kankerzorg in het MC Leeuwarden nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen
IKNL in samenwerking met oncologiecommissie MCL
Februari 2015
inhoudsopgave Samenvatting
Versie Definitief
1
Uw kankerzorg
Totstandkoming
2
Nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen
Colofon
2.1
Leeswijzer
2.2
Alle lokalisaties
2.3
Spijsverteringsorganen
2.4
Luchtwegen
2.5
Huid, weke delen en bot
2.6
Borst
2.7
Vrouwelijke geslachtsorganen
2.8
Urinewegen en mannelijke geslachtsorganen
2.9
Hemato-oncologie
2.10
Neuro-endocriene tumoren (NET) en endocriene tumoren
2.11
Hoofd en hals
2.12
Centraal zenuwstelsel
2.13
Overige lokalisaties
Deze rapportage is samengesteld door IKNL en tot stand gekomen dankzij de input en bespreking in de oncologiecommissie MCL, de registratiemedewerker(s) in uw ziekenhuis, Jelly Swart, Monique Behrendt en Margery Duin en Sjouke Rijpma (senior adviseur). Disclaimer Deze rapportage is opgesteld voor intern gebruik door het ziekenhuis. Deze rapportage is met zorg samengesteld op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van IKNL. De gegevens zijn verzameld in het ziekenhuis vanuit het medisch dossier. Bij ontoereikende verslaglegging in het dossier zijn de in de kankerregistratie beschikbare gegevens eveneens ontoereikend. Het belangrijkste doel van deze ziekenhuisrapportage is om inzicht te geven in de nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen in uw ziekenhuis. Deze rapportage is uitdrukkelijk niet bedoeld voor externe verantwoording door het ziekenhuis. Door de kleine aantallen kunnen ook geen significante verschillen tussen ziekenhuizen worden aangetoond. Dat is ook niet het doel, het doel is om interne feedback te geven en waar nodig discussie bij opvallende resultaten te stimuleren.
1. Uw kankerzorg Voor u ligt het rapport Kankerzorg in uw ziekenhuis. Deze rapportage heeft IKNL samen met uw ziekenhuis opgesteld op basis van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). U vindt hierin informatie over incidentie van nieuwe primaire tumoren in uw ziekenhuis en in Nederland, aangevuld met aantallen primaire behandelingen en een aantal tumor- en patiëntkenmerken. Ook is een aantal indicatoren weergegeven met de landelijke spreiding en de score op die indicator van uw ziekenhuis.
Opzet van het rapport Dit rapport is een weergave van gegevens uit de NKR die IKNL periodiek aan u presenteert. Omdat veel gegevens pas volledig geregistreerd kunnen worden als een patiënt de behandeling heeft afgerond en veel behandelingen langer duren dan negen maanden, zijn de cijfers van 2013 nog voorlopig. Dit betreft vooral behandelingen bij patiënten met een diagnose in het laatste kwartaal van 2013. De nog ontbrekende gegevens van 2013 zijn geëxtrapoleerd op basis van het voorgaande jaar. Hierdoor kunnen de gegevens volgend jaar enigszins afwijken van de gegevens die in dit rapport worden weergegeven.
Tien trends in de Nederlandse kankerzorg In het IKNL-rapport Kankerzorg in Beeld1 werden tien trends in de 1.1 Zicht op uw kankerzorg Nederlandse kankerzorg geschetst. Deze zijn onder andere gebaseerd op gegevens uit de NKR. Hieronder volgt een korte samenvatting van de Doel van het rapport waargenomen trends. Niet alle trends komen terug in dit rapport. Voor de Het doel van dit rapport is om u zicht te geven op de volledigheid zijn ze hier wel genoemd. oncologische zorg die uw ziekenhuis geleverd heeft. 1. Incidentie neemt toe IKNL wil gegevens uit de NKR maximaal ten goede De NKR laat zien dat het aantal nieuwe patiënten met kanker jaarlijks met laten komen aan professionals en patiënten. Dit doet 3% stijgt. In 2012 telt de NKR meer dan 101.000 nieuwe kankerdiagnoses. IKNL onder meer door up-to-date gegevens te Het aantal (nieuwe) diagnoses van kanker stijgt naar verwachting het publiceren over diagnostiek, behandeling en waar lopende decennium tot 123.000 in 2020. mogelijk uitkomsten van de geleverde zorg. Het doel is 2. Betere overleving om aanknopingspunten te geven voor reflectie en waar Ongeveer de helft van alle kankerpatiënten overleeft de eerste 5 jaar na nodig verbetering. IKNL wil aan de hand van dit de diagnose kanker. rapport samen met u komen tot een aantal conclusies De overlevingsgegevens en ook de toename van de overleving verschillen en aanbevelingen voor het nog verder verbeteren van sterk per kankersoort. Voor specifieke kankersoorten bestaat nog een de oncologische zorg in uw ziekenhuis enorm verbeterpotentieel. 3. Anders dan andere landen In vergelijking met Europese landen heeft Nederland een hoge kwaliteit van kankerzorg. Wel wijken het vóórkomen en de overlevingskansen in Nederland op een aantal punten af van andere landen. Deze verschillen moeten nader onderzocht worden. 1
Kankerzorg in Beeld, IKNL januari 2014
10 trends
4. Zichtbare praktijkvariatie Tussen ziekenhuizen en tussen regio’s is variatie zichtbaar in diagnostiek en behandeling. Als variatie in zorg verband houdt met variatie in uitkomst van zorg is er een duidelijke incentive voor minder goed presterende ziekenhuizen om te verbeteren. Alleen is de relatie tussen variatie en uitkomst niet duidelijk. Meer onderzoek is nodig om het effect van de variatie op uitkomsten in kaart te brengen en om ongewenste variatie te minimaliseren. 5. Diagnostiek varieert Ook in de diagnostiek geldt dat er ongewenste en te benutten variatie in de zorg is. Verschillen in diagnostiek zijn tussen regio’s vaak groter dan tussen typen ziekenhuis. 6. Behandelingen veranderen Conform de (recente) richtlijnen neemt de afgelopen jaren het gebruik van systemische- (chemo-, hormoonen doelgerichte therapie), radiotherapeutische behandelingen en combinaties hiervan (multimodale behandelingen) bij verschillende kankersoorten toe. Vaak gaat het hierbij om doelgerichte en dure behandelingen. Daarnaast groeit het aantal minder ingrijpende operatiemethoden. 7. Anders voor oudere patiënten Gegevens tonen aan dat kankerzorg voor oudere patiënten (> 70 jaar) wezenlijk verschilt van de zorg voor andere volwassen patiënten. Omdat het aantal ouderen met kanker verder zal toenemen en omdat deze groep zeer divers is (bijvoorbeeld in comorbiditeit en algehele conditie) moet het onderzoek naar kanker bij ouderen worden geïntensiveerd. 8. Minder operatiesterfte De sterfte binnen 30 dagen na operatie neemt voor enkele kankersoorten af, maar er is nog steeds variatie die om een aanpak vraagt. Een mogelijke verklaring voor de dalende sterfte en variatie hierin kan zijn dat het aantal hoogcomplexe behandelingen geconcentreerd is, waardoor de zorg niet alleen tijdens, maar ook rondom de operatie is verbeterd. 9. Concentreren is de praktijk Kankerzorg concentreert zich. In eerste instantie was deze concentratie voornamelijk gericht op weinig voorkomende kankersoorten. Uit de NKR blijkt echter ook dat nog niet voor alle weinig voorkomende kankersoorten en/ of behandelingen in de periode 2007-2011 concentratie is ingezet. Verwachting is wel dat deze trend zich de komende jaren verder ontwikkelt. 10. Meer multidisciplinaire normen Net als in de richtlijnen wordt de organisatie van zorg steeds meer multidisciplinair benaderd, dit is terug te zien in de ontwikkelingen van multidisciplinaire normen bijvoorbeeld de SONCOS-normen172. Normen zijn essentieel om de kwaliteit van de keten te waarborgen. Hierbij is de relatie tussen de normen en de kwaliteit en uitkomsten van zorg van belang.
Veranderingen ten opzichte van vorig jaar De rapportage van vorig jaar was ten opzichte van eerdere rapporten al uitgebreid met een aantal indicatoren en aanvullende informatie over door u geleverde zorg. Ook dit jaar zijn ruim 30 indicatoren, gebaseerd op gegevens uit de periode 2009-2013 in de rapportage opgenomen. Naar aanleiding van terugkoppeling uit het veld van vorig jaar is een aantal indicatoren verwijderd, een aantal aangescherpt en een aantal nieuwe toegevoegd, waaronder de mediane overleving van de vijf meest voorkomende kankersoorten. De indicatoren voor het mammacarcinoom die zijn overgenomen uit de set van de Nederlandse Breast Cancer Audit (NBCA),betreffen hier een kalenderjaar i.p.v. een NBCA-jaar. Bij kleine aantallen patiënten per ziekenhuis berust variatie tussen ziekenhuizen voor een groot deel op toeval. Bij het doornemen van de rapportage moet de lezer erop bedacht zijn dat acties die zijn ingezet naar aanleiding van de rapportage van vorig jaar nog niet zichtbaar zijn in de indicatoren in de huidige rapportage.
Ondersteuning IKNL Graag gaan wij met u in gesprek over de rapportage. Bijvoorbeeld voor een verdere verdieping van de gepresenteerde informatie of over identificatie van ‘afwijkende’ cases. Ook kan - als u dat wenst- uw adviseur, in samenwerking met u en op basis van de gepresenteerde gegevens ,een advies op maat voor uw ziekenhuis verzorgen.
1.2 Afbakening Alleen nieuwe primaire tumoren Speciaal opgeleide medewerkers van IKNL verzamelen in uw ziekenhuis gegevens op basis van de medische dossiers (vaak digitaal). Zij registreren de gegevens van alle patiënten met kanker waarvan de ziekte door middel van weefselonderzoek of klinisch (beeldvorming) voor het eerst in uw ziekenhuis is vastgesteld. Het betreft patiënten, die in verband met de primaire diagnose opgenomen zijn geweest en/of van wie (een deel van) de primaire behandeling is gedaan in uw ziekenhuis. Als een patiënt elders is behandeld, worden die behandeling en die instelling ook geregistreerd. Een patiënt die uw ziekenhuis alleen voor (een deel van de) diagnostiek of voor een ‘second opinion’ heeft bezocht, is vermeld bij het ziekenhuis van de eerste diagnose en/of het ziekenhuis van de primaire behandeling en dus niet bij uw ziekenhuis. Als uw ziekenhuis beschikt over een afdeling radiotherapie dan zijn patiënten die alleen bij de radiotherapie bekend zijn niet opgenomen in deze rapportage.
De NKR beschikt (nog) niet over complete gegevens over recidiefbehandelingen of behandelingen van patiënten bij wie initieel een afwachtend beleid is gevoerd. Dit betekent dat deze rapportage voor ziekenhuizen die een belangrijke (centrum)functie vervullen voor behandeling van patiënten in de tweede of derde lijn slechts een deel van de totale patiëntenpopulatie in kaart brengt. U kunt deze rapportage daarom niet gebruiken om de totale productie van uw ziekenhuis te meten.
Internationale regels IKNL registreert volgens internationale richtlijnen en maakt gebruik van internationale codeersystemen zoals de ’International Classification of Diseases for Oncology’ en de Classificatie van Maligne Tumoren (TNM-classificatie ) van de Union for International Cancer Control (UICC). Dit bevordert de internationale vergelijkbaarheid van onze gegevens. In deze rapportage vindt u slechts een kleine selectie van alle geregistreerde gegevens in de NKR. Als u extra gegevens nodig heeft of als u informatie wilt over andere mogelijkheden, kunt u contact opnemen met IKNL via een IKNLmedewerker in uw ziekenhuis of via:
[email protected].
In dit overzicht treft u de incidentie en aantallen behandelingen van tumoren zoals vastgelegd van uw ziekenhuis. Per tumor wordt de incidentie naar lokalisatie of morfologie in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de incidentie in Nederland. Voor een aantal tumoren staat de stadiumverdeling, het aantal behandelingen (operatie of chemotherapie) en – als het van toepassing is- de operatiesterfte weergeven. Daarna volgt per tumorgroep een weergave van uitkomsten van indicatoren in uw ziekenhuis ten opzichte van de landelijke spreiding van de uitkomst in alle ziekenhuizen van Nederland. Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. In onderstaande leeswijzer zetten wij de gehanteerde definities kort uiteen en geven wij een uitleg over de gepresenteerde figuren. 2.1 Leeswijzer Incidentiecijfers en aantallen behandelingen • Alle incidentiecijfers en behandelingen zijn berekend op basis van de informatie die begin oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment alleen nog maar een voorlopige diagnose bekend. Nog niet alle gegevens over behandelingen die gestart zijn in 2013 waren op dat moment vastgelegd. De nog ontbrekende maanden van 2013 zijn geëxtrapoleerd op basis van de vergelijkbare periode in 2012.
• Alle incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. • Alle behandelingen van uw ziekenhuis hebben betrekking op behandelingen die in uw ziekenhuis hebben plaatsgevonden, ongeacht het ziekenhuis van diagnose. Maar steeds geldt: alleen primaire behandelingen bij oncologische patiënten. Variatie Variatie tussen ziekenhuizen bestaat uit een combinatie van echte verschillen, verschillen in patiëntzwaarte (casemix) en toeval. Kenmerken van de patiënt (leeftijd, comorbiditeit, algehele conditie) en van de tumor (stadium, histologie, gradering) zijn van belang in de besluitvorming over behandeling. Bijvoorbeeld, in een ziekenhuis met een relatief oudere patiëntpopulatie krijgt waarschijnlijk een lager percentage van alle patiënten chemotherapie dan gemiddeld. Om effecten van verschillen in casemix te dempen, is bij diverse indicatoren een selectie van alle beschikbare patiënten geïncludeerd. Bijvoorbeeld selectie van patiënten jonger dan 75 jaar voor een indicator over chemotherapie. Nadeel van deze werkwijze is dat een kleiner aantal patiënten per ziekenhuis beschikbaar is voor de berekening van een indicator. Bij een kleiner aantal patiënten per ziekenhuis neemt de onnauwkeurigheid van een indicatorwaarde toe en een groter deel van gevonden verschillen kan toegeschreven worden aan toeval. Bijvoorbeeld, bij een indicatorwaarde van 50% in een ziekenhuis waar 20 patiënten beschikbaar zijn voor de berekening (de noemer), moet rekening gehouden worden met een 95% betrouwbaarheidsinterval lopend van 30% tot en met 70%, bij een aantal van 200 patiënten is dat 43% t/m 57% (zie figuur).
Het aantal patiënten dat per ziekenhuis beschikbaar is voor de berekening van een indicator, is doorgaans klein. Gepresenteerde resultaten van het eigen ziekenhuis moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
Percentage patiënten met 95% betrouwbaarheidsinterval
2. Nieuw gediagnosticeerde tumoren en hun primaire behandelingen
100% 80% 60% 40% 20% 0% 20
200
2000
Aantal patiënten waarover percentage is berekend
Indicatoren: Informatie over geleverde zorg De meeste indicatoren in deze ziekenhuisrapportage zijn eerder ontwikkeld in het kader van richtlijnevaluaties en andere kwaliteitstrajecten (zoals bijvoorbeeld Zichtbare Zorg). Een indicator is een meetbaar fenomeen dat een signalerende functie heeft en een aanwijzing geeft over de mate van kwaliteit. Wijkt een indicator af van een afgesproken norm dan is bijsturing gewenst. We onderscheiden proces-, structuur- en uitkomstindicatoren. Voor interpretatie is kennis van de lokale situatie gewenst. figuur: voorbeeld per indicator
Daarnaast bevat deze ziekenhuisrapportage informatie over geleverde zorg waarvoor de term 'indicator' wellicht minder passend is omdat een officiële norm of referentie ontbreekt of omdat een norm niet relevant is. Deze informatie is toegevoegd om instellingen inzicht te geven in door hen geleverde zorg (‘wat bieden wij deze patiëntgroep’) in vergelijking met andere instellingen in Nederland. Het betreft bijvoorbeeld aspecten van zorg waar beschikbare evidence (nog) onvoldoende houvast biedt maar waar wel variatie tussen instellingen bestaat, zorg waar recente publicaties tot wijzigingen in de praktijk geleid hebben (vooruitlopend op een richtlijntraject), zorg voor patiëntgroepen waarover eerder nauwelijks is gerapporteerd, e.d. Voor de eenvoud en eenduidigheid is in deze ziekenhuisrapportage overal de term ‘indicator’ gehanteerd. In vergelijking met vorig jaar is onder andere informatie toegevoegd over mediane overleving van patiënten met bij diagnose gemetastaseerde kanker. Van een aantal indicatoren is de definitie aangescherpt. Ook zijn enkele indicatoren verwijderd die in de vorige rapportage een geringe landelijke spreiding lieten zien en gegevens in de NKR die nader bestudeerd moeten worden.
De positie van een blauwe ruit of de blauwe lijn op de grijze balk in de figuur geeft aan hoe het ziekenhuis zich voor dezelfde indicator ten opzichte van andere ziekenhuizen verhoudt: 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score
1
Blauwe ruit De waarde van de indicator van het eigen ziekenhuis bedroeg in 2009 57%. De scores van het ziekenhuis ten opzichte van de andere ziekenhuizen in Nederland worden weergegeven door een ruit per balk per jaar als er in de periode 2009-2013 in totaal meer dan 15 cases waren. Stel, in uw ziekenhuis waren in de periode 2009-2013 meer dan 50 cases. In 2009 staat de ruit op 57%. In 2010 staat de ruit op 19%. In 2011 staat de ruit op 0%. In 2012 staat de ruit op 25%. Voor 2013 wordt geen ruit weergegeven (zie punt drie).
2
Blauwe lijn De waarde van de indicator van het eigen ziekenhuis bedroeg in 2009-2013 gemiddeld 17%. Dit gemiddelde wordt met een verticale lijn in de figuur getoond als er in uw ziekenhuis tussen de 3 en 15 cases waren in de periode 2009-2013. Stel, in dit ziekenhuis waren in de periode 2009-2013 voor deze indicator 12 cases. De scores op de indicator in deze periode waren bijvoorbeeld respectievelijk 33% (1/3), 0% (0/2), 0%(0/3), 50% (1/2) en 0%(0/2); hierdoor komt de gemiddelde score van de afgelopen 5 jaar op 17% (2/12).
3
De waarde van de indicator van het eigen ziekenhuis in 2013 ontbreekt: er waren minder dan 3 cases in 2013. Stel, de blauwe balk van een bepaald jaar bevat geen ruit, dan waren er minder dan 3 cases in dat jaar. In dit voorbeeld gaat dit op voor het jaar 2013.
Van elke indicator wordt in een figuur weergegeven hoe het resultaat in uw ziekenhuis is ten opzichte van alle ziekenhuizen in Nederland. Hiernaast staat hoe de figuur gelezen moet worden. Voor de meeste indicatoren bestaat geen officiële norm. Als die er wel is (bijvoorbeeld voor indicator 16) dan wordt de norm aangegeven met een roze lijn.
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar geslacht en tumorgedrag in het eigen ziekenhuis
2.2 Alle lokalisaties
afgezet tegen de incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Totaal aantal nieuwe tumoren naar geslacht en tumorgedrag
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010
geslacht/tumorgedrag
2011
2012
2013*
Nederland 2013*
patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten
mannen
13,510
994
1,079
1,046
1,189
1,106
1,106
62,609
vrouw en
12,315
845
873
940
995
933
995
61,905
totaal
25,825
1,839
1,952
1,986
2,184
2,039
2,101
124,514
23,340
1,673
1,758
1,783
1,983
1,809
1,868
105,346
2,343
149
177
182
184
211
203
16,671
2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd.
142
17
17
21
17
19
30
2,502
Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een
woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober
w aarvan: invasief niet-invasief ('in situ') benigne of 'borderline'
2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit
vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie
Totaal aantal nieuwe tumoren naar incidentiejaar in vergelijking met Nederland, 19892013* 2,500
150,000 2,101
2,000
125,000
1,359
1,500
100,000
1,000 1,166 75,000
500 0
50,000 1989
2.2 Alle lokalisaties
1992
1995
1998 2001 incidentiejaar eigen ziekenhuis (schaal links)
2004
2007
2010
2013
Nederland (schaal rechts)
* 2013 voorlopige cijfers
Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie of leeftijd in het eigen ziekenhuis afgezet
tegen de incidentie in Nederland.
berekening
Totaal aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie in vergelijking met Nederland
De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
6%
7% 7%
woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie eigen ziekenhuis (2012-2013)
3%
4% 4%
7% 7%
8% 8%
behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten 9% 9%
10% 10%
11% 12%
patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire
6% 6%
9% 7%
11% 12%
12% 15%
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met
Nederland (2013)
hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
0-17jr
2.2 Alle lokalisaties
23%
22%
42%
20%
18-44jr
8%
45-59jr
60-74jr
75-84jr
7%
eigen ziekenhuis
6%
5%
1%
0%
20%
45%
Leeftijdsverdeling van patiënten met invasieve tumoren (2008-2013*)
Nederland
85+
* 2013 voorlopige cijfers
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de
2.3 Spijsverteringsorganen
incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire lokalisatie/morfologie slokdarm en cardia maag (excl. cardia) dunne darm dikke darm endeldarm anus lever galblaas galw egen alvleesklier GIST/overige sarcomen van tr. dig. overige gastrointestinale tumoren
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010 591 55 56 70 560 27 22 24 41 2 5 2 1,853 145 141 153 1,043 89 74 91 29 4 4 7 54 8 7 11 52 2 4 2 96 8 9 9 549 36 27 48 33 3 4 3 1 1
2011 90 16 1 141 83 8 3 2 20 38 9 -
2012 96 19 3 165 79 7 6 1 10 47 8 5
2013* 85 24 3 139 91 3 6 4 10 37 9 -
NL 2013* 2,636 1,323 202 10,535 4,674 253 622 158 600 2,338 335 60
behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
2.3 Spijsverteringsorganen
* 2013 voorlopige cijfers
nut De 30-dagenoperatiesterfte beschrijft het risico op overlijden in de
postoperatieve fase. Dit risico wordt mede bepaald door preoperatieve selectie en de kwaliteit van de perioperatieve zorg. De operatiesterfte is lager als postoperatieve complicaties (trombose, bloedingen, wondinfecties) minder vaak voorkomen. Vroege
Aantal geopereerde tumoren en 30-dagen sterfte per jaar (2008-2013*)
ontdekking en adequate behandeling van complicaties verlagen de lokalisatie slokdarm w aarvan overleden binnen 30 dagen cardia w aarvan overleden binnen 30 dagen maag (excl. cardia) w aarvan overleden binnen 30 dagen dikke darm w aarvan overleden binnen 30 dagen endeldarm w aarvan overleden binnen 30 dagen alvleesklier en galw egen w aarvan overleden binnen 30 dagen
eigen ziekenhuis naar operatiejaar 2008 2009 2010 2011 9 8 10 14 1 4 6 4 3 7 10 10 5 106 92 93 94 6 3 6 6 68 46 48 42 2 1 4 7 5 3 2 1
2012 22 7 5 1 111 7 38 2 -
2013* 27 5 6 88 3 34 1 1 -
NL 2013* 575 15 118 8 490 19 7,304 252 2,806 43 686 23
operatiesterfte.
teller Aantal patiënten overleden binnen 30 dagen na operatiedatum.
noemer Per tumorlocatie: aantal patiënten met chirurgische resectie van de maligniteit: slokdarm, cardia, maag, dikke darm, endeldarm, alvleesklier.
in-/exclusiecriteria Exclusief: lokale resecties, lymfomen.
Sterfte binnen 30 dagen na de operatie (2008-2013*) norm/referentie Operatiesterfte is de meest gebruikte indicator in de chirurgische oncologie. Er zijn geen Nederlandse normen voor de 30dagenoperatiesterfte bij tumoren van de spijsverteringsorganen.
aandachtspunten bij interpretatie De 30-dagenoperatiesterfte is gevoelig voor selectieve verwijzing van hoog-risico patiënten. Bij kleine aantallen (<200 resecties) is deze uitkomstmaat gevoelig voor toevalsvariatie. De 30dagenoperatiesterfte is niet gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, conditie van de patiënt, stadium, urgentie van de operatie (electief/ spoed) of type operatie. Voor de 30-dagenoperatiesterfte worden ook patiënten meegeteld die zijn overleden na ontslag uit het ziekenhuis. Patiënten die in het ziekenhuis zijn overleden na 30 dagen worden niet meegeteld.
2.3 Spijsverteringsorganen
* 2013 voorlopige cijfers
nut Perioperatieve behandeling met chemotherapie heeft een positief
indicator 1
effect op de overleving van patiënten en verkleint de tumor.
percentage geopereerde patiënten (jonger dan 75 jaar) met maagcarcinoom dat (neo)adjuvante chemotherapie heeft gekregen
teller Aantal patiënten met een maagcarcinoom dat neoadjuvante chemotherapie heeft gekregen.
noemer 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Aantal patiënten jonger dan 75 jaar met een maagcarcinoom dat
2009
geopereerd is en resectie van de tumor heeft ondergaan.
2010
in-/exclusiecriteria
2011 2012
Exclusie: patiënten bij wie na neoadjuvante behandeling toch besloten is geen resectie uit te voeren, patiënten met klinisch stadium I, patiënten bij wie tijdens resectie voor een andere indicatie bij toeval een tumor is ontdekt en patiënten die een endoscopische
2013
resectie hebben ondergaan.
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn uit 2009 wordt aanbevolen om patiënten
met een resectabel maagcarcinoom perioperatieve chemotherapie aan te bieden als de conditie en comorbiditeit van de patiënt dit toelaat (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie De indicator is berekend voor de instelling waar de operatie is gedaan, ongeacht de instelling van de (neo)adjuvante behandeling.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.3 Spijsverteringsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Het onderzoeken van voldoende lymfeklieren is van belang voor
indicator 2
goede stadiëring en voor het bepalen van de prognose. Er wordt
percentage stadium I-III geopereerd maagcarcinoom waarbij tenminste 15 klieren zijn onderzocht
kans op een locoregionaal recidief te verkleinen en de
gestreefd naar verwijdering van zoveel mogelijk lymfeklieren om de langetermijnoverleving te optimaliseren.
teller Aantal patiënten met stadium I-III maagcarcinoom dat geopereerd is 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
en waarbij 15 of meer lymfeklieren zijn onderzocht.
2009
noemer 2010 2011 2012
Aantal patiënten met stadium I-III maagcarcinoom dat geopereerd is.
in-/exclusiecriteria Exclusie: patiënten bij wie tijdens resectie voor een andere indicatie bij toeval een tumor is ontdekt en patiënten die een endoscopische
2013
resectie hebben ondergaan.
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn uit 2009 wordt aangegeven dat bij een
lymfklierdissectie ten minste 15 lymfeklieren verwijderd en onderzocht dienen te worden (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Het is mogelijk dat niet bij alle patiënten 15 lymfeklieren gevonden worden.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.3 Spijsverteringsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Adjuvante chemotherapie verbetert de overleving van patiënten met
indicator 3
coloncarcinoom stadium III.
percentage geopereerde patiënten (jonger dan 75 jaar) met stadium III coloncarcinoom dat adjuvante chemotherapie heeft gekregen
teller Aantal patiënten dat aanvullende chemotherapie heeft gekregen.
noemer Aantal patiënten jonger dan 75 jaar met een stadium III 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
coloncarcinoom dat geopereerd is.
2009
in-/exclusiecriteria 2010 2011 2012
Operatie bestaande uit tumorresectie.
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn uit 2008 en 2014 wordt aanbevolen bij patiënten met stadium III coloncarcinoom adjuvante chemotherapie
2013
te geven (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Comorbiditeit of een slechte lichamelijke conditie kunnen redenen
zijn om af te zien van chemotherapie. Bij de berekening van deze indicator is hier geen rekening mee gehouden. De indicator is berekend voor de instelling waar de operatie is gedaan, ongeacht de instelling van de adjuvante behandeling
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: hoger dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.3 Spijsverteringsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Mediane overleving is een veel gebruikte maat voor overleving bij
indicator 4
patiënten met uitgezaaide kanker (stadium IV).
mediane overleving (in maanden) stadium IV colorectaal carcinoom (2009-2013)
teller Mediane overleving in maanden, gerekend vanaf datum diagnose.
noemer Aantal patiënten met stadium IV, diagnose in 2009-2013, colorectaal 6
8
Colorectaal
10
12
14
16
18
20
carcinoom .
in-/exclusiecriteria norm/referentie Landelijke gegevens colorectaal carcinoom: mediaan 11.8 maanden (n>13.000), d.w.z. de helft van de patiënten leeft langer.
aandachtspunten bij interpretatie Sterk afhankelijk van casemix, bij kleine aantallen afhankelijk van toevalsvariatie.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
eigen ziekenhuis: n = 210
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.3 Spijsverteringsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Geeft inzicht in de lange termijn uitkomsten per stadium.
Relatieve overleving colorectaal carcinoom naar stadium en periode van diagnose (18 jr. en ouder)
teller Percentage patiënten dat na een bepaald aantal jaren (1, 3, 5 jaar)
na diagnose nog in leven is, per TNM-stadium (I, II, III, IV) en gecorrigeerd voor de verwachte sterfte gebaseerd op de Nederlandse bevolking.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
noemer Aantal patiënten gediagnosticeerd in periode 2003-2009 (TNM 6e
stadium I
editie) respectievelijk 2010-2012 (TNM 7e editie). Percentage
2003-2009
afgebeeld indien minimaal 10 patiënten beschikbaar. stadium II
stadium III
eigen ziekenhuis
in-/exclusiecriteria
1-jaarsoverleving
Alle patiënten zijn gevolgd tot aan de datum van overlijden of tot 1
3-jaarsoverleving
stadium IV
5-jaarsoverleving Nederland
2010-2012
stadium I
stadium II
stadium III
februari 2014 of, in geval van emigratie, tot aan de emigratiedatum.
norm/referentie Landelijke gegevens.
1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving
aandachtspunten bij interpretatie
5-jaarsoverleving
De gepresenteerde overleving is de relatieve overleving wat een benadering is voor de kanker-specifieke overleving. Dit houdt in dat
de waargenomen overleving is gecorrigeerd voor de verwachte sterfte die is gebaseerd op de Nederlandse populatie vergelijkbaar
stadium IV
op basis van geslacht, leeftijd en kalenderjaar. Ziekenhuisresultaten zijn gebaseerd op patiënten met een eerste (PA-)diagnose in het betreffende ziekenhuis. Bij kleine aantallen kan de uitkomst zijn beïnvloed door toevalsvariatie.
2.3 Spijsverteringsorganen
nut Het is aangetoond dat adjuvante chemotherapie een significant
indicator 5
betere (ziektevrije) overleving geeft, dit geldt zowel voor de 5-FU
percentage geopereerde patienten (jonger dan 75 jaar) met stadium I-III pancreascarcinoom dat chemotherapie heeft gekregen na tumorresectie
chemotherapie.
gebaseerde chemotherapie als voor gemcitabine gebaseerde
teller Aantal patiënten dat adjuvant chemotherapie heeft gekregen. 0%
10%
20%
30%
2009
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Aantal patiënten jonger dan 75 jaar waarbij resectie heeft plaatsgevonden van een pancreascarcinoom.
2010 2011
in-/exclusiecriteria Exclusie: patiënten gediagnosticeerd met gemetastaseerd
2012
pancreascarcinoom (stadium IV).
2013
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn pancreascarcinoom uit 2011 wordt aanbevolen bij een patiënt na resectie van een pancreascarcinoom behandeling met gemcitabine te geven (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Comorbiditeit, een slechte lichamelijke conditie of de wens van de patiënt kunnen redenen zijn om af te zien van chemotherapie. Hier is geen rekening mee gehouden. Voor een betere vergelijkbaarheid is gekozen voor een selectie van patiënten jonger dan 75 jaar. De indicator is berekend voor de instelling waar de operatie heeft plaatsgevonden, ongeacht de instelling van de chemotherapiebehandeling. Ongeacht neoadjuvante behandeling.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.3 Spijsverteringsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Het is aangetoond dat chemotherapie bij patiënten met een lokaal
indicator 6
irresectabel of gemetastaseerd pancreascarcinoom de overleving verbetert.
percentage patiënten (jonger dan 75 jaar) met gemetastaseerd pancreascarcinoom dat chemotherapie heeft gekregen
teller Aantal patiënten dat chemotherapie heeft gekregen.
noemer 0%
10%
20%
30%
2009 2010
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Aantal patiënten <75 jaar met een gemetastaseerd pancreascarcinoom.
in/exclusiecriteria Inclusie: nieuwe patiënten met bij diagnose een gemetastaseerd
2011
(waarschijnlijk) pancreascarcinoom. Exclusie: patiënten bij wie
2012
resectie heeft plaatsgevonden.
2013
norm/referentie Volgens de Nederlandse richtlijn pancreascarcinoom uit 2011 kan bij een lokaal irresectabel of gemetastaseerd pancreascarcinoom behandeling met gemcitabine worden overwogen (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Comorbiditeit, een slechte lichamelijke conditie of de wens van de patiënt kunnen redenen zijn om af te zien van chemotherapie. Hier is geen rekening mee gehouden. Voor een betere vergelijkbaarheid is gekozen voor een selectie van patiënten jonger dan 75 jaar. De indicator is berekend voor de instelling waar de (PA)diagnose is gesteld, ongeacht de instelling van de chemotherapiebehandeling.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.3 Spijsverteringsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie of morfologie in het eigen ziekenhuis afgezet
2.4 Luchtwegen
tegen de incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010
lokalisatie/morfologie luchtpijp
2011
2012
2013*
Nederland 2013*
7
-
-
-
-
2
-
8
long niet-kleincellig carcinoom
patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen.
2,283
147
170
177
182
160
164
9,305
kleincellig carcinoom
458
33
22
30
39
26
34
1,702
Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober
overig en ongespecificeerd
175
14
19
12
16
11
13
1,597
2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit
5
1
1
3
3
1
-
47
86
8
8
5
8
10
10
556
thymus longvlies
2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een
mesothelioom** ** incl. mesothelioom van het buikvlies
vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie
30%
16%
15%
1%
5%
8%
10%
8%
43%
64%
Stadiumverdeling** niet-kleincellig long-carcinoom (eigen ziekenhuis, 2003-2013*)
limited disease
2.4 Luchtwegen
extensive disease
onbekend
* 2013 voorlopige cijfers, ** 2003-2009 TNM 6e editie; 2010-2013 TNM 7e editie
gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
nut De 30-dagenoperatiesterfte beschrijft het risico op overlijden in de
postoperatieve fase. Dit risico wordt mede bepaald door preoperatieve selectie en de kwaliteit van de perioperatieve zorg. De operatiesterfte is lager wanneer postoperatieve complicaties (trombose, bloedingen, wondinfecties) minder vaak voorkomen.
Aantal geopereerde tumoren (primair longcarcinoom) en 30-dagen sterfte per jaar
Vroege ontdekking en adequate behandeling van complicaties eigen ziekenhuis naar operatiejaar 2008 2009 2010 2011
soort operatie segmentexcisie
2012
2013*
Nederland 2013*
-
-
-
-
-
-
31
22
21
20
22
20
36
1,737
'sleeve' lobectomie
-
-
-
-
-
1
50
pneumonectomie
4
8
7
7
8
1
165
overig/niet gespecificeerd
-
-
-
1
-
-
7
26
29
27
30
28
38
1,990
1
-
2
2
-
-
31
(bi)lobectomie
totaal w aarvan overleden binnen 30 dagen
verlagen de operatiesterfte.
teller Aantal patiënten overleden binnen 30 dagen na operatiedatum.
noemer Per tumorlocatie: aantal patiënten met chirurgische resectie van primair longcarcinoom
in-/exclusiecriteria Exclusief: lokale resecties, lymfomen, sublobaire resecties
norm/referentie
Sterfte binnen 30 dagen na de operatie (2008-2013*)
Operatiesterfte is de meest gebruikte indicator in de chirurgische 10%
oncologie. De database van de European Society of Thoracic Surgeons meldt voor de jaren 2010-2012 een operatiesterfte van
8%
2,5% (Falcoz et al., 2013).
eigen ziekenhuis 2008-10
6%
eigen ziekenhuis 2011-13 4%
aandachtspunten bij interpretatie
Nederland 2008-10
2%
De 30-dagenoperatiesterfte is gevoelig voor selectieve verwijzing
Nederland 2011-13
van hoog-risicopatiënten. Bij kleine aantallen (<200 resecties) is
0%
deze uitkomstmaat gevoelig voor toevalsvariatie. De 30-
long
dagenoperatiesterfte is niet gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, conditie van de patiënt, stadium, urgentie van de operatie (electief/ spoed) of type operatie. Voor de 30-dagenoperatiesterfte worden ook patiënten meegeteld die zijn overleden na ontslag uit het ziekenhuis. Patiënten die in het ziekenhuis zijn overleden na 30 dagen worden niet meegeteld.
2.4 Luchtwegen
* 2013 voorlopige cijfers
aantal behandelingen Behandelingen uitgevoerd in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de
behandelingen in Nederland.
berekening
Chemotherapie als (onderdeel van) primaire behandeling van longkanker
Alle behandelingen van uw ziekenhuis hebben betrekking op behandelingen die in uw ziekenhuis hebben plaatsgevonden, ongeacht het ziekenhuis van diagnose. Maar steeds geldt: alleen primaire behandelingen bij oncologische patiënten (dus geen 2e lijns
2012
2013*
Nederland 2013*
niet-kleincellig carcinoom
51
71
71
71
66
37
4,094
buitenland en (een deel van) hun behandeling in Nederland hebben
kleincellig carcinoom
22
16
19
20
21
22
1,254
ontvangen.
2
3
1
-
-
-
23
morfologie
overige en ongespecificeerde longkanker
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 2008 2009 2010 2011
behandelingen). Niet meegeteld zijn patiënten die woonachtig zijn in het
Behandelingen zijn berekend op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de
definitie in uw ziekenhuis. Chirurgische behandelingen zijn ingedeeld op basis van operatiejaar, andere behandelingen op jaar van diagnose.
2.4 Luchtwegen
* 2013 voorlopige cijfers
nut De systemische behandeling van patiënten met longkanker wordt
indicator 7
mede bepaald door de histologische subtypering. Met aanvullende
percentage patiënten met een niet nader omschreven grootcellig longcarcinoom
adenocarcinoom en plaveiselcelcarcinoom en daarmee de diagnose
kleuringen van biopten kan men beter onderscheid maken tussen grootcellig carcinoom NNO vermijden.
teller Aantal patiënten met diagnose grootcellig carcinoom, NNO. 0%
10%
20%
30%
40%
50%
2009
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Totaal aantal patiënten met longcarcinoom.
2010 2011 2012
in-/exclusiecriteria norm/referentie In de Nederlandse richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom uit 2011
2013
wordt aanbevolen om immunohistochemisch onderzoek toe te passen voor de subtypering van niet-kleincellig longcarcinoom in biopten. Een niet eenduidige uitslag leidt in 5-20% van de gevallen tot de diagnose grootcellig carcinoom NNO (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie De uitkomstmaat is afhankelijk van de beschikbaarheid van representatief tumorweefsel en het gebruik van aanvullend immunohistochemisch onderzoek door de patholoog-anatoom. De uitkomst is daarnaast afhankelijk van de wijze van verslaglegging. Ook bij twijfelgevallen is het in veel gevallen mogelijk om een voorkeursdiagnose af te geven.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: lager dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.4 Luchtwegen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Bij patiënten met stadium IV niet-kleincellig longcarcinoom is EGFR-
indicator 8
mutatie-analyse van belang voor de keuze van het type systemische
percentage patiënten met stadium IV adenocarcinoom van de long bij wie een EGFR bepaling is gedaan
bij voorkeur behandeld met EGFR-TKI’s. De meeste EGFR-mutaties
behandeling. Patiënten met een activerende EGFR-mutatie worden worden gevonden in adenocarcinomen.
teller Aantal patiënten met EGFR-bepaling. 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
noemer
2009 2009-2010 niet beschikbaar
Aantal patiënten met adenocarcinoom, stadium IV.
2010 2011
in-/exclusiecriteria Inclusie vanaf diagnosejaar 2011.
2012
norm/referentie 2013
In de landelijke richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom uit 2011 wordt aanbevolen om EGFR-mutatie-analyse in ieder geval toe te passen bij patiënten met adenocarcinoom of grootcellig carcinoom NNO, voor zover die niet in aanmerking komen voor een in opzet curatieve
therapie (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Deze uitkomstmaat is afhankelijk van de werkwijze binnen het PAlaboratorium. In sommige laboratoria wordt de bepaling standaard verricht, in andere alleen bij indicatie voor systemische behandeling. Bij aanwezigheid van een KRAS-mutatie kan EGFR-mutatie-analyse achterwege worden gelaten. Informatie over EGFR-mutatie-analyse wordt vanaf 2011 in de NKR vastgelegd.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: lager dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.4 Luchtwegen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Behandeling met chemotherapie kan de overleving van patiënten
indicator 9
met stadium IV verlengen. Ook bij oudere patiënten of WHO
percentage patiënten (< 80 jaar) met niet-kleincellig stadium IV longcarcinoom dat systemische therapie heeft gehad
chemotherapie of EGFR-TKI’s geadviseerd.
performance status 2 wordt systemische behandeling met
teller Aantal patiënten systemisch behandeld (chemotherapie of doelgerichte behandeling). 0%
10%
20%
30%
2009
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Aantal patiënten met NSCLC stadium IV.
2010 2011 2012
in-/exclusiecriteria norm/referentie In de Nederlandse richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom uit 2011
2013
wordt bij stadium IV aanbevolen systemische behandeling toe te passen bij patiënten met WHO performance score 0-2 (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie De TNM-stadiumindeling is in 2010 ingrijpend gewijzigd. De NKR gebruikt momenteel TNM-editie 7; de meeste klinische studies zijn echter gebaseerd op TNM-editie 6. Systemische behandeling wordt minder vaak toegepast bij patiënten op hoge leeftijd. De WHO performance score wordt niet vastgelegd binnen de NKR.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.4 Luchtwegen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Combinatiebehandeling met chemotherapie en radiotherapie verbetert
indicator 10
de overleving bij patiënten met klinisch stadium III niet-kleincellig longcarcinoom.
percentage bestraalde patiënten met stadium III niet-kleincellig longcarcinoom dat concomitante chemoradiotherapie heeft gekregen
teller Aantal patiënten concurrent behandeld (start radiotherapie binnen 49 dagen van start chemotherapie).
0%
10%
20%
30%
2009
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Aantal patiënten behandeld met een combinatie van chemotherapie en radiotherapie.
2010 2011
in-/exclusiecriteria Exclusief primair chirurgisch behandelde patiënten.
2012
norm/referentie 2013
In de Nederlandse richtlijn niet-kleincellig longcarcinoom uit 2011 wordt aanbevolen om bij stadium III niet-kleincellig longcarcinoom chemoradiotherapie toe te passen. Voor patiënten met WHO performance score 0-1 wordt aanbevolen om beide behandelingen
gelijktijdig te geven (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Chemoradiotherapie wordt minder vaak toegepast bij patiënten op hoge leeftijd. Bij oudere patiënten wordt chemoradiotherapie vaak sequentieel gegeven. Bij progressie tijdens chemotherapie wordt vaak afgezien van radiotherapie. In de verslaglegging en de NKR is niet altijd eenduidig vastgelegd of de chemoradiotherapie concomitant of sequentieel was, waardoor enige misclassificatie mogelijk is. De indicator is berekend voor de instelling van diagnose, d.w.z. instelling van eerste PA-afname (respectievelijk van klinische opname).
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.4 Luchtwegen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Mediane overleving is een veel gebruikte maat voor overleving bij
indicator 11
patiënten met uitgezaaide kanker (stadium IV).
mediane overleving (in maanden) stadium IV longcarcinoom (2009 - 2013)
teller Mediane overleving in maanden, gerekend vanaf datum diagnose.
noemer Aantal patiënten met stadium IV, diagnose in 2009-2013: 0
2
4
6
NSCLC
SCLC
8
10
12
14
• niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) • kleincellig longcarcinoom (SCLC)
in-/exclusiecriteria Long: inclusief diagnoses zonder PA-bevestiging.
norm/referentie Landelijke gegevens: • niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) 4.1 maanden (n>21.000) • kleincellig longcarcinoom (SCLC) 5.4 maanden (n>5.200) D.w.z. de helft van de patiënten leeft langer.
aandachtspunten bij interpretatie Sterk afhankelijk van casemix, bij kleine aantallen afhankelijk van toevalsvariatie.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
eigen ziekenhuis: NSCLC n = 357, SCLC n = 85
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.4 Luchtwegen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Geeft inzicht in de lange termijn uitkomsten per stadium.
teller
Relatieve overleving niet-kleincellig longcarcinoom naar stadium en periode van diagnose (18 jr. en ouder)
Percentage patiënten dat na een bepaald aantal jaren (1, 3, 5 jaar) na diagnose nog in leven is, per TNM-stadium (I, II, III, IV) en gecorrigeerd voor de verwachte sterfte gebaseerd op de Nederlandse bevolking.
0%
20%
40%
60%
80%
noemer
100%
Aantal patiënten gediagnosticeerd in periode 2003-2009 (TNM 6e editie) respectievelijk 2010-2012 (TNM 7e editie). Percentage
stadium I 2003-2009
afgebeeld indien minimaal 10 patiënten beschikbaar. stadium II eigen ziekenhuis stadium III
1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving
stadium IV
2010-2012
stadium I stadium II stadium III
in-/exclusiecriteria Alle patiënten zijn gevolgd tot aan de datum van overlijden of tot 1 februari 2014 of, in geval van emigratie, tot aan de emigratiedatum.
5-jaarsoverleving
norm/referentie:
Nederland
Landelijke gegevens.
1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving
aandachtspunten bij interpretatie
5-jaarsoverleving
De gepresenteerde overleving is de relatieve overleving wat een benadering is voor de kanker-specifieke overleving. Dit houdt in dat de waargenomen overleving is gecorrigeerd voor de verwachte
stadium IV
sterfte die is gebaseerd op de Nederlandse populatie vergelijkbaar op basis van geslacht, leeftijd en kalenderjaar. Ziekenhuisresultaten zijn gebaseerd op patiënten met een eerste (PA) diagnose in het betreffende ziekenhuis. Bij kleine aantallen kan de uitkomst zijn beïnvloed door toevalsvariatie.
2.4 Luchtwegen
nut Geeft inzicht in de lange termijn uitkomsten per stadium.
teller
Relatieve overleving kleincellig longcarcinoom naar stadium en periode van diagnose (18 jr. en ouder)
Percentage patiënten dat na een bepaald aantal jaren (1, 3, 5 jaar) na diagnose nog in leven is, per stadium (limited - extensive) en gecorrigeerd voor de verwachte sterfte gebaseerd op de Nederlandse bevolking.
0%
20%
40%
60%
80%
noemer
100%
Aantal patiënten gediagnosticeerd in periode 2003-2009 (TNM 6e editie) respectievelijk 2010-2012 (TNM 7e editie). Percentage afgebeeld indien minimaal 10 patiënten beschikbaar.
2003-2009
limited
eigen ziekenhuis 1-jaarsoverleving extensive
2010-2012
limited
3-jaarsoverleving
in-/exclusiecriteria Alle patiënten zijn gevolgd tot aan de datum van overlijden of tot 1 februari 2014 of, in geval van emigratie, tot aan de emigratiedatum.
5-jaarsoverleving
norm/referentie
Nederland
Landelijke gegevens.
1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving
aandachtspunten bij interpretatie
5-jaarsoverleving
De gepresenteerde overleving is de relatieve overleving wat een benadering is voor de kanker-specifieke overleving. Dit houdt in dat
extensive
de waargenomen overleving is gecorrigeerd voor de verwachte sterfte die is gebaseerd op de Nederlandse populatie vergelijkbaar op basis van geslacht, leeftijd en kalenderjaar. Ziekenhuisresultaten zijn gebaseerd op patiënten met een eerste (PA)diagnose in het betreffende ziekenhuis. Bij kleine aantallen kan de uitkomst zijn beïnvloed door toevalsvariatie.
2.4 Luchtwegen
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie of morfologie in het eigen ziekenhuis afgezet
2.5 Huid, weke delen en bot
tegen de incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010
lokalisatie/morfologie huid plaveiselcelcarcinoom (PCC)** 1,802 M. Bow en/niet-invasief PCC** 891 melanoom 753 melanoom in situ 257 huidadnexcarcinoom 37 merkelcelcarcinoom 18 dermatofibrosarcoom 27 Kaposi sarcoom 13 139 w eke delen bot 27 ** per patiënt w ordt maximaal 1 tumor geregistreerd
105 54 75 15 3 3 3 2 7 1
149 71 69 18 2 3 15 5
2011
2012
2013*
Nederland 2013*
172 91 83 14 2 2 2 5 4
147 92 82 24 2 2 9 4
152 76 97 31 4 1 1 11 3
8,989 5,675 5,769 1,950 156 152 69 61 635 264
135 62 60 29 4 1 7 2
patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
2.5 Huid, weke delen en bot
22%
13%
35%
30%
4%
7%
4%
15%
8%
20%
42%
Sarcomen naar morfologie (eigen ziekenhuis,1989-2013*)
* 2013 voorlopige cijfers; MPNST=maligne perifere zenuwschede tumor
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar stadium in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de
incidentie in Nederland.
berekening
Invasief melanoom naar stadium** (eigen ziekenhuis, 2003-2013*)
Aantal melanomen naar stadium** (eigen ziekenhuis, 2003-2013*)
De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten
stadium 0 (in situ) Ia Ib
woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie
aantal 226 317
Ia
161
Ib
IIa
82
IIa
IIb
62
IIb
IIc
34
IIc
IIIa
8
IIIa
IIIb
17
IIIb
IIIc
6
IIIc
1%
IV
Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie
4
IV
1%
gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
16
onbekend
onbekend
hebben gekregen. 45% 23%
2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit
12%
2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd.
9%
Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een
5%
vergelijkbare periode in 2012.
1% 2%
aandachtspunten bij interpretatie
2%
** 2003-2009 TNM 6eeditie; 2010-2013 TNM 7eeditie
2.5 Huid, weke delen en bot
Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober
* 2013 voorlopige cijfers
nut Het is aangetoond dat patiënten met metastasen in de
indicator 14
schildwachtklier(en) een slechtere prognose hebben dan patiënten bij
percentage patiënten met stadium Ib-IIIc melanoom bij wie een schildwachtklierprocedure is gedaan (al dan niet in het eigen ziekenhuis)
de schildwachtklierprocedure, direct gevolgd door lymfeklierdissectie als
wie geen metastasen worden aangetroffen. Het is niet aangetoond dat metastasering wordt aangetroffen, de ziektespecifieke overleving van patiënten met een primair melanoom verbetert, in vergelijking met observatie en lymfeklierdissectie als zich een regionaal lymfeklierrecidief voordoet.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
2009
60%
70%
80%
90%
100%
teller Aantal patiënten met een melanoom van de huid en een stadium Ib of
2010 2011 2012
hoger die een schildwachtklierprocedure hebben ondergaan.
noemer Aantal patiënten met een melanoom van de huid en stadium Ib of hoger.
2013
in-/exclusiecriteria Inclusie: alle nieuwe patiënten ouder dan 18 jaar met een melanoom van de huid en een stadium Ib of hoger bij diagnose.
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn uit 2012 wordt geadviseerd om een schildwachtklierprocedure te verrichten bij patiënten met een melanoom stadium Ib en hoger om patiënten optimaal te stadiëren en te informeren over de prognose (www.onconline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Alleen melanomen van de huid zijn geïncludeerd. De indicator is berekend voor de instelling waar de (therapeutische) excisie is gedaan.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: lager dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.5 Huid, weke delen en bot
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de
2.6 Borst
incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire
morfologie invasief mammacarcinoom
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010 3,575 196 258 203
2011 253
2012 186
2013* 258
Nederland 2013* 15,970
w aarvan: hormoonreceptor positief HER2 positief** triple negatief receptorstatus onbekend of niet bepaald*** DCIS 269 LCIS 11 phyllodes tumor 10
150
181
162
183
146
190
12,062
17 24 5 20 3 -
35 39 3 32 2 -
20 18 3 17 1
29 30 11 18 3
17 19 4 21 -
28 27 13 35 1 2
1,932 1,618 358 2,456 168 35
** al dan niet met positieve hormoonreceptor
behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen en/of alleen door de klinisch-geneticus zijn gezien. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie
*** omvat ook tumoren zonder pathologische bevestiging
Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
2.6 Borst
* 2013 voorlopige cijfers
aantal behandelingen Behandelingen uitgevoerd in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de
behandelingen in Nederland.
berekening Alle behandelingen van uw ziekenhuis hebben betrekking op
Aantal geoperereerde tumoren per jaar
behandelingen die in uw ziekenhuis hebben plaatsgevonden, ongeacht soort operatie borstsparende operatie borstamputatie/ablatio totaal
eigen ziekenhuis naar operatiejaar 2008 2009 2010 2011
2012
2013*
Nederland 2013*
112
131
118
154
106
175
9,754
83
121
67
85
69
75
6,747
195
252
185
239
175
250
16,501
het ziekenhuis van diagnose. Maar steeds geldt: alleen primaire behandelingen bij oncologische patiënten. Niet meegeteld zijn patiënten die woonachtig zijn in het buitenland en (een deel van) hun behandeling in Nederland hebben ontvangen. Behandelingen zijn berekend op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de
Chemotherapie als (onderdeel van) primaire behandeling
definitie in uw ziekenhuis. Chirurgische behandelingen zijn ingedeeld op 2012
2013
Nederland 2013
60
77
76
95
80
82
4,186
neo-adjuvant (+/- adjuvant)
5
14
11
17
9
16
1,762
inoperabel/gemetastaseerd
3
3
7
4
6
8
301
indicatie adjuvant
2.6 Borst
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 2008 2009 2010 2011
* 2013 voorlopige cijfers
basis van operatiejaar, andere behandelingen op jaar van diagnose.
nut De toepassing van MRI geeft een nauwkeurige diagnostiek van de
indicator 15
patiënt weer. Het is bij een deel van de patiënten geïndiceerd (BI-RADS
percentage patiënten met een MRI-mamma bij primaire operatie
voor het chirurgisch beleid). Het verrichten van een MRI kan invloed
4 laesies en bij laesies waarbij de uitslag van de MRI beslissend zal zijn hebben op de doorlooptijd tussen diagnose en eerst operatie.
teller Aantal patiënten die een MRI-mamma vóór de mamma-operatie hebben 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
ondergaan.
2009 2009-2010 niet beschikbaar 2010 2011 2012
noemer Aantal patiënten met een primair invasief mammacarcinoom en/of DCIS die primair zijn geopereerd.
in-/exclusiecriteria Inclusie: primair invasief operabel mammacarcinoom (met of zonder
2013
DCIS) eerste operatie. Exclusie: M1 patiënten, patiënten die niet geopereerd zijn.
norm/referentie Geen.
aandachtspunten bij interpretatie De berekening van deze indicator komt overeen met die van de Nederlandse Breast Cancer Audit (NBCA) maar het betreft hier een heel operatiejaar (kalenderjaar) i.p.v. een NBCA-jaar en uitsluitend patiënten woonachtig in Nederland. De indicator wordt berekend voor het ziekenhuis waar de grootste operatie heeft plaatsgevonden.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: hoger dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.6 Borst
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Patiënten waarbij de tumor niet radicaal is verwijderd, moeten
indicator 16
aanvullende behandeling ondergaan. Met name de aanvullende
irradicaliteit bij primair eerste mammasparende operatie voor invasief mammacarcinoom (zonder neo-adjuvante therapie) (norm <15%).
belasting van de patiënt.
chirurgische behandeling bij meer dan focale resttumor wordt gezien als
teller Aantal patiënten bij wie tumorweefsel (DCIS of invasieve component) meer dan focaal aanwezig is in het resectievlak na een eerste lokale 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
excisie.
norm=15% 2009
noemer 2010 2011
Aantal patiënten die een eerste borstsparende operatie hebben ondergaan (zonder neoadjuvante therapie) voor een invasief mammacarcinoom (met of zonder DCIS) zonder metastasen op afstand.
2012
in-/exclusiecriteria 2013
Inclusie: primair invasief operabel mammacarcinoom (met of zonder DCIS) eerste operatie. Exclusie: M1 patiënten, patiënten die niet geopereerd zijn, neoadjuvante systeemtherapie
norm/referentie Streefnorm NABON nota: <15% meer dan focale tumorrest in het resectievlak
aandachtspunten bij interpretatie De berekening van deze indicator komt overeen met die van de NBCA maar het betreft hier een heel operatiejaar (kalenderjaar) i.p.v. een NBCA-jaar en uitsluitend patiënten woonachtig in Nederland. De indicator wordt berekend voor het ziekenhuis waar de grootste operatie heeft plaatsgevonden.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.6 Borst
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Directe reconstructie van de borst dient overwogen te worden na een
indicator 17
ablatieve ingreep. Een directe reconstructie leidt tot een beter
percentage patiënten met een directe reconstructie door plastisch chirurg voor invasief mammacarcinoom
verbeterd lichaamsbeeld, een hogere patiënttevredenheid en meer
esthetisch resultaat van een uitgestelde reconstructie. Dit leidt tot een zelfvertrouwen. Ook is het kosten effectiever omdat een ingreep wordt bespaard.
teller 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Aantal patiënten bij wie een directe reconstructie is uitgevoerd (ongeacht de wijze).
2009 2009-2010 niet beschikbaar 2010 2011
noemer Aantal patiënten met een primaire ablatieve ingreep voor invasief mammacarcinoom.
2012
in-/exclusiecriteria 2013
Inclusie: primair invasief operabel mammacarcinoom (met of zonder DCIS) eerste operatie. Exclusie: M1 patiënten, patiënten die niet geopereerd zijn.
norm/referentie Geen.
aandachtspunten bij interpretatie De berekening van deze indicator (conform NBCA) betreft hier een heel operatiejaar (kalenderjaar) en patiënten woonachtig in Nederland. De indicator wordt berekend voor het ziekenhuis waar de eerste ingreep een ablatio met directe reconstructie was. Factoren die de keuze voor directe reconstructie beïnvloeden, bijvoorbeeld een BMI > 30, zijn niet meegenomen in de registratie. Ook is de keuze van de patiënt van belang. Hiervoor kan niet gecorrigeerd worden. Daarbij is adjuvante radiotherapie een relatieve contra-indicatie, omdat radiotherapie na een directe mammareconstructie kan leiden tot een grotere kans op complicaties van de prothese en een slechter esthetisch resultaat.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.6 Borst
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Voor de patiënt is het onwenselijk lang te moeten wachten op
indicator 18
neoadjuvante chemotherapie. Als veel patiënten lang moeten wachten, dienen processen te worden aangepast.
wachttijd tussen diagnose en aanvang neo-adjuvante chemotherapie < 5 weken teller Aantal patiënten dat ≤ 5 weken na datum biopt waarop diagnose is gesteld, is gestart met neoadjuvante chemotherapie. 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Aantal patiënten met als primaire behandeling neoadjuvante
2009 2009-2010 niet beschikbaar 2010 2011
2012
chemotherapie voor een nieuw gediagnosticeerd invasief M0 mammacarcinoom.
in-/exclusiecriteria Inclusie: primair invasief mammacarcinoom (met of zonder DCIS) met neoadjuvante chemotherapie. Exclusie: M1 patiënten, patiënten die niet
2013
geopereerd zijn.
norm/referentie Binnen 5 weken (35 kalenderdagen).
Aandachtspunten bij interpretatie Registratie vindt plaats voor het ziekenhuis waar de laatste operatie heeft plaatsgevonden. Bij verwijzingen wordt het interval tussen intake bij overname van de patiënt en datum start neoadjuvante therapie genomen, zodat een instelling niet wordt afgerekend op een indicator waar men geen invloed op heeft.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: hoger dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.6 Borst
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Voor de patiënt is het onwenselijk lang te moeten wachten op de
indicator 19
operatie. Als veel patiënten lang moeten wachten, dienen processen te worden aangepast.
wachttijd tussen diagnose en eerste operatie < 5 weken (exclusief directe reconstructie) (norm>90%)
teller Aantal patiënten dat ≤ 5 weken na datum biopt waarop diagnose is gesteld, is geopereerd.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Aantal patiënten met als primaire behandeling een operatie voor een
2009
nieuw gediagnosticeerd invasief M0 mammacarcinoom of DCIS, zonder
2009-2010 niet beschikbaar 2010
directe reconstructie. norm=90%
2011 2012
in-/exclusiecriteria Inclusie: primair invasief mammacarcinoom (met of zonder DCIS). Exclusie: M1 patiënten, patiënten die niet geopereerd zijn of een directe
2013
reconstructie hebben ondergaan.
norm/referentie NABON-norm: meer dan 90% van de patiënten dienen operatie binnen
maximaal 5 weken na het verrichten van de diagnostische procedure te krijgen.
aandachtspunten bij interpretatie Registratie vindt plaats voor het ziekenhuis waar de laatste operatie heeft plaatsgevonden. Bij verwijzingen wordt het interval tussen intake bij overname van de patiënt en datum start operatie genomen, zodat een instelling niet wordt afgerekend op een indicator waar men geen invloed op heeft.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: lager dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.6 Borst
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Mediane overleving is een veel gebruikte maat voor overleving bij
indicator 20
patiënten met uitgezaaide kanker (stadium IV).
mediane overleving (in maanden) stadium IV mammacarcinoom (2009 - 2013)
teller Mediane overleving in maanden, gerekend vanaf datum diagnose.
noemer Aantal patiënten met stadium IV, diagnose in 2009-2013, 0
10
Mamma
20
30
40
50
60
mammacarcinoom .
in-/exclusiecriteria norm/referentie Landelijke gegevens mammacarcinoom 26,0 maanden (n>3400), d.w.z. de helft van de patiënten leeft langer.
aandachtspunten bij interpretatie Sterk afhankelijk van casemix, bij kleine aantallen afhankelijk van toevalsvariatie, niet weergegeven als mediane overleving langer dan 5 jaar.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
eigen ziekenhuis: n = 51
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.6 Borst
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Geeft inzicht in de lange termijn uitkomsten per stadium.
teller
Relatieve overleving mammacarcinoom naar stadium en periode van diagnose (18 jr. en ouder)
Percentage patiënten dat na een bepaald aantal jaren (1, 3, 5 jaar) na diagnose nog in leven is, per TNM-stadium (I, II, III, IV) en gecorrigeerd voor de verwachte sterfte gebaseerd op de Nederlandse bevolking.
0%
20%
40%
60%
80%
noemer
100%
Aantal patiënten gediagnosticeerd in periode 2003-2009 (TNM 6e editie) respectievelijk 2010-2012 (TNM 7e editie). Percentage
stadium I
2003-2009
afgebeeld indien minimaal 10 patiënten beschikbaar. stadium II eigen ziekenhuis stadium III
1-jaarsoverleving
in-/exclusiecriteria Alle patiënten zijn gevolgd tot aan de datum van overlijden of tot 1 februari 2014 of, in geval van emigratie, tot aan de emigratiedatum.
3-jaarsoverleving stadium IV
2010-2012
stadium I
stadium II
5-jaarsoverleving
norm/referentie:
Nederland
Landelijke gegevens.
1-jaarsoverleving
3-jaarsoverleving 5-jaarsoverleving
stadium III
aandachtspunten bij interpretatie De gepresenteerde overleving is de relatieve overleving wat een benadering is voor de kanker-specifieke overleving. Dit houdt in dat de waargenomen overleving is gecorrigeerd voor de verwachte sterfte die is gebaseerd op de Nederlandse populatie vergelijkbaar
stadium IV
op basis van geslacht, leeftijd en kalenderjaar. Ziekenhuisresultaten zijn gebaseerd op patiënten met een eerste (PA-)diagnose in het betreffende ziekenhuis. Bij kleine aantallen kan de uitkomst zijn beïnvloed door toevalsvariatie.
2.6 Borst
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie of morfologie in het eigen ziekenhuis afgezet
2.7 Vrouwelijke geslachtsorganen
tegen de incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010
lokalisatie/morfologie
2011
2012
2013*
Nederland 2013*
patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten
schaamlippen
88
9
3
4
11
7
2
517
vagina
12
2
1
3
3
1
-
73
baarmoederhals
214
9
16
22
21
11
17
666
baarmoederlichaam
411
33
27
29
28
36
32
1,925
17
-
-
1
-
4
2
88
390
34
14
24
29
17
17
1,312
2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd.
35
3
5
3
4
3
5
417
Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een
4
-
-
-
-
-
-
23
sarcoom van de baarmoeder eierstok** en eileider (invasief) eierstok (borderline) overig en ongespecificeerd
woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit
vergelijkbare periode in 2012.
** inclusief extraovariële tumoren
aandachtspunten bij interpretatie
Stadiumverdeling** invasieve tumoren van de vrouwelijke geslachtsorganen (eigen ziekenhuis, 2003-2013*) 0%
20%
40%
60%
80%
100%
schaamlippen I
baarmoederhals
II III
baarmoederlichaam
IV onbekend
eierstok
Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. Het is hierdoor mogelijk dat er verschillen zijn in aantallen.
2.7 Vrouwelijke geslachtsorganen
* 2013 voorlopige cijfers, ** 2003-2009 TNM 6e editie; 2010-2013 TNM 7e editie
Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
aantal behandelingen Behandelingen uitgevoerd in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de
behandelingen in Nederland.
berekening Alle behandelingen van uw ziekenhuis hebben betrekking op
Aantal geoperereerde tumoren per jaar
behandelingen die in uw ziekenhuis hebben plaatsgevonden, ongeacht lokalisatie/soort operatie
eigen ziekenhuis naar operatiejaar 2008 2009 2010 2011
2012
2013*
Nederland 2013*
het ziekenhuis van diagnose. Maar steeds geldt: alleen primaire behandelingen bij oncologische patiënten.
schaamlippen
1
1
1
-
-
-
363
baarmoederhals: radicale operatie
-
-
-
-
1
-
207
25
27
18
22
27
21
1,827
stadiëringsoperatie
5
1
4
5
5
2
170
oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de
debulkingsoperatie
8
3
8
12
4
-
648
patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens
baarmoeder: hysterectomie
Niet meegeteld zijn patiënten die woonachtig zijn in het buitenland en (een deel van) hun behandeling in Nederland hebben ontvangen. Behandelingen zijn berekend op basis van de informatie die medio
eierstok** en eileider:
** inclusief extraovariële tumoren
vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de
Chemotherapie als (onderdeel van) primaire behandeling
definitie in uw ziekenhuis. Chirurgische behandelingen zijn ingedeeld op 2012
2013*
Nederland 2013*
baarmoederhals
3
11
13
7
2
8
231
baarmoederlichaam
4
2
3
4
4
2
170
eierstok** en eileider
22
10
15
20
11
13
899
1
-
1
-
1
-
42
lokalisatie
overige vrouw elijke geslachtsorganen
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 2008 2009 2010 2011
** inclusief extraovariële tumoren
Sinds 2013 worden ovarium operaties uitgevoerd in het UMCG. De 2 stadiëringsoperaties in 2013 zijn niet correct volgens MCL.
2.7 Vrouwelijke geslachtsorganen
* 2013 voorlopige cijfers
basis van operatiejaar, andere behandelingen op jaar van diagnose.
aantal nieuwe tumoren en behandelingen Incidentie naar lokalisatie, morfologie of tumorgedrag en behandelingen
2.8 Urinewegen & mannelijke geslachtsorganen
in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de incidentie en behandelingen in Nederland.
Lokalisatie en behandeling berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor lokalisatie/morfologie penis prostaat zaadbal
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 41 4 3 2,081 163 168
2010 7 187
2011 3 237
2012 4 203
2013* 4 189
Nederland 2013* 176 11,052
behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen.
seminoom
74
5
8
7
4
12
11
384
non-seminoom**
84
4
6
6
7
9
6
375
nier 492 50 nierbekken 78 5 urineleider 42 4 blaas niet spierinvasief 1,037 71 spierinvasief 469 33 overig en ongespecificeerd 22 1 ** incl. niet-kiemceltumoren van de zaadbal en extragonadale kiemceltumoren
46 10 7
47 5 4
52 4 6
44 5 4
42 8 7
2,548 437 352
74 28 3
76 32 1
69 34 1
74 26 -
64 37 3
4,742 1,672 105
Alle behandelingen van uw ziekenhuis hebben betrekking op behandelingen die in uw ziekenhuis hebben plaatsgevonden, ongeacht het ziekenhuis van diagnose. Maar steeds geldt: alleen primaire behandelingen bij oncologische patiënten. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
Chemotherapie/doelgerichte therapie als (onderdeel van) primaire behandeling lokalisatie
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 2008 2009 2010
2011
2012
2013*
Nederland 2013*
aandachtspunten bij interpretatie
prostaat
-
-
-
-
1
1
37
zaadbal
-
1
-
-
-
-
210
nier
7
12
10
4
12
7
254
een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de
blaas
2
4
2
7
3
5
422
definitie in uw ziekenhuis. Chemotherapeutische behandelingen zijn
Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR
ingedeeld op basis van jaar van diagnose.
2.8 Urinewegen & mannelijke geslachtsorganen
* 2013 voorlopige cijfers
nut De 30-dagenoperatiesterfte beschrijft het risico op overlijden in de
postoperatieve fase. Dit risico wordt mede bepaald door preoperatieve selectie en de kwaliteit van de perioperatieve zorg. De operatiesterfte is lager wanneer postoperatieve complicaties (trombose, bloedingen, wondinfecties) minder vaak voorkomen.
Aantal geopereerde tumoren en 30-dagen sterfte per jaar
Vroege ontdekking en adequate behandeling van complicaties eigen ziekenhuis naar operatiejaar 2008 2009 2010 2011
soort operatie prostatectomie** w aarvan overleden binnen 30 dagen nefrectomie w aarvan overleden binnen 30 dagen cystectomie*** w aarvan overleden binnen 30 dagen **exclusief operaties na 'w ait & see'
2012
2013*
Nederland 2013*
17
6
12
13
6
42
2,337
-
-
-
-
-
-
3
37
34
26
43
24
24
2,072
-
-
-
2
-
2
26
12
9
12
15
10
18
921
-
-
1
-
-
-
29
*** in 2006-2010 kunnen operaties bij recidief blaascarcinoom ontbreken
verlagen de operatiesterfte.
teller Aantal patiënten overleden binnen 30 dagen na operatiedatum.
noemer Per tumorlocatie het aantal patiënten met chirurgische resectie van de maligniteit: prostaat, nier, blaas
in-/exclusiecriteria Exclusief: lokale resecties, lymfomen.
norm/referentie
Sterfte binnen 30 dagen na de operatie (2008-2013*)
Operatiesterfte is de meest gebruikte indicator in de chirurgische
10%
oncologie. De gemiddelde 30-dagenmortaliteit voor de radicale cystectomie dient over 3 jaar gemeten gemiddeld <6% te zijn
8% eigen ziekenhuis 2008-10
6%
(www.nvu.nl).
eigen ziekenhuis 2011-13
4%
Nederland 2008-10
2%
Nederland 2011-13
0% prostaat
nier
aandachtspunten bij interpretatie De 30-dagenoperatiesterfte is gevoelig voor selectieve verwijzing van hoog-risico patiënten. Bij kleine aantallen (<200 resecties) is deze uitkomstmaat gevoelig voor toevalsvariatie.
blaas
De 30-dagenoperatiesterfte is niet gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, conditie van de patiënt, stadium, urgentie van de operatie (electief/ spoed) of type operatie. Voor de 30-dagenoperatiesterfte worden ook patiënten meegeteld die zijn overleden na ontslag uit het ziekenhuis. Patiënten die in het ziekenhuis zijn overleden na 30 dagen worden niet meegeteld.
2.8 Urinewegen & mannelijke geslachtsorganen
* 2013 voorlopige cijfers
nut Voor patiënten met een gelokaliseerd laag risico prostaatcarcinoom kan,
indicator 23
naast actief volgen (voorkeursbehandeling volgens de huidige richtlijn),
percentage patiënten met een laag risico prostaatcarcinoom (volgens d'Amico criteria) dat in opzet curatief behandeld is
radicale prostatectomie (of cryoablatie), uitwendige bestraling of
gekozen worden voor één van de drie behandelingsmodaliteiten: brachytherapie.
teller Aantal patiënten met laag risico prostaatcarcinoom (volgens d’Amico 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
criteria) dat in opzet curatief behandeld is (prostatectomie (of
2009
cryoablatie), externe radiotherapie of brachytherapie).
2010
noemer
2011
Aantal patiënten met een laag risico prostaatcarcinoom (volgens d’Amico criteria).
2012
in-/exclusiecriteria 2013
Inclusie prostaatkanker (C61), T1c-2a (N0M0), Gleason<7, PSA<10 ng/ml.
norm/referentie In de herziene Nederlandse richtlijn uit 2014 wordt aangegeven dat bij patiënten met een laag risico prostaatcarcinoom (d’Amico criteria: T1c2a, Gleason<7, PSA<10 ng/mL en slechts 1 of 2 positieve biopten) een beleid van actief volgen de voorkeur heeft (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie De indicator is berekend voor het ziekenhuis van eerste diagnose, Tot en met 2012 is in de NKR geen informatie beschikbaar over aantal positieve biopten en dit kon daarom nog niet meegenomen worden bij het bepalen van het risicoprofiel. De keuze wel of geen behandeling wordt tevens beïnvloed door de wens van de patiënt. Hier is geen rekening mee gehouden.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: hoger dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.8 Urinewegen & mannelijke geslachtsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Er bestaat mogelijk een relatie tussen volume en positieve
indicator 24
snijvlakken.
percentage prostatectomie met positieve snijvlakken bij patienten met pT2 of pT3 tumoren
teller Aantal prostatectomie-ingrepen met positieve snijvlakken bij patiënten met pT2 of pT3 prostaatcarcinoom.
noemer 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Aantal prostatectomie-ingrepen bij patiënten met pT2 of pT3
2009
prostaatcarcinoom.
2010
in-/exclusiecriteria
2011 2012
Inclusie: prostaatkanker (C61), pT2 of pT3 (N0M0).
norm/referentie De NVU heeft een norm van 20 prostatectomie-ingrepen per
2013
instelling per jaar vastgesteld (www.nvu.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Er is geen onderscheid gemaakt in de verschillende typen
prostatectomie-ingrepen (open, laparoscopische of robotgeassisteerde laparoscopische prostatectomie).
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.8 Urinewegen & mannelijke geslachtsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Mediane overleving is een veel gebruikte maat voor overleving bij
indicator 25
patiënten met uitgezaaide kanker (stadium IV).
mediane overleving (in maanden) stadium IV prostaatcarcinoom (2009 - 2013)
teller Mediane overleving in maanden, gerekend vanaf datum diagnose.
noemer Aantal patiënten met stadium IV, diagnose in 2009-2013, 0
10
Prostaat
20
30
40
50
60
prostaatcarcinoom .
in-/exclusiecriteria norm/referentie Landelijke gegevens prostaatcarcinoom 42.5 maanden (n>8800), d.w.z. de helft van de patiënten leeft langer.
aandachtspunten bij interpretatie Sterk afhankelijk van casemix, bij kleine aantallen afhankelijk van toevalsvariatie, niet weergegeven als mediane overleving langer dan 5 jaar.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
eigen ziekenhuis: n = 178
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.8 Urinewegen & mannelijke geslachtsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Voor patiënten met een spierinvasief urotheelcarcinoom is volledige
indicator 26
verwijdering van de blaas met de prostaat bij de man of genitalia interna bij de vrouw de standaardbehandeling.
percentage patiënten jonger dan 75 jaar met een stadium II-III blaascarcinoom dat behandeld is met een cystectomie
teller Aantal patiënten jonger dan 75 jaar met stadium II of stadium III blaascarcinoom dat is behandeld met een cystectomie.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
2009
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Aantal patiënten jonger dan 75 jaar met stadium II of stadium III blaascarcinoom.
2010
2011
in-/exclusiecriteria Inclusie: blaaskanker (C67), urotheelcelcarcinoom. Exclusie:
2012
gemetastaseerde tumoren.
2013
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn uit 2009 wordt aanbevolen om patiënten met een spierinvasief urotheelcarcinoom te behandelen met cystectomie (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Er is geen onderscheid gemaakt in de verschillende typen ingrepen (open, laparoscopische of robot-geassisteerde cystectomie).
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: hoger dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.8 Urinewegen & mannelijke geslachtsorganen
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut De radicale nefrectomie is bij niertumoren kleiner of gelijk aan 7 cm
indicator 27
niet langer de gouden standaard.
percentage patiënten met een niercelcarcinoom <7 cm dat sparend is geopereerd
teller Aantal patiënten met een niercelcarcinoom ≤ 7 cm dat nefronsparend is behandeld (partiële nefrectomie, cryo-ablatie, radiofrequente ablatie).
0% 2009
10%
20%
30%
40%
50%
2009 niet beschikbaar
2010 2011 2012
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Aantal patiënten met een niercelcarcinoom ≤ 7 cm dat is behandeld.
in-/exclusiecriteria Inclusie: niercelcarcinoom (C64), cTIa en cTIb (N0M0).
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn uit 2010 wordt bij TIa tumoren (≤4 cm) de
2013
nefronsparende (partiële) nefrectomie aanbevolen. Alternatieve nefronsparende behandelingen zijn cryoablatie of radiofrequente ablatie. Bij TIb (>4 en ≤7 cm) gaat de voorkeur uit naar open partiële nefrectomie of laparoscopische radicale nefrectomie
(www.oncoline.nl). In de EAU richtlijn uit 2014 wordt aangegeven ook TIb- tumoren, indien technisch mogelijk, nefronsparend te behandelen (http://www.uroweb.org/guidelines).
aandachtspunten bij interpretatie Als nefronsparende behandelingen zijn meegenomen (partiële nefrectomie, cryoablatie en radiofrequente ablatie). Vanwege kleine aantallen per stadium, is het percentage patiënten dat nefronsparend is behandeld niet opgesplitst in TIa en TIb.
Score eigen ziekenhuis: lager dan gemiddeld 2.8 Urinewegen & mannelijke geslachtsorganen
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score 25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met de laagste score
aantal nieuwe tumoren en behandelingen Incidentie naar morfologie en behandelingen in het eigen ziekenhuis
2.9 Hemato-oncologie
afgezet tegen de incidentie en behandelingen in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Nieuwe tumoren en behandeling
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten
Aantal nieuwe tumoren per diagnose eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010 107 6 4 11 266 19 27 21 464 38 21 33 53 1 5 6 222 24 20 20 320 22 17 21 39 2 1 4 201 4 12 12 84 11 9 15
2011 diagnose Hodgkin lymfoom 6 indolent B-NHL 19 agressief B-NHL 34 mature T/NK-cel tumoren 6 CLL** 11 plasmaceltumoren 28 lymfoblastaire leukemie/lymfoom 5 acute myeloïde leukemie 10 myeloproliferatieve aand.** 16 myelodysplastisch syndroom** en myelodyspl./myeloprol. aandoeningen 65 9 13 14 10 overig en ongespecificeerd 8 1 1 1 ** de signalering van enkele hematologische aandoeningen is in veel ziekenhuizen incompleet
2012 6 16 24 5 19 26 2 16 13
2013* 6 25 35 10 7 23 3 14 17
Nederland 2013* 466 1,254 1,768 363 892 1,165 232 732 820
12 -
10 -
796 53
woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Alle behandelingen van uw ziekenhuis hebben betrekking op behandelingen die in uw ziekenhuis hebben plaatsgevonden, ongeacht het ziekenhuis van diagnose. Maar steeds geldt: alleen primaire behandelingen bij oncologische patiënten. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
Aantal eerstelijns immuno- en chemotherapiebehandelingen per diagnose diagnose Hodgkin lymfoom indolent B-NHL agressief B-NHL mature T/NK-cel tumoren CLL plasmaceltumoren lymfoblastaire leukemie/lymfoom acute myeloïde leukemie myeloproliferatieve aandoeningen myelodysplastisch syndroom en myelodyspl./myeloprol. aandoeningen overig en ongespecificeerd
2.9 Hemato-oncologie
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 2008 2009 2010 2011 6 3 9 6 10 19 11 16 30 16 21 24 1 3 3 7 5 2 5 13 10 10 15 1 1 2 8 9 6 8 6 8 10 -
3 -
2 -
1 -
2012 6 7 14 3 7 19 11 11
2013* 6 16 24 5 2 13 1 7 12
Nederland 2013* 415 511 1,367 166 141 705 129 383 373
2 -
5 -
146 9
* 2013 voorlopige cijfers
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers en het aantal behandelingen wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis. Chemotherapeutische behandelingen zijn ingedeeld op basis van jaar van diagnose.
nut Geeft inzicht in de lange termijn uitkomsten na diagnose.
teller
Relatieve overleving hematologische tumoren (18 jr. en ouder, periode van diagnose 2003-2012)
Percentage patiënten dat na een bepaald aantal jaren (1, 3, 5 jaar) na diagnose nog in leven is, per hematologisch type en gecorrigeerd voor de verwachte sterfte gebaseerd op de Nederlandse bevolking.
noemer 0%
20%
40%
60%
80%
Aantal patiënten met een hematologische tumor: CLL, agressief B-
100%
NHL, plasmaceltumoren, AML, CML. Percentage afgebeeld indien minimaal 10 patiënten beschikbaar.
agressief B-NHL
in-/exclusiecriteria eigen ziekenhuis CLL
plasmaceltumoren
februari 2014 of, in geval van emigratie, tot aan de emigratiedatum.
1-jaarsoverleving 3-jaarsoverleving
norm/referentie
5-jaarsoverleving
Landelijke gegevens.
Nederland
1-jaarsoverleving AML
Alle patiënten zijn gevolgd tot aan de datum van overlijden of tot 1
3-jaarsoverleving 5-jaarsoverleving
aandachtspunten bij interpretatie De gepresenteerde overleving is de relatieve overleving wat een benadering is voor de kankerspecifieke overleving. Dit houdt in dat de waargenomen overleving is gecorrigeerd voor de verwachte sterfte die is gebaseerd op de Nederlandse populatie vergelijkbaar
CML
op basis van geslacht, leeftijd en kalenderjaar. Ziekenhuisresultaten zijn gebaseerd op patiënten met een eerste (PA)diagnose in het betreffende ziekenhuis. Bij kleine aantallen kan de uitkomst zijn beïnvloed door toevalsvariatie.
2.9 Hemato-oncologie
nut Het klinisch verloop van myelodysplastisch syndroom verschilt sterk
indicator 28
per morfologisch type. Classificatie volgens de WHO 2008 is daarom aan te bevelen.
percentage ongespecificeerd myelodysplastisch syndroom teller Aantal patiënten met ongespecificeerd myelodysplastisch syndroom.
noemer 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Aantal patiënten met myelodysplastisch syndroom.
2009
in-/exclusiecriteria 2010 2011
norm/referentie Voor deze indicator bestaat geen norm.
2012
aandachtspunten bij interpretatie 2013
Bij veel (met name oudere) patiënten heeft de precieze classificatie (nog) geen klinische relevantie.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.9 Hemato-oncologie
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Oudere patiënten met een diffuus grootcellig B-cellymfoom hebben
indicator 29
een slechtere prognose dan jongere patiënten. Dit wordt voor een
percentage patiënten van 80 jaar en ouder met diffuus grootcellig B-cellymfoom dat is behandeld met R-CHOP
patiënten.
groot deel veroorzaakt door een relatief groot aandeel onbehandelde
teller Aantal patiënten behandeld met R-CHOP. 0%
10%
20%
30%
2009
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
noemer Aantal patiënten van 80 jaar en ouder met diffuus grootcellig Bcellymfoom.
2010 2011 2012
in-/exclusiecriteria norm/referentie Voor deze indicator bestaat geen norm.
2013
aandachtspunten bij interpretatie Comorbiditeit en/of een slechte lichamelijke conditie bij ouderen zijn de meest voorkomende redenen om niet te behandelen. Er zijn
hierover geen gegevens beschikbaar in de NKR, waardoor voor deze factoren niet gecorrigeerd kon worden.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.9 Hemato-oncologie
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut De overlevingskansen van oudere patiënten met acute leukemie zijn
indicator 30
zeer laag, doordat het aandeel behandelde patiënten laag is.
percentage patiënten van 75 jaar en ouder met acute leukemie dat is behandeld met chemotherapie
teller Aantal patiënten behandeld met chemotherapie.
noemer Aantal patiënten van 75 jaar en ouder met acute leukemie. 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
2009
in-/exclusiecriteria
2010
norm/referentie
2011 2012
Voor deze indicator bestaat geen norm.
aandachtspunten bij interpretatie Comorbiditeit en/of een slechte lichamelijke conditie bij ouderen zijn
2013
de meest voorkomende redenen om niet te behandelen. Er zijn hierover geen gegevens beschikbaar in de NKR, waardoor voor deze factoren niet gecorrigeerd kon worden.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: lager dan gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.9 Hemato-oncologie
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
aantal nieuwe tumoren
2.10 Neuroendocriene tumoren (NET) en endocriene tumoren
Incidentie naar lokalisatie of morfologie in het eigen ziekenhuis afgezet
Lokalisatie en behandeling
De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
tegen de incidentie in Nederland.
berekening bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010 lokalisatie/morfologie gastrointestinale NET (G1-2)** 115 8 10 3 schildklier 100 8 4 9 bijschildklier 1 3 bijnier ** inclusief G1-2 NET met onbekende primaire lokalisatie
2011 5 18 -
2012 11 7 2
2013* 9 14 1 -
Nederland 2013* 589 676 3 48
behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd.
Aantal behandelde tumoren per jaar eigen ziekenhuis naar operatiejaar soort behandeling 2008 2009 2010 2011 aantal geopereerde schildkliercarcinomen 7 1 2 11 aantal I131-behandelingen bij schildkliercarcinoom 3 3 5 10
2012 7 4
2013* 10 11
Nederland 2013* 578 437
Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
papillair
folliculair
medullair
2.10 Neuroendocriene tumoren (NET) en endocriene tumoren
slecht gediff. anaplastisch
2%
6%
5%
8%
18%
63%
Schildkliercarcinoom naar morfologie (eigen ziekenhuis, 1989-2013*)
overig
* 2013 voorlopige cijfers
nut Een gunstige invloed van ablatieve behandeling met I-131 na (bijna)
indicator 31
totale thyreoïdectomie bij patiënten met een gedifferentieerd
percentage patiënten met gedifferentieerd schildkliercarcinoom (excl. T1a papillaire tumoren < 1 cm) dat postoperatief I-131 heeft gehad
studies. Ook vanwege de vereenvoudiging van de follow-up na de
schildkliercarcinoom is niet bewezen in prospectieve, gerandomiseerde primaire behandeling wordt ablatie geadviseerd bij gedifferentieerd schildkliercarcinoom.
teller 0% 2009
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Aantal patiënten dat postoperatief I-131 heeft gekregen.
2009 niet beschikbaar
noemer 2010 2011 2012
Aantal patiënten met gedifferentieerd schildkliercarcinoom dat is geopereerd.
in-/exclusiecriteria Exclusie: pTIa papillaire tumoren <1 cm N0M0. NB. TIa papillaire
2013
carcinomen kunnen vanaf incidentiejaar 2010 geselecteerd worden in de NKR.
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn uit 2007 staat dat in principe elke patiënt met gedifferentieerd schildkliercarcinoom (excl. tumoren < 1 cm) in aanmerking komt voor I-131, behalve unifocale papillaire carcinomen kleiner dan 1 cm zonder lymfkliermetastasen of metastasen op afstand (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie Meerdere cycli zijn als 1 behandeling geteld; het betreft alleen behandelingen met radioactieve isotopen in het kader van de primaire/ initiële behandeling (ongeveer binnen 9 maanden na diagnose) van primair schildkliercarcinoom. De indicator is berekend voor de instelling waar de thyreoïdectomie is gedaan, ongeacht de instelling van ablatieve behandeling. Op deze manier kon de indicator ook berekend worden voor instellingen die zelf geen ablatieve behandelingen doen.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.10 Neuroendocriene tumoren (NET) en endocriene tumoren
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
nut Halskliermetastasen bij papillaire schildkliercarcinomen hebben in de
indicator 32
meeste studies bij multivariabele analyse een beperkte of geen
percentage patiënten met gediff. schildkliercarcinoom en klinische (verdenking op) positieve klieren bij wie een lymfklierdissectie is gedaan met tenminste 5 klieren
recidief neemt echter wel toe bij aanwezigheid van lymfkliermetastasen.
prognostische waarde voor de overleving. De kans op een locoregionaal Bij een aantal subgroepen blijkt de prognose wel slechter bij aanwezigheid van halskliermetastasen. Zo is de prognose bij patiënten ouder dan 45 jaar slechter wanneer macroscopisch lymfkliermetastasen aanwezig zijn. Bij folliculaire carcinomen is de prognostische betekenis
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
van halskliermetastasen niet helemaal duidelijk, alleen in de meeste
2009
studies wordt het wel gezien als een prognostische parameter.
2010
teller
2011 2012
Aantal patiënten waarbij tenminste 5 lymfklieren zijn verwijderd.
noemer Aantal patiënten met gedifferentieerd schildkliercarcinoom dat is
2013
geopereerd.
in-/exclusiecriteria
norm/referentie In de Nederlandse richtlijn uit 2007 staat dat bij klinische verdenking op positieve lymfeklieren een lymfklierdissectie is geïndiceerd, hoewel bij kleine (<1 cm) preoperatief aangetoonde halskliermetastasen ook gekozen kan worden voor een afwachtend beleid (www.oncoline.nl).
aandachtspunten bij interpretatie De indicator is bepaald op het in de NKR geregistreerde aantal onderzochte/verwijderde lymfeklieren. De grens van tenminste 5 lymfeklieren is arbitrair en gekozen omdat er dan waarschijnlijk sprake was van een lymfklierdissectie en niet slechts enkele klieren die bij de thyreoïdectomie zijn meegenomen.
Eigen ziekenhuis (gemiddelde van 5 jaar / per jaar) Spreiding in Nederland (in kwartielen): 25% van de ziekenhuizen met de hoogste score
Score eigen ziekenhuis: gemiddeld
25% van de ziekenhuizen met hoog-gemiddelde score 25% van de ziekenhuizen met laag-gemiddelde score
2.10 Neuroendocriene tumoren (NET) en endocriene tumoren
25% van de ziekenhuizen met de laagste score
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de
2.11 Hoofd-hals
incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010
lokalisatie
2011
2012
2013*
Nederland 2013*
lip
271
21
14
13
9
20
7
216
mondholte
408
31
45
40
37
42
44
1,217
speekselklieren
patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen.
45
9
4
4
10
8
8
154
keelholte
196
19
24
23
26
21
17
664
Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober
neusholte
35
6
5
4
2
3
4
138
2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit
neusbijholten
24
3
1
-
2
3
1
54
2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd.
strottenhoofd
317
19
31
15
39
38
18
813
Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie
Stadiumverdeling invasieve hoofd-halstumoren (eigen ziekenhuis, 2003-2013*) 0%
20%
40%
60%
80%
100%
lip
mondholte speekselklieren
I
II III
keelholte
IV neus(bij)holte
onbekend
strottenhoofd
2.11 Hoofd-hals
* 2013 voorlopige cijfers; ** 2003-2009 TNM 6e editie; 2010-2013 TNM 7e editie
gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
nut Tumoren in het hoofd-halsgebied kenmerken zich door een relatief
indicator 33
snelle groei. Dit betekent dat een (te) lang interval tussen
mediane duur (in dagen) tussen datum PA-diagnose en start behandeling, indien PAdiagnose in het hoofdhals oncologisch centrum van behandeling
en de start van de primaire behandeling (chirurgie, radiotherapie en/of
datumverwijzing naar een Hoofd-Hals Oncologisch Centrum (HHOC). chemotherapie) kan leiden tot significante tumorgroei en opschuiving naar een hoger tumorstadium. Dit kan de genezingskans verminderen, therapeutische opties veranderen of zelfs verschuiving van curatieve naar palliatieve behandeling geven (IGZ document NWHHT). Bovendien kan een langere wachttijd tot spanning en verminderde
60
tevredenheid bij de patiënt leiden. (*Nederlandse Werkgroep Hoofd-Hals Tumoren)
40
teller
20
Mediane duur in dagen tussen datum 1e PA en datum 1e behandeling voor patiënten met PA-diagnose in het HHOC.
0 eigen ziekenhuis Nederland
noemer Aantal patiënten met hoofd-halsmaligniteit en behandeld in het HHOC.
in-/exclusiecriteria Inclusie: patiënten met primaire epitheliale tumoren van het hoofdhals
gebied (topografie volgens ICD-O-3: C00.0-C14.9, C30.0-C32.9) die behandeld zijn. Exclusief: afstandsmetastasen bij diagnose. Exclusie patiënten met PA-datum gelijk aan operatiedatum.
norm/referentie Doorstroomtijd conform NWHHT* = aantal dagen vanaf eerste consult tot startdatum primaire behandeling (i.c. chirurgie, radiotherapie en/of chemotherapie). Norm: 80% van de patiënten start binnen 30 kalenderdagen na eerste consult in het HHOC met de primaire behandeling. Bron: IGZ-document (*Nederlandse Werkgroep HoofdHals Tumoren).
Aandachtspunten bij interpretatie Behandeld in het HHOC: ongeveer 45% van alle behandelde patiënten wordt in een HHOC gediagnosticeerd en behandeld. Datum 1e consult is nog onvoldoende bruikbaar in de NKR, daarom is datum (PA)diagnose primaire maligniteit gebruikt (incidentiedatum).
eigen ziekenhuis: n = 289 2.11 Hoofd-hals
mediane duur in dagen eigen ziekenhuis (2009-2013) interkwartielafstand p25-p75 omvat 50% van de patiënten (2009-2013)
nut Tumoren in het hoofd-halsgebied kenmerken zich door een relatief
indicator 34
snelle groei. Dit betekent dat een (te) lang interval tussen
mediane duur (in dagen) tussen datum PA-diagnose en start behandeling, indien PAdiagnose niet in het hoofdhals oncologisch centrum van behandeling
behandeling (chirurgie, radiotherapie en/of chemotherapie) kan leiden
datumverwijzing naar een HHOC en de start van de primaire tot significante tumorgroei en opschuiving naar een hoger tumorstadium. Dit kan de genezingskans verminderen, therapeutische opties veranderen of zelfs verschuiving van curatieve naar palliatieve behandeling geven (IGZ document NWHHT*). Bovendien kan een langere wachttijd tot spanning en verminderde tevredenheid bij de
60
patiënt leiden. (*Nederlandse Werkgroep Hoofd-Hals Tumoren)
40 teller
20
Mediaan in dagen tussen datum 1e PA en datum 1e behandeling voor patiënten met PA-diagnose buiten het HHOC.
0 eigen ziekenhuis Nederland
noemer Aantal patiënten met hoofd-halsmaligniteit en behandeld in het HHOC.
in-/exclusiecriteria Inclusie: patiënten met primaire epitheliale tumoren van het hoofd-hals
gebied (topografie volgens ICD-O-3: C00.0-C14.9, C30.0-C32.9) die behandeld zijn. Exclusief: afstandsmetastasen bij diagnose. Exclusie patiënten met PA-datum gelijk aan operatiedatum.
norm/referentie Doorstroomtijd conform NWHHT = aantal dagen vanaf eerste consult tot startdatum primaire behandeling (i.c. chirurgie, radiotherapie en/of chemotherapie). Norm: 80% van de patiënten start binnen 30 kalenderdagen na eerste consult in HHOC met de primaire behandeling. Bron: IGZ-document
aandachtspunten bij interpretatie Behandeld in HHOC: ongeveer 55% van alle behandelde patiënten wordt elders gediagnosticeerd en voor behandeling verwezen naar een HHOC. Datum 1e consult is nog onvoldoende bruikbaar in de NKR, daarom is datum (PA-)diagnose primaire maligniteit gebruikt (incidentiedatum).
eigen ziekenhuis: n = 83 2.11 Hoofd-hals
mediane duur in dagen eigen ziekenhuis (2009-2013)
Interkwartielafstand p25-p75 omvat 50% van de patiënten (2009-2013)
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie of morfologie in het eigen ziekenhuis afgezet
2.12 Centraal zenuwstelsel
tegen de incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met lokalisatie hersenvliezen hersenen overig centraal zenuw stelsel
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010
2011
2012
2013*
Nederland 2013*
67
6
7
8
4
9
13
982
144
25
21
32
28
27
23
1,370
35
5
3
6
1
1
7
861
patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
Hersentumoren naar morfologie (eigen ziekenhuis (1989-2013*)
2.12 Centraal zenuwstelsel
* 2013 voorlopige cijfers
aantal nieuwe tumoren Incidentie naar lokalisatie in het eigen ziekenhuis afgezet tegen de
2.13 Overige lokalisaties
incidentie in Nederland.
berekening De incidentiecijfers van uw ziekenhuis hebben betrekking op patiënten
Aantal nieuwe tumoren naar lokalisatie van de tumor
bij wie de diagnose in uw ziekenhuis is gesteld, aangevuld met patiënten van elders die in uw ziekenhuis een (deel van) de primaire lokalisatie
eigen ziekenhuis naar incidentiejaar 1989-2007 2008 2009 2010
2011
2012
2013*
Nederland 2013*
oog
21
2
2
2
-
-
-
201
overige lokalisaties
48
-
-
-
-
-
-
30
832
41
33
42
37
23
35
1,798
primaire lokalisatie onbekend
behandeling hebben ondergaan. Uitzonderingen zijn patiënten woonachtig in het buitenland en patiënten die uitsluitend radiotherapie hebben gekregen. Berekening vond plaats op basis van de informatie die medio oktober 2014 beschikbaar was in de NKR. Van een deel van de patiënten uit 2013 was op dat moment nog niet alle gegevens vastgelegd. Ontbrekende gegevens zijn geëxtrapoleerd op basis van een vergelijkbare periode in 2012.
aandachtspunten bij interpretatie Voor de incidentiecijfers wordt in de NKR een (internationale) definitie gehanteerd die mogelijk afwijkt van de definitie in uw ziekenhuis.
2.13 Overige lokalisaties
* 2013 voorlopige cijfers