XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal K.B. 22 februari 2006 (Art. 2)
van Europa van 17 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied. De uitwisseling geschiedt met het oog op het voorbereiden en het nemen van de gepaste maatregelen ter handhaving van de openbare orde in verband met een voetbalwedstrijd. Zij kan in het bijzonder informatie betreffen over individuele personen die een gevaar vormen of kunnen vormen voor de openbare orde en veiligheid. }1 [4. De informatie wordt uitgewisseld met gebruikmaking van de passende formulieren die zijn opgenomen in het aanhangsel bij het handboek met aanbevelingen voor de internationale politiesamenwerking en maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ongeregeldheden rond voetbalwedstrijden met een internationale dimensie, waarbij ten minste één Lid-Staat is betrokken. Het nationale informatiepunt betreffende voetbal zorgt ervoor dat de informatie die het verstrekt, volledig is en aan deze formulieren beantwoordt.]1 }1. – Lid 4 toegevoegd bij art. 1, 2), b), Besl. 2007/412/JBZ Raad 12 juni 2007, PB. L 155, 15 juni 2007, inwerkingtreding: 16 juni 2007 (art. 3)
Art. 4. Communicatieprocedure tussen de nationale informatiepunten betreffende voetbal 1. De coördinatie van de informatiebehandeling betreffende wedstrijden met een internationale dimensie is in handen van het nationaal informatiepunt betreffende voetbal. Het ziet erop toe dat alle betrokken politiediensten tijdig de noodzakelijke informatie ontvangen. Na verwerking wordt de informatie gebruikt door het nationaal informatiepunt zelf of verzonden naar de belanghebbende instanties en politiediensten. 2. Het nationaal informatiepunt betreffende voetbal van de Lid-Staat die het voetbalevenement organiseert, onderhoudt voor, tijdens en na het gehele kampioen-
schap of de wedstrijd contact met de nationale politiediensten van de betrokken Lid-Staten, eventueel via de door de betrokken Lid-Staten aangewezen en beschikbaar gestelde verbindingsambtenaar. Op deze verbindingsambtenaar kan een beroep worden gedaan op de taakgebieden openbare orde en veiligheid, voetbalgerelateerd geweld en algemene criminaliteit, voorzover er een verband is met een specifieke voetbalwedstrijd of toernooi. 3. De nationale informatiepunten betreffende voetbal onderhouden hun contacten op een zodanige wijze dat het vertrouwelijk karakter van de gegevens wordt gewaarborgd. Voorzover het niet gaat om persoonsgebonden gegevens, worden de uitgewisselde berichten gearchiveerd. Ze kunnen nadien geraadpleegd worden door andere belanghebbende nationale informatiepunten, op voorwaarde dat het nationaal informatiepunt betreffende voetbal dat deze informatie heeft verstrekt, vooraf in de gelegenheid wordt gesteld zich uit te spreken over de afgifte. Art. 5. Talenregeling De communicatie tussen de verschillende nationale informatiepunten betreffende voetbal verloopt in de eigen taal, met een kopie in een gemeenschappelijke werktaal van de betrokken partijen, tenzij dienaangaande andere afspraken tussen de betrokken partijen worden gemaakt. Art. 6. Evaluatie De Raad evalueert de uitvoering van dit besluit binnen twee jaar na de aanneming ervan. Art. 7. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad.
K.B. 22 februari 2006 betreffende de installatie en de werking van bewakingscamera's in de voetbalstadions (B.S., 3 maart 2006) R 1. Zie commentaar bij art. 10 wet 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, B.S., 3 februari 1999, opgenomen in rubriek «XI. Sport en veiligheid, A. Voetbal», infra
Art. 1. De bepalingen van dit besluit zijn niet toepasselijk op de nationale voetbalwedstrijden georganiseerd door een club die niet in eerste of tweede nationale afdeling uitkomt. Art. 2. § 1. Elk stadion gebruikt door een organisator, dient uitgerust te zijn met het aantal camera's, dat toelaat het volledige terrein alsook elk compartiment in detail te observeren, ongeacht de weers- en lichtomstandigheden. § 2. Voor het bepalen van het aantal camera's wordt onder meer rekening gehouden met: – de kwaliteit van de camera's; – de afstand tussen de camera en het te filmen object; – het verlichtingsniveau op de plaats waar dient te worden gefilmd; – de lichtomstandigheden waardoor de stralen dienen te gaan;
– het type camera. § 3. Voor nationale en internationale voetbalwedstrijden georganiseerd door een club uit eerste nationale afdeling of de overkoepelende sportbond, dient het stadion, binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, tevens uitgerust te zijn met het aantal camera's dat toelaat volgende plaatsen in detail te observeren: – de controlepunten die toegang geven tot het stadion voor de toeschouwers van de bezoekende club; – de voor de toeschouwers van de bezoekende club toegankelijke drankgelegenheden; – elke andere plaats binnen het stadion die vastgelegd wordt in de overeenkomst van artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, in het bijzonder deze waar zich in het verleden regelmatig incidenten met toeschouwers hebben voorgedaan.
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
133
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal K.B. 22 februari 2006 (Art. 3)
Art. 3. De camera's moeten een close-up kunnen tot stand brengen die toelaat iedere toeschouwer te identificeren. Voor de camera's gericht op de staan- en zitplaatsen moet deze close-up minimaal mogelijk zijn in het gezicht van de aanwezige toeschouwers op het moment dat zij naar het speelveld kijken. Art. 4. § 1. De camera's moeten voorzien zijn van een systeem dat de beelden automatisch registreert. De installatie moet ondermeer toelaten de vastgelegde beelden onmiddellijk af te drukken. Voor nationale en internationale voetbalwedstrijden georganiseerd door een club uit eerste nationale afdeling of de overkoepelende sportbond, gebeurt de registratie digitaal, en dit uiterlijk binnen de twaalf maanden na de inwerkintreding van dit besluit. Voor nationale en internationale voetbalwedstrijden georganiseerd door een club uit eerste nationale afdeling of de overkoepelende sportbond, moet het mogelijk zijn om van minstens twee camera's tegelijkertijd beelden te registreren, en dit uiterlijk binnen de twaalf maanden na de inwerkintreding van dit besluit. Het moet in elk geval mogelijk zijn om tegelijkertijd beelden te registreren van zowel de toeschouwers van de thuisclub als de bezoekende club. § 2. De kwaliteit van de afdruk dient derwijze te zijn dat identificatie van personen mogelijk is. § 3. Teneinde de kwaliteit van de identificatie en de beelden te vrijwaren, moeten de camera's zodanig zijn afgesteld dat een cijfer of letter van 20 centimeter grootte en twee centimeter dikte, geplaatst op een hoogte van 80 centimeter boven elke zitplaats en op een hoogte van 1,70 meter boven elke staanplaats of plaats buiten de tribunes, perfect leesbaar is op de monitoren en op de afdruk van de beelden, en dit ongeacht de weers- en lichtomstandigheden. Art. 5. Het camerasysteem wordt gericht vanuit het commandolokaal van het stadion. De handleiding met de gebruiksinstructies van de camera-installatie moet steeds in het commandolokaal ter beschikking zijn. Onder «commandolokaal» dient te worden begrepen het lokaal genoemd in punt 5.5. van bijlage I bij het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen. Art. 6. De camera's en het registratiesysteem worden in werking gesteld naar aanleiding van elke wedstrijd, vanaf de openstelling van het stadion en gedurende de ganse periode tijdens welke het stadion toegankelijk is voor toeschouwers. Art. 7. De camera-installatie en haar onderdelen worden in goede staat van werking behouden. Elk mankement, hoe minimaal ook, wordt zo spoedig mogelijk verholpen. De organisator van nationale en internationale voetbalwedstrijden, uitkomend in de eerste nationale afdeling, sluit voor deze installatie en haar onderdelen een onderhoudscontract met een gespecialiseerde firma. De installatie en haar onderdelen dienen zo spoedig mogelijk, en dit ten laatste voor de volgende wedstrijd, te worden gereinigd indien niet wordt voldaan aan hetgeen bepaald in de artikelen 2, 3 en 4 van dit besluit.
134
Jaarlijks voor het einde van de maand augustus wordt de installatie en haar onderdelen aan een grondige controle onderworpen door een onderhoudsfirma. Deze levert een attest af waaruit blijkt dat de installatie en haar onderdelen voldoet aan de door dit besluit gestelde voorwaarden. Een afschrift van dit attest wordt uiterlijk 1 maand na de controle toegezonden aan de Voetbalcel van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid en aan de burgemeester. In het commandolokaal is een onderhouds- en logboekje voorhanden, waarin een overzicht wordt opgenomen van: – de data van onderhoud en controle, de uitgevoerde herstellingen en de opmerkingen hieromtrent; – elk probleem, incident of elke vaststelling die zich in verband met de camera's en de daarbij horende apparatuur heeft voorgedaan. Ook indien er zich naar aanleiding van een wedstrijd geen probleem heeft voorgedaan met de camera's en de daarbij horende apparatuur wordt dit in dit boekje vermeld. Na elke wedstrijd wordt dit boekje getekend door de veiligheidsverantwoordelijke, met vermelding van de datum. Dit boekje wordt bijgehouden door de organisator. De ambtenaren en agenten belast met de controle op de naleving van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden hebben toegang tot dit boekje. Art. 8. De camera's worden bediend door één of meerdere door de organisator schriftelijk aangeduide personen. Het aantal personen dat de camera's bedient wordt opgenomen in de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. De toeschouwers van de thuisclub en de bezoekende club worden tezelfder tijd geobserveerd met de camera's. Art. 9. De personen aangeduid overeenkomstig artikel 8 van dit besluit, dienen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit een opleiding van 6 uur te volgen, verstrekt door of via de overkoepelende sportbond in samenwerking met de firma die de camera's heeft geleverd en in aanwezigheid van de veiligheidsverantwoordelijke en van de politieambtenaar belast met het dossier voetbal. Het programma van deze opleiding wordt voorafgaandelijk erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze opleiding heeft betrekking op theoretische, praktische en functionele kennis van de camera-installatie en haar onderdelen. Bij een vernieuwing van het camerasysteem wordt voorzien in een bijscholing van 2 uur, verstrekt door of via de overkoepelende sportbond in samenwerking met de firma die de camera's heeft geleverd en in aanwezigheid van de veiligheidsverantwoordelijke en van de politieambtenaar belast met het dossier voetbal. Deze bijscholing heeft betrekking op de nieuwe elementen van de camera-installatie en haar onderdelen. Deze opleiding en bijscholing worden gevolgd door de veiligheidsverantwoordelijke en de politieambtenaar belast met het dossier voetbal, alsmede door minstens 3 personen schriftelijk aangeduid door de organisatoren van eerste nationale afdeling en de overkoepelende
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal K.B. 20 juli 2005 (Art. 1)
sportbond. Deze opleiding en bijscholing worden gevolgd door de veiligheidsverantwoordelijke en de politieambtenaar belast met het dossier voetbal, alsmede door minstens 2 personen schriftelijk aangeduid door de organisatoren van tweede nationale afdeling. De overkoepelende sportbond maakt jaarlijks aan de Voetbalcel van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid een geactualiseerd overzicht over van de personen die deze opleiding of bijscholing hebben gevolgd, alsmede van de data waarop deze opleiding of bijscholing heeft plaatsgevonden, en dit per organisator. Art. 10. Het aantal camera's noodzakelijk voor de effectieve uitvoering van dit besluit en de plaats waar alle camera's dienen te worden geplaatst, worden bepaald in de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. Art. 11. De organisator handelt als verantwoordelijke voor de verwerking van de beelden, geregistreerd krachtens artikel 4 van dit besluit, en houdt die beelden gedurende een periode van zes maanden bij, behoudens inbeslagname van de beelden in toepassing van artikel 35 van het Wetboek van strafvordering. Deze verwerking heeft tot doel de feiten, gesanctioneerd door de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, de misdrijven en de inbreuken op het reglement van inwendige orde uitgevaardigd door de organisator, te voorkomen en op te sporen, en hun sanctie mogelijk te maken door de identificatie van de daders. De organisator brengt aan de ingang van het stadion op een duidelijke en zichtbare wijze het reglement van inwendige orde aan, in hetwelk hij de informatie vermeldt opgesomd in artikel 9 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer
ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, gewijzigd door de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens.
Art. 12. Indien de organisator van de voetbalwedstrijd een club is die promoveert van de tweede nationale afdeling naar de eerste nationale afdeling, moet deze club slechts vanaf 1 oktober volgend op de promotie voldoen aan de verplichtingen bepaald in artikel 2, § 3, artikel 4, § 1, derde en vierde lid, artikel 7, derde lid en artikel 9, tweede en derde lid, van dit besluit. Indien de organisator van de voetbalwedstrijd een club is die promoveert van de derde nationale afdeling naar de tweede nationale afdeling, moet deze club slechts vanaf 1 oktober volgend op de promotie, voldoen aan de verplichtingen bepaald in dit besluit.
Art. 13. De krachtens dit besluit verplicht op te nemen bepalingen in de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, worden in de eerste af te sluiten overeenkomst na de inwerkingtreding van dit besluit gevoegd.
Art. 14. Het koninklijk besluit van 12 september 1999 betreffende de installatie en de werking van bewakingscamera's in de voetbalstadions, wordt opgeheven. {1 S 1. – Heft K.B. 12 september 1999 Voetbalstadions, bewakingscamera's, op
Art. 15. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 16. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
K.B. 20 juli 2005 houdende de regels voor het ticketbeheer ter gelegenheid van voetbalwedstrijden (B.S., 4 augustus 2005) R 1. Zie commentaar bij art. 10 wet 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, B.S., 3 februari 1999, opgenomen in rubriek «XI. Sport en veiligheid, A. Voetbal», infra
HOOFDSTUK I
DEFINITIES Art. 1. Voor de toepassing van dit besluit, en behoudens andersluidende bepaling, wordt verstaan onder: 1° «de wet»: de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, gewijzigd bij d e w e t va n 1 0 ma ar t 2 0 0 3 e n b ij d e w e t v an 27 december 2004; 2° «toegangsbewijs»: de titel welke de houder in staat stelt slechts één enkele voetbalwedstrijd bij te wonen; 3° «abonnement»: de titel welke de houder in staat stelt meerdere voetbalwedstrijden bij te wonen; 4° «distributeur (van toegangsbewijzen of abonnementen)»: de organisator zelf of de commerciële partner, het gedecentraliseerde punt erkend door de organi-
sator of elke natuurlijke of rechtspersoon door de organisator gemachtigd tot het verkopen of wegschenken van toegangsbewijzen of abonnementen; 5° «houder (van een toegangsbewijs of een abonnement)»: de natuurlijke persoon aan wie een toegangsbewijs of een abonnement werd toegewezen teneinde zelf een voetbalwedstrijd bij te wonen; 6° «rivaliserende supporters»: de supportersgroepen van de aan die wedstrijd deelnemende ploegen; 7° «voorverkoop»: elke verkoop van toegangsbewijzen in de periode die de drie uur voor de wedstrijd voorafgaat;
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
135
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal K.B. 20 juli 2005 (Art. 2)
8° «supportersclub»: elke officiële of officieuze vereniging van supporters; 9° «document ter identificatie»: officieel document afgegeven door een publieke overheid, waarmee een na-
tuurlijke persoon die zich een toegangsbewijs of een abonnement wenst aan te schaffen, zijn identiteit bewijst aan de distributeur.
HOOFDSTUK II
AANMAKEN VAN TOEGANGSBEWIJZEN EN ABONNEMENTEN Art. 2. Een toegangsbewijs dient voldoende kwalitatieve waarborgen te bieden, waaronder in elk geval worden begrepen: 1° het bieden van een, in functie van de stand van de techniek, voldoende garantie tegen namaak of vervalsing; 2° het bevatten van de in artikel 4 van dit besluit voorgeschreven gegevens. Art. 3. Een abonnement dient voldoende kwalitatieve waarborgen te bieden, waaronder in elk geval worden begrepen: 1° het bieden van een, in functie van de stand van de techniek, voldoende garantie tegen namaak of vervalsing; 2° het bevatten van de in artikel 5 van dit besluit voorgeschreven gegevens. Art. 4. Op het toegangsbewijs dienen volgende gegevens te worden opgenomen: 1° de identificatie van de wedstrijd; 2° de voorwaarden van toegang tot het stadion door een verwijzing naar het reglement van inwendige orde; 3° een grondplan van het stadion; 4° een aanduiding van de toegekende zitplaats in de zittribunes; 5° voor de compartimenten met staanplaatsen een nummer van 1 tot X, met X zijnde het getal overeenkomstig de maximum toegelaten capaciteit van het compartiment; 6° de naam van de organisator en de naam van de distributeur; 7° v oor de ticke ts ve rd ee ld ove ree nk omstig artikel 11, § 2, van dit besluit, een uniek kenmerk per toegangsbewijs, zodat overeenkomstig artikel 12 van
dit besluit kan worden achterhaald aan wie het ticket werd toebedeeld; 8° de naam van de supportersclub, ingeval van artikel 11, § 2, tweede lid; 9° de vermelding dat de koper of verkrijger en elke overdrager van het toegangsbewijs hoofdelijk en ondeelbaar aansprakelijk is met de uiteindelijke houder ervan voor elke schade veroorzaakt door deze laatste in het stadion; 10° de vermelding van de categorie van personen aan wie één of meerdere toegangsbewijzen werden toebedeeld, voor alle toegangsbewijzen die door de organisator niet in vrije verkoop voor alle toeschouwers worden aangeboden.
Art. 5. Op het abonnement dienen volgende gegevens te worden opgenomen: 1° de geldigheidsduur van het abonnement; 2° de gegevens zoals vermeld in artikel 4, 2° tot en met 6°, van dit besluit; 3° de naam en voorna(a)m(en) van de natuurlijk persoon aan wie het abonnement als houder werd toegewezen; 4° de vermelding dat de koper of verkrijger en elke overdrager van het abonnement hoofdelijk en ondeelbaar aansprakelijk is met de uiteindelijke houder ervan voor elke schade veroorzaakt door deze laatste in het stadion; 5° de vermelding van de categorie van personen aan wie één of meerdere abonnementen werden toebedeeld, voor alle abonnementen die door de organisator niet in vrije verkoop voor alle toeschouwers worden aangeboden.
HOOFDSTUK III
DISTRIBUTIE VAN TOEGANGSBEWIJZEN EN ABONNEMENTEN Art. 6. Het aantal voor een wedstrijd ter beschikking gestelde toegangsbewijzen mag de veiligheidscapaciteit, beschouwd in totaal of per compartiment, vastgelegd in de krachtens artikel 5 van de wet gesloten overeenkomsten, niet overschrijden. Ten aanzien van dit aantal wordt rekening gehouden met de reeds ter beschikking gestelde abonnementen en met alle andere machtigingen van de organisator tot toegang tot de tribunes. Voor het bepalen van de veiligheidscapaciteit per compartiment wordt rekening gehouden met de totale nuttige breedte van de evacuatiewegen van dit compartiment, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 november 2002.
136
Art. 7. De organisator neemt volgende maatregelen om een optimale distributie van de toegangsbewijzen en de abonnementen onder de toeschouwers te verzekeren: 1° elke distributie, hetzij als verkoop, hetzij als kosteloze verstrekking, van toegangsbewijzen en abonnementen registreren teneinde te voorkomen dat twee of meer toegangsbewijzen of abonnementen voor éénzelfde plaats in het stadion worden verdeeld; 2° het nemen van alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen bij het toekennen van plaatsen aan toeschouwers teneinde de rivaliserende supporters te scheiden, coherent met de infrastructuur van het stadion en met de bestaande afscheidingen in de tribunes; 3° het nemen van alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen teneinde geen toegangsbewijzen en abonne-
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal K.B. 20 juli 2005 (Art. 12)
menten ter beschikking te stellen aan personen aan wie een stadionverbod werd opgelegd; 4° het intrekken van het abonnement van personen aan wie een stadionverbod werd opgelegd.
Art. 8. § 1. Indien de organisator een derde machtigt toegangsbewijzen of abonnementen te distribueren, is hij verantwoordelijk voor de naleving van dit besluit door deze distributeur. De organisator sluit met de distributeur die hij wenst te accrediteren voor de distributie een overeenkomst waarin de voorwaarden opgenomen worden waaraan de distributie dient te voldoen, en waarbij minstens de verplichtingen opgenomen in de wet en dit besluit worden gerespecteerd. De veiligheidsverantwoordelijke bedoeld in artikel 6 van de wet dient deze overeenkomst in elk geval mede te ondertekenen. § 2. Voor wat betreft de voorverkoop voor nationale voetbalwedstrijden, worden de toegangsbewijzen voor de bezoekende supporters toegekend aan de bezoekende club, die deze toegangsbewijzen onder de eigen supporters dient te verdelen. Indien voor een bepaalde wedstrijd minder toegangsbewijzen in aanbod zijn in vergelijking met de vraag naar toegangsbewijzen, maakt de bezoekende club voor de verdeling van de toegangsbewijzen onder de eigen supporters gebruik van een getrouwheidssysteem. Dit getrouwheidssysteem, uitgewerkt door de bezoekende club, legt op zijn minst op dat de toegangsbewijzen prioritair worden verdeeld onder de supporters en supportersclubs waarmee in het verleden geen problemen inzake verstoringen van de openbare orde of sanctioneerbare of strafbare feiten naar aanleiding van voetbalwedstrijden werden vastgesteld. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een tussen de voetbalclub en de supportersclubs afgesloten en door beide partijen ondertekend supporterscharter, waarin onder meer een gedragscode wordt afgesproken waaraan de supporters en supportersclubs zich dienen te houden. Voor wat betreft nationale voetbalwedstrijden in de zin van de wet, is voor het toepassen van deze paragraaf de bezoekende club de organisator. Art. 9. Vanaf het ter beschikking stellen van de toegangsbewijzen en de abonnementen of, in voorkomend geval, vanaf de mogelijkheid tot bestelling, dient de organisator het publiek duidelijk en in ruime mate te informeren aangaande de verkoopsvoorwaarden en -termijnen. In voorkomend geval, dient de organisator via de media en, in voorkomend geval, via de eigen website, bekend te maken dat een volledige bezetting van het stadion is bereikt. Deze bekendmaking dient eveneens te gebeuren indien enkel het compartiment of de compartimenten voor één van de deelnemende ploegen een volledige bezetting heeft bereikt. Art. 10. De abonnementen worden ter beschikking gesteld op het centrale secretariaat van de organisator of op enig ander gedecentraliseerd punt erkend door de organisator en waar een controle van de lijst met stadionverboden mogelijk is. Onverminderd artikel 7, 3°, van dit besluit, en met uitzondering van hetgeen voorzien is in artikel 11, § 4,
van dit besluit, kent de organisator een abonnement toe aan een persoon die zich identificeert aan de hand van een document ter identificatie. In afwijking van het tweede lid kan de organisator beslissen om aan een persoon die zich identificeert meerdere abonnementen toe te kennen voorzover de personen voor wie ze bestemd zijn, geïdentificeerd zijn aan de hand van een document ter identificatie. In voorkomend geval vermeldt de organisator op het abonnement de naam en voorna(a)men van de persoon aan wie het abonnement zal worden toegewezen, en registreert de organisator tevens de naam en voorna(a)men van de persoon die dit abonnement of deze abonnementen heeft aangevraagd. Art. 11. § 1. De toegangsbewijzen worden ter beschikking gesteld op het centrale secretariaat van de organisator, in enig ander gedecentraliseerd punt erkend door de organisator, aan de loketten van het stadion of via de commerciële partners van de organisator. § 2. Op het centrale secretariaat van de organisator of bij de door de organisator erkende gedecentraliseerde punten kunnen in voorverkoop, door een persoon die zich identificeert aan de hand van een document ter identificatie, maximum vijftig toegangsbewijzen verkregen worden. Indien deze toegangsbewijzen bestemd zijn om te worden verdeeld onder leden van een supportersclub, dan wordt ook de naam van deze supportersclub meegedeeld. Zonder identificatie kunnen in voorverkoop geen toegangsbewijzen verkregen worden. § 3. Aan de loketten van het stadion in de drie uren die de wedstrijd voorafgaan, kunnen zonder identificatie per persoon maximum vier toegangsbewijzen verkregen worden. De verdeling van toegangsbewijzen aan de loketten dient zo vloeiend mogelijk te gebeuren. § 4. Wanneer toegangsbewijzen of abonnementen ter beschikking gesteld worden aan een commerciële partner van de organisator, deelt deze, ten laatste één week voor de wedstrijd, of bij de bekendmaking van de wedstrijd indien deze bekendmaking gebeurt minder dan een week voor deze wedstrijd, de manier waarop hij de toegangsbewijzen of abonnementen zal toewijzen of toegewezen heeft mee aan de organisator. Art. 12. De organisator dient permanent een overzicht te kunnen overleggen van alle verspreide toegangsbewijzen en abonnementen. Dit overzicht omvat minstens het aantal verspreide toegangsbewijzen en abonnementen per compartiment, alsmede de wijze waarop deze werden verspreid en via welke distributeur. Voor wat betreft de verspreide abonnementen omvat het overzicht eveneens de naam, voorna(a)men en geboortedatum van personen aan wie een abonnement werd toegewezen en de plaats in het stadion, alsmede, in het geval van artikel 10, derde lid, gekoppeld hieraan, de naam, voorna(a)men en geboortedatum van personen die het desbetreffend abonnement hebben aangevraagd, en de plaats in het stadion. Voor wat betreft de verspreide toegangsbewijzen omvat het overzicht eveneens de naam, voorna(a)men en geboortedatum van personen aan wie toegangsbewijzen werden toegewezen overeenkomstig artikel 11,
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
137
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal K.B. 20 juli 2005 (Art. 13)
§ 2, eerste lid, alsook het in artikel 4, 7°, van dit besluit bedoelde unieke kenmerk en de plaats in het stadion. Ingeval van artikel 11, § 2, tweede lid, wordt tevens de naam van de supportersclub vermeld. Het overzicht omvat eveneens voor welke plaatsen er buiten de vrije verkoop toegangsbewijzen werden ter beschikking gesteld.
Art. 13. De veiligheidsverantwoordelijke en de ambtenaren of agenten belast met de controle op de toepassing van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten hebben te allen tijde toegang tot de door de organisator krachtens dit besluit verzamelde gegevens.
HOOFDSTUK IV
TOEGANGSCONTROLE Art. 14. Een toegangscontrole dient zodanig georganiseerd te zijn dat: 1° een controle van het toegangsbewijs of abonnement effectief en efficiënt mogelijk is; 2° de toegang tot het stadion zo vloeiend mogelijk is; 3° het toegangsbewijs of abonnement slechts een eenmalige toegang tot de desbetreffende wedstrijd geeft; 4° op elk moment per compartiment bekend is hoeveel personen er zich bevinden. Art. 15. De organisator kan voor de toegangscontrole beroep doen op de bijstand van politieambtenaren. In dit geval worden de artikelen 90 en 115, § 4, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, toegepast.
In overleg met de burgemeester en de organisator bepaalt de chef van de politiedienst, belast met de ordehandhaving in het stadion, het aantal politieambtenaren waarop de organisator overeenkomstig het eerste lid beroep dient te doen naargelang onder andere de aard van de wedstrijd, het aantal en de aard van de supporters en het aantal toegangen tot het stadion. Art. 16. Het koninklijk besluit van 3 juni 1999 houdende de regels voor het ticketbeheer ter gelegenheid van voetbalwedstrijden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 november 2001, wordt opgeheven. {1 S 1. – Heft K.B. 3 juni 1999 Voetbalwedstrijden, ticketbeheer, op
Art. 17. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 18. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
K.B. 7 december 1999 houdende }1[de]1 oprichting van een bestand van stadionverboden (B.S., 22 december 1999) }1. Opschrift gewijzigd bij art. 1 K.B. 5 november 2002, B.S., 14 november 2002, inwerkingtreding: 1 november 2002 (art. 3) R 2. Zie commentaar bij art. 45 wet 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, B.S., 3 februari 1999, opgenomen in rubriek «XI. Sport en veiligheid, A. Voetbal», infra
Art. 1. § 1. Teneinde het respect van de uitsluitingen voorzien in de artikelen 24, 41 en 44 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, te verzekeren, wordt een bestand van fysieke personen, aan wie een stadionverbod werd opgelegd, opgericht bij de }1[Algemene Directie Veiligheidsen preventiebeleid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken]1. De procureur des Konings deelt }2[aan de Directeurgeneraal van de Algemene Directie Veiligheids- en preventiebeleid, aan de ambtenaar of agent met een graad van minstens rang 13 of aan de mandaathouder N-2 die de Directeur-generaal vervangen, of aan elke ambtenaar of agent van de Algemene Directie Veiligheids- en preventiebeleid met een graad van minstens rang 10]2, aangesteld bij de binnen deze administratie bestaande voetbalcel, de naam, voorna(a)m(en), geboortedatum en plaats en de woon- of verblijfplaats mee van de persoon ten aanzien van wie een gerechtelijk stadionverbod of een stadionverbod als beveiligingsmaatregel werd uitgesproken, evenals de aanduiding van de overheid die het uitgesproken heeft, de begin- en einddatum van het verbod en, in voorkomend geval, de opgelegde aanmeldingsplicht.
138
§ 2. Volgende gegevens worden in het bestand van stadionverboden vermeld: 1° de naam, voorna(a)m(en), geboortedatum en plaats en de woon- of verblijfplaats van de persoon die het voorwerp uitmaakt van het stadionverbod; 2° de aard van het stadionverbod en de aanduiding van de overheid die het uitgesproken heeft; 3° de duur van het opgelegde stadionverbod, met vermelding van begin- en einddatum ervan; 4° de gebeurlijk door de rechter of door de procureur des Konings opgelegde aanmeldingsplicht. § 3. De politieambtenaren met de hoedanigheid van officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie, de ambtenaar bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, de procureur des Konings, de Nationaal Magistraten en de onderzoeksrechter hebben toegang tot het bestand van stadionverboden. § 4. De persoonsgegevens die in dit bestand zijn opgenomen, worden gewist vijf jaar na het laatste stadionverbod toegepast op de persoon die ervan het voorwerp uitmaakt. }1. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 2, 1°, K.B. 5 november 2002, B.S., 14 november 2002, inwerkingtreding: 1 november 2002 (art. 3)
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal Wet 21 december 1998 }2. – § 1, lid 2, gewijzigd bij art. 2, 2°, K.B. 5 november 2002, B.S., 14 november 2002, inwerkingtreding: 1 november 2002 (art. 3)
Art. 2. Overeenkomstig artikel 45, tweede lid, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden en teneinde hen toe te laten de politiek van stadionverboden toe te passen kan de bewerker van het bestand aan de overkoepelende sportbond of aan de organisator de naam, de voorna(a)m(en), de geboortedatum en -plaats en de woon- of verblijfplaats meedelen van de persoon die het voorwerp uitmaakt
van het stadionverbod, alsook de duur van het stadionverbod met vermelding van begin- en einddatum ervan. De overkoepelende sportbond of de organisator wissen deze gegevens uit hun bestand van zodra de termijn van het stadionverbod beëindigd is. Art. 3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
K.B. 30 juni 1999 houdende oprichting van een bestand van administratieve sancties welke zijn opgelegd ter uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (B.S., 19 augustus 1999, err., B.S., 30 september 1999) R 1. Zie commentaar bij art. 26 wet 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, B.S., 3 februari 1999, opgenomen in rubriek «XI. Sport en veiligheid, A. Voetbal», infra
Art. 1. Een bestand van natuurlijke of rechtspersonen, aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, wordt opgericht bij de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Art. 2. § 1. Het bestand bevat alle administratieve sancties opgelegd door de ambtenaar bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, de in artikel 29, vierde lid, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden bedoelde termijnen, en de beveiligingsmaatregelen die de ambtenaar bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden heeft bevestigd. In het bestand worden eveneens opgenomen de naam, de voornaam of voornamen, de woon- of verblijfplaats, de geboortedatum en de geboorteplaats van de natuurlijke personen, alsook de naam en de hoofdzetel van de rechtspersonen, aan wie een administratieve sanctie wordt opgelegd. § 2. De gegevens die in deze bestanden zijn opgenomen, worden gewist vijf jaar na de laatste sanctie toegepast op de persoon die het voorwerp uitmaakt van de administratieve sanctie.
De politieambtenaren met de hoedanigheid van officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie, de procureurs des Konings, de nationaal magistraten, de onderzoeksrechters en de ambtenaren bedoeld in de artikelen 25 e n 26, ee rste lid, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden hebben toegang tot het bestand van administratieve sancties.
Art. 3. Iedere natuurlijke persoon die in het bestand van administratieve sancties opgenomen wordt, wordt hierover onmiddellijk ingelicht op het ogenblik dat men hem de beslissing dat hem een dergelijke sanctie op grond van artikel 24 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden wordt opgelegd, meedeelt of op het ogenblik dat men hem de bevestiging van een stadionverbod als beveiligingsmaatrege l o p grond v an artike l 44 van d e we t v an 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, meedeelt. Art. 4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 5. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Wet 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (B.S., 3 februari 1999)
STEPHANIE VERHELST Deze wet vindt haar ontstaansreden in twee belangrijke gebeurtenissen. Enerzijds was er het Heizeldrama waarbij 39 mensen om het leven kwamen en waarbij het duidelijk werd dat er meer aandacht nodig was voor stadioninfrastructuur en alles wat daarbij komt kijken. Anderzijds waren er de voorbereidingen voor het organiseren van het Europees kampioenschap door België en Nederland in 2000 die duidelijk maakten dat er ook regels nodig waren met betrekking tot het gedrag van wie zich in een stadion bevindt en waardoor alles in een stroomversnelling kwam (X., “Inleiding” in X. (ed.), Handboek Politiediensten. Voetbalveiligheid, Mechelen, Kluwer, 2008, (1) 1 en 3). Het resultaat van de werkzaamheden die naar aanleiding van deze gebeurtenissen zijn opgestart, is de Wet van 21 december 1998 die hier wordt besproken. Deze wet vormt het basisinstrument
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
139
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal Wet 21 december 1998 (Art. 1)
voor alles wat te maken heeft met de veiligheid bij voetbalwedstrijden. Waar nodig is de wet verder geconcretiseerd in uitvoeringsbesluiten en omzendbrieven. Ook deze teksten zijn opgenomen in deze bundel.
Art. 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
TITEL I
DEFINITIES Art. 2. Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder: 1° voetbalwedstrijd: de variant van het voetbalspel die met twee ploegen van elf spelers op een grasveld of op een veld in synthetisch materiaal wordt gespeeld, met uitzondering van de wedstrijden van een damescategorie of een bepaalde leeftijdscategorie; 2° nationale voetbalwedstrijd: de voetbalwedstrijd gedefinieerd in het 1° waaraan ten minste één club uit een van de hoogste twee nationale afdelingen deelneemt; 3° internationale voetbalwedstrijd: de voetbalwedstrijd gedefinieerd in het 1° waaraan ten minste één niet-Belgische ploeg deelneemt en die deelneemt aan een buitenlands kampioenschap of representatief is voor een vreemde natie; 4° organisator: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een nationale voetbalwedstrijd of een internationale voetbalwedstrijd geheel of ten dele organiseert of laat organiseren, op eigen initiatief of op initiatief van een derde; 5° }1[steward: een natuurlijke persoon, aangeworven door de organisator krachtens artikel 7, om de toeschouwers te ontvangen en te begeleiden bij een nationale voetbalwedstrijd, een internationale voetbalwedstrijd of bij elk voetbalevenement zoals gedefinieerd in 10° ten einde het goede verloop van de wedstrijd of van het voetbalevenement met het oog op de veiligheid van de toeschouwers te waarborgen;]1 6° speelveld: de afgebakende ruimte waarop de deelnemers zich bewegen gedurende een voetbalwedstrijd;
7° stadion: elke plaats waar een voetbalwedstrijd gespeeld wordt, voor zover het speelveld grenst aan ten minste een tribune; deze plaats wordt afgebakend door een buitenomheining die de perimeter ervan definieert; 8° tribune: plaats, grenzend aan het speelveld, bestemd om zittende of staande toeschouwers te ontvangen, en die oplopende rijen of een of meer onbeweegbare elementen omvat; }2[9° perimeter: ruimte aansluitend bij de buitenomheining van het stadion waarvan de geografische grenzen vastgesteld worden door de Koning, na raadpleging van de betrokken burgemeester, politiediensten en organisator; deze ruimte mag een straal van 5.000 meter vanaf de buitenomheining van het stadion niet overschrijden;]2 }3 [10° voetbalevenement: elke wedstrijd of training op gras, synthetische ondergrond of in zaal waaraan voetbalspelers deelnemen;]3 }4[11° veiligheidscapaciteit: capaciteit zoals overeengekomen tussen de betrokken partijen in de overeenkomst bedoeld in artikel 5 of opgelegd krachtens de veiligheidsnormen.]4 }1. – 5° vervangen bij art. 11, 1°, wet (IV) 25 april 2007, B.S., 8 mei 2007, err., B.S., 8 oktober 2007, van toepassing op feiten gepleegd vanaf 18 mei 2007 (art. 52) }2. – 9° toegevoegd bij art. 2 wet 10 maart 2003, B.S., 31 maart 2003 }3. – 10° toegevoegd bij art. 11, 2°, wet (IV) 25 april 2007, B.S., 8 mei 2007, err., B.S., 8 oktober 2007, van toepassing op feiten gepleegd vanaf 18 mei 2007 (art. 52) }4. – 11° toegevoegd bij art. 11, 2°, wet (IV) 25 april 2007, B.S., 8 mei 2007, err., B.S., 8 oktober 2007, van toepassing op feiten gepleegd vanaf 18 mei 2007 (art. 52)
STEPHANIE VERHELST Op het eerste gezicht lijken deze definities helder. Toch kunnen er enkele vragen worden gesteld. Zo is het bijzonder dat de wedstrijden van een damescategorie niet onder de definitie van voetbalwedstrijd vallen zoals in deze wet wordt bedoeld. Daarnaast wordt er geen onderscheid gemaakt tussen wedstrijden met ‘inzet’ en vriendschappelijke wedstrijden. Hieruit kan worden afgeleid dat de bepalingen van de voetbalwet (en de daarbij horende uitvoeringsbesluiten) op alle soorten wedstrijden zoals in dit artikel gedefinieerd, van toepassing zijn, dus ook bekerwedstrijden en vriendschappelijke wedstrijden (Omz. OOP 33 betreffende de na te leven verplichtingen in geval van organisatie van een vriendschappelijke voetbalwedstrijd; N. DE PAUW, “Samenwerking en overleg, de sleutels tot succes”, Orde dag 2004, afl. 27, (31) 33). Om te bepalen of men valt onder de categorie nationale/internationale wedstrijd is het dan weer niet van belang wie de wedstrijd organiseert, maar wel wie aan de wedstrijd deelneemt (G. GEUDENS en S. VANDROMME, “Mogelijke procedures en sancties voor organisatoren van voetbalwedstrijden” in X. (ed.), Handboek Politiediensten. Voetbalveiligheid, Mechelen, Kluwer, 2008, (1) 5). Ook bij de invulling van het begrip organisator kunnen vragen worden gesteld. In de praktijk is het soms niet duidelijk wie hieronder dient te worden verstaan: de stadioneigenaar, de club, de voetbalbond,… (J. QUATAERT, “Voetbal” in X. (ed.), Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Brussel, Kluwer, 2008, (1) 2)? Wel heeft men er bewust voor gekozen om de definitie van organisator zo ruim mogelijk in te vullen, zodat ook het eenmalig organiseren van een voetbalwedstrijd volstaat om onder het toepassingsgebied te vallen (G. GEUDENS en S. VANDROMME, o.c., (1) 3).
140
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal Wet 21 december 1998 (Art. 4)
Op de definitie van steward die wordt gegeven kan weinig worden aangemerkt. Uitgebreidere voorwaarden met betrekking tot de indienstneming van stewards, zijn terug te vinden in het KB van 25 mei 1999 (KB 25 mei 1999 tot bepaling van de voorwaarden voor de indienstneming van voetbalstewards, BS 16 juni 1999). Uit de gegeven definitie van het begrip stadion kan worden afgeleid dat dit minstens de volgende elementen omvat: het speelveld (met aansluitende zones) en de tribunes (met aansluitende zones) (G. GEUDENS en S. VANDROMME, o.c., (1) 6). Het begrip buitenomheining, waarvan sprake in de definitie van het concept stadion, kan als volgt worden omschreven: de fysieke hindernis die de buitengrens vormt van het stadion ten opzichte van zijn omgeving (art. 1, 4° KB 2 juni 1999 houdende de in voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen, BS 10 juli 1999). De definitie van het begrip perimeter in punt 9 dient te worden aangevuld met een verdere specificatie, namelijk de lijst met perimeters die werd opgesteld. Met de invoering van dit begrip perimeter, evenals met de term voetbalevenement (waarin de voetbalwedstrijd zelf vervat is, maar men ook ruimer trainingen mee bedoelt, alsook voetbalactiviteiten in de zaal), is het toepassingsgebied van de wet steeds uitgebreid (G. GEUDENS, “Wetgever zet voetbalgeweld buitenspel”, Juristenkrant 2007, afl. 155, (8) 8; G. GEUDENS, “De Voetbalwet. Een stand van zaken na de wijzigingswet van 10 maart 2003”, NJW 2003, afl. 53, (1354) 1358).
TITEL II
VERPLICHTINGEN VAN DE ORGANISATOREN EN VAN DE OVERKOEPELENDE SPORTBOND HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN Art. 3. Onverminderd de door of krachtens de wet nader bepaalde maatregelen te treffen door de organisator van een voetbalwedstrijd en onverminderd de door de bevoegde overheden genomen maatregelen, rust op de organisator van elke voetbalwedstrijd de verplichting om alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om schade aan personen en goederen te voorkomen, daaronder begrepen alle praktische maatrege-
len tot voorkoming van wangedrag door de toeschouwers. Om de draagwijdte van deze verplichting te bepalen wordt onder meer rekening gehouden met overeenkomsten die aangegaan worden tussen de organisator enerzijds en de hulpdiensten en de bestuurlijke en politiële overheden of diensten anderzijds.
STEPHANIE VERHELST In dit artikel wordt aan organisatoren de verplichting opgelegd om alle noodzakelijke maatregelen te nemen die schade aan personen en goederen kunnen voorkomen. Het betreft hier voorzorgsmaatregelen die zowel betrekking hebben op de actieve als op de passieve veiligheid (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, “Verplichtingen voor de organisatoren van een voetbalwedstrijd” in X. (ed.), Handboek Politiediensten. Voetbalveiligheid, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 56). Meer specifiek is men verplicht om alle maatregelen te nemen die onbehoorlijk gedrag van de toeschouwers zouden kunnen tegengaan. De plicht om deze voorzorgsmaatregelen te nemen is een middelenverbintenis. Er is dus geen sprake van de invoering van een objectieve aansprakelijkheid (MvT bij het wetsontwerp betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1572/1, 3; G. GEUDENS, “De Voetbalwet. Een stand van zaken na de wijzigingswet van 10 maart 2003”, NJW 2003, afl. 53, (1354) 1355). Het is logisch dat overeenkomsten die worden afgesloten tussen de organisator en verschillende (overheids)instanties mee in rekening worden genomen bij het nader uitwerken van de verplichting die in dit artikel wordt omschreven. Men moet als organisator immers verzekeren dat er voldoende middelen ter handhaving van de openbare orde worden aangewend om onbehoorlijk gedrag tegen te gaan (art. 3a Europese Overeenkomst 19 augustus 1985 inzake gewelddadigheden gepleegd door en wangedrag van toeschouwers rond sportevenementen en in bijzonder rond voetbalwedstrijden, goedgekeurd door wet 18 april 1989, BS 7 december 1990). Tot slot dient te worden opgemerkt dat ondanks de hier opgelegde verplichting om specifieke voorzorgsmaatregelen te nemen, organisatoren ook blijven vallen onder de algemene toepassing van artikel 1382 en artikel 1383 van het Burgerlijk Wetboek, wat inhoudt dat iedere mens aansprakelijk is voor de schade die door zijn schuld of nalatigheid is ontstaan (G. GEUDENS, o.c., (1354) 1355). Deze bepalingen hebben een ‘vangnetfunctie’ (G. GEUDENS en S. VANDROMME, “Mogelijke procedures en sancties voor organisatoren van voetbalwedstrijden” in X. (ed.), Handboek Politiediensten. Voetbalveiligheid, Mechelen, Kluwer, 2008, (1) 27). Daarnaast kan men ook schuldig worden bevonden aan een misdrijf (namelijk onopzettelijk doden of onopzettelijke slagen en verwondingen) indien door om het even welk gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg de dood of verwondingen worden veroorzaakt bij een persoon (G. GEUDENS en S. VANDROMME, o.c., (1) 24).
Art. 4. Voor elke voetbalwedstrijd maakt de organisator uitsluitend gebruik van stadions of delen van sta-
dions die aan de door de Koning bepaalde veiligheidsnormen voldoen.
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
141
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal Wet 21 december 1998 (Art. 5)
STEPHANIE VERHELST Aan deze bepaling is verdere uitvoering gegeven door het KB van 2 juni 1999 houdende de in de voetbalstadions na te leven veiligheidsnormen (BS 10 juli 1999). Hierin wordt onder meer nader gespecificeerd aan welke concrete vereisten moet worden voldaan wat betreft de binneninrichting van de stadions, de circulatie en evacuatie van de toeschouwers, de tribunes en rijen, de aangrenzende lokalen (bijvoorbeeld stookplaatsen, keukens, sanitaire installaties,…), de signalisatie, de berichten bestemd voor het publiek, de elektrische installaties, de gasinstallaties, het algemeen onderhoud van het stadion en de brandpreventie. Het is belangrijk om een onderscheid te maken in het toepassingsgebied van de verschillende veiligheidsvoorschriften. Voorschriften inzake algemene veiligheid (bijvoorbeeld aangaande de elektrische installaties) moeten worden nageleefd in elk voetbalstadion, ongeacht in welke afdeling de betrokken ploegen spelen. De veiligheidsnormen voor het handhaven van de veiligheid binnenin het stadion (bijvoorbeeld inzake compartimentering, scheiding van supporters,…) gelden enkel voor clubs die in eerste en tweede nationale afdeling spelen (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, “Verplichtingen voor de organisatoren van een voetbalwedstrijd” in X. (ed.), Handboek Politiediensten. Voetbalveiligheid, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 58 – 59). Ook de UEFA heeft veiligheidsnormen die verband houden met de infrastructuur van de stadions. Het is echter zo dat de Belgische reglementering primeert op deze van de UEFA (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, o.c., (1) 56 en 75).
HOOFDSTUK II
BIJZONDERE VERPLICHTINGEN VAN DE ORGANISATOREN Art. 5. }1[De organisatoren van nationale voetbalwedstrijden die behoren tot het nationaal kampioenschap, zijn ertoe gehouden om met betrekking tot hun verplichtingen uiterlijk 1 augustus van elk jaar een overeenkomst af te sluiten met de hulpdiensten en de bestuurlijke en politiële overheden of diensten, of op zijn minst acht dagen vóór het begin van het kampioenschap indien dit kampioenschap aanvangt vóór 1 augustus. Een origineel exemplaar van deze overeenkomst dient gezonden te worden aan de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, binnen de termijn gesteld in het eerste lid. De organisatoren van nationale en internationale voetbalwedstrijden die niet gehouden zijn om een over-
eenkomst af te sluiten krachtens het eerste lid, hebben de verplichting om bedoelde overeenkomst af te sluiten binnen een termijn vastgelegd door de burgemeester, met dien verstande dat de overeenkomst afgesloten dient te zijn op zijn minst acht dagen vóór de wedstrijd waarop zij van toepassing is of vóór de eerste wedstrijd van de reeks van wedstrijden waarop zij toepassing vindt. Een origineel exemplaar van deze overeenkomst dient gezonden te worden aan de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, binnen de termijn gesteld in het derde lid.]1 }1. – Laatst vervangen bij art. 12 wet (IV) 25 april 2007, B.S., 8 mei 2007, err., B.S., 8 oktober 2007, van toepassing op feiten gepleegd vanaf 18 mei 2007 (art. 52)
STEPHANIE VERHELST De gewoonte om protocolakkoorden te sluiten bestond reeds voor de inwerkingtreding van de voetbalwet (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, “Verplichtingen voor de organisatoren van een voetbalwedstrijd” in X. (ed.), Handboek Politiediensten. Voetbalveiligheid, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 24). Het is de bedoeling dat door het maken van afspraken op lokaal vlak, men aangepast aan de concrete omstandigheden de inzet van politiemensen,… kan bepalen. Hierbij is het uitgangspunt dat men de inzet van politiediensten gaat beperken tot een minimum (MO OOP nr. 38, 24 oktober 2002 betreffende de efficiënte inzet van de ordediensten naar aanleiding van voetbalwedstrijden en betreffende de informatiehuishouding en de taken van de spotters). Toch is dit, ondanks de bevoegdheden die zijn toegekend aan stewards, niet steeds mogelijk. Door de taken van de stewards voornamelijk te beperken tot preventie (zie infra), blijft de aanwezigheid van politie onontbeerlijk (F. BULLENS, “Het lege gat en de Grote Beer. Over het sterrenstof stewards in het universum van de voetbalveiligheid”, Orde dag 2004, afl. 27, (61) 64; L. MARES, “Het lokale politiegebeuren in een eengemeentezone geconfronteerd met koning voetbal”, Orde dag 2004, afl. 27, (53) 55; F. MULLENERS, “Spelen en brood: veiligheid bij voetbalwedstrijden”, Orde dag 2004, afl. 27, (7) 12). In deze lokale overeenkomsten neemt men ook afspraken op aangaande de veiligheidscapaciteit van het stadion, de compartimentering, verschillende elementen betreffende de veiligheidsnormen, het aantal camera’s, etc. (Omz. OOP 27quater, 8 juni 1999 tot wijziging van de omzendbrief OOP 27 van 30 juli 1998 betreffende de handhaving van de openbare orde naar aanleiding van voetbalwedstrijden: 1. Inhoud van de overeenkomsten gesloten overeenkomstig artikel 5 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden; 2. Maatregelen tot uitsluiting, BS 24 juli 1999). Ook voorwaarden inzake drankverkoop en de concrete bepalingen in verband met stewards zouden best hun plaats krijgen in de overeenkomst, evenals de te volgen procedures inzake evacuatie en de gemaakte afspraken inzake de coördinatie van het hele veiligheidsgebeuren. Tot slot kunnen ook de concrete afspraken rond ticketing, de taken van private bewakingsfirma’s
142
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
XI. Sport en veiligheid • A. Voetbal Wet 21 december 1998 (Art. 8)
(bijvoorbeeld voor het bewaken van kassa’s of de toegang tot vipruimtes) en de uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie worden vastgelegd (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, o.c., (1) 27 – 36). Meer in het algemeen is het de bedoeling dat in deze overeenkomsten de verantwoordelijkheden van iedere betrokken partij worden omschreven. Het uitgangspunt hierbij is dat de organisator normaal instaat voor de veiligheid in het stadion, daar waar buiten het stadion de veiligheid eerder moet worden gegarandeerd door de bestuurlijke overheden en politiediensten (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, o.c., (1) 24). De overeenkomst moet worden ondertekend door de verschillende betrokken partijen: de organisator van de nationale en/of internationale voetbalwedstrijd, de hulpdiensten (brandweer, Rode Kruis,...), de burgemeester, de korpschef van de lokale politie en de directeur-coördinator van de federale politie indien voor hem een rol is weggelegd (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, o.c., (1) 26). De regeling in verband met het tijdstip voor het sluiten van de veiligheidsovereenkomst moet de organisatoren voldoende soepelheid bieden (G. DEBERSAQUES, “Aanpassing van de wetgeving inzake de veiligheid bij voetbalwedstrijden”, TVW 2003, afl. 6, (248) 249; G. GEUDENS, “De Voetbalwet. Een stand van zaken na de wijzigingswet van 10 maart 2003”, NJW 2003, afl. 53, (1354) 1356). Het is logisch dat de organisatoren van de wedstrijden voor het nationaal kampioenschap vóór aanvang van het kampioenschap overeenkomsten hebben gesloten met de veiligheidsdiensten om zo de veiligheid te kunnen garanderen op het ogenblik dat de voetbalwedstrijden plaatsvinden. Voor andere wedstrijden behoudt men voldoende flexibiliteit en legt men, minstens gedeeltelijk, de verantwoordelijkheid ook bij de burgemeester.
Art. 6. Voor de coördinatie en de leiding van het veiligheidsbeleid duiden de organisatoren van een nationale voetbalwedstrijd of van een internationale voetbalwed-
strijd een behoorlijk gemandateerde veiligheidsverantwoordelijke aan.
STEPHANIE VERHELST Door te eisen dat iedere organisator van een nationale of internationale voetbalwedstrijd een veiligheidsverantwoordelijke aanstelt, wil men de boodschap meegeven dat werk moet worden gemaakt van de veiligheid bij deze wedstrijden. De veiligheidsverantwoordelijke speelt een centrale rol in het hele veiligheidsgebeuren dat zich afspeelt rond een voetbalwedstrijd (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, “Verplichtingen voor de organisatoren van een voetbalwedstrijd” in X. (ed.), Handboek Politiediensten. Voetbalveiligheid, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 5). Onder ‘behoorlijk gemandateerd’ dient te worden begrepen dat de veiligheidsverantwoordelijke een volmacht krijgt om operationele beslissingen te nemen inzake veiligheid, wat gepaard gaat met voldoende beslissingsmacht op dit vlak. Dit houdt ook in dat hij een financiële volmacht verkrijgt (Bespreking per artikel bij het Wetsontwerp betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, Parl.St. Kamer 1997-98, nr. 1572/1, 7; N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, o.c., (1) 10). Eigenlijk zou de veiligheidsverantwoordelijke ook deel moeten uitmaken van de clubdirectie, maar dit is zeker niet altijd het geval (N. DE PAUW, W. PETIT en J. VANHECKE, o.c., (1) 5). In de artikelen 3, 4, 5 en 13 KB van 15 juni 1999 betreffende het veiligheids- en coördinatiebeleid naar aanleiding van voetbalwedstrijden (BS 2 juli 1999) wordt de rol van de veiligheidsverantwoordelijke bij het veiligheidsbeleid verder toegelicht. Ook wordt er in dit KB ingegaan op het profiel en de opleiding van de betrokkenen (art. 7 en 12). Bij de bespreking van artikel 8 van de voorliggende wet, wordt hier dieper op ingegaan.
Art. 7. De organisatoren van een nationale voetbalwedstrijd of van een internationale voetbalwedstrijd
werven }1[stewards van het ene en het andere geslacht]1 aan. }1. – Gewijzigd bij art. 4 wet 10 maart 2003, B.S., 31 maart 2003
STEPHANIE VERHELST De veiligheidsmaatregelen moeten ook in de praktijk worden uitgevoerd, en daarvoor kunnen stewards worden aangenomen. Met deze bepaling voldoet men aan de verplichting die is opgelegd in artikel 3.2. van de Europese Overeenkomst van 19 augustus 1985 inzake gewelddadigheden gepleegd door en wangedrag van toeschouwers rond sportevenementen en in het bijzonder rond voetbalwedstrijden, namelijk om ordebewaarders te benoemen die toeschouwers inlichten en begeleiden.
Art. 8. De Koning bepaalt het minimum aantal stewards en hun hiërarchische structuur, de bevoegdheden en taken van de veiligheidsverantwoordelijken, als-
mede de minimale voorwaarden van rekrutering, opleiding en bekwaamheid waaraan stewards en veiligheidsverantwoordelijken moeten voldoen.
STEPHANIE VERHELST Dit artikel heeft verdere uitwerking gekregen in twee koninklijke besluiten. Nadere bepalingen aangaande de selectie, werving en opleiding voor stewards zijn terug te vinden in het KB van 25 mei 1999 tot bepaling van de voorwaarden voor de indienstneming van voetbalstewards (BS 16 juni 1999). De minimumvoorwaarden worden uiteengezet (art. 8), alsook de opleiding die men moet volgen
Larcier – Wet en Duiding Sport (1 januari 2013) – © Larcier---Export:08-01-2013_11:38---
143