Rooilijn
Jg. 40 / Nr. 2 / 2007
Kassen in verstedelijkt gebied
P. 134
Frank van der Hoeven
Kassen in verstedelijkt gebied
Rooilijn
Jg. 40 / Nr. 2 / 2007
Kassen in verstedelijkt gebied
P. 135
Glastuinbouw heeft de reputatie dat ze weinig spaarzaam omgaat met ruimte en energie. Maar de sector, bekend om zijn innovatie, voelt wel degelijk de druk van ruimte- en energievraagstukken. Onder invloed van hoge energieprijzen en klimaatbeleid ontstaan in rap tempo nieuwe concepten en oplossingen. Deze kunnen het verkwistende imago ingrijpend veranderen. De sector kan warmte leveren aan haar omgeving en haar eigen ruimte meervoudig gebruiken. Het Ministerie van VROM heeft in haar nieuwe Nota Ruimte de belangrijkste concentraties van (glas)tuinbouw in Nederland aangemerkt met een nieuw beleidsbegrip: Greenport. Deze gebieden horen nu tot de ruimtelijke hoofdstructuur van ons land. Ze zijn daarmee vergelijkbaar met andere productielandschappen zoals Mainports en Brainports. Ondanks die beleidsmatige erkenning is glastuinbouw in gebieden met een hoge ruimtedruk niet populair onder planologen en ruimtelijke ordenaars. Zij zien de sector liever vertrekken naar landbouwontwikkelingsgebieden als IJsselmuiden, Bergerden, Grootslag, Emmen, Californië en Siberië (beide in Noord-Limburg), of naar het buitenland. Is het niet zinvoller om tomaten, paprika’s en komkommers in Spanje te telen dan in Nederland waar we groente in de winter moeten verwarmen en belichten? Met de innovaties die zich aandienen verandert dat beeld. Kassen kunnen energie gaan leveren en hun ruimte delen met andere functies. Voor die energielevering en het
meervoudige ruimtegebruik is een ligging in verstedelijkte gebieden waar de ruimtedruk hoog is een gunstige omstandigheid. Daarom is het goed om de relatie tussen kas en stad opnieuw te bekijken.
Ruimte- en energiegebruik Het is juist dat glastuinbouw ruimte gebruikt. In 2004 gebruikte de sector in totaal 10.300 hectare. Dat is net iets minder dan de ruimte die de Rotterdamse haven gebruikt: 10.500 hectare. De Nederlandse glastuinbouw gebruikt die ruimte intensief vergeleken met de teelt in andere landen. Volgens het Landbouw Economisch Instituut (Van der Velden e.a., 2004) brengt een vierkante meter bedekte teelt (glas) in Nederland gemiddeld 50 kilo tomaat, 26 kilo paprika of 70 kilo komkommer op. In Spanje brengt een vierkante meter bedekte teelt (veelal plastic) aanzienlijk minder op: gemiddeld slechts 9 kilo tomaat, 7 kilo paprika of 9 kilo komkommer. De kwaliteit van de Nederlandse groenten is eveneens hoger. Die kwaliteit
Rooilijn
Jg. 40 / Nr. 2 / 2007
vertaalt zich in een hogere exportwaarde per kilo groente. De tomaten, paprika’s en komkommers die in Nederland geteeld zijn, worden respectievelijk 60, 80-100 en 13 procent duurder geëxporteerd dan de Spaanse producten. In het Nederlandse teeltproces wordt ook zuinig omgesprongen met gewasbescherming. Bij de teelt in Spanje wordt per kilo tomaat, paprika en komkommer respectievelijk 19x, 16x en 24x zoveel werkzame stof ingezet bij de productie van een kilo groente. De innovatie van de Nederlandse glastuinbouw werpt met de toepassing van glas, klimaatcomputers, verwarming, belichting en CO2-dosering duidelijk zijn vruchten af. De keerzijde van dat intensieve productieproces is een hoger energiegebruik. Voor de productie van een kilo tomaat, paprika en komkommer is in ons land respectievelijk 13x, 14-17x en 9x zoveel energie nodig als in Spanje. De energie nodig voor transport is daarbij inbegrepen. Gemiddeld gebruikt een kas in Nederland per vierkante meter jaarlijks 40 tot 50 kubieke meter aardgas en 12 kWh elektriciteit. Het energiegebruik van de sector als geheel begeeft zich daarmee tussen de 4,3 tot 4,8 miljard kubieke meter aardgas en 1,2 miljard kWh (Van der Velden e.a., 2004).
Innovatiedrang Op het schaalniveau van Europa sparen onze Greenports ruimte. Maar dat zal nauwelijks meewegen in de afwegingen van Nederlandse beleidsmakers. Het relatief hoge energiegebruik en de bijbehorende CO2-uitstoot leggen meer gewicht in de schaal. Nederland is namelijk gebonden aan afspraken die gemaakt zijn in het kader van het internationale klimaatbeleid. Op basis van het verdrag van Kyoto moet ook de agrarische sector bijdragen aan het
Kassen in verstedelijkt gebied
verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. De sector heeft geen andere keuze dan te werken aan innovatieve oplossingen en concepten. Dat gebeurt gestructureerd door het InnovatieNetwerk (gefinancierd door het Ministerie van LNV) en de Stichting Innovatie Glastuinbouw. Vernieuwingen vinden ook plaats op project- en bedrijfsniveau door geëngageerde ondernemers. De druk van buiten om te innoveren ten aanzien van het energieverbruik is dus hoger dan de druk ten aanzien van ruimtegebruik. Innovaties op energiegebied hebben ook flink de wind in de zeilen als gevolg van sterk gestegen en aanhoudend hoge energieprijzen. Vier concepten die in de afgelopen vijf jaar ontwikkeld zijn, illustreren dat: de Kas als Energiebron, de Gesloten Kas, het Glaskasteel en de Zonneterp. Al vormen deze vier concepten niet het hele spectrum van vernieuwing, ze geven gezamenlijk wel een goed beeld van de ontwikkeling die zich op dit moment voltrekt. De Kas als Energiebron (Ruijgrok & Braber, 2002) moet gezien worden als de theorievorming, een startnota. Eén van de eerste toepassingen is de zogenaamde Gesloten Kas. De Gesloten Kas laat zien dat men in het productieproces al snel eenderde kan besparen op het fossiele brandstofgebruik. Het energiegebruik kan verder worden teruggebracht door technologische vernieuwingen zoals brandstofcellen of warmtewisselaars. Verdere reducties zijn ook mogelijk wanneer in de directe omgeving van een kas of tuinbouwcomplex functies zijn gevestigd die warmte of elektriciteit afnemen. Het Glaskasteel past meervoudig ruimtegebruik toe door
P. 136
Rooilijn
Jg. 40 / Nr. 2 / 2007
Kassen in verstedelijkt gebied
kantoren, bedrijfsruimten en kassen te stapelen. Dat vereenvoudigt een gezamenlijke energievoorziening. De Zonneterp (Wortman & Kruseman, 2005) borduurt verder op het gedachtengoed van de Kas als Energiebron door woningen en kassen te integreren in een wederkerige energie- en grondstoffenkringloop. Met zulke ontwikkelingen in het verschiet is een genuanceerde kijk mogelijk op de rol van de glastuinbouw in de ruimtelijke ordening. Greenports worden productielandschappen waar in combinatie met andere functies op intensieve wijze landbouwproducten geteeld worden, met een hoge exportwaarde, relatief weinig bestrijdingsmiddelen en een afnemend energiegebruik.
Kas als Energiebron In opdracht van het InnovatieNetwerk en de Stichting Innovatie Glastuinbouw zijn in 2002 een aantal strategieën ontwikkeld voor de glastuinbouw. Dat gebeurde onder de noemer ‘de Kas als Energiebron’. Uitgerekend de vorm van landbouw die grootgebruiker is van energie claimt zodanig te kunnen innoveren dat ze energie gaat leveren. De opstellers van het essay maken duidelijk dat de zoninstraling in Nederland met 3,8 GigaJoule per vierkante meter aanzienlijk boven het gemiddelde energiegebruik ligt van een doorsnee kas: 1,6 GigaJoule per vierkante meter. Een kas ontvangt in Nederland dus meer dan de dubbele hoeveelheid energie die nodig is om aan zijn eigen vraag te voldoen. In theorie bestaat er een overschot dat te leveren is aan derden. Voordat men die energie kan leveren, zijn een aantal innovaties nodig. Die betreffen het oogsten van natuurlijke energie, het op elkaar afstemmen van winterse vraag en zomers aanbod, en het
P. 137
waarborgen van de noodzakelijke energietoepassingen: belichten, verwarmen, bemesten, bevochtigen en ontvochtigen. De Kas als Energiebron benoemt verder de terreinen waarop men voortgang moet boeken en identificeert veelbelovende concepten.
Gesloten kas De Gesloten Kas is zo’n concept. Sinds 2004 wordt het met succes in de praktijk toegepast. De Gesloten Kas is een geïntegreerd klimaat- en energiesysteem. Door de kas gesloten te houden krijgt een teler volledige controle over groeifactoren als luchtvochtigheid, temperatuur en CO2. Het klimaat binnen de kas kan optimaal gestuurd worden. Dat leidt tot een hogere productie. Bovendien kan de kas dienst doen als energiebron. In de zomer wordt de kas niet gekoeld door de ramen open te zetten, maar warmte wordt door warmtepompen onttrokken aan de kas en opgeslagen in watervoerende grondlagen: aquifers. Die warmte wordt vervolgens weer gebruikt wanneer het nodig is. Het hergebruik van deze energie zorgt voor een besparing van tenminste eenderde over het betreffende kascomplex. Een optimale energiebesparing wordt bereikt wanneer de gesloten kas warmte kan leveren aan de omgeving. Op dit punt worden de innovaties op energiegebied interessant voor het ruimtegebruik. De energie die een kas levert is in principe ‘laagwaardig’ en is niet over lange afstanden transporteren. De wens om die energie te benutten werkt functienabijheid, functiecombinatie en zelfs meervoudig ruimtegebruik in de hand. Dit kan leiden tot nieuwe ruimtelijke oplossingen zoals het Glaskasteel en de Zonneterp.
Rooilijn
Jg. 40 / Nr. 2 / 2007
Glaskasteel De eerste toepassing van de Gesloten Kas had moeten samenvallen met de eerste grootschalige toepassing van meervoudig ruimtegebruik in de glastuinbouw. In de gemeente Bleiswijk was een multifunctioneel gebouw gepland met een brutovloeroppervlak van 240.000 vierkante meter: het Glaskasteel. Het concept zou een serieuze doorbraak worden in de wijze waarop de sector omgaat met zowel ruimte als energie. Het meervoudig ruimtegebruik van het Glaskasteel strekte zich uit over vier lagen (figuur 1). Het gebouw zelf telde twee lagen. De bovenste laag was bestemd voor de initiatiefnemers van het complex: het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO), Bunnik Plant, De Bleiswijkse Zoom en een veredelingsbedrijf. Op de onderste laag claimden Bunnik Plant en De Bleiswijkse Zoom elk een grote inpandige ruimte voor hun kasgerelateerde bedrijfsactiviteiten. Om die grote inpandige ruimte heen waren kleinere bedrijfsruimten en kantoren ontworpen. Op 30 tot 40 meter diepte onder het Glaskasteel kon het gietwater (hemelwater) worden opgeslagen. Aquifers op een diepte van 50 tot 150 meter werden benut voor het opslaan van koud water (vijf tot zes graden Celsius) en verwarmd water (achttien tot twintig graden Celsius). Het Glaskasteel zou geen gasaansluiting krijgen. Stroom was afkomstig van de Warmte Kracht Koppeling (WKK) installatie van een nieuw op te richten glastuinbouwbedrijf naast het Glaskasteel. Met die WKK voorzag het buurbedrijf zichzelf van stroom, warmte en CO2. De overtollige elektriciteit zou het leveren aan het Glaskasteel. Met die stroom werden de warmtepompen van het Glaskasteel
Kassen in verstedelijkt gebied
aangedreven. De warmtepompen zorgden op hun beurt weer voor de verwarming en koeling van de Gesloten Kas op de bovenste verdieping van het Glaskasteel. Door het centrale energieontwerp van het Glaskasteel waren kassen, bedrijfsruimten en kantoren in een grote kringloop opgenomen. De bedrijven en kantoren werden via vloerverwarming en airconditioning voorzien van duurzame energie. Men rekende op een uiteindelijke besparing op het gebruik van fossiele brandstoffen van 40-50 procent. Door de stagnatie van de economie en de malaise op de vastgoedmarkt waar de vraag naar bedrijfs- en kantoorruimte beperkt was, is het project uiteindelijk niet tot uitvoer gebracht. Toch is hiermee het concept niet van de baan. Een nieuw en bescheidener Glaskasteel van tweeënhalve hectare is in voorbereiding in de Brabantse gemeente Gemert. Met een aantrekkende economie kunnen wellicht meer Glaskastelen ontstaan.
De Zonneterp In opdracht van het Innovatienetwerk bouwt de Zonneterp verder op het gedachtegoed van de Kas als Energiebron. Daar waar het Glaskasteel inzet op een functiecombinatie met bedrijven en kantoren, daar richt de Zonneterp zich op een combinatie van kassen met voornamelijk woningen. Het Zonneterp concept legt daarbij de nadruk op een koppeling tussen energie-innovatie en een kringloop van grondstoffen en afvalstoffen. Ruimtebesparing is als oogmerk hier minder nadrukkelijk in beeld. De keuze om glastuinbouw te combineren met woningbouw (en niet met bedrijven) is een pragmatische. Van woningen valt goed te voorspellen hoeveel energie ze gebruiken,
P. 138
Rooilijn
Jg. 40 / Nr. 2 / 2007
Kassen in verstedelijkt gebied
P. 139
+15 meter Glaskasteel
filter
0 meter
Gietwater opslag
-30 meter
-50 meter
filter Koude en warmte opslag in Aquifer 18-20 0C
-150meter
Figuur 1: Glaskasteel, meervoudig ruimtegebruik over vier lagen. Kassen, bedrijven, gietwateropslag, warmte en koudeopslag.
Rooilijn
Jg. 40 / Nr. 2 / 2007
Kassen in verstedelijkt gebied
Figuur 2: Artistieke impressie van wonen in een Zonneterp, bron: Zonneterp
hoeveel afvalstoffen ze afscheiden en hoeveel rioolwater vrijkomt. Dat biedt proceszekerheid. In ruil daarvoor levert de glastuinbouw warmte, elektriciteit en schoon water aan de woningen. Het beeldmateriaal van de Zonneterp suggereert (figuur 2) dat woningbouw en glastuinbouw nauw met elkaar verbonden zijn. De tuinen van de woningen zijn overdekt en gaan vloeiend over in het aangrenzende tuinbouwbedrijf. In de praktijk wordt het Zonneterp concept ruimer ingevuld. De eerste Zonneterp pilot is de samenwerking tussen een rozenkweker te Nieuwveen en de woningbouwcorporatie Vestia. De
rozenkwekerij maakt twee hectare van zijn bedrijf gesloten en gaat daarmee energie leveren aan de 83 woningen die Vestia direct naast dit bedrijf ontwikkelt. Een tweede Zonneterp pilot kan ontstaan in glastuinbouwgebied Bergerden (Lingerwaard). Op basis van de verkenning ‘Zonneterp Bergerden - Duurzame koppeling van kassen en gebouwen’ concludeerde het Innovatienetwerk (2006) dat het Bergerden een uitstekende groeikern is voor een volgende Zonneterp-ontwikkeling. Verder lopen er pilots in het Westland en Dantumadeel/Dongeradeel. Vele ogen zijn ook gericht op de Zuidplaspolder en omgeving. Op korte
P. 140
Rooilijn
Jg. 40 / Nr. 2 / 2007
Kassen in verstedelijkt gebied
termijn gaat de gunning voor de optimale energie-infrastructuur van start voor de Waddinxveense woonwijk Triangel (2900 woningen). Daarna volgt de Goudse woonwijk Westergouwe (4000 woningen). Het beleid van Waddinxveen en Gouda zet in op een hoge EPL (Energie-Prestatie op Locatie-norm). EPL is een maatlat voor nieuwbouwwijken die de ambitie vastlegt ten aanzien van de energie-infrastructuur. Bij een waarde van 10 gebruikt de wijk geen fossiele brandstoffen. Bij 6 heeft de wijk een aardgasnet én een electriciteitsnet. Bij 1 zijn de woningen in de wijk voorzien van hun eigen CV-ketel. Waddixveen en Gouda zetten in op een EPL van 8. Zo’n hoge norm is alleen mogelijk bij warmtelevering aan de wijk. Met 300 hectare nieuwe glastuinbouw in de Zuidplaspolder zou de sector een belangrijke rol kunnen spelen bij de levering van de benodigde energie. Zo niet, dan is het wachten op de woningbouw in de Zuidplas zelf als potentiële afnemer met 15.000 tot 30.000 woningen.
Greenports: ruimte en energie delen Er is volop vernieuwing op het vlak van energie- en ruimtegebruik van kassen. Pilots als het Glaskasteel en de Zonneterp tonen dat innovatieve projecten op dit terrein gedijen in een omgeving die zich kenmerkt door ruimtedruk. Op dit punt is een omslag in het ruimtelijk beleid nodig. In de ogen van veel planologen en ruimtelijke ordenaars is glastuinbouw nog altijd een obstakel voor stedelijke ontwikkeling. Nieuwe glastuinbouwgebieden worden bij voorkeur gepland in landelijke gebieden terwijl de bestaande clusters in de Randstad gestaag in omvang (hectares) krimpen. De hier beschreven innovaties plaatsen de relatie tussen kas en stad in een nieuw licht.
P. 141
Kas en stad kunnen elkaar wellicht aanvullen. Het uitplaatsen van glastuinbouw naar gebieden zonder verstedelijking en zonder ruimtedruk is minder duurzaam dan op het eerste gezicht lijkt. Een verduurzaamde glastuinbouw heeft baat bij woningen en bedrijven in haar directe omgeving. En omgekeerd heeft de duurzame energievoorziening van woonwijken baat bij energieleverende kassen in hun directe omgeving. Het benoemen van Greenports en het onderkennen van het belang van (glas)tuinbouw voor de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland is een belangrijke eerste stap die VROM gezet heeft. In veel landbouwontwikkelingsgebieden ontbreken echter de condities om innovaties ten aanzien van ruimte en energie verder te brengen. Greenports behoeven een ruimtelijke visie die onderkent dat kas en stad vanuit een oogpunt van duurzaamheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en prima in staat zijn om ruimte en energie met elkaar te delen. Frank van der Hoeven (
[email protected]) is werkzaam als universitair hoofddocent Urban Design, afdeling Urbanism, aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.
Literatuur Innovatienetwerk (2006) Zonneterp Bergerden - Duurzame
koppeling van kassen en gebouwen, www.innovatienetwerk.nl Ruijgrok W.J.A. & K.J. Braber (2002) Kas als energiebron.
Inspirerende strategieën voor de glastuinbouw, KEMA sustainable energy, Arnhem Van der Velden, N.J.A., J. Janse, R.C. Kaarsemaker en R.H.M. Maaswinkel (2004) Duurzaamheid van vruchtgroenten in
Spanje; Proeve van monitoring, Landbouw Economisch Instituut, Den Haag Wortman, E.J.S.A. & I.E.L. Kruseman (2005) De Zonneterp
– een grootschalig zonproject InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, Utrecht