DOSSIER
KABINETTEN
foto Peter Van Hoof
Door: Maarten De Gendt, Natalie Hulsen en Karen Vanden Auweele Met dank aan: Rita Maris, Tom Somers, Mike Torck, Sara Vercauteren Foto’s: Maarten De Gendt, Peter Van Hoof, Karen Vanden Auweele en André Verdren Cartoon: Nix
TOPONTMOETING DOSSIER
Met tweeënveertigduizend zijn we, allemaal Vlaamse ambtenaren die er voor zorgen dat het beleid van de Vlaamse overheid vlot draait. Maar we zijn niet alleen. Ook in de kabinetten staan een boel mensen de ministers bij. Meer dan 450 kabinetsmedewerkers. Ze zitten verspreid in Brussel, rond het Martelarenplein, in de Noordwijk, som-
migen zelfs in de Wetstraat. Maar meestal zitten ze ook in een waas van mysterie. Wie zijn ze? Wat doen ze? Waarom hebben onze ministers hen nodig? En waar passen ze in het plaatje van de Vlaamse overheid? We laten het hen zelf vertellen, en roepen er ook enkele specialisten bij om meer duiding te geven.
REKENEN OP VERTROUWELINGEN
Brussel-Halle-Vilvoorde zal wellicht de geschiedenis ingaan als een van de meest besproken, maar ook minst begrijpelijke dossiers van de laatste jaren. Je zult je als minister maar moeten uitspreken over zo’n klepper. Niet alleen moet je rekening houden met heel veel gevoelige tenen, maar je moet het technisch complexe dossier ook in de vingers hebben. Ministers mogen dan knappe koppen zijn, van honderden dossiers alle bijzonderheden kennen is zelfs voor de grootste bolleboos onmogelijk. Het is dan ook logisch dat ze zich laten bijstaan. In België doen ze dat met een kabinet. De minister beleidsadvies geven, is de hoofdbezigheid van een kabinet. In de kwestie BrusselHalle-Vilvoorde bijvoorbeeld weet een Vlaamse minister waar hij naartoe wil - de splitsing van het kiesarrondissement. Maar om te weten wat er allemaal bij komt kijken op bijvoorbeeld juridisch vlak, zal hij bij zijn kabinetsmedewerkers te rade gaan. Een minister heeft dus eerder een visie over een bepaald dossier dan dat hij tot in de puntjes de technische en inhoudelijke bijzonderheden kent. Daarom omringt hij zich met mensen die technisch wel onderlegd zijn en hem vanuit hun deskundigheid kunnen adviseren over zijn beleidskeuze. “Op de administratie zitten natuurlijk ook mensen die dat kunnen,” zegt Christophe Pelgrims van het Instituut voor de Overheid, “maar op het kabinet kan de minister rekenen op vertrouwelingen.” Kabinetsmedewerkers worden immers 22
geacht de visie van hun minister over zijn bevoegdheden en de maatschappij loyaal te ondersteunen. SCHERPE KANTJES MOETEN ERAF Communiceren is een andere belangrijke functie van een kabinet. Elke minister heeft weliswaar zijn eigen visie, maar hij maakt ook deel uit van een regeringsploeg met verschillende politieke partijen die andere standpunten innemen. De kabinetsmedewerkers moeten dan ook voortdurend overleggen met allerlei partners die meewerken aan de besluitvorming: andere ministers en hun kabinetten, politici en hun politieke partijen, de administratie enzovoort. Zo komen afgevaardigden uit verschillende kabinetten regelmatig samen in interkabinettenwerkgroepen om hun visie onderling af te stemmen. Voor een dossier op de tafel van de regering komt, is er tussen de kabinetten al heel wat overleg gepleegd en zijn de meeste scherpe kantjes van de verschillende standpunten al afgevijld. Kabinetsmedewerkers onderhouden verder ook de contacten met de burger en het middenveld. Een kabinet is dus als het ware de spil van het netwerk van de minister. ADMINISTRATIES ALS PERSONEELSLEVERANCIERS Wie er allemaal op een kabinet mag werken, staat in het kabinetsbesluit (van 14 septem-
ber 2001, gewijzigd door besluit van 24 oktober 2004). Dat bepaalt dat een minister kan beschikken over een kabinet met medewerkers zoals kabinetschefs, raadgevers, chauffeurs, experts voor specifieke opdrachten enzovoort (zie ook pag. 24-25). Voor de bevolking van zijn kabinet rekruteert een minister uit verschillende sectoren. Overheidsadmini-straties bijvoorbeeld, want het is belangrijk dat hij op mensen kan steunen die het klappen van de zweep in de ambtenarij kennen. Veel kabinetsmedewerkers komen ook uit belangengroepen en organisaties van het middenveld: ministers zijn gebaat met deze mensen om een beter zicht te krijgen op de behoeften en de mogelijkheden op het terrein. En omgekeerd proberen de belangengroepen het beleid te beïnvloeden via een afgevaardigde op het kabinet. Maar ook universiteiten en andere onderwijsinstellingen zijn belangrijke personeelsleveranciers. Sommige kabinetsmedewerkers kunnen aan het eind van de legislatuur terug naar hun oude job, dat zijn gedetacheerde kabinetsleden. De minister vraagt hun leidinggevende de toe-
foto Peter Van Hoof
TOPONTMOETING KABINETTEN
stemming om voor hem te komen werken. De andere kabinetsmedewerkers worden aangestelde medewerkers genoemd. LEEFMILIEU TEGENOVER MOBILITEIT Kathleen Van Brempt heeft slechts 36 kabinetsmedewerkers, terwijl de vice-ministers-presidenten Fientje Moerman en Frank Vandenbroucke elk recht hebben op 67 medewerkers. Vanwaar zo’n verschil? Welke minister hoeveel medewerkers mag hebben, staat ook beschreven in het kabinetsbesluit. Dat hangt af van de positie van de minister en het aantal bevoegdheden die de minister onder zijn hoede heeft. Een doorsneekabinet bestaat uit een kabinetschef en -secretaris, een woord-
voerder, raadgevers, secretaresses, chauffeurs en receptionisten. Afhankelijk van de aard van de bevoegdheden en het aantal heeft een minister recht op meer of minder raadgevers. Zo leveren materies als leefmilieu en waterbeleid elk twee kabinetsmedewerkers op, terwijl mobiliteit en openbaar vervoer slechts een raadgever waard zijn. Kathleen Van Brempt heeft met 36 medewerkers het kleinste kabinet, terwijl Kris Peeters 43 mensen mag aanwerven door de aard van zijn bevoegdheden. Uiteraard vinden we de dichtst bevolkte kabinetten bij minister-president Yves Leterme, die recht heeft op 65 medewerkers, en bij zijn twee vice-ministers-presidenten Fientje Moerman en Frank Vandenbroucke. Zij mogen extra medewerkers aanwerven die het algemene beleid van de Vlaamse Regering en de bevoegdheden van
de andere ministers volgen. De ministers van Bestuurszaken, Onderwijs en Begroting mogen elk ook nog een extra raadgever aanwerven die de onderhandelingen met de overheidsvakbonden ter harte neemt. Een minister moet niet alleen een goede bestuurder, maar ook een goede manager van zijn kabinet zijn. “In feite is een minister de chef van een KMO die hij aan het begin van zijn ambtsperiode op korte tijd draaiende moet krijgen”, zegt Tine Mortelmans, afdelingshoofd Kanselarij (COO), daarover. “Het is de minister die zijn medewerkers benoemt en ontslaat. En elk kabinet heeft eigen middelen om de werkingskosten en de lonen te betalen. Ook het loon van de minister zelf.” 23
TOPONTMOETING DOSSIER
HET LEVEN ZOALS HET IS … OP HET KABINET “Kabinet van minister Frank Vandenbroucke, goedemorgen.” Aan de onthaalbalie van het kabinet Vandenbroucke verwelkomt Solange bezoekers en bellers met haar warme stem. Ze staat al jaren in het vak en kent er duidelijk de kneepjes van: een stijlvol onthaal, daar staat Solange voor. Solange De Neef, receptioniste van minister Vandenbroucke “Als receptioniste ben je het visitekaartje van de minister: je bent de eerste met wie bezoekers of bellers in contact komen. Het is een eer om voor de minister te mogen werken en ik vind het mijn plicht om hem zo goed mogelijk te vertegenwoordigen. Dat geldt hier trouwens voor iedereen: alle kabinetsmedewerkers zijn druk in de weer voor de minister. Daarom tracht ik hen te beschermen tegen al te veel bezoek en telefoontjes.”
Wim Coumans, kabinetschef van minister Vervotte “Ik vertegenwoordig de minister op interkabinettenwerkgroepen en tracht er tot overeenstemming te komen met mijn collega’s. Omdat er overlappingen zijn tussen de verschillende materies, waak ik er ook over dat onze raadgevers over de grenzen van hun eigen terrein kijken. Daarnaast houd ik me bezig met formele taken, zoals het paraferen van dossiers en brieven die de minister moet tekenen. De kabinetssecretaris houdt zich meer bezig met de materiële zaken: het gebouw, de kabinetsbegroting en de praktische kant van de personeelsadministratie.” 9000 MAILS De planning en organisatie van de afspraken, daar zorgt de persoonlijke secretaris van de minister voor. Alle brieven en mails passeren bij hem voor hij ze in het kabinet verspreidt.
IN NAAM VAN DE MINISTER Die kabinetsmedewerkers moeten de minister ondersteunen in zijn bestuurstaak. Van chauffeur tot kabinetschef, allemaal hebben ze een doel: het werk van de minister vergemakkelijken. Minister zijn is geen solojob, zoveel is duidelijk. Raadgevers en inhoudelijke medewerkers documenteren en adviseren hun minister zodat hij beleidskeuzes kan maken. Voor elke bevoegdheid heeft de minister dan ook adviseurs die alle dossiers tot in de puntjes uitpluizen en hem briefen over de essentie. Kathleen Vandebroek, inhoudelijk medewerker van minister Van Brempt
Valerie Taeldeman, persoonlijke secretaris van minister-president Leterme “Ik beheer de agenda van de minister. Ik plan zijn wekelijkse bijeenkomsten, zoals de ministerraad of afspraken voor interviews of officiële openingen. Sinds het begin van de legislatuur kreeg ik al meer dan 9000 mails binnen. Vaak zijn die van mensen die een persoonlijk verhaal kwijt willen of een probleem willen aankaarten. We geven iedereen een antwoord. Uiteraard kunnen we niet alle vragen positief beantwoorden, maar meestal zijn de mensen al tevreden dat we naar hen geluisterd hebben.” LAAT JE RIJDEN
“Onze belangrijkste taak is informatie verzamelen, ze leesbaar samenvatten en een advies formuleren voor de minister. We plegen vaak overleg met het middenveld en de administratie en ook burgers met een suggestie of probleem komen bij ons terecht. Als we moeten onderhandelen in naam van de minister, bespreken we voordien met de (adjunct-)kabinetschef welk standpunt we gaan innemen. De minister verwacht van ons dat we haar visie delen en haar standpunten loyaal verdedigen.” BRUGGEN SLAAN De kabinetschef leidt het werk van zijn medewerkers in goede banen en adviseert de minister over de standpunten. Hij zorgt ervoor dat de neuzen van de raadgevers dezelfde kant op wijzen en kijkt alle dossiers na voor ze naar de minister gaan. De adjunct-kabinetschefs ondersteunen de kabinetschef of volgen bepaalde bevoegdheden meer in detail. 24
Ministers zijn veel op pad. Daarom hebben zij (en ook hun kabinetschefs) een persoonlijke chauffeur die hen overal naartoe brengt. De chauffeur bezorgt ook dringende of vertrouwelijke documenten. Yves Govaert, chauffeur van minister Moerman “Veel mensen vragen me wat ik doe als ik lang moet wachten. Dat gebeurt inderdaad vaak, maar ik wacht niet altijd ter plaatse. Meestal keer ik terug naar mijn kantoor dat uitgerust is met een computer en televisie. Ik ver-
TOPONTMOETING KABINETTEN
veel me dus niet. Ik doe deze job heel graag: ik ben graag op de baan en krijg de kans met een goede wagen te rijden. Het zijn wel lange dagen, maar ik woon gelukkig maar op drie minuten rijden van de minister zodat ik ’s morgens niet extra vroeg hoef te vertrekken.” ALS EEN SCHADUW Burgers en media verwachten dat ministers duidelijk vertellen waar ze voor staan en gaan. Daarom is communicatie essentieel. Maar omdat zelfs een minister niet overal tegelijk kan zijn, springt een woordvoerder voor hem in. Die bezorgt de media informatie over de visie en beleidskeuzes van de minister en staat journalisten te woord in zijn naam. Philippe Heyvaert, woordvoerder van minister Van Mechelen
staat. We hebben dan ook een intens contact: naast onze vaste overlegmomenten sturen we veel sms’jes en komt de minister hier vaak binnenlopen om me te briefen over een beslissing of vergadering. Verder volg ik op de voet wat er in de pers verschijnt over onze minister en zijn beleid en ga ik geregeld mee op werkbezoek. Dit is een droomjob voor mij! Ik vind het een voorrecht om van nabij te kunnen meemaken hoe de maatschappij wordt bestuurd en hoe het politieke bedrijf werkt.”
“Als woordvoerder ben je eigenlijk de schaduw van de minister: je moet perfect weten waar de minister mee bezig is en hoe hij tegenover de zaken
STANDPUNT
SLANKEN DE KABINETTEN AF DOOR BBB? Een van de principes die de hervorming Beter Bestuurlijk Beleid (BBB) wil realiseren, is de afslanking van de kabinetten. De administratie zou een grotere rol spelen in de beleidsvoorbereiding, terwijl de kabinetten zich beperken tot een kleine staf die de minister praktisch en politiek ondersteunt. Maar komt die afslanking er ook in de praktijk? Christophe Pelgrims van het Instituut voor de Overheid in Leuven vermoedt van niet. “Op federaal niveau zijn die goede voornemens ook niet overeind gebleven. Ministers Verhofstadt en Van den Bossche hadden hun kabinet bij wijze van experiment wel vervangen door een beleidsvoorbereidende cel, maar in de praktijk veranderde dat niet veel. Op Vlaams niveau spelen bovendien enkele andere principes van BBB: de matrixstructuur van het ministerie verdwijnt en in de plaats daarvan komen homogene beleidsdomeinen. Het gevaar is dat die te veel op zichzelf gaan bestaan, zonder structureel overleg over de beleidsgrenzen heen. Zo wordt binnen de administratie, volgens de initiële plannen van BBB, het college van secretarissen-generaal afgeschaft. Het enige orgaan waar nog overleg, coördinatie en controle op het beleid kan plaatsvinden, wordt dan de Vlaamse Regering. Omdat de ministers onmogelijk alle coördinatie zelf kunnen doen, zal een beperkte cel medewerkers, waarin BBB voorziet, niet volstaan. Een afslanking van de kabinetten zit er dan ook niet echt in.
Christophe Pelgrims: “Omdat de ministers onmogelijk alle coördinatie zelf kunnen doen, zal een beperkte cel medewerkers, zoals BBB voorziet, niet volstaan.”
Een ander scenario is dat er binnen de administratie toch een permanente overlegstructuur komt, zoals de Vlaamse topambtenaren in hun bijdrage aan het regeerakkoord hadden aanbevolen. In zo’n orgaan kun je weer over de grenzen van de beleidsdomeinen heen overleg plegen en het beleid op elkaar afstemmen. En dan is in principe toch een lichte afslanking van de kabinetten mogelijk.”
25
TOPONTMOETING DOSSIER
KABINETTEN EN ADMINISTRATIE: WATER EN VUUR?
Niet alle landen hebben kabinetten. In sommige landen is een minister bijna volledig op de administratie aangewezen voor zijn ondersteuning. Waarom bestaan ze bij ons dan wel? En hoe verloopt de samenwerking tussen minister, kabinet en administratie? België heeft niet altijd zulke kabinetten gehad als vandaag. Bij het ontstaan van ons land hadden de ministers niet veel meer dan een persoonlijk secretariaat. “Een minister speelde toen nog niet zo’n belangrijke rol”, verklaart Christophe Pelgrims. “De koning bepaalde goeddeels het beleid. Naarmate de ministers losser kwamen te staan van de koning werd ook hun rol in het beleid groter. En begonnen de ministeriële kabinetten zich meer met inhoudelijke beleidsthema’s bezig te houden om de minister bij te staan. Toen ook de welvaartsstaat ontstond, kregen de staat en de politiek een steeds grotere rol in het economische en sociale leven. De kabinetten werden belangrijker om alles te coördineren en te controleren. In de jaren zestig, toen de welvaartsstaat volop bloeide, zijn de kabinetten exponentieel gaan groeien, tot je in de jaren tachtig mastodonten kreeg met meer dan honderd medewerkers. Ook de regionalisering zorgde voor een stijging van het aantal kabinetsleden.” KATHOLIEKEN EN LIBERALEN “In België speelde ook een groot wantrouwen van de politiek tegenover de administratie”, vervolgt Pelgrims. “Dat wantrouwen was gegroeid in de negentiende eeuw, toen de opeenvolgende liberale en katholieke regeringen ingrepen in de benoemingen van de ambtenaren. In zo’n systeem kan een nieuwe minister al snel het gevoel krijgen dat hij zal worden 26
tegengewerkt door de ambtenaren uit de administratie, omdat die daar geplaatst kunnen zijn door een politieke tegenstander. Dat wantrouwen wordt nog versterkt doordat de ambtenaren al veel langer in functie zijn: zij hebben veel meer gespecialiseerde kennis en weten beter dan de minister volgens welke bestuurstechnische regels het beleid uitgetekend moet worden. Daardoor omringt een minister zich steeds meer met mensen in wie hij wel vertrouwen heeft. Hun invloed op het beleid zal dan ook blijven groeien, ten nadele van de ambtenaren.” ADMINISTRATIE IS OFFICIEEL NEUTRAAL Niet in alle landen vind je uitgebreide ministeriële kabinetten terug. De traditionele voorbeelden zijn België, Italië en Frankrijk. Maar ook in Spanje, Griekenland en Portugal vind je tegenwoordig systemen met ministeriële kabinetten. “In al die landen bestond er om een of andere reden veel wantrouwen van de politiek tegenover de administratie”, verduidelijkt Pelgrims. “De administratie is er officieel neutraal, maar er leeft een onuitgesproken gedachte dat ze toch gepolitiseerd zou zijn.” “Dat is anders in het Verenigd Koninkrijk of Nederland, waar die onuitgesproken gedachte niet bestaat. Op papier én in gedachten gaat men ervan uit dat de administratie loyaal en neutraal is. De ministers krijgen er slechts een kleine persoonlijke staf, en zijn voor hun beleid aangewezen op de administratie. Landen als Duitsland en de Verenigde Staten hebben dan weer het tegenovergestelde systeem. Daar aanvaardt men gewoon dat de ambtenarij gepolitiseerd is. In de VS mag een nieuwe bewindvoerder een reeks benoemingen doen, tot diep in de lagere niveaus van de amb-
TOPONTMOETING KABINETTEN
tenarij. In Duitsland kunnen bepaalde topambtenaren dan weer een soort vervroegde pensionering krijgen, gewoon omdat ze niet akkoord gaan met de politieke lijn van de regering.”
controle op de beleidsuitvoering. Ook daar werd de administratie ingeschakeld, bijvoorbeeld om advies te geven over de toewijzing van projecten. Met dat advies kon een minister zich indekken tegen eventuele beschuldigingen INDEKKEN TEGEN VRIENDvan vriendjespolitiek. JESPOLITIEK “De administratie zelf ondernam ook Josée Lemaitre: “Met het advies van de administratie kon stappen. Tot dan waren het bijna uiteen minister zich indekken tegen eventuele beschuldiginBij de Vlaamse overheid valt de relatie sluitend de leidinggevenden die de gen van vriendjespolitiek.” tussen politiek en administratie goed inhoudelijke kennis en expertise binmee, aldus Pelgrims. “De Vlaamse nen hun domein bezaten. Eind jaren administratie is een jonge administratie, die maar goed twintig jaar negentig mocht de administratie ook andere experts aantrekken. Eerst geleden werd opgericht. Die sleepte dus niet het historische wantrouwen ging het om enkelingen, maar al snel werden heuse beleidsvoorbereidende mee dat bestond in de Belgische administratie. Als je met Vlaamse kabi- cellen of afdelingen opgericht. Tegenwoordig nemen de administraties zelf netsleden gaat praten, vertellen ze je allemaal dat ze heel goed kunnen spontaan het initiatief om beleidsdocumenten te ontwerpen. Al ligt de samenwerken met de Vlaamse administratie.” uiteindelijke beslissing natuurlijk nog steeds bij de minister.” Josée Lemaitre, directeur-generaal van de administratie Planning en Statistiek (AZF), beaamt dat. Van het einde van de jaren tachtig tot de tweede helft van de jaren negentig werkte ze op verschillende kabinetten en tussendoor kwam ze een aantal keren terug naar de administratie. Ze heeft alle kanten van het verhaal meegemaakt. “Sinds de jaren tachtig is de relatie tussen kabinetten en administratie enorm verbeterd”, vertelt Lemaitre. “Toen ik in 1987 voor het eerst op een kabinet terechtkwam, gebeurde daar nog bijna alles, van beleidsvoorbereiding tot beleidsuitvoering, tot en met de erkenning of subsidiëring van projecten en organisaties. Het werk van de administratie bleef meestal beperkt tot heel routinematige, uitvoerende taken die gedetailleerd waren beschreven in uitvoeringsbesluiten van de regering. Kabinetten en administratie waren twee volstrekt gescheiden werelden.” Tijdens de jaren negentig kwam daar een kentering in. Lemaitre: “Onder druk van het parlement moesten ministers hun beleid transparanter maken. Daarom begonnen ze visies en beleidsnota’s op papier te zetten. Geleidelijk aan werd de administratie betrokken bij die beleidsvoorbereiding, bijvoorbeeld om voorstellen uit te werken voor beleidsnota’s. Door een aantal politieke schandalen kwam er ook een grotere behoefte aan
COMMUNICATIE VIA GROENE NOTA’S De contacten tussen kabinet en administratie verlopen minder formeel en niet meer zo strikt hiërarchisch als vroeger. “Vooral sinds de komst van meer experts in de administratie nemen kabinetsleden vaker rechtstreeks contact op met de administratie zonder langs de leidinggevenden te passeren”, legt Lemaitre uit. “De komst van e-mail heeft de communicatie nog complexer gemaakt: het is nu vaak niet duidelijk of een vraag van een kabinetsmedewerker wel of niet is ingedekt door de kabinetschef of de minister. Dat was vroeger duidelijker, toen alle communicatie verliep via officiële ‘groene nota’s’, ondertekend door de minister of de leidinggevende ambtenaar. Om misverstanden te vermijden, moeten leidinggevenden en kabinetschefs tegenwoordig duidelijke afspraken maken met hun medewerkers. In de meeste beleidsdomeinen zijn er ook structurele overlegmomenten tussen kabinet en administratie, om informatie uit te wisselen en tot overeenstemming te komen. Op zo’n overleg kun je als ambtenaar ook veel te weten komen over wat er leeft in de maatschappij. In de administratie, zeker in de horizontale diensten, krijgen we minder kansen om de buitenwereld te verkennen en contact te leggen met het middenveld.” 27
TOPONTMOETING DOSSIER
DE KABINETARD: EEN PROFIEL Wie op een kabinet wil werken, kan maar beter mannelijk, jong en ervaren zijn en meerdere diploma’s op zak hebben. Kabinetten zijn nog altijd mannenburchten, zo blijkt: - met 43% tegen 56% zijn de vrouwen in de minderheid in de kabinetten van de regering-Leterme*; - bij de inhoudelijke medewerkers is zelfs ruim 75% man*. Vrouwen blijken een job op het kabinet ook moeilijker te combineren met hun gezinsleven: - ongeveer 80% van de kabinetards is gehuwd of samenwonend, maar onder de vrouwen is een goeie 40% alleenstaand tegenover slechts 15% mannelijke vrijgezellen; - bijna drie vierde van de kabinetsleden heeft kinderen, maar 82% van die ouders is een man. ‘Voor 50-plussers is de job dan ook ideaal’, vindt de kabinetschef van minister Vervotte. De werkelijkheid ligt anders: - de gemiddelde kabinetsmedewerker is 40 jaar; - slechts 10% is ouder dan 50, twee derde is tussen de 35 en de 50 en 30% is zelfs jonger dan 35. Ministers moeten het hebben van knappe koppen met een - hoe kan het ook anders - uitgesproken interesse voor de politiek en niet zozeer van kennissen uit hun omgeving: - de inhoudelijke jobs beslaan meer dan 70%*;
- 96% van de inhoudelijke kabinetsleden volgde hoger onderwijs; een op drie behaalde zelfs meerdere diploma’s, meestal in de menswetenschappen. - slechts een kwart woont in hetzelfde arrondissement als de minister. Twee derde van de ‘kabinetards’ heeft zich al eens kandidaat gesteld voor de verkiezingen, vooral op lokaal niveau. Een kleine helft daarvan heeft al een mandaat opgenomen. Bijna 80% heeft een partijkaart, hoewel partijlidmaatschap geen selectiecriterium is. Aan alle mooie liedjes komt een eind en dus ook aan een job op een kabinet: - ongeveer een derde van de kabinetsleden is gedetacheerd, vooral uit overheidsdiensten; bij de inhoudelijke functies loopt dat op tot de helft*. Een kleine helft keert terug naar de vorige werkgever, ongeveer 50% daarvan krijgt dan wel een andere job; - ruim twee derde is aangesteld en moet aan het einde van de kabinetsloopbaan dus op zoek naar een andere job*.
* Bron: Voor dit profiel baseerden we ons op cijfermateriaal over kabinetsleden van de regering-Van den Brande II en de regering-Dewael uit “Ministeriële kabinetsleden en hun loopbaan” van Christophe Pelgrims, Instituut voor de Overheid. De gegevens die aangeduid zijn met een * hebben betrekking op de kabinetsleden in de regering-Leterme en komen van de collega’s van de afdeling Kanselarij (COO).
VAN MINISTERIE TOT KABINET Als ambtenaar kunt u op verschillende manieren op een kabinet terechtkomen. In de eerste plaats is er de minister of kabinetschef die u kan vragen om op zijn kabinet te komen werken, maar u kunt natuurlijk ook spontaan solliciteren. Zeker is dat u altijd het recht hebt om voor een kabinet te gaan werken, ongeacht of u statutair of contractueel bent. U moet dan wel verlof voor opdracht nemen, of in ministerietaal: gedetacheerd worden. Dat betekent dat u met instemming van uw chef en van uw functioneel bevoegde minister tijdelijk op het kabinet tewerkgesteld wordt. Aan die aanstelling komt geen eed of contract te pas. Wel een besluit met de handtekening van de minister voor wie u gaat werken. Voor het zover is, neemt het kabinet contact op met uw administratie om afspraken te maken, bijvoorbeeld over de startdatum van de detachering. Uw salaris wordt meestal door uw administratie verder uitbetaald, en het kabinet stort dat geld terug aan de administratie.
28
Interessant daarbij is vooral het zogenaamde salariscomplement dat het kabinet u bovenop uw ministeriesalaris schenkt. Zodra u op een kabinet werkt, valt u strikt genomen niet meer onder het Vlaams Personeelsstatuut (VPS), maar onder het statuut van het kabinet. Het kabinet is immers een aparte werkgever. Kabinetten baseren zich voor heel wat zaken op het VPS, maar zijn er niet aan gebonden. Zo hebt u nog wel recht op gratis woon-werkverkeer en krijgt u vakantie tussen kerst en nieuw. Maar u hebt niet altijd evenveel vakantiedagen, want de minister kan dat aantal als werkgever autonoom beslissen. Als uw werk op het kabinet erop zit, kunt u altijd naar de administratie terugkeren, hetzij naar dezelfde hetzij naar een andere functie. U kunt dan wel eerst nog een kabinetsverlof van maximaal vijftien werkdagen opnemen.