Kaderstellende PROJECT START ARCHITECTUUR Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
Status PSA Auteur(s) Projectleiders Directie/programma Datum
Definitief – versie 1.1.0 Paul van Raaij (ICTU) Ruud van Herk (VWS) en Marcel Staring (VenJ) VWS –: Project beleidsinformatie stelselherziening Jeugdwet VenJ: Programma Stelselherziening Jeugd 24 juni 2013
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
Versiebeheer
Versie
Datum
0.0.0
13-05-2013
0.0.1
31-05-2013
0.0.2
04-06-2013
0.0.3
10-06-2013
0.1.0
18-06-2013
0.1.1
19-06-2013
1.0.0
19-06-2013
1.1.0
24-06-2013
Omschrijving / Wijzigingen Eerste opzet van de PSA. Ter review uitgezet bij projectteam: Marcel Staring, Menno Gresnigt, Renate van Drunen, Bernd Wondergem (allen VenJ), Ruud van Herk, Richard Plug, Janine Huiden (allen VWS), Geert Schipaanboord, Hans Versteeg (beiden VNG) en Erik Schreuders (extern). Feedback op versie 0.0.1 (3105-2013) verwerkt. Besproken in architectuuroverleg VWS van 5 juni 2013. Opmerkingen bespreking (0607-2013) met Menno Gresnigt en Ruud van Herk over integratie Sociaal Domein en Datastore verwerkt. Paragraaf over relatie met keteninformatie opgenomen. Opgestuurd naar Sietse de Jong (DICTU) i.v.m. FPA. Voorgelegd aan de CIO-offices van VWS en VenJ. Ook voorgelegd aan Erik Brouwer vanuit de NORA. (Verspreid als versie 0.0.4) Ter besluitvorming aangeboden aan projectteamoverleg van 20 juni 2013. Naar het opdrachtgeversoverleg stelselherziening jeugd van 25 juni 2013. Een aantal aanpassingen na diverse opmerkingen van Jasper van Lieshout (EA VWS).
Auteur(s)
Status
Paul van Raaij (ICTU)
Werkversie
Paul van Raaij (ICTU)
Werkversie
Paul van Raaij (ICTU)
Werkversie
Paul van Raaij (ICTU)
Werkversie
Paul van Raaij (ICTU)
Werkversie
Paul van Raaij (ICTU)
Werkversie
Paul van Raaij (ICTU)
Versie Opdrachtgeversoverleg
Paul van Raaij (ICTU)
Definitief
Pagina 2 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
Managementsamenvatting Voor u ligt de Project Start Architectuur (PSA) voor de gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie. Het betreft een kaderstellend document voor de realistatie van de technische voorziening t.b.v. de implementatie van de nieuwe Jeugdwet (per 1 januari 2015). Een Jeugdwet die ervoor moet zorgen dat alle kinderen naar vermogen gezond en veilig opgroeien, hun talenten kunnen ontwikkelen en meedoen in de samenleving. Een geaccordeerde PSA beschrijft de kaders en uitgangspunten voor de te ontwikkelen gemeenschappelijke voorziening die aan het project worden meegegeven en is het startpunt voor het uitwerken van de te realiseren oplossing van de gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie. Om integraal beter te weten wat er speelt en om meer grip te krijgen, wordt de jeugdzorg, -bescherming en -reclassering gedecentraliseerd naar gemeenten. Deze decentralisatie speelt naast twee andere decentralisatieslagen binnen het sociaal domein, namelijk de participatiewet t.b.v. werk en de overgang van de Awbz naar de Wmo. Om aan de Jeugdwet invulling te geven wordt een voorziening voor beleidsinformatie gemaakt. Deze voorziening verzamelt brongegevens van zorguitvoerders, gecertificeerde instellingen en/of gemeenten. Deze gegevens worden gefilterd doorgeleverd aan: beleidsmakers bij het Rijk (VenJ en VWS) vanwege hun landelijke stelselverantwoordelijkheid. beleidsmakers bij gemeenten ter evaluatie en verantwoording van doelen en beleid binnen hun woongebied. eventueel nader te bepalen andere bestemmingen (bijvoorbeeld BZK, maar vooralsnog buiten scope). De belangrijkste functies van de gemeenschappelijke voorziening zijn daarom het: 1. ontrekken van brongegevens bij de hulpverlenende en gecertificeerde instellingen (de minimale en facultatieve dataset) en het leveren aan de gemeenschappelijke voorziening. 2. volgens een algoritme versleutelen van het BSN naar een uniek nummer, zodat de gegevens van alle contacten herleidbaar zijn naar één entiteit, maar niet direct herleidbaar zijn naar een persoon. Na versleuteling wordt het BSN verwijderd. 3. filteren van de gegevens t.b.v. standaardrapportages voor beleidsmakers bij het Rijk (stelselverantwoordelijkheid) en gemeenten (beleid op lokaal woongebied). 4. leveren van standaardrapportages aan beleidsmakers bij het Rijk (VenJ en VWS) en gemeenten. Dit leidt tot beleidsinformatiestromen tussen veldpartijen, ketenpartijen en beleidsmakers bij departementen en gemeenten. Deze informatiestromen lopen via de gemeenschappelijke voorziening, waarbij ketenpartijen uit hun broninformatie de minimale en facultatieve dataset aan de gemeenschappelijke voorziening leveren en waarbij. VWS en VenJ landelijke beleidsinformatie (minimale dataset) afnemen. gemeenten beleidsinformatie van hun woongebied uit de minimale - en facultatieve dataset afnemen.
Pagina 3 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
INHOUDSOPGAVE VERSIEBEHEER ............................................................................................................................. 2 MANAGEMENTSAMENVATTING ............................................................................................ 3 1
STELSELHERZIENING JEUGD ........................................................................................ 5 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
2
GEMEENSCHAPPELIJKE VOORZIENING VOOR BELEIDSINFORMATIE .. 8 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3
KNELPUNTEN IN HET HUIDIGE JEUGDZORGSTELSEL ......................................................... 5 NIEUWE JEUGDWET ............................................................................................................. 5 EFFECTEN NIEUWE JEUGDWET ............................................................................................ 5 BELEIDSCYCLUS EN BELEIDSINFORMATIE .......................................................................... 5 HET PROJECT GEMEENSCHAPPELIJKE VOORZIENING VOOR BELEIDSINFORMATIE JEUGD 6 RELATIE MET HET SOCIAAL DOMEIN BIJ GEMEENTEN ....................................................... 6 RELATIE MET ANDERE ZORGDOMEINEN .............................................................................. 7
FUNCTIES VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE VOORZIENING ................................................. 8 INFORMATIESTROMEN BIJ BELEIDSINFORMATIE ................................................................ 9 BELEIDSINFORMATIE EN ADDITIONELE KETENINFORMATIE (CORV) ............................ 10 ONTWIKKELINGEN IN HET SOCIAAL DOMEIN .................................................................. 11 BETROKKEN BELANGHEBBENDE PARTIJEN ........................................................................ 12 WAT BETEKENT DIT VOOR LEVERENDE – EN AFNEMENDE PARTIJEN .............................. 12
KADERS EN STANDAARDEN ......................................................................................... 13 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
TOE TE PASSEN WET- EN REGELGEVING .......................................................................... 13 TOE TE PASSEN REFERENTIEARCHITECTUREN.................................................................. 13 TOE TE PASSEN DOMEIN– EN KETENARCHITECTUREN..................................................... 13 GEGEVENSSTANDAARDEN VOOR HET JEUGDDOMEIN ...................................................... 14 PRIVACY ASPECTEN............................................................................................................ 14 BEVEILIGING ...................................................................................................................... 15 TOE TE PASSEN OPEN STANDAARDEN............................................................................... 15
1
BIJLAGE: STAKEHOLDERSVELD ................................................................................. 17
2
BIJLAGE: TAKEN VAN GEMEENTE IN HET NIEUWE STELSEL.................... 18
3 BIJLAGE: BELEIDSPLANNEN VAN GEMEENTE IN HET NIEUWE STELSEL ........................................................................................................................................... 19 4
BIJLAGE: AFGELEIDE PRINCIPES NORA 3.0 ...................................................... 20
Pagina 4 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
1
Stelselherziening Jeugd
Belangrijkste doel van het jeugdzorgstelsel is dat alle kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en meedoen in de samenleving naar vermogen. Om kansen voor jeugdigen te vergroten en om groeiende kosten terug te dringen, wordt het huidige stelsel herzien.
1.1
Knelpunten in het huidige jeugdzorgstelsel Het huidige Nederlandse jeugdzorgstelsel zit ingewikkeld in elkaar en verloopt over vele schijven en bestuurslagen. Dit levert allerlei knelpunten op in het functioneren van de sector. Er wordt langs elkaar gewerkt (verkokering) en het ontbreekt aan een integraal aanbod van zorg. Daarnaast groeit de vraag naar jeugdzorg explosief en is het de vraag of het recht op jeugdzorg in zijn huidige vorm op de lange termijn is waar te maken. Tot slot is de informatievoorziening rondom het beleid beperkt betrouwbaar en kostbaar. Oorzaak is o.a. het versnipperde aanbod dat over veel schijven verloopt en waarbij er een lappendeken van ondersteunende applicaties en toepassingen is.
1.2
Nieuwe Jeugdwet Om deze knelpunten aan te pakken wordt er gewerkt aan verbetering. Per 1 januari 2015 treedt een nieuwe jeugdwet in werking. Focus van de wet is een betere zorg rondom jeugdigen en gezinnen door: Een betere samenwerking tussen zorgverlenende instanties en ketenpartijen en zo niet de integratie van werksoorten. Er wordt zorg op maat verleend. De inzet op anticiperen, preventie en betere ondersteuning, zodat problemen vroegtijdig worden herkend en aangepakt. Problemen minder te medicaliseren en door uit te gaan van de eigen kracht van jeugdigen en ouders. Dit is een ingrijpende stelselwijziging, waarbij verantwoordelijkheden en regie van het Rijk en de provincies - ook vanuit de zo genoemde duurdere zorg vanuit de tweede lijn worden belegd bij gemeenten (zie bijlage 2 voor taken gemeenten). Immers die weten het beste wat er lokaal rondom jeugdigen speelt. De kwaliteit van jeugdzorg zal hierdoor verbeteren en de aanspraak op duurdere vormen van zorg vanuit de tweede lijn zal afnemen door inzet op preventie en de eigen kracht van kinderen, jongeren en opvoeders en de versterking van de basisvoorzieningen in de eerste lijn. Zie bijlage 3 voor de eisen aan een beleidsplan voor gemeenten in het nieuwe stelsel.
1.3
Effecten nieuwe Jeugdwet De nieuwe Jeugdwet gaat resulteren in een betere zorg aan jeugdigen door de mogelijkheid om verschillende disciplines via één-gezin-één-plan in te zetten. De werkelijke vernieuwing die de decentralisaties in het sociaal domein bieden, is de mogelijkheid om verschillende disciplines samenhangend voor één gezin in te zetten. Doordat de gemeente dichterbij de burger staat, weet zij beter wat er bij de burger speelt. Zo worden problemen vroeger geïdentificeerd en wordt sneller zorg verleend. Er wordt vanuit de verschillende zorgaanbieders maatwerk aan zorg en hulpverlening geleverd conform het één-gezin-één-plan principe. Daarnaast is het de verwachting dat ook de kosten aan jeugdzorgverlening gaan dalen door de inzet op preventie en minder aanspraak op de dure vormen van zorg uit de tweede lijn.
1.4
Beleidscyclus en beleidsinformatie Het Rijk blijft wel een systeemverantwoordelijkheid houden voor de werking en prestaties van het stelsel. Om aan deze verantwoordelijkheid invulling te geven, moeten de
Pagina 5 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
departementen van VWS en VenJ worden voorzien van beleidsinformatie. Informatie op basis waarvan departementen beleid kunnen maken, meten en evalueren, om vervolgens beleidsambities te kunnen continueren, aan te scherpen of bij te stellen. Hierbij is gekozen voor een drietrapsmodel, waarbij een minimale gegevensset aan beleidsinformatie bij bronhouders wordt uitgevraagd. Op basis van deze minimale dataset worden gemeenten vergeleken, waarna diepteonderzoek kan worden gedaan, wanneer daar aanleiding toe is. Bijvoorbeeld bij grote verschillen tussen gemeenten. Daarnaast hebben gemeenten door de stelselwijziging integrale beleidsinformatie van zorgverleners nodig over de effecten van hun beleid op lokaal niveau.
1.5
Het project gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie jeugd Het project gaat de volgende doelen realiseren: 1. Het generen van beleidsinformatie waarmee het rijk zijn stelselverantwoordelijkheid voor de Jeugdwet kan waarmaken Het verzamelen van informatie op basis waarvan blijkt dat gemeenten jeugdhulp efficiënter aanbieden en het beroep op zwaardere en duurdere vormen van jeugdhulp verminderen door inzet in het preventieve kader. 2. Gegevensstandaarden voor het jeugddomein Het spreken van een gemeenschappelijke taal in het jeugddomein, zoals afgebakend door de Jeugdwet, is gewenst. Standaarden voor beleids- en andere informatie sluiten in het huidige jeugdstelsel niet op elkaar aan. De verschillende standaarden voor jeugd moeten daarom in overeenstemming met elkaar worden gebracht tussen VWS en VenJ, maar ook met de door de gemeenten te ontwikkelen standaarden voor het sociale domein. 3. Versterken van ketensamenwerking op het gebied informatievoorziening In de justitiële jeugdketen zijn op hoofdlijnen twee ketens te onderscheiden, namelijk de jeugdstrafrechtketen en de jeugdbeschermingketen. Doordat verantwoordelijkheden en ketenpartners veranderen moeten gemeenten op de justitiële ketens moeten worden aangesloten. 4. De eenmalige overdracht van cliëntgegevens naar gemeenten. Voor de invoering van de nieuwe Jeugdwet moeten de dossiers van de zorguitvoerders binnen het huidig wettelijk kader (WJZ, ZVW, Awbz, Wmo, strafrecht en beschermingsketen) worden overgedragen aan de zorguitvoerders binnen de nieuwe Jeugdwet. Het project gaat nadrukkelijk over beleidsinformatie. De uitwisseling van operationele informatie over personen in de zorgketens valt buiten de reikwijdte van het project. Deze PSA gaat over deelproject 1.
1.6
Relatie met het Sociaal Domein bij gemeenten De tendens is om meer taken naar gemeenten over te brengen, te decentraliseren. Binnen het sociaal domein vinden drie grote decentralisaties plaats. Dit betreft naast de Jeugdzorg: Werk en inkomen (participatiewet) en de overgang van de Awbz naar de Wmo. 1. De decentralisatie Werk en inkomen is door het sociaal akkoord in een ander daglicht komen te staan. Het kabinet gaat het wetsvoorstel Participatiewet aanpassen. De inzet van gemeenten is: Nadruk op wat mensen wel kunnen, niet op hun beperkingen. Eén regeling voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Geen schotten tussen mensen met een (medische) arbeidsbeperking en de rest. Voor iedereen hetzelfde uitgangspunt: belemmeringen voor deelname aan de arbeidsmarkt wegnemen.
Pagina 6 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
De (aangepaste) Participatiewet biedt gemeenten de basis om de belemmeringen voor deelname aan de arbeidsmarkt weg te nemen. De prikkels voor gemeenten en werkgevers moeten ervoor zorgen dat alleen ondersteuning geboden wordt waar dat echt nodig is. Maar meerjarige ondersteuning moet ook mogelijk zijn, omdat soms de beperking structureel en zwaar is. Concrete afspraken over het aan werk helpen en houden in de 35 arbeidsmarktregio’s. Het werkbedrijf moet een overleg gremium worden voor werkgevers en werknemers met gemeenten aan het stuur. Duidelijkheid en een goede communicatie over de Wajong (herkeuring) en de Sociale Werkplaats. De rechten en plichten van de mensen die nu in de SW werken blijven ongewijzigd, maar de regeling houdt per 1 januari 2015 op te bestaan. 2. Van AWBZ naar WMO. Het kabinet vindt dat zorg en ondersteuning terecht moeten komen bij de mensen die niet terug kunnen vallen op een sociaal netwerk en die de voorzieningen niet zelf kunnen betalen. Gemeenten moeten daarom scherp kunnen kiezen wie wel en wie niet in aanmerking komt voor ondersteuning. Deze nieuwe werkwijze stelt voor gemeenten nieuwe eisen aan de informatievoorziening. Gemeenten hebben voor de drie decentralisaties en hun samenhang behoefte aan een eenvoudige en efficiënte systematiek van beleidsinformatie, benchmarking en statistiek. Met een paar kerngegevens, en een minimale administratieve last voor alle betrokkenen. Gemeenten zoeken steeds meer de samenhang tussen de verschillende domeinen. Daarbij staan de vragen van de burgers centraal en niet de achterliggende wetgeving. Tegelijkertijd krijgen gemeenten gedetailleerde aanwijzingen voor hun horizontale of verticale verantwoording en het aanleveren van beleidsinformatie. Met als gevolg: grote administratieve lasten voor gemeentelijke professionals, zorgaanbieders en burgers. Uitgangspunt bij de decentralisaties is: één-gezin-één-plan. Nu is de informatievoorziening verspreid over alle uitvoerders met als gevolg dat vele hulpverleners langs elkaar heen werken. Gemeenten pleiten voor een systeem met één plan voor alle uitvoerders, met een beperkt aantal kerngegevens dat als een paraplu over de onderliggende dossiers valt. Dit ene plan moet via standaarden en koppelvlakken waar nodig gekoppeld worden aan de authentieke bron bij de uitvoerders, zodat informatie samenkomt onder één regiseur. Uiteraard wel binnen de kaders van de privacywetgeving. Het werken met één plan helpt professionals om onderling samen te werken en maakt de gegevens toegankelijk voor de burger zelf. ICT kan zo een extra instrument worden om inzet te plegen teneinde de zelfredzaamheid van burgers te versterken.
1.7
Relatie met andere zorgdomeinen De gemeenschappelijke voorziening gaat specifiek over de uitvraag en doorroutering van beleidsinformatie. Uitdaging is om de voorziening zodanig te ontwerpen, dat deze herbruikbaar is of kan zijn voor andere zorgdomeinen (ZvW, Awbz, Wmo). Keuzes t.a.v. het ontwerp en de inrichting van de gemeenschappelijke voorziening zijn daarom zo gemaakt dat de voorziening flexibel van aard is. Dit betekent dat – mocht dat nodig blijken – de voorziening zo is opgezet dat er opgeschaald of hergebruikt kan worden. Dit t.a.v. gegevens (vanuit de jeugdketen of vanuit andere zorgdomeinen), maar ook t.a.v. het aansluiten van andere organisaties. Techniek vormt niet de belemmerende factor. De belemmerende factor zal eerder de vraag zijn of dit organisatorisch wenselijk is. Zo kent de Wmo bijvoorbeeld geen systematiek van uitvragen van beleidsinformatie via bronhouders, maar wordt dit gedaan d.m.v. klantonderzoeken. Een ander type vraag is bijvoorbeeld of het wenselijk is om ook operationele gepersonaliseerde informatie door de voorziening te routeren. De voorziening routeert gepseudonomiseerde beleidsinformatie. Technisch kan het, maar organisatorische en/of juridisch is het de vraag of het moet willen.
Pagina 7 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
2
Gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie Om de beoogde effecten en resultaten van de nieuwe Jeugdwet te kunnen volgen, is het nodig om de beoogde ambities en doelen te kunnen volgen en evalueren. Daarbij heeft het Rijk een systeemverantwoordelijkheid en hebben gemeenten verantwoordelijkheden voor beleid op hun woongebied. Om deze beleidsverantwoordelijkheden te kunnen beantwoorden is beleidsinformatie nodig. De broninformatie voor de beleidsinformatie zit bij jeugdhulpverleners, waaronder gecertificeerde instellingen. Daarom wordt deze informatie middels een minimale dataset van brongegevens bij deze partijen uitgevraagd. Deze gegevens worden via een gemeenschappelijke voorziening bewerkt en gerouteerd naar beleidsmakers bij het Rijk (VWS en VenJ) en bij gemeenten.
2.1
Functies van de gemeenschappelijke voorziening Belangrijkste functies van de gemeenschappelijke voorziening zijn het: 1. bij de hulpverlenende instellingen verzamelen van beleidsinformatie uit de brongegevens en het leveren van deze beleidsinformatie aan de gemeenschappelijke voorziening. 2. volgens een algoritme versleutelen van het BSN naar een uniek nummer, zodat de gegevens van alle contacten herleidbaar zijn naar één entiteit, maar niet direct herleidbaar zijn naar een persoon. Na versleuteling wordt het BSN verwijderd. 3. selecteren van de gegevens t.b.v. standaard gegevensset voor beleidsmakers bij het Rijk (stelselverantwoordelijkheid) en gemeenten (lokaal beleid).
Het verlenen van zorg en beschermingsmaatregelen aan Jeugdigen
Hulpverlenende en Gecertificeerde Instellingen Levert dataset aan voorziening
Brongegevens
Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie
Versleutel BSN
Dataset voor Beleidsinformatie
Filtert dataset
Verzamelen brongegevens
Standaard gegevensset met Beleidsinformatie
NORA Referentiearchitectuur Jeugdketen
Gemeenten GEMMA
Levert gegevensset aan VWS en VenJ
Departementen (VWS en VenJ) MARIJ
Sociaal Domein Levert gegevensset aan gemeenten
Pagina 8 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
4. leveren van standaard gegevenssets aan departementen en gemeenten. 5. het verwijderen van de gegevens uit de gemeenschappelijke voorziening. De voorziening bouwt dus geen historie van gegevens op. Afnemers moeten hier zelf in voorzien. Hierboven is er een globale schets gemaakt. Het laat zien hoe er in het proces van het verlenen van jeugdzorg gebruik wordt gemaakt van hulpverlenende en gecertificeerde instellingen. Deze instellingen verzamelen bij de hulpverlening gegevens. Een minimale dataset van beleidsinformatie wordt door de gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie uitgevraagd bij de instellingen (bronhouders). Om het proces van verantwoording en het verzamelen van beleidsinformatie maximaal op elkaar af te stemmen wordt de minimale dataset geharmoniseerd met de gegevens die nodig zijn voor de verantwoording van de zorg, zoals deze in het GUWA project wordt ontwikkeld. Deze brongegevens worden in de gemeenschappelijke voorziening gefilterd t.b.v. standaard gegevenssets voor beleidsmakers bij het Rijk (VenJ en VWS) en gemeenten. In de groene vlakken zijn in het turquoise (referentie)architecturen weergegeven die betrekking hebben op het domein. Daar het over meer bestuurslagen gaat, is de NORA de belangrijkste. Daarnaast zijn de MARIJ en GEMMA - als van de NORA afgeleide referentiearchitecturen - van belang. Dit zijn randvoorwaardelijke architecturen voor de voorziening! Tot slot is er bij VenJ ook een referentiearchitectuur voor de Jeugdketens en zijn er bij gemeenten ontwikkelingen t.a.v. het sociaal domein (decentralisatie van de Jeugdwet en de Participatiewet en de overgang van de Awbz naar de Wmo). Ook deze ontwikkelingen zijn van belang.
2.2
Informatiestromen bij beleidsinformatie Hieronder is een schets gemaakt van de gemeenschappelijke voorziening, waarbij invulling is gegeven aan informatiestromen en koppelvlakken met de ketenpartijen. Het
Pagina 9 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
laat zien hoe gegevens (de minimale dataset1 voor beleidsinformatie in rood, de facultatieve dataset in blauw (extra beleidsinformatie gewenst vanuit gemeenten en additionele justitiële keteninformatie) en de specifieke dataset (specifieke individuele contractafspraken tussen gemeenten en zorgverleners) in groen) vanuit de bronhouders via de gemeenschappelijke voorziening aan beleidsmakers bij VWS, VenJ en gemeenten worden geleverd. Na ontvangst van de bronhouders in de gemeenschappelijke voorziening wordt eerst het BSN versleuteld, zodat de data geanonimiseerd en gepseudonimiseerd zijn en niet meer tot personen te herleiden zijn. De relevante selectie van deze beleidsinformatie wordt via de voorziening naar de juiste beleidsmakende overheden (VenJ, VWS en gemeenten) gerouteerd. Al deze partijen hebben hiervoor een koppeling met de gemeenschappelijke voorziening, waarbij: De hulpverlenende en gecertificeerde instellingen vanuit de broninformatie beleidsinformatie van de minimale -, facultatieve - en specifieke dataset leveren. VWS en VenJ vanuit hun stelselverantwoordelijkheid landelijke beleidsinformatie van hun beleidsdomein afnemen. Gemeenten integraal beleidsinformatie van hun woongebied afnemen. Mogelijk wordt BZK nog aan dit lijstje toegevoegd vanwege hun overkoepelende verantwoordelijkheid voor de drie decentralisaties in het sociale domein. De facultatieve gestandaardiseerde dataset2 van instellingen naar gemeenten en VenJ loopt ook via de voorziening en draagt zo bij tot lagere administratieve lasten. Deze dataset is in het blauw ingetekend en is bedoeld voor de evaluatie en ontwikkeling van lokaal beleid en beleid in de justitiele ketens van jeugdbescherming en -reclassering. Mogelijk wordt deze ook gebruikt voor business intelligence bij KING t.b.v. het sociaal domein. Beleidsinformatie die al in de minimale dataset zit, wordt niet meer in de facultatieve dataset opgenomen. Gemeenten hebben verder de vrijheid om met individuele ketenpartijen additionele afspraken te maken over extra specifieke informatie en deze te verzamelen. Hierover worden door gemeenten aparte afspraken met ketenpartijen gemaakt. Deze maatwerk informatiestroom (in het groen) loopt buiten de voorziening om en valt buiten de scope van het project. Uitgangspunt is wel dat wanneer de door een gemeente benodigde informatie behoort tot de minimale – of facultatieve dataset, ze verplicht zijn deze informatie van de voorziening af te nemen.
2.3
Beleidsinformatie en additionele keteninformatie (CORV) Door de gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie worden de minimale dataset voor de departementen en gemeenten en de facultatieve dataset voor gemeenten en VenJ gerouteerd. Doordat verantwoordelijkheden en ketenpartners veranderen is er naast deze datasets vanuit de ketens voor jeugdbescherming en jeugdreclassering behoefte aan de uitwisseling van operationele gepersonaliseerde informatie vanuit gecertificeerde instellingen naar gemeenten en justitiele instellingen (Zittende Macht, Politie, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescherming). Gevolg is dat gemeenten op de justitiële ketens moeten worden aangesloten. In de figuur is deze additionele set van operationele informatie in het oranje ingetekend. Deze informatie loopt niet via de gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie, maar via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV). Dit onderdeel staat geheel los van het verzamelen van beleidsinformatie. 1
Vooralsnog leeftijd, geslacht, IQ, herkomst, postcode, instelling, start zorg, einde zorg, hulpvorm in termen van
preventief, ambulant, pleegzorg, residentieel en jeugdzorgplus. 2
De facultatieve dataset bevat naast nader af te spreken additionele beleidsinformatie voor gemeenten ook
verplichte beleidsinformatie uit de justitiële ketens (JZ en JB) voor gemeenten en het beleidsdepartement VenJ.
Pagina 10 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
Hoewel beide voorzieningen functioneel in een aantal elementen veel op elkaar lijken, heeft VenJ gekozen voor een aparte voorziening (CORV) binnen het domein van VenJ als onderdeel van het justitie knooppunt. Motivatie is de governance (eigenaarschap, het dragen van kosten en verantwoordelijkheid), gegevensverantwoordelijkheid en beveiliging. Deze voorziening valt buiten de reikwijdte van het deelproject ‘data en systematiek beleidsinformatie’ en wordt opgepakt binnen het deelproject ‘Versterken van ketensamenwerking’. Hiervoor wordt een aparte PSA gemaakt.
2.4
Ontwikkelingen in het Sociaal Domein In de paragrafen 2.1 en 2.2 wordt de gemeenschappelijke voorziening beschreven vanuit de reikwijdte van het deelprojectproject ‘data en systematiek beleidsinformatie’. Het deelproject (van het programma stelselherziening Jeugd) maakt echter onderdeel uit van de drie decentralisaties naar gemeenten binnen het sociaal domein. Vanuit gemeenten wordt door de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en het VISD (Verkenning Informatievoorziening Sociaal Domein), nagedacht over hoe een en ander valt te combineren. Dit is enerzijds ingegeven door de verhoging van de kwaliteit van informatievoorziening binnen het sociaal domein (integratie van diensten in het kader van één-gezin-één-plan) en anderzijds door het verlagen van de administratieve lasten. Namelijk, gemeenten hebben niet alleen beleidsinformatie nodig, maar hebben ook behoefte aan gepersonaliseerde operationele informatie (wat speelt er bij jeugdigen en gezinnen) en logistieke informatie (inzicht bij de afhandeling van zorg, zoals inkoop, etc.). Integratie van uitvraag bij zorgaanbieders, ketenpartijen en gecertificeerde instellingen is denkbaar. Daarom wordt er vanuit de VISD nagedacht over de inrichting van een geintegreerde informatievoorziening (mogelijk een Datastore) voor het sociaal domein. Dit valt nadrukkelijk buiten de reikwijdte van het project, maar is een interessante ontwikkeling welke de departementen VenJ en VWS ondersteunen. Hoe dit zich verder ontwikkeld is nog onduidelijk, maar bij de inrichting van de gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie wordt wel met dergelijke groeiscenario’s rekening gehouden.
Pagina 11 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
2.5
Betrokken belanghebbende partijen Alle betrokken partijen die stakeholders zijn bij de voorziening voor beleidsinformatie zijn die organisaties die beleidsmatig in verschillende rollen bij de Jeugdzorg betrokken zijn. Hieronder een opsomming: 1. Hulpverlenende en gecertificeerde instellingen. Dit zijn de veldpartijen (ook wel ketenpartners genoemd) die zorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering bieden. Zij zijn bronhouders van de beleidsinformatie die aan de voorziening wordt geleverd. Zie bijlage 1 voor een opsomming. 2. Departementen (VenJ en VWS). Ondanks dat de Jeugdzorg wordt gedecentraliseerd naar gemeenten en onderdeel wordt van het sociaal domein, moeten Ministers de systeemverantwoordelijkheid vanuit hun discipline kunnen waar maken. De nieuwe Jeugdwet moet uiteindelijk leiden tot betere zorg tegen minder kosten. Vanuit die hoedanigheid zijn beleidsmakers bij departmenten als afnemer van beleidsinformatie stakeholder. 3. Gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor lokaal jeugdzorgbeleid in hun woongebied. Zij nemen beleidsinformatie af van de gemeenschappelijke voorziening om hun horizontale verantwoordelijkheid over geleverde diensten aan de burgemeester, het college van wethouders en de gemeenteraad te kunnen waarmaken. Het gaat om geaggregeerde geanonimiseerde informatie op bijvoorbeeld wijkniveau. 4. Jeugdigen. Jeugdigen zijn indirect stakeholder, omdat het systeem voor hun uiteindelijk moet leiden toe een betere zorg. Onderzocht moet worden of hergebruik van de gegevens aan andere partijen dan hierboven benoemd vanuit een organisatorisch of juridisch oogpunt mogelijk cq. wenselijk is. Denkbaar is dat de dataset in de toekomst ook gebruikt kan worden door andere partijen, zoals het RIVM, de NZa, het kwaliteitsinstituut (ZIN), etc. Hierbij is het o.a. van belang dat men binnen de grenzen van doelbinding blijft en dat anonimiteit van gepseudonomiseerde gegevens gewaarborgd is/blijft. Vooralsnog is hier binnen het project nog geen sprake van en is het nu buiten scope. De voorziening wordt wel zo ingericht, dat het vanuit een technisch oogpunt geen belemmering is om meer partijen dan de hierboven genoemde te voorzien van beleidsinformatie.
2.6
Wat betekent dit voor leverende – en afnemende partijen Voor leverende partijen van brongegevens (zorgverleners en gecertificeerde instellingen) van beleidsinformatie betekent dit dat zij: Een koppeling moeten realiseren met de gemeenschappelijke voorziening. In staat zijn de relevante beleidsinformatie (t.b.v. de minimale – en facultatieve dataset) te selecteren uit hun brongegevens. Een dienst (service) moeten ontwikkelen die de geselecteerde beleidsinformatie naar de gemeenschappelijke voorziening exporteert. Voor de afnemende beleidsorganisaties (gemeenten, VWS en VenJ) betekent dit dat zij: Een koppeling moeten realiseren met de gemeenschappelijke voorziening. Een dienst (service) ontwikkelen die de beleidsinformatie voor hun beleidsdomein of –gebied kan importeren vanuit de gemeenschappelijke voorziening. De ontvangen beleidsinformatie kunnen bewaren in het eigen domein. Een voorziening treffen, zodat de ontvangen beleidsinformatie kan worden geanalyseerd en bewerkt ter evaluatie en bijsturing van het gemaakte beleid. De ontvangen beleidsinformatie , gezien het vertrouwelijke karakter van de gegevens, in het eigen domein goed is beveiligd tegen ongewenste toegang.
Pagina 12 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
3
Kaders en standaarden
3.1
Toe te passen wet- en regelgeving De juridische aspecten van het uitwisselen van informatie van de zorg en gecertificeerde instellingen naar de gemeenschappelijke voorziening zijn getoetst. Uitkomst is dat uitwisseling van de betreffende gegevens is toegestaan, mits er sprake is van doelbinding en wordt voldaan aan privacy en de beveiligingsrisico’s. Met andere woorden, gegevens die bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van zorg zijn verzameld mogen worden gedeeld, mits deze de gegevens ook gebruiken in het kader van zorgverlening. Daarnaast is de Wbp van toepassing op uit te wisselen persoonsgegevens . Met betrokken partijen (bronhouders, eindgebruikers en de eigenaar van de voorziening) moeten afspraken worden gemaakt hoe met persoonsgegevens om te gaan. In paragraaf 3.4 wordt hier dieper op ingegaan. Tot slot moet de gemeenschappelijke voorziening natuurlijk voldoen aan de eisen uit de nieuwe Jeugdwet.
3.2
Toe te passen referentiearchitecturen Alle overheidsvoorzieningen moet voldoen aan de NORA 3.0 3. Dat geldt ook voor deze voorziening voor beleidsinformatie t.b.v. de nieuwe Jeugdwet. In bijlage 4 zijn de NORA-principes nader uitgewerkt. De belangrijkste conclusies zijn: Herbruikbaarheid van de voorziening bij extra aan te sluiten overheden en flexibiliteit van de voorziening bij veranderende beleidsvragen. Er wordt gebruik gemaakt van standaard oplossingen en iNUP bouwstenen. Alle gebruikte informatie-objecten zijn afkomstig uit een bronregistratie bij de veldpartijen. Het doel waarvoor informatie wordt (her)gebruikt is verenigbaar met het doel waarvoor deze is verzameld. Doelbinding! Daar de voorziening voor beleidsinformatie betrekking heeft op zowel het Rijk als gemeenten, zijn aanvullend op de NORA ook de MARIJ en GEMMA van toepassing. Daarom is het relevant om na te gaan welke aanvullende onderdelen van de referentiearchitecturen van toepassing zijn op de gemeenschappelijke voorziening. Hierbij geldt wel het uitgangspunt van overerving van principes van de NORA. Een scan van de MARIJ en GEMMA heeft op het niveau van de PSA niet geleid tot additionele inzichten, anders dan al bij de NORA zijn vermeld. Wel is het raadzaam om bij de uitwerking van de solution architectuur beide referentiearchitecturen te blijven toetsen.
3.3
Toe te passen domein– en ketenarchitecturen Bij het Ministerie van VenJ is er een referentiearchitectuur voor de Jeugdketen ontwikkeld. In deze referentiearchitectuur zijn krachten gebundeld t.a.v. de jeugdbeschermingsketen, de jeugdstrafrechtketen en de jeugdzorgketen. Doel van de architectuur is om bestaande oplossingen in deze vergelijkbare processen zo veel mogelijk te hergebruiken, zodat niet steeds het wiel opnieuw uitgevonden hoeft te worden. De architectuur voor de Jeugdketen leidt tot: 1. Een snellere en effectieve jeugdbeschermingsketen; 2. Minder recidive in de jeugdstrafrechtketen; 3. Substantiële vermindering van de regeldruk in de jeugdzorgketen.
3
http://www.e-overheid.nl/onderwerpen/e-overheid/architectuur/nora-familie/nora
Pagina 13 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
In feite geeft de gemeenschappelijke voorziening invulling aan een deel van de referentiearchitectuur. Dit betreft namelijk de integrale voorziening voor beleidsinformatie. Deze referentiearchitectuur wordt gebruikt bij de uitwerking van de solution architectuur van de gemeenschappelijke voorziening. Vanwege een gedeeld eigenaarschap moet de gemeenschappelijke voorziening passen binnen kaders gesteld vanuit de beide departementen VenJ en VWS 4. Hiervoor wordt o.a. verwezen naar de enterprise architecturen der beide departementen. De CIO’s van VenJ en VWS zijn hierbij kaderstellend. De oplossing wordt in die zin getoetst bij adviseurs uit beide CIO-offices. In paragraaf 1.3 is de relatie met het sociaal domein al toegelicht. Belangrijk is om ook deze ontwikkeling mee te nemen. Bijvoorbeeld vanwege het terugdringen van administratieve lasten bij het uitvragen van ketenpartijen.
3.4
Gegevensstandaarden voor het jeugddomein Het spreken van een gemeenschappelijke taal in het jeugddomein, zoals afgebakend door de Jeugdwet, is gewenst. Standaarden voor beleids- en andere informatie sluiten in het huidige jeugdstelsel niet op elkaar aan. De verschillende standaarden voor jeugd moeten daarom in overeenstemming met elkaar worden gebracht tussen VWS en VenJ, maar ook met de door de gemeenten te ontwikkelen standaarden voor het sociale domein. Dit wordt apart opgepakt binnen het deelproject ‘standaarden voor het jeugddomein’. Het project Informatievoorziening op Orde (PrIO) verkent de mogelijkheden van een bestuurlijk Informatieberaad, waar met de belangrijkste spelers in het (zorg)veld afspraken gemaakt kunnen worden over de ontwikkeling van de informatievoorziening (standaarden, bronregistraties, knooppunten, gegevenswoordenboeken, etc.) en een Gegevensautoriteit ‘zorg’ welke deze afspraken kan borgen in wet- en regelgeving en toe kan zien op implementatie en realisatie van de afspraken. De standaarden en functies van de gemeenschappelijke voorziening beleidsinformatie kunnen, indien nodig, onderdeel zijn van deze governance.
3.5
Privacy aspecten Binnen de jeugdzorg als geheel wordt met gevoelige gegevens (medische of justitiële achtergrond) over burgers in kwetsbare posities gewerkt. De bescherming van de privacy van de betrokkenen is dan ook van het grootste belang. Het verzamelen van beleidsinformatie moet daarom conform de reikwijdte van bestaande privacy wet- en regelgeving gebeuren. Om die reden wordt een privacy impact assessment (PIA) uitgevoerd. Deze PIA zal uiterlijk begin juli 2013 afgerond zijn. Vooralsnog is gekozen voor een dataset waar anonimisering of pseudonimisering van gegevens plaats vindt. Dit betekent dat de gegevens in de gemeenschappelijke voorziening niet tracebaar zijn naar personen. Het BSN wordt als zodanig niet in de dataset opgenomen, maar wordt versleuteld. Zo kan wel een unieke entiteit worden herkend, maar kan deze niet worden teruggevoerd naar een specifieke persoon. Het BSN is daarom niet bruikbaar voor de verrijking van de dataset met locatiegegevens uit het GBA t.b.v. de herleidbaarheid naar gemeenten. Hierdoor zijn de gegevens uit de dataset in de gemeenschappelijke voorziening eveneens ook niet bruikbaar voor: Operationeel management van contacten, zoals inhoudelijke informate (kenmerkenstatistiek) of procesinformatie (aanvragen, aanbod, doorlooptijden) op persoonsniveau.
4
Dit betekent dat de oplossing van de gemeenschappelijke voorziening voldoet aan de kaders die vanuit de Enterprise Architecturen van de beide departementen worden gesteld, maar dat de gemeenschappelijke voorziening het niveau van de Enterprises overstijgt en daarmee ook niet integraal onderdeel van de Enterprise Architectuur van een der beide departementen uitmaakt.
Pagina 14 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
het geven van inzicht aan burgers over contacten met de overheid (bijvoorbeeld de ontsluiting van contacten met jeugdzorg in het burgerportaal bij MijnOverheid.nl).
3.6
Beveiliging De gemeenschappelijke voorziening moet voldoen aan maatregelen van de wettelijke vereisten voor informatiebeveiliging. Belangrijk hierbij zijn de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst5, de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG6), het beveiligingskatern van de NORA7 en het VIR-BI8. Naast het ontwikkelen van de voorziening zelf heeft dit ook zijn weerslag op: De beheerstaken t.a.v. de voorziening, de databases die worden aangelegd en maatregelen in de technische infrastructuur. De communicatie-infrastructuur die gebruikt wordt bij het verzamelen gegevens in de gemeenschappelijke voorziening. Denk daarbij aan de uitwisseling van de minimale – en facultatieve dataset van bronhouders naar de gemeenschappelijke voorziening, maar ook aan de doorroutering van de standaard rapportages naar de ministeries en gemeenten. Dit wordt in de solution architectuur samen met security officers verder uitgewerkt. Daarnaast moeten ook de departementen en gemeenten binnen de eigen organisatie beveiligingsmaatregelen treffen t.a.v. het gebruik van de standaardrapportages die vanuit de gemeenschappelijke voorziening worden geleverd.
3.7
Toe te passen open standaarden De volgende standaarden van de pas-toe-of-leg-uit lijst van het Forum Standaardisatie 9 worden als shortlist onderzocht bij de toepassing op de gemeenschappelijke voorziening: 1. SAML. SAML 10 is een XML-gebaseerd raamwerk voor het creeren en uitwisselen beveiligingsinformatie (authenticatie- en autorisatiegegevens tussen domeinen) van online partners. Vooral van toepassing bij het verzamelen van brongegevens bij de bronhouders (veldpartijen). Mogelijk ook van toepassing als departementen of gemeenten hun relevante beleidsinformatie ophalen bij de voorziening. 2. Digikoppeling. Digikoppeling 11 is de postbode voor de overheid en bestaat uit een set van standaarden (o.a. SOAP – het uitwisselen van gegevens als XML bericht) voor elektronisch berichtenverkeer tussen overheidsorganisties. Bij communicatie tussen ketenpartijen en de voorziening wordt gedacht aan bevragingen via het WUS koppelvlak (synchroon, request-response) voor het periodiek ophalen van de gegevens van de minimale dataset bij bronhouders. Voor communicatie tussen de voorziening en gemeenten wordt gedacht aan het ebMS koppelvlak (asynchroon, reliable messaging) voor het periodiek versturen van de standaard rapportages naar departementen en gemeenten. Bij gemeenten wordt de
5
http://www.wikixl.nl/wiki/ictu/index.php/Component_baseline_informatiebeveiliging_Rijksdienst http://www.kinggemeenten.nl/king-kwaliteitsinstituut-nederlandse-gemeenten/over-king/nieuws/2013/kingpubliceert-baseline-informatiebeveiliging-nederlandse-gemeenten 7 http://e-overheid.nl/onderwerpen/e-overheid/988-factsheet-informatiebeveiliging 8 VIR-BI betreft bijzondere informatie, zoals staatsgeheimen en overige bijzondere informatie waarvan kennisname door niet gerechtigden nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen van de Staat, van zijn bondgenoten of van één of meer ministeries. Zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0016435/geldigheidsdatum_05-06-2013 9 http://www.open-standaarden.nl/open-standaarden/lijsten-met-open-standaarden 10 https://lijsten.forumstandaardisatie.nl/open-standaard/saml 11 http://www.logius.nl/producten/gegevensuitwisseling/digikoppeling/ 6
Pagina 15 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
3.
4.
5.
6.
Digikoppeling al geimplementeerd o.a. voor de aansluiting op e-Facturen en de WOZ. Onderzocht moet worden in hoeverre deze het ebMS koppelvlak betreft en als zodanig hergebruikt kan worden. Digikoppeling prefereert, maar mogelijke te onderzoeken alternatieven zijn: FTP. FTP is een protocol dat uitwisseling van bestanden over het internet mogelijk maakt. Het standaardiseert een aantal handelingen. HTTPS. De HTTPS standaard maakt een beveiligde verbinding over het internet mogelijk. Dit kan misschien als alternatief worden gebruikt, wanneer sommige bronhouders geen beschiking over digikoppeling hebben en via ee n webportaal gegevens willen uitwisselen. Digipoort. Digipoort 12 zorgt voor de snelle en veilige bezorging van berichten tussen bedrijven en de overheid. Dat is van toepassing wanneer een zorgaanbieder geen overheidsorganisatie is en toch regelmatig gegevens moet aanleveren aan de gemeenschappelijke voorziening. Daarnaast zorgt Digipoort dat de overheid zeker weet dat de informatie die zij ontvangt ook echt afkomstig is van de juiste instelling. Bovendien kan Digipoort berichten inhoudelijk verwerken en daardoor sturing geven aan het in gang te zetten proces bij de overheidsorganisatie. Digipoort voldoet aan de hoge eisen van betrouwbaarheid, beschikbaarheid en beveiliging die nodig zijn voor digitale informatie-uitwisseling. Diginetwerk (GemNet en Justitienet). Diginetwerk 13 bestaat uit een aantal gekoppelde besloten netwerken van diverse samenwerkende overheden (Gemnet, Suwinet, Rinisnet, Jusitienet, OT2006 van KPN en BT) die met elkaar worden verbonden door een gemeenschappelijke voorziening ‘basiskoppelnetwerk’. Het is een besloten publiek netwerk dat overheidsorganisaties op eenvoudige gestandaardiseerde wijze met elkaar verbindt. Diginetwerk levert de noodzakelijke beveiligde connectiviteit om elektronisch samen te kunnen werken via een standaard koppeling. Zo kunnen overheden veilig gegevens met elkaar uitwisselen. De gegevens uit de minimale – en aanvullende dataset bevatten vertrouwelijke en privacy gevoelige informatie, reden waarom wordt gekozen voor het beveilige domein va n Diginetwerk. Bij gemeenten wordt GemNet gebruikt. In de ketens van jeugdbescherming en – reclassering Justitienet. Deze maken beiden onderdeel uit van Diginetwerk. Overheid Identificatie Nummer (OIN). Bij het berichtenverkeer wordt gebruik gemaakt van het OIN voor routering naar de juiste overheidsorganisatie. Het OIN van V&J is 00000001003214436000 en van VWS is 00000002003182447001. Gemeenten en ketenpartijen hebben ook een OIN 14. CSV. CSV15 als bestandsformaat voor gegevensuitwisseling. Het wordt gebruikt om gegevens uit databases over te zetten naar een andere database. Denk aan de overdracht van gegevens van bronhouders naar de gemeenschappelijke voorziening en van de gemeenschappelijke voorziening naar departementen en gemeenten.
12
http://www.logius.nl/producten/gegevensuitwisseling/digipoort/ http://www.logius.nl/producten/gegevensuitwisseling/diginetwerk/ 14 http://www.logius.nl/nc/producten/projecten/e-factureren/wie-doen-ermee/rijksoverheid/?sword_list%5B0%5D=oin 15 https://lijsten.forumstandaardisatie.nl/open-standaard/csv 13
Pagina 16 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
1
Bijlage: Stakeholdersveld
Globaal ziet het speelveld van betrokken ketenpartijen er als volgt uit: Nulde lijn De gemeente wordt geacht in haar preventieve jeugdbeleid regie te voeren in de vorming van een gezonde pedagogische leefomgeving van jeugdigen. In eerste plaats zijn hiervoor de voorliggende pedagogische basisvoorzieningen voorhanden, de zogenoemde nulde lijn met scholen, kinderopvang, sportverenigingen, huisartsen, etc. Eerste lijn Onder de eerste lijn vallen de jeugdgezondheidszorg, de opvoeden opgroeiondersteuning, advisering aan jeugdigen en opvoeders en de lichte hulpverlening. Volgens de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet publieke gezondheid (Wpg) zijn gemeenten verantwoordelijk voor de realisering van een voldoende hoeveelheid en kwaliteit van aanbod op dit terrein. In een gemeente kunnen er veel verschillende instanties opereren die dit aanbod verzorgen, zoals kraamzorg, thuiszorgorganisaties, consultatiebureaus, ggd-en, pedagogische adviesbureaus, jeugdzorgaanbieders. Deze zorgen voor deskundigheidsbevordering van professionals en de uitvoering van preventieprogramma’s in de basisvoorzieningen, vroegtijdige signalering en het zo vroegtijdig mogelijk aanpakken van problemen (vroeghulp). Deze instanties gaan samenwerken in een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De gemeente is de aangewezen regisseur. Snijvlak eerste – en tweede lijn Op het snijvlak van de eerste en de tweede lijn opereren in het onderwijs de zogeheten zorg- en adviesteams (ZAT’s). Deze zijn ervoor bedoeld scholen te ondersteunen bij de snelle signalering en aanpak van zorgleerlingen. In een ZAT nemen vaak weer verschillende instanties deel, zoals het CJG (in het bijzonder de jeugdgezondheidszorg), bureau jeugdzorg, professionals van school, maatschappelijk werk, leerplichtambtenaren en politie. Tweede Lijn De tweede lijn bestaat uit de volgende onderdelen: De gesloten jeugdzorg. De door zorgverzekeraars gefinancierde geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-ggz). Dit omvat de ambulante ggz en de kinder- en jeugdpsychiatrische zorg. De licht verstandelijke gehandicaptenzorg voor jeugdigen (jeugd-lvg). De jeugdbescherming (raad voor de kinderbescherming en de (gezins)voogdij), de justitiële jeugdinrichtingen (jji) en de jeugdreclassering. De gespecialiseerde onderwijsvoorzieningen, zoals de ondersteuning van leerlingen met speciale behoeften met een leerlinggebonden budget, reboundvoorzieningen, het speciale onderwijs in de clusters 1 t/m 4.
Pagina 17 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
2
Bijlage: Taken van gemeente in het nieuwe stelsel
De gemeente biedt jeugdhulp, uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering t.b.v. jeugdigen die hun woonplaats hebben binnen de gemeente. Dit omvat de volgende taken (CW, p.4): a. het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang; b. het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van de verschillende vormen van jeugdhulp. Jeugdhulp wordt daarbij omschreven als: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij het voorkomen, verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen, psychosociale problemen of gedragsproblemen van de jeugdige, of opvoedingsproblemen, waaronder ondersteuning, hulp en zorg die verleend wordt in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering (CW, p.2); c. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp op verzoek van de jeugdige of zijn ouders, na een melding van een derde, uit eigen beweging of in het kader van een rechterlijke beslissing inzake gesloten jeugdhulp; d. het advies geven aan degene die beroepsmatig met jeugdigen werkt over de door hem voorgelegde vragen en problemen; e. het per telefoon laten adviseren aan jeugdigen over de door hen telefonisch voorgelegde vragen en problemen; f. als dat nodig is, het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming; g. het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van een jeugdige, waardoor de jeugdige, in overeenstemming met zijn ontwikkelingsniveau, in staat wordt gesteld dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijk leven te structureren en daarover regie te voeren; h. het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen; i. de aanwijzing van een onafhankelijke vertrouwenspersoon waarop jeugdigen en ouders die jeugdhulp in de zin van deze wet ontvangen, een beroep kunnen doen en j. het voorzien in maatregelen om kindermishandeling te voorkomen.
Pagina 18 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
3
Bijlage: Beleidsplannen van gemeente in het nieuwe stelsel
De gemeenteraad stelt een of meer plannen vast, die hoofdzaken bevat van het door de gemeente te voeren beleid betreffende jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Het college van burgemeester en wethouders zorgt hierbij voor de afstemming van en effectieve samenwerking met de domeinen onderwijs, zorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen en politie en justitie. In het plan wordt in ieder geval aangegeven (CW, p 6-7): a. wat de gemeentelijke visie en doelstellingen zijn voor jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; b. hoe het samenhangende beleid wordt uitgevoerd; c. welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode gaat behalen; d. welke kwaliteitseisen aan jeugdhulp worden gesteld en hoe toezicht en handhaving worden geregeld; e. hoe wordt gewaarborgd dat de jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen; f. hoe zorggedragen wordt voor effectieve en laagdrempelige afhandeling van klachten; g. welke eisen voor de medezeggenschap van jeugdigen, hun ouders en pleegouders gelden; h. op welke wijze wordt voorzien in een vertrouwenspersoon; i. welke maatregelen de gemeente neemt om voor degene aan wie jeugdhulp wordt verleend, keuzevrijheid te bieden; j. op welke wijze de gemeente zich heeft vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen.
Pagina 19 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
4
Bijlage: Afgeleide principes NORA 3.0
Dienstenaanbod AP1 - De dienst is zodanig opgezet, dat andere organisaties deze in eigen diensten kunnen hergebruiken. Denkbaar is dat beleidsinformatie in de toekomst veranderd. Additionele beleidsdoelen of betrokkenheid uit andere domeinen (bijv. onderwijs, werk) kunnen leiden tot uitbreiding van de minimale dataset en aan te sluiten overheidsorganisaties. De gemeenschappelijke voorziening voor beleidsinformatie is daarom flexibel t.a.v. uitbreiding van de dataset en de aan te sluiten organisaties. Deze moeten zonder teveel poespas en doorlooptijd in de techniek kunnen worden aangesloten. De voorziening wordt daarom zo uniform mogelijk opgezet en er wordt gebruik gemaakt van bij de overheids geldende standaarden en bouwstenen. Deze zijn in hoofdstuk 3 benoemd. De gemeenschappelijke voorziening heeft op zich zelf ook herbruikbare componenten. Denk dan vooral aan de ontvangst of uitvragen, bewerking en doorroutering van informatie. De dienst is daarom zo opgezet dat andere informatiestromen ook door de voorziening zouden kunnen lopen, mocht dit ooit wenselijk zijn. AP2 - De stappen uit het dienstverleningsproces zijn ontsloten als dienst. De dienstverlening van de gemeenschappelijke voorziening is opgebouwd uit een aantal diensten: Het uitvragen of ontvangen van beleidsinformatie uit brongegevens bij bronhouders, Het versleutelen en pseudonimiseren van het BSN, Het controleren van de volledigheid en tijdigheid van ontvangst van de beleidsinformatie, Het bewerken en analyseren van de beleidsinformatie, Het doorrouteren van de geselecteerde beleidsinformatie naar de juiste afnemers. AP3 - De dienst vult andere diensten aan en overlapt deze niet. De gemeenschappelijke voorziening verzamelt brongegevens van betrokken ketenpartijen (hulpverlenende – en gecertificeerde instellingen) en routeert deze naar beleidsmakers bij het Rijk (VWS en VenJ) en gemeenten. De voorziening creëert daarmee functioneel een nieuwe dienst, namelijk het ontvangen van beleidsdata en het doorrouteren naar beleidsmakers. Uitgezocht moet worden in hoeverre er al een voorziening beschikbaar is (CBS, VEKTIS, Justitie, LRZa, CORV, of elders) die in de functionele behoefte van routeren kan voorzien. AP4 - De dienst is helder gepositioneerd in het dienstenaanbod. De dienst (het routeren van beleidsinformatie van bronhouders naar beleidsmakers) worden verleend aan het Rijk (VWS en VenJ) om hun systeemverantwoordelijkheid waar te kunnen maken en bij gemeenten om lokaal binnen hun woongebied beleid te kunnen maken en evalueren. AP5 - De dienst is nauwkeurig beschreven. De gemeenschappelijke voorziening verzamelt brongegevens van ketenpartijen (leveranciers). Deze brongegevens worden gepseudonimiseerd door het versleutelen van het BSN. Dan worden selecties van de gegevens gemaakt op inhoud en op afnemer. Deze worden vervolgens gerouteerd naar beleidsmakers vanuit het Rijk (VWS en VenJ) en gemeenten, zodat deze beleidsanalyses op de beleidsinformatie kunnen doen.
Pagina 20 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
Standaard oplossingen AP6 - De dienst maakt gebruik van standaard oplossingen. Bij de gemeenschappelijke voorziening wordt gebruik gemaakt van bij de overheid geldende (open) standaarden. Dit speelt op het terrein van symantiek en techniek. Vooral de symantiek is een uitdaging, gezien de vele verschillende betrokken organisaties en de decentralisatie in het sociaal domein. Bij technische standaarden moet vooral worden gedacht aan de koppelingen tussen de gemeenschappelijke voorziening en de leverende ketenpartijen en de afnemende partijen bij het Rijk (VWS en VenJ) en gemeenten op basis van Digikoppeling. Digikoppeling wordt bij gemeenten al geïmplementeerd t.b.v. de aansluiting op de WOZ. Deze overheidsbrede standaard voor berichtenverkeer kan allicht worden hergebruikt. Andere relevante technische standaardisering speelt bij: Digikoppeling, Diginetwerk, Digipoort. Gebruik van OIN voor routering. Toegang (SAML voor identificatie, authenticatie en autorisatie) tot de gemeenschappelijke voorziening. Dit is in hoofdstuk 3 verder uitgewerkt. Onderzocht moet worden of een dergelijke functionele voorziening al bestaat of deze hergebruikt kan worden. AP7 - De dienst maakt gebruik van de landelijke bouwstenen van de e-overheid. Zie AP6. AP8 - De dienst maakt gebruik van open standaarden. Zie AP6 (Digikoppeling). Kanalen AP9 - De dienst kan via internet worden aangevraagd. Er is een besloten groep van afnemers binnen de overheid. Het is daarom niet nodig de gemeenschappelijke voorziening via internet te ontsluiten. Vanuit overwegingen van ongewenste toegang, beveiliging en privacy is dit zelfs onwenselijk. AP10 - De dienst kan, behalve via internet, via minimaal één ander kanaal voor persoonlijk contact worden aangevraagd. Niet van toepassing. Zie AP9. AP11 - Het resultaat van de dienst is gelijkwaardig, ongeacht het kanaal waarlangs de dienst wordt aangevraagd of opgeleverd. Niet van toepassing. Zie AP9. Informatie AP12 - Afnemers wordt niet naar reeds bekende informatie gevraagd. Brongegevens van beleidsinformatie wordt door bronhouders (ketenpartijen) periodiek via de gemeenschappelijke voorziening beschikbaar gesteld aan beleidsmakers bij het Rijks (VWS en VenJ) en gemeenten. Brongegevens van beleidsinformatie wordt zo hergebruikt bij het evalueren en sturen op beleid. AP13 - Alle gebruikte informatie-objecten zijn afkomstig uit een bronregistratie. Beleidsinformatie wordt rechtstreeks vanuit de bron door bronhouders (zorgverlenende en gecertificeerde instellingen) aangeleverd. Er is een stakeholdersanalyse gemaakt. Deze moet wel verder worden uitgewerkt.
Pagina 21 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
AP14 - De dienstverlener meldt twijfel aan de juistheid van informatie aan de bron. De gemeenschappelijke voorziening verzamelt beleidsinformatie en routeert deze naar beleidsmakers bij het Rijk en gemeenten. Er wordt geen informatie in de voorziening zelf vastgehouden. Controle op volledigheid van de van de bronhouders ontvangen beleidsinformatie gebeurt bij de ontvangst in de voorziening. Mocht de informatie niet volledig worden aangeleverd, dan wordt voorzien in een terugmelding naar de bronhouder. Controle op de juistheid (validatie) van de ontvangen beleidsinformatie in de voorziening is niet mogelijk, daar in de voorziening geen data wordt vastgehouden en derhalve geen controle mechanisme op bijvoorbeeld grote opmerkelijke afwijkingen met historische data zijn waar te nemen. Deze controle moet daarom bij de afnemende partij (beleid bij VWS, VenJ of gemeenten) worden uitgevoerd en kan leiden tot een terugmelding naar de betreffende bronhouder. Deze laatste controle valt buiten de voorziening. Vraag is nog in hoeverre terugmelding van afwijkingen bij bronhouder mogelijk is a.g.v. de pseudonimisering van de gegevens. AP15 - Het doel waarvoor informatie wordt (her)gebruikt is verenigbaar met het doel waarvoor deze is verzameld. Brongegevens worden uitgevraagd om jeugdigen te behandelen, maar ook zeker om beleids - en logistieke vragen af te handelen. Deze brongegevens zijn nodig om beleidsanalyses te kunnen maken op Rijksniveau (vanuit een stelselverantwoordelijkheid) en vanuit gemeenten (lokaal beleid). De geselecteerde brongegevens zijn afgeleid van beleidsvragen van beleidsmakers. AP16 - Alle gebruikte informatie-objecten zijn uniek geïdentificeerd. De beleidsinformatie uit de minimale dataset is beschreven en zijn uniek geidentificeerd. Het betreft: hulpsoort, start en einde van hulpverlening, IQ en herkomst. Onduidelijk is nog welke informatie in de facultatieve set moet worden opgenomen. De VISD/VNG zal hierover zo spoedig mogelijk in overleg treden. AP17 - Alle gebruike informatie-objecten zijn systematisch beschreven. Semantiek in informatie-objecten worden expliciet in het deelproject ‘Gegevensstandaarden voor het jeugddomein’ opgepakt. Ook wordt nagedacht over het beheer en de governance van de gegevensstandaarden. Idee is om een gegevens autoriteit op te richten. Dit vormt onderdeel van het project PrIO. AP18 - De dienst ontsluit ruimtelijke informatie locatiegewijs. Niet van toepassing. Vraaggerichtheid op een hoger plan AP19 - De dienst is opgezet vanuit het perspectief van de afnemer. Beleidsinformatie in de minimale dataset is in de gemeenschappelijke voorziening samengesteld vanuit het idee van het drietrapsmodel. Een minimale set waarbij gemeenten vanuit een stelselverantwoordelijkheid worden vergeleken. Wanneer de uitkomsten van deze vergelijkingen verschillen, kan dit vanuit de beleidsdepartementen aanleiding zijn tot nader onderzoek. Omdat gemeenten met beleid op hun woongebied bezig zijn, hebben zij – bovenop de minimale dataset – behoefte aan extra beleidsinformatie. De informatie wordt na onderling overleg tussen gemeenten ondergebracht in de facultatieve dataset. Gemeenten hebben ook beleidsvrijheid. Mocht deze beleidsvrijheid aanleiding zijn tot de behoefte tot meer beleidsinformatie, dan kunnen gemeenten hierover zelf met zorgverleners en/of gecertificeerde instellingen additionele afspraken maken. Deze laatste
Pagina 22 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
dataset loopt rechtstreeks van bronhouders naar gemeenten en gaat buiten de gemeenschappelijke voorziening om. AP20 - De dienst benadert geïdentificeerde afnemers op persoonlijke wijze. De departementen en gemeenten krijgen een op maat afgemeten dataset. Ze dataset is op hun beleidsdoel toegesneden. Dus VWS krijgt een selectie van landelijke beleidsinformatie over het jeugdzorg domein, VenJ over de juridische ketens en gemeenten krijgen een selectie van integrale dataset over het woongebied van hun gemeente. AP21 - De dienst is gebundeld met verwante diensten zodat deze samen met één aanvraag afgenomen kunnen worden. Door het uitvragen van beleidsinformatie vanuit de hulpverlenende – en gecertificeerde instellingen via de gemeenschappelijke voorziening wordt de juiste selectie aan beleidsinformatie gebundeld naar juiste afnemers gerouteerd. Vraag is in hoeverre beleidsinformatie gebundeld kan worden in bijvoorbeeld het sociaal domein of met SUWI. Uitgezocht is al dat de Wmo bijvoorbeeld geen uitvraag van beleidsinformatie via bronhouders kent. De Wmo werkt met een systeem van het doen van klantenonderzoeken. AP22 - Overheidsloketten verwijzen gericht door naar de dienst. Er wordt niet doorverwezen naar overheidsloketten. Alleen beleidsmakers (als afnemers) vanuit het Rijk (VWS en VenJ) en gemeenten ontvangen beleidsinformatie direct van de voorziening. Doorverwijzing is zelf onwenselijk i.v.m. de vertrouwelijkheid van de gegevens. AP23 - De dienst wordt na bepaalde signalen automatisch geleverd. Denkbaar is dat beleidsmakers bij het Rijk en de gemeenten periodiek beleid willen evalueren en afspraken maken dat beleidsinformatie conform die perioden automatisch via de gemeenschappelijke voorziening wordt geleverd. Een andere trigger kan zijn wanneer brongegevens met beleidsinformatie bij ketenpartners veranderen. De eerste optie ligt meer voor de hand, daar real time informatie bij beleidvorming niet nodig is. AP24 - De dienst ondersteunt proactiviteit van dienstverleners binnen en buiten de organisatie. Op basis van de beleidsinformatie zullen beleidsmakers hun kwaliteit van dienstverlening verbeteren, door bij te sturen, te benchmarken etc. AP25 - De afnemer wordt geïnformeerd over de stand van zaken bij de gevraagde dienst. Gegeven de ontkoppeling tussen de levering van gegevens door de leveranciers en de bevragingen door de afnemers, is het buitengewoon relevant dat de afnemer zicht heeft op de actualiteit, kwaliteit en volledigheid van de gegevens die worden ontvangen Zie ook AP14. AP26 - De afnemer heeft inzage in de eigen informatie en het gebruik ervan. Niet van toepassing. Sturing en verantwoordelijkheid AP27 - Eén organisatie is verantwoordelijk voor de dienst. Vooralsnog is er een gedeelde verantwoordelijkheid van VWS en VenJ. De gemeenschappelijke voorziening wordt als voorziening extern belegd (mogelijk bij het
Pagina 23 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
CBS, VEKTIS, bij Justitie of bij een andere aanbieder). Die externe partij heeft de verantwoordelijkheid voor het beheer van de voorziening. Het eigenaarschap, kostenverdeling en de governance is nog niet vastgelegd! AP28 - Dienstverlener en afnemer hebben afspraken vastgelegd over de levering van de dienst. Er moeten afspraken worden gemaakt over de levering (beschikbaarheid) en kwaliteit (betrouwbaarheid en integriteit) van brongegevens van de beleidsinformatie door ketenpartijen en de doorlevering aan beleidsmakers bij het Rijk en gemeenten. Daarnaast wordt de voorziening belegd bij een externe partij (bijv. Justitie, CBS, VEKTIS of een andere dienstverlener). Met deze partij moeten afspraken worden gemaakt over de beschikbaarheid van de voorziening. AP29 - De dienstverlener draagt zelf de consequenties wanneer de dienst afwijkt van afspraken en standaarden. Het principe van de vervuiler betaalt. Dit moet in de afspraken (SLA) worden geëxpliciteerd en worden opgenomen. Hanteer hierbij wel het principe ‘comply or explain and commit’. AP30 - De wijze waarop de dienst geleverd is, kan worden verantwoord. Zichtbaar wordt gemaakt wanneer gegevens voor het laatst zijn ververst en welke ketenpartij levert. Ook wordt zichtbaar gemaakt of de levering succesvol is verlopen. AP31 - De kwaliteit van de dienst wordt bestuurd op basis van cyclische terugkoppeling. Er is een minimale dataset opgesteld a.d.h.v. beleidsdoelen en vragen. Op basis van deze set kan beleid worden gemaakt en geëvalueerd. Denkbaar is dat beleidsdoelen in de loop der tijd veranderen of dat data leverende organisaties (bijv. uit OCW of SZW hoek) toenemen. Dit heeft weerslag op de beschikbare dataset. De voorziening is daarom zo ingericht dat de dataset flexibel van opzet is en aangepast kan worden naar toekomstige wensen. AP32 - Sturing op de kwaliteit van de dienst is verankerd op het hoogste niveau van de organisatie. In de afspraken met gegevens leverende ketenpartijen is beschreven dat de ketenpartij de kwaliteit van levering en van de gegevens voldoet aan kwaliteitseisen van beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit. De governance omtrent dit proces is nog niet beschreven of belegd. AP33 - De dienst voldoet aan de baseline kwaliteit. Zie AP32. AP34 - De dienstverlener legt verantwoording af over de mate van control, in overleg met de afnemer. Zie AP32. Betrouwbaarheid AP35 - De levering van de dienst is continu gewaarborgd. In de afspraken met gegevens leverende ketenpartijen zijn de kwaliteitseisen t.a.v. beschikbaarheid beschreven. Zie ook AP32. AP36 - Wanneer de levering van de dienst mislukt, wordt de uitgangssituatie hersteld.
Pagina 24 van 25
Kaderstellende Project Start Architectuur Gemeenschappelijke voorziening voor Beleidsinformatie bij de Stelselherziening Jeugd
Dit principe heeft een aantal aspecten, namelijk de levering van geleverde brongegevens vanuit de ketenpartijen naar de gemeenschappelijke voorziening (wanneer deze niet aankomt, wordt deze opnieuw verzonden totdat het bericht is aangekomen), de continuiteit van de voorziening (dubbele uitvoering en uitwijkmogelijkheden van de gemeenschappelijke voorziening?) en de levering van beleidsinformatie naar VWS, VenJ en gemeenten (idem. als levering brongegevens bij ketenpartijen). AP37 - Dienstverlener en afnemer zijn geauthenticeerd wanneer de dienst een vertrouwelijk karakter heeft. Hoewel de gegevens in de gemeenschappelijke voorziening anoniem zijn, hebben ze toch zeker een vertrouwd karakter. Gebruikers van beleidsinformatie (Rijk en gemeenten) moeten daarom geautoriseerd zijn tot het gebruik en afname van beleidsinformatie. Dit moet aan de afnemende kant geregeld worden. Een aantal opties zijn mogelijk. Gepersonaliseerde gebruikers zijn via OIN en persoonlijke identificatie/authenticatie geregistreerd in de gemeenschappelijke voorziening (autorisatiematrix) of periodiek wordt beleidsinformatie event-driven naar afnemers (o.a. met digipoort op basis van OIN) verstuurd. Daar het een routeringsvoorziening betreft ligt de laatste optie het meest voor de hand. Aan de andere kant zijn leveranciers van brongegevens (ketenpartijen) geautoriseerd om aan de gemeenschappelijke voorziening te leveren. Identificatie en authenticatie (SAML) is daarom noodzakelijk. AP38 - De betrokken faciliteiten zijn gescheiden in zones. Er wordt gebruik gemaakt van Diginetwerk (Haagse Ring en GemNet). Het gebruik van firewalls en DMZ's (scheiding tussen leveranciers en afnemers van data) ligt voor de hand. Afnemers ontvangen alleen berichten op basis van OIN (leesrechten) en bronhouders kunnen alleen gegevens naar de gemeenschappelijke voorziening sturen (schrijfrechten). Verder wordt Privacy Enhancing Technology16 (PET) toegepast of de datasets. AP39 - De betrokken systemen controleren informatie-objecten op juistheid, volledigheid en tijdigheid. In de gemeenschappelijke voorziening zit een mechanisme dat controleert of data tijdig is aangeleverd en of alle gegevensvelden bij levering door bronpartijen zijn gevuld. In de gemeenschappelijke voorziening zit geen historische data. De afnemer controleert daarom op juistheid door verdachte afwijkingen. Nader onderzoek moet uitwijzen of dit terecht is. AP40 - De berichtenuitwisseling is onweerlegbaar. Onweerlegbaarheid houdt in dat de afzender of ontvanger van een bericht niet kunnen ontkennen het bericht respectievelijk verstuurd, dan wel ontvangen is. In de voorziening is een functie opgenomen dat de wederzijdse authenticatie en controle op de integriteit van het berichtenverkeer controleert.
16
Privacy-Enhancing Technologies is a system of ICT measures protecting informational privacy by eliminating or minimising personal data thereby preventing unnecessary or unwanted processing of personal data, without the loss of the functionality of the information system, (van Blarkom, Borking & Olk 2003)
Pagina 25 van 25