DOSSIER
MOBILITEIT
foto: Photo News
Door: Maarten De Gendt, Hilde Desmedt, Natalie Hulsen, Karen Vanden Auweele Met dank aan: de AAD’s, de gebouwverantwoordelijken, Peter Devreese, Philippe Heyvaert, IMIS Foto’s: Kenniscel Anders Werken, Peter Van Hoof, André Verdren
DOSSIER
Het schrikbeeld zit er goed in. Als het zo verder gaat, staan we binnenkort met zijn allen stil. Eindeloze files, overvolle treinen op de spitsuren. Mobiliteit staat al jaren hoog op de politieke agenda. Zes jaar geleden beet Goedendag zich al vast in het dossier. Wat is er ondertussen veranderd? Zijn wij Vlaamse ambtenaren
beter af dan zes jaar geleden? En hoe anders liggen de kaarten met anders werken? We gingen langs bij deskundigen, klopten aan bij mensen van het beleid en luisterden ook naar uw verhaal. Een dossier om stil bij te staan.
STOP OM VOORUIT TE RAKEN “Ik moet slechts een twintigtal minuten wandelen naar het werk: een onbetaalbare luxe.” - “Op werkdagen zie ik mijn kinderen zelden of nooit. ’s Ochtends slapen ze nog wanneer ik vertrek en tot voor kort lagen de jongsten alweer in bed als ik ’s avonds thuiskwam!” Sommige collega’s doen er elke dag uren over, andere slechts enkele minuutjes. Maar we moeten het (bijna) allemaal doen: ons verplaatsen tussen onze warme thuis en onze werkplek. Met diverse maatregelen tracht het ministerie ons daarbij minder hinder te laten ondervinden van de drukte op de wegen. Zit daar een visie achter? “Duurzame mobiliteit, dat is het centrale idee achter alle vervoersmaatregelen voor het personeel”, antwoordt Frank Smit van de
20
Mobiliteitscel. “Met duurzame mobiliteit willen we alternatieven voor de wagen aanbieden om naar het werk te komen. Het belangrijkste principe dat binnen duurzame mobiliteit past is het STOPprincipe. STOP is een afkorting voor ‘stappen, trappen, openbaar vervoer, personenwagen’, in die volgorde. Het STOP-principe geeft aan hoe je je het best kunt verplaatsen: kom als het even kan te voet, gebruik als dat niet lukt de fiets, neem het openbaar vervoer als de afstand wat groter wordt, en overweeg de auto pas als het openbaar vervoer ook niet gaat.”
MOBILITEIT
HET GRATIS SPOOR “Na 22 jaar pendelen met bus en trein blijk ik welgeteld één jaar en vijf maanden, dag en nacht, onderweg geweest te zijn!” - “Elke dag met de bus en de trein, dat is zo’n anderhalf uur rust voor en na het werk.” De maatregel die het meest in het oog springt, is natuurlijk dat iedereen binnen het ministerie gratis met het openbaar vervoer kan rijden van en naar het werk. Niet enkel de trein, maar ook bus, tram en metro vallen onder die regeling, zelfs voor een korte afstand. Bovendien krijgen collega’s die in Vlissingen werken onder meer de kosten voor de veerdienst vanuit Breskens terugbetaald. Ooit was het anders. De anciens herinneren zich vast nog de tijd dat we ons vervoer volledig zelf moesten betalen. Nadien kwam het ministerie tegemoet in een deel van de kosten. In 1999 werd het woon-werkverkeer voor het openbaar vervoer volledig gratis voor de personeelsleden. Toevallig paste dat perfect in het nieuwe mobiliteitsbeleid van toenmalig minister van Mobiliteit Steve Stevaert, hoewel die niet rechtstreeks betrokken was bij de onderhandelingen binnen het MVG. “Het begon als een tijdelijke maatregel”, verduidelijkt Koen De Lange van de afdeling Statutaire Aangelegenheden (AZF). “Vanaf 1 april 1999 werden voor een proefperiode van één jaar de abonnementskosten volledig door het ministerie gedragen. Daarmee hoopten we meer ambtenaren met het
openbaar vervoer naar het werk te krijgen. Als er genoeg ambtenaren zouden overstappen, dan werd de maatregel definitief ingevoerd.” Het succes bleef niet uit. “In februari 1999 hadden nog maar 4087 personeelsleden een abonnement”, vertelt Koen De Lange. “Tegen januari 2000 was dat opgelopen tot 5913 abonnementen, een stijging van bijna 45 percent. Op een totaal personeelsbestand van een ongeveer 11.500 personeelsleden betekende dit dat ruim 15 percent was overgestapt naar het openbaar vervoer. Gezien dat succes bleef het gratis abonnement voor woon-werkverkeer bestaan.” Sindsdien bleef het aantal abonnementen meestijgen met de toename van het personeelsbestand. In 2003 waren het er al 6663. Inmiddels hebben andere overheden het systeem overgenomen. Zo kunnen sinds 1 maart van dit jaar ook de 190.000 federale ambtenaren volledig gratis op de trein stappen. “De Vlaamse overheid heeft hierin duidelijk een voortrekkersrol gespeeld”, bevestigt Frank Smit.
DAPPERE TRAPPERS “Toen ik tram en bus omruilde voor de fiets, bespaarde ik een uur per dag. Ik weet niet hoe ik dat ‘getjool’ zolang heb kunnen volhouden.” Het openbaar vervoer nemen is goed, maar de fiets is voor vele collega’s nog een beter alternatief. Ook voor hen vormde 1999 een scharnierjaar. Koen De Lange: “Op 1 januari 1999 voerde het ministerie de fietsvergoeding in voor personeelsleden die met de fiets naar het werk komen. Oorspronkelijk kregen ze een bedrag dat gelijk was aan de prijs van een treinkaart voor de afstand die ze met de fiets aflegden. Op 1 september 2000 hebben we dat bedrag opgetrokken naar 6 frank of 0,15 euro per gefietste kilometer.”
Ook de fiets blijkt een populair vervoermiddel van en naar het werk. In 2003 ontvingen net geen 2000 collega’s een fietsvergoeding. Dit jaar zitten we rond de 2200 fietsers. Bijna twee derde van hen bleef twaalf maanden lang dapper trappen. 161 collega’s hebben zich gedurende één maand aan de fietstocht naar het werk gewaagd. Het hoeft niet om het hele traject te gaan: ook wie bijvoorbeeld naar het dichtstbijzijnde station fietst, kan een fietsvergoeding krijgen. De minimumafstand is wel één kilometer.
WIST U DAT ... • de trein het populairste openbaar vervoermiddel is voor het woon-werkverkeer binnen het MVG? Ruim vier op vijf abonnementen zijn treinabonnementen. Ongeveer 40% van de sporende collega’s combineert zijn treinabonnement met een busabonnement. • een goede 750 collega’s enkel met De Lijn reist? Een kleine 400 ambtenaren beperkt zich tot de MIVB-voertuigen in
Brussel. • het departement LIN met ongeveer 2600 exemplaren het meeste abonnementen voor het openbaar vervoer uitreikt? Toch is dit maar 40% van de personeelsleden bij LIN. Velen werken dan ook in buitendiensten en moeilijk te bereiken werkplaatsen, of ze moeten geregeld het land rondrijden om hun job uit te oefenen.
21
DOSSIER
GEEN CARPOOLING “Met het openbaar vervoer ben ik bijna 1 uur en 45 minuten onderweg, met de wagen slechts 30 minuten.” Toch blijven nog een boel collega’s met de wagen komen. Omdat het makkelijker is, minder lang duurt, of omdat ze geen openbaar vervoer in de buurt hebben. Op een tegemoetkoming in de kosten voor het woon-werkverkeer hoeven ze in ieder geval niet te rekenen. Op enkele uitzonderingen na. Personen met een handicap kunnen toch een vergoeding krijgen als ze met de wagen naar het werk rijden, omdat het openbaar vervoer voor hen niet altijd bruikbaar is. Hetzelfde geldt voor collega’s die op een moeilijk te bereiken werkplaats werken. “Dat kan betekenen dat er geen of te weinig bussen of treinen stoppen in een omtrek van drie kilometer van de werkplaats”, legt Koen De Lange uit. “Ook wie geen openbaar vervoer kan nemen omdat hij onregelmatige uren moet kloppen, zoals een ploegensysteem of nachtwerk, kan op een vergoeding voor de auto rekenen. Vooral binnen de departementen WVC en LIN komt die situatie voor.” Voor hun woon-werkafstand ontvangen deze automobilisten het bedrag dat
ze zouden krijgen voor een treinkaart over dezelfde afstand. Sinds 1 oktober 2004 hebben ook ambtenaren van niveau A, op enkele specifieke uitzonderingen na, recht op deze vergoeding. Voorheen waren de A’s ervan uitgesloten, naar analogie met enkele andere toelagen die enkel voor de lagere niveau’s bestemd zijn, zoals de toelage voor zaterdag- en zondagprestaties. Merkwaardig genoeg wordt carpoolen voor het woon-werkverkeer niet echt aangemoedigd binnen het ministerie. Het ministerie heeft zelfs nooit als werkgever deelgenomen aan de carpoolbank, ook al werd die een tijdje door de Mobiliteitscel gecoördineerd tot De Lijn die taak enkele jaren geleden overnam. “Carpoolen van en naar het werk wordt intern niet gepromoot omdat het nog steeds autoverkeer blijft. We willen net alternatieve vervoermiddelen aanmoedigen”, aldus Koen De Lange. Enkel voor dienstverplaatsingen krijgt de chauffeur een extra bedrag bij het carpoolen.
DICHTER BIJ HET WERK, DICHTER BIJ HUIS “Als ik vertel dat ik in Brussel ben komen wonen, krijg ik vaak vreemde, vooral onbegrijpende reacties.” - “Tijdens de week woon ik in een kleine studio in Brussel, in het weekend bij mijn gezin in Neerpelt. In plaats van een buitenverblijf op het platteland heb ik nu een ‘binnenverblijf’ in de stad.” Trein, bus, fiets, allemaal helpen ze om het autoverkeer terug te dringen. Maar de beste remedie om het verkeersinfarct te vermijden is natuurlijk op wandelafstand van je werk wonen. Elk jaar laat een aantal collega’s zich dan ook verleiden om in de buurt van hun werkplaats te komen wonen. Sommige overheden en werkgevers belonen hun personeelsleden daarvoor met een verhuispremie. De Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Gewest doet dat bijvoorbeeld voor al haar ambtenaren die naar Brussel verhuizen. Binnen ons ministerie bestaan er geen verhuispremies of andere aanmoedigingsmaatregelen om te voet naar het werk te komen. “Bij de keuze van de locatie van werkplaatsen kijkt het ministerie tegenwoordig vooral of ze bereikbaar zijn via het openbaar ver-
voer”, verklaart Frank Smit. “Men kiest zo veel mogelijk gebouwen in de buurt van een station, zoals in Brussel en in Antwerpen. Maar het feit dat er in alle provincies afdelingen zitten, helpt voor velen toch ook om de afstand tussen thuis en het werk te verkleinen. De recente ideetjes om meer kantoren te verhuizen van Brussel naar provinciesteden zijn ook interessant. Daardoor zorg je immers dat mensen gemakkelijker met de fiets of te voet naar het werk kunnen komen. En dan is er nog het telethuiswerk, dat de woon-werkafstand helemaal doet verdwijnen ...” • www.vlaanderen.be/woonwerkverkeer • www.vlaanderen.be/mobiliteit
WIST U DAT ... • van de collega’s van de departementen EWBL en WVC ongeveer de helft met het openbaar vervoer reist? Ook onder hen zitten veel inspecteurs of mensen op een moeilijk bereikbare werkplaats. • bij de departementen WIM, COO, AZF en OND een overgrote meerderheid van de collega’s met het openbaar ver-
22
voer komt werken? Dit zijn ook de departementen waar bijna iedereen nabij het Brusselse Noordstation werkt. • het ministerie ongeveer 150 dienstfietsen heeft en ongeveer 2000 dienstwagens? Daarbij zijn zoutstrooiers, scooters, aanhangwagens … niet meegeteld.
MOBILITEIT
GETUIGENISSEN VIER UUR ONDERWEG Jeroen Schols, deskundige bij de afdeling Natuur (LIN), is iedere werkdag ruim vier uur onderweg van en naar het werk. “Sinds een jaar pendel ik dagelijks tussen Maaseik en Brussel-Noord. Eerst rijd ik ongeveer twintig minuten met de auto naar het station van Genk, dertig kilometer verder. Daar neem ik de trein tot Brussel, die 1 uur en 36 minuten doet over 84 kilometer. Dat is dus een fantastische gemiddelde snelheid van 52,5 kilometer per uur, als er al geen vertragingen zijn! Wat een geluk dat het openbaar vervoer voor ons gratis is. Ik heb ook geprobeerd om het volledige
traject met de auto te doen, maar dat gaat zeker niet sneller. Vanaf zeven uur ’s ochtends zit het verkeer vast van Aarschot tot Brussel. Als ik alles met de wagen doe, dan ben ik ’s avonds helemaal uitgeblust. In de trein kan ik tenminste proberen wat te slapen. Binnenkort verhuis ik naar een stek dichter bij het station van Genk. Bovendien zou de trein binnen enkele jaren sneller kunnen rijden, door spooraanpassingen rond Leuven. Ik heb er dus goede hoop op dat het pendelen binnenkort wat aangenamer wordt.”
EEN OVERTUIGD FIETSER “Ik woon ongeveer vier kilometer van mijn werk in Gent”, vertelt Liesbet De Weder, adjunct van de directeur bij de afdeling Binnenlandse Aangelegenheden Oost-Vlaanderen (EWBL). “Die afstand doe ik bijna altijd per fiets. Onderweg breng ik ook mijn jongste zoontje naar de crèche. Met dat ommetje erbij ben ik ongeveer 20 à 25 minuutjes onderweg. ’s Avonds doe ik er ongeveer 40 minuten over. Dan haal ik, nog altijd per fiets, mijn twee kinderen op van de crèche en van de kleuterschool. Er staan dus twee
kinderzitjes op mijn fiets: één vooraan en één achteraan. Dikwijls doe ik onderweg ook nog enkele boodschappen. Samen met mijn eigen tas en de schooltas van mijn oudste, maakt dat mijn fiets dus aardig geladen is. Maar in de stad vind ik de fiets toch het meest praktische vervoermiddel. Ik sta immers nooit stil in de files, en heb ook geen parkeerprobleem. Bovendien doe ik ondertussen iets aan het milieuprobleem én aan mijn conditie!”
WERKEN OM DE HOEK “Ik heb het geluk om vlak bij mijn werk te wonen, in een zijstraat van de Koning Albert II-laan in Brussel”, straalt Diana Leuci, communicatieverantwoordelijke bij de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer. “Bij regen wandel ik in twee minuten naar mijn werk, bij zonneschijn doe ik er vijf minuten over. Ik ben naar Brussel verhuisd één dag voor ik hier begon te werken. Elke dag file rijden vanuit Limburg zag ik niet zitten. Ik vind het vooral leuk dat ik ’s middags thuis kan eten en wat huishoudelijke taken kan doen, of in de zomer wat zonnen op mijn terras. ’s Avonds blijf ik dan
weer gemakkelijk tot na zes uur op kantoor. In het donker is het wel minder aangenaam in de Albert II-laan: tippelaars en tippelaarsters zorgen dan voor enige overlast. Op maandagmorgen moet je soms opletten dat je niet in een gebruikt rubbertje trapt … Ons appartement hebben we vrij goedkoop kunnen kopen, naar Brusselse normen toch. Maar je geeft in Brussel gemakkelijk meer geld uit. Je gaat bijvoorbeeld al eens sneller uit eten of winkelen. Ook de belastingen liggen hier hoger. Maar de vele voordelen van vlak bij het werk te wonen zijn die extra kosten zeker waard!”
23
DOSSIER
ANDERS AAN HET WERK: DÉ OPLOSSING?
lega’s enkele dagen per week thuis of in een satellietkantoor werken. Zo blijft er meer tijd over voor het gezin en ontspanning. Dat bleek alvast uit het grote aantal reacties dat Goedendag kreeg na de oproep voor getuigenissen voor dit dossier. Goedendag vroeg de bezieler van anders werken, secretaris-generaal Leo Victor (AZF) en de projectleider van de Kenniscel Anders Werken, Jo De Leenheer, hoe ver het ermee staat in ons ministerie.
thuiswerken. In 2000 lanceerde ook het departement AZF een proefproject: de derde verdieping van het Boudewijngebouw werd ingericht als een landschapskantoor en telethuiswerken werd ingevoerd.
“Zoals het woord het zegt, is anders werken een heel andere manier van werken waarbij collega’s op een digitale manier gaan samenwerken en informatie niet langer op papier maar elektronisch bewaard wordt”, verduidelijkt secretaris-generaal Leo Victor. “Een trend die al aan de gang was en waaraan de huisvesting nu aangepast wordt. Kantoren worden gedeelde werkplekken én collega’s werken regelmatig thuis of in een satellietkantoor.” Stilaan begint anders werken toch ingang te vinden in ons ministerie. Dat moet blijken uit het toenemende aantal afdelingen dat de overstap maakt. Jo De Leenheer maakt de balans op: “Bij AZF werken op dit ogenblik zo’n 150 collega’s regelmatig thuis. Binnenkort willen we de vierde en vijfde verdieping van het Boudewijngebouw ook inrichten als omgeving om anders te werken. Bedoeling is dat daar het volledige toekomstige beleidsdomein Bestuurszaken komt te zitten en er meer collega’s regelmatig gaan telewerken. Het proefproject van de cel Secundair Onderwijs (OND) telt 65 collega’s die drie dagen per week thuiswerken. Ook bij EWBL doen enkele collega’s ad hoc aan telewerk.” Jo De Leenheer weet dat buiten de projecten waarbij de Kenniscel Anders Werken betrokken is, er bij de meeste andere departementen ook proefprojecten telewerk zijn.
RUSTIG THUIS
VERTROUWEN OF CONTROLE?
Hoewel anders werken dus al enkele jaren in de steigers staat, lijkt het in ons ministerie (nog) niet van de grond te komen op grote schaal. Nochtans willen heel wat col-
Maar er blijkt ook nogal wat weerstand te zijn tegen deze manier van werken. Collega’s zijn bang dat ze zich in een open ruimte niet goed zullen kunnen concentreren, of
Leo Victor: “Anders werken is niet dé oplossing voor het mobiliteitsprobleem, maar draagt er wel toe bij.”
Met het gratis bus-, trein- of metroabonnement om naar het werk te komen, houdt het MVG al heel wat wagens van de baan. Sinds enkele jaren kiest onze werkgever ook voor anders werken om het mobiliteitsprobleem te helpen oplossen. Al in 1997 pakte het departement LIN uit met de eerste proeftuinen kantoorinnovatie: op de zevende verdieping van het Ferrarisgebouw werden de kantoren van de Vlaamse Bouwmeester ingericht als gemeenschappelijke ruimte. Enkele administraties bij LIN volgden al snel en ook met de bouw van het Consciencegebouw werd van bij het begin gewerkt met landschapskantoren en slechts enkele aparte kantoren. In andere administraties konden dan weer enkele collega’s vrijwillig enkele dagen per week
24
MOBILITEIT
zien het niet zitten om elke avond hun bureau op te ruimen. Jo De Leenheer weet deze argumenten vakkundig te weerleggen: “Het is vooral een kwestie van wennen: je kunt net zo goed een lijstje maken van de opdrachten die je nog moet afwerken, in plaats van al je dossiers op je bureaublad te laten liggen. Verder zijn er voldoende afgesloten ruimtes waar collega’s zich kunnen afzonderen. Bovendien kun je kantoorinnovatie niet los zien van telewerken. Collega’s die dat willen en bij wie de job er zich toe leent, kunnen dan ook enkele dagen per week thuiswerken.” Daarmee hebben sommige collega’s, maar ook leidinggevenden, het dan weer moeilijk omdat de grens tussen werk en privé vervaagt of omdat ze hun medewerkers niet kunnen controleren. “Dat is vooral een kwestie van vertrouwen en afspraken maken over wat gepresteerd moet worden”, brengt Leo Victor daartegen in. “Op kantoor kan de leidinggevende ook niet altijd nagaan of zijn mensen nu effectief aan het werk zijn. Niet iedereen mag trouwens
thuiswerken: vooral functies met makkelijk meetbare resultaten komen in aanmerking. Bovendien moeten collega’s die willen thuiswerken al bewezen hebben wat ze in hun mars hebben. Maar ik heb nog nooit enig misbruik vastgesteld”, besluit de secretaris-generaal tevreden. Integendeel: de productiviteit zou verhogen. Collega’s verliezen immers geen stresserende pendeltijd en kunnen rustiger aan hun werkdag beginnen. En omdat ze op kantoor samen zitten, steken collega’s sneller de koppen bij elkaar, waardoor de kennisdoorstroming een stuk sneller en vlotter verloopt. Maar er zit ook een financiële kink in de kabel. “Anders werken is op termijn wel degelijk kostenbesparend, maar op korte termijn vergt het extra investeringen”, geeft Jo De Leenheer toe. “De klassieke kantoorindeling moet immers worden vervangen door open ruimtes met functioneel meubilair en zaktelefoons, thuiswerkers krijgen een internetaansluiting en een draagbare pc. De afdeling
Gebouwen neemt weliswaar de inrichting van de gebouwen op zich, maar de departementen moeten zelf de IT-infrastructuur bekostigen. De beslissing en mogelijkheid om al dan niet om te schakelen naar anders werken is dus ook afhankelijk van de departementen zelf. En in deze tijden van budgettaire krapte valt het af te wachten of ze dat nog kunnen of willen doen”, besluit hij. SATELLIET SUZIE Om in te spelen op de weerstand en om het kostenplaatje te beperken, worden er nu ook satellietkantoren opgericht. Dat zijn werkplekken dichter bij de woonplaats, waar collega’s met een laptop aan de slag kunnen via het netwerk van het MVG. Een soort tussenvorm dus tussen werken op kantoor en thuiswerken. Sociale controle is er wel mogelijk en het is handig voor wie dichter bij huis wil werken, maar het contact met collega’s niet kan missen of zijn thuis- en werkomgeving gescheiden wil houden. Een satellietkantoor inrichten is goedkoper dan bij verschillende collega’s thuis voor de nodige infrastructuur zorgen. In het Boudewijngebouw zijn sinds dit najaar al enkele satellietwerkplekken voor collega’s uit buitendiensten of andere gebouwen die regelmatig in Brussel moeten zijn. Zij kunnen daar na afloop van hun vergadering terecht met hun laptop en hoeven niet meer terug naar kantoor. Tegen het jaareinde kunnen Limburgse collega’s terecht in een van de vijftien satellietwerkplekken in het VAC Hasselt. Bedoeling is om in de loop van 2005 ook satellietkantoren in te richten in alle Vlaamse provinciehoofdsteden. Jo De Leenheer wil ook nog kwijt dat overschakelen naar anders werken niet van vandaag op morgen gaat. De Kenniscel Anders Werken helpt entiteiten om de overstap voor te bereiden. Meestal duurt het zes maanden tot een jaar voor de overschakeling helemaal rond is. Toch blijft Leo Victor optimistisch. “Minister Bourgeois zegt in zijn beleidsnota dat hij de komende jaren werk wil maken van anders werken. Als er een nieuw gebouw in gebruik wordt genomen, wil hij nagaan of dat volgens de principes van anders werken kan worden ingericht. Verder wil hij telethuiswerken in de Vlaamse overheid stimuleren”, vertrouwt Leo Victor ons toe. Anders werken wordt dus een prioriteit voor de Vlaamse Regering. • www.vlaanderen.be/anderswerken
25
DOSSIER
GETUIGENISSEN THUIS VERZET IK MEER Bram Verstuyft is rekenplichtige bij de cel Boekhouding en Begroting van de AAD van AZF en werkt twee dagen per week thuis. “In principe op maandag en donderdag, maar dat verandert nogal eens. Bijvoorbeeld als we celoverleg hebben of als er een vergadering gepland is. Ik ben ingegaan op het aanbod om thuis te werken omdat ik elke dag drie uur pendel van en naar het werk. Thuis kan ik rustig en stevig doorwerken en verzet ik meer dan wanneer ik op kantoor ben. We mogen eigenlijk drie dagen per week thuiswerken, maar dat zie ik niet zitten. Ik zou het contact met de col-
lega’s te veel missen. Ik ga dan ook meestal bij een groepje collega’s zitten. En als ik me echt moet concentreren, kan ik me terugtrekken in een cockpit. Nadeel van thuiswerk is dat we een trage isdn-lijn hebben, waardoor de computer al eens vastloopt en je veel tijd verliest. Ander minpunt is dat je altijd heen en weer moet sleuren met je laptop en je dossiers. Maar al bij al vind ik het een perfect systeem en zou ik voor geen goud meer willen ruilen.”
VOORTUIN OMSPITTEN Jef Elsen, directeur Fonds Culturele Infrastructuur (WVC), is elke dag zo’n vier uur onderweg van en naar het werk. “Mijn functie laat toe om twee à drie dagen per week thuis te werken. Zo zou ik per week acht à twaalf uur pendeltijd zinvoller kunnen besteden. Onze directeur-generaal is akkoord met deze regeling. Maar de apparatuur die je thuis gebruikt, móet eigendom zijn van het MVG. Helaas heeft de administratie Cultuur daarvoor niet de nodige middelen. En ook al kan een laptop worden
aangekocht met een speciaal budget van het Fonds, dan is er nog geen verbinding met het intranet van het MVG. En die heb ik nodig om met bestanden te kunnen werken. Ik wil mijn bestaande adsl-lijn thuis zelfs gratis ter beschikking stellen van het MVG. Maar dat kan niet. Ik zou mijn voortuin moeten laten omspitten om een aparte adsllijn aan te leggen voor het MVG. Ik heb het daar moeilijk mee: het veiligheidsprobleem moet op te lossen zijn met software.”
FILELEED OPGELOST DOOR VERHUIZING? Dat is alvast een neveneffect van het idee dat minister Van Mechelen in juni van dit jaar lanceerde. Zo wil hij een derde van de ambtenaren naar Antwerpen en een derde naar Gent laten verhuizen. Als Vlaams minister van Financiën en Begroting ziet hij het vooral als een manier om fors te kunnen besparen. In Brussel werken namelijk 6500 Vlaamse ambtenaren, iets wat Vlaanderen handenvol geld kost, zo berekende de minister. De huurprijzen liggen er immers een heel pak hoger. In Antwerpen en Gent betaal je maximaal 130 euro per vierkante meter kantoorruimte per jaar, terwijl dat in Brussel oploopt tot 220 euro. Verhuizen naar Antwerpen en Gent zou alvast 5,5 miljoen euro opleveren. Daarnaast wil de minister in Brugge, Hasselt en Leuven satellietkantoren openen. De administratie zou daardoor dichter bij
26
de burger werken en ambtenaren zouden wat minder lang in de file hoeven te staan. Voor de minister is dit het ideale moment om over de verhuizing na te denken, omdat Vlaanderen nu volop zijn administratie aan het hertekenen is. Bovendien is zo’n verhuizing nu ook gemakkelijker omdat ambtenaren met elkaar contact kunnen houden via het internet en andere informaticanetwerken. Doet de verhuizing geen afbreuk aan de Vlaamse aanwezigheid in Brussel? Minister Van Mechelen vindt van niet: de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement huizen immers in de hoofdstad. Ook blijft een derde van de administratie in zijn voorstel wél in Brussel.