KATHOLIEK SOCIAAL DENKEN EN ARMOEDE LEZING VOOR DE ‘KATHOLIEKENDAG’ – OIKOCREDIT
woensdag 9 oktober 2013 Patrick Chatelion Counet Dank voor de uitnodiging om op deze katholiekendag voor Oikocredit te mogen spreken. Een hele eer. De KNR, de Konferentie Nederlandse Religieuzen is direct member van Oikokredit om de doodeenvoudige reden dat het werk van Oikocredit, hun wijze van beleggen, investeren en krediet verstrekken een voorbeeld is voor de katholieke wereld, en u weet katholiek – kath’ holon – betekent ‘de hele wereld betreffend’. Ik wil ook Arjan Broers feliciteren met zijn boek Geld & Goed dat ik voor deze lezing uiteraard bestudeerd heb. Twee opmerkingen vooraf. Ik heb geen powerpoint. De organisatie meende dat u daar als toehoorders meer last dan voordeel van zou hebben en dat het uw concentratie niet ten goede zou komen. Ik leg me daar bij neer en hoop dat de hoge inschatting van uw concentratievermogen zowel als van mijn vermogen om u te boeien door het ontbreken van de powerpoint niet zal worden teleurgesteld. Vervolgens de titel van mijn lezing. In de aankondiging leest u dat ik zal spreken over ‘Het katholiek sociaal denken en het ongebreidelde kapitalisme’. Welnu, dat is bijna juist. Ik zal spreken over “Het katholiek sociaal denken én armoede’. Ongebreideld kapitalisme is een vorm van armoede, geestelijke armoede, maar toch ligt mijn oriëntatie precies aan de overkant. Twee voorbeelden graag om dit te illustreren. Aan de overzijde van het ongebreidelde kapitalisme bevindt zich de wereld van de dak- en thuislozen – of misschien bevindt deze zich in het centrum van het ongebreidelde kapitalisme, kan ook. Begin deze maand vierden wij onze jaarlijkse KNR-dag voor bureau- en bestuursleden, meestal een bezoek aan een bijzonder klooster of ander religieus oord. Dit jaar hadden we een groep dak- en thuislozen gevraagd ons door de stad Den Bosch te gidsen om ons te laten kijken met de ogen van een dakloze. Hoe beleef je de stad, waar haal je voedsel, alcohol, middelen, drugs, hoe onderga je je leven? De man die ons rondleidde was een voormalige dakloze, maar desondanks nog steeds thuisloze, wat betekent dat hij weliswaar een vaste woonplaats heeft, een dak boven zijn hoofd, maar omdat hij daar moeilijk kan aarden, verkiest hij vaak te zwerven en elders te slapen. Hij vertelde o.a. over de daklozenkrant, de Zelfkrant, die her en der in de stad wordt verkocht. Hij vertelde ook dat de Roma, de zigeuners uit Oost-Europa, veel kranten opeisen en zich op de beste verkooppunten voordringen. Dit lokte verontwaardiging uit bij enkele KNR-leden. De reactie van onze thuisloze gids was opmerkelijk. Wat je niet mag vergeten, zei hij, die mensen zijn van generatie op generatie onderdrukt. Hun volk is in de Tweede Wereldoorlog vervolgd en vergast. Tot op de dag van vandaag zijn ze gedwongen te vechten voor hun leven. Ik leef op straat zei hij. En ik weet dat als je een weekje honger geleden hebt, dat je brutaal wordt. Ik vind het niet meer dan normaal, zei hij dat de Roma brutaal zijn en 1
voor zichzelf opkomen. Hij had er geen moeite mee. Ik durfde niet te vragen of hij katholiek was opgevoed (een gotspe, denk ik, op dat moment, om te vragen), maar zo’n houding, van iemand die aan de onderkant van de samenleving bungelt en toch in staat is te zien dat anderen het slechter hebben dan hij, en bereid is voor die mensen waar hij zonder meer last van heeft, tolerant te zijn, zo’n houding definieert het katholiek sociaal denken van binnen uit. Een ander voorbeeld betreft een slachtoffer van seksueel misbruik. Een slachtoffer van de ernstigere vorm. Ik leerde haar kennen tijdens de procedures die de KNR met de bisschoppen heeft opgezet. Als meisje van elf werd ze meerdere malen verkracht door een pater, wiens orde ik niet zal noemen omdat dit er hier niet toe doet. Toen ze thuis vader om hulp vroeg, weigerde deze haar te geloven. Paters doen zoiets niet, luidde het intussen maar al te bekende antwoord. En in plaats van haar te ondersteunen, ranselde hij haar af met zijn broekriem. Nu, 57 jaar later, heeft de vrouw het maximum aan schadevergoeding ontvangen, categorie 5, 100.000,= euro. Bijzonder van deze vrouw is dat zij de kerk nooit de rug toe heeft gekeerd. Met een pater Jezuïet heeft ze, jaren terug, een stichting voor sociaal werk opgezet en op dit moment steunt ze een weeshuis in Tanzania waar het bedrag van de schadevergoeding voor het misbruik bijna in zijn geheel naar toe is gegaan. Katholiek sociaal denken van binnen uit. Op dit punt moet ik natuurlijk even een pas op de plaats maken en uitkijken. Ik wil niet claimen voor het katholiek sociaal denken wat er niet is of niet als zodanig mag worden aangemerkt. Misschien moet ik het zelfs omkeren. Ik constateer onder katholieken een grote schroom en verlegenheid om hun geloof en ideologie te verwoorden, in te brengen, als het gaat om zaken als armoede, economie of kapitalisme. Het lijkt alsof het katholiek zijn vandaag de dag eerder een beschamende sta-inde-weg is om sociale problemen te bespreken dan een inspiratiebron. Gerard de Korte spreekt over de sprakeloosheid van de hedendaagse christenen. Een voorbeeld. Jaap Smit, voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond, een interview met de Volkskrant van 11 juli j.l. Als je ergens het katholiek sociaal denken hoopt te kunnen lokaliseren, dan toch wel in het CNV, de christelijke vakbond die in 1909 is voortgekomen uit een fusie van protestantchristelijke en katholieke vakbonden met een gedeelde christelijke identiteit. Vanuit hun geloof verwierpen de leden de klassenstrijd. Door hun geloof in de gelijkheid van mensen in Christus – gelijkheid en vrijheid in Christus (Galatenbrief van Paulus) – onderscheidden zij zich van de socialisten. De tijden zijn veranderd, constateert de Volkskrant. De oud-predikant Jaap Smit deelt mee dat hij het christelijke imago zou willen loslaten. De ‘c’ van christelijk kleeft aan ons zegt hij. “We leven in een tijd van seculier fundamentalisme. Wie christelijk is, roept nu woede of meewarigheid op”. De CNV zou in een samenwerkingsverband met De Unie willen werken, geen fusie, maar een soort koepel. En dat alles onder een nieuwe naam. Dan hoeven we ons niet meer af te vragen wat die ‘c’ betekent, meent Smit, en dan laten we zien dat we er niet exclusief voor christenen zijn. Wat een heerlijk-domme. bevooroordeelde denkfout: katholiek sociaal denken is er alleen voor christenen. “Achter simpele loonconflicten” zegt Smit, “schuilt vaak een wereld van
2
ongenoegen over respect, regie over het eigen leven of de omgang met mensen… Dat verhaal hoef je niet altijd typisch christelijk te noemen”. Akkoord, ben ik geneigd te zeggen, als Smit en consorten niet zelf die ‘c’ uit hun naam verwijderen, wil ik voorstellen dat we een instantie zoeken die gerechtigd is hen die ‘c’ af te pakken. Smits houding heeft niets meer met schroom of verlegenheid te maken, maar met onwil. Het zou me niets verbazen als hij zich nooit ook maar één keer in het christelijk of katholiek sociaal denken heeft verdiept. De oud-predikant is zelf een seculiere fundamentalist geworden. Wat is katholiek sociaal denken? Waar komt het vandaan en waar gaat het naar toe? Thijs Caspers, beleidsmedewerker van het VKMO, het Verband van Katholieke Maatschappelijke Organisaties, schreef daarover een boek onder de titel Proeven van Goed Samenleven. Het werkwoord ‘proeven’ geeft aan dat het katholiek sociaal denken een bepaalde smaak bezit. En het meervoud van het zelfstandig naamwoord proef geeft aan dat hier verschillende toetsstenen beproefd worden. Die toetsstenen van het katholieke sociaal denken zijn er vier: ten eerste solidariteit, ten tweede subsidiariteit, ten derde bonum commune en ten vierde menselijke waardigheid. Solidariteit, subsidiariteit, bonum commune, menselijke waardigheid, dat zijn, zo hoor ik u met Jaap Smit denken, niet per se de onderdelen van een christelijk verhaal. Nee inderdaad, daartoe hebben we de smaak nodig die door evangelische ingrediënten wordt toegevoegd. Geen van deze vier waarden komt zonder het evangelie tot zijn recht. Thijs vat die smaak samen in het tweevoudige gebod van de liefde uit Mattheüs 22: God liefhebben en de naaste als jezelf. Tenzij je jezelf wil laten verhongeren of de keel wil afsnijden, weet je precies wat hiermee bedoeld wordt. De verschillende encyclieken die over deze vorm van sociaal denken het licht gezien hebben, concentreren zich alle rond de problematiek van armoede en gerechtigheid. Caspers geeft hiervan een overzicht vanaf Rerum Novarum, de encycliek van paus Leo XIII uit 1891 tot Caritas in Veritate van Benedictus XVI uit 2009. Het wachten is nog slechts op een encyclioek van paus Franciscus over de armoede. Thijs merkt op dat sedert de jaren zestig van de twintigste eeuw een nieuwe term opgang maakt, een term die het katholiek sociaal denken op formule brengt en een steeds centralere plaats inneemt, de term ‘preferential option for the poor’, ‘voorkeursoptie voor de armen’. Ik heb Thijs benaderd, of hij mij, ik weet het niet meer, en het idee ontstond om hier samen een artikel over te schrijven. De voorkeursoptie voor de armen in het licht van de Bergrede. Het artikel is bedoeld om de schroom en verlegenheid van katholieken, schuine streep christenen, te doen verstommen en de tong van hun sprakeloosheid los te maken. We willen laten zien dat de voorkeursoptie voor de armen en daarmee het evangelie van Christus, met name de Bergrede, een centrale plaats in het sociaaleconomische en politieke debat moet innemen. In een recent interview zegt onze huidige paus Franciscus dat je niet over armoede zou mogen spreken als je het niet zelf ervaren hebt. Misschien daarom excuses dat ik erover spreek. Ik ben het tegenovergestelde van arm. Minstens in materiële zin. Misschien dienen de meesten hier aanwezig hetzelfde zeggen. Ik weet het niet. Wat ik over armoede zeg in deze bijdrage is eerst en vooral bedoeld om mezelf op het spoor van katholiek sociaal handelen te brengen of 3
te houden. Het gaat er niet om hoe je denkt maar hoe je handelt. Dat handelen is wel gefundeerd in denken, en wat ons betreft dus in de Bergrede, met name in Mat 5,3: ‘Zalig de armen van geest’. De voorkeursoptie voor de armen vatten we op als een theologoumenon. Dat is een lekker ouderwets theologisch begrip. Een theologoumenon is een begrip dat andere begrippen uit de theologie en uit de kerkelijke leer samenbrengt en samenvat. Zo brengt de voorkeursoptie voor de armen als theologoumenon twee essentiële geloofsgegevens tot uitdrukking, ten eerste, in het christendom gaat het in essentie om de armen; en ten tweede, deze voorkeursoptie voor de armen is een door God bevoorkeurde optie. Ik wil opmerken dat dit in de kerk uitermate gevoelig ligt. Of laat ik zeggen, de Kerk is er nog niet helemaal uit. Positief hierover heeft paus Johannes XXIII in 1962 gezegd dat de kerk de kerk van allen is, speciaal (voegt hij daaraan toe) ‘speciaal de Kerk van de armen’. De Congregatie voor de Geloofsleer daarentegen heeft zich in 2006 uitgesproken tegen het werk van de Spaanse Jezuïet en bevrijdingstheoloog Jon Sobrino. De Congregatie veroordeelde het werk van Sobrino omdat hij ten onrechte het fundament van de christologie identificeerde met de kerk van de armen. Het voert te ver om op de details daarvan in te gaan, maar het komt erop neer dat Sobrino of wie dan ook niet mag zeggen dat de belangrijkste definitie van Kerk ‘ de Kerk van de armen’ is. Hier heeft de Congregatie natuurlijk volkomen gelijk in. Wij leren dat onze Kerk de Kerk van Christus is. Dat mag niet worden verdrongen door een of ander al dan niet op de leer van Christus gebaseerd sociaal programma voor de armen. Zeker niet. Tegelijk, en dat is wat Thijs Caspers en ik in ons artikel laten zien, kun je niet anders dan zeggen dat de kerk van Christus, de kerk van de armen is. Christus namelijk is niet zomaar mens, ja dat ook, hij is volledig mens, de Tweenaturenleer, maar als mens is hij geheel en volledig het beeld van de arme. Lees de Filippenzenbrief (2,7): “Hij heeft de gestalte van een slaaf aangenomen”, en Mat 25,40: “… wat ge voor de geringsten hebt gedaan, hebt ge voor mij gedaan”. Christus identificeert zich geheel met de armen. De kerk van Christus is de kerk van de armen. Dit wordt volledig duidelijk in de Bergrede van het Mattheüsevangelie, de hoofdstukken 5-7. De Bergrede is de grondslag van het katholiek sociaal denken en handelen. Hoe kan zo’n eeuwenoude, bijna tweeduizend jaar oude tekst, ook vandaag nog tot sociaal rechtvaardig en economisch verantwoord handelen oproepen? Ja zelfs de maatstaf zijn. Het antwoord heeft hiermee te maken dat de Bergrede geen locaal-tijdgebonden wetboek is, maar een universele ethische metatheorie. Opvallend is dat hoewel de tekst drie hoofdstukken lang over het juiste handelen en het juiste gedrag spreekt, er nergens een wet wordt genoemd, geen wetten, geen reglementen, geen codificaties. Om het wat moeilijker te zeggen – je moet de dingen soms moeilijk zeggen om ze gemakkelijker te maken, heb ik van een oud-voetballer geleerd –, de Bergrede bevat geen objecttaal, maar metataal. Dat wil zeggen ze geeft geen platte eendimensionale geboden en verboden, maar schildert op een hoger niveau een horizon waarbinnen zich contouren aftekenen voor concrete handelingen. Om dit met een voorbeeld te verduidelijken, Matteüs laat Jezus een concreet wetsvoorschrift uitleggen: ‘Jullie hebben gehoord dat tot de ouden gezegd is, U zult niet doden’ (Mt 5,21). Dit 4
is objecttaal, het bevat een voorschrift (‘U zult niet…’) en het bevat een object (‘… doden’). Jezus’ uitleg van dit voorschrift beweegt zich naar open terrein. Hij verlaat het concrete bevel en buigt het verbod om naar persoonlijke verantwoordelijkheid. Hij zegt: ‘Ieder die zijn broeder een kwaad hart toedraagt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht’ (Mt 5,22). Het concrete wordt verbreed. Maar wat vooral opvalt is dat niet wordt uitgelegd wat een ‘kwaad hart’ inhoudt. Het is een horizon waarbinnen de aangesprokene zelf moet bepalen wanneer dat het geval is. Een ander voorbeeld is het afschaffen van het recht op wraakoefening, ‘… een oog voor een oog, een tand voor een tand’ (Ex 21,24). Dat is objecttaal. Jezus tilt het weer naar het metaniveau. Hij zegt: ‘… als iemand je een klap op je rechterwang geeft, houd hem dan ook de andere voor’ (Mt 5,39). Dit lijkt heel concreet, maar in feite is het metataal. Hier wordt een horizon of sjabloon aangereikt om in soortgelijke situaties soortgelijk te reageren. ‘Als iemand je gerechtelijk je hemd vordert, geef hem dan ook je jas en als iemand je dwingt hem één mijl te begeleiden, ga er dan twee met hem’ (Mt 5,40-41). Iemand die zegt: ‘Ik ben nooit in één van deze situaties verzeild geraakt’, verstaat de metaethiek van de Bergrede verkeerd en vat haar ten onrechte op als een codex van gestolde wetsvoorschriften. Ook als men mij niet op de rechterwang slaat maar op de linker, wordt mij vanuit die meta-ethiek gevraagd op een bepaalde manier te reageren. De Bergrede doet een appel op persoonlijke verantwoordelijkheid. Het geeft geen antwoord op de vraag wat gerechtigheid is, maar stelt de vraag terug aan het individu of hij of zij zich beweegt binnen de abstract geschilderde horizon. Heb je iemand recht doen toekomen of heb je alleen aan jezelf gedacht. De paukenslag op deze meta-ethiek bevindt zich niet aan het slot van de compositie, maar opent ermee: “Zalig de armen van geest, hun behoort het koninkrijk der hemelen”. Nu lijkt arm van geest niet bepaald een ondersteuning van het theologoumenon, voorkeursoptie voor de armen. Nogal wat exegeten zijn van mening dat Mattheüs hier de angel uit de feitelijke armoede haalt. Lucas laat Jezus in zijn evangelie eenvoudig zeggen: Zalig de armen. Mattheüs voegt toe de armen ‘van geest’. Daarmee zou hij de tekst van Lucas, zegt men, ‘spiritualiseren’. Hij vervangt economische armoede door geestelijke eenvoud, door nederigheid, arm van geest, ptoochoi tooi pneumati . Wat staat er nu precies bij Mattheus in het Grieks? Wel in de eerste plaats het begrip ptoochoi duidt op bedelaars. Absolute have nots. Daarnaast bestaat er in het oude taalgebruik van het koinè-Grieks nog een groep armen – armen die nauwelijks rond kunnen komen, dagloners of uurloners, mensen aan de onderkant van de samenleving, maar wel in staat, zij het moeizaam, om voor zichzelf te zorgen –, dezen worden in het Grieks pènai genoemd. Ptoochoi echter zijn mensen die in het geheel geen bezit hebben en aan de genade van God zijn overgeleverd. Mattheüs’ toevoeging tooi pneumati is een dativus. Die kennen we in het Nederlands niet meer, maar je kunt hem als plaatsaanduiding vertalen, dativus locativus. Je bent arm tot in je geest. Pneuma betekent behalve geest ook ‘adem’. De ruach van God is zijn geest, maar ook zijn adem. Wij stellen voor in ons artikel Mt 5,3 te vertalen overeenkomstig deze inzichten, ptoochoi ‘bedelaars’, pneuma ‘adem’: “Zalig zij die bedelen om adem”.
5
Daaruit volgt: het gaat hier niet zomaar om eenvoud of nederigheid, maar om een materiële armoede die levensbedreigend is, omdat men zelfs zijn adem niet meer zeker is. Suggestie voor deze vertaling hebben we te danken aan mijn promotor Sjef van Tilborg die in zijn boek The Sermon on the Mount as an Ideological Intervention (1986) deze vertaalmogelijkheid heeft geopperd. Aldus kan Mt 5,3 het programmatische uitgangspunt zijn voor een metaethiek waarbij de Bergrede de ideologische onderbreking vormt voor elke situatie waarin de balans tussen vrede en gerechtigheid verstoord wordt. De Bergrede intervenieert in situaties van onrecht en hanteert daarbij als uitgangspunt een absolute voorkeurspositie voor de armen.
Intussen wijst de theoloog Donal Dorr op een ontwijkend en laf mechanisme van ons rijke westerlingen. Dorr is een van de belangrijkste pleitbezorgers van de voorkeursoptie voor de armen als centrum van het katholiek sociaal denken. Hij wijst erop hoe sedert de vroegste encyclieken rijken geprobeerd hebben de voorkeursoptie te omzeilen. In zijn encycliek Rerum Novarum (1891) roept paus Leo XIII de rijken op afstand te doen van hun overvloed aan rijkdom. Pius XI herhaalt dit in zijn encycliek Quadragesimo Anno (1931) Wat je teveel hebt aan rijkdom, superflua, deel dat met de armen. Dit bood ‘rijken’ een uitweg door bij wijze van een bizarre casuïstiek te redetwisten wanneer de staat van ‘overvloed’ bereikt werd en tot dat punt het gedenken van de armen uit te stellen. Is er sprake van ‘overvloed’ als je zelf, potverdrie, kinderen en kleinkinderen hebt, een hypotheek (ook op de boot) en zuurverdiende vakanties? Is dat al overvloed? De pastorale constitutie Gaudium et spes van het Tweede Vaticaans Concilie probeerde in 1965 de hypocrisie van de rijkdom de pas af te snijden door te verklaren dat christenen armen moeten ondersteunen, niet wanneer er sprake is van overvloed, maar omdat de armen arm zijn. Ik ben benieuwd welke uitvlucht rijken en regeringen daar weer op weten te bedenken. Ik wil die passage uit Gaudium et spes toch even naar voren halen. In paragraaf 69 leggen de concilievaders de volgende voor rijken verontrustende opvatting vast: “God heeft de aarde en alles wat zij bevat tot vruchtgebruik (usus) voor alle mensen en volkeren bepaald; daarom moeten deze geschapen goederen iedereen ten goede komen in een redelijke verhouding; daarbij heeft de gerechtigheid (iustitia) de voorhand, gelijk met de liefde (caritas)… Wie in uiterste nood verkeert, mag wat hij nodig heeft nemen van de rijkdom van anderen”. Ik herhaal die laatste zin: “Wie in uiterste nood verkeert, mag wat hij nodig heeft nemen van de rijkdom van anderen”, was getekend: bisschoppen , concilievaders, 1965! Het is de grondslag voor de uitspraak van mgr. M. Muskens dat een bedelaar een brood mag wegnemen als honger hem daartoe dwingt. Het is ook de grondslag waarop we moeten zeggen dat de armen van het Zuiden gerechtigd zijn naar het rijke Westen te migreren om er te halen wat zij in de thuislanden niet kunnen krijgen. Staat de Kerk hier stelen toe? Nee, want het is geen diefstal als je jezelf toegang verschaft tot de goederen die God voor je heeft bestemd. In de Bergrede heet dit ‘gerechtigheid’. Gerechtigheid is armoedebestrijding.
6
Deze strijd kent maar één grens. Volgens Gaudium et Spes mag de levensbedreigde arme – arm tot aan zijn adem – inderdaad nemen waar hij recht op heeft. De Bergrede zegt daarop, ja, mits geweldloos, want “zalig de vredestichters”. De arme die de metataal van de Bergrede begrijpt – dat is moeilijk Cruijffiaans gezegd, maar ik bedoel, de arme die in de geest van Christus leeft – zal zeggen ik verkies de vrede boven het bestrijden van mijn armoede. Ik sterf liever dan dat ik geweld uitoefen. Voor de rijke die de meta-ethiek verstaat, betekent dit dat er geen vrede is zolang er armoede bestaat. Het is oorlog zolang er armen zijn. Overigens laat dit onverlet dat uiteindelijk God voor de armen zorgt. De Bergrede is één lang en groot appel op de persoonlijke verantwoordelijkheid van mensen, jazeker. Maar uiteindelijk is het God die voor de armen zorgt. Dat is een belofte, een garantie die Jezus via Mat. uitspreekt. Uit de bewoordingen van de Zaligsprekingen wordt duidelijk dat God voor de armen, de rechtelozen en de vredebrengers opteert. Gods voorkeursoptie voor de armen is onvoorwaardelijk en is niet afhankelijk van menselijk doen of laten: het Koninkrijk van God is het absoluut gegarandeerde bezit van de armen. Daar kan geen mens iets aan veranderen. Tegelijk, maar eigenlijk is dit subsidiair aan het voorrecht van de armen, klinkt uit de Bergrede het appel om verantwoordelijkheid te nemen voor deze armen.
Ik heb in Geld & Goed van Arjan Broers naar aansluitingen bij de voorkeursoptie voor de armen gezocht, als kern van katholiek sociaal denken. Uiteraard sluit heel het verhaal van Oikocredit aan bij deze vorm van denken. Oikocredit is opgezet door de kerken, zo begrijp ik. Intussen leveren de kerken nog maar een beperkt deel van het kapitaal, ik weet dat behalve de KNR nog een achttal religieuze ordes en congregaties kapitaal hebben uitgezet, maar het ideologische denken, de interventies die plaatsvinden zullen voor een groot deel nog steeds uit het religieuze erfgoed afkomstig zijn. Arjan merkt op dat wie van Oikocredit iets wil leren, kan constateren dat het voortdurende interne gesprek over idealen aan de ene kant en de praktische verwezenlijking daarvan aan de andere kant allesbepalend is. De idealisten dienen de successen, de winsten en de groeiresultaten te bekritiseren door te blijven vragen: “… wie en wat is hiermee gediend”. In het interview met Albert Hofsink, financieel directeur van Oikocredit, bevinden we ons op het scherpst van de snede, als hij opmerkt: “Het gaat ons [Oikocredit] om ontwikkeling, al komt de belangstelling daarvoor wel uit naastenliefde voort, denk ik. Maar het is riskant om alleen bij de kerken aan te haken. Kerken willen ook projecten financieren die niet economisch levensvatbaar zijn” [ einde citaat]. Ja, dat is juist. Als er nood is, dient er onmiddellijk brood te worden gegeven. Dat is winstgevend in zichzelf [constateert ook Erik Borgman]. Een bedelaar die om adem smeekt, hoeft zich niet eerst bij de kamer van koophandel in te schrijven. In een interview met de filosoof Harry Kunneman wijst deze op het moreel kapitaal dat werkgevers en professionals dienen op te bouwen. Het bijzondere van moreel kapitaal is dat het groeit door het weg te geven. Je schenkt vertrouwen, aandacht, inspiratie, enthousiasme – en dat groeit als het betekenis heeft voor een ander. Hij noemt dit het uitoefenen van goede macht. Die oefen je uit als je vreedzaam weerstand biedt, als je je vreedzaam verzet tegen 7
mensen die grenzen overschrijden. Niemand vindt het wiel opnieuw uit, dat hoort u : “Zalig de vredestichters”, maar het is goed als oude waarden in nieuwe zakken worden verpakt. Waar het om gaat, zo begrijp ik Kunneman, is als je in een machtspositie verkeert, dat je op zoek gaat naar het goede handelen, het stichten van vrede en het doen van gerechtigheid. En gerechtigheid heeft in het katholiek sociaal denken maar één focus, het bestrijden van armoede van mensen. In het interview met Erik wordt de economische crisis in zijn kern beschreven. Het kernprobleem van de economie is, zegt hij, dat de leiders in de top van de financiële wereld (en daardoor veel mensen aan de basis ook) economie blijven beschouwen als een machine . Die machine loopt vanzelf als je hem maar goed aanstuurt. Er moeten dus betere regels voor de aansturing komen. Het systeem werkt goed, we moeten alleen de grenzen beter bewaken. Hiertegenover zijn waarden een restcategorie. Hooguit van belang omdat mensen ook gemotiveerd moeten worden. Dit is het moeilijkste, zegt Erik: dat we moeten leren om fundamentele waarden terug te brengen in ons bestaan: dat mensen en dingen goed zijn in zichzelf, en niet omwille van iets anders. Hoe je dat moet doen, zegt de theoloog, weet ik ook niet goed. Om daar bijna beschroomd aan toe te voegen. we moeten elkaar weer verhalen gaan vertellen, verhalen waar we van leven. Aanstekelijke verhalen. Daar ben ik het mee eens. Mijn slotopmerkingen. In deze 21ste eeuw verdwijnen we in de theorieën en gaan kopje onder in de wetenschappelijke bespiegelingen. We verliezen daarmee personen uit het oog, het menselijke. We moeten elkaar weer vertellen wat ons inspireert. Wie ons inspireert. Misschien is de Bergrede geen verhaal, maar ik denk wel aanstekelijk. Het vormt onderdeel van een verhaal. Het verhaal van Jezus Christus. Het verhaal van God die mens werd. Niet zomaar mens, maar een slaaf. Een slaaf tot de dood aan het kruis toe. De kerk van Christus is daarmee vanaf het begin de kerk van en voor de armen. Als de voorkeursoptie voor de armen ergens zichtbaar wordt, dan wel in de persoon van Jezus Christus, wilde ik als laatste zin van deze lezing uitspreken. Maar dat doe ik niet. Ik voeg er nog één zin aan toe. Het feit dat de kerk van Christus de kerk van de armen is, betekent dat al ons handelen, sociaal en economisch, onderbroken wordt door de vraag: “Hoe, beste mensen, komen uw besluiten en uw handelingen de armen ten goede?”.
8