Keerpunt in betrekkingen met Sovjet-Rusland de rol van E.N. van Kleffens
bron: Beeldbank Nationaal Archief
Wybrich de Haan S1481738 OZC Paar Apart Docent C.J.M. Scheerder 22-08-2009
Keerpunt in betrekkingen met Sovjet-Rusland de rol van E.N. van Kleffens Eelco Nicolaas Kleffens reisde na zijn eindexamen aan het Haags Gymnasium in 1913 met twee schoolvrienden naar Rusland. Zij monsterden hiervoor aan bij het schip ‘Bacchus’, de een als bootmansjongen, de volgende als koksmaat en Van Kleffens als timmermans-dito.
Het
schip
verscheepte
voor
de
Koninklijke
Nederlandse
Stoombootmaatschappij wijn van Algiers naar St. Petersburg en zij konden mee vanaf Amsterdam.1
In St. Petersburg aangekomen waren de jongens verbaasd over de
enerzijds grootse architectuur en anderzijds werklieden die smerig -‘voeten waschen of zijn lichaam reinigen dat zijn van die dingen waar de heeren geen tijd voor hebben’- op de kades van de haven liepen.2 Van Kleffens noteerde in zijn memoires dat de kernvraag hun leek te zijn: ‘zouden in die samenvoeging van zeer grote verschillen tussen arm en rijk, tussen een klein aantal intelligentsia, niet zodanige spanningen moeten bestaan, dat in daarvoor gunstige omstandigheden één vonk genoeg zou blijken om een zo voze maatschappij in lichter laaie te zetten?’3 Het is niet met zekerheid te zeggen of Van Kleffens als achttienjarige werkelijk de Russische revolutie heeft zien aankomen, memoires worden immers pas achteraf geschreven. Wel kan gesteld worden dat hij zeer onder de indruk was van St. Petersburg: ‘een dictatoriaal regime met een achtergebleven volk’.4 Rusland zou later in zijn diplomatieke carrière bij het departement Buitenlandse Zaken nog vaak zijn pad kruisen. Het hoogtepunt was het herstellen van de diplomatieke banden met Sovjet-Rusland als minister van Buitenlandse Zaken in 1942. Deze banden had de Nederlandse regering verbroken na de Russische revolutie en machtsovername van de communisten in 1918. Ook andere landen weigerden in eerste instantie de nieuwe regering te erkennen. Nederland was echter in 1942 een van de laatste landen die haar betrekkingen met de Sovjet-Unie herstelde. Deze uitzonderlijke positie maakt het interessant voor onderzoek. In dit artikel staat daarom de vraag centraal: in hoeverre
1
Kleffens, E.N. van, Belevenissen I 1894-1940 (Alphen aan den Rijn 1980) 86-87. Cleveringa, Rudolph P., Reis naar St. Petersburg, geciteerd in: Knapen, Ben, De lange weg naar Moskou (Amsterdam 1984) 31. 3 Kleffens, van, Belevenissen I, 89. 4 Kleffens, van, Belevenissen I, 90. 2
2
stond Van Kleffens een actieve toenaderingspolitiek ten opzichte van de Sovjet-Unie voor in de tijd dat hij minister van buitenlandse zaken was? Van Kleffens bekleedde deze positie immers vlak voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog als Nederland eerst zijn betrekkingen met de Sovjet-Unie hersteld, om vervolgens na de oorlog geconfronteerd te worden met de verslechterde verstandhouding tussen de Sovjet-Unie en de andere Geallieerde mogendheden. In het geval van Van Kleffens in het bijzonder is het interessant om na te gaan hoe hij persoonlijk tegenover de Sovjet-Unie stond, hoe zich dit verhield tot zijn positie en zijn omgeving en op welke wijze hij vervolgens sturing heeft gegeven aan het Nederlandse beleid ten aanzien van de Sovjet-Unie. Om een goed beeld te krijgen van de rol die Van Kleffens heeft gespeeld, behandel ik de volgende deelvragen: de achtergrond van Van Kleffens’ carrière en persoon, de periode van niet-erkenning 1918-1942, de rol Van Kleffens in de aanloop en de beslissing tot het komen van diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en SovjetRusland. En tot slot Van Kleffens en zijn houding tegenover Rusland na de oorlog.
Achtergrond Van Kleffens Eelco Nicolaas van Kleffens, geboren 17 november 1894, groeide op in Heerenveen en later in Groningen als zoon van een officier van justitie.5 Zijn familie van vaderskant was er een van plaatselijke en streekambtenarij, waardoor Van Kleffens zoals hij zelf zegt ‘al van jongsaf in een van ‘public spirit’ doortrokken sfeer’ opgroeide.6 Van zijn moederskant, Veenhoven, geeft hij weinig informatie, omdat zijn grootmoeder en grootvader evenals zijn moeder jong overleden zijn. Zijn grootvader was arts en gevestigd in Hoogezand.7 Van Kleffens groeide duidelijk op in een gegoed burgerlijk milieu. Hij zat op het Gymnasium in Groningen en maakte zijn middelbare school af in Den Haag na een verhuizing wegens zijn vaders werk. Den Haag had op Van Kleffens een zekere aantrekkingskracht, omdat hij grote belangstelling had voor de Vredesconferenties die er in 1899 en 1907 hadden plaatsgevonden. Hier was veel publiciteit over geweest en de ‘pogingen tot het bevordering van verzachting van internationale tegenstellingen en tot
5
Kleffens, van, Belevenissen I, 19. Kleffens, van, Belevenissen I, 30. 7 Kleffens, van, Belevenissen I, 36. 6
3
(..) humanisering van de oorlog hadden nu eenmaal mijn levendige belangstelling en daarom ook de plaats waar die pogingen waren geïnstitutionaliseerd’.8 Na zijn middelbare school ging hij in Leiden Rechten studeren. Zijn specialisatie in volkenrecht sloot hij af met een dissertatie over de betrekkingen van Nederland met Japan. Ook hier schrijft Van Kleffens in zijn memoires dat van kinds af aan zijn belangstelling was gewekt voor een ‘zoveel mogelijk vreedzame ontwikkeling van de internationale rechtsverhoudingen’. Japan was in die tijd ontwikkeld tot een macht om rekening mee te houden; de betrekkingen tot dat land ‘zo goed mogelijk te houden leek mij een zaak van gewicht’.9 In 1919 ging Van Kleffens in Londen aan de slag als volontair aan het consulaatgeneraal te Londen. En toen aan het eind van de Eerste Wereldoorlog gesproken werd van het oprichten van de Volkenbond, een organisatie die de vrede tussen staten in de toekomst zou moeten bevorderen, was de interesse van Van Kleffens gelijk gewekt. Van Kleffens noemde het iets waarvan hij altijd had gehoopt dat het eens tot stand zou komen.10 Het lukte hem om als assistent van het hoofd van de juridische afdeling, Joost Adriaan van Hamel, in Geneve aan de slag te gaan. En hoewel niet alle landen (met als grootste afwezige initiatiefnemer de Verenigde Staten) lid waren geworden van de Volkenbond, noemde Van Kleffens de Volkenbond toch een organisatie die van groot nut is geweest bij het oplossen van geschillen tussen landen.11 Na enige tijd bij de Volkenbond te hebben gewerkt, kreeg hij een baan aangeboden bij de Koninklijke Shellgroep te Londen. Hij ging de uitdaging aan en zo werkte hij van 1921 tot 1922 opnieuw in Londen waar hij meer van de financiële wereld leerde. Uiteindelijk keerde Van Kleffens in 1923 terug naar de diplomatie met een baan als sous-chef van de juridische afdeling bij Buitenlandse Zaken. Van Kleffens zei dat Buitenlandse Zaken hem ‘naar zijn aard het meeste aantrok’.12 Deze voorliefde voor de internationale betrekkingen was ook in zijn jeugd en studie al naar voren gekomen en zo zou dat ook de rest van zijn carrière blijven. Van 1923 tot 1939 werkte hij in verschillende functie bij
8
Kleffens, van, Belevenissen I, 76. Kleffens, van, Belevenissen I, 104. 10Kleffens, van, Belevenissen I, 121. 11Kleffens, van, Belevenissen I, 133-134. 12Kleffens, van, Belevenissen I, 175. 9
4
Buitenlandse Zaken, alvorens hij minister van Buitenlandse Zaken werd. Hij was daar ondermeer tien jaar lang chef afdeling diplomatieke zaken.13 Kortom, Van Kleffens sprak al jong van een grote belangstelling voor vreedzame internationale verhoudingen en kende een lange loopbaan binnen Buitenlandse Zaken voordat hij minister werd. Zijn drijfveren om uiteindelijk in de Nederlandse politiek actief te worden, lijken dan ook veel meer vanuit interesse voor de internationale politiek te zijn ontstaan dan voor de binnenlandse politiek. Hij was niet actief bij een politieke partij. Tot slot kan worden opgemerkt dat hij wat betreft zijn jeugd en achtergrond niet veel meer met Rusland in aanraking buiten kwam dan de reis na zijn eindexamen.
Periode niet-erkenning In 1917 werden alle banden met de Sovjet-Unie verbroken en tot 1942 werd door het ministerie van Buitenlandse Zaken een beleid van niet-erkenning aangehouden. Buitenlandse zaken en de diplomatieke dienst waren in die tijd een elitaire club.14 Ze werden jaren door dezelfde mannen geleid; een kleine groep mensen was vrijwel permanent aanwezig gedurende het interbellum. Van Kleffens werd een van die mannen, met zijn lange carrière in Den Haag. Deze leden van de elite waren in beginsel geen aanhangers van het communisme. Voorstanders van het communisme waren meer te vinden onder de arbeiders en linkse academici. Vanuit dit oogpunt is het niet onlogisch dat buitenlandse zaken niet overging tot erkenning van de Sovjet-Unie. Maar het was natuurlijk niet alleen aan buitenlandse zaken. De revolutie in Rusland kreeg eerst nog weinig aandacht in de Nederlandse pers. Men was veel drukker met de Eerste Wereldoorlog die nog gaande was. Nederland had een zeer geïsoleerde positie als neutraal land te midden van al het oorlogsgeweld. In de loop van 1918 veranderde de publieke opinie. Nederland was bang voor communistische propaganda die Moskou op slinkse wijze Europa zou binnen smokkelen.15 Bovendien hadden veel Nederlanders hun spaargeld verloren toen de Sovjet-Unie de buitenlandse schulden in een keer annuleerden. Veel particulieren
13
Hellema, Duca, Zeeman, Bert, Zwan, Bert van der, De Nederlandse Ministers van Buitenlandse Zaken in de twintigste eeuw (Den Haag 1999) 141. 14 Knapen, De lange weg naar Moskou, 20. 15 Knapen, De lange weg naar Moskou, 56.
5
hadden obligaties in bijvoorbeeld de Russische Spoorwegen.16 Nederland was ook erg geschokt over de brute wijze waarop de tsarenfamilie in dat jaar werd vermoord. Koningin Wilhelmina was daarom fel tegen de erkenning van de ‘tsarenmoordenaars’. Ook in de politiek waren er in de eerste jaren weinig vragen over de nieterkenning van de Sovjet-Unie waardoor de politiek van niet-erkenning van de toenmalige minister van buitenlandse zaken Herman Adriaan van Karnebeek behouden bleef. Alleen de communisten en de vrijzinnige democraten stelden enkele vragen in de Kamer.17 Dit was echter maar een klein deel van de partijen. Van Karnebeek bleef alsmaar vasthouden aan niet-erkenning. Ieder jaar met de begrotingsbehandeling van zijn departement herhaalde hij zijn argumenten. En ieder jaar stemde men in. De argumenten waren als volgt. Ten eerste had de Sovjet regering nooit officieel om erkenning gevraagd. Daarnaast was de situatie in Rusland onoverzichtelijk en daarom kon men beter afwachten, evenals de andere landen. Een derde argument was dat de Sovjets met geweld bezit hadden genomen van de aan de Britse ambassade waar Nederland tijdelijk zorg voor moest dragen. Ten slotte stelde hij dat er met het herstellen van betrekkingen misbruik kon worden gemaakt van privileges en immuniteiten van ambassadeurs om propaganda te verspreiden.18 Van Kleffens was als ambtenaar van Buitenlandse zaken onderdeel van de politiek van Van Karnebeek. Hij bemoeide zich in februari 1924 voor het eerst met de kwestie met een rapport over het verschil in betekenis van erkenning de jure en de facto. Hij concludeerde dat erkenning de facto voldoende was om handel te drijven met een land. De jure erkenning deed men echter niet snel bij een regering ‘die niet blijk geeft haar internationale schulden te willen honoreren’. Immers, ‘onder beschaafde staten is dat een gangbare opvatting’.
19
Van Kleffens ondersteunde met zijn volkenrechtelijke
nota duidelijk het beleid van Van Karnebeek. In maart zag Van Kleffens zich opnieuw in de kwestie rond de erkenning danwel niet-erkenning van de Sovjet-Unie verwikkeld. De buitenlandse schulden die de Sovjetregering in 1918 in een keer ongeldig had verklaard, kwamen in de politiek ter sprake. Dit kwam Van Karnebeek echter niet goed van pas, omdat hij juist bezig was handelsakkoorden met de Russen te sluiten. Het bedrijfsleven drong daar zeer op aan; 16
Hellema, Zeeman, Zwan, van der, De Nederlandse Ministers van Buitenlandse Zaken, 92. Hellema, Zeeman, Zwan, van der, De Nederlandse Ministers van Buitenlandse Zaken, 92. 18 Knapen, De lange weg naar Moskou, 60. 19 Knapen, De lange weg naar Moskou, 112. 17
6
zonder deze akkoorden moesten zij namelijk buitensporig hoge invoerrechten betalen voor handel naar Rusland. Van Karnebeek zond daarop een kleine delegatie naar Berlijn om daar met het Russisch gezantschap afspraken te maken over een eventueel handelsakkoord in combinatie met de openstaande Russische leningen in Nederland. Zo zou hij in de Tweede Kamer kunnen zeggen dat er over die zaken ‘nog onderhandeld’ werd. Van Kleffens legt in zijn memoires uit dat geen van hen dacht dat de onderhandelingen succesvol zouden zijn. En dat de delegatie bovendien een duidelijke opdracht had gekregen van Van Karnebeek pas terug te keren als de begroting van buitenlandse zaken was goedgekeurd. Zo geschiedde; de delegatie bleef lang genoeg weg en kon daarom tevreden naar huis.
20
De onderhandelingen met de Russen leverden
echter niets op. De Russen wilden geen handelsverdrag, maar alleen volledige de jure erkenning. Bovendien konden ze niets garanderen over eventuele voorrang boven andere landen bij terugbetaling van de schulden. Uit deze eerste directe confrontatie van Van Kleffens met Sovjet-Rusland kan worden opgemaakt dat Van Kleffens het beleid van Van Karnebeek volgde. Ook had hij, net als de andere leden van de delegatie, weinig vertrouwen in een goede afloop van de onderhandelingen. De beschrijving in zijn memoires van zijn avontuur aan de Russische ambassade in Berlijn geeft een beeld van een Sovjet ambassadeur die star vasthield aan zijn argumenten; zijn argument dat de leningen uitstonden bij de tsaar en dus niet bij de nieuwe regering vond Van Kleffens ‘volstrekt niet kloppend’.21 Dit duidt niet op een procommunistische houding, maar van een uitgesproken anti-communistische houding is ook geen sprake. Van Kleffens’ superieur op de reis, Christiaan Snouck Hurgronje, sprak echter in grovere taal over het bezoek. Hij berichtte aan Van Karnebeek dat het net is ‘of je met timmerlieden onderhandeld’; ‘ze begrijpen er niets van’.22 Van Karnebeek kon tevreden zijn met de mislukte besprekingen. Zijn begroting was wederom goedgekeurd en de druk van het bedrijfsleven om tot een handelsakkoord met de Sovjet-Unie te komen zou verminderd zijn nu de Russen kenbaar hadden gemaakt slechts volledige erkenning zónder eisen te accepteren.23 Frankrijk en GrootBrittannië gingen daarentegen wel over tot erkenning zonder eisen.24
20
Kleffens, van, Belevenissen I, 188. Kleffens, van, Belevenissen I, 193-194. 22 Knapen, De lange weg naar Moskou, 120-121. 23 Knapen, De lange weg naar Moskou, 120-121. 24 Knapen, De lange weg naar Moskou, 126. 21
7
Vanaf 1933 toonde het bedrijfsleven hernieuwde interesse in de Sovjet-Unie. Het ministerie van Economische Zaken nam het voortouw in het maken van afspraken met de Sovjet-Unie; dit ging buiten Buitenlandse Zaken om.25 België en de Verenigde Staten gingen in deze periode over tot erkenning van de Sovjetregering. De Sovjet-Unie trad zelfs toe tot de Volkenbond; alleen Nederland, Zwitserland en Portugal stemden tegen.26 Terwijl andere landen hun erkenning al hadden doorgezet, werd het buitenlands beleid in Nederland getekend door protesten uit confessionele kring. Nederlandse buitenlandse politiek moest christelijke politiek zijn, vond minister-president Hendrikus Colijn. De kerk wees op de verschrikkelijke verhalen van gevluchte Russen, alsmede de repressie tegen kerken in de Sovjet-Unie. 27 Nederland kende ten aanzien van de Sovjet-Unie eerst een afwachtende en later een afwijzende houding. Hoewel andere landen overgingen tot het aanknopen van betrekkingen, wonnen in Nederland steeds de argumenten ‘tegen’. Maar wat was de rol van Van Kleffens tot 1939? Aan de ene kant kan worden gesteld dat zijn rol klein is geweest. Hij was slechts als secretaris aanwezig bij de onderhandelingen met de SovjetUnie in Berlijn en hij schreef een volkenrechtelijke nota over de mogelijke erkenning van de Sovjet-Unie. Aan de andere kant zijn deze voorvallen wel een van de belangrijkste en toen hij in de jaren dertig en veertig op hogere posities kwam binnen het departement was hij nogmaals onderdeel van het beleid van zwijgzame niet-erkenning. Kortom, hij was bekend met de argumenten en betrokken bij het beleid. Een persoonlijke mening is echter niet af te leiden, hij laat zich gematigd uit.
Aanloop naar en beslissing tot het herstel van diplomatieke betrekkingen In mei 1940 moest de Nederlandse regering De Geer na de inval van de Duitsers naar Londen uitwijken. Van Kleffens was toen minister van Buitenlandse Zaken en bleef deze functie in Londen uitoefenen. Maar na het interbellum waarin een politiek van nieterkenning was gevoerd, veranderde de situatie in de Tweede Wereldoorlog snel. Niet alleen was Nederland nu een bezet land dat hierdoor voor een groot deel afhankelijk was van haar bondgenoten, ook de Sovjet-Unie kreeg een andere rol. In de zomer van 1941 viel nazi Duitsland de Sovjet-Unie binnen, hun bondgenootschap negerend. Dit
25
Knapen, De lange weg naar Moskou, 193. Knapen, De lange weg naar Moskou, 195. 27 Knapen, De lange weg naar Moskou, 217. 26
8
betekende een grote ommezwaai in de bondgenootschappen. Winston Churchill verklaarde op de radio direct dat hij naast de Russen wilde strijden. Hij was uitgesproken anticommunistisch28, maar dat was nu van ondergeschikt belang. Maar veranderde dat ook de mening van de Nederlandse regering? Van Kleffens spreekt in zijn memoires van een ‘Umwertlung aller Werten: voor de Sovjet-Unie werd Duitsland als ‘de vriend van vroeger’ nu ‘de vijand van de toekomst’. Dit betekende ‘een ommezwaai van grote importantie.’29 Hij zegt echter niet direct dat de Sovjet-Unie daarmee bondgenoot werd in de strijd tegen de Duitsers. In 1973 schreef Van Kleffens hierover in een brief aan historicus Louis de Jong dat de woorden van Churchill ‘ons maar gedeeltelijk richtsnoer konden zijn’. Het regeringsbeleid was immers nooit voor herstel van betrekkingen geweest, en bovendien protesteerden de confessionelen de laatste jaren tegen de goddeloosheid van de Sovjet-Unie. Ook kon Nederland als bezet land de Sovjet-Unie niets bieden; het was daarom volgens Van Kleffens beter ‘een zekere mate van bescheidenheid in acht te nemen’. 30 Wel begreep hij dat de koningin hier iets over zou moeten zeggen op Radio Oranje. Hij schreef hiervoor een voorlopige schets, zodat de regering hier nog haar mening over kon vormen. De koningin mistte in zijn tekst echter ‘elke trompetstoot’ en zei nog even te willen nadenken over de inhoud van de speech. Die dag was op de radio een erg gematigde reactie te horen, een tekst afkomstig van Van Kleffens en minister-president Pieter Sjoerds Gerbrandy: ‘evenals wij hebben de Russen de Duitsers thans als vijand; maar dat is datgene wat wij met het Sovjetbewind gemeen hebben’.31 Louis de Jong schrijft in zijn boek dat velen in Londen, waaronder hijzelf, zich erg aan de tekst hadden geërgerd.32 Uiteindelijk gaf de koningin een dag later in haar speech voor de radio wél een trompetstoot met de verklaring dat Nederland ‘waar de omstandigheden daartoe mochten leiden, ook zal strijden naast de bevolking van Sovjet-Rusland.’33 Van Kleffens liet zich in de ministerraad (als enige naast minister van Landbouw en Visserij Max van
28
Knapen, De lange weg naar Moskou, 224. Kleffens, van E.N., Belevenissen II (Alphen aan den Rijn 1983), 110. 30 Jong, Louis de, Het Koninkrijk der Nederlanden in den Tweede Wereldoorlog (Den Haag 1979) deel 9 199. 31 Jongbloed, H.H., ‘Nederlands-Sovjetrussische diplomatieke betrekkingen. De moeizame geschiedenis van het akkoord van 10 juli 1942’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden (1980) band 95, 492-515, aldaar 496. 32 Jong, de, Het Koninkrijk der Nederlanden, 200. 33 Knapen, De lange weg naar Moskou, 227. 29
9
Steenberghe) negatief uit over de speech van de koningin; ‘zij is te opportunistisch, zij maakt van de nood een deugd’.34 Hieruit kan worden afgeleid dat het noodgedwongen bondgenootschap dat nu was ontstaan in de ogen van Van Kleffens niet direct alles koek en ei maakte. Deze eerste reactie van Van Kleffens op de Sovjet-Unie als bondgenoot laat dus een afwachtende houding zien. Hij is hier beduidend gematigder dan de koningin en ook dan de regering die achter de speech van Hare Majesteit staat. Hij haalde in zijn argumentatie het tot dan toe gevoerde beleid van niet-erkenning aan. Hij vond dat hier niet zomaar vanaf kan worden gestapt. Aan de buitenlandse posten liet Van Kleffens dan ook seinen dat ‘ook thans van vertrouwelijke samenwerking met de Sovjetregering geen sprake kan zijn’ maar hij maakte ‘geen bezwaar tegen incidenteel contact met Sovjet ambtenaren op bovenaangegeven voet’.35 Diezelfde week vroeg de Britse Minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden aan Van Kleffens of Nederland er iets voor voelde om in plaats van volledige erkenning een handelsmissie met de Sovjet-Unie op te richten. Van Kleffens zei hierop dat de Nederlandse regering ‘ongetwijfeld zal willen helpen daar waar dat pas geeft, doch moet (het) geen dingen doen die nodeloos in strijd komen met de (tot) dusver aangenomen houding’.36 Wel gaf hij Anthony Eden toestemming de Sovjet ambassadeur in GrootBrittannië Ivan Maisky te berichten dat wanneer hij iets wilde vragen over economische hulpverlening hij zich kon melden.37 Van Kleffens reageerde dus in eerste instantie afwijzend op het voorstel van Eden. De Britse gezanten lieten zich echter niet afschepen; zij probeerden nu ook via de Nederlandse ambassadeur te Londen, Edgar Frederik Michiels Verduynen, druk uit te oefenen. Ze stelden een gesprek met de Sovjet-Unie voor met de Groot-Brittannië aanwezig als tussenpersoon. Michiels reageerde echter zelfs nog terughoudender en waarschuwde dat zowel minister-president Gerbrandy als Van Kleffens ‘Fries waren en beslist anti-Sovjet’. Hij zei ook dat hij niet verwachtte dat Van Kleffens tot een afspraak zou komen met een Sovjet gezant. De Britse gezanten lieten echter toch aan Maisky weten dat Nederland bereid was economische hulp te verlenen. Uiteindelijk kwam het niet tot een gesprek met Groot-Brittannië als tussenpersoon, maar liet Van Kleffens op 5 34
Knapen, De lange weg naar Moskou, 227. Telegram naar Nederlandse ambassades (Londen 24 juni 1941) NA 2.05.80 BZ 1235 GA ongenummerd. 36 Jongbloed, ‘Nederlands-Sovjetrussische diplomatieke betrekkingen’, 497. 37 Jongbloed, ‘Nederlands-Sovjetrussische diplomatieke betrekkingen’, 498-499. 35
10
juli officieel weten dat de regering had besloten generlei betrekkingen met de SovjetUnie aan te zullen knopen.38 Van Kleffens liet het aan Michiels over of deze nog wilde zeggen dat ‘het Britse optreden (..) aan Nederlandse zijde nogal verwondering had gewekt.’ De druk van Britse zijde werd door Van Kleffens niet gewaardeerd. Tot een gesprek met Maisky komt het echter toch nog; ze besloten op 24 juli 1941 tot een hervatting van de handel die was stilgelegd toen Duitsland Nederland binnenviel. Nederland ging vanuit Nederlands-Indië onder andere weer rubber leveren. Deze handelscontacten waren niet nieuw, zoals besproken, bestonden er in de jaren dertig al handelscontacten zonder dat de erkenning verder ter sprake hoefde te komen. Het kabinet vroeg zich nog wel af of het verstandig was de Russen te helpen.39 De houding van de regering was dus, afgezien van de ondersteuning van de relatief positieve speech van de koningin, nog steeds wantrouwend tegenover de Sovjet-Unie. Erkenning van de Sovjet-Unie lijkt, ondanks aandringen van Groot-Brittannië, noch het beleid van Kleffens noch het beleid van de regering te zijn. Van Kleffens was hierin heel duidelijk en Michiels mogelijk nog scherper. De kwestie van de erkenning van de Sovjet-Unie werd pas in september 1941 weer ter sprake gebracht in de ministerraad door minister van Waterstaat Johan Willem Albarda. Hij schreef een brief aan Gerbrandy waarin hij de Nederlandse argumenten voor niet-erkenning probeerde te ontkrachten. Nederland had volgens hem eigenbelang bij erkenning; hij vond dat Nederland nu overkwam ‘als een kikvors die tegen een os’ aantrapt. Ook stelde hij voor om tegelijkertijd de banden met het Vaticaan te herstellen, zodat het voor de rechtse partijen binnen de regering minder op een toenadering tot het communisme leek.40 Gerbrandy ging hier met een memorandum fel tegenin. De vooroorlogse argumenten hadden wat hem betreft nog niets aan waarde afgedaan. ‘Rusland moet in zijn strijd worden geprezen, maar niet erkend’.41 Het memorandum maakte een debat los in het kabinet, maar Albarda kreeg weinig steun. Van Kleffens verdedigde in de ministerraad zijn beleid om voorlopig niet verder te gaan dan hulp aan Rusland. Hij voerde aan dat hij dacht dat dit ook de mening was van het volk in bezet
38
Knapen, Ben, De lange weg naar Moskou, 229. Knapen, Ben, De lange weg naar Moskou, 231. 40 Brief J.W. Albarda aan P.S. Gerbrandy (Londen 17 september 1941) geciteerd in: Jongbloed, ‘Nederlands-Sovjetrussische diplomatieke betrekkingen’, 501. 39
41
Jongbloed, ‘Nederlands-Sovjetrussische diplomatieke betrekkingen’, 500.
11
Nederland. Zelf zei hij geen persoonlijke bezwaren te hebben tegen aanknopen van diplomatieke betrekkingen.42 Dit is de eerste keer dat Van Kleffens zich positief uitlaat tegenover het herstel van betrekkingen met Rusland. Zijn beleid daarentegen volgt nog niet deze lijn. Ook de regering stond op dit moment achter het beleid van niet-erkenning dat Van Kleffens wilde voortzetten, ondanks het plotselinge bondgenootschap met Sovjet-Rusland. In november werd de kwestie opnieuw aangehaald door een minister, ditmaal de minister van Onderwijs Gerrit Bolkestein. Hij schreef een brief aan Van Kleffens waarin hij vooral het volkenrechtelijke argument naar voren bracht dat het instellen van een gezantschap bij een regering slechts erkenning van die regering inhoudt en verder niets. Het is daarmee dus niet ‘erg’. Bolkestein refereerde met dit standpunt naar Van Kleffens zelf die tijdens het debat in september had gezegd dat er ook sprake kon zijn van ‘verjaring’. ‘Al mocht’, aldus Bolkestein, ‘de wettigheid van het Sovjet bewind bij zijn vestiging in 1917 niet vast staan dan is deze wettigheid niettemin in de loop van een kwart eeuw door de macht er feiten gevestigd.’ Hij bracht ook een nieuw argument naar voren: ‘een latere overwinning dankbaar te aanvaarden mede uit de handen van een regering die men nu moreel veroordeelt, is een weinig fraaie figuur.’ Wachten met de erkenning van de Sovjet-Unie zou daardoor schadelijk kunnen zijn voor Nederland. 43 Weer reageerde Gerbrandy fel, hoewel de brief aan Van Kleffens gericht was, met een memorandum. Strikt volkenrechtelijk zouden er geen bezwaren meer bestaan, maar volgens Gerbrandy wogen in deze zaak niet alleen formele argumenten.44 Bovendien zo schreef hij naar de ministerraad was ‘voor de gemiddelde Nederlander nazi en bolsjewiek laken van hetzelfde pak; hoe meer ze elkaar dood slaan, hoe liever schijnt naar de mening van de gewone man.’45 Een vorm van voorlopige regeling zou beter zijn. Men zou de vraag kunnen stellen, waarom reageerde Gerbrandy in plaats van Van Kleffens? Dacht hij dat de mening verkondigd door Gerbrandy meer uit zou halen in de ministerraad? Was hij zelf niet zo fel gekant tegen de Sovjet-Unie? Deze overweging is niet uit zijn handelen af te leiden. Er kan alleen worden gesteld dat Van Kleffens niet zozeer op de voorgrond trad in de kwestie.
42
Jong, de, Het Koninkrijk der Nederlanden, 644. Brief G. Bolkestein aan E.N. van Kleffens (Londen 24 november 1941) NA 2.05.80 BZ 1235 GA ongenummerd. 44 Jongbloed, ‘Nederlands-Sovjetrussische betrekkingen’, 503. 45 Jong, de, Het Koninkrijk der Nederlanden, 644. 43
12
De winter zorgde voor een omslag in de wapenstand. De Russen waren veel beter behoed tegen de kou en konden voor het eerst de Duitsers terugdringen. Rusland leek op deze manier de oorlog te kunnen winnen, wat de verhoudingen veranderde. Bovendien was Japan 7 december een oorlog in het Verre Oosten begonnen. Nederland en Rusland hadden nu dus ook in het Oosten een gezamenlijke tegenstander. Eind december wisselden Gerbrandy en Michiels ideeën uit over de eventuele toenadering tot de Sovjet-Unie. Beide vonden dat er nu echt iets moest gebeuren, het liefst in de vorm van een ‘defacto erkenning van bondgenootschap.’ Ze stelden ‘een tijdelijke regeling op prijs, omdat wij nu geen definitieve kunnen voorstellen en ons bondgenootschap ons inziens een bevordert’.46 Dit idee van een tijdelijke regeling werd ook in de ministerraad besproken met Michiels als waarnemend minister van Buitenlandse Zaken – Van Kleffens was tijdelijk in Washington en kon dus niet aanwezig zijn –. Men vond het hier een goed idee; een merendeel was zelfs voor het aanknopen van betrekkingen, zeker nu Nederlands-Indië in gevaar was. Michiels berichtte Van Kleffens dat de ministerraad ‘vrijwel unaniem’ wilde dat ‘zo spoedig mogelijk’ betrekkingen met Rusland werden aangeknoopt.47 Maar Van Kleffens zou eerst in Washington aan de Sovjet-gezant aldaar, Maxim M. Litvinov, vragen of de Sovjet-Unie akkoord zou gaan met een tijdelijke oplossing.48 Dit was de eerste keer dat de ministerraad zich vóór herstel van betrekkingen uitsprak. Maar Gerbrandy, Michiels en ook Van Kleffens bleken echter eerst de tijdelijke regeling te willen proberen. Vanuit Washington berichtte Van Kleffens dat hij ook voorstander was van het aanknopen van betrekkingen ‘mede door de situatie in het Oosten’, maar dan ‘geen volledige diplomatieke betrekkingen’. Ten eerste vanwege het feit dat de Kamer ‘zich destijds sterk daartegen heeft getoond op thans nog bestaande gronden en zover ik weet wij geen aanwijzing hebben dat de opinie in Nederland veranderd is’. Ten tweede vanwege de onlangs uitgesproken negatieve mening van de Koningin.49 Het Japan-argument trok hem dus nog niet over de streep. Dit is frappant;
46
Briefwisseling P.S. Gerbrandy en E.F.M.J. Michiels Verduynen (Londen 30 december 1941) NA 2.05.80 BZ 1235 GA ongenummerd. 47 Brief E.F.M.J. Michiels Verduynen aan E.N. van Kleffens (Londen 17 februari 1942) NA 2.05.80 BZ GA 1122. 48 Telegram E.N. van Kleffens aan E.F.M.J. Michiels Verduynen (Washington 11 februari 1942) NA 2.05.80 BZ 1235 GA 877. 49 Brief van E.N. van Kleffens aan E.F.M.J. Michiels Verduynen (20 februari 1942) NA 2.05.80 BZ 1235 GA 1250.
13
waar Van Kleffens in oktober nog aangaf ‘persoonlijk geen bezwaar’ te hebben, is zijn houding nu conservatiever dan de ministerraad. Uit zijn argumentatie blijkt dat de argumenten van de oude regering zwaarder wegen dan die van de regering op dit moment. Of is het toch zijn eigen twijfel? Hier liet hij zich niet over uit. Op 24 februari berichtte Van Kleffens echter aan Michiels dat Litvinov met Moskou had overlegd en moest melden dat Rusland alleen volledige diplomatieke betrekkingen wilde en geen tussenvorm.50 Toen een tussenoplossing geen mogelijkheid bleek, leek er voor Van Kleffens geen argument meer de erkenning van de Sovjet-Unie nog langer uit te stellen. Hij voegde zich 10 maart weer bij de ministerraad en wilde de knoop doorhakken. De ministerraad was het unaniem met hem eens, echter de koningin wilde nog een uitzondering maken. Zij wilde een beperking kunnen maken op de omvang van de Sovjet ambassade. Dit kon zij doen, omdat tijdens de oorlog de ministers hun beleid moesten laten goedkeuren door de koningin.51 Van Kleffens schreef daarop een brief aan de koningin waarin hij zei dat ‘Nederland niet echt in de positie is legatie te beperken’. Het zou andere landen op het idee kunnen brengen dit ook te doen; en dat zou vervolgens ook Nederland kunnen treffen. Bovendien zou dat het aanknopen van betrekkingen gelijk met ‘wantrouwen overschaduwen’.52 De koningin was hiermee niet direct van mening veranderd; zij begreep zijn argumenten maar wilde dan minstens vastleggen dat zij na de oorlog wel het aantal ambassadeurs zou mogen beperken. Er volgde een briefwisseling waarin Van Kleffens steeds met zakelijke argumenten de koningin probeerde te overtuigen. In april was dit nog steeds niet gelukt en de ambassadeur te Washington John Loudon en minister van Koloniën Hubertus Johannes van Mook besloten daarop hulp in te schakelen. De Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken Benjamin Sumner Welles en de Amerikaanse ambassadeur voor Nederland Anthony Biddle werden gevraagd enige druk uit te oefenen op Van Kleffens. Van Kleffens reageerde gematigd op de aansporingen van Biddle; hij zei dat hij niet direct kon beslissen omdat er voor de oorlog nog zo massaal tegen was gestemd in het parlement. Op 5 mei schreef Van Kleffens een zeer uitgebreide brief naar de koningin met daarin enerzijds erkenning
50
Brief van E.N. van Kleffens aan E.F.M.J. Michiels Verduynen (Washington 24 februari 1942) NA 2.05.80 BZ 1235 GA 1321. 51 Kersten, Albert, Buitenlandse Zaken in ballingschap: groei en verandering van een ministerie, 1940-1945 (Alphen aan den Rijn 1981) 326. 52 Jongbloed, ‘Nederlands-Sovjetrussische betrekkingen’, 506.
14
voor het tot dan toe gevoerde beleid en argumenten tegen herstel van de betrekkingen, en anderzijds een zakelijke uiteenzetting van de nieuwe omstandigheden waarmee het een goede keuze is geworden over te gaan tot erkenning. Hij concludeerde dat, hoewel hij rekening wilde houden met morele en gevoelsargumenten, erkenning nu het beste voor Nederland was.53 Het was nu aan de koningin. Van Kleffens twijfelde echter ineens zelf weer aan deze beslissing toen Spanje op 13 mei plotseling verschillende gezantschappen uitzette. Het zou hem niets verbazen als dit te maken had met de houding die deze landen tegenover de Sovjet Unie aannamen, liet hij aan de Koningin Wilhelmina weten. Hij wilde dit eerst uitzoeken alvorens verdere stappen te nemen richting erkenning van de Sovjet-Unie.54 Toen dit alles uiteindelijk mee bleek te vallen, waren de twijfels bij Van Kleffens weg en schreef hij koningin Wilhelmina met het verzoek of zij het aanknopen van de betrekkingen met SovjetRusland toch wilde goedkeuren.55 Wat opvallend is aan dit plotselinge moment van twijfel is dat het niet zozeer had geleefd binnen het kabinet; daar was men gewoon achter de beslissing was blijven staan.56 Uiteindelijk ging de koningin toch over de streep. Van Kleffens vertelde dat dit met een weinig enthousiast ‘vooruit dan maar’ was gebeurd.57 10 juli 1942 was er op de Radio Oranje het volgende bericht te horen: ‘De overeenkomst diplomatieke betrekkingen zal U luisteraars niet verwonderen. De aanval van Hitler op de Unie van Soviet Rusland schiep aanstonds gevoelens van strijdende saamhoorigheid tusschen het Russische en het Nederlandsche volk, welke thans hunne officieele bezegeling hebben gekregen. (..) Het Russische volk heeft ons in zijn titanenstrijd tegen het Nazidom, met zijn opofferingen, leed en ellende, eerbied afgedwongen.’58 Kortom, eindelijk werden de betrekkingen halverwege 1942 weer aangeknoopt. De aanloop naar de uiteindelijke beslissing was lang. Van Kleffens, Gerbrandy en ook Michiels deden alles de betrekkingen te beperken tot slechts een tijdelijke overeenkomst. Van Kleffens nam daarna zijn beslissing zelfs nog een keer terug, toen er 53
Brief van E.N. van Kleffens aan Koningin Wilhelmina (Londen 5 mei 1942) NA 2.05.86 86 GA 3183. Brief van E.N. van Kleffens aan Koningin Wilhelmina (Londen 13 mei 1942) NA 2.05.86 86 GA 3366. 55 Brief van E.N. van Kleffens aan Koningin Wilhelmina (Londen 5 juni 1942) NA 2.05.86 86 GA 3975. 56 Jong, de, Het Koninkrijk der Nederlanden, 646. 57 Jong, de, Het Koninkrijk der Nederlanden, 243. 58 Speech radio oranje (Londen 10 juli 1942) NA 2.05.80 BZ 1235 GA ongenummerd. 54
15
onrust was bij de ambassades in Spanje. Het lijkt er daarom niet op dat van Kleffens zelf een groot voorstander was van het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met de Sovjet-Unie. Hij bleef lang vasthouden aan het beleid van de vorige regeringen, waarvan hij immers zelf ook onderdeel was geweest. Koningin Wilhelmina was, ten slotte, erg moeizaam te overtuigen. Van Kleffens omschreef haar later als iemand met buien als ‘eb en vloed’, ‘zij kende de realiteit niet’.59 Toch zei hij dat het beleid van Buitenlandse Zaken daar niet door is beïnvloed, hoogstens vertraagd.60
Van Kleffens en zijn houding tegenover Rusland na de oorlog Waar Van Kleffens eerst nog in weinig uitgesproken woorden over Sovjet-Rusland sprak, veranderde dit na de oorlog. Tijdens de oorlog was hij als een van de weinige voorstander van een regionaal systeem van collectieve veiligheid, namelijk een NoordAtlantische veiligheidsorganisatie met de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Noorwegen, België en Nederland. Rusland moest hier wat hem betreft niet bij worden betrokken.61 Maar hij zag Rusland nog wel als vredelievende mogendheid en vond het belangrijk dat er goede betrekkingen met Rusland werden onderhouden omwille van de internationale veiligheid.62 Toen de plannen voor een mondiale veiligheidsorganisatie, de Verenigde Naties, echter werden doorgezet en Rusland al snel dwars ging liggen in de verdere vredesplannen, was het voor Van Kleffens duidelijk: de communisten waren niet te vertrouwen. In zijn memoires schreef hij: ‘moet men aannemen dat Amerika werkelijk niet gelooft dat met de Russen niet de praten valt?’.63 Vanaf maart 1946 ging Van Kleffens voor de VN werken, allereerst als Nederlands Vertegenwoordiger in de Veiligheidsraad. Hij liep ook hier steeds meer tegen een tegenstribbelend Rusland aan. De zaken die de Raad in die tijd behandelde waren alle drie ingesteld door landen die zich benadeeld voelden door communistische staten.64 Volgens Van Kleffens was er uit deze zaken een rode draad van communistisch beleid op te maken valt: Moskou doet alles om de westerse niet-communistische wereld omver te
59
Kersten, Buitenlandse Zaken in ballingschap, 328. Kersten, Buitenlandse Zaken in ballingschap, 330. 61 Plannen E.N. van Kleffens voor na de oorlog (Londen april 1943) NA 2.05.111 inventarisnr. 1279. 62 Munster, Els, Naarden, Bruna, Witte, Toby, Voorzichtig en met mate; de betrekkingen van Nederland met de Sovjet-Unie, 1942-1991 (Amsterdam 1992) 20. 63 Kleffens, van, Belevenissen II, 114. 64 Te weten: het Iraanse geschil en de geschillen aangespannen door Spanje en Griekenland. 60
16
werpen. Een voorbeeld hiervan is het scheppen van zoveel mogelijk onrust.65 Van Kleffens noemde het dan ook ‘hoog tijd dat er iets serieus gedaan werd’, toen in 1948 de Noord Atlantische Verdragsorganisatie werd opgericht.66 De Russen hadden inmiddels hun macht uitgebreid naar Hongarije, Bulgarije, Roemenië en Polen. Het is opvallend dat Van Kleffens nu wel een uitgesproken mening heeft. Dit zou enerzijds zo kunnen zijn omdat hij zijn functie als minister van Buitenlandse Zaken inmiddels had beëindigd en hij dus niet meer diplomatiek hoefde te zijn. Anderzijds waren natuurlijk de omstandigheden veranderd, de Koude Oorlog was al snel begonnen. Maar wat vond hij in dat licht van zijn eigen optreden met het herstel van de betrekkingen? Van Kleffens liet zich hier niet expliciet over uit. Het opmerkelijke is echter dat hij in zijn memoires slechts één alinea wijdde aan het uiteindelijke herstel van de betrekkingen met Rusland: ‘er zou alle aanleiding zijn om het hier in detail te gaan beschrijven, ware het niet dat dit reeds op voortreffelijke wijze heeft plaatsgevonden in een studie door de auteur H.H. Jongbloed.’67 Van Kleffens wilde er dus zelf liever niets over kwijt, maar was het blijkbaar eens met de woorden van Jongbloed. En Jongbloed concludeerde in zijn artikel ondermeer dat Van Kleffens zelf nog heel lang bezwaren had en daarom ook aan de twijfels van de koningin tegemoet kon komen.68
Deze
persoonlijke bezwaren van Van Kleffens - zij het nooit openlijk uitgesproken- zijn ook in dit artikel naar voren gekomen. Concluderend kan daarom worden gesteld dat Van Kleffens, hoewel hij al in 1941 in de ministerraad zei persoonlijk geen problemen te hebben met een eventueel herstel van de betrekkingen met Rusland, zelf lange tijd twijfels heeft gehad over een volledig herstel van de betrekkingen. Pas toen er echt niets anders meer op zat en de ministerraad allang om was, liet hij het beleid van de vorige regeringen varen en stemde hij in.
65
Kleffens, van, Belevenissen II, 126. Kleffens, van, Belevenissen II, 162. 67 Kleffens, van, Belevenissen II, 112. 68 Jongbloed, ‘Nederlands-Sovjetrussische betrekkingen’, 514. 66
17
Literatuurlijst
Hellema, Duco, Zeeman, Bert, Zwan, Bert van der, De Nederlandse Ministers van Buitenlandse Zaken in de twintigste eeuw (Den Haag 1999) Jongbloed, H.H., ‘Nederlands-Sovjetrussische diplomatieke betrekkingen. De moeizame geschiedenis van het akkoord van 10 juli 1942’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden (1980) band 95, 492-515. Kersten, Albert, Buitenlandse Zaken in ballingschap: groei en verandering van een ministerie, 1940-1945 (Alphen aan den Rijn 1981) Knapen, Ben De lange weg naar Moskou (Amsterdam 1984) Kleffens, E.N. van, Belevenissen I; 1894-1940 (Alphen aan den Rijn 1980) Kleffens, E.N. van, Belevenissen II; 1840-1958 (Alphen aan den Rijn 1983) Jong, Louis de, Het Koninkrijk der Nederlanden in den Tweede Wereldoorlog (Den Haag 1979) deel 9 Munster, Els, Naarden, Bruna, Witte, Toby, Voorzichtig en met mate; de betrekkingen van Nederland met de Sovjet-Unie, 1942-1991 (Amsterdam 1992)
Geraadpleegde archieven
Nationaal Archief Archief van E.N. van Kleffens over de jaren 1919-1983, toegangsnummer 2.05.86, inventarisnummer 86 (correspondentie Koningin Wilhelmina) Brief van E.N. van Kleffens aan Koningin Wilhelmina (Londen 5 mei 1942) Brief van E.N. van Kleffens aan Koningin Wilhelmina (Londen 13 mei 1942) Brief van Brief E.N. van Kleffens aan Koningin Wilhelmina (Londen 5 juni 1942) Londen’s archief, toegangsnummer 2.05.80, inventarisnummer 1235 (Diplomatieke betrekkingen Nederland met Rusland 1941-1945) Telegram naar Nederlandse ambassades (Londen 24 juni 1941) Brief G. Bolkestein aan E.N. van Kleffens (Londen 24 november 1941) Briefwisseling P.S. Gerbrandy en E.F.M.J. Michiels Verduynen (Londen 30 december 1941) Telegram E.N. van Kleffens aan E.F.M.J. Michiels Verduynen (Washington 11 februari 1942) Brief E.F.M.J. Michiels Verduynen aan E.N. van Kleffens (Londen 17 februari 1942)1
18
Brief van E.N. van Kleffens aan E.F.M.J. Michiels Verduynen (20 februari 1942)1 Brief van E.N. van Kleffens aan E.F.M.J. Michiels Verduynen (Washington 24 februari 1942) Speech radio oranje (Londen 10 juli 1942) Archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Rusland, toegangsnummer 2.05.111, inventarisnummer 1198 (Nederland na de oorlog) Plannen E.N. van Kleffens (Londen april 1943)
19