Kadernota Spelen 2016 Van spelen word je groot
Kadernota Spelen 2016 van spelen word je groot
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Aanleiding 1.2. De jeugd in Hengelo 1.3. De invulling van speelplekken
4
2. HET BELANG VAN BUITEN SPELEN EN ONTMOETEN 2.1. Belang van spelen en ontmoeten voor kinderen 2.2. Belang van spelen en ontmoeten voor jongeren 2.3. Overgewicht en bewegingsarmoede 2.4. Belang van spelen en ontmoeten voor de sociale omgeving 2.5. Belang van spelen en ontmoeten voor de maatschappij 2.6. Economisch belang
5
3. BELEIDSKADERS 3.1. Internationaal verdrag voor de rechten van het kind 3.2. Landelijk kader 3.3. Gemeentelijk kader 3.4. Verwante beleidsterreinen 3.4.1. Jeugdbeleid 3.4.2. Sportbeleid 3.4.3. Groenbeleid 3.4.4. Gezondheidsbeleid 3.4.5. Kwetsbare groepen
5
6 7
8
8 9
10
4. VISIE EN DOELSTELLING 4.1. Spelen en ontmoeten in de openbare ruimte 4.2. Formele en informele speelruimte 4.3. Samen-leven is rekening houden met elkaar 4.4. Afweging van belangen 4.5. Doelstelling
11
5. BELEIDSUITGANGSPUNTEN 5.1. Kinderen en jongeren mogen er zijn 5.2. Iedereen hoort erbij 5.3. Voorzieningen sluiten aan bij de doelgroep 5.4. Voorzieningen zijn zichtbaar, uitnodigend en bereikbaar 5.5. Voorzieningen zijn schoon, heel en veilig
13
12
14
6. DE ONTWIKKELING VAN HET KIND 6.1. Peuters en kleuters 6.2. Kinderen 6.3. Jongeren
14
7. NATUURLIJK SPELEN
15
8. HET SPEELBELEID IN DE PRAKTIJK 8.1. Speelvoorzieningen 12-min 8.2. Speelvoorzieningen 12-plus 8.2.1. Trapvelden 8.2.2. Sportkooien 8.2.3. Skatevoorzieningen 8.3. Speelvoorzieningen voor alle leeftijden 8.3.1. Schoolpleinen 8.3.2. Sportparken 8.3.3. Het Broekpark 8.3.4. Sutu’s 8.3.5. Parkour
16
Kadernota Spelen 2016
15
17
18
2
8.3.6. De Sona 8.4. Senioren 8.5. Meisjes 8.6. Spelen met een beperking 8.7. Organiseren van activiteiten 8.8. Natuurlijke speelplekken 8.9. Tijdelijke speelplekken 8.10. Speeltuinen 8.11. Kinderboerderij ’t Weusthag 8.12. Informele speelruimte
19
20 21 23 24
9. SPREIDING VAN SPEELVOORZIENINGEN
24
10. VEILIGHEID 10.1. Veiligheid en verantwoordelijkheid 10.2. De Warenwet 10.3. Speeltoestel of speelaanleiding 10.4. Water 10.5. Zelfbouwsels 10.6. Particuliere toestellen
26
11. AANLEG 11.1. Speelplekken in projectgebieden 11.2. Renovatie van bestaande speelplekken
28
12. BEHEER 12.1. 12.2. 12.3.
28
EN ONDERHOUD Inspectie Registratie Onderhoud
27
29
13. COMMUNICATIE EN PARTICIPATIE 13.1. Meedenken in de buurt 13.1.1. Inloopbijeenkomsten 13.1.2. Keuzeformulieren 13.1.3. Samen schetsen 13.2. Bewonersinitiatieven 13.2.1. Aanvragen speelvoorzieningen 13.2.2. Meehelpen met aanleg en onderhoud 13.2.3. Aanvraag extra voorzieningen
29 30
14. CONCLUSIES EN AANPAK 14.1. Naar meer kwaliteit en concentratie 14.2. Voor en met bewoners 14.3. Opwaarderen van speelplekken 14.4. Speelprogramma
32
15. FINANCIERING 15.1. Kosten voor de aanleg 15.2. Kosten voor beheer en onderhoud 15.3. Vervanging 15.4. Financiën begroting 2016-2019
34
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
36
31
33 34
35
BIJLAGEN I Spreidingskaart Speelvoorzieningen doelgroep 0 – 12 jarigen situatie 2015; digitaal beschikbaar II Spreidingskaart Speelvoorzieningen doelgroep 12+ situatie 2015; digitaal beschikbaar III Overzicht speeltuinen
Kadernota Spelen 2016
3
1. INLEIDING Spelen is een belangrijke manier om de wereld te ontdekken. Kinderen spelen binnen, buiten, zelfs in hun slaap spelen ze. Een kind kan niet zonder spel. Kinderen leven in een eigen wereld binnen de grote wereld. Spelenderwijs leren zij de andere - volwassen wereld kennen. Klimmen, rennen, bouwen, verstoppen, praten, fantaseren: het zijn allemaal dingen die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Van spelen word je groot. In het spel doen kinderen fysieke, sociale en creatieve vaardigheden op. Hiervoor hebben zij wel ruimte nodig. Ruimte en een gevarieerde omgeving waar zij alle vormen van spel kunnen beoefenen. Deze nota gaat over buiten spelen. Het spelen in de openbare ruimte vindt plaats op de daartoe ingerichte speelplekken in de wijken en buurten, in de tien speeltuinen die Hengelo rijk is, ieder met hun eigen karakter en geschiedenis; bij de kinderboerderij en verder op alle plekken waar spelen mogelijk is, de zogeheten ‘informele speelruimte’. Deze mogelijkheden vullen elkaar aan en versterken elkaar. 1.1.
Aanleiding
Op 29 januari 2008 is de kadernota Spelen 2008 vastgesteld, onder het motto ‘Spelen is leren samenleven’. In deze nota zijn de beleidsuitgangspunten verwoord met betrekking tot het spelen in Hengelo. Bij de kadernota hoorde het zogenoemde Speelprogramma 2008-2012. In het speelprogramma is per wijk zichtbaar gemaakt waar de speelplekken liggen, in welke categorie zij vallen en waar nog ruimte is voor de aanleg van nieuwe speelplekken. Actualisatie van de kadernota Spelen is om een aantal redenen nodig. Ten eerste bestaat er een toenemende druk op de openbare ruimte: wonen, verkeer, parkeren, recreatie en andere gebruiksfuncties zijn in een voortdurende concurrentiepositie verwikkeld. Er is een herkenbaar kader nodig om het belang van spelen en ontmoeten in de openbare ruimte een plek te geven in de afweging tegen andere – vaak financieel-economische – belangen. Een tweede reden voor actualisatie is het up-to-date maken van de informatie. Veel van de voornemens uit het speelprogramma zijn sinds 2008 gerealiseerd. In sommige opzichten zijn de inzichten op het gebied van spelen veranderd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een verschuiving naar meer natuurlijk spelen en een grotere nadruk op ontmoeting en integratie. In het licht van de actuele bezuinigingen moeten soms andere keuzes worden gemaakt. Spel en ontmoeting in de openbare ruimte blijven onverminderd belangrijk, en de gemeente staat voor de opgave om creatief en verstandig om te gaan met de mogelijkheden. De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren of volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.
Kadernota Spelen 2016
4
1.2.
De jeugd in Hengelo
Volgens informatie van het Kennispunt Twente is in Hengelo 21% van de bevolking jonger dan 18 jaar. In de wijk Slangenbeek wonen naar verhouding de meeste jeugdigen (29,9%), op enige afstand gevolgd door de Hasseler Es (22%). In de binnenstad is het aandeel jeugdigen het laagst (13,7%) (stand van zaken 2015).
1.3.
De invulling van speelplekken
De invulling van speelplekken vindt plaats in projectplannen voor het (her)inrichten van nieuwe gebieden. Daarnaast vindt invulling plaats wanneer een bestaande speelplek aan renovatie toe is. In alle gevallen wordt eerst beoordeeld wat de leeftijdsopbouw is in de betreffende wijk of buurt. Op basis daarvan worden de voorstellen gemaakt. Een communicatie- en participatietraject met gebruikers, bewoners en andere betrokkenen speelt hierbij een belangrijke rol.
2. HET BELANG VAN BUITEN SPELEN EN ONTMOETEN Spelen en ontmoeten in de openbare ruimte is van groot belang voor kinderen en jongeren, maar ook voor hun ouders en de omgeving. Naast de specifieke functie van het spelen voor de fysieke, sociale en creatieve ontwikkeling van kinderen en jongeren, hebben speelruimte en speelvoorzieningen een belangrijke ontmoetingsfunctie in de stad en de wijken. 2.1. Belang van spelen en ontmoeten voor kinderen Spel, ontmoeting en integratie Spel is een voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. In het spel leren kinderen grenzen verkennen en het reactievermogen trainen. Tegelijk ontwikkelen ze hun motoriek en gevoel voor evenwicht. Letterlijk met vallen en opstaan. Spel is nodig om de wereld te verkennen, creativiteit en probleemoplossend vermogen te stimuleren, en risico’s te leren inschatten. Daarnaast biedt het spel de mogelijkheid tot contact met andere kinderen, om zo de sociale vaardigheden te ontwikkelen. Van spelen word je groot! Speelplekken zijn ook ontmoetingsplekken in de sociale omgeving van het kind. Ouders, verzorgers, opa’s en oma’s ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.
Kadernota Spelen 2016
5
Vrolijk en blij Buitenspelen maakt de meeste kinderen vrolijk en blij. Ook voelen zij zich sterk en gezond als ze een tijdje buiten hebben gespeeld. Zowel de kinderen als de ouders vinden dit. Kinderen van 9-12 jaar zeggen vaker dat zij zich dan sterk en gezond voelen (45%). Aan de ouders zijn drie stellingen voorgelegd over waarom buitenspelen in de buurt volgens hen belangrijk is. Alle ouders zijn het erover eens dat buitenspelen gezond is voor het kind. Ook het samen spelen met andere kinderen is erg belangrijk (97%). Negen op de tien ouders vinden het belangrijk omdat het kind er vrolijker van wordt. (Bron: Jantje Beton, 2011) 2.2.
Belang van spelen en ontmoeten voor jongeren
Onder jongeren wordt in deze nota verstaan: de groep van 12 jaar en ouder. Deze groep verdient aparte aandacht. De tolerantie in de samenleving is voor deze groep niet altijd even groot. De jongeren zijn op een leeftijd waarop hun wereld zich verruimt. Ze worden groter, maar zijn nog niet volwassen. Jongeren in deze leeftijd zijn groepsgericht (ze willen ‘erbij horen’) en tegelijkertijd bezig met het ontdekken van hun eigen identiteit. Wie ben ik, aan wie wil ik mij spiegelen? Soms zoeken ze daarbij grenzen op. Jongeren hebben behoefte aan een prettige plek waar ze zich kunnen verzamelen om te kletsen en te sporten. Uit interviews komt naar voren dat ontmoetingsplekken voor jongeren aantrekkelijk zijn wanneer: - er veel verschillende activiteiten zijn (68%) - er veel jongeren zijn (61%) - ze veilig en netjes zijn (55% mee eens, vooral meisjes). 46% van de jongeren vindt het leuk om lichamelijk actief te zijn op een ontmoetingsplek (Bron: rapport ‘Nowhere to go’, 2008). De laatste jaren is er steeds meer onderzoek gedaan naar de specifieke behoeften van meisjes (‘gender-specifiek beleid’). Meisjes beleven de openbare ruimte anders dan jongens. De nonprofitorganisatie ‘Project for Public Spaces’ stelt dat de aanwezigheid van vrouwen in de openbare ruimte de belangrijkste graadmeter is voor kwaliteit, omdat vrouwen pas gebruik maken van een ruimte als deze veilig en comfortabel genoeg is (Bron: ‘Vrouwen en meiden laatst’, 2011). Zowel jongens als meisjes willen niet weggestopt worden aan de rand van de buurt of wijk. Ze willen zien én gezien worden. 2.3.
Overgewicht en bewegingsarmoede
Overgewicht bij kinderen en jongeren is een serieus probleem van deze tijd. Kinderen en jongeren zitten teveel en bewegen te weinig. In 2013 heeft de GGD van de regio Twente onderzoek gedaan onder 3.169 ouders van kinderen van nul tot twaalf jaar in Hengelo (gegevens Kindermonitor). Hieruit kwamen de volgende cijfers naar voren: van de jongeren die in Hengelo wonen speelt 67% meer dan 3,5 uur per week buiten (dus gemiddeld meer dan een half uur per dag). Kinderen van laagopgeleide ouders en jongens spelen het meest buiten. In Hengelo ligt dit percentage lager dan elders in Twente (72%). Dit gegeven staat los van een eventueel verschil in bevolkingssamenstelling. Per wijk zijn er nauwelijks verschillen. Alleen het buitengebied wijkt af: geen 67% zoals in heel Hengelo, maar 79% van de kinderen speelt daar veel buiten. De percentages overgewicht zijn als volgt verdeeld (gegevens GGD, Twente in Balans, 2014): In Hengelo is 10% van het aantal driejarigen te zwaar (in de regio Twente is dat ook 10%). Van de basisschoolkinderen bedraagt dit percentage 16 (regio: 16%). Van de havo/vwo leerlingen kampt 12% met overgewicht (regio: 13%) en op het vmbo is dat 23% (regio: 22%).
Kadernota Spelen 2016
6
2.4.
Belang van spelen en ontmoeten voor de sociale omgeving
Kinderen die buiten spelen, bouwen hun eigen netwerk op in de buurt. Daarbij betrekken ze als vanzelf ook hun ouders en verzorgers. Buurtbewoners met kinderen zien elkaar op school, bij de verenigingen waarvan de kinderen lid zijn, en buiten bij de speelplekken. Opa’s, oma’s, buren en bekenden spelen hierin eveneens een rol, zodat verschillende leeftijden elkaar op een vanzelfsprekende en ongedwongen manier ontmoeten. In buurten met kinderen functioneren op deze wijze tal van informele netwerken die belangrijk zijn vanuit het oogpunt van sociale controle, veiligheid en wijkbeheer.
2.5
Belang van spelen en ontmoeten voor de maatschappij
Voldoende speelruimte draagt bij aan het terugdringen van overgewicht bij kinderen, en aan de toename van lichamelijke en sociale vaardigheden. Meer speelruimte leidt daarmee tot een besparing van geld aan zorg. Speelruimte is van belang voor preventie: verveling is de basis voor vandalisme en overlast, een goed speelaanbod daagt uit tot positieve bezigheden. Het gezamenlijk gebruik van de openbare ruimte door kinderen en jongeren legt de basis voor de ontwikkeling van het besef dat de buurt van ons allemaal is en dat we hier ook met zijn allen verantwoordelijkheid voor moeten dragen. Er wordt, met andere woorden, een basis gelegd voor toekomstig burgerschap. Dit begint al bij kleine kinderen die op hun beurt moeten wachten bij de glijbaan en jongeren die zich in georganiseerd verband (via het jongerenwerk of gemeente) sterk maken voor de aanleg van een jeugdvoorziening in hun wijk. 2.6.
Economisch belang
Ten slotte heeft spelen invloed op de economische waarde van een wijk. Goede speelmogelijkheden zorgen voor een aantrekkelijk woonklimaat. Een aantrekkelijk woonklimaat betekent een aantrekkelijk vestigingsklimaat. In die zin heeft een goed aanbod aan speelvoorzieningen een positief effect voor de stad.
Kadernota Spelen 2016
7
3. BELEIDSKADERS 3.1.
Internationaal verdrag voor de rechten van het kind
Alle kinderen hebben hetzelfde recht om op te groeien in een omgeving waar ze veilig buiten kunnen spelen. In het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties staat in artikel 31: ‘States Parties recognize the right of the child to rest and leisure, to engage in play and recreational activities appropriate to the age of the child and to participate freely in cultural life and the arts. States Parties shall respect and promote the right of the child to participate fully in cultural and artistic life and shall encourage the provision of appropriate and equal opportunities for cultural, artistic, recreational and leisure activity’. 3.2.
Landelijk kader
Met de komst van het kabinet-Rutte in oktober 2010 is het programmaministerie Jeugd en Gezin opgeheven en zijn de onderwerpen bij VWS en andere ministeries ondergebracht. Het Rijksbeleid is vooral gericht op jeugdzorg en minder op de fysieke mogelijkheden voor spel en ontmoeting. Hier ligt met name een verantwoordelijkheid bij de lokale overheden. Rijk en VNG zijn het er wel over eens dat ‘gemeenten een cruciale rol in het jeugd- en gezinsbeleid vervullen en daarmee een belangrijk hoeder zijn van voorwaarden voor een goede ontwikkeling van de jeugd, zoals door het bevorderen van voldoende speelruimte, mogelijkheden voor sport en cultuur, participatie, vrijwilligerswerk en hulp aan gezinnen die financieel in de knel raken’. (Bron: Vereniging van Nederlandse Gemeenten). 3.3.
Gemeentelijk kader
In het gemeentelijke Coalitieakkoord College 2014-2018, onder de titel ‘Samen aan de slag voor een energiek en aangenaam Hengelo’, lezen we: ‘Inzichten op het gebied van spelen veranderen. Er is sprake van een verschuiving naar meer natuurlijk spelen en een grotere nadruk op ontmoeting. We geven een grotere rol aan onze inwoners. Dat vraagt om geactualiseerd speelbeleid’. In de Structuurvisie Hengelo 2030 wordt in ‘de Sociale opgave’ gesteld, dat de woonomgeving mogelijkheden moet bieden voor recreatie en ontspanning, waarbij wordt vermeld dat de kwaliteitseisen hoog liggen. In de Sociale Visie 2020 staat de ambitie ‘een duurzaam leefbare stad te creëren, met buurten en wijken waar bewoners zich thuis voelen en binding ervaren’.
3.4.
Verwante beleidsterreinen 3.4.1. Jeugdbeleid Het speelbeleid gaat vooral over inrichting en beheer van de fysieke buitenruimte, met als doel de bewoners goede voorzieningen te bieden voor spel, beweging en ontmoeting. Het jeugdbeleid is een verwant beleidsterrein, dat zich met name richt op ontwikkeling, opvoeding en zorg. Het jeugdbeleid is vastgelegd in de beleidsnota ‘Met respect op weg naar een nieuw stelsel voor maatschappelijke ondersteuning’. Waar voorheen alleen het preventief jeugdbeleid door de gemeente uitgevoerd werd, is dit vanaf 1 januari 2015 verbreed met alle taken op het gebied van jeugdhulp. Dit vloeit voort uit de nieuwe Jeugdwet van 1 januari 2015. De uitvoering van het jeugdbeleid krijgt vorm via de pijler Opgroeien en Ontwikkelen en de pijler Opvoeden en Zorg. Dit gebeurt in
Kadernota Spelen 2016
8
nauwe afstemming met partijen die werken voor de jeugd in Hengelo, zoals het jeugd- en jongerenwerk, het onderwijs, de jeugdzorg, de huisarts en de politie. In 2016 wordt extra geïnvesteerd op de transformatie van het jeugdbeleid, waarbij de eigen kracht van gezinnen en hun omgeving meer aangesproken wordt en gekeken wordt hoe algemene voorzieningen versterkt kunnen worden. 3.4.2. Sportbeleid In het sportbeleid van de gemeente gelden de volgende beleidsuitgangspunten: sport en bewegen moet voor iedereen toegankelijk, veilig en laagdrempelig zijn. Er wordt uitgegaan van de eigen kracht van sportaanbieders en van de eigen verantwoordelijkheid van burgers voor hun sport- of beweeggedrag. De beschikbare middelen worden met voorrang ingezet op (de ondersteuning van) maatschappelijk actieve sportverenigingen. De gemeente draagt zorg voor een passend en betaalbaar aanbod van sportaccommodaties. Het sportbeleid staat niet op zichzelf, maar is verweven met andere beleidsterreinen. Het Hengelose speelbeleid onderschrijft en ondersteunt het belang van sport, beweging en ontmoeting in de buitenruimte. Het gaat dan om zowel sporten in verenigingsverband, als ‘vrij’ toegankelijk in de buitenruimte. In de stad zijn er goede fiets-, wandel- en hardloopmogelijkheden, evenals openbare sportplekken voor jong en oud. Daarnaast zijn de schoolpleinen en diverse kunstgrasvelden openbaar toegankelijk. 3.4.3. Groenbeleid Ook het beleidsterrein Groen heeft een belangrijke koppeling met het speelbeleid. In het gemeentelijk Groenplan wordt gesteld dat groen in de woon- en werkomgeving rust en sfeer brengt, en mogelijkheden biedt voor passieve en actieve ontspanning. In een natuurlijke omgeving kunnen kinderen en jongeren op een positieve manier hun energie kwijt. Het openbare groen vervult dan ook een belangrijke functie als het gaat om spelen en ontmoeten.
3.4.4. Gezondheidsbeleid De hoofddoelstelling van ons lokale gezondheidsbeleid is het bevorderen van de gezondheid en vitaliteit van onze burgers. Subdoelstelling hierbij is het bevorderen van bewegen en het leveren van fysieke inspanning, evenals het benutten van de mogelijkheden die de fysieke omgeving ons biedt om te komen tot gezondheidsbevorderend gedrag. Het bevorderen van het actief spelen en bewegen van kinderen en jongeren draagt bij aan het terugdringen van overgewicht bij kinderen en jongeren. Zie ook paragraaf 2.1.
Kadernota Spelen 2016
9
3.4.5. Kwetsbare groepen In de nota Thuis in de Buurt is aandacht voor kwetsbare groepen, waaronder mensen met een beperking. Als uitgangspunt staat in deze nota: ‘Burgers een beter en zo gewoon mogelijk leven laten leiden en laten deelnemen aan de samenleving, ondanks beperkingen door ouderdom of handicap. Zij moeten kunnen beschikken over adequatere huisvesting, zorg en welzijnsvoorzieningen, in een omgeving die beschikt over de nodige infrastructuur en die leefbaar en veilig is.’ Ten aanzien van voorzieningen voor mensen met een beperking wordt het volgende gesteld: ‘Zelfstandig wonen en leven en het voorkomen van sociaal isolement zijn de sleutelbegrippen. Dit vraagt om maatregelen, niet alleen op terrein van wonen, welzijn en zorg maar ook op het terrein van inrichting en beheer van de openbare ruimte. Hengelo beoogt een stad te zijn met voor iedereen plezierige verblijfs- en ontmoetingsmogelijkheden en met een schoon, veilig en leefbaar woon- en leefklimaat in de wijken’.
Kadernota Spelen 2016
10
4. VISIE EN DOELSTELLING 4.1.
Spelen en ontmoeten in de openbare ruimte
In de openbare ruimte moeten voldoende mogelijkheden zijn om te spelen en elkaar te ontmoeten; in de eerste plaats omdat dit bijdraagt aan de fysieke, sociale en creatieve ontwikkeling van kinderen, en daarnaast omdat het de mogelijkheden tot ontmoeting en daarmee de sociale cohesie in de wijk vergroot. De speelruimte moet uitdagingen bieden voor verschillende doelgroepen. Speelplekken dragen bij aan de doelstellingen van diversiteit. Een aantrekkelijke speel- en verblijfsomgeving maakt nietgeorganiseerde, vanzelfsprekende ontmoeting mogelijk, tussen jong en oud, tussen meer en minder valide, tussen verschillende milieus en bevolkingsgroepen. 4.2.
Formele en informele speelruimte
Het is belangrijk dat in de woonwijken zowel formele als informele speelruimte aanwezig is. Onder formele speelruimte wordt verstaan: openbaar en vrij toegankelijk gebied in de openbare ruimte, die bewust voor spelen ingericht is. Informele speelruimte is alle ruimte die kinderen voor hun spel gebruiken, maar die niet speciaal daarvoor ingericht is. Naast de ingerichte speelplekken (formele speelruimte) moet een wijk in de openbare ruimte ook informele speelmogelijkheden bieden. Kinderen spelen bijvoorbeeld vaak op straat, op de stoep, op grasveldjes of op een pleintje, met zaken die ze zelf meenemen zoals de fiets, een bal, een waveboard, skeelers, knikkers of stoepkrijt.
4.3.
Samen-leven is rekening houden met elkaar
De verschillende gebruikers van de openbare ruimte hebben met elkaar te maken en dat vraagt soms wat wederzijdse aanpassing. Kinderen en jongeren moeten zich op speelplekken kunnen uitleven, maar ze moeten ook leren rekening te houden met de omgeving. De ruimte van de één houdt op waar de grenzen van de ander worden overschreden. Dit vraagt om afstemming en communicatie, en doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de burgers.
Kadernota Spelen 2016
11
4.4.
Afweging van belangen
Er zijn soms strijdige belangen bij het inrichten van de openbare ruimte: tussen kinderen en volwassenen, tussen kinderen en jongeren, tussen jongeren en volwassenen en tussen volwassenen onderling. Bewoners willen én hun auto voor de deur, én een speelplekje vlakbij die deur, en ook graag groen, maar dan weer geen blad in de herfst. Of ze willen wel dat kinderen spelen, maar niet voor hun deur, laat staan dat jongeren daar komen en het een zogenaamde ‘hangplek’ zou kunnen worden. De gemeente heeft de taak al deze belangen tegen elkaar af te wegen en daarbij het algemeen belang te dienen. Soms betekent dat, dat niet iedereen zijn zin krijgt. Uiteraard moet bij de uitvoering aandacht worden besteed aan draagvlak en worden de speelplekken in overleg en samenspraak met betrokkenen (bewoners en beheerders) gerealiseerd. 4.5.
Doelstelling
De gemeente Hengelo stelt zich ten doel om in de openbare ruimte een evenwichtig aanbod te realiseren van voorzieningen die uitnodigen tot spel en ontmoeting voor alle leeftijdsgroepen, voor alle bevolkingsgroepen en voor meer en minder validen. De gemeente stelt daarvoor de benodigde middelen beschikbaar. Om voldoende speelruimte te kunnen (blijven) creëren, streeft de gemeente ernaar dat minimaal 3% van haar grondgebied (dat bedoeld is als woongebied) bij de ontwikkeling van nieuwe wijken geschikt is als formele en/of informele speelruimte. Voor bestaande wijken geldt als uitgangspunt een ’standstill’: de huidige formele of informele speelruimte mag niet verminderen en zal – zodra dat mogelijk is – worden vergroot tot een speelareaal van 3%. De 3% norm is ontwikkeld door NUSO, de landelijke organisatie voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie en het Nationaal Jeugdfonds Jantje Beton. De 3% norm is een algemene richtlijn. Binnen deze norm wordt geen rekening gehouden met de woningdichtheid in een gebied, de bevolkingsdichtheid, de leeftijdsopbouw en de oppervlakte aan particuliere tuinen. Niet elk stedenbouwkundig concept vraagt om dezelfde hoeveelheid speelruimte. Als er veel woningen per hectare zijn, of weinig particuliere ruimte, is er meer behoefte aan formele speelruimte. Als in een wijk minder kinderen wonen vraagt dit een andere inrichting voor spel en ontmoeting dan in een jonge wijk. Deze specifieke, gebiedsgerichte aspecten vragen maatwerk bij de inrichting en renovatie van speel- en ontmoetingsplekken.
Kadernota Spelen 2016
12
5. BELEIDSUITGANGSPUNTEN Als basis voor het speelbeleid hanteren we de volgende uitgangspunten: Kinderen en jongeren mogen er zijn Iedereen hoort erbij Voorzieningen sluiten aan bij de doelgroep Voorzieningen zijn zichtbaar, uitnodigend en bereikbaar Voorzieningen liggen evenwichtig gespreid over de stad Voorzieningen zijn schoon, heel en veilig 5.1.
Kinderen en jongeren mogen er zijn
Kinderen en jongeren zijn volwaardige gebruikers van de openbare ruimte en hebben recht op een plek in de stad en in de wijk. Kinderen en jongeren horen bij de samenleving. Iedere leeftijdsfase heeft zijn eigen ontwikkelingskenmerken en -behoeften. Samen-leven vraagt soms een beetje geven en nemen over en weer. ‘It takes a village to raise a child’: opvoeden is primair een taak van de ouders, maar daarnaast draagt de hele gemeenschap bij aan de ontwikkeling van het besef van normen en waarden bij opgroeiende kinderen. Dat gaat niet altijd ‘gladjes’ en dat hoeft ook niet. Opgroeien is een proces. Kinderen en jongeren zijn nogal eens de dupe van angst voor overlast of het not-in-my-backyard principe. Hier komt soms een heel arsenaal aan argumenten bij te pas. Maar ook kinderen en jongeren hebben recht op een plek in de samenleving. In het speelbeleid gaan we uit van de volgende stelling: Gevreesde overlast is geen reden om een speelvoorziening niet te plaatsen. Bij gebleken, structurele overlast, door een meerderheid van bewoners als zodanig ervaren, moeten acties worden ondernomen om het gedrag te verbeteren. Pas als deze acties niet of onvoldoende vruchten afwerpen, kan worden overwogen om een speelvoorziening aan te passen of te verwijderen. 5.2.
Iedereen hoort erbij
Kinderen mogen zich welkom voelen bij de voorzieningen. Iedereen hoort erbij, ongeacht leeftijd, afkomst of fysieke mogelijkheden. 5.3.
Voorzieningen sluiten aan bij de doelgroep
We streven ernaar, de voorzieningen goed aan te sluiten bij de verwachtingen en leefwereld van kinderen en jongeren, en bij de ontwikkelingen en mogelijkheden van nu. 5.4.
Voorzieningen zijn zichtbaar, uitnodigend en bereikbaar
Openbare speelvoorzieningen moeten goed en gemakkelijk voor kinderen en jongeren te bereiken zijn. Voor de jongste kinderen geldt als uitgangspunt dat zij begeleid worden door ouders of verzorgers. Bij een speelplek hoort in principe ook een bankje of andere zitgelegenheid. Kleine kinderen komen onder begeleiding van een ouder of verzorger en het is prettig als die niet hoeft te blijven staan (of op een speeltoestel moet zitten). Zitgelegenheid bevordert tegelijkertijd de ontmoetingsfunctie van de speelplaats, voor jong en oud. In uitzonderingsgevallen wordt, op verzoek van omwonenden en als er een aantoonbare reden is, soms geen bankje geplaatst. Bij structurele overlast wordt een bankje soms verwijderd.
Kadernota Spelen 2016
13
5.5.
Voorzieningen zijn schoon, heel en veilig
Speeltoestellen en speelplekken moeten schoon, heel en veilig zijn, om een prettig verblijf mogelijk te maken. De gemeente zorgt voor regelmatige inspecties en onderhoud. Daarnaast wordt van de bewoners verwacht dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen, de speelplekken netjes houden en de voorzieningen gebruiken waarvoor ze bedoeld zijn.
6. DE ONTWIKKELING VAN HET KIND: VAN PEUTER TOT PUBER TOT ADOLESCENT Speelvoorzieningen in de openbare ruimte moeten uitdagingen bieden voor verschillende leeftijdscategorieën. De motorische vaardigheden lopen uiteen en ook de behoeften aan spel en ontmoeting. 6.1.
Peuters en kleuters Kinderen in de leeftijd tot ongeveer 6 jaar bevinden zich in de zogenoemde magischrealistische fase. Magisch en realistisch denken lopen door elkaar (Sinterklaas bestaat, want ik zie hem; de olifant zit in de tv). Hun waarneming wordt bepaald door emoties (de nieuwe jas is mooi, dus hij past). Kinderen in deze leeftijd leren de tastbare wereld ontdekken én de wereld van de fantasie.
Het kind ontwikkelt het vermogen om gebeurtenissen die op andere momenten hebben plaatsgevonden, of zelf bedachte situaties, zich in het ‘nu’ te laten afspelen. Door middel van fantasie- en rollenspel leert het zich te verplaatsen in een ander en eigen ervaringen te verwerken (het kind is de moeder, de pop krijgt op zijn kop). Spelen in een natuurlijke omgeving is voor deze kinderen belangrijk, omdat de natuur vol aanleidingen zit voor fantasie. Daarnaast biedt de natuur tastbare aanleidingen om de wereld te leren kennen, te voelen en ervaren. Kinderen in deze leeftijd houden van spelen met zand en water. Als het gaat om ingerichte speelplekjes, moeten de toestellen uitdagen tot beweging (naar boven klimmen en naar beneden glijden, wippen) of fantasie (speelhuisje met toonbankje, kabouterzitje). 6.2.
Kinderen
De groep kinderen van 6 tot 12 jaar (de basisschoolleeftijd) heeft vooral behoefte aan variatie in speluitdagingen. Ze spelen graag samen. De invloed van de ‘groep’ is belangrijk, kinderen in deze leeftijd zijn gevoelig voor goedkeuring of afwijzing. Ook voor deze leeftijdsgroep is speelnatuur belangrijk. In een wereld vol indrukken is de natuur een basis voor rust of juist avontuur.
Kadernota Spelen 2016
14
De ingerichte speelplekjes moeten een diversiteit aan bewegingsmogelijkheiden bieden en uitdagen tot glijden, klimmen en klauteren, duikelen, draaien of schommelen. Vanaf ongeveer 9 jaar is er sprake van (meer) zelfstandigheid in het verkeer. De informele speelruimte moet voldoende gelegenheid bieden voor fietsen, rolschaatsen, waveboarden en spelletjes als sluipen, verstoppen, onderzoeken. Daarnaast zijn de trapveldjes ook voor deze leeftijdsgroep aantrekkelijk. 6.3.
Jongeren
Vanaf een jaar of twaalf komen de jongeren op een leeftijd waarop hun wereld zich verruimt. Ze worden groter, maar zijn nog niet volwassen. Jongeren in deze leeftijd zijn groepsgericht (ze willen ‘erbij horen’) en tegelijkertijd bezig met het ontdekken van hun eigen identiteit. Wie ben ik, aan wie wil ik mij spiegelen? Jongeren hebben behoefte aan een prettige plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten. Dit hoeft niet altijd een speciaal ingerichte plek te zijn: soms is het gewoon een muurtje, of een bankje. Om dit te reguleren kan het zinvol zijn om wel een speciale ontmoetingsplek te creëren. Zo’n ontmoetingsplek kan beschut zijn, maar moet ook een open gedeelte hebben, in verband met zichtbaarheid en sociale controle. Naast ontmoeten moet er voor jongeren voldoende uitdaging zijn tot spel en beweging in de openbare ruimte. Dit is een belangrijke aanvulling op het sporten in verenigingsverband, omdat de openbare ruimte voor iedereen toegankelijk is, en daarmee een laagdrempelige mogelijkheid biedt om de jeugd te laten bewegen. Voorzieningen in deze categorie zijn de al dan niet verharde trapveldjes, de basketbalveldjes, tafeltennistafels en skatevoorzieningen.
7. NATUURLIJK SPELEN De laatste jaren is de aandacht voor natuurlijk spelen toegenomen. Met name de iets grotere kinderen (9-12 jaar) spelen graag op informele speelplekken. Ook ouders geven aan het belangrijk te vinden dat er niet-georganiseerde speelplekken in de buurt zijn. (TNS/NIPO/Jantje Beton). Vraag aan ouders wat hun mooiste herinneringen zijn aan hoe ze ‘vroeger’ speelden, het antwoord luidt steevast: in de natuur, in het bos, in de klimboom, bij de beek of de sloot. Nooit dromen ze weg over de ingerichte speelplekjes. Natuurlijk zijn die ook belangrijk. Maar de natuur is en blijft het meest tot de verbeelding spreken. Het boek ‘Het laatste kind in het bos’ (Richard Louv, 2005) is in korte tijd ongekend populair geworden. De term ‘scharrelkind’ deed zijn intrede. Sigrun Lobst, landschapsarchitect en beleidsmedewerker van de Speeldernis in Rotterdam, schrijft: ‘In ieder mens zit een aangeboren band met de natuur en alle levende wezens. Als deze cruciale relatie van mens en natuur verstoord is ontstaat NDD, oftewel Nature Deficit Disorder. Oorzaken voor NDD zijn o.a. overbezorgdheid en angsten van ouders en verzorgers, het mijden van risico’s en concurrentie van andere vormen van vrijetijdsbesteding, zoals de sociale media. Gevolgen van NDD zijn onder andere verminderde motorische en sociale vaardigheden, zwaarlijvigheid en ontbreken van het vermogen om grote van kleine risico’s te onderscheiden. Het opdoen van nieuwe, ongewone ervaringen is een fundamenteel gedrag van mensen en dieren. Die behoefte zit diep verankerd in een oud gedeelte van de hersenen. Dit gedrag heeft als evolutionair doel voordelen te winnen tegenover anderen, die niet zo veel durven, dus: te overleven...’ Lobst pleit voor kennismaking met de levende natuur (planten en dieren), met de natuurlijke elementen (water, aarde, zand, steen) en beleving van de seizoenen.
Kadernota Spelen 2016
15
In het boek Speelnatuur in de stad (zie literatuurlijst) staat: ‘Voor een rijke natuurervaring is voldoende ruimte met natuurwaarde noodzakelijk. Natuur moet niet alleen decor voor het spel zijn, maar onderwerp ervan’. Verder stellen de auteurs dat ‘uitdaging en risico’s onlosmakelijk verbonden zijn aan kinderspel. Zij dienen door volwassenen geaccepteerd en gerespecteerd te worden. Kinderen moeten de mogelijkheid krijgen te leren zelf risico’s in te schatten en daarmee om te gaan’.
Dat laatste is een heikel punt. In zijn artikel ‘Scharrelkinderen’ schrijft Thomas van Slobbe (Trouw, 13 april 2007): ‘Je kunt het rondscharrelen van kinderen nooit zo regelen dat alle problemen voorkomen worden. De oplossing zit in veel gevallen niet zozeer in het opstellen van nog meer, nog betere regels, maar in het tegendeel. Nederland kan wel wat ontstemmingsplannen gebruiken. Er is een schrijnende behoefte aan stukjes onland waar niemand van weet waartoe ze dienen en van wie ze zijn. Ruige bosschages of sloten met smalle, gladde plankjes. Sperwers in de dakgoot en paddestoelen tussen de tegels. Dat vereist de bestuurlijke moed om los te laten. Om rommelmarges te accepteren en af en toe iets fout te laten gaan’. De gemeente Hengelo streeft ernaar, de mogelijkheden voor natuurlijk spelen te verruimen. Daartoe is draagvlak nodig bij het volwassen deel van de samenleving. Initiatieven uit de samenleving worden waar mogelijk ondersteund en gefaciliteerd.
8. HET SPEELBELEID IN DE PRAKTIJK In het Hengelose speelbeleid maken we onderscheid in speelplekken voor de doelgroep onder de twaalf jaar (tot en met de basisschool) en de doelgroep boven de twaalf (jongeren). Daarnaast zijn er de speelgelegenheden die geschikt zijn voor alle leeftijden. De tendens is om, vanuit de gedachte van ontmoeting en integratie, de voorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen waar mogelijk te combineren. Daarbij wordt ook gekeken naar ontspanningsmogelijkheden voor ouderen. 8.1.
Speelvoorzieningen 12-min
Tot de 12- voorzieningen behoren, behalve de natuurlijke speelaanleidingen, vooral de toestellen voor klimmen, klauteren, glijden, wippen, draaien, duikelen en schommelen. 8.2.
Speelvoorzieningen 12-plus
De 12+ voorzieningen zijn voorzieningen voor vrije sportbeoefening en ontmoeting. Deze kunnen ook door de jongere doelgroep worden gebruikt, maar zijn aangemerkt als 12+ omdat ze voorzien in een behoefte bij de jongeren die de speeltoestellen zijn ontgroeid. Tot deze voorzieningen behoren onder andere de trapveldjes, basketbalveldjes, tafeltennistafels, sportkooien en skatevoorzieningen.
Kadernota Spelen 2016
16
8.2.1. Trapvelden In de gemeente Hengelo liggen ongeveer 75 trapvelden. Hiervan waren in het verleden 50 velden uitgerust met verplaatsbare voetbaldoelen (kanteldoelen). In verband met de veiligheid heeft het college in januari 2010 besloten de kanteldoelen in één keer te verwijderen, en geleidelijk aan te vervangen door vaste stalen doelen. Er is geld gereserveerd om vijf velden per jaar van vaste doelen te voorzien. Vanuit het jeugdbeleid is eenmaal extra geld beschikbaar gesteld en ook vanuit wijkraden is geld voor vaste doeltjes gegenereerd. Om de velden die nog niet aan de beurt zijn toch een voorziening te bieden, zijn houten palen geplaatst bij wijze van doeltje. Deze houten palen zijn een tijdelijke oplossing. Uiteindelijk zullen alle 50 trapvelden waar voorheen de kanteldoelen stonden, weer voorzien zijn van vaste stalen doeltjes. De minimale oppervlakte van trapvelden die in aanmerking komen voor vaste doelen, is 30 x 50 meter. 8.2.2. Sportkooien In de gemeente staan momenteel 11 sportkooien, waaronder 5 multifunctionele kooien (rechthoekig) en 6 pannakooien (rond). Onder een sportkooi verstaan wij een rond of rechthoekig verhard sportveld, omheind door hekwerken hoger dan 2 meter. Het fenomeen sportkooi is eind vorig eeuw komen overwaaien uit Amerika. Sportkooien dragen bij aan het totaalaanbod van voorzieningen voor sport en spel in de openbare ruimte. Sportkooien vallen beleidsmatig onder de speelvoorzieningen voor de leeftijdsgroep vanaf 12 jaar, maar kennen in de praktijk een bredere doelgroep: ook de groep in de basisschoolleeftijd maakt er gebruik van. In 2012 is het gebruik van de sportkooien geëvalueerd. De evaluatie draaide om twee kernvragen: hoe worden de sportkooien ervaren door de doelgroep, en hoe worden ze ervaren door de omgeving (de omwonenden)? Uit de evaluatie kwam naar voren dat de sportkooien goed worden gebruikt door jongeren van alle leeftijden. Zij voldoen aan de verwachtingen en worden gewaardeerd, zowel door de gebruikers als door de omwonenden. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek naar de sportkooien zijn de volgende aanbevelingen gedaan: • Het afdekken van de sportkooien met gaas of een net, daar waar gewenst en waar dat nog niet het geval is; • Aanbrengen van borden met huisregels (waaronder ‘gebruik tot 22.00 uur’ of ‘tot zonsondergang’), daar waar dit nog niet (of niet meer) het geval is; • Afvalbakken vaker legen en/of meer afvalbakken plaatsen; • Bij structurele overlast het jeugdnetwerk inschakelen; • Bekijken in hoeverre meer georganiseerde activiteiten mogelijk zijn. Bovenstaande aanbevelingen worden waar nodig en mogelijk in de komende periode uitgevoerd, afhankelijk van de beschikbare middelen. 8.2.3. Skatevoorzieningen In de afgelopen decennia is skaten steeds populairder geworden onder jongeren. Hengelo heeft vanaf de beginperiode een skatecultuur gekend. Diverse skatevoorzieningen zijn gebouwd, sommige zijn ook weer verdwenen. Een groep Hengelose skaters heeft zich verenigd in de Stichting Skatevoorzieningen, die gemeente en skaters adviseert bij de inrichting van skatelocaties. De meeste skateplekken zijn wijk- of buurtvoorzieningen. Daarnaast wordt gewerkt aan een centraal gelegen stedelijke skatevoorziening.
Kadernota Spelen 2016
17
8.3. Speelvoorzieningen alle leeftijden Sommige speelvoorzieningen zijn geschikt voor zowel de jonge als de oudere jeugd. Dat geldt voor natuurlijk spelen, voor gecombineerde speelplekken, voor schoolpleinen en ook voor sommige toestellen, zoals grotere klim- en klautertoestellen en de interactieve speelvoorzieningen. 8.3.1. Schoolpleinen In Hengelo zijn de schoolpleinen (inclusief de speeltoestellen) buiten de schooltijden openbaar toegankelijk (behalve tussen 22.00 uur en 7.00 uur). Dit geeft kinderen en jongeren de mogelijkheid om ook buiten de schooltijden gebruik te maken van deze speelen ontmoetingsplek. Schoolpleinen zijn door hun centrale situering in de wijk een goede aanvulling op het speelaanbod. 8.3.2. Sportparken In de periode 2007 t/m 2010 heeft de gemeente Hengelo op elk sportpark een kunstgrasveld aangelegd. De aanleg van deze kunstgrasvelden heeft ervoor gezorgd dat de velden intensiever bespeeld kunnen worden, door zowel leden van de vereniging als buurtbewoners. Het medegebruik, door de jeugd uit de wijken, vindt veelal ongeorganiseerd plaats. De velden worden goed gebruikt. Helaas is er ook vandalisme te betreuren. Vanaf 2012 zijn er dan ook gebruiksborden bij de kunstgrasvelden geplaatst met daarop een aantal spelregels. 8.3.3. Het Broekpark Het Broekpark, in de wijk Slangenbeek, is één van de eerste gebieden in Hengelo waar natuurlijk spelen een plek heeft gekregen. In het park liggen speelaanleidingen als boomstammen en stapstenen. Het meest in het oog springend is het junglepad, een 250 meter lange steiger die slingert tussen de natuurlijke begroeiing in het park. Het oude junglepad, van hout, moest in 2011 worden verwijderd omdat gebreken waren geconstateerd. In 2013 is het pad herbouwd, nu van duurzaam gerecyclede kunststof. 8.3.4. Sutu’s In Hengelo zijn in de periode 2009-2012 vier sutu’s geplaatst, gespreid over de stadsdelen. Een sutu is een digitale interactieve voetbalmuur. Er kunnen diverse spellen gespeeld worden door met een bal tegen deze wand te schieten. De wand reageert met geluid en lampjes. Het plaatsen van interactieve voetbalwanden in Hengelo is een initiatief van de gemeente, in samenwerking met FC Twente ‘Scoren in de wijk’. Een belangrijk doel van FC Twente ‘Scoren in de wijk’ is het bevorderen van sportieve activiteiten in de stad. De digitale voetbalwanden zijn bekostigd uit het zogenoemde ICT fonds. Het ICT fonds is een subsidie, bedoeld om digitale ontwikkelingen te ondersteunen. De sutu’s blijken succesvol te zijn, zowel voor spontaan gebruik, als voor georganiseerde activiteiten en trainingen. 8.3.5. Parkour In 2012 is, in samenwerking met de wijkraad Slangenbeek en woningbouwvereniging Welbions, het activiteitencircuit Parkour aangelegd op het eiland in het waterpark Vossenbelt. Iemand die parkour (of ‘freerunning’) beoefent, probeert op de toestellen zo soepel en efficiënt mogelijk van A naar B te bewegen. Dit wordt gedaan door het maken van sprongen, het overwinnen van obstakels, zowel er onderdoor als eroverheen, acrobatische toeren en diverse klim- en hangvariaties. 8.3.6. De Sona In 2012 is in de wijk Hasseler Es een Sona geplaatst. De Sona is een interactief geluidsspeeltoestel, speciaal ontworpen voor in de buitenruimte. Met een druk op de knop kan gekozen worden voor verschillende spellen. De speelvloer, onder een grote oranje boog, is vrij toegankelijk en meerdere kinderen kunnen er tegelijkertijd spelen.
Kadernota Spelen 2016
18
8.4.
Senioren
In de Zuid-Europese landen is het nooit anders geweest, in Nederland steeds meer gebruikelijk: ontmoeting tussen senioren in de openbare ruimte. Tot voor kort betrof het met name de jeu de boulesbanen en misschien een enkel bankje. Nu zijn ook de fitnesstoestellen in opkomst. De voorzieningen voor senioren kunnen goed worden gecombineerd met speelvoorzieningen voor kinderen. Zo kunnen jong en oud zich naast elkaar vermaken en krijgt oppassen een extra dimensie voor beweging én ontmoeting.
8.5.
Meisjes
De gemeente streeft ernaar, de speelvoorzieningen ook voor meisjes in de leeftijdsgroep 12-plus uitnodigend en sociaal veilig te maken. Het blijkt dat jongens in deze leeftijdsgroep de openbare ruimte gemakkelijker opzoeken dan meisjes. Uit onderzoek komt naar voren dat de oudere meisjes veel waarde hechten aan een plek om te zitten, te praten en te kijken. De plek moet schoon en heel zijn en een gevoel van geborgenheid geven, maar niet achteraf liggen. Ook op de sportplekken zien we vooral de oudere jongens actief, maar natuurlijk hebben ook de meisjes in deze leeftijdsgroep behoefte aan uitdaging op het gebied van sport en spel. Het is goed om daar bij de inrichting van de openbare ruimte rekening mee te houden. 8.6.
Spelen met een beperking
De openbare speelvoorzieningen moeten waar mogelijk bereikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen en/of begeleiders met een beperking. Aan de hand van specifieke informatie over de belemmeringen van deze kinderen en hun verzorgers worden - waar nodig en mogelijk aanpassingen gedaan. Te denken valt aan een aanpassing van de ondergrond, zodat een voorziening ook met de rolstoel te bereiken is. Of voor slechtzienden een duidelijke toeleiding naar een speelplek. Er zijn toestellen in de handel die specifiek zijn ontwikkeld voor rolstoelgebruikers. In de openbare ruimte gaan we hier terughoudend mee om, juist om deze kinderen niet (opnieuw) in een uitzonderingspositie te plaatsen. Liever zoeken we naar speeltoestellen of –aanleidingen die voor zowel gezonde als minder valide kinderen interessant zijn. Voorbeelden zijn een vogelnestschommel, speelaanleidingen voor de zintuigen (klank, tastzin), enz. Gerichte suggesties van kinderen, ouders en/of verzorgers zijn welkom. 8.7.
Organiseren van activiteiten
De openbare speelplekken bieden de mogelijkheid om (georganiseerde) activiteiten te laten plaatsvinden. Hier wordt regelmatig gebruik van gemaakt door de gemeentelijke wijksportconsulenten, door het kinder- en jongerenwerk en door scholen. Zo worden er bijvoorbeeld voetbaltoernooitjes georganiseerd in een voetbal- of pannakooi, bij de digitale voetbalmuur of gewoon op de diverse trapveldjes. Ook worden skateclinics gegeven. Tijdens deze georganiseerde activiteiten worden door de professionals contacten gelegd met jongeren en kinderen en worden wensen en behoeften, maar ook problemen en knelpunten in kaart gebracht (signalerende functie). Zijn er zorgen of is er behoefte aan ondersteuning dan kunnen deze signalen in de bestaande netwerken en vangnetten worden ingebracht. Het beleid is erop gericht om jongeren zelf actief te betrekken bij het (mede) organiseren van activiteiten.
Kadernota Spelen 2016
19
8.8.
Natuurlijke speelplekken
Onder natuurlijke speelplekken verstaan we de speelplekken die zijn ingericht met natuurlijke materialen als omgewaaide bomen, takken, stenen, zand en water. De materialen zijn niet geconstrueerd tot speeltoestel. De speelomgeving is bij voorkeur ook groen: bomen, struiken, lang of kort gras, eventueel een bloemenweide. In een natuurlijke speelomgeving is, afhankelijk van de situatie, wel ruimte voor enkele toestellen, bijvoorbeeld toestellen van robiniahout. Deze houtsoort heeft van nature grillige vormen, waardoor de toestellen een heel eigen uitstraling hebben en er nooit twee identieke exemplaren van bestaan. Voorbeelden van de koppeling van groen met natuurlijk spelen zijn het Broekpark (bijgenaamd junglepark) in de wijk Slangenbeek en de speelaanleidingen in het Kristalbad. In het Weusthagpark zijn eveneens natuurlijke speelaanleidingen gerealiseerd, evenals langs sommige beken.
Bij natuurlijke speelaanleidingen hebben we niet te maken met het WAS (Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen, zie par. 10.2). Dit is wel het geval als van de materialen een speeltoestel wordt gemaakt. Dit toestel (of de speelplek als verzameling toestellen) zal moeten worden gekeurd door een erkende keuringsinstantie. 8.9.
Tijdelijke speelplekken
Verspreid over de stad liggen terreinen braak, omdat veel bouwactiviteiten worden uitgesteld. Deze terreinen kunnen in sommige gevallen geschikt worden gemaakt als tijdelijke speelplek. Dit kan gebeuren op initiatief van bewoners, die ook meedenken over de inrichting. Als deze terreinen niet in eigendom zijn bij de gemeente, moet dit in overleg met de eigenaar gebeuren. Er moeten ook afspraken worden gemaakt over het beheer. Voorbeelden van een tijdelijke speelinrichting zijn het inrichten van een trapveldje, de tijdelijke aanleg van een beachveldje of een plek om hutten te bouwen in de zomer.
Kadernota Spelen 2016
20
8.10.
Speeltuinen
“Geef de jeugd gelegenheid zich lichamelijk te ontwikkelen en dit te doen samengaan met haar geestelijke ontwikkeling, en ‘t zal de jeugd verheffen.” Aldus Ulke Klaren, de oprichter van de eerste speeltuinvereniging in Nederland, in het jaar 1900. Al eerder, in de jaren ‘80 van de negentiende eeuw, werden door rijke burgers op kleine schaal speeltuinen ingericht, om ook kinderen uit arme gezinnen de mogelijkheid te bieden tot spel en beweging ‘en baldadigheid tegen te gaan’. Deze speeltuinen raakten bij gebrek aan toezicht en onderhoud echter al snel in verval. Ulke Klaren, zelf arbeider op een scheepswerf in Amsterdam, stond aan de wieg van een door de ouders zelf op te richten vereniging: “Zoo overtuigd ben ik dat wij arbeiders het zijn, het moeten zijn, die door onze krachten in dien zin ten dienste te stellen, het beste toonen dat er een onweerlegbare behoefte aan dusdanige ontspanningsplaats voor kinderen bestaat.” Zo werd in het jaar 1900 de eerste speeltuinvereniging opgericht. De speeltuin kwam met veel eigen werk van ouders klaar in 1902. Dit voorbeeld vond navolging in het land, en stond aan de basis van het landelijke volksspeeltuinwerk. De NUSO, de Nederlandse Unie van Speeltuinorganisaties, bestaat al sinds 1931. Als platform maakt de NUSO zich hard voor het behoud van speeltuinen. Dit doen zij met praktische informatie, belangenbehartiging en advies aan de bij de organisatie aangesloten speeltuinen. Sinds 2015 heeft de organisatie een nauwe samenwerking met de stichting Jantje Beton. Het speeltuinwerk draait voor een groot deel op vrijwilligers en vervult daarmee een belangrijke sociale functie in de buurt of wijk. Zeker in deze tijd, waarin het lastig is om continuïteit te houden in het vrijwilligerswerk, zijn deze mensen van onschatbare waarde. De NUSO geeft ook op dit gebied adviezen en ondersteuning aan de aangesloten speeltuinen. In Hengelo liggen tien speeltuinen (zie bijlage III). Zij vormen, door hun eigen karakter en geschiedenis, een waardevolle bijdrage aan het speelaanbod in de stad. Het zijn grote speelruimtes met een uitgebreide variëteit aan mogelijkheden voor spel en ontmoeting. Zeven van de Hengelose speeltuinen vallen onder beheer van wijkcentra of speeltuinverenigingen. Beleidsmatig gezien vallen zij onder het welzijnswerk. Anders dan bij de openbare speelplekken, vindt het spelen plaats onder toezicht en gaan de poorten ’s avonds dicht. Beheer en onderhoud worden uitgevoerd door de beheerder. Speeltuin ’t Lansink neemt een aparte plaats in. Deze speeltuin heeft zich erop toegelegd om – mede - een belangrijke functie te vervullen voor kinderen met een beperking en heeft daarmee ook een regionale aantrekkingskracht. Het feit dat deze speeltuinen ’s avonds, en deels ook in het weekend, niet toegankelijk zijn heeft als nadeel dat er op die tijden minder speelmogelijkheden in de buurt zijn. Het spelen onder toezicht heeft echter ook voordelen: er kan gebruikt gemaakt worden van een breder aanbod aan toestellen, bijvoorbeeld toestellen met een zwaai- of draaifunctie, omdat de volwassenen een oogje in het zeil houden. Ook kunnen meer toestellen gebruikt worden die in de openbare ruimte te gevoelig zijn voor vandalisme. Denk daarbij aan toestellen met scharnieren, kwetsbare verbindingen of draaiende onderdelen. Speeltuin ’t Lansink, Twijnstraat (foto speeltuin en buurtcentrum ’t Lansink)
Kadernota Spelen 2016
21
Ontspanning voor groot en klein in speeltuin Weidedorp, Curaçaostraat (foto buurthuis en speeltuin Weidedorp – Woolderes)
Drie van de speeltuinen zijn openbaar toegankelijk. Speeltuin Fantasiadorp in de Hasseler Es, nabij het Kulturhus en het winkelcentrum, is vanaf de aanleg in 2007 (als opvolger van voorheen speeltuin Hoeseldorp) openbaar geweest. Speeltuin de Nijverheid is in 2014 openbaar gesteld. Daarbij konden niet alle speeltoestellen worden gehandhaafd, omdat aan toestellen in de openbare ruimte andere eisen worden gesteld dan aan toestellen die onder toezicht worden gebruikt. De speeltuin is grondig opgeknapt en heringericht, in overleg de buurtbewoners. Speeltuin De Breemars is in eveneens in 2014 openbaar geworden, waarbij hergroepering heeft plaatsgevonden van toestellen. Daarnaast is in samenwerking met de bewoners een ontwerp gemaakt voor een waterspeelplek, tegelijk met de herinrichting van de Omloopleiding. In het Watertorenpark tenslotte, wordt binnenkort een nieuwe speelplek aangelegd, als openbare opvolger van de opgeheven speeltuin Twekkelerwegkwartier. Het inrichtingsvoorstel is tot stand gekomen in overleg met het voormalig bestuur van de buurt- en speeltuinvereniging Twekkelerwegkwartier.
Waterspeelplek Omloopleiding bij speeltuin De Breemars
Kadernota Spelen 2016
22
8.11. Kinderboerderij ’t Weusthag De kinderboerderij neemt een aparte plaats in in het aanbod voor de jeugd in Hengelo. De kinderboerderij heeft een speels-educatieve functie. Kinderen komen in aanraking met kleine huisen boerderijdieren en krijgen informatie over het leven van dieren en planten. Er is een insectenhotel, er staan bijenkasten en er is een kleine moestuin waar wordt getoond hoe eetbare gewassen worden verbouwd. In het bezoekerscentrum worden tentoonstellingen ingericht over duurzaamheid, natuur of milieu. Incidenteel worden demonstraties georganiseerd, zoals schaapscheren in het voorjaar. Bij de kinderboerderij ligt een speelplek, die toegankelijk is gedurende de openingstijden. Mede met het oog op de toekomstige vernieuwingen in de wijk Hengelose Es is de kinderboerderij een kansrijke plek voor het ontplooien van initiatieven om de speelmogelijkheden te verruimen. Elders in het land zijn voorbeelden te vinden van interactief spel met water-, wind- en zonneenergie. Ook de groene ruimten bieden mogelijkheden voor natuurlijk spel. De educatieve functie en de speelfunctie van de kinderboerderij kunnen elkaar op deze manier wederzijds versterken. Kinderboerderij ’t Weusthag, van Alphenstraat
De speelplek bij de kinderboerderij
Kadernota Spelen 2016
23
8.12.
Informele speelruimte
Zoals gesteld in paragraaf 4.5. streeft de gemeente ernaar dat minimaal 3% van haar grondgebied bij de ontwikkeling van nieuwe wijken geschikt is als formele en/of informele speelruimte. Grasveldjes, pleintjes of parkjes kunnen op zichzelf al ruimte bieden voor spel. Maar ook als er minder ruimte is zijn er mogelijkheden. Open of juist besloten plekken, hoogteverschillen of beplantingen geven ook spelaanleiding. De gemeente kan hiermee vaak eenvoudig rekening houden, bijvoorbeeld door een afwisseling te creëren in kort of lang gras en beplanting, knikkertegels te integreren in de stoep, een muurtje zodanig te maken dat je erop kunt zitten, of een straat verkeersluw te maken. Slim ruimtegebruik kan leiden tot een grotere bespeelbaarheid van een wijk.
9. SPREIDING VAN SPEELVOORZIENINGEN Om tot een evenwichtige verdeling van speelplekken te komen, werken we met een categorieindeling. Dit is een systematiek op basis waarvan het aantal, de grootte en de locatie van de formele speelplekken voor iedere doelgroep wordt bepaald. De speelvoorzieningen voor kinderen in de leeftijdsgroep tot 12 jaar (de 12-min voorzieningen) zijn als volgt ingedeeld: • De kleinste speelplekken zijn de A-plekjes. Het verzorgingsgebied is een straat of blok. In het verzorgingsgebied wonen minimaal 40 kinderen tot 12 jaar. • Een B-speelplek is een middelgrote speelplek en heeft een buurtfunctie. In het verzorgingsgebied wonen minimaal 75 kinderen in de leeftijdsgroep tot 12 jaar. • Een C-speelplek is een grote speelplek met een wijkfunctie, met aanbod voor zowel de kleintjes als de grotere kinderen (tot 18 jaar). Een C-plek bedient een verzorgingsgebied met meer dan 100 kinderen tot 18 jaar. In de tabel is de systematiek weergegeven. De tabel wordt als toetsingskader gebruikt, een hulpmiddel op basis waarvan beleidsadviezen kunnen worden gegeven.
Kadernota Spelen 2016
24
Leeftijdsgroepen
Categorie
0 tot 12 jaar, Kleine speelplek A speelplek
12+ 0 tot 18 jaar Grote speelplek Jeugdplek
Alle leeftijden
C speelplek
D jeugdplek
E speel- en ontmoetingsplek (stedelijke voorziening)
Buurt / Wijk
Buurt / Wijk
Stadsdeel / stad / regio
> 100
> 50 12+
>100
€6.000 €9.000
€9.000 €12.000
-
-
Duikelrek Glijbaan Draaitoestel Klimtoestel Schommel Boomstam Hout, steen Zand Water
Alles mogelijk uit A, B en D
Voetbaldoeltjes Basket Skate objecten Tafeltennistafel Schuilhut (Jop) Fitness Jeu de boules
Gecombineerde ontmoetingsplek
0 tot 12 jaar, Middelgrote speelplek B speelplek
Relatie leeftijd, spelbereik en verzorgingsgebied Verzorgingsgebied Straat / Blok Blok / Buurt
Aantal kinderen in het verzorgingsgebied Aantal kinderen > 40 > 75 binnen verzorgingsgebied Inrichting speelruimte Kapitaal aan 0 - €6.000,speelelement met valdemping Voorbeelden Veerwipje van voorzieningen Kleine glijbaan (afhankelijk van Kabouterzitje plek en situatie) Speelhuisje Zand Water + iets uit B
+ iets uit A Tabel Spelen: formele speelruimte in Hengelo
De 12- voorzieningen zijn ingetekend op een spreidingskaart. Het verzorgingsgebied wordt bepaald door logische grenzen als wegen, spoorlijnen, waterlopen of natuurlijke barrières. Voor de 12+ voorzieningen gelden geen indicaties voor een vast verzorgingsgebied of loopafstand. Jongeren zijn niet meer gebonden aan straat of blok. Op de spreidingskaart voor de 12+ voorzieningen staan dan ook geen cirkels ingetekend. Wel wordt ernaar gestreefd dat iedere wijk voldoende voorzieningen heeft voor deze leeftijdsgroep. In de praktijk lopen beide spreidingskaarten door elkaar. De kaarten zijn digitaal beschikbaar. Het betreft de situatie van 2015. De kaarten zullen regelmatig worden aangepast aan de actuele stand van zaken.
Kadernota Spelen 2016
25
10. VEILIGHEID 10.1.
Veiligheid en verantwoordelijkheid
Kinderen moeten veilig in de openbare ruimte kunnen spelen; ze moeten zich vertrouwd voelen op een speelplek. Het gaat hier zowel om veilige speeltoestellen (fysieke veiligheid), als om een veilige speelomgeving (sociale veiligheid en verkeersveiligheid). Ouders of verzorgers dragen te allen tijde de verantwoordelijkheid voor hun kinderen. Zij kunnen het beste inschatten waar hun kind aan toe is en wat het wel of niet kan. In het speelbeleid gaan we ervan uit dat de jongste kinderen onder begeleiding naar buiten gaan. Oudere kinderen leren geleidelijk aan zelfstandig te spelen. Overal in de wijken is verkeer. Opgroeiende kinderen moeten leren zich te bewegen in het verkeer: veilig oversteken, fietsen op de weg. Het is aan de ouders of verzorgers om te bepalen wanneer een kind zelfstandig naar de speelplek kan gaan. 10.2.
De Warenwet
De gemeente is verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle formele speelplekken en –toestellen in de openbare ruimte. De gemeente moet zich houden aan het ‘Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen’ (WAS), kortweg ‘Attractiebesluit’ genoemd, met bijbehorende Reikwijdtenotitie. Het Attractiebesluit is in 1997 in werking getreden. In het besluit staat aan welke wettelijke veiligheidseisen speeltoestellen moeten voldoen. De wet hanteert bij toepassing van de veiligheidseisen Europese normen. Nieuwe speeltoestellen moeten zijn voorzien van: • een certificaat van typekeuring, • een bouwtekening • een logboek. Het WAS wordt gehandhaafd door de Nederlandse Voedsel & Warenautoriteit, de NVWA. 10.3.
Speeltoestel of speelaanleiding
Een speeltoestel is ‘een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik word gemaakt’ (artikel 1C WAS) en valt als zodanig onder het Attractiebesluit. Een speelaanleiding is object dat bedoeld is om kinderen uit te nodigen tot spelen, maar niet geconstrueerd of gebouwd is. Denk daarbij aan een liggende boomstam, een grote kei of een rioolbuis. Speelaanleidingen vallen niet onder het Attractiebesluit en hiervoor geldt geen keuringsplicht. Wel geldt een verplichting tot reguliere controles op de veiligheid (privaatrechtelijke zorgplicht), met registratie. De controles bestaan in ieder geval uit een visuele controle tweemaal per jaar, plus een jaarlijkse grote controle (inclusief functioneel en reparatief onderhoud). Data van inspectie, onderhoud, reparaties en eventuele afhandeling van ongevallen moeten worden geregistreerd.
Kadernota Spelen 2016
26
10.4.
Water Water heeft grote speelwaarde en brengt tegelijkertijd gevaar met zich mee. Het realiseren van speelvoorzieningen in of bij het water vraagt extra aandacht. De uitgangsnorm voor de waterdiepte bij de aanleg van speelwater is maximaal 50 cm. Veel bestaande waterlopen zijn dieper. Het is dan belangrijk te zorgen voor zeer flauwe oevers (1:3) die tot ver in het water doorlopen, en horizontale plasbermen. Ook de waterkwaliteit moet goed zijn. Voor zwemwater gelden vaste wettelijke normen.
10.5.
Zelfbouwsels
Op sommige plekken is er ruimte om zelf hutten te bouwen, dammen of bruggen, of andere bouwsels. Het bevordert de creativiteit, het probleemoplossend vermogen en de samenwerking. De gemeente is in beginsel niet aansprakelijk voor letsel dat voortvloeit uit deze activiteiten of de gevaren die deze bouwsels met zich meebrengen. Anders wordt het, wanneer de bouwsels een permanent karakter krijgen. Dit kan ertoe leiden dat zij worden aangemerkt als speeltoestel volgens de definitie van het WAS. Zij komen dan onder de aansprakelijkheid van de gemeente te vallen. De bouwsels mogen daarom niet langer dan een seizoen tot maximaal zes maanden blijven staan en moeten dan worden afgebroken. Bij gevaarlijke situaties moet dit direct gebeuren.
10.6.
Particuliere toestellen
In de openbare ruimte mag vrij gespeeld worden. Ook met eigen meegebrachte attributen mag gespeeld worden. Het betreft dan losse, niet permanente speelaanleidingen. Denk daarbij aan bijvoorbeeld kinderen die tenten bouwen, een badje in de zomer, een los glijbaantje of opblaasdoeltjes. Deze worden doorgaans aan het einde van de dag (of enkele dagen) weer mee naar huis genomen. Het kan zijn dat deze attributen ten behoeve van groenonderhoud, zoals maaien, opzij gezet worden. Ouders en verzorgers blijven daarbij te allen tijde verantwoordelijk voor de veiligheid van hun kinderen. Zij kunnen het beste inschatten waar hun kind aan toe is en wat het wel of niet kan.
Kadernota Spelen 2016
27
Zelf meegebrachte toestellen mogen echter niet permanent in de openbare ruimte blijven staan. Bij permanente speelvoorzieningen komen de wettelijke bepalingen van het Warenwetbesluit Attractieen Speeltoestellen om de hoek kijken. Deze wettelijke eisen zijn zeer streng (zie par. 10.2). De gemeente is verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle ‘vaste’ speeltoestellen en -aanleidingen die in de openbare ruimte staan, ook als deze door derden zijn geplaatst. Soms leidt het tot teleurstelling als particuliere voorzieningen verwijderd moeten worden. Het is belangrijk om dan goed uit te leggen dat het hier een wettelijke geregelde verantwoordelijkheid betreft, waar de gemeente zich aan moet houden.
11. AANLEG 11.1.
Speelplekken in projectgebieden
Speelruimte moet vanaf het begin meegenomen worden tijdens het planproces in nieuwbouw- of herstructureringsprojecten. Om het dit te realiseren is een integrale benadering nodig. Projectleider, beleidsmedewerker, ontwerper en toekomstige beheerder zitten vanaf het beginstadium met elkaar om de tafel. In elke Nota van Uitgangspunten bij nieuwe projecten wordt een paragraaf over ‘Spelen’ opgenomen. 11.2.
Renovatie van bestaande speelplekken
Als een bestaande speelplek aan renovatie toe is, wordt de situatie opnieuw beoordeeld. Hoe is op dat moment de leeftijdsopbouw in de buurt, moet de plek in de zelfde categorie vallen als ten tijde van de aanleg, of is de doelgroep zodanig veranderd dat een andere situatie is ontstaan? Bij herinrichting van een speelplek wordt de buurt bij de plannen betrokken. Dit wordt beschreven in hoofdstuk 13, communicatie en participatie.
12. BEHEER EN ONDERHOUD De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer van de openbare speelvoorzieningen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende aspecten die hiermee gemoeid zijn. 12.1.
Inspectie
Het speelbestand is onderhevig aan slijtage door weersinvloeden en gebruik. Dit vraagt vanuit de zorgplicht om continue inspectie zodat de veiligheid gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is dat de speelplekken schoon, heel en veilig moeten zijn. Een controle van een speelgelegenheid bestaat uit de inspectie van: 1. De speelplaats. Bij inspectie van de speelplaats wordt de ruimte geïnspecteerd. Er wordt gekeken of de toestellen voldoende onderlinge afstand hebben, er voldoende valdempend materiaal aanwezig is, of het gebruik van de ruimte onveilige situaties oplevert en of er geen onveilige of onhygiënische voorwerpen aanwezig zijn. 2. De speeltoestellen. De speeltoestellen worden geïnspecteerd om te controleren of zij gebreken vertonen als gevolg van slijtage, gebruik of vandalisme. De inspecties zijn op te delen in: 1. Dagelijkse inspectie: willekeurige visuele inspectie van een speelplek op de reguliere inspectierondes. 2. Vaste inspectie: 3x per jaar worden alle speelplekken in ieder geval bezocht en visueel beoordeeld; gegevens worden vastgelegd in het logboek. 3. Grote inspectie: 1x per jaar, toestellen worden beoordeeld en getest.
Kadernota Spelen 2016
28
Daarnaast vinden inspecties plaats op basis van meldingen, bijvoorbeeld als er iets kapot is. Indien nodig wordt daarop actie ondernomen. 12.2.
Registratie
De gegevens van iedere speelplek zijn digitaal opgeslagen in het gemeentelijke beheersysteem. In een geografische module worden alle speelplekken grafisch verwerkt, met hieraan gekoppeld een database met fysieke gegevens. Inspectiegegevens worden geregistreerd in het digitale logboek. Registratie wordt gebruikt voor een actueel speeloverzicht, voor klantgerichte communicatie, advies en informatie. 12.3.
Onderhoud
Het onderhoud is planmatig op te delen in: 1. Serviceonderhoud: op verzoek van burgers. Via het meldpunt openbare ruimte kunnen mensen meldingen doorgeven, bijvoorbeeld als er iets kapot is. Er gaat dan meteen iemand kijken en indien nodig wordt actie ondernomen. 2. Klein onderhoud: minimaal eens per jaar, gericht op instandhouding. 3. Groot onderhoud: gemiddeld 1x per vier jaar, gericht op herstel (van onderdelen) of levensduurverlengde maatregelen van het speeltoestel. Richtlijn is dat deze maatregel minder dan 50% van de aanschafwaarde kost. Als deze richtlijn in het geding is wordt gekeken naar de wenselijkheid van vervanging. 4. Reparaties bij schade. Alle verrichte handelingen (inspectie, onderhoud, reparaties en aanpassingen) worden geregistreerd in de logboeken.
13. COMMUNICATIE EN PARTICIPATIE De vastgestelde nota Spelen wordt samen met de spreidingskaarten beschikbaar gesteld op de website van de gemeente. De kaarten worden periodiek geactualiseerd. Zo kunnen bewoners precies zien wat er in hun omgeving aan speelvoorzieningen aanwezig is.
Kadernota Spelen 2016
29
13.1.
Meedenken in de buurt
De gemeente Hengelo vindt het belangrijk om met bewoners in gesprek te blijven over zaken die spelen in de wijk. Bewoners worden altijd betrokken bij de aanleg of renovatie van een speelplek in hun buurt. Dit hoeft niet bij elke speelplek op dezelfde wijze te gebeuren. Met de beschikbare capaciteit en budgetten is het ook niet mogelijk om voor alle speelplekken, groot en klein, dezelfde werkwijze te hanteren. De gemeente zal afhankelijk van de aard en omvang van de speelplek maatwerk leveren. 13.1.1. Inloopbijeenkomsten Bij inrichting of volledige vervanging van grotere speelplekken worden eerst één of meer schetsontwerpen gemaakt, gebaseerd op de leeftijdsopbouw in de wijk of buurt. In de voorstellen wordt rekening gehouden met de eisen van veiligheid, valdemping, ontwatering en obstakelvrije zones, en wordt gestreefd naar een aanbod met verschillende speluitdagingen, zoals bijvoorbeeld klimmen, glijden, draaien, duikelen, wippen of een combinatie daarvan. Bewoners worden uitgenodigd voor een inloopbijeenkomst, waar de voorstellen aan hen worden voorgelegd. Dit laatste gebeurt op een zodanig tijdstip dat ook de kinderen erbij kunnen zijn. Zij worden in de uitnodiging expliciet genoemd. De uitgenodigde bewoners (jong en oud) kunnen tijdens zo’n inloopbijeenkomst vragen stellen, opmerkingen maken en suggesties doen. Alle opmerkingen worden genoteerd. Waar mogelijk worden de suggesties verwerkt in het definitieve ontwerp. Als dit niet mogelijk is wordt uitgelegd wat de reden is. De aanwezige bewoners laten desgewenst een adres achter en worden geïnformeerd over de uitkomsten. In nieuwbouw- of herstructureringsgebieden richten de bewoners vaak werkgroepjes op die vanaf het begin meedenken over de speelinrichting. Ook in die gevallen wordt vervolgens de buurt uitgenodigd om kennis te nemen van het schetsontwerp en daarop hun reacties te geven. 13.1.2. Keuzeformulieren In gevallen waar dat mogelijk en wenselijk is, met name bij vervanging van toestellen op een bestaande speelplek, wordt gewerkt met keuzeformulieren. Daartoe worden per categorie drie of vier basiscombinaties van speeltoestellen bedacht. Iedere basisinrichting krijgt een eigen stijl en sfeer, afhankelijk van de gebruikte materialen, zoals RVS, duurzaam hout, kunststof, robinia, of een combinatie. Zo ontstaan voor iedere categorie speelplek (A, B of C) verschillende keuzemogelijkheden. De keuzeformulieren worden geplaatst op internet, met afbeeldingen, voor de speelplek in de categorie die van toepassing is. Bewoners kunnen hun voorkeur aankruisen als een speelplek in hun buurt aan vervanging toe is. De keuze wordt gemaakt op basis van ‘meeste stemmen gelden’, waarbij wel een minimum respons wordt vastgesteld van 30%. Is de respons lager, dan kiest de gemeente. De gekozen basisinrichting wordt ingepast op de plek, rekening houdend met de omgeving, de eisen van veiligheid, obstakelvrije zones, afwatering en afstand tot andere voorzieningen. De bewoners worden geïnformeerd over de uitkomsten. Met deze methode is in 2013 voor het eerst gewerkt, toen nog schriftelijk, naar tevredenheid van de bewoners. 13.1.3. Samen schetsen De komende tijd zullen meer natuurlijke speelplekken worden ingericht. Deze plekken lenen zich bij uitstek voor ontwerptrajecten samen met bewoners, zowel in de fase van ontwerp als in de fase van uitvoering.
Kadernota Spelen 2016
30
Met ‘samen schetsen’ is ervaring opgedaan bij o.a. beekherstelprojecten. De gemeente trekt daarbij samen op met het waterschap. Het schetsen krijgt een letterlijke invulling: op de ondergrond van het betreffende gebied wordt een groot vel papier gelegd, waarop bewoners onder leiding van een groenontwerper of landschapsarchitect een vlekkenplan maken, dat nader wordt uitgewerkt en vervolgens opnieuw besproken met de bewoners. 13.2.
Bewonersinitiatieven
De relatie tussen overheid en burger is niet statisch en beweegt mee met de ontwikkelingen in de maatschappij. De overheid neemt minder taken op zich en burgers nemen meer initiatieven. Het komt geregeld voor dat bewoners vragen om een nieuwe speelplek, of om uitbreiding van een bestaande speelplek. Vaak hebben ze ook al ideeën voor de speelplek en geven ze aan te willen meehelpen met de aanleg en/of het onderhoud. 13.2.1. Aanvragen voor vernieuwing of uitbreiding van speelvoorzieningen De gemeente streeft naar een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van speelplekken in de stad. Bij aanvragen voor vernieuwing of uitbreiding wordt gekeken of de gevraagde invulling c.q. de uitbreiding past in het spreidingsbeleid. Aan de hand van de in hoofdstuk 9 genoemde criteria wordt gekeken hoe de aanvraag zich verhoudt tot het aantal kinderen in het verzorgingsgebied. Ook wordt gekeken of de bestaande plek nog goed is (‘schoon, heel en veilig’) en aan de wettelijke eisen voldoet. De voor spelen beschikbare middelen moeten op een zo rechtvaardig mogelijke wijze worden aangewend. Soms kan een aanvraag voor vernieuwing niet worden toegewezen, omdat andere plekken ouder zijn en eerder aan de beurt zijn. Bewoners mogen van de gemeente verwachten dat de keuzes helder zijn en goed worden uitgelegd. Past een aanvraag voor vernieuwing of uitbreiding binnen de voorwaarden en is het budget toereikend, dan kan de aanleg vanuit het speelbeleid in principe plaatsvinden. Naast het speelbeleid wegen echter ook andere factoren mee in de beslissing de aanvraag al dan niet toe te kennen. Soms is er niet voldoende veilige ruimte, of moeten andere belangen zwaarder wegen. Deze afweging wordt per geval gemaakt en gebeurt in dialoog met de betrokkenen. Als een aanvraag wordt gehonoreerd, dan trekken bewoners en gemeente samen op bij het bepalen van de plaats en de inrichting van de speelvoorziening. Zie hiervoor par. 13.1. 13.2.2. Meehelpen met aanleg en onderhoud In bepaalde situaties is hulp bij aanleg mogelijk, onder supervisie van de afdeling Bouwservice. Deze supervisie is noodzakelijk, omdat de toestellen in de openbare ruimte staan. Mocht er later iets mis gaan met een toestel, is en blijft de gemeente verantwoordelijk. Over hulp bij onderhoud kunnen afspraken worden gemaakt. Dit gebeurt in overleg met en op aanwijzingen van de afdeling Bouwservice. Als blijkt dat de continuïteit in het geding is, of onderhoud stagneert waardoor de veiligheid niet meer gegarandeerd kan worden, dan neemt de gemeente het onderhoud weer in eigen hand. Ook als geconstateerd wordt dat onderhoudswerkzaamheden onjuist zijn uitgevoerd, herstelt de gemeente. 13.2.3. Aanvraag extra voorzieningen Als een aangevraagde speelvoorziening ‘boventallig’ is boven de maximale invulling volgens de in hoofdstuk 9 genoemde criteria, dan kan er geen geld worden gereserveerd voor jaarlijks onderhoud en afschrijving. Het onderhoudsbudget voor iedere speelplek is gerelateerd aan het geïnvesteerde kapitaal (speeltoestellen en valdempende ondergronden). Willen de bewoners dat een plek boven de norm wordt ingericht, dan zullen de bewoners zelf de middelen moeten genereren voor de aanschaf van de boventallige voorzieningen, het onderhoud gedurende de levensduur van het toestel, en eventueel ook
Kadernota Spelen 2016
31
de afschrijving van de extra toestellen. Wordt alleen onderhoud afgekocht, dan betekent dit dat aan het einde van de levensduur van het ‘boventallige’ toestel, de speelplek in principe weer teruggaat naar de oorspronkelijke categorie en de extra toestellen weer worden verwijderd. De bewoners kunnen voor de aanleg van ‘boventallige’ toestellen, of duurdere toestellen dan de categorie bepaalt, inclusief beheerkosten, zelf fondsen werven of bijvoorbeeld een beroep doen op buurtbonnen.
14. CONCLUSIES EN AANPAK 14.1.
Naar meer kwaliteit en concentratie
Veranderende inzichten over spelen en ontmoeten in de openbare ruimte leiden tot andere opvattingen over de inrichting van deze openbare ruimte. Naast het spelen op formele speelplekjes wordt, meer dan voorheen, ingezet op de mogelijkheid tot spelen en ontmoeten in de openbare ruimte in het algemeen. Natuurlijk spelen is in opkomst en voorziet in een groeiende behoefte. We realiseren op meer plaatsen informele speelaanleidingen. Daarnaast is en blijft spelen met eigen meegebrachte, niet-permanente attributen in de openbare ruimte altijd mogelijk. Waar het de formele speelplekken betreft, streven wij naar meer concentratie van het speelaanbod in de wijken. Daarbij wordt ingezet op hoogwaardige kwaliteit en een breder aanbod per speelplek. Zo worden de speelplekken aantrekkelijk voor een bredere (leeftijds-)doelgroep. De ontmoetingsfunctie is daarbij gebaat. In ons voorstel wordt gemeentebreed het aantal speelplekken meer geconcentreerd, maar op wijk- en buurtniveau blijft het aanbod zoveel mogelijk gehandhaafd. Door te concentreren kan het onderhoud efficiënter worden uitgevoerd, waarmee de plekken beter kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen (schoon, heel en veilig). Met deze insteek wordt gestreefd naar een verbetering van speelkwaliteit in de wijken. Tegenwoordig zijn er speeltoestellen in de handel die vrijwel onverwoestbaar zijn, o.a. van roestvrij staal, maar ook van hout en kunststof, waarbij van een andere levensduur kan worden uitgegaan. De nu gehanteerde gemiddelde levensduur van 12 jaar kan daarmee naar 18 jaar, en soms zelfs naar 20 jaar of langer. De duurzaamheid van de toestellen maakt ze flexibeler inzetbaar. Bij veranderde leeftijdsopbouw in een buurt kunnen toestellen herplaatst worden. De keuze van duurzame toestellen betekent een besparing in zowel onderhoud als afschrijving. Voorbeeld van een hoogwaardige inrichting zijn de toestellen in de binnenstad (Enschedesestraat/ Brinkstraat, Willemstraat/Marktstraat en Schouwburgplein). Deze keuze kan op termijn een aanzienlijke besparing opleveren in onderhoud en vervanging van speeltoestellen. Het onderhoud van de toestellen wordt geminimaliseerd; de afschrijvingstermijn kan omhoog van 12 jaar naar 18 jaar (of langer). 14.2. Voor en met bewoners Bij de spreiding over de stad wordt rekening gehouden met de specifieke behoefte in wijken, buurten of straten. Analyses op wijk- en buurtniveau helpen bij het afstemmen van voorzieningen op doelgroepen. De leeftijdsopbouw in de wijken is in de eerste plaats bepalend (zie ook hoofdstuk 9).
Kadernota Spelen 2016
32
De reductie en concentratie van het aantal speelplekken zal worden gespreid over enkele jaren. Daarbij wordt in overleg met de buurtbewoners onderzocht waar en hoe de reductie en samenvoeging in hun wijk het beste kan plaatsvinden. Dit is een proces dat zorgvuldig moet verlopen. Daartoe wordt een Plan van Aanpak participatie ‘Duurzaam Spelen’ opgesteld. Als een speelplek aan het einde is van zijn levensduur, wordt opnieuw beoordeeld in welke categorie de speelplek valt, afhankelijk van het dan actuele aantal kinderen dat in het verzorgingsgebied woont. De speelplek zal dan in overleg met de buurt duurzaam worden heringericht.
14.3.
Opwaarderen van speelplekken
Om meer kwaliteit en variatie te kunnen bieden, is het nodig om de bedragen die gereserveerd zijn aan speelkapitaal voor de ABC-plekken op te waarderen. Huidige investering toestellen en ondergronden
Gewenste investering toestellen en ondergronden
A- speelplek doelgroep 0-12 jaar;
tot € 3.000
tot € 6.000
straat/blok
B-speelplek doelgroep 0-12 jaar;
tot € 6.000
tot € 9.000
blok/buurt
C-speelplek Doelgroep 0-18 jaar
tot € 9.000
tot € 12.000
buurt/wijk
Tabel huidige en gewenste situatie voor ABC speelplekken
Kadernota Spelen 2016
33
14.4.
Speelprogramma
Naast de reguliere taken op gebied van onderhoud en vervanging van (onderdelen van) toestellen, zal jaarlijks een programma worden opgesteld waarin wordt aangegeven welke speelplekken dat jaar aan vervanging toe zijn. Het gaat in de eerste jaren om de speelplekken die ten minste ouder zijn dan 15 jaar, en waar bij inspectie is gebleken dat zij vanwege de staat waarin zij verkeren vervangen moeten worden. Het kunnen ook speelplekken jonger dan 15 jaar zijn, die uit veiligheidsoverwegingen zijn afgekeurd. Bij speelplekken waarvan de levensduur al is opgewaardeerd naar 18 jaar geldt die levensduur als uitgangspunt.
15. FINANCIERING De financiering van speelvoorzieningen bestaat uit twee onderdelen: de (éénmalige) kosten om een nieuwe plek in te richten en de (structurele) kosten van beheer, onderhoud en afschrijving. 15.1.
Kosten voor de aanleg
Bij nieuw te ontwikkelen gebieden worden de speelruimte en bijbehorende voorzieningen meegenomen in de grondexploitatie. Afhankelijk van de (verwachte) speelbehoefte in de wijk wordt rekening gehouden met speelplekken categorie A, B en/of C, of 12+. Aan de inrichting van speelplekken zijn plankosten en realisatiekosten verbonden. Tot de plankosten behoren de ontwerpkosten en de kosten voor het participatietraject. Onder realisatiekosten vallen de aanschaf van speeltoestellen en valdempende ondergronden, eventuele hekwerken en verhardingen, speelaanleidingen, eventuele begeleidende beplanting en (standaard) een bankje en een afvalbak, grondwerk en arbeidsuren.
Kadernota Spelen 2016
34
15.2.
Kosten voor beheer en onderhoud
Het reguliere onderhoud en beheer betreft niet alleen de speeltoestellen, maar ook de ondergronden, de bij de speelplek behorende groenvoorzieningen, verhardingen en straatmeubilair. Om speelplekken en speeltoestellen duurzaam in stand te kunnen houden, moet jaarlijks een bedrag gereserveerd worden voor onderhoud en vervanging. Voor onderhoud is uitgegaan 8% van het geïnvesteerde speelkapitaal (toestellen en valdempende ondergronden), jaarlijks opgewaardeerd na indexatie volgens landelijke norm (CBS en CROW). Dit kwam in het jaar 2000 neer op € 40 per € 500,- geïnvesteerd speelkapitaal. Dit percentage komt na indexatie inmiddels uit € 52,32 per € 500 geïnvesteerd speelkapitaal (prijspeil 2015). Een nieuw aangelegde speelplek wordt opgevoerd in de zogenoemde arealennota, om de jaarlijkse bedragen voor onderhoud te genereren. 15.3. Vervanging Om de in hoofdstuk 14 voorgestelde kwaliteitsslag te kunnen maken en bij de reguliere vervangingen vanaf nu te kunnen investeren in duurzame materialen, wordt voor de komende tien jaar een krediet ‘Duurzaam Spelen’ aangevraagd, van waaruit vervangingen kunnen worden gedaan. Voor de nieuwe, duurzame speelvoorzieningen kan vervolgens een afschrijvingstermijn worden gehanteerd van 18 jaar. 15.4. Begroting 2016-2019 In het voorjaar van 2015 heeft de gemeenteraad in de integrale afweging bij het Financieel Meerjarenperspectief 2016-2019 besluiten genomen over de begroting Spelen. Daarmee is duidelijkheid gekomen over het speelbudget voor de komende jaren. De kapitaallasten voor het investeringskrediet ‘Duurzaam Spelen’ zijn meegenomen in de afweging. De onderhoudsbegroting is gebaseerd op het financiële scenario waarbij 80% van het aantal formele speelplekken in Hengelo duurzaam kan worden onderhouden.
Kadernota Spelen 2016
35
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Buitenspelen, Kwaliteit van de speelomgeving in de eigen buurt. Natascha Snel, TNS/NIPO en Jantje Beton, maart 2011. De mens in thema’s, Lambert Rooijendijk et al. Uitgeverij Boom Lemma, elfde druk 2014. Het laatste kind in het bos, Hoe we onze kinderen weer in contact brengen met de natuur, Richard Louv. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht, 2007. ‘Nowhere to go’, geef jongeren de ruimte. Rapport Kompan Play Institute, 2008. Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling, Huub Angenent. Thieme Meulenhoff BV, Baarn, tiende druk, 2009. Speelnatuur in de stad, hoe maak je dat? Sigrun Lobst et al. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht, 2009. TNO rapport Beweegvriendelijke stadswijken voor kinderen; resultaten van een quasiexperimenteel onderzoek, project Wijk en Jeugd, december 2010. Tuin en Landschap, themanummer Spelen, 27 maart 2008. ‘Vrouwen en meiden laatst’, Pleidooi voor een gender-specifiek beleid bij de inrichting van de openbare ruimte. Goede Speelprojecten, Tilburg, 2011. www.aengwirden.nl (geschiedenis Ulke Klaren) www.ggdtwente.nl www.hetlaatstekindinhet bos.nl www.kennispunttwwente.nl www.socialhistory.org www.vng.nl
Kadernota Spelen 2016
36
BIJLAGE III
OVERZICHT SPEELTUINEN
Wijk
Speeltuin
Altijd open?
Hasseler Es Noord
Fantasiadorp Vogelkwartier Sterrentuin Dichtersbuurt Hengelose Es Weidedorp Watertorenpark (voorheen Twekkelerwegkwartier) De Jeugd Breemars De Nijverheid ’t Lansink
Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja
Binnenstad Hengelose Es Woolde Berflo Es
Wilderinkshoek
Nee Ja Ja Nee
(Bijlage I en II zijn digitaal beschikbaar)
Kadernota Spelen 2016
37
Plan van Aanpak Participatie ‘Duurzaam spelen’ voor het traject van reductie, concentratie en opwaardering van speelplekken
1. Aanleiding In de afgelopen jaren is in diverse bezuinigingsrondes besloten tot een bezuiniging van in totaal meer dan twee ton op het speelbudget. De ambities op het gebied van spelen – goede speelvoorzieningen nu en in de toekomst – stonden op gespannen voet met deze bezuiniging. De consequenties waren aanzienlijk: met het overblijvende budget zou nog slechts iets meer dan de helft van het aantal formeel ingerichte speelplekken kunnen worden onderhouden. Een onwenselijke situatie. De gemeenteraad heeft daarom besloten extra middelen beschikbaar te stellen. In het najaar van 2015 heeft de raad de begroting voor 2016-2019 vastgesteld. Daarmee is duidelijkheid gekomen over het speelbudget voor de komende jaren, waarbij toch nog 80% van het aantal ingerichte speelplekken in Hengelo duurzaam kan worden onderhouden. Om dit te bereiken wordt ingezet op een langere levensduur van speelplekken door gebruik van duurzamer materialen, gecombineerd met samenvoeging en concentratie van speelvoorzieningen. Voor uitvoering van het voornemen tot reductie en concentratie van speelplekken is een goede dialoog met de samenleving nodig. In dit Plan van Aanpak wordt beschreven hoe bewoners hierbij worden betrokken, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de bewonersorganisaties. Met de uitkomsten van het participatietraject zal een Meerjarenplan worden opgesteld voor de uitvoering van de reductie en concentratie van de speelplekken. Het traject van uitvoering zal plaatsvinden in vier jaar.
2. Termen en definities Blijvende speelplek: een ingerichte speelplek die als zodanig gehandhaafd blijft, en zal worden opgewaardeerd. Buurt: een buurt volgens de wijk- en buurtindeling van de gemeente, zie bij ‘wijk’. Opwaarderen speelplek: aan het einde van de levensduur vervangen met duurzame materialen, in overleg met de buurt, waarbij vanaf dat moment wordt uitgegaan van het speelkapitaal per categorie zoals voorgesteld in de nieuwe kadernota Spelen. Speelkapitaal: de waarde van speeltoestellen en/of speelaanleidingen plus valdempende ondergronden, bij aanleg van de plek. Speelplek die wordt opgeheven: een speelplek waarvan de toestellen worden verwijderd en waar mogelijk elders in de wijk hergebruikt. De plek blijft bespeelbaar als informele speelruimte, hetzij met gras, hetzij met beplanting, hetzij met verharding, afhankelijk van de uitgangssituatie. Wijk: een wijk volgens de wijk- en buurtindeling van de gemeente, in 2011 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Hengelo is verdeeld in drie stadsdelen (noord, midden en zuid), die zijn verdeeld in negen wijken, met ieder een eigen naam en wijkcode. Iedere wijk is weer verdeeld in buurten met ieder een eigen naam en buurtcode.
3. De opgave Reductie, concentratie en opwaardering De opgave is, in Hengelo het aantal ingerichte speelplekken terug te brengen naar 80%. Dit wil niet zeggen dat het aanbod per wijk of buurt met dit percentage wordt verminderd, omdat de overgebleven speelplekken, op het moment dat zij aan vervanging toe zijn, zullen worden opgewaardeerd (zie onder 6, ‘Opwaardering van de blijvende speelplekken’).
In sommige gevallen zal de blijvende speelplek bij vervanging in een andere categorie komen te vallen, wanneer deze speelplek een grotere groep kinderen gaat bedienen. Hergebruik toestellen De toestellen die worden verwijderd van de speelplekken die worden opgeheven, zullen worden hergebruikt als zij daarvoor kwalitatief nog goed genoeg zijn. Zij zullen waar mogelijk worden hergebruikt in de wijk, voor uitbreiding van de blijvende speelplekken, tot deze aan vervanging toe zijn.
4. Kaders, randvoorwaarden en uitgangspunten Speelplekken die primair in aanmerking komen voor opheffing zijn de volgende: -
Categorie A plekjes die bestaan uit een enkel toestel. Deze plekjes dragen nauwelijks bij aan de ontmoetingsfunctie in de buurt en zijn relatief duur in onderhoud (versnippering); Speelplekken die nog maar weinig gebruikt worden; Speelplekken die minder centraal in de buurt liggen; Speelplekken die minder veilig te bereiken zijn (uit sociaal of verkeersoogpunt).
Hulp bij klein onderhoud draagt niet bij aan de besparing Het eventueel zelf door bewoners plegen van klein onderhoud en netjes houden van een speelplek heeft als voordeel dat de betrokkenheid wordt vergroot, maar levert geen structurele bijdrage aan de besparing op onderhoud. Openbare speeltoestellen moeten voldoen aan de eisen van het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen en de bijbehorende Reikwijdtenotitie. Omdat de toestellen in de openbare ruimte staan, blijft de gemeente te allen tijde verantwoordelijk. De gemeente wil het structurele onderhoud daarom in eigen hand houden. Ook de reguliere inspecties door de daartoe bevoegde inspecteur gaan door. Hulp bij het klein onderhoud is welkom om de plekken mooier te houden, maar kan helaas geen reden zijn om méér plekken te behouden. Categorieën speelplekken In Hengelo werken we met een categorie-indeling van speelplekken, die is gebaseerd op het aantal kinderen in de buurten. De systematiek is beschreven in de concept kadernota Spelen, en wordt gehanteerd bij de aanleg van nieuwe speelplekken en bij de herinrichting van bestaande speelplekken die aan het einde zijn van hun levensduur. De speelvoorzieningen voor kinderen in de leeftijdsgroep tot 12 jaar (de 12-min voorzieningen) zijn in de nieuwe nota als volgt ingedeeld: • De kleinste speelplekken zijn de A-plekjes. Het verzorgingsgebied is een straat of blok. In het verzorgingsgebied wonen minimaal 40 kinderen. • Een B-speelplek is een middelgrote speelplek en heeft een buurtfunctie. In het verzorgingsgebied wonen minimaal 75 kinderen. • Een C-speelplek is een grote speelplek met een wijkfunctie, met aanbod voor niet alleen de jonge, maar ook de grotere kinderen (tot 18 jaar). Een C plek bedient een verzorgingsgebied met meer dan 100 kinderen tot 18 jaar. Voor iedere categorie geldt een maximum investering in speelkapitaal (zie definitie). Vermindering van het aantal plekken per wijk Het aantal speellocaties in Hengelo heeft in de loop van de jaren gefluctueerd. Het totale aantal geregistreerde speellocaties bedraagt 420. Daarvan zijn speelplekken verdwenen omdat ze niet meer werden gebruikt, door nieuwe ontwikkelingen of in de herstructurering van wijken; en er zijn
andere plekken bijgekomen, omdat aanvragen van bewoners konden worden toegekend of in de nieuwe wijken. De groei van het aantal is gestagneerd omdat nieuwbouwprojecten door bezuinigingen zijn vertraagd. Het aantal plekken dat met het beschikbaar gestelde onderhoudsbudget kan worden behouden is 336. Op dit moment zijn er 400 locaties als zodanig ingericht met toestellen. Het aantal plekken dat Hengelo-breed nog moet worden opgeheven is 64. Categorie C blijft in het traject van reductie en concentratie buiten beschouwing, omdat dit vrijwel altijd schoolpleinen of openbare speeltuinen zijn. Deze blijven per definitie hun inrichting en openbare speelfunctie behouden. Ook de 12+ jeugdplekken (categorie D) blijven buiten beschouwing in de vermindering. Het betreft de sportplekken, zoals trapveldjes, basketbalpleintjes, etc. Voor de 12+ voorzieningen gelden geen indicaties voor een vast verzorgingsgebied, omdat jongeren niet meer gebonden zijn aan een buurt. Hoewel de jeugdplekken beleidsmatig zijn ingedeeld als 12+, wordt hiervan ook veelvuldig gebruik gemaakt door de groep 12-. Verdeelsleutel In onderstaande tabel is inzichtelijk gemaakt wat de vermindering betekent voor iedere wijk. Per wijk is het totale aantal speelplekken opgeteld, van alle categorieën samen, omdat deze het totale speelaanbod bepalen. De vermindering in aantal plekken wordt gevonden in de categorieën A en B. Er vindt afronding plaats naar boven of naar beneden. Een halve speelplek is een plekje A. De vermindering van 64 plekken is naar rato verdeeld over de wijken. Iedere wijk levert eenzelfde percentage in aantal in. De gewenste verdeling over de buurten is punt van overleg met de bewonersorganisaties en de bewoners. Zie ook onder 5, Fasering. Wijk Hasseler Es Slangenbeek Noord Binnenstad Hengelose Es Woolde Groot Driene Berflo Es Wilderinkshoek Beckum Totaal
Aantal speelplekken nu totaal 85 71 38 11 42 28 45 34 42 4 400
Opheffen in aantal
Afgerond
13,60 11,36 6,08 1,76 6,72 4,48 7,20 5,44 6,72 0,64
13,5 11,5 6 2 7 4,5 7 5,5 7 0* 64
*Beckum wordt doorsneden door de zeer drukke doorgaande provinciale weg; de twee plekjes A en B liggen aan weerszijden. Verwijderen van één van deze twee zou betekenen dat de andere plek niet redelijkerwijs bereikbaar is voor kinderen met hun begeleiders.
5. Fasering participatietraject Fase 1. Per wijk een inventarisatie maken van plekken die, te oordelen naar de staat van de plekjes (gebruikssporen, onkruidgroei etc.), weinig gebruikt worden; plekjes die bestaan uit een enkel toestel (versnippering), of plekjes die anderszins in aanmerking zouden kunnen komen voor opheffen, daarbij rekening houdend met speelmogelijkheden in de buurt;
-
Een inventarisatie maken van plekken die centraal liggen in de buurten, goed functioneren en op termijn uitgebreid zouden kunnen worden (al dan niet met gebruik van speeltoestellen van de op te heffen plekjes).
Wie? Tijdpad Planning gereed Resultaat
Afd. Bouwservice, WGW Januari t/m maart 2016 April 2016 1. Per wijk een overzicht van de ingerichte speelplekken die volgens de gemeente goed functioneren en centraal gelegen zijn, met aanduiding van de categorie (A of B), met één of meer foto’s van de plek waarop de actuele situatie zichtbaar is. 2. Per wijk een overzicht van de ingerichte speelplekken die mogelijk in aanmerking kunnen komen voor opheffen, met aanduiding van de categorie (A of B), met foto’s.
Fase 2. Met de uitkomsten van fase 1 in overleg treden met de bewonersorganisaties. Wie? Tijdpad Planning gereed Resultaat
Afd. WGW, Projecten, externe ondersteuning Mei t/m september 2016 Oktober 2016 1. Per wijk een gezamenlijk overzicht van de ingerichte speelplekken die bij voorkeur behouden zouden moeten blijven, en van de speelplekken die mogelijk in aanmerking komen voor opheffen, met aanduiding van de categorie (A of B), met foto’s van de plekken waarop de actuele situatie zichtbaar is.
Fase 3. Buurtbijeenkomsten organiseren voor de bewoners. De uitnodiging wordt kenbaar gemaakt in de gemeente-advertentie van het Hengelo’s Weekblad en in de wijkkranten. Bij binnenkomst wordt de bewoners gevraagd om op een presentielijst hun naam en adresgegevens in te vullen, zodat persoonlijke terugkoppeling mogelijk is. Tijdens de bijeenkomst wordt uitleg gegeven over de bedoeling van het traject van reductie, samenvoeging en opwaardering van speelplekken en worden de gezamenlijke voorstellen van gemeente en bewonersorganisaties gepresenteerd. De bewoners kunnen hierop mondeling en/of schriftelijk (met reactieformulieren) reageren. De mondelinge reacties worden genoteerd. Iedere reactie moet zijn voorzien van naam en adres van de persoon die reageert. Reactieformulieren kunnen nog tot drie dagen na de bijeenkomst bij de gemeente worden ingeleverd. De genoteerde en ingeleverde reacties worden verwerkt, waarbij de randvoorwaarden uit par. 4 van dit Plan van Aanpak leidend zijn. Mocht er binnen de randvoorwaarden geen duidelijke voorkeur naar voren komen, dan maakt de gemeente een keuze. De gemeente stelt een eventueel aangepast overzicht op van de blijvende en op te heffen speelplekken. Dit overzicht wordt nogmaals besproken met de bewonersorganisatie. De bewoners die hebben gereageerd worden persoonlijk schriftelijk geïnformeerd over de uitkomsten. Daarnaast worden de uitkomsten gepubliceerd in de wijkkranten. Wie? Tijdpad Planning gereed
Afd. WGW, Projecten, externe ondersteuning September t/m november 2016 December 2016
Resultaat
1. Per wijk een definitief overzicht van de ingerichte speelplekken die kunnen blijven en op termijn worden opgewaardeerd. 2. Per wijk een definitief overzicht van de ingerichte speelplekken die worden opgeheven.
Fase 4. Met de uitkomsten van dit Plan van Aanpak Participatie ‘Duurzaam Spelen’ een Meerjarenplan opstellen voor de uitvoering van reductie en concentratie van de speelplekken. Het traject van uitvoering zal plaatsvinden in vier jaar. Het streven is dit Meerjarenplan begin 2017 ter vaststelling voor te leggen aan de raad. Wie? Tijdpad Planning gereed Resultaat
Afd. WGW, externe ondersteuning December 2016 – januari 2017 Januari- februari 2017 Meerjarenplan voor de uitvoering van samenvoeging en opwaardering.
6. Opwaardering van de blijvende speelplekken Als het traject van reductie en concentratie voltooid is, zijn in Hengelo 336 ingerichte speelplekken overgebleven die bij vervanging zullen worden opgewaardeerd. Als een speelplek aan het einde is van zijn levensduur, wordt opnieuw beoordeeld in welke categorie de speelplek valt, afhankelijk van het dan actuele aantal kinderen dat in het verzorgingsgebied woont. De speelplek zal dan in overleg met de buurt duurzaam worden heringericht. Bij de opwaardering van de blijvende plekken wordt uitgegaan van het speelkapitaal per categorie zoals voorgesteld in de nieuwe conceptnota. De verdeling A-B-C is € 6.000 - € 9.000 - € 12.000.