidige wetenschappelijk kennis uitstekend te begrijpen, en te verhelpen. Verdere wetenschappelijke vooruitgang vereist goed onderwijs, om de wetenschappers van de toekomst op te leiden.
Maar het is een utopie dat de wetenschap ooit alle onzekerheid uitsluit. En dat hoeft ook niet. Want onzekerheid is inherent aan onze markteconomie. Het wezenskenmerk van die markteconomie is immers de vrije keuze. Tegenwoordig hebben wij zoveel meer te kiezen dan vroeger, als werknemer, als consument en ook als spaarder. Maar waar keuzevrijheid bestaat, ontstaat automatisch ook onzekerheid. Want zodra mensen kunnen kiezen, valt niet langer van tevoren met zekerheid in te schatten wat zij zullen doen. Dat de grotere individuele keuzevrijheid elders in de markteconomie tot meer onzekerheid leidt, bij beleidsmakers, financiële instellingen of bedrijven, is daarom onvermijdelijk. Maar zo beschouwd is het juist een grote verworvenheid dat de mens een onzekere factor is.
Veel bedrijven willen natuurlijk graag exact weten wat consumenten vinden van hun producten en diensten en wat ze ervoor willen betalen – in ons land, maar ook in andere landen. Daarvoor doen ze internationaal enquêtes. Maar daarbij stuiten ze op een lastig probleem. Want verschillende nationaliteiten geven op geheel eigen wijze antwoorden op vragen. Zo zal een Rus al gauw iets ophemelen of juist de grond in stampen, maar een Aziaat zal met zijn antwoorden nooit ver van de gulden middenweg willen afwijken… Daarbij geven mensen nogal eens sociaal wenselijke antwoorden: doen er een schepje bovenop of liegen er maar wat op los om de enquêteur naar de mond te praten. Dat alles maakt dat er grote onzekerheid is over het waarheidsgehalte van de responsen. Om daar meer vat op te krijgen, heeft onze prijswinnaar, Martijn de Jong, geheel nieuwe econometrische technieken ontwikkeld. Daarmee verschaft Martijn het bedrijfsleven de mogelijkheid een klein beetje meer zekerheid te verkrijgen over de diepste wensen en verlangens van consumenten wereldwijd. In deze ongebruikelijk onzekere tijden is dat uitermate waardevol. Daarvoor Martijn - mijn respect, mijn bewondering, mijn dank.
e007