Kadernota Participatiewet
Afdeling Welzijn en Educatie Gemeente Capelle aan den IJssel Mei 2014
Inhoud Inleiding.................................................................................................................................................................... 3 1. Context ................................................................................................................................................................. 5 1.1. Sterke stijging van werkloosheid en beroep op bijstand....................................................................... 5 1.2. Arbeidsmarkt in verandering ................................................................................................................. 5 1.3. De Participatiewet in het sociaal domein .............................................................................................. 5 2. Het beleidsproces................................................................................................................................................. 7 2.1. Wetstraject ............................................................................................................................................ 7 2.2. Traject lokaal en regionaal .................................................................................................................... 7 3. De wetten in het kort ........................................................................................................................................... 9 3.1. Doelen Participatiewet .......................................................................................................................... 9 3.2. Doelen Wet maatregelen ...................................................................................................................... 9 4. Gevolgen van de wetgeving ............................................................................................................................... 10 5. Huidige koers ...................................................................................................................................................... 12 5.1. Sociaal domein .................................................................................................................................... 12 5.2. Sociale Zaken ....................................................................................................................................... 12 5.3. Handhaven koers ................................................................................................................................. 12 6. Bijstelling kaders ................................................................................................................................................ 14 7. Organisatie ......................................................................................................................................................... 20 8. Financiën ............................................................................................................................................................ 22 8.1. Huidige situatie.................................................................................................................................... 22 8.2. Nieuwe situatie.................................................................................................................................... 22 9. Samenvatting ..................................................................................................................................................... 24 Bronnen.................................................................................................................................................................. 26 BIJLAGEN ................................................................................................................................................................ 27 1. Hoofdpunten Participatiewet ................................................................................................................. 27 2. Hoofdpunten Wet Maatregelen WWB ................................................................................................... 28 3. Overwegingen toekomstscenario 3 voor Promen .................................................................................. 29
Kadernota Participatiewet 06-05-14
1
Kadernota Participatiewet 06-05-14
2
Inleiding In februari 2014 heeft de Tweede Kamer de Participatiewet vastgesteld. Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De Participatiewet gaat dus, net als de WWB, zowel over werk (re-integratie) als inkomen (uitkering). Tegelijk met de nieuwe wet, is ook de Wet Maatregelen WWB aangenomen door de Tweede Kamer. Deze wet zorgt onder meer voor een stroomlijning en aanscherping van de arbeids- en re-integratieverplichtingen en van het sanctieregime van de WWB. Beide wetten gaan in op 1 januari 2015 onder de gezamenlijke naam Participatiewet. Deze nota heeft betrekking op de Participatiewet in brede zin.
Met de Participatiewet worden taken en budgetten op het gebied van werk en inkomen overgeheveld naar de gemeenten. De wet vormt een onderdeel van de totale transformatie van het sociaal domein, een landelijke beleidsoperatie gebaseerd op de visie dat betaalbare, hoogwaardige zorg, hulpverlening en sociale zekerheid het beste kunnen worden geregeld door de overheid die het dichtst bij de burger staat. In lijn met die transformatie heeft de gemeente al in 2012 een visie op Welzijn Nieuwe Stijl vastgesteld: de eigen kracht van mensen en hun omgeving worden beter benut en de meest kwestbaren worden integraler geholpen. Deze visie is in februari 2014 verbreed tot visie op de transformatie van het sociale domein. De Participatiewet past in deze transformatie en biedt kansen om meer integraal te werken en onze bijstandsklanten meer te laten participeren.
In deze nota beschrijven we wat de consequenties zijn van de invoering van de Participatiewet op het beleid en de uitvoering van de gemeente. We doen dit voor zover dat nu al mogelijk is omdat de precieze budgetten pas in het najaar van 2014 worden vastgesteld en er nog lagere regelgeving komt. We zullen zien dat de hoofdlijnen van het huidige beleid gehandhaafd kunnen worden na invoering van de wet. Bij Sociale Zaken is de afgelopen jaren daardoor al een beleidswijziging ingezet waarbij steeds meer de verantwoordelijkheid bij de klanten en hun omgeving wordt gelegd en de eigen kracht zoveel mogelijk wordt benut. Dit is vastgesteld in de visie op het sociaal domein Welzijn nieuwe stijl en in de Transformatie van het sociale domein voor de drie decentralisaties. Het vasthouden van de belangrijkste peilers van het beleid: ‘bevorderen van uitstroom, beperken van instroom en strenge handhaving’ kunnen dan ook van kracht blijven.
Het is dus niet zo dat met de komst van de Participatiewet ineens alles anders moet. Nieuw is dat de doelgroep wordt uitgebreid met mensen met een functiebeperking. We zullen een aantal keuzes moeten maken die in deze nota worden voorgesteld. Hierbij sluiten wij zoveel mogelijk aan bij de bestaande koers en de door de raad vastgestelde Visie op de transformatie van het sociaal domein.
Na een korte beschrijving van de context van de wet in hoofdstuk 1, en het beleidsproces dat met de voorbereiding en totstandkoming van de wet gepaard ging in hoofdstuk 2, geven we in hoofdstuk 3 een samenvatting van de hoofdpunten van de Participatiewet, inclusief de Wet Maatregelen WWB.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
3
Vervolgens schetsen we wat precies de gevolgen zijn van de komst van de wet inhoofdstuk 4. We laten zien wat op hoofdlijnen ongewijzigd kan blijven in hoofdstuk 5 en wat anders wordt in hoofdstuk 6. Daarna bespreken we in hoeverre de verschillende organisatieonderdelen en organisaties betrokken bij de uitvoering van de wet moeten worden aangepast aan de wet in hoofdstuk 7. Tot slot geven we een overzicht van de financiën, voor zover dat nu al mogelijk is in hoofdstuk 8. Deze nota eindigt met een samenvatting van de belangrijkste punten.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
4
1. Context 1.1. Sterke stijging van werkloosheid en beroep op bijstand De economie is van grote invloed op onze regionale arbeidsmarkt. De economische crisis van de afgelopen jaren heeft zichtbaar zijn sporen achtergelaten. Het vertrouwen van consumenten en bedrijven is laag, waardoor investeringen uitblijven. Het aantal faillissementen neemt toe. Het aantal vacatures in de regio Rijnmond is het afgelopen jaar met 13% afgenomen waardoor het voor het Werkplein steeds moeilijker wordt om (geschikte) vacatures te vinden. De economie trekt inmiddels aan, maar dit leidt nog niet direct tot meer banen (hier zit altijd een vertraging in). In de eerste helft van 2013 kwamen er in Nederland ruim 100.000 werkelozen bij, bijna net zoveel als in heel 2012. De toename van het aantal uitkeringsgerechtigden laat eenzelfde ontwikkeling zien. In september 2013 ontvingen circa 33.000 mensen in de regio een WW-uitkering, in september 2012 waren dat nog 25.000. Begin 2014 ontvingen 1.909 personen in onze gemeente een bijstandsuitkering en dit aantal neemt toe.
1.2. Arbeidsmarkt in verandering Als gevolg van de flexibilisering van de arbeidsmarkt werken mensen minder lang in dezelfde baan. Flexwerk, deeltijdwerk en zelfstandig ondernemerschap komen steeds vaker voor. De aanhoudende crisis heeft deze ontwikkeling versterkt. In het in 2013 gesloten Sociaal Akkoord zijn afspraken gemaakt over verbetering van de positie van flexwerkers. De details van deze afspraken zijn echter nog onduidelijk. In de uitvoering van de WWB merken we ondertussen dat uitstroom naar een vaste baan steeds moeilijker wordt. Bij de implementatie van de Participatiewet anticiperen we op deze veranderde arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door ook de kansen op (gedeeltelijke) uitstroom naar werk via deeltijdbanen en/of flexwerk te benutten.
1.3. De Participatiewet in het sociaal domein De Participatiewet is onderdeel van de transformatie van het sociaal domein die in volle gang is. De algemene gedachte achter deze operatie is dat betaalbare, hoogwaardige zorg, hulpverlening en sociale zekerheid het beste kunnen worden geregeld door de overheid die het dichtst bij de burger staat. Taken en budgetten (met kortingen) worden daarom overgeheveld naar gemeenten. Het doel van de transformatie is om een opeenstapeling van zorg en overheidssteun te voorkomen, de participatie van burgers te vergroten en te komen tot een betere dienstverlening aan kwetsbare burgers. Daarbij wordt meer ingezet op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners en de omgeving . Dat geldt dus ook voor klanten en werkgevers.
Daarnaast wordt ingezet op een meer integrale aanpak in het sociale domein: het samenspel tussen de Participatiewet en de Jeugdhulp en de herziene Wmo. Immers heeft een belangrijk deel van de bijstandsklanten te maken met meervoudige problematiek. Met de komst van meer werkzoekenden
Kadernota Participatiewet 06-05-14
5
met een functiebeperking wordt deze groep wellicht groter. De afgelopen jaren is ingezet om de relatie met welzijn te versterken, omdat re-integratie kan betekenen dat klanten tijdelijk maatschappelijk nuttige werkzaamheden verrichten. De decentralisaties geven nieuwe mogelijkheden voor verbindingen tussen bijvoorbeeld Beschut werk en Dagbesteding Wmo. Er zal een zorgvuldige afstemming moeten plaatsvinden opdat we op verschillende plekken op dezelfde manier gaan werken. Denk daarbij aan integrale diagnose en één gezin, één plan). Een belangrijk kenmerk van de Participatiewet is dat de prikkel om met het uitkeringsbudget uit te komen, blijft bestaan. Wij moeten er steeds scherp op letten dat wij binnen het gestelde budgetten blijft. Dit kan zorgen voor een spanning tussen het financiële en het maatschappelijke belang. Bovendien is er een heel stelsel van wettelijke regels, rechten en plichten (inclusief handhaving), verbonden aan de uitkering. Met de Participatiewet komen er nog meer regels waar de gemeente zich aan moet houden. Dit kan een volledig optimale integrale aanpak in de weg staan. De uitvoering van de Participatiewet ligt in handen van de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten die op afstand staat van de gemeenten Capelle- en Krimpen aan den IJssel. De gemeenten trekken gezamenlijk op in de arbeidsmarktregio Rijnmond. Een integraal beleid en een integrale uitvoering van de Participatiewet binnen het sociaal domein, wordt daarmee lastiger te realiseren dan wanneer Capelle de Participatiewet zelfstandig zou uitvoeren.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
6
2. Het beleidsproces 2.1. Wetstraject De Participatiewet heeft een lange voorgeschiedenis die in 2012 begon met het wetsvoorstel Wet Werken naar Vermogen (WWnV). Zeven gewijzigde wetsvoorstellen later is de wet in februari 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. Behandeling door de Eerste kamer staat gepland voor eind juni. Inmiddels is ook het wetsvoorstel Quotumwet naar de Raad van State gestuurd, die nauw samenhangt met de Participatiewet (als werkgevers geen extra banen creëren voor mensen met een functiebeperking, wordt een quotum opgelegd). In februari is ook de Wet Maatregelen WWB aangenomen door de Tweede Kamer. De wet zou ingaan op 1 juli 2014, maar de ingangsdatum is uitgesteld tot 1 januari 2015.
De Participatiewet wordt op een aantal onderdelen op landelijk niveau nader uitgewerkt. In 2013 werd de Werkkamer in het leven geroepen: een overleg tussen VNG en sociale partners over de invulling van de samenwerking tussen gemeenten en sociale partners per arbeidsmarktniveau (als gevolg van het Sociaal akkoord uit 2013). Verder wordt momenteel gewerkt aan lagere regelgeving. Het gaat hier met name om een Algemene Maatregel van Bestuur voor de zogenaamde Werkbedrijven (verplichte regionale samenwerking van gemeenten met sociale partners) en een voor Beschut werk.
2.2. Traject lokaal en regionaal -
IJsselgemeenten
De Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten (hierna: GR) zal met ingang van 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor de volledige uitvoering van de Participatiewet. De bevoegdheden van de colleges van Krimpen aan den IJssel en Capelle aan den IJssel worden in mandaat overgedragen aan de GR. De beide gemeenteraden behouden hun bevoegdheden op het gebied van kaderstelling, vaststellen van begroting en jaarrekening e.d. Met het oog op een gelijke behandeling van klanten en werkgevers, de uitvoerbaarheid en de efficiency, is het aan te bevelen dat de GR de Participatiewet voor beide gemeenten (zo veel mogelijk) op gelijke wijze uitvoert. Om dit te bewerkstelligen wordt door beide gemeenten nauw samengewerkt. In de Participatieverordening en de Nadere regels bij die verordening, zullen vervolgkeuzes worden gemaakt en ter vaststelling worden voorgelegd aan de twee colleges en gemeenteraden. -
Arbeidsmarktregio Rijnmond
Op grond van de Participatiewet werken gemeenten meer samen in de arbeidsmarktregio. Deze regio’s zijn al enige tijd geleden officieel vastgesteld. Capelle en Krimpen maken deel uit van de regio Rijnmond. In de arbeidsmarktregio werken regiogemeenten en sociale partners in de zogenaamde ‘Werkbedrijven’ samen om vraag en aanbod in de arbeidsmarkt zo optimaal mogelijk bij elkaar te brengen. Het gaat hierbij in ieder geval om werkzoekenden met een functiebeperking en nieuw door Kadernota Participatiewet 06-05-14
7
werkgevers te creëren reguliere 'Garantiebanen' voor deze groep. Nauw overleg tussen alle betrokken partijen is hierin essentieel. Overkoepelend overleg is er in de vorm van bestuurlijk overleg tussen de betrokken wethouders, en ambtelijk overleg tussen hoofden en directeuren. Op de niveaus daaronder zijn diverse werkgroepen actief op het gebied van de Participatiewet, de werkgeversbenadering, Sociale werkvoorziening e.d. Capelle en Krimpen vormen een cluster in deze overleggen en brengen gezamenlijke standpunten in. Er blijft in deze overleggen altijd een zekere spanning bestaan tussen wat het beste lokaal of juist regionaal geregeld zou moeten worden (op grond van de wet of vanwege schaalvoordelen).
Kadernota Participatiewet 06-05-14
8
3. De wetten in het kort 3.1. Doelen Participatiewet Het doel van de Participatiewet is het creëren van één regeling voor mensen die in staat zijn om te werken, maar die zijn aangewezen op (tijdelijke) ondersteuning om in hun bestaan te voorzien (uitkering) en/of om aan het werk te komen.
De gemeentelijke doelgroep wordt uitgebreid met (meer) mensen zonder werk en/of inkomen met een functiebeperking. In de wet zijn nieuwe instrumenten opgenomen om deze klanten aan het werk te helpen. Voor iedereen uit de bredere doelgroep gaan dezelfde rechten en plichten gelden. De Participatiewet wil bovendien stimuleren dat meer mensen (meer) participeren, bij voorkeur met regulier betaald werk of anders door bijvoorbeeld het verrichten van maatschappelijk nuttige werkzaamheden. De wet gaat ervan uit dat iedereen een bijdrage levert aan de samenleving. De verantwoordelijkheid hiervoor komt niet meer eenzijdig bij werknemers en uitkeringsgerechtigden te liggen, ook werkgevers krijgen hierin een taak. In het Sociaal Akkoord van 2013 is daarom afgesproken dat werkgevers van 2014 tot en met 2026 125.000 ‘Garantiebanen’ creëren voor mensen met een functiebeperking. Als deze banen niet worden gecreëerd zal, op grond van de Quotumwet, de werkgever een quotum worden opgelegd. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de belangrijkste onderdelen van de wet.
3.2. Doelen Wet maatregelen Het doel van de Wet Maatregelen is vooral om te komen tot meer eenheid van beleid op het gebied van arbeidsverplichtingen en (strengere) sancties. Daarnaast moet de wet de bijstand meer activerend en tegelijkertijd helderder uitvoerbaar voor gemeenten maken, waarbij er ruimte moet blijven voor maatwerk. In de bijstand wordt de ‘kostendelersnorm’ ingevoerd, waarbij de bijstandsuitkering lager wordt naarmate meer personen hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Het inkomen van werkende inwonenden wordt niet verrekend de uitkering van de andere inwonenenden. Met het wetsvoorstel wordt een aantal arbeidsverplichtingen en de bijhorende financiële sancties geharmoniseerd. Gemeenten bepalen bij verordening, binnen het wettelijk kader (verlaging 100% gedurende één tot drie maanden bij een schending van de geharmoniseerde verplichtingen), de hoogte en duur van de sanctie. Individueel maatwerk is bij de sanctionering mogelijk. Ook bij het nieuwe instrument de verplichte “tegenprestatie naar vermogen” is maatwerk mogelijk. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de belangrijkste onderdelen van de wet.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
9
4. Gevolgen van de wetgeving De precieze gevolgen van beide wetten zijn nog niet in te schatten, aangezien de hoogte van de budgetten nog niet bekend is en lagere regelgeving nog moet komen. Niettemin is er in algemene zin zeker wat te zeggen over de gevolgen. -
Aanscherpen en doorzetten van de huidige koers
De Participatiewet is door de laatste wijzigingen minder ingrijpend dan eerdere versies. De Wet Maatregelen is voor een groot deel technisch van aard en vraagt vooral om keuzes in de uitvoering of het uitvoeringsbeleid. In het kader van de transformatie van het sociaal domein en veranderende wetgeving, heeft bij Sociale Zaken de afgelopen jaren al een beleidswijziging plaatsgevonden waarbij steeds meer de verantwoordelijkheid bij de klanten en hun omgeving wordt gelegd en de eigen kracht van mensen zoveel mogelijk wordt benut. De prikkel om financieel uit te komen met het uitkeringsbudget blijft met de Participatiewet bestaan. De belangrijkste peilers van het beleid: ‘bevorderen van uitstroom, beperken van instroom, strenge handhaving en eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid’ blijven dan ook van kracht. De nieuwe klantgroepen en de afname van de middelen voor re-integratie die vanuit het rijk naar de gemeente komt, vragen echter om een hernieuwde aanscherping. -
Nieuwe klantgroepen
Er komen vier nieuwe klantgroepen met de komst van de Participatiewet: •
Zittend bestand Wsw – Deze groep gaat onder de doelgroep van de wet vallen. Zij behouden echter hun rechten en dus hun dienstverband bij Promen. Het gaat momenteel om 365 personen. Een relatief groot deel van hen heeft vanuit het verleden een salaris boven het minimum en het CAO-loon.
•
Wachtlijst Wsw – Degenen die op de wachtlijst staan voor de Wsw gaan onder de doelgroep van de Participatiewet vallen. Een deel van hen kan in aanmerking komen voor een uitkering. De gemeente moet hen een re-integratieaanbod doen. Er staan ca. 70 mensen op de wachtlijst.
•
Nieuwe instroom met functiebeperking – Er is nieuwe instroom te verwachten van klanten met een functiebeperking en arbeidsvermogen die in de oude situatie in aanmerking zouden komen voor Wajong of Wsw. Naar verwachting gaat het hierbij om enkele tientallen per jaar. Te verwachten is dat een aanzienlijk deel van deze klanten ook te maken heeft met psychische problemen, gedragsproblemen, e.d.
•
Niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers (personen met een Algemene Nabestaandenwetuitkering). Deze groepen behoren al tot de wettelijke doelgroepen, maar zij worden niet actief benaderd en zij melden zich ook nauwelijks. De verplichting van de gemeente om deze groepen een aanbod te doen wordt groter.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
10
-
Minder re-integratiemiddelen
Het budget voor re-integratie wordt tot en met 2018 verder verlaagd. De bestaande Wsw-ers behouden, op grond van de wet, hun dienstverband bij Promen. De gemiddelde loonkosten per fte bedroegen in 2013 € 29.284. Hiertegenover stond een subsidie van € 25.930. Met de Participatiewet wordt de subsidie geleidelijk afgebouwd naar € 22.500. Wanneer het Promen niet lukt om meer inkomsten te genereren, kan dat ertoe leiden dat de gemeentelijke bijdrage aan Promen zal stijgen. Dat betekent dat, als we niets doen, het bedrag dat overblijft voor de rest van de gemeentelijke doelgroep steeds kleiner wordt. Tot nu toe is er jaarlijks een klein overschot op de reintegratiemiddelen. De verwachting is dus niet dat we meteen in financiële moeilijkheden komen. Ook zijn er mogelijkheden om efficiënter te werken en klanten meer vanuit hun eigen kracht te laten doen. In deze kadernota wordt een aantal keuzes gemaakt in deze richting. Afhankelijk van de ontwikkeling van het budget worden de keuzes en prioriteiten in de komende jaren aangescherpt. -
Kansen en aandachtspunten
Samengevat biedt de Participatiewet kansen, zoals gelijke behandeling van gelijke gevallen, met name van mensen met een functiebeperking en arbeidsvermogen (ook al zijn er inmiddels groepen uitgezonderd). Ook zijn mogelijk schaalvoordelen te behalen door regionale samenwerking. In het Sociaal akkoord tussen kabinet en sociale partners is bovendien afgesproken dat er 125.000 extra banen komen voor werkzoekenden met een functiebeperking. Met behulp van de Participatiewet (inzet nieuwe instrumenten, regionale samenwerking) kunnen werkzoekenden met een functiebeperking worden geplaatst in deze Garantiebanen. Ook kan er beter samengewerkt worden met de Jeugdhulp en de herziene Wmo.
Niettemin zijn er ook de nodige aandachtspunten:
-
Door de vele voorschriften en regels is het lastiger om de ingeboekte efficiencywinst te behalen. De noodzaak om keuzes te maken wordt hiermee alleen maar groter. Door de samenwerking met andere gemeenten, waaronder Rotterdam en werkgevers- en werknemersorganisaties en het UWV ontstaat het risico dat kleinere gemeenten weinig inbreng hebben bij het maken van regionale afspraken en/of weinig ruimte voor lokale invulling.
-
Gemeenten hebben een minimale voorbereidingstijd nodig van 1 jaar. Aangezien de wet in februari is vastgesteld is er weinig voorbereidingstijd. Bovendien wordt pas later in het jaar de wet vastgesteld door de Eerste Kamer en wordt lagere regelgeving pas in de loop van het jaar vastgesteld. Ook worden budgetten pas later bekend. We zullen alle zeilen moeten bijzetten om op 1 januari alles geregeld te hebben.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
11
5. Huidige koers 5.1. Sociaal domein Op 3 februari 2014 heeft de gemeenteraad de volgende Visie op het sociaal domein vastgesteld (ontleend aan Welzijn nieuwe stijl): Capellenaren geven hun eigen leven zelf vorm en zijn hier voor een groot deel ook toe in staat. De eigen kracht van de Capellenaar staat centraal, zijn of haar zelfredzaamheid wordt gestimuleerd. Voor de Capellenaar die een steuntje in de rug of intensievere hulp nodig heeft is er een sluitende aanpak. Deze is erop gericht dat ze hun leven zo snel en zo veel mogelijk weer op eigen kracht kunnen voortzetten, en gaat uit van het principe: “Zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig.” 1
5.2. Sociale Zaken Het beleid van de afdeling Sociale Zaken voor de periode 2012 t/m 2014 heeft als doel zoveel mogelijk mensen aan het werk en uit de uitkering krijgen. Om dat te bereiken is geconcentreerd op: •
Beperken van de instroom in de uitkering (poortwachtersfunctie);
•
Bevorderen van de uitstroom uit de uitkering (via onder meer ondernemend casemanagement en werkgeversbenadering);
•
Actief tegengaan van fraude.
Van klanten die (nog) niet kunnen uitstromen naar werk, wordt een bijdrage aan de maatschappij gevraagd. Het motto dat hierbij wordt gehanteerd is: 'streng, doch rechtvaardig'. 2
5.3. Handhaven koers Als we de bestaande visie(s) afzetten tegen de Participatiewet, kunnen we concluderen dat de huidige koers op hoofdlijnen ongewijzigd kan blijven:
1. Prioriteit op uitstroom naar werk Werk is het beste ‘medicijn’, zowel voor de klant als voor de gemeente. Het is dus zaak in te spelen op toekomstige kansen op de arbeidsmarkt en onze klanten klaar te stomen voor vacatures die de komende jaren beschikbaar zullen komen.
1 2
Bron: Visie op de transformatie van het Sociaal domein, Capelle aan den IJssel, februari 2014 Bron: Beleidsactieplan 2012-2014 “Werken aan uitstroom”
Kadernota Participatiewet 06-05-14
12
2. Activering van klanten die nog niet kunnen uitstromen Dit blijft zinvol. Ten eerste omdat dit goed is voor de klanten (meer zelfrespect, opdoen vaardigheden e.d.) en zij daardoor in sommige gevallen kunnen doorstromen naar een traject richting werk. Ten tweede omdat zij door te werken met behoud van uitkering ook een positieve bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Ten derde omdat er maatschappelijke baten te verwachten zijn in de vorm van minder beroep op ondersteuning en zorg. 3. Beperken van de instroom in de uitkering (poortwachtersfunctie) Het beperken van onterechte instroom in de uitkering, ook wel ‘poortwachtersfunctie’ genoemd, is al stevig vormgegeven. We gaan hiermee zeker door. We zorgen ervoor dat alleen diegenen een uitkering ontvangen die daar echt recht op hebben. De zoekperiode tot 27 jaar, waarbij mensen eerst vier weken actief naar werk of een opleiding moeten zoeken voordat zij een uitkering kunnen aanvragen, is vastgelegd in de wet en blijft dus bestaan. 4. Hoogwaardig Handhaven Alleen al bezien vanuit de wettelijke aanscherping is het noodzakelijk om streng te blijven handhaven. Ook blijven we Hoogwaardig Handhaven, met de nadruk op hoogwaardig. Dat wil zeggen: vroegtijdig informeren, optimaliseren van de dienstverlening, controleren op maat (vooral controle bij een hoog risico) en daadwerkelijk sanctioneren. 5. Eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid We blijven uitgaan van de eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van de klant en ook de werkgever. Dit geldt ook in de toekomst, en ook bij de nieuwe klantgroepen. Hoe beter bemiddelbaar de klant/werkzoekende is, hoe meer deze op eigen kracht zijn of haar reintegratie ter hand kan en moet nemen.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
13
6. Bijstelling kaders Onder de Participatiewet kan de koers op hoofdlijnen dus gehandhaafd blijven. Op een aantal punten is bijstelling en aanscherping nodig. De Participatiewet legt de focus in eerste instantie op uitstroom naar werk. Vanwege de nieuwe klantgroepen en bijbehorende instrumenten, moet we echter opnieuw bezien wat we precies doen voor welke groepen. Hierbij houden we ermee rekening met dat we het op termijn met minder middelen moeten doen. We kunnen mogelijk efficiënter en effectiever werken door verbanden te leggen met andere decentralisaties en het gehele sociaal domein. Wat betreft handhaving blijft een strenge aanpak nodig en beperking van de instroom erg belangrijk. Maar ook hierbij moeten we nadenken over eventuele keuzes: leggen we bijvoorbeeld de nadruk op sanctioneren of op preventie? Ook hierbij is de relatie met het volledige sociaal domein van belang. Hoge sancties toepassen zonder eventuele verzachtende omstandigheden in aanmerking te nemen, kan tot gevolg hebben dat klanten onnodig in de schulden en de armoede terecht komen.
Vanuit deze overwegingen komen we tot een aantal uitgangspunten. Dit betreft voor een deel uitgangspunten die opnieuw worden bevestigd, voor een ander deel betreft het nieuwe uitgangspunten. Deze uitgangspunten vormen de kaders voor de nadere uitwerking en nader te maken keuzes, die onder meer vastgelegd zullen worden in de Participatieverordening en de daarbij horende beleidsregels. -
Regierol gemeente
De Participatiewet breidt de zorgplicht in het begeleiden van mensen naar betaald werk verder uit. Niet alleen wordt de doelgroep vergroot, ook werkgevers moeten nadrukkelijk worden betrokken bij afspraken over de bemiddeling van mensen met een functiebeperking. Het UWV blijft een partner bij de beoordeling van de doelgroep. De samenwerking tussen alle betrokken partijen, zowel in de regio (met partnergemeenten) als lokaal (met Promen en Stichting Capelle Werkt) moet worden versterkt. Al met al is dit een complex krachtenveld, waarbij de belangen van zowel werkzoekenden als werkgevers centraal staan, en dat hoge eisen stelt aan de regierol van de gemeente. Deze regierol op het gebied van re-integratie en bemiddeling naar werk plaatsen we bij de GR IJsselgemeenten, en op klantniveau bij de casemanager. -
Uitgaan van mogelijkheden, niet beperkingen
De omslag in het denken over re-integratie en activering van bijstandsklanten is in Capelle (en Nederland) al enkele jaren geleden gemaakt. We gaan nu meer uit van mogelijkheden, minder van beperkingen: 'wat kun je wel', in plaats van 'wat kun je niet'. De Participatiewet spreekt echter veel over klanten met een (functie)beperking. Het risico bestaat dat we daarvoor weer teveel gaan denken in beperkingen, terwijl het doel van de wet juist is dat ook mensen met een beperking meer gaan participeren. We willen daarom blijven uitgaan van mogelijkheden, ook bij nieuwe klantgroepen.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
14
Dat betekent dat we niet voor alle klanten, zowel bestaande als nieuwe, gaan bepalen wat hun 'loonwaarde' is (de in geld uitgedrukte waarde van het werk dat iemand nog kan verrichten). Zelfs bij een klant met een functiebeperking is het immers niet per definitie noodzakelijk om instrumenten als loonkostensubsidie in te zetten om de klant aan het werk te helpen. Alle klanten indelen op loonwaarde zou bovendien zeer veel tijd en geld kosten en een verhoudingsgewijs laag rendement hebben. Het is echter wel belangrijk voldoende klanten met een functiebeperking te selecteren om geplaatst te kunnen worden op Garantiebanen. Verder gaan we ook voor de nieuwe klantgroepen bekijken of sprake is van ernstige en/of multi-problematiek. De nieuwe klantgroepen kunnen dus terecht komen bij zowel het Werkplein als de unit Activering & Zorg Daarnaast zal voor de klanten van Activering & Zorg meer verbinding worden gezocht met de herziene Wmo. -
Sturen op rendement
Niet altijd is duidelijk of re-integratie werkt. Wanneer er minder middelen beschikbaar komen, wordt de noodzaak groter om te weten wat werkt of niet. Hiervoor kunnen we putten uit landelijke onderzoeken, maar ook door te onderzoeken of onze eigen instrumenten en projecten effectief zijn. Dit vindt bijvoorbeeld al plaats bij het project Fit4work (re-integratie van mensen met gezondheidsproblemen). Wanneer het gaat om activering van klanten met multi-problematiek zal bij het maken van rendementsafwegingen ook worden gekeken naar maatschappelijke kosten en baten (middels een maatschappelijke kosten- en batenanalyse).
-
Klanten zonder uitkering: wel aanbod, lage kosten
De Participatiewet geeft de gemeente een sterkere verplichting om ook werkzoekenden zonder uitkering die tot de doelgroep behoren een aanbod te doen, met name nuggers (nietuitkeringsgerechtigden) en Anw-ers, maar ook een deel van de wachtlijst Wsw. De gemeente heeft geen financieel belang bij uitstroom van klanten zonder uitkering, maar wel bij klanten mèt uitkering. Gezien de teruglopende middelen is het dus logisch om klanten zonder uitkering een aanbod te doen waar zo weinig mogelijk kosten mee gemoeid zijn. Meer kosten voor deze groepen zijn echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld vanwege extra diagnoses, gesprekken, e.d. We onderzoeken de mogelijkheid van een webbased platform (testen competenties, cv maken, portfolio aanleggen, direct zoeken naar vacatures) voor de beter bemiddelbare klanten binnen deze klantgroepen. We blijven in contact met het UWV om te onderzoeken wat we kunnen doen om te voorkomen dat WW'ers in de bijstand terecht komen. Er loopt al een pilot t.b.v. WW-ers wiens uitkering gaat stoppen. Onderzocht wordt in hoeverre het aanbod voor moeilijk bemiddelbare klanten (zie hierna), binnen de financiële mogelijkheden, kan worden opengesteld voor klanten zonder uitkering.
-
Moeilijk bemiddelbare klanten: verbinden activering, dagbesteding, ontmoeting e.d.
Doordat er op termijn minder middelen beschikbaar zijn, is het essentieel zo efficiënt mogelijk te werken. Dit kan bijvoorbeeld door het activeringsaanbod vanuit Sociale Zaken en dagbesteding (nu AWBZ, straks Wmo) en andere Wmo-activiteiten (ontmoeting, e.d.) meer te bundelen. Dit past bovendien goed binnen het uitgangspunt van meer integraal werken. Er loopt op dit gebied al een pilot van Sociale Zaken en Pameijer. Dit gebeurt nu met gesloten beurzen, terwijl we op termijn toe moeten Kadernota Participatiewet 06-05-14
15
naar meer (kosten)efficiëntie. Ook moeten we (blijven) proberen extra middelen te vinden, zoals ESFsubsidie, of door maatschappelijk nuttige werkzaamheden van klanten te gelde te maken. -
Zittend bestand Promen: meer doorstroom, meer inkomsten
Omdat de gemeenten aan het eind van het boekjaar verplicht zijn een tekort van de GR Promen bij te passen, is vooruitlopend op de invoering van de Participatiewet door het bestuur van Promen aan de directie de opdracht gegeven de bedrijfsvoering zo aan te passen dat deze tekorten niet zullen ontstaan of zoveel mogelijk worden beperkt. Na structurele kostenverlaging door een interne reorganisatie, wordt nu vooral ingezet op verhogen van de inkomsten op twee manieren: •
Het aantal Wsw-ers vergroten die werkzaamheden verrichten bij reguliere werkgevers (in plaats van ‘binnen’ bij Promen);
•
De bedragen verhogen die reguliere werkgevers moeten betalen (zowel voor detacheringen als voor werk dat intern bij Promen wordt gedaan).
Voor de huidige Wsw-ers is deze omslag zeer ingrijpend; het levert weerstand en onrust op. Verder is er door het bestuur van Promen nu al de keuze gemaakt om tijdelijke Wsw-contracten niet te verlengen of om te zetten in een dienstverband naar onbepaalde tijd. Deze mensen gaan dus nu al (na een periode WW) mogelijk terugkomen bij Sociale Zaken. -
Beperkt Beschut werk
Gemeenten krijgen in de Participatiewet de opdracht zelf Beschut werk als voorziening te organiseren (en middelen om landelijk uiteindelijk 30.000 plekken structureel te organiseren). Omdat dit een dure voorziening is, zal de inzet zijn gericht op een beperkte vangnetvoorziening voor klanten met de minste loonwaarde (0-30%). Het salaris kan niet hoger worden dan iets boven het minimumloon.
-
Bijzondere aandacht jongeren
De prioriteit ligt nu ook al bij jongeren. Het is verstandig dit te continueren, omdat anders het risico bestaat dat deze jongeren tot aan hun pensioen werkeloos en in de uitkering blijven. Dat is voor deze jongeren heel slecht, maar betekent voor de gemeente bovendien een beslag op het budget dat tientallen jaren kan voortduren. We streven naar meer samenhang in het jongerenbeleid in het sociaal domein, onder andere door meer aandacht voor: •
preventie van jeugdwerkloosheid, door op school al aandacht te hebben voor o.a. leren van werknemersvaardigheden en arbeidsmarktgericht opleiden;
•
een sluitend netwerk van praktijkscholen, voortgezet speciaal onderwijs en het domein werk;
•
jongeren met een beperking/risicojongeren, door hun toeleiding naar werk voor zover nodig te combineren met jeugdhulp.
-
Optimaliseren “één gezin, één plan, één regisseur”
Het is bekend uit onderzoek dat vroegtijdig signaleren en integraal aanpakken van meervoudige problematiek zeer veel maatschappelijke en daardoor ook financiële baten oplevert. Deze problemen liggen voor een groot deel niet op het terrein van re-integratie en de financiële baten komen veelal ook niet bij de GR of zelfs de gemeente terecht. Het past echter helemaal binnen de visie op het sociaal Kadernota Participatiewet 06-05-14
16
domein om hier toch naar te streven. Voor een deel gebeurt dit al: het principe 'één gezin, één plan, één regisseur' wordt op diverse plekken al toegepast (Centrum voor Jeugd en Gezin, Lokaal zorgnetwerk) en de gemeentelijke casemanagers voeren regie op afstand van klanten met meervoudige problematiek. Hierin zal verdere verbetering worden aangebracht: •
Herkenning/diagnose multi-problematiek overal op identieke wijze;
•
Meer verbinding tussen zorg en hulpverlening enerzijds en re-integratie anderzijds (zie bijvoorbeeld aandacht voor re-integratie door het Eropaf-team);
•
Zelfde werkwijze en uitgangspunten voor alle loketten, wijkteams e.d. als het gaat om reintegratie (om 'shopgedrag' te voorkomen);
•
Wijkteams krijgen een rol in de re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden;
•
Er komt meer informatie-uitwisseling (bijvoorbeeld: onderzoeken of GR het C3-systeem kan gebruiken).
-
Niet breed inzetten nieuw instrument “Tegenprestatie naar vermogen”
In tegenstelling tot het aanvankelijke wetsvoorstel is de gemeente niet langer verplicht het nieuwe instrument ”Tegenprestatie naar vermogen” aan alle klanten op te leggen. Wel moet de gemeente beleid vastleggen in een verordening. Het is niet mogelijk de tegenprestatie niet uit te voeren. Er geldt een aantal voorwaarden rond dit instrument. De klant wordt verplicht om onbetaald maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die van (zeer) beperkte duur en omvang zijn. Hierbij staat het maatschappelijk nut voorop en niet de ontwikkeling van de klant. Het moet bij voorkeur gaan om werkzaamheden die nog niet worden gedaan en voor welke werkzaamheden geen betaalde variant bestaat. De tegenprestatie is dus iets anders dan bijv. een leerwerkplek in het kader van de reintegratie (ontwikkeling klant staat voorop), maar verschilt ook van vrijwilligerswerk (vanwege het verplichte karakter). Gedurende het verlenen van de tegenprestatie blijven de arbeids- en reintegratieverplichtingen voor de meeste klanten gewoon bestaan. Een brede toepassing van de tegenprestatie brengt een grote hoeveelheid extra werk met zich mee (klanten voorbereiden, werkzaamheden verzamelen, matchen, handhaven), naast de noodzakelijke werkzaamheden op het terrein van re-integratie dat uitstroom naar werk en dus financiële voordelen oplevert. Het Rijk verstrekt hier geen middelen voor en de re-integratiemiddelen mogen niet worden ingezet voor de tegenprestatie aangezien het geen re-integratie betreft. Hoewel de tegenprestatie naar vermogen niet breed inzetten, houden we vast aan het uitgangspunt van wederkerigheid (visie sociaal domein): alle klanten doen iets terug voor de uitkering. Dat neemt niet weg dat alle klanten iets terugdoen voor de uitkering. Dit kan, naast de tegenprestatie naar vermogen, ook in de vorm van re-integratie, activering, vrijwilligerswerk of mantelzorg 3. De tegenprestatie naar vermogen kan (in ieder geval) opgelegd worden aan klanten die niet actief zijn op een van de genoemde manieren. Wanneer de tegenprestatie wordt opgelegd is de klant verplicht hieraan mee te werken. Aan klanten die niet meewerken kan een sanctie worden opgelegd. Uit
3
In alle gevallen kan sprake zijn van of is sprake van maatschappelijk nuttig werk, maar niet noodzakelijkerwijs.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
17
experimenteren binnen en buiten onze gemeente, blijkt dat aansluiten bij wensen en mogelijkheden van de klant het beste werkt en sancties voorkomt. -
Regionaal wat moet / voordeel oplevert – lokaal wat goed gaat
De wet- en regelgeving vraagt om een betere samenwerking op het gebied van de arbeidsmarktregio. Dit is nu al wettelijk verplicht (Wet SUWI) en is in hoofdlijnen vastgelegd in een concept-Algemene maatregel van bestuur inzake de zogenaamde 'Werkbedrijven'. Dit zijn regionaal bestuurlijke platforms waarin gemeenten, werkgevers, werknemers en UWV afspraken maken en arrangementen ontwikkelen, waarbij de belangen van alle betrokken partijen worden afgestemd en gewaarborgd. Deze samenwerking heeft betrekking op twee zaken:
1. Regionale arbeidsmarktbewerking en werkgeversbenadering Hier zijn schaalvoordelen te behalen, bijvoorbeeld als het gaat om regionale afspraken met branches.
2. Verplichte samenwerking bij het aan werk helpen van klanten die tot de gemeentelijke doelgroepen behoren Dit is heel breed. We stellen voor in eerste instantie in te zetten op matching van klanten met een functiebeperking en de door werkgevers te creëren Garantiebanen. Samenwerking op dit vlak is noodzakelijk. Dit heeft, zeker de eerste jaren, voor een groot deel betrekking op bestaande Wajongers en wachtlijst van de Wsw, maar geldt ook voor de nieuwe instroom van werkzoekenden met een functiebeperking. Het voordeel voor werkgevers is dat er één aanspreekpunt is en dat dezelfde afspraken gelden voor alle gemeenten. Bij het maken van afspraken over het Werkbedrijf is het belangrijk om met name met de werkgevers al in een vroeg stadium te overleggen. Er zal ruimte moeten blijven om de eigen klanten goed of liefst nog beter in beeld te brengen, klaar te stomen voor werk en afspraken te maken met lokale werkgevers, maar dan wel op basis van (meer) geharmoniseerde arrangementen (hierbij zal gebruik gemaakt gaan worden van een matchingstool). Het is dus enerzijds zaak te continueren wat lokaal kan worden uitgevoerd en al goed gaat (bijv. benaderen lokale werkgevers), en anderzijds schaalvoordelen te benutten (gezamenlijke afspraken branches/grote bedrijven) en versnippering tegen te gaan (harmonisatie arrangementen met werkgevers). -
Evenwicht repressie en preventie
Alleen al bezien vanuit de wettelijke aanscherping is het noodzakelijk om streng te blijven handhaven. Het is ook noodzakelijk om hoogwaardig te blijven handhaven, dat wil zeggen: vroegtijdig informeren, de dienstverlening optimaliseren, op maat controleren (vooral controle bij een hoog risico) en daadwerkelijk sanctioneren. Hoogwaardig handhaven kent een preventief en een repressief element.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
18
Door de wettelijke aanpassingen dreigt er steeds meer tijd gemoeid te zijn met handhaving en repressie in het bijzonder. Hier komt bij dat sancties steeds zwaarder worden, waardoor klanten in grote financiële problemen kunnen komen, terwijl zij niet altijd met opzet ‘frauderen’ (ze vergeten bijvoorbeeld een wijziging door te geven). We zullen daarom, ondanks de strenge wetgeving, het evenwicht tussen repressie en preventie behouden. - Continueren
individueel maatwerk bij sanctioneren
In de Wet Maatregelen worden de arbeidsverplichtingen en de bijbehorende sancties geharmoniseerd. Ook zijn de sancties in veel gevallen zwaarder, namelijk een verlaging van 100% gedurende drie maanden. Deze sancties kunnen zeer negatieve gevolgen hebben op het gebied van schulden, armoede e.d. Het is dus zaak zorgvuldig met sancties om te blijven gaan. Op dit moment wordt bij iedere op te leggen sanctie zoveel mogelijk geïndividualiseerd. Dit houdt in dat in elk individueel geval bij het opleggen van de sanctie rekening wordt gehouden met de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid, de omstandigheden van persoon en gezin alsmede eventuele aanwezigheid van dringende redenen waarbij van het opleggen van een sanctie eventueel ( gedeeltelijk) kan worden afgezien. Dit zullen wij continueren (de nieuwe wet maakt dit mogelijk).
Kadernota Participatiewet 06-05-14
19
7. Organisatie Door de verlaging van het participatiebudget en de veranderingen als gevolg van de invoering van de Participatiewet is het noodzakelijk te bezien hoe de organisatie moet worden aangepast om klaar te zijn voor het bieden van een breed en gevarieerd aanbod voor de doelgroep van de Participatiewet.
1. GR IJsselgemeenten Door de samenvoeging van de sociale diensten van Capelle en Krimpen aan den IJssel (en mogelijk op termijn ook die van de gemeente Zuidplas) tot de GR IJsselgemeenten kunnen we een efficiencywinst behalen zodat we, ondanks de daling van de budgetten, de kwaliteit van de dienstverlening in stand kunnen houden en iedere (nieuwe) klant een goed aanbod kunnen blijven doen. 2. Werkplein IJsselgemeenten Het dienstverleningsconcept van het Werkplein blijft grotendeels ongewijzigd. Het Werkplein blijft verantwoordelijk voor de eerste diagnose, en het inzetten van het instrumentarium dat de begeleiding naar werk ondersteunt. Het Werkplein krijgt te maken met een nieuwe doelgroep: mensen met een functiebeperking. Te verwachten is dat de nieuwe klantgroepen met een functiebeperking vaak ook te maken zullen hebben met psychische problemen, gedragsproblemen e.d. Dit organisatieonderdeel zal dus expertise verwerven op het werken met deze groepen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de regionale afspraken in het Werkbedrijf, die consequenties kunnen hebben voor de plaatsing van deze klanten in Garantiebanen. Daarnaast zal de dienstverlening aan werkgevers nog meer dan nu worden afgestemd met de regio. 3. Activering & Zorg De unit Activering & Zorg blijft verantwoordelijk voor de (activering van) de klanten met ernstige en/of meervoudige problematiek. De training 'Van klacht naar kracht', gericht op activering van deze klanten, wordt voortgezet. We onderzoeken in hoeverre, binnen de financiële mogelijkheden, de training kan worden uitgebreid met de nieuwe klantgroepen en nuggers. Ook dit organisatieonderdeel zal de nodige expertise ontwikkelen om klanten met een functiebeperking goed te kunnen bedienen. 4. Promen Met de invoering van de Participatiewet wordt de Wsw afgesloten voor nieuwe instroom. Dit heeft grote gevolgen voor Promen. Het zittend bestand zal geleidelijk gaan afnemen. Tegelijkertijd zal ook de subsidie voor deze doelgroep per jaar minder worden. Promen opereert binnen twee arbeidsmarktregio’s: Rijnmond en Midden-Holland. In beide regio’s wordt bekeken welke rol Promen in de toekomst zou kunnen vervullen, naast het voortzetten van de werkzaamheden in het kader van de ‘oude’ Wsw. Door de gemeenten Capelle, Krimpen en Zuidplas is gezamenlijk een discussienotitie opgesteld met daarin een aantal toekomstscenario’s. Op basis van deze notitie hebben de colleges van B&W van de gemeente Capelle en Krimpen aan den IJssel
Kadernota Participatiewet 06-05-14
20
(vooralsnog) gekozen voor scenario 3, met eventueel op termijn de mogelijkheid van uitbreiding van taken (scenario 4). Scenario 3 omvat: •
het bieden van werkzaamheden aan het zittend bestand Wsw die over een verdiencapaciteit beschikken tussen de 0-30% (beschut binnen);
•
uitvoering geven aan het nieuwe instrument beschut werk eventueel in combinatie met arbeidsmatige dagbesteding (0-30% verdiencapaciteit);
•
overige (re-integratie)activiteiten, waarbij de omvang en kenmerken van de doelgroep nog nader bepaald moet worden. Hieronder valt ook het deel van het zittende bestand Wsw met een grotere verdiencapaciteit.
In bijlage 3 zijn de overwegingen opgenomen om te kiezen voor dit scenario.
5. Stichting CapelleWerkt Stichting CapelleWerkt, ook wel CapelleWerkt, is opgericht om hulp te bieden aan bijstandsklanten binnen de gemeente Capelle aan den IJssel. Het doel is om de arbeidsparticipatie te bevorderen en ondersteuning te bieden bij de uitstroom naar werk. CapelleWerkt helpt bijstandsklanten met een uitkering aan een leerwerkplaats. Bijstandsklanten doen zo werkervaring op waardoor de kans op uitstroom naar een betaalde baan wordt vergroot. CapelleWerkt biedt ook trainingen aan op het gebied van werknemersvaardigheden. Daarnaast zet CapelleWerkt ook projecten op ten bate van het maatschappelijk welzijn. Zo heeft CapelleWerkt de Meubel- en kledingbank opgezet, houdt zich bezig met de Voedselbank en de Boodschappenservice. Bij een nauwere samenwerking en afstemming tussen hetgeen in de wijken gebeurt (buurthuis, ontmoeting, activering, e.d.) en maatschappelijk nuttige werkzaamheden van CapelleWerkt kunnen resultaten nog worden verbeterd.
6. Afbakening CapelleWerkt en Promen Er is een zekere overlap tussen hetgeen Promen doet en wat CapelleWerkt doet. Beide organisaties houden zich bezig met werkervaring opdoen en werknemersvaardigheden bijbrengen. CapelleWerkt heeft als ‘extra’ dat ook maatschappelijk nuttige werkzaamheden worden verricht. Promen richt zich nu nog in het bijzonder op degenen met een beperking, maar gezien de keuze voor scenario 3 kan de doelgroep ook worden uitgebreid met klanten zonder beperking. Er zijn ruim voldoende klanten om beide organisaties te bedienen. De doelgroep van CapelleWerkt zal niet worden uitgebreid met klanten met een functiebeperking. Promen heeft de expertise op dat terrein. Beide organisaties zijn nu al bezig met nauwere samenwerking, waarbij de expertise van Promen voor klanten met een beperking wordt ingezet voor klanten die actief zijn op een leerwerkplek bij CapelleWerkt. De vraag is wel of de doelgroep van Promen moet worden uitgebreid met werkzoekenden zonder beperking. Zo ja, dan verdient het aanbeveling met beide organisaties dezelfde afspraken te maken zodat een vergelijking van de prestaties mogelijk is.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
21
8. Financiën 8.1. Huidige situatie In de huidige situatie ontvangen we volgens de WWB (en Ioaw en Ioaz) twee budgetten: −
Inkomensdeel – Dit budget is bedoeld om bijstandsuitkeringen uit te betalen. Met dit budget moet de gemeente zien uit te komen. Dat wil zeggen dat de gemeente het tekort uit eigen middelen moet bijleggen en een overschot kan besteden naar eigen inzicht.
−
Werkdeel (onderdeel Participatiebudget) – Uit dit budget worden alle re-integratieactiviteiten betaald (o.a. loonkostensubsidie, training, scholing, arbeidsmakelaars, enz.).
Daarnaast ontvangen we voor de Wet sociale werkvoorziening een apart budget.
Het Inkomensdeel en het Werkdeel worden berekend aan de hand van zogenaamde verdeelmodellen (bestaande uit een aantal objectieve kenmerken van elke gemeente, bijvoorbeeld het aantal werkzoekenden). Er wordt gewerkt aan nieuwe verdeelmodellen.
8.2. Nieuwe situatie De situatie na invoering van de Participatiewet is als volgt: −
Er blijft een apart budget voor het inkomensdeel. Dit budget wordt hoger omdat de doelgroep groter wordt, maar er wordt wel een efficiencykorting toegepast. Toegevoegd aan het budget zijn middelen voor het betalen van de nieuwe vorm van loonkostensubsidie voor klanten met een functiebeperking.
−
Er komt een gebundeld re-integratiebudget. Dit budget wordt hoger omdat de doelgroep groter wordt, maar ook hier wordt een efficiencykorting toegepast. Het budget is opgebouwd uit de volgende onderdelen: •
Wsw ‘zittend bestand’
•
Overige re-integratiemiddelen, onderverdeeld in: a. participatiebudget ‘oude stijl’ b. gelden voor begeleiding nieuwe doelgroepen regulier c. begeleiding nieuwe doelgroep beschut werk d. deel overheveling vanuit Wajong e. overheveling No-riskpolis (van UWV)
Er is geen apart budget meer voor de Wsw.
Het gebundelde re-integratiebudget maakt vervolgens deel uit van het Sociaal Deelfonds (Participatiebudget, nieuwe middelen WMO en budget voor uitvoering Jeugdwet). Dit budget is in eerste instantie nog geschot, maar zal op termijn volledig ontschot zijn.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
22
Bij de wettekst zijn nu alleen de macrobudgetten opgenomen. De budgetten per gemeente voor 2015 worden pas in oktober 2014 bekend gemaakt. Zie de tabel hieronder voor de macro-budgetten. Tevens ziet u daaronder een eerste raming wat deze macrobudgetten voor onze gemeente zouden betekenen. Macrobudgetten re-integratie (Bedragen in miljoenen)
2014
2015
2016
2017
2018 structureel
Gebundeld participatiewet
3.049
2.918
2.746
2.579
2.447
1.202
w.v. macrobudget SW oude stijl
2.360
2.256
2.084
1.915
1.759
0
689
638
598
560
548
548
w.v. begeleiding nieuwe doelgroep regulier werk
0
5
17
31
43
243
w.v. begeleiding nieuwe doelgroep beschut werk
0
7
23
37
49
260
w.v. overheveling re-integratie Wajong
0
10
20
30
40
111
w.v. overheveling no risk polis
0
2
4
6
8
40
Bedrag x 1.000
2014
2015
2016
2017
2018 structureel
Wsw budget oud
8.127
7.765
7.173
6.592
6.053
0
x
24
79
127
169
895
3.570
3.321
3.175
3.259
3.063
4.365
x
56
112
168
225
623
259
259
259
259
259
259
11.956
11.425
10.798
10.405
9.769
6.142
w.v. Participatiebudget 'oude stijl'
Gebundeld re-integratiebudget Capelle aan den IJssel
Beschutwerk Re-integratie Regulier Re-integratie Wajong Educatie OCW Totaal
Op dit moment is er nog veel onduidelijkheid en is het onmogelijk een bestedingsplan op te stellen. Zoals gezegd is het budget nog niet bekend, maar bovendien komt er nog lagere regelgeving die bepalend kan zijn. In het bestedingsplan moeten beleidsmatige en politiek-bestuurlijke afwegingen worden vertaald naar onder meer: •
de huidige re-integratieactiviteiten;
•
inzet op nieuwe doelgroepen;
•
evt. regionale inzet middelen (arbeidsmarktregio Rijnmond);
•
evt. nieuwe taken Promen (re-integratie bijstandsklanten; nieuw Beschut werk);
•
een meerjarige prognose van de uitgaven gemoeid met het zittend bestand Promen.
Deze vertaling vindt plaats op basis van de voorliggende Kadernota, maar ook op nader te maken keuzes in de Participatieverordening, de bijbehorende beleidsregels e.d.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
23
9. Samenvatting Op 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking, als vervanging van de huidige Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De belangrijkste punten uit de wet zijn: •
Er komt één regeling voor mensen die in staat zijn om te werken, maar die zijn aangewezen op (tijdelijke) ondersteuning om in hun bestaan te voorzien (uitkering) en/of om aan het werk te komen. De doelgroep wordt m.n. uitgebreid met mensen met een functiebeperking.
•
Voor mensen met een functiebeperking worden bij de overheid landelijk 25.000 Garantiebanen gecreëerd en bij overige werkgevers nog eens 100.000 Garantiebanen voor deze doelgroep.
•
De Participatiewet wil stimuleren dat meer mensen (meer) participeren, bij voorkeur met regulier betaald werk of anders door bijvoorbeeld het verplicht verrichten van maatschappelijk nuttige werkzaamheden; gemeenten moeten beleid vastleggen m.b.t. het nieuwe instrument “tegenprestatie naar vermogen”.
•
In de bijstand wordt de ‘kostendelersnorm’ ingevoerd, waarbij de bijstandsuitkering lager wordt naarmate meer personen hoofdverblijf hebben in dezelfde woning.
•
De arbeidsverplichtingen en de bijhorende financiële sancties worden geharmoniseerd. Gemeenten bepalen bij verordening, binnen het wettelijk kader (verlaging 100% gedurende één tot drie maand bij een schending van de geharmoniseerde verplichtingen), de hoogte en duur van de sanctie. Individueel maatwerk is bij de sanctionering mogelijk.
Handhaven huidige koers In het kader van de transformatie in het Sociaal Domein is enkele jaren geleden al een koers ingezet die op hoofdlijnen zal worden gecontinueerd: •
Prioriteit op de uitstroom naar werk;
•
Activering van klanten die nog niet kunnen uitstromen;
•
Beperken van de instroom in de uitkering (poortwachtersfunctie);
•
Hoogwaardig handhaven: vroegtijdig informeren, optimaliseren van de dienstverlening, controleren op maat en daadwerkelijk sanctioneren.
•
Eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van de klant
Uitgangspunten nieuwe situatie •
Op het gebied van re-integratie en bemiddeling naar werk zal de regierol liggen bij de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten (GR).
•
We gaan uit van mogelijkheden, niet van beperkingen, ook bij de nieuwe doelgroep van mensen met een functiebeperking.
•
We houden het rendement van beleidsmaatregelen scherp in de gaten.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
24
•
De Participatiewet verplicht ons om ook een aanbod te doen aan klanten zonder uitkering ('nuggers'); we zetten in op een aanbod dat lage kosten met zich mee brengt, bijvoorbeeld een collectief aanbod en/of een digitaal aanbod.
•
Projecten voor moeilijk bemiddelbare klanten, moeten zo efficiënt en kostendekkend mogelijk plaatsvinden.
•
Ook bij werk dat verricht wordt door mensen met een functiebeperking via Promen gaat kostenbeheersing en het vergroten van inkomsten een grotere rol spelen.
•
De 'beschutte werkplekken' die de gemeente moet creëren zullen gericht zijn op klanten met de minste loonwaarde (0-30%).
•
Het bestrijden van werkeloosheid onder jongeren blijft een belangrijke prioriteit.
•
We zullen nog sterker dan voorheen inzetten op de aanpak 'één gezin, één plan, één regisseur', om de efficiëntie te vergroten en versnippering te voorkomen.
•
Niet breed inzetten van het nieuwe instrument 'tegenprestatie naar vermogen' (maar alle klanten doen iets terug voor de uitkering).
•
Regionale samenwerking en afstemming vinden plaats in het 'Werkbedrijf' voor zover dat voordeel oplevert of wettelijk verplicht is. Lokaal moet er ruimte blijven te doen wat al goed gaat.
•
We blijven hoogwaardig handhaven, waarbij het evenwicht tussen repressie en preventie behouden blijft.
•
Bij sanctioneren blijven we individueel maatwerk toepassen.
Organisatie Wat zijn de consequenties van de invoering van de Participatiewet op de verschillende organisatie die bij de uitvoering betrokken zijn? •
De komst van de GR IJsselgemeenten zorgt voor efficiencywinst waardoor de kwaliteit van de dienstverlening gewaarborgd is, ondanks verlaging van de budgetten.
•
De werkwijze van het Werkplein IJsselgemeenten en de Unit Activering & Zorg blijft voor het grootste deel ongewijzigd. Er wordt wel een nieuwe doelgroep toegevoegd – mensen met een functiebeperking – waarvoor expertise wordt ontwikkeld.
•
Promen krijgt te maken met een beëindiging van nieuwe instroom (vervallen Wsw), en een geleidelijke vermindering van subsidie voor de doelgroep. De colleges van Capelle, Krimpen en Zuidplas hebben er (vooralsnog) voor gekozen Promen zich te laten concentreren op de bestaande werknemers met een verdiencapaciteit tussen de 0-30%; de nieuwe doelgroep beschut werk, en nieuwe re-integratieactiviteiten voor overige klanten.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
25
Bronnen
Beleidsactieplan 2012-2014 “Werken aan uitstroom”, Gemeente Capelle aan den IJssel, 2011 (Verseon 236723)
Visie op de transformatie van het Sociaal domein, Gemeente Capelle aan den IJssel, 2014 (Verseon 550556)
Visiedocument Sociaal Domein, Krimpen aan den IJssel 2013-2016, Gemeente Krimpen aan den IJssel, 2013
Koersbesluit Participatiewet, “Werken het doel, participeren de norm”, Gemeente Amsterdam, 2013
Koersdocument Participatiewet, Gemeente Rotterdam, 2014
Scenario's voor samenwerking Promen na invoering van de Participatiewet, Gemeente Capelle aan den IJssel (Verseon 560194)
Website Stichting CapelleWerkt www.stichtingcapellewerkt.nl
Kadernota Participatiewet 06-05-14
26
BIJLAGEN 1. Hoofdpunten Participatiewet Eén regeling die Wwb, Wsw en een deel Wajong vervangt.
Huidige Wajongers worden niet overgedragen aan de gemeente.
Geen nieuwe instroom meer in Wsw, geen herkeuring huidige Wsw-ers Nieuw beschut werk
Loonkostensubsidie voor wie niet (zelfstandig) het minimumloon kan verdienen. Overige instrumenten voor doelgroep met een functiebeperking Werkgevers en overheden stellen zich garant voor 125.000 extra banen voor mensen met een functiebeperking.
Verplichte samenwerking met regiogemeenten en sociale partners.
Tegenprestatie naar vermogen niet verplicht voor alle klanten
Met de Participatiewet komt er één regeling die de WWB, de Wsw en een deel van de Wajong vervangt. De budgetten voor zowel de huidige als de nieuwe doelgroep en de Wsw worden samengevoegd. Gemeenten krijgen de vrijheid om zelf keuzes te maken over de inzet van middelen. In het vorige wetsvoorstel was opgenomen dat Wajongers met arbeidsvermogen zouden worden overgedragen naar de gemeente. De bestaande Wajongers blijven echter onder de verantwoordelijkheid vallen van het UWV. Zij worden wel herkeurd, om te bezien of ze arbeidsvermogen hebben. In dat laatste geval krijgen zij een uitkering van 70% van het minimum, en hebben zij geen arbeidsvermogen dan houden zij een uitkering van 75%. De Wsw wordt vanaf 1 januari 2015 gesloten voor nieuwe instroom. Wie dan in de Wsw werkt, houdt zijn wettelijke rechten en plichten. Het budget dat gemeenten ontvangen, wordt op basis van het verwachte natuurlijk verloop afgebouwd. Gemeenten zijn verplicht nieuw beschut werk te creëren voor mensen met een zeer gering arbeidsvermogen. Landelijk moeten er 30.000 plekken komen. Het is aan gemeenten om de precieze vorm en doelgroep van beschut werk te bepalen. Voor de doelgroep die niet (zelfstandig) het minimumloon kan verdienen wordt loonkostensubsidie ingezet in plaats van loondispensatie. Deze subsidie vult de loonwaarde van de werknemer aan tot aan het niveau van het minimumloon. Gemeenten worden ook verantwoordelijk voor onder andere werkplekaanpassingen en het verstrekken van de no-riskpolis. Met het Sociaal akkoord hebben werkgevers zich verbonden om extra banen te creëren voor mensen met een functiebeperking (de zogenaamde ‘Garantiebanen’). De start is in 2014 (5.000 banen) en dit loopt per jaar op tot 100.000 in 2026. Ook de (gemeentelijke) overheid stelt zich garant voor 2.500 extra banen per jaar vanaf 2014, tot een maximum van 30.000 banen. Deze banen zijn in eerste instantie vooral bedoeld voor de huidige Wajongers (met arbeidsvermogen) en mensen die op de Wsw-wachtlijsten staan. Gemeenten en sociale partners moeten in de 35 arbeidsmarktregio’s via regionale samenwerking (het 'Werkbedrijf') zorgen voor bemiddeling tussen werkgevers en werkzoekenden met een functiebeperking. Gemeenten hebben de leiding en werken samen met UWV en sociale partners. De nadere invulling van deze samenwerking wordt uitgewerkt in het landelijke overlegplatform tussen gemeenten en sociale partners, de 'Werkkamer' en een Algemene Maatregel van Bestuur. Als gevolg van het akkoord van het kabinet met de drie oppositiepartijen, zijn gemeenten niet langer verplicht van elke klant een tegenprestatie voor de uitkering te vragen. Wel moet de gemeente beleid op dit punt vastleggen in een verordening.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
27
2. Hoofdpunten Wet Maatregelen WWB Kostendelersnorm bijstand
Kostendelersnorm IOAW en IOAZ
Harmonisering van diverse arbeidsverplichtingen en maatregelen
Reis- en verhuisverplichting
Beperking van categoriale bijzondere bijstand
Intensivering armoedebeleid
Individuele inkomenstoeslag
De uitkering wordt lager naarmate meer personen hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Het inkomen van de medebewoner wordt niet verrekend met de uitkering van andere leden van het huishouden. Studerende kinderen en kinderen tot 21 jaar tellen niet mee voor de kostendelersnorm. Voor bestaande klanten geldt een overgangsregeling tot 1 juli 2015. De uitkering gaat naar 50% indien iemand met meer personen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. In tegenstelling tot de bijstand, blijft de uitkering altijd op 50% ongeacht het aantal mensen waarmee betrokkene hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. Deze wijziging gaat in per 1 juli 2015. Binnen het wettelijk kader moet de hoogte en duur van de sanctie worden vastgelegd in een verordening. Als een klant de standaardverplichtingen niet naleeft, dan leidt dat tot een verlaging van de uitkering van 100% gedurende minimaal één maand en maximaal drie maanden. Als een baan kan worden verkregen met een reistijd van maximaal drie uur per dag, dan moet hieraan worden meegewerkt. Is er werk verder weg, dan kan het zijn dat de klant moet verhuizen. De baan moet voor minimaal een jaar zijn en minimaal ter hoogte van de bijstandsnorm. De ruimte om groepen mensen extra inkomensondersteuning te geven voor aannemelijke kosten die verband houden met kenmerken van de groep waar ze toe behoren wordt beperkt. Alleen de categoriale bijzondere bijstand voor een zorgverzekering mag in stand blijven. De voorgeschreven inkomensgrens van 110% komt hierbij te vervallen. Op grond van het regeerakkoord is in 2014 € 80 miljoen en vanaf 2015 structureel € 100 miljoen per jaar extra beschikbaar voor het armoede- en schuldenbeleid. Gemeenten kunnen deze middelen onder andere inzetten voor het verstrekken van individuele bijzondere bijstand. De langdurigheidstoeslag wordt vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen en gelet op hun individuele omstandigheden geen zicht hebben op verbetering van het inkomen. De gemeente moet hiervoor een verordening opstellen.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
28
3. Overwegingen toekomstscenario 3 voor Promen Sociaal
Financieel
Ervaring met doelgroep Infrastructuur/ begeleiding Sturingsmogelijkheden / organisatievorm
Wanneer ervoor wordt gekozen de samenwerking met Promen te beperken tot alleen beschut werk (0-30% verdiencapaciteit, oud en nieuw), betekent dit voor het zittende bestand dat een groot deel van hen (ca. tweederde) elders ondergebracht moet worden. Dit zal grote impact hebben op de doelgroep zelf, maar ook op hun omgeving. Een dergelijke overgang vergt een uitgebreide voorbereiding van Promen en van de ´ontvangende partij´. Door Promen is steeds aangegeven dat het bieden van werk én reintegratieactiviteiten voor een brede doelgroep (zowel in aantal, als in verdiencapaciteit) leidt tot het genereren van relatief meer omzet/inkomsten, dan bij de Wsw-doelgroep alleen. Hiermee zou de toename van de bijdrage als gevolg van de daling van de rijkssubsidie beperkt kunnen blijven. Hierbij is wel het tarief van belang dat door Promen gehanteerd zal worden. Promen heeft ervaring met het begeleiden van mensen met functiebeperkingen. Een deel van de huidige Wsw-ers is afkomstig uit de Wajong. Hoe breder de doelgroep, des te minder gevolgen er zijn voor afbouw van infrastructuur en begeleiding die noodzakelijk zou zijn bij scenario 2: alleen beschut binnen (oud en nieuw). Bij de keuze voor scenario 3 moet nog wel beoordeeld worden of de vorm en regelgeving van de huidige GR in stand kan blijven, gezien de veranderde omstandigheden als gevolg van invoering van de Participatiewet.
Kadernota Participatiewet 06-05-14
29