Jurisprudentiebulletin 2011, aflevering 3 Nummers: 42 – 70 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel: JBS 2011, nr. 42 Rb. Roermond 2 maart 2011 Schadevergoeding voor ad informandum gevoegde feiten van vóór 1-1-2011 kan niet middels bijzondere voorwaarde. JBS 2011, nr. 43 Rb. Rotterdam 4 maart 2011 Geweldpleging. Voorschot €50.000 immaterieel. O.a. steken met schroevendraaier in het hoofd. Slachtoffer 25 jaar. Eén jaar na het voorval nog gedeeltelijk verlamd. JBS 2011, nr. 44 Hof ’s-Hertogenbosch 7 maart 2011 1. Diefstal van stroom: berekening energieverbruik aan de hand van ervaringsgegevens is inherent aan het delict. 2. Draagkrachtverweer in verband met art. 36f Sr wordt gepasseerd, mede in verband met het vervallen van de 27 maanden termijn ex art. 561 lid 4 Sv (oud). JBS 2011, nr. 45 Hof ’s-Hertogenbosch 7 maart 2011 Doodslag (shaken baby). Slachtoffer overleden na instellen en na de beslissing op vordering in eerste aanleg. Vordering hoort tot nalatenschap. €15.000 immaterieel. JBS 2011, nr. 46 Rb. Zutphen 8 maart 2011 Onevenredige belasting. De vordering materiële schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat aanhouding van de zaak nodig zou zijn om nadere informatie van de benadeelde partij te ontvangen.
JBS 2011, nr. 47 Rb. Arnhem 9 maart 2011 1. Mensenhandel. €50.000 materiële schadevergoeding. 2. Geen schadevergoedingsmaatregel: gelet op de leeftijd van verdachte en zijn gezondheidstoestand is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke maatregel voorzienbaar zal leiden tot een verlenging van de vrijheidsbeneming van verdachte, hetgeen de Rb. niet wenselijk acht. JBS 2011, nr. 48 Rb. Arnhem 15 maart 2011 Rechtstreekse schade. Schade aan de gestolen auto is het rechtstreeks gevolg van de diefstal, nu verdachte de auto heeft gestolen en deze auto heeft bestuurd, en vervolgens uit handen heeft gegeven. Schade toerekenbaar. JBS 2011, nr. 49 Hof ’s-Hertogenbosch 18 maart 2011 Onevenredige belasting. Behandeling deels onevenredig belastend aangezien de vordering voor dat deel niet afdoende met bewijsstukken is onderbouwd. JBS 2011, nr. 50 Rechtbank Zutphen (politierechter) 21 maart 2011 1. Onevenredige belasting. De hoogte van een vordering en uitgebreide schriftelijke onderbouwing dwingt niet zonder meer tot het oordeel van onevenredige belasting van het strafgeding. 2. Schadeonderbouwing: Benadeelde hoeft zijn schade slechts voldoende aannemelijk te maken. (Verder o.a. kosten taxatierapport, kosten rechtsbijstand door ARAG.) 3. Draagkrachtverweer gepasseerd. (vervolg op blz. 2)
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
JBS 2011, nr. 51 HR 22 maart 2011 A-G over draagkrachtverweer in verband met de schadevergoedingsmaatregel: de draagkracht van een verdachte kan niet tot maatstaf dienen ter bepaling van de hoogte van het bedrag waarop een schadevergoedingsverplichting ex artikel 36f Sr kan worden gesteld. JBS 2011, nr. 52 Rb. Rotterdam 24 maart 2011 1. Onevenredige belasting. Vordering gederfde inkomsten is i.c. onevenredige belasting strafgeding. 2. Geweld tegen politieambtenaren. Verweer dat politieambtenaren meer weerstand moeten kunnen bieden aan gevoelens die kunnen leiden tot immateriële schade wordt i.c. gepasseerd. €1717 en €2059 immaterieel. JBS 2011, nr. 53 Rb. Arnhem 28 maart 2011 Onevenredige belasting. Voor zover de zaak voor de behandeling van de vordering ten behoeve van de bewijslevering zou moeten worden aangehouden, levert dit een onevenredige belasting voor het strafgeding op. JBS 2011, nr. 54 Hof ’s-Hertogenbosch 28 maart 2011 1. Dat de gestolen bril niet in de tenlastelegging wordt genoemd vormt geen beletsel om schadevergoeding toe te wijzen, omdat bril wel in de aangifte is genoemd. 2. Onevenredige belasting. De omvang van de resterende vordering, afwegend tegen het belang van een spoedige afwikkeling van de zaak, gelet op de op te leggen maatregel aan verdachte (TBS), zou naar oordeel van het hof een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren. JBS 2011, nr. 55 Hof ’s-Hertogenbosch 30 maart 2011 De Faillissementswet voorziet in een exclusieve procedure, die niet kan worden doorkruist door een andere procedure zoals de voeging in het strafproces. Het is niet aan de strafrechter om de vorderingen op de boedel vast te stellen. Om deze reden kan evenmin een schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
JBS 2011, nr. 56 Rb. Zwolle 31 maart 2011 De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij af nu de verdachte wordt vrijgesproken. (Gaat in tegen jurisprudentie van de Hoge Raad? Zie: HR 9 januari 2001, LJN: AA9368: vrijspraak leidt tot niet ontvankelijkheid.) Contact- of gebiedsverbod als bijzondere voorwaarde: JBS 2011, nr. 57 Rb. Zutphen 22 maart 2011 Ontucht met minderjarige. Contactverbod gevorderd, geadviseerd en opgelegd: verbod om contact te (laten) leggen met slachtoffer en haar familie. JBS 2011, nr. 58 Rb. Roermond 29 maart 2011 LJN: BP9379 Afpersing van jongens bij een kermis. Contactverbod geadviseerd, maar niet opgelegd. Rb: dit contactverbod kan deel uitmaken van de aanwijzingen van de reclassering waaraan verdachte zich moet houden. Tijdelijk huisverbod: JBS 2011, nr. 59 Rb. ’s-Gravenhage (sector familie- en jeugdrecht, voorzieningenrechter) 1 maart 2011 De partner (=slachtoffer) van de uithuisgeplaatste kan worden aangemerkt als belanghebbende die beroep kan instellen tegen het huisverbod. JBS 2011, nr. 60 Rb. Roermond (sector civiel, voorzieningenrechter) 14 maart 2011 Uithuisgeplaatste verklaart ter zitting dat hij aan agressieregulatietherapie zal meewerken. Medische omstandigheden. Vrouw en kinderen wensen dat het huisverbod wordt opgeheven. Ex nunc toetsing. Beroep gegrond vanaf datum zitting, daarom geen schadevergoeding. JBS 2011, nr. 61 Rb. Maastricht (sector civiel, voorzieningenrechter) 21 maart 2011 1. De vraag of het huisverbod ook met evenveel recht aan de echtgenoot van de uithuisgeplaatste had kunnen worden op(vervolg op blz. 3)
www.slachtofferzorg.nl
2
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
gelegd, kan volgens de rechter in het midden blijven. 2. Gelet op de beslissing van de R-C waarbij in het kader van de schorsing van de inbewaringstelling aan verzoekster een contactverbod is opgelegd, zijn de doelen van het huisverbod (ook) met de schorsingsvoorwaarden gewaarborgd. Opheffing huisverbod. JBS 2011, nr. 62 Rb. Amsterdam (sector civiel, enkelvoudig) 23 maart 2011 1. Het gooien van een bord met eten naar de vrouw en slaan op haar achterhoofd (in samenhang met eerdere meldingen van huiselijk geweld en signalen van alcoholen drugsverslaving) maakte verweerder bevoegd tot het opleggen van het huisverbod. 2. Verlenging: niet adequaat meegewerkt aan hulpverleningstraject. JBS 2011, nr. 63 ABRS 30 maart 2011 De Afdeling herhaalt twee eerdere uitspraken: 1. Ook na het verstrijken van het huisverbod heeft de uithuisgeplaatste nog belang bij toetsing door de rechter, i.v.m. impliciete publiekelijke afwijzing van het gedrag van de uithuisgeplaatste (19 mei 2010, LJN: BM4973); 2. De Wth vereist niet het (volledig) invullen van het RiHG. Het RiGH is een hulpmiddel ten behoeve van de te maken afweging door de burgemeester (17 februari 2010, LJN: BL4145). JBS 2011, nr. 64 ABRS 30 maart 2011 De Afdeling herhaalt wederom de twee eerdere uitspraken (zie hiervóór: nr. 63). Verlengingsbesluit is ondertekend door wethouder in hoedanigheid van locoburgemeester. Geen bevoegdheidsgebrek. JBS 2011, nr. 65 Rb. Amsterdam 30 maart 2011 Intrekking van het besluit tot huisverbod en van de verlenging omdat de vrouw en kinderen waren vertrokken naar een opvangadres. Beroep niet ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang
www.slachtofferzorg.nl
Overige onderwerpen: JBS 2011, nr. 66 Brief HOvJ Amsterdam 10 maart 2001 Amsterdamse zedenzaak. Informatiebrief van het Amsterdamse parket aan ouders van slachtoffers zedenzaak inzake de pro forma zitting (regiezitting). JBS 2011, nr. 67 NO 14 maart 2011 Slachtoffer doet aangifte bij politie in woonplaats Lelystad van misdrijf dat is gepleegd in Rotterdam. Bij verzoek om informatie wijzen de korpsen vervolgens naar elkaar. Klacht gegrond. Schending behoorlijkheidsvereiste van goede samenwerking. JBS 2011, nr. 68 Commissie SGM 23 maart 2011 Stalking kan door het SGM worden aangemerkt als een geweldsmisdrijf, indien het slachtoffer gedurende een lange periode stelselmatig met geweld wordt bedreigd. JBS 2011, nr. 69 Rb. Amsterdam 31 maart 2011 Amsterdamse zedenzaak. Regiezitting. 1. Kennisname processtukken. Advocaat van slachtoffer krijgt: processen verbaal van de zittingen en kopiedossier inclusief de door verdachte afgelegde verklaringen. 2. Rb. houdt beslissing over kennisname deskundigenrapporten en over spreekrecht ouders aan. JBS 2011, nr. 70 Rb. Amsterdam 31 maart 2011 Amsterdamse zedenzaak. Regiezitting. 1. Advocaat van slachtoffer/benadeelde mag geen vragen stellen aan de deskundige die door de R-C wordt gehoord. 2. Kennisname processtukken. De advocaat heeft recht op afgifte van de processtukken, zo reeds beschikbaar, die betrekking hebben op de door hem vertegenwoordigde personen, inclusief de door verdachte afgelegde verklaringen. 3. Rb. houdt beslissing over kennisname deskundigenrapporten en over spreekrecht ouders aan.
3
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
Colofon In het Jurisprudentiebulletin van Slachtofferhulp Nederland (JBS) wordt jurisprudentie verzameld die van belang kan zijn voor de juridische dienstverlening aan slachtoffers. De opgenomen uitspraken worden onderverdeeld in rubrieken. Binnen de rubrieken zijn de uitspraken chronologisch gerangschikt. De uitspraken worden over het algemeen sterk verkort weergegeven. Aanvullingen en weglatingen door de redactie worden zo: [cursief] weergegeven. Sommige uitspraken zijn door de redactie van (kort) commentaar voorzien. De uitspraken betreffen merendeels strafzaken van de meervoudige kamers. Indien dat anders is, wordt dat vermeld. Het JBS verschijnt in beginsel maandelijks en is te vinden op www.slachtofferzorg.nl. U kunt het JBS via e-mail toegestuurd krijgen door een berichtje te sturen aan
[email protected]. De redactie heeft altijd belangstelling voor (niet gepubliceerde) uitspraken die in het JBS zouden kunnen worden opgenomen.
Redactie: mr. A.H. Sas Contact:
[email protected] Overige uitgaven: www.slachtofferzorg.nl
www.slachtofferzorg.nl
4
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel: 42. Rechtbank Roermond 2 maart 2011 LJN: BP6214 Schadevergoeding voor ad informandum gevoegde feiten van vóór 1-1-2011 kan niet middels bijzondere voorwaarde. Art. 14c Sr. De rechtbank: [O.a. verschillende (gekwalificeerde) diefstallen, art. 310 en art. 311 Sr, bedreiging art. 285 Sr, openlijke geweldpleging, art.141 Sr. Tevens 12 (poging) diefstallen, autokraken ad informandum gevoegd.] […] Ten aanzien van de eis van de officier van justitie om als bijzondere voorwaarde aan verdachte op te leggen dat hij aan de benadeelde partijen van de ad informandum gevoegde feiten de schade zal vergoeden overweegt de rechtbank als volgt. De wetgever heeft gekozen voor een systeem waarbij ter zake van ten laste gelegde feiten waardoor schade is geleden, door de benadeelden in het strafproces onder bepaalde omstandigheden schade verhaald kan worden. Deze mogelijkheid is er sinds 1 januari 2011 ook voor benadeelden wier zaken ad informandum zijn gevoegd, mits het strafbare feit ook na die datum is gepleegd. In dit geval gaat het om ad informandum gevoegde feiten die zijn gepleegd vóór 1 januari 2011. Het in de vorm van bijzondere voorwaarde alsnog verhalen van de schade acht de rechtbank oneigenlijk en een doorkruising van het systeem zoals dat door de wetgever in het leven is geroepen. Om die reden zal zij dit voorstel van de officier van justitie niet volgen. […]
43. Rechtbank Rotterdam 4 maart 2011 LJN: BP6713 Geweldpleging. €50.000 voorschot immaterieel. O.a. steken met schroevendraaier in het hoofd. Slachtoffer 25 jaar. Eén jaar na het voorval nog gedeeltelijk verlamd. Art. 361 Sv.
www.slachtofferzorg.nl
De rechtbank: [O.a. Openlijke geweldpleging in vereniging, art. 141 Sr.] […] De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] - een 25-jarige jongeman met een schroevendraaier in zijn hoofd is gestoken en meerdere malen tegen zijn hoofd is geschopt en geslagen, terwijl hij op de grond lag. Hierdoor is een defect in de schedel ontstaan en een grote bloeding in de hersenen. Dit is potentieel dodelijk letsel. De verdachte en zijn mededaders hebben met dit geweld getoond geen respect te hebben voor het menselijk leven. Niet alleen vormt deze aanslag een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, ook leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring, die ter terechtzitting door de moeder van het slachtoffer is voorgedragen. Het slachtoffer is thans, ruim een jaar na het onderhavige delict, nog immer verlamd aan zijn rechter lichaamshelft, is zijn spraakvermogen kwijt en er is sprake van gedeeltelijke gezichtsvelduitval. Naar verwachting is dit letsel blijvend en zal het slachtoffer de rest van zijn leven afhankelijk zijn van zorg en sturing door anderen. De rechtbank rekent dit de verdachte bijzonder zwaar aan. […] Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/660064-10 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van €21.570,34 en immateriële schade tot een bedrag van €100.000,-, bij wijze van voorschot op de totale schade. Tevens wordt gevorderd de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit tot de dag der algehele voldoening. De vordering bestaat uit de volgende posten: 1) Ziektekosten a) Eigen risico: €165,-
5
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
b) Eigen bijdrage CAK: €1.455,60 2) Ziekenhuisverblijf (forfaitaire vergoeding ontleend aan de richtlijnen van de Letselschade Raad) a) Ziekenhuis: €858,b) Verpleegtehuis: €3.848,3) Huishoudelijke hulp door familie (symbolische vergoeding): €180,4) Verlies aan arbeidsvermogen: geen bedrag genoemd 5) Verhuiskosten: geen bedrag genoemd 6) Reiskosten familie a) Kilometervergoeding ziekenhuisbezoeken: €10.456,80 b) Kilometervergoeding bezoeken revalidatiecentrum: €3.862,08 c) Kilometervergoeding overige: €400,7) Rechtsbijstand (eigen bijdrage voor Raad voor de Rechtsbijstand): €100,8) Administratieve kosten familie: €244,86 9) Toekomstige kosten: geen bedrag genoemd 10) Smartengeld (in aansluiting bij de ANWB Smartengeldgids (2009) nº 849 en 850): €100.000,De raadsman van de verdachte heeft de vordering in zijn algemeenheid betwist, aangezien de verdachte ontkent het onder parketnummer 10/660064-10 ten laste gelegde te hebben gepleegd. Inhoudelijk is de raadsman verder niet op de vordering en de onderbouwing daarvan ingegaan. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 10/660064-10 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, voor wat betreft de posten 1 (a en b) en 2 (a en b) worden toegewezen. De vordering van de benadeelde partij zal voor wat betreft de posten 3, 6 (a, b en c) en 8 worden afgewezen, nu deze schade is geleden door familieleden van de benadeelde partij. De wet biedt geen ruimte om deze vordering toe te wijzen. Familieleden van de benadeelde partij zijn niet degene die rechtstreeks schade hebben geleden door het onder parketnummer 10/66006410 bewezen verklaarde, of anderszins een voegingsgerechtigde als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
www.slachtofferzorg.nl
De posten waarvoor in de vordering geen bedragen zijn genoemd (posten 4, 5 en 9) worden buiten beschouwing gelaten omdat hiervan geen redelijke schatting gemaakt kan worden op basis van de beschikbare informatie. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Hoewel de benadeelde partij ontegenzeggelijk ernstig getroffen is door het tegen hem gepleegde geweld, ziet de rechtbank aanleiding om de gevorderde immateriële schade te matigen. Er is immers op dit moment geen sprake van een medische eindtoestand en dat betekent dat, mede gelet op de jonge leeftijd van de benadeelde partij, zich een andere situatie voordoet dan waarop de door de benadeelde partij genoemde gevallen uit de ANWB Smartengeldgids zien. Bij de huidige stand van zaken en gelet op het ontbreken van recente medische informatie over de finaliteit van toestand van de benadeelde partij zal de schade op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op €50.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op immateriële schade is niet van zo eenvoudige aard, dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op €100,- (post 7) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. […] Commentaar: Deze rechtbank is niet bang om een behoorlijke vergoeding immaterieel al vast toe te wijzen. Een vergoeding die ook onder de voorschotregeling zal vallen (art.
6
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
36f lid 6 Sr)! De vraag is wel waarom er in het geheel geen bedrag voor verlies arbeidsvermogen is gevorderd. Met name gelet op dezelfde voorschotregeling. De rechtbank wijst een aantal schadeposten af die betrekking hebben op kosten die familie van het slachtoffer heeft gemaakt. Het is de vraag of dit juist is. Het lijkt niet uitgesloten dat het hier om verplaatste schade gaat. Verplaatste schade komt in beginsel wel voor vergoeding in aanmerking (art. 6:107 BW). Niet ontvankelijkheid was dan juist geweest.
44. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 7 maart 2011 LJN: BP7610 1. Diefstal van stroom: berekening energieverbruik aan de hand van ervaringsgegevens is inherent aan het delict. 2. Draagkrachtverweer in verband met art. 36f Sr wordt gepasseerd, mede in verband met het vervallen van de 27 maanden termijn ex art. 561 lid 4 Sv (oud). Art. 361 Sv en art. 36f Sr. Het hof: [Hennepteelt, art. 3 onder B Opiumwet en diefstal (van stroom), art. 310 Sr.] […] Schadevergoeding De benadeelde partij [benadeelde], vertegenwoordigd door mr. J. van de Wiel, advocaat te Eindhoven, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van €2.248,14 (bestaande uit elektriciteitsverbruik bij een kweekperiode van vijf weken en kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente, met het verzoek tot veroordeling van de verdachte in de kosten van het geding tot een bedrag van €300,--. Deze vordering is bij het beroepen vonnis toegewezen tot een bedrag van €2.241,64, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij het hof opmerkt dat de kosten van het geding ten onrechte zijn toegekend als onderdeel van de schade in plaats van als proceskosten. In dit verband wijst het hof er tevens op dat bij de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel de proceskosten buiten beschouwing moeten blijven (HR 18 april 2000, NJ 2000, 413).
www.slachtofferzorg.nl
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van haar oorspronkelijke vordering, met dien verstande dat de advocaat van de benadeelde partij de vordering ter terechtzitting in hoger beroep heeft beperkt, in die zin dat zij is gebaseerd op een kweekperiode van vier weken. De vordering van de benadeelde partij strekt in hoger beroep tot betaling van: Elektriciteitsverbruik (11.894,130 kWh x €0,1262) €1.501,04 Afsluitkosten €45,60 Uurloon inspecteur (3 x €67,--) €201,00 Administratiekosten €195,00 ------------------ + Totaal schadebedrag €1.942,64 Voorts heeft de advocaat van de benadeelde partij verzocht de verdachte te veroordelen in de kosten van het geding, in eerste aanleg begroot op een bedrag van €300,-- (2 punten x €150,-- overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken) en in hoger beroep begroot op 1 punt, primair overeenkomstig het liquidatietarief in zaken in hoger beroep bij het gerechtshof en subsidiair overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken. Uit het onderzoek ter terechtzitting, waaronder de toelichting van de advocaat van de benadeelde partij in hoger beroep en de bijlagen bij het voegingsformulier, is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het verzochte bedrag van €1.942,64. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden. Anders dan de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De geleden schade kan aan de hand van de door de benadeelde partij verstrekte gegevens zonder nader onderzoek genoegzaam worden vastgesteld. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij bij de berekening van het elektriciteitsverbruik geen onredelijke aan-
7
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
namen gedaan. Daarbij merkt het hof op dat het gebruik van ervaringsgegevens bij de berekening van het elektriciteitsverbruik in geval van diefstal van die elektriciteit inherent is aan het gepleegde delict. Verdachte heeft door het buiten de meter om afnemen van elektriciteit immers zelf een situatie in het leven geroepen waarin de benadeelde partij bij berekening van het schadebedrag gebruik dient te maken van ervaringsgegevens. Deze ervaringsgegevens zijn bovendien gebaseerd op de aangetroffen onderdelen van de hennepkwekerij, waaronder zich ventilatoren, verwarmingselementen, temperatuur- en ventilatieregelaars en assimilatielampen bevonden (p. 31a van het dossier). Dat deze hebben gewerkt, blijkt in de eerste plaats vanzelfsprekend uit het feit dat hennepplanten zijn aangetroffen van 40 tot 60 cm hoog. Bovendien rook verbalisant [verbalisant] op 8 februari omstreeks 16.05 uur aan de buitenkant van het pand een henneplucht en nam hij vanuit de woning een ratelend geluid waar, lijkend op een ventilator (p. 34 van het dossier). Ook bij het binnentreden van de woning op 10 februari omstreeks 14.15 uur zagen en hoorden de verbalisanten dat de boven de aangetroffen hennepplanten hangende groeilampen en ventilatoren in werking waren (p. 31 van het dossier). Dat [benadeelde] bij de berekening van de verbruikte hoeveelheid energie is uitgegaan van verkeerde aannames is dan ook niet gebleken. De verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding. Het hof ziet aanleiding om, zowel ten aanzien van de kosten in eerste aanleg als in hoger beroep, aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief in kantonzaken. De kosten worden begroot op 3 punten x €150,-- = €450,--. (eerste aanleg 2 punten, hoger beroep 1 punt). Het hof zal voorts aan de verdachte, die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen als na te melden. De raadsman heeft aangevoerd dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ertoe kan leiden dat de verdachte, gezien diens financiële draagkracht, de
www.slachtofferzorg.nl
vervangende hechtenis zal dienen te ondergaan. Het hof ziet hierin echter geen bijzondere reden om af te zien van oplegging van die maatregel, mede in aanmerking genomen de relatief beperkte omvang van de te betalen schadevergoeding en de omstandigheid dat artikel 561, vierde lid (oud), van het Wetboek van Strafvordering – op grond waarvan bij het door het openbaar ministerie verlenen van uitstel van betaling of toestaan van betaling in termijnen, het totale bedrag in elk geval moest worden voldaan binnen twee jaar en drie maanden na de dag waarop de uitspraak waarbij de maatregel is opgelegd voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden – per 1 januari 2011 is komen te vervallen, zodat er thans mogelijkheden bestaan om te komen tot een langere betalingsregeling ter zake van het bedrag van de maatregel. Het is daarom niet aannemelijk dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zeker zal leiden tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. […] Commentaar: Artikel 561 lid 4 Sv (oud) bepaalde dat ook wanneer het CJIB betaling door de veroordeelde in termijnen toestond, het totale bedrag in ieder geval moest zijn voldaan binnen 27 maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis. Deze bepaling is per 1 januari 2011 geschrapt. Hierdoor heeft het CJIB meer armslag in verband met het innen van het bij schadevergoedingsmaatregel opgelegde bedrag. Het hof ’s-Hertogenbosch wees er vorig jaar reeds op, dat wanneer art. 561 lid 4 Sv (oud) zou zijn geschrapt, het gebrek aan draagkracht van de veroordeelde minder snel een reden is om van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel af te zien (zie: hof ’s-Hertogenbosch 30 maart 2010, JBS 2010, nr. 37).
45. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 7 maart 2011 LJN: BP2644 Doodslag (shaken baby). Slachtoffer overleden na instellen en na de beslissing op vordering in eerste aanleg. Vordering hoort tot nalatenschap. €15.000 immaterieel. Art. 6:106 lid 2 BW; art. 361 Sv.
8
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
vordering behoort tot zijn nalatenschap. Zijn erfgenamen kunnen als rechtsopvolgers onder algemene titel de voeging overnemen. Het hof houdt het ervoor dat in hoger beroep de vordering is overgenomen door de erfgenamen van [benadeelde partij 2/slachtoffer].
Het hof: [Doodslag, art. 287 Sr.] […] Schadevergoeding De vordering van [benadeelde partij 1] […] De vordering 2/slachtoffer]
van
[benadeelde
partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 2/slachtoffer], in deze wettelijk vertegenwoordigd door [moeder van het slachtoffer], op haar beurt weer vertegenwoordigd door mr. M.M.H. Zuketto, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding bij wijze van voorschot tot een bedrag van €100.000,--, bestaande uit immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2009. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep - binnen de grenzen van de oorspronkelijke vordering - opnieuw gevoegd, met dien verstande dat de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is beperkt tot een bedrag van €15.000,--. Dit betreft een schadevergoeding voor de immateriële schade, bij wijze van voorschot toe te wijzen. De vordering van de benadeelde partij in hoger beroep strekt derhalve tot betaling van het bedrag van €15.000,-- bij wijze van voorschot, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde behoort te worden toegewezen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet dermate eenvoudig is dat deze in het strafproces is vast te stellen. De benadeelde partij kan derhalve niet in de vordering worden ontvangen. Na de indiening van deze vordering in eerste aanleg en na de beslissing door de rechtbank op deze vordering is [benadeelde partij 2/slachtoffer] overleden. Deze
www.slachtofferzorg.nl
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2/slachtoffer] door het bewezen verklaarde handelen nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op tenminste een bedrag van €15.000,--, welk bedrag het hof bij wijze van voorschot zal toekennen. Verdachte is tevens gehouden de gevorderde wettelijke rente te vergoeden vanaf de datum van de behandeling van de vordering op de terechtzitting van de rechtbank van 26 juni 2009. Het hof overweegt met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding dat het evident is dat [benadeelde partij 2/slachtoffer] zeer ernstig geestelijk letsel heeft geleden. [naam slachtoffer] heeft zeer vele medische ingrepen moeten ondergaan en heeft 161 dagen van zijn korte leven doorgebracht in het ziekenhuis. Dat [naam slachtoffer] zo jong was en dat hij ernstig hersenletsel had opgelopen, waardoor allicht sprake was van verminderd bewustzijn, doet hieraan niet, althans niet in belangrijke mate af. Ook doet aan het geestelijk letsel niet, althans niet in belangrijke mate af dat [naam slachtoffer] niet een leeftijd heeft bereikt waarop hij zich mogelijk van de aard en de ernst van het letsel bewust had kunnen worden. Naar de beschrijvingen door de moeder in haar dagboek heeft [naam slachtoffer] voelbaar geleden onder het hem toegebrachte letsel en de daarop volgende medisch noodzakelijke handelingen. De advocaat van [naam slachtoffer] heeft de hoogte van de vordering onderbouwd door te vergelijken met de schadevergoeding die ingevolge art. 89 van het Wetboek van Strafvordering gewoonlijk per dag wordt toegekend aan een vrijgesproken verdachte, die voorarrest heeft ondergaan, en door het aantal dagen die [naam
9
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
slachtoffer] in het ziekenhuis heeft gelegen voor de hoogte van de schadevergoeding te vergelijken met een dag in detentie doorgebracht. Deze redenering komt het hof niet onbillijk voor. Echter hierdoor wordt de gevorderde schade mede gebaseerd op omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de terechtzitting van de rechtbank, terwijl de civiele vordering in een strafzaak in hoger beroep niet mag worden vermeerderd (art. 421 lid 2 Sv). Dit neemt naar het oordeel van het hof niet weg, nu het slechts gaat om een vergelijking en niet om een gelijkstelling, dat het gevorderde bedrag billijk kan worden genoemd zodat de vordering volledig kan worden toegewezen. Ten aanzien van de toe te wijzen schadevergoeding zal het hof tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. […]
46. Rechtbank Zutphen 8 maart 2011 LJN: BP7015 Onevenredige belasting. De vordering materiële schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat aanhouding van de zaak nodig zou zijn om nadere informatie van de benadeelde partij te ontvangen. Art. 361 lid 3 Sv.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering inzake de materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade acht hij een bedrag van €1.500,- redelijk nu de overgelegde zaak niet vergelijkbaar is. De raadsman heeft betoogd dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Niet duidelijk is waarom aangever niet verzekerd was. Ook is onbekend wie de kosten van het ziekenhuis heeft betaald. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft de vordering betreffende de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat zij van oordeel is dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu aanhouding van de zaak nodig is om nadere informatie van de benadeelde partij te ontvangen. De benadeelde partij kan derhalve deze vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. […]
47. Rechtbank Arnhem 9 maart 2011 LJN: BP6993 Mensenhandel. €50.000 materiële schadevergoeding. Geen schadevergoedingsmaatregel: gelet op de leeftijd van verdachte en zijn gezondheidstoestand is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke maatregel voorzienbaar zal leiden tot een verlenging van de vrijheidsbeneming van verdachte, hetgeen de Rb. niet wenselijk acht. Art. 36f Sr.
De rechtbank: [Medeplegen poging zware mishandeling , art. 302 Sr; opzettelijke vrijheidsberoving, art. 282 Sr; diefstal in vereniging, art. 310 en 311 Sr.] […]
De rechtbank: [Mensenhandel art. 273a (oud) art. 273f Sr. en poging diefstal, art. 310 Sr.] […]
Vordering tot schadevergoeding
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van €1.809,19 voor materiële schade en €2.500,- voor immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
www.slachtofferzorg.nl
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
10
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van €590.211,12. Ten aanzien van immateriële schade wordt een voorschot gevraagd van €100.000,-. Bij het bepalen van het bedrag dat de rechtbank in ieder geval toewijsbaar acht, heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de rechtbank een periode van 5 jaar bewezen heeft geacht waarin verdachte misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke positie waarin aangeefster verkeerde. De rechtbank heeft ook aangegeven dat uit het dossier niet is af te leiden dat aangeefster in de prostitutie werkte enkel en alleen als gevolg van het misbruik dat verdachte maakte van haar afhankelijke positie, maar dit vooral deed om haar eigen drugsgebruik te kunnen bekostigen. Wel heeft zij, door het misbruik dat verdachte maakte van haar situatie, méér moeten werken dan zij wilde. De rechtbank acht derhalve voldoende bewezen dat [slachtoffer] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van €5.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag in ieder geval zal toewijzen aan het slachtoffer. Voor zover de vordering strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade levert de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Tevens wordt door de benadeelde partij een bedrag gevraagd van €398.825,- bestaande uit inkomsten uit prostitutie die zij aan verdachte af heeft moeten staan. Daarbij wordt verwezen naar het rapport inzake wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarin wordt ten aanzien van de bewezenverklaarde periode ervan uitgegaan dat benadeelde al haar inkomsten af moest staan aan verdachte. Wat er van deze voor een civiele vordering veel te simplistische onderbouwing, uit het dossier is gebleken is dat benadeelde veel
www.slachtofferzorg.nl
van haar inkomsten besteedde aan haar eigen drugsgebruik. Bovendien is in het rapport geen rekening gehouden met kosten voor haar levensonderhoud. Wel is uit het dossier gebleken dat verdachte leefde van de inkomsten van benadeelde uit de prostitutie waarvan hij ook zijn eigen drugsgebruik bekostigde. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen hoe groot dit bedrag is geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de bewezenverklaarde periode, verdachte [slachtoffer] in ieder geval voor een bedrag van €50.000,- heeft benadeeld zodat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen. Voor het overige deel van de vordering geldt dat behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd, niet nader te begroten is dan wel het causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de schade ontbreekt zodat de benadeelde partij in zoverre nietontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang vanaf de datum van indiening van de vordering, te weten 15 februari 2011. De rechtbank legt geen schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op. Gelet op de leeftijd van verdachte en zijn gezondheidstoestand is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke maatregel voorzienbaar zal leiden tot een verlenging van de vrijheidsbeneming van verdachte, hetgeen de rechtbank niet wenselijk acht. […]
48. Rechtbank Arnhem 15 maart 2011 LJN: BP7625 Rechtstreekse schade. Schade aan de gestolen auto is het rechtstreeks gevolg van de diefstal, nu verdachte de auto heeft gestolen en deze auto heeft bestuurd, en vervolgens uit handen heeft gegeven. Schade toerekenbaar. Art. 361 lid 2 onder b Sv.
11
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
De rechtbank: [O.a. diefstal gedurende nachtrust bestemde tij door twee verenigde personen, art. 310 en 311 onder 3 en 4 Sr.] […] 6.b. De beoordeling van de vorderingen benadeelde partij De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De benadeelde partij [benadeelde partij3] vordert een bedrag van € 1.808,33 bestaande uit enkel materiële schadevergoeding. De raadsvrouw heeft het verweer gevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet uit het dossier blijkt dat er rechtstreeks verband is tussen de schade en het feit. Subsidiair heeft zij bepleit dat de vordering onvoldoende is onderbouwd om te kunnen worden beoordeeld. De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, de vordering toewijsbaar. Dat er schade aan de auto is toegebracht blijkt voldoende uit de bijgevoegde facturen. De rechtbank overweegt dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van de diefstal, nu verdachte de auto heeft gestolen en deze auto heeft bestuurd, en vervolgens uit handen heeft gegeven. Of de schade nu is ontstaan tijdens het rijden door verdachte dan wel door iemand anders nadat verdachte de auto heeft afgegeven om te worden verkocht, maakt niet uit. In beide gevallen is de schade in redelijkheid aan hem toe te rekenen. De vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen […]
49. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 maart 2011 LJN: BP8415 Onevenredige belasting. Behandeling deels onevenredig belastend aangezien de vordering voor dat deel niet afdoende met bewijsstukken is onderbouwd. Art. 361 lid 3 Sv.
www.slachtofferzorg.nl
Het hof: [Oplichting, art. 326 Sr.] […] 2.1. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van verdachtes onder 9. bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag €2.281,= (privé lening), te vermeerderen met de wettelijke rente. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. 2.2. Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien voor dit gedeelte thans de vordering niet afdoende met bewijsstukken is onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom voor dit deel niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof zal verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. […]
50. Rechtbank Zutphen (politierechter) 21 maart 2011 LJN: BP8565 1. Onevenredige belasting. De hoogte van een vordering en uitgebreide schriftelijke onderbouwing dwingt niet zonder meer tot het oordeel van onevenredige belasting van het strafgeding. 2. Schadeonderbouwing: Benadeelde hoeft zijn schade slechts voldoende aannemelijk te maken. (Verder o.a. kosten taxatierapport, kosten rechtsbijstand door ARAG.) 3. Draagkrachtverweer gepasseerd. Art. 361 lid 2 en lid 3 Sv; art. 36f Sr. De politierechter: [Hennepteelt, art. 3 onder B Opiumwet, vernieling, art. 350 Sr en diefstal, art. 310 Sr.] […] Vordering van de benadeelde partij
12
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
De benadeelde partij [eigenaar pand] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van €37.151,43, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten onder 2 laste gelegde. Ter terechtzitting is de vordering nader toegelicht en naar beneden bijgesteld. Post 7 op blad 2 bedraagt niet €4.312,50, maar €3.412,50. Dit leidt er toe dat de vordering primair € 36.251,43 bedraagt. Subsidiair wordt een bedrag van €32.913,48 gevorderd. Een deel van de schade is immers niet door verdachte toegebracht, maar door de politie ter gelegenheid van de inval. Het totaal van de door de politie toegebrachte schade bedraagt €3.337,95. Door de benadeelde partij is daartoe een brief van MarkuBouw d.d. 22 februari 2011 (in de brief zit een telfout) in het geding gebracht. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van €32.913,48 en dat daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
vordering, onderscheidenlijk tot verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. [voetnoot 13: Zie HR 15 september 2006, NJ 2007, 484] Het voegingsformulier en de onderliggende stukken zijn op of omstreeks 22 februari 2011 aan de raadsman ter beschikking gesteld, zodat hij voldoende in de gelegenheid is geweest zijn standpunt ten aanzien van de vordering te kunnen bepalen. Daarbij komt dat de op 1 januari 2011 in werking getreden Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer onder meer beoogt de benadeelde partij meer mogelijkheden te geven om haar schade als gevolg van strafbaar handelen door de verdachte binnen de strafprocedure vergoed te krijgen, zodat een kostbare en vaak langdurige civielrechtelijke procedure achterwege kan blijven. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld, dat nu de vordering (blijkens het voegingsformulier) is ingediend door de heer [eigenaar pand] en uit de toelichting op de vordering blijkt dat het pand in eigendom toebehoort aan zijn echtgenote, hij om die reden nietontvankelijk is in zijn vordering, nu hij - zo begrijpt de politierechter het verweer van de raadsman - niet de schadelijdende partij is. Dat zou eventueel zijn echtgenote, mevrouw [echtgenote eigenaar pand] zijn.
Standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, reeds omdat de hoogte en de omvang van de zich bij het voegingsformulier bevindende stukken daartoe aanleiding geven. Een behandeling en bespreking van de vordering zou veel tijd vergen en reeds om die reden dus een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De politierechter deelt dit standpunt niet. De omstandigheid dat een vordering hoog is en is voorzien van een uitvoerige (schriftelijke) onderbouwing dwingt niet zonder meer tot het oordeel dat een behandeling en bespreking daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het gaat er om, ook na 1 januari 2011, dat een rechter zich ervan verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de
www.slachtofferzorg.nl
De politierechter passeert ook dit verweer van de raadsman. De vordering is, ingeval alleen wordt gekeken naar het voegingsformulier, ingediend door de heer [eigenaar pand]. Bij die vordering bevindt zich evenwel als (tweede) bijlage een brief d.d. 10 februari 2001 van mevrouw [echtgenote eigenaar pand] waarin zij - zo volgt uit die brief - mede namens haar echtgenoot (de heer [eigenaar pand]) nog een toelichting geeft op de ingediende vordering. Ter terechtzitting zijn zowel de heer [eigenaar pand] als mevrouw [echtgenote eigenaar pand] aanwezig geweest. De politierechter gaat er dan ook van uit dat de vordering door hen samen is ingediend. De raadsman heeft meer subsidiair de vordering op inhoudelijke gronden betwist. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd: - (ad punt 1) de factuur van het grondverzetbedrijf is niet inzichtelijk. De hennep-
13
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
plantage is immers ontruimd door de politie; - (ad punt 4) de kosten van het taxatierapport komen niet voor vergoeding in aanmerking; - (ad punt 5) het is niet duidelijk hoe de onderbouwing van het rapport en de taxatie tot stand zijn gekomen. Het pand wordt thans voor exact hetzelfde bedrag aangeboden op het internet. Daarom moet het taxatierapport aan een nader onderzoek worden onderworpen, het bedrag is veel te hoog; - (ad punt 6) de nota van [bedrijf] ter zake het herstel van een elektrische installatie en een verwarmingsinstallatie is een begroting en geen daadwerkelijke factuur. Niet vastgesteld kan worden of de gestelde schade daadwerkelijk is hersteld. Overigens is onduidelijk of de vordering die Liander op verdachte heeft hier niet ook deels betrekking op heeft; - (ad punt 7) er worden drie maanden achterstallige huur gevorderd. Verzuimd is echter de door verdachte betaalde borg ter hoogte van drie maanden huur (zie pagina 154 van het proces-verbaal van politie) in mindering te brengen. Verdachte heeft die borg nimmer teruggekregen; - (ad punt 12) de kosten ter zake rechtsbijstand moeten worden afgewezen; - Toen verdachte het pand huurde, was het een oud en leegstaand pand. Verdachte heeft er veel geld in gestoken om er een winkel van te maken. Dat moet verrekend worden met deze vordering. Verdachte heeft er naar eigen zeggen ongeveer €12.000,00 à €15.000,00 ingestoken. Daar zijn op dit moment geen bonnen van. Samengevat: de vordering is veel te ingewikkeld om in dit strafgeding te behandelen. Bij de beoordeling van de vordering en het verweer daartegen stelt de politierechter het volgende voorop. De politierechter stelt vast [dat] verdachte heeft erkend dat hij als (gewezen) huurder schade heeft toegebracht aan het betreffende pand. Uit de wet vloeit voort dat op hem de plicht rustte om het gehuurde pand in de staat waarin het aan hem ter beschikking is gesteld weer op te leveren. Dit heeft hij nagelaten. Gesteld noch gebleken is dat hij nadien heeft aangeboden het pand alsnog in de eerdere staat terug te brengen. Daarbij komt dat de benadeelde partij niet haar schade hoeft te bewij-
www.slachtofferzorg.nl
zen, maar deze slechts voldoende aannemelijk hoeft te maken. Aan die verplichting heeft de benadeelde partij naar het oordeel van de politierechter genoegzaam voldaan. De vordering van de benadeelde partij ligt daarmee in beginsel voor toewijzing gereed. Door en namens verdachte zijn de punten 2 (ad €30,40) en 3 (ad €390,00) van de vordering niet betwist, zodat die als onweersproken en overigens ook op de wet gegrond, zullen worden toegewezen. Tegenover de uitvoerige onderbouwing van de punten 1, 4 en 5 van de benadeelde partij acht de politierechter de betwisting daartegen onvoldoende gemotiveerd. Zo is nagelaten gemotiveerd uiteen te zetten waarom de nota van het grondverzetbedrijf niet inzichtelijk is. De kosten van het taxatierapport komen als schade die rechtstreeks het gevolg is van het feit voor toewijzing in aanmerking. Dat het de raadsman en verdachte niet duidelijk is geworden hoe de onderbouwing van het rapport en de taxatie tot stand zijn gekomen, moge zo zijn, maar wat er aan het uitvoerige en per onderdeel uitgesplitste bouwkundig inspectierapport niet duidelijk zou zijn, vermag de politierechter niet in te zien. De enkele niet onderbouwde stelling dat de in het rapport opgevoerde taxatie te hoog is, is daartoe onvoldoende. De punten 1 (ad €327,25), 4 (ad €252,88) en 5 (€26.947,50) zullen dan ook worden toegewezen. Zij het dat op punt 5 hieronder nog een correctie zal volgen. Dit geldt ook voor punt 6 (ad €4.593,40). Vast staat immers dat de elektrische installatie en de verwarmingsinstallatie door verdachte zijn vernield dan wel beschadigd. Dit betekent dat hij de ontstane schade moet vergoeden. Die schade is begroot op €4.593,40, hetgeen op zichzelf niet is betwist. Dat de daadwerkelijke vervanging van de installatie nog niet is uitgevoerd, maakt niet dat verdachte niet tot dat bedrag schadeplichtig is. De rekening van Liander ziet op een heel ander punt, namelijk de hoeveelheid elektriciteit die verdachte heeft gestolen. De benadeelde partij heeft onder post 12 (kosten voor rechtsbijstand) een bedrag van €297,50 gevorderd. Dergelijke kosten komen niet onverkort voor gehele vergoe-
14
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
ding in aanmerking. De politierechter zal dit bedrag evenwel toewijzen. Hierbij is gelet op de 'Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces', zoals die zijn overgenomen door het LOVS. In die aanbevelingen is - kort gezegd - bepaald, dat indien de benadeelde partij gebruik maakt van een advocaat, de omvang van de proceskosten (honorarium advocaat) wordt begroot aan de hand van het kanton liquidatietarief. In deze zaak is bijstand verleend door ARAG Legal Services. Geen advocaat zo lijkt het, doch naar het oordeel van de politierechter kunnen zij wel als gemachtigde worden aangemerkt, zoals dit ook het geval is in civiele kantonzaken. Als de kosten zouden worden berekend aan de hand van het liquidatietarief zou een hoger bedrag kunnen worden toegekend, doch dat is niet gevorderd. Het mindere kan dus zonder meer worden toegewezen. Het beroep op verrekening met de kosten die verdachte heeft moeten maken om het pand in te richten, acht de politierechter onvoldoende onderbouwd, nog daargelaten dat de huurder de verplichting heeft het gehuurde aan het eind van de huurperiode weer in de eerdere staat op te leveren. Met de raadsman is de politierechter van oordeel dat punt 7, ter zake de achterstallige huur, niet voor toewijzing gereed ligt. Het verweer daartegen acht de politierechter voldoende onderbouwd. Resumerend, is de politierechter van oordeel dat de gehele vordering ad €36.251,43 kan worden toegewezen, met uitzondering van de achterstallige huurpenningen (punt 7), te weten: Subtotaal: €36.251,43 minus €3.412,50 = €32.838,93. Op dit bedrag dient voorts nog in mindering te worden gebracht de nota van MarkuBouw d.d. 22 februari 2011 ad €3.337,95. De op deze nota vermelde schade is immers, naar eigen stellingen van de benadeelde partij, niet door verdachte maar door de politie toegebracht, te weten: Totaal: €32.838,93 minus €3.337,95 = €29.500,98. De politierechter zal tevens de schadevergoedingsmaatregel tot dit bedrag opleggen.
www.slachtofferzorg.nl
De politierechter ziet in de beperkte draagkracht van verdachte, zoals gesteld door de raadsman, geen aanleiding te bepalen om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten. Zodanige uitzonderlijke omstandigheden die daartoe nopen, acht de politierechter niet aanwezig. […]
51. Hoge Raad 22 maart 2011 LJN: BP0770 A-G over draagkrachtverweer in verband met de schadevergoedingsmaatregel: de draagkracht van een verdachte kan niet tot maatstaf dienen ter bepaling van de hoogte van het bedrag waarop een schadevergoedingsverplichting ex artikel 36f Sr kan worden gesteld. Art. 36f Sr. A-G Machielse: […] 5.1. Het derde middel klaagt over de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze beslissing zou ontoereikend zijn gemotiveerd gezien in het licht van hetgeen de advocaat in hoger beroep heeft aangevoerd. 5.2. De steller van het middel verwijst naar de passage in het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting hoger beroep waarin de advocaat van verdachte het volgende heeft aangevoerd: "Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen voert de raadsvrouw aan dat de verdachte geen inkomen en dus geen draagkracht heeft en dat die draagkracht, nu hij geen beroepsopleiding heeft genoten, ook in de toekomst zal blijven ontbreken. Het gevolg van toewijzing van de vordering van de benadeelde partij zal zijn dat hij opnieuw gedetineerd zal raken, terwijl het doel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht niet is extra vergelding." 5.3. Het hof heeft de oplegging van schadevergoedingsmaatregel aldus gemotiveerd: "Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
15
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van €11.222,42 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer BDC. In hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de draagkracht van de verdachte naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten. Hieruit volgt immers niet dat bij de verdachte ook in de toekomst iedere draagkracht zal ontbreken." 5.4. De draagkracht van een verdachte kan niet tot maatstaf dienen ter bepaling van de hoogte van het bedrag waarop een schadevergoedingsverplichting ex artikel 36f Sr kan worden gesteld. De Hoge Raad wijst in dit verband op de reparatoire aard van deze maatregel en op de wetsgeschiedenis: "Zoals uit de wetsgeschiedenis blijkt is de ratio van de vervangende hechtenis dat "de dreiging met dit dwangmiddel de veroordeelde er in veel gevallen toe zal brengen aan zijn verplichting te voldoen". (Kamerstukken II 1991-1992, 21 345, nr. 9, blz. 5). Uit de wetsgeschiedenis kan niet anders worden afgeleid dan dat onder ogen is gezien en is aanvaard dat uiteindelijk hechtenis kan worden toegepast indien - ook na een eventuele toepassing van art. 24a Sr door de rechter of van het derde lid van art. 561 Sv door het openbaar ministerie - betaling of verhaal uitblijft." [voetnoot 4: HR 20 juni 2000, NJ 2000, 634 m. nt. De Hullu] Dat wil niet zeggen dat de rechter nooit rekening mag houden met een gebrek aan draagkracht van een verdachte. De rechter kan vanwege zo een gebrek aan draagkracht afzien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. [voetnoot 5: HR 19 juni 2007, LJN AZ8788] Maar volgens de Hoge Raad kan daarvan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn: "Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vast staat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen
www.slachtofferzorg.nl
van vervangende hechtenis. De rechter behoeft daarom slechts dan in het bijzonder de redenen op te geven waarom van een daaromtrent ingenomen standpunt wordt afgeweken indien dat standpunt voldoende onderbouwd dat uitzonderlijk karakter van het geval duidelijk maakt." [voetnoot 6: HR 16 juni 2009, LJN BI1812] 5.5. In hetgeen de advocaat ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd kan ik onvoldoende klemmende argumenten aantreffen om tot het oordeel te komen dat in de onderhavige zaak sprake is van zo'n uitzonderlijk geval. In de rechtspraak van de Hoge Raad vind ik geen aanknopingspunten voor de stelling die aan het middel ten grondslag is gelegd, te weten dat wanneer niet te verwachten is dat de veroordeelde in de toekomst voldoende draagkracht zal krijgen om de totale schade te vergoeden, het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel achterwege behoort te blijven. Het middel faalt. […] De Hoge Raad: [Het middel leidde niet tot cassatie met toepassing door de HR van art. 81 RO: geen nadere motivering nodig.] […]
52. Rechtbank Rotterdam 24 maart 2011 LJN: BP9046 1. Onevenredige belasting. Vordering gederfde inkomsten is i.c. onevenredige belasting strafgeding. 2. Geweld tegen politieambtenaren. Verweer dat politieambtenaren meer weerstand moeten kunnen bieden aan gevoelens die kunnen leiden tot immateriële schade wordt i.c. gepasseerd. €1717 en €2059 immaterieel. Art. 361 lid 3 Sv; art. 107a lid 1 BW; art. 7:629 lid 1 BW. De rechtbank: [Mishandeling, art. 300 Sr, weerspannigheid met letsel als gevolg, art. 180 en 181 Sr, poging diefstal met geweld, art. 312 Sr.] […] Strafmotivering […]
16
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
De verdachte is de uitgaansgelegenheid uitgezet en aangehouden door de politie. Vervolgens is hij overgedragen aan de verbalisanten [naam] en [naam] die hem naar het politiebureau hebben vervoerd. Toen zij daar aankwamen en de verdachte op de binnenplaats van het politiebureau met hen stond te wachten alvorens naar binnen te worden gebracht, heeft de verdachte verbalisant [naam] vastgegrepen. Hij keek en greep naar haar vuurwapen. De verdachte hield haar koppel met daaraan de holster met het vuurwapen, vast en trok deze met kracht van haar lichaam, waardoor dit op de grond viel. De verdachte heeft vervolgens geprobeerd om het vuurwapen te pakken. Tussen hem en verbalisant [naam] ontstond een vechtpartij. Zij is door de verdachte met kracht bij haar keel gepakt en zij is door hem meerdere malen krachtig tegen het achterhoofd geslagen. Verbalisant [naam] is zijn collega te hulp geschoten en kreeg van de verdachte een vuistslag in zijn gezicht waardoor zijn neus brak. Met behulp van andere agenten, onder wie verbalisant [naam], is de verdachte overmeesterd. De verdachte heeft daarbij verbalisant [naam] uitgescholden. Door de kopstoot en de stompen in zijn gezicht heeft [naam] pijn ondervonden en letsel opgelopen. Hij heeft een week niet kunnen werken. De verbalisanten [naam] en [naam] hebben zich angstig gevoeld tijdens het gevecht met de verdachte. De verbalisanten hebben ook pijn ondervonden en letsel opgelopen door het geweld dat de verdachte tegen hen heeft toegepast. Zij hebben zich onder (medische) behandeling moeten stellen. De neus van [naam] is nog steeds niet volledig hersteld en zowel [naam] als [naam] kampen met psychische klachten. […] Vordering benadeelde partij /schadevergoedingsmaatregel Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam] ter zake van feit 1. [naam] vordert vergoeding van materiële schade, te weten gederfde inkomsten, tot een bedrag van €392,40 en vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van €500,-, in totaal €892,40 vermeerderd
www.slachtofferzorg.nl
met wettelijke rente. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering redelijk is en kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het voor de rechtbank een te grote belasting is om in het strafproces uit te zoeken hoeveel inkomen de benadeelde partij heeft gederfd. Tevens is opgemerkt dat de benadeelde partij een nuluren contract had en dat onduidelijk is of hij in verband met het verlies aan inkomsten een uitkering had kunnen aanvragen. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 6:107a, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient de rechter, indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is lichamelijk letsel oploopt, bij de vaststelling van de schadevergoeding waarop de gekwetste aanspraak kan maken rekening te houden met de aanspraak op loon die de gekwetste heeft krachtens artikel 629, lid 1, van Boek 7 of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst. Gesteld is dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit materiële schade is toegebracht, omdat hij gelet op de brief van zijn werkgever 45 uren had kunnen werken als hij geen letsel had opgelopen. Niet is echter uitgesloten dat de benadeelde partij, ook al heeft hij een nuluren contract, jegens zijn werkgever aanspraak kan maken op loon voor de uren die hij niet heeft kunnen werken. Het voert te ver om dit in deze procedure uit te zoeken, want dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de materiële schade. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. [Volgt nog toewijzing €500,- immaterieel][…]
17
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
Als benadeelde partijen hebben zich voorts in het geding gevoegd: [naam], ter zake van feit 2 en [naam], ter zake van de feiten 2 en 3 [beide politieambtenaren], beiden vertegenwoordigd door mr. B.S. van der Klauw. [naam] vordert (als voorschot) vergoeding van materiële schade, in verband met het eigen risico voor de ziektekosten, waarvoor een pro memorie post is gesteld, en vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van €1.717,-. [naam] vordert (als voorschot) vergoeding van materiële schade, te weten kosten voor fysiotherapie, tot een bedrag van €189,50 en vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van €2059,-, in totaal €2.248,50. Tevens is voor beiden verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en om veroordeling van de verdachte in de proceskosten. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen redelijk zijn en kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor een groot gedeelte niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Onder verwijzing naar de arresten van het gerechtshof Leeuwarden en het gerechtshof ’s-Gravenhage van 21 april 2005 respectievelijk 23 maart 2010 (LJN-nummers: AT5059 en BM3052) is gesteld dat politieambtenaren meer weerstand moeten kunnen bieden aan gevoelens die kunnen leiden tot immateriële schade, dan burgers. Dat hoort bij het vak en agenten worden hiervoor getraind. Het risico van agressie is ook verdisconteerd in het salaris van agenten. Het is voor het strafproces te belastend om de vordering in volle omvang toe te wijzen. Daarom dient niet het gehele bedrag te worden toegewezen, aldus de raadsman. De rechtbank overweegt als volgt. De vordering van [naam] tot vergoeding van materiële schade wordt nietontvankelijk verklaard, nu de vordering onbepaald is door een pro memorie post te stellen. Dit deel van de vordering kan alsnog bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
www.slachtofferzorg.nl
De vordering van [naam] tot vergoeding van materiële schade wordt toegewezen tot een bedrag van €189,50, omdat vast is komen te staan dat aan haar als gevolg van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht in verband waarmee zij zich onder behandeling van een fysiotherapeut heeft moeten stellen, en de verdachte de hoogte van de gevorderde materiële schadevergoeding niet heeft betwist. Wat betreft de vorderingen van [naam] en [naam] tot vergoeding van immateriële schade wordt overwogen, dat de feiten en omstandigheden die speelden in de zaken waarin de genoemde arresten zijn gewezen, wezenlijk anders zijn dan in de onderhavige zaak, waarin er niet (slechts) sprake is geweest van een bedreiging, maar van grof fysiek geweld tegen de verbalisanten, waarbij zij pijn en letsel hebben opgelopen. Zij zijn ook bang geweest dat de verdachte het vuurwapen van [naam] te pakken zou krijgen en tegen hen zou gebruiken. Onder de gegeven omstandigheden is het aannemelijk dat de verbalisanten psychische schade hebben opgelopen. Derhalve is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De immateriële schade van [naam] zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op €1.717,-, zodat zijn vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De immateriële schade van [naam] zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op €2059,-, zodat haar vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Beide vorderingen betreffen vorderingen tot betaling van een voorschot. Nu nader onderzoek naar de daadwerkelijke hoogte van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zullen beide vorderingen voor het overige nietontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen zich voor dit deel van hun vorderingen tot de burgerlijke rechter wenden. […]
53. Rechtbank Arnhem 28 maart 2011 LJN: BP9001
18
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
Onevenredige belasting. Voor zover de zaak voor de behandeling van de vordering ten behoeve van de bewijslevering zou moeten worden aangehouden, levert dit een onevenredige belasting voor het strafgeding op. Art. 361 lid 3 Sv. De rechtbank: [Samenvatting: zie kopje hierboven.]
54. Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 28 maart 2011 LJN: BQ1665 1. Dat de gestolen bril niet in de tenlastelegging wordt genoemd vormt geen beletsel om schadevergoeding toe te wijzen, omdat bril wel in de aangifte is genoemd. 2. Onevenredige belasting. De omvang van de resterende vordering, afwegend tegen het belang van een spoedige afwikkeling van de zaak, gelet op de op te leggen maatregel aan verdachte (TBS), zou naar oordeel van het hof een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren. Art. 361 lid 3 Sv. Het hof: [O.a. diefstal met geweld, art. 312 Sr] […] Schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde De benadeelde partij (benadeelde partij A), (woonplaats), heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van materiële schade tot een bedrag van €1.200,--. Ter zake van immateriële schade heeft de benadeelde partij een voorschot van €1.690,-- gevorderd. In totaal bedraagt de vordering derhalve €2.890,00. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om de vordering te vermeerden met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van €1.913,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2009 en de daarop betrekking hebbende schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
www.slachtofferzorg.nl
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij (benadeelde partij A) als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, zowel in materiële als in immateriële vorm, tot na te melden bedrag. Het hof zal daarbij bepalen dat dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof merkt op dat de materiële schade betreft een fotocamera, een bril en een beurs/portemonnee met €5,00. Uit de aangifte van benadeelde partij (benadeelde partij A) blijkt dat ten tijde van de diefstal van zijn auto, behalve de fotocamera, ook een bril en een beurs met ongeveer €5,00 in de auto lagen. Gelet op het vorenstaande vormt de omstandigheid dat de bril en de beurs, anders dan de fotocamera, niet met name in de tenlastelegging zijn genoemd geen beletsel om schadevergoeding dienaangaande toe te wijzen. Beide voorwerpen worden immers wel in de aangifte genoemd. De fotocamera blijkt in 2006 te zijn aangeschaft tegen een nieuwwaarde van €140,-Gelet op de leeftijd van de fotocamera, zal het hof een afschrijvingspercentage van 50% hanteren, zodat een bedrag van €70,-- voor toewijzing in aanmerking komt. De schade betreffende de bril is naar oordeel van het hof voldoende onderbouwd. Het hof zal, gelet op het feit dat de bril is aangeschaft op 26 november 2008, een schadevergoeding van €1.093,00 toewijzen. Het hof acht de schade in de vorm van de beurs met inhoud ad €5,00 voldoende aannemelijk en zal dienaangaande een bedrag van €5,00 als schadevergoeding toewijzen. Ter zake van immateriële schade zal het hof, gelet op de psychische gevolgen voor het slachtoffer van het onder 2 bewezen verklaarde, een bedrag van €1.000,-- toewijzen. Ter zake van de vordering van benadeelde partij (benadeelde partij A) wijst het hof derhalve in totaal een bedrag van €2.168,00 toe, te vermeerderen met de
19
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
wettelijke rente vanaf 8 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. […] Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, mede gelet op het feit dat de benadeelde partij niet op voorhand een daartoe passend bewijsaanbod heeft gedaan terwijl de benadeelde partij ook niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen om haar vordering nader toe te lichten. Een nadere bewijsopdracht aan de benadeelde partij zou leiden tot schorsing van het onderzoek voor langere tijd. De omvang van de resterende vordering afwegende tegen het belang van een spoedige afwikkeling van de zaak, gelet op de op te leggen maatregel aan verdachte, zou zulks naar oordeel van het hof een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom voor dat overige thans niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. […]
55. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 maart 2011 LJN: BP9521 De Faillissementswet voorziet in een exclusieve procedure, die niet kan worden doorkruist door een andere procedure zoals de voeging in het strafproces. Het is niet aan de strafrechter om de vorderingen op de boedel vast te stellen. Om deze reden kan evenmin een schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Art. 361 Sv, art. 36f Sr. Het hof: [O.a. oplichting meermalen gepleegd, art. 326 Sr.] […] Schadevergoeding De benadeelde partijen [E], [C], [D], [I], [B] en [F] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde. De rechtbank heeft de benadeelde partij [F] in de vordering niet-ontvankelijk ver-
www.slachtofferzorg.nl
klaard en de overige vorderingen geheel of gedeeltelijk toegewezen. Alle benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw in het strafproces gevoegd ter zake van hun oorspronkelijke vorderingen. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 maart 2011 is gebleken dat de verdachte op [datum in 2008] door de rechtbank ’s-Hertogenbosch persoonlijk in staat van faillissement is verklaard en dat het faillissement nog niet is afgewikkeld. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de benadeelde partijen, gelet op het inmiddels uitgesproken faillissement van de verdachte, in het strafproces niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen en dat zij hun vorderingen slechts bij de curator kunnen indienen. De Faillissementswet voorziet in een exclusieve procedure voor de afwikkeling van vorderingen op de failliete boedel, welke niet kan worden doorkruist door een andere procedure zoals de voeging in het strafproces. Het is niet aan de strafrechter om de vorderingen op de boedel vast te stellen. Om deze reden kan evenmin een schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Hieraan doet niet af dat het faillissement van de verdachte is uitgesproken nadat de benadeelden zich in eerste aanleg in het strafproces hebben gevoegd en nadat het beroepen vonnis werd gewezen. […]
56. Rechtbank Zwolle 31 maart 2011 LJN: BQ0741 De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij af nu de verdachte wordt vrijgesproken. (Gaat in tegen jurisprudentie van de Hoge Raad? Zie: HR 9 januari 2001, LJN: AA9368: vrijspraak leidt tot niet ontvankelijkheid.) Art. 361 lid 2 Sv. De rechtbank: [Samenvatting: zie kopje hierboven.]
20
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
Contact- of gebiedsverbod als bijzondere voorwaarde:
57. Rechtbank Zutphen 22 maart 2011 LJN: BP8644 Ontucht met minderjarige. Contactverbod gevorderd, geadviseerd en opgelegd: verbod om contact te (laten) leggen met slachtoffer en haar familie. Art. 14c Sr. De rechtbank: [Seksueel binnendringen minderjarige, art. 245 Sr en ontucht art. 247 Sr.] […] [Officier heeft o.a. contactgebod gevorderd met proeftijd 3 jaar] […] 18. Gelet op het voorgaande en in het bijzonder op de ernst van de feiten, zoals hiervoor onder 14 beschreven, en op de omstandigheid dat verdachte heeft aangegeven zich min of meer als slachtoffer te beschouwen, waardoor hij naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte geen dan wel onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf zoals door de raadsman is bepleit. De rechtbank is van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering geadviseerd [w.o. contactverbod]. De rechtbank zal de proeftijd op een periode van 2 jaar bepalen, anders dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank vindt onvoldoende aanknopingspunten in de hierboven onder 16 en 17 bedoelde rapporten om een langere proeftijd te stellen. De rechtbank acht dit voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. […]
www.slachtofferzorg.nl
58. Rechtbank Roermond 29 maart 2011 LJN: BP9379 Afpersing van jongens bij een kermis. Contactverbod geadviseerd, maar niet opgelegd, Rb: dit contactverbod kan deel uitmaken van de aanwijzingen van de reclassering waaraan verdachte zich moet houden. Art. 14c Sr. De rechtbank: [Afpersing art. 317 Sr.] […] Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan afpersing. Onder bedreiging met geweld dwongen zij jonge jongens in de leeftijd van 13 en 14 jaar oud bij de kermis tot de afgifte van kleine - geldbedragen. […] Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Enerzijds wordt met deze straf de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht, anderzijds dient zij ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten. In het bijzonder door het reclasseringstoezicht dat aan deze voorwaardelijke straf zal worden gekoppeld in de vorm van een bijzondere voorwaarde, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining. De reclassering heeft voorts geadviseerd een contactverbod als voorwaarde op te nemen. De rechtbank zal de reclassering daarin niet volgen. Naar het oordeel van de rechtbank zou een dergelijk verbod ook deel kunnen uitmaken van de door de reclassering te geven aanwijzingen. […]
Tijdelijk huisverbod:
59. Rechtbank ’s-Gravenhage (sector familie- en jeugdrecht, voorzieningenrechter) 1 maart 2011 LJN: BP7832
21
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
De partner (=slachtoffer) van de uithuisgeplaatste kan worden aangemerkt als belanghebbende die beroep kan instellen tegen het huisverbod. Art. 8:1 Awb. De voorzieningenrechter: [Verzoekster is het beweerde slachtoffer. Zij heeft beroep ingesteld tegen de verlenging van het huisverbod en een voorlopige voorziening gevraagd inhoudend dat het huisverbod wordt geschorst. Verzoekster en de uithuisgeplaatste zijn niet verschenen.] […] Ontvankelijkheid Alvorens over te gaan tot de inhoudelijke beoordeling van de zaken dient de vraag te worden beantwoord of verzoekster als belanghebbende aangemerkt kan worden in de zin van artikel 8:1 Awb, nu alleen een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank. Uit artikel 1:2 Awb volgt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat verzoekster aangemerkt dient te worden als belanghebbende en dat zij uit dien hoofde ontvankelijk is in haar verzoek. De rechtbank verwijst daarbij naar de Memorie van Toelichting bij de Wth (Tweede Kamer, vergaderjaar 20052006, 30 657, nr. 3), waarin de volgende passage is opgenomen: "Overeenkomstig de in artikel 6 voorgestelde procedure, kunnen ook bijvoorbeeld de partner van de uithuisgeplaatste, of andere belanghebbenden beroep instellen tegen het huisverbod of een voorlopige voorziening verzoeken. In enkele adviezen is ten aanzien van deze mogelijkheid opgemerkt dat de uithuisgeplaatste druk zou kunnen uitoefenen op zijn partner of huisgenoten om beroep in te stellen, omdat de kans dat het huisverbod door de rechter zal worden opgeheven dan groter zou zijn. Echter, het huisverbod is een vrijheidsbeperkende maatregel, die ook gevolgen heeft voor het privé- en gezinsleven van de partner of huisgenoten. Het uitsluiten van de mogelijkheid om als belanghebbende beroep in te kunnen stellen, zou de mogelijkheden tot rechtsbescherming voor deze belanghebbenden te vergaand beperken. Boven-
www.slachtofferzorg.nl
dien houdt het huisverbod mede in dat de uithuisgeplaatste geen contact mag opnemen met zijn partner of huisgenoten. Zijn mogelijkheden om de partner of huisgenoten te beïnvloeden worden daarmee beperkt. De mogelijkheid om beroep in te stellen is dan ook niet beperkt tot de uithuisgeplaatste." De omstandigheid dat verzoekster volgens verweerder het verzoek uitsluitend heeft ingediend omdat de uithuisgeplaatste volgens haar niet alleen kan zijn, doet aan het oordeel van de voorzieningenrechter niet af. Anders dan verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat er niet uitsluitend sprake is van een gevoel van persoonlijke betrokkenheid ten opzichte van de uithuisgeplaatste, doch ook van een rechtstreeks belang van verzoekster nu het huisverbod invloed heeft op haar privé- en gezinsleven. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt immers dat verzoekster en de uithuisgeplaatste een relatie hebben en dat zij zich gezamenlijk hebben gewend tot de hulpverlening om te werken aan onder meer hun relatieproblemen. […] [De VoVo wordt door de voorzieningenrechter echter afgewezen en het beroep ongegrond verklaard.]
60. Rechtbank Roermond (sector civiel, voorzieningenrechter) 14 maart 2011 LJN: BQ5724 Uithuisgeplaatste verklaart ter zitting dat hij aan agressieregulatietherapie zal meewerken. Medische omstandigheden. Vrouw en kinderen wensen dat het huisverbod wordt opgeheven. Ex nunc toetsing. Beroep gegrond vanaf datum zitting, daarom geen schadevergoeding. Art. 8:86 Awb. De voorzieningenrechter: [VoVo en beroep tegen verlenging huisverbod, tevens vordering schadevergoeding] […] 3.11. Verzoeker betwist de juistheid van de in het bestreden besluit gestelde feiten en omstandigheden en kunnen derhalve niet leiden tot een verlenging van het huisverbod. Verzoeker is voorts van mening
22
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, omdat verweerder verzoeker niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze op het voornemen tot verlenging kenbaar te maken. Daarenboven is sprake, aldus verzoeker van een onjuiste belangenafweging, omdat er niet (meer) sprake is van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zijn aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van een of meer personen die met hem in de woning verblijven of dat een ernstig vermoeden daartoe bestaat. Immers de voorgenomen agressieregulatietherapie bij de FPP de Horst in Tegelen kan verzoeker ook volgen indien hij op het adres aan de [adres] te Venray verblijft. Het feit dat de therapie evenwel pas op 17 maart 2011 kan beginnen, rechtvaardigt niet de verlenging van het huisverbod. De kinderen van verzoeker lijden eveneens onder het huisverbod. Het is verzoeker niet toegestaan contact op te nemen met de kinderen. Dit brengt onevenredig veel nadeel met zich mee voor de verzoeker en zijn kinderen in verhouding tot het doel van het huisverbod. Om medische redenen is het voor verzoeker eveneens van belang dat het huisverbod wordt opgeheven. Verzoeker staat onder behandeling van een uroloog van het VieCurie Medisch Centrum voor Noord-Limburg in verband met het vergruizen van een niersteen. Hij heeft hiervoor reeds drie keer een behandeling ondergaan. Verzoeker heeft vernomen dat de laatste röntgenfoto laat zien dat de steen is gezakt naar de urineleider. Volgens de uroloog is dit erg gevaarlijk en loopt verzoeker het risico dat hij met spoed dient te worden opgenomen. Het is dan ook voor verzoeker noodzakelijk dat hij de behandeling kan voortzetten vanuit de thuissituatie en niet vanaf zijn verblijfadres in [verblijfsplaats]. 3.12. Door de vrouw is ter zitting verklaard dat door de FPP De Horst is aangegeven dat er geen recidive gevaar is. De vrouw en de kinderen wensen dat het huisverbod wordt opgeheven. 3.13. Namens verweerder [etc.] […] Ter zitting is door de vertegenwoordigster van verweerder gesteld dat het huisverbod is verlengd, omdat het gevaar bestaat dat op het moment dat de man weer thuis is de hulpverlening wordt onderbroken. Ver-
www.slachtofferzorg.nl
weerder is bij het besluit om het huisverbod te verlengen enkel uitgegaan van de visie van de casemanager, omdat de gemeente niet beschikt over het dossier van de hulpverlening. Het is mogelijk dat na het eerste gesprek op 17 maart 2011 bij de Horst alsnog het advies wordt gegeven om het huisverbod in te trekken. 3.14. Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij, indien het huisverbod wordt opgeheven, voor honderd procent mee zal werken aan de voorgenomen agressieregulatietherapie bij de FPP De Horst te Tegelen. Verder hebben verzoeker en de vrouw verklaard de aangeboden vrijwillige hulpverlening door Bureau Jeugdzorg te aanvaarden en volledige medewerking te zullen verlenen. 3.15. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter ex nunc toetsend van oordeel dat de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het opleggen van het verlengingsverbod van dien aard zijn dat thans de aanwezigheid van verzoeker in de woning geen onmiddellijk dreigend gevaar voor de huisgenoten oplevert. 3.16. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep tegen het besluit tot verlenging van het huisverbod van 4 maart 2011 gegrond is. Dat besluit wordt vernietigd, voor zover het betrekking heeft op de periode na de zitting op 14 maart 2011. 3.17. Gelet op de beslissing in de hoofdzaak is het treffen van een voorlopige voorziening niet vereist. 3.18. Voor een veroordeling in de proceskosten en een schadevergoeding ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. […]
61. Rechtbank Maastricht (sector civiel, voorzieningenrechter) 21 maart 2011 LJN: BQ1534 1. De vraag of het huisverbod ook met evenveel recht aan de echtgenoot van de uithuisgeplaatste had kunnen worden opgelegd, kan volgens de rechter in het midden blijven. 2. Gelet op de beslissing van de R-C waarbij in het kader van de schorsing van de inbewaringstelling aan verzoekster een contactverbod is opgelegd, zijn de doelen van het huisverbod (ook) met de schor-
23
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
singsvoorwaarden gewaarborgd. Opheffing huisverbod. De voorzieningenrechter: […] De door verzoekster in dat verband opgeworpen vraag of het huisverbod met evenveel recht ook aan de echtgenoot van verzoekster had kunnen worden opgelegd, kan en mag in het midden blijven. […] Bij echtelijke ruzies zal doorgaans ook de andere partij enige blaam treffen en dat is in dit geval niet anders. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden echter is de burgemeester gehouden een nader onderzoek te doen naar de vraag of het huisverbod wel aan de juiste persoon is opgelegd. Verzoekster heeft te weinig gesteld om zo'n uitzonderlijke omstandigheid in dit geval aan te nemen. Inmiddels resten er nog slechts zes dagen tot aan de expiratie van het tijdelijke huisverbod. Dat roept, gelet op de strekking van het huisverbod en de met het tijdelijke huisverbod te bewerkstelligen doelen, mede in verband met de verplichting voor de voorzieningenrechter om de na het huisverbod voorgevallen omstandigheden in zijn afweging te betrekken, de vraag op naar het belang van de burgmeester bij handhaving van het tijdelijke huisverbod. Verzoekster stelt, en namens de burgemeester is dat bevestigd, dat met hulpverlening een bescheiden aanvang is gemaakt. Daarmee is een belangrijk doel van het huisverbod bereikt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat binnen de periode waarop het tijdelijk huisverbod betrekking heeft alle problemen dienen te zijn opgelost. Voor het overige ziet de voorzieningenrechter het doel van het huisverbod, te weten het bewerkstelligen van een afkoelingsperiode, voldoende gewaarborgd met de door verzoekster overgelegde beschikking van de rechter-commissaris van 1 maart 2011 en de in het kader van de schorsing van de inbewaringstelling door haar aan verzoekster opgelegde nadere voorwaarden. Van belang hierbij acht de voorzieningenrechter dat daarin een wezenlijke en bepalende rol aan de reclassering is toegedicht. Bovendien voorzien de
www.slachtofferzorg.nl
door de rechter-commissaris geformuleerde voorwaarden, voor zover hier van belang, in een algeheel contactverbod tussen verzoekster en haar echtgenoot. Dat verbod verbiedt rechtstreeks contact tussen beide zonder uitdrukkelijke toestemming van de reclassering, ook en zelfs nadat het tijdelijk huisverbod is geëindigd. Met juistheid heeft de burgemeester betoogd dat het bestuursrechtelijk huisverbod op één punt verder gaat dan de door de rechter-commissaris opgelegde schorsingsvoorwaarden, doordat verzoekster op grond van die voorwaarden wél in de echtelijke woning zou kunnen verblijven op het moment dat haar echtgenoot daar niet is terwijl het bestuursrechtelijk traject dat belet. Gelet op de doelen waarvoor de burgemeester het tijdelijk huisverbod in deze zaak heeft ingezet, kan de burgemeester daaraan evenwel geen argument ontlenen om aan het tijdelijk huisverbod te kunnen blijven vasthouden. Als gezegd die doelen zijn (ook) met de schorsingsvoorwaarden gewaarborgd. Tot slot acht de voorzieningenrechter van belang dat de vrouw heeft toegezegd dat zij in dezen op heel korte termijn met de reclassering contact zal hebben. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester met hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in de periode tot aan het verstrijken van het tijdelijke huisverbod, handhaving van dat tijdelijke over zes dagen eindigend huisverbod noodzakelijk is voor het bereiken van de eerdergenoemde doelen. Onder die omstandigheden alle rechtstreeks betrokken belangen, waaronder ook het belang van de [leeftijd] dochter [X], tegen elkaar afwegend, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat onmiddellijke opheffing van het tijdelijke huisverbod gerechtvaardigd en geboden is. […]
62. Rechtbank Amsterdam (sector civiel, enkelvoudig) 23 maart 2011 LJN: BQ7784 1. Het gooien van een bord met eten naar de vrouw en slaan op haar achterhoofd (in samenhang met eerdere meldingen van huiselijk geweld en signalen van alcohol-
24
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
en drugsverslaving) maakte verweerder bevoegd tot het opleggen van het huisverbod. 2. Verlenging: niet adequaat meegewerkt aan hulpverleningstraject. Art. 2 en 9 Wth. De rechtbank: [Beroep tegen huisverbod (1 juli 2010) en verlenging (9 juli 2010).] 2.2. De beoordeling Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep Volgens vaste rechtspraak bestaat slechts voldoende procesbelang indien het resultaat, dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. De man heeft in dit verband aangevoerd dat de stukken die er thans liggen belastend voor hem zijn, hetgeen hem met name raakt nu er een strafzaak tegen hem loopt en dat hij zijn kant van het verhaal wil vertellen. De rechtbank is van oordeel dat de man belang heeft bij vernietiging van de bestreden besluiten. Dit belang is gelegen in het feit dat het besluit tot oplegging of verlenging van een huisverbod op grond van artikel 10 Wth gedurende vijf jaren ter gemeentesecretarie wordt bewaard. De man is dan ook ontvankelijk in zijn beroep. Dat de termijn waarvoor het huisverbod is gegeven is verstreken doet hieraan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet af. Ten aanzien van de rechtmatigheid van de bestreden besluiten […] De rechtbank baseert zich hierbij in de eerste plaats op de ernst van het incident op 30 juni 2010, bezien in samenhang met het aantal eerdere meldingen van huiselijk geweld. Verweerder heeft zijn stelling dat de man een bord met eten naar de vrouw heeft gegooid en haar op haar achterhoofd heeft geslagen naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de verklaringen van de vrouw en het geconstateerde letsel bij de vrouw. De stelling van de man dat hij het bord met eten weliswaar in de richting van de vrouw heeft ge-
www.slachtofferzorg.nl
gooid, maar dat hij heeft misgegooid, is in het licht van deze gegevens niet aannemelijk. Dit geldt temeer, nu de man bij zijn aanhouding heeft opgemerkt, dat hij het begrijpelijk vond dat hij de woning niet in mocht. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder, zelfs al zou de man hebben misgegooid, mede gelet op de door de man niet bestreden voorgeschiedenis van huiselijk geweld, goede grond had om ernstig te vrezen voor de veiligheid van de vrouw. De omstandigheid dat de man – zoals uit de overgelegde stukken blijkt – na het incident een apathische indruk maakte en dat er signalen waren die wezen op alcohol- en drugsverslaving heeft voor verweerder reden temeer kunnen vormen om de kans op herhaling van een geweldsincident groot te achten. In hetgeen zich vervolgens heeft voorgedaan ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat in de situatie nadien verandering is opgetreden. In dit verband is met name van belang dat de man ten tijde van het nemen van het besluit van 9 juli 2010 (nog) niet adequaat had meegewerkt aan het aangeboden hulpverleningstraject en de daarbij behorende gesprekken. […] [Volgt nog de redelijkheidstoets en uitspraak dat het beroep ongegrond is].
63. Raad van State (Afdeling bestuursrechtspraak) 30 maart 2011 LJN: BP9573 De Afdeling herhaalt twee eerdere uitspraken: 1. Ook na het verstrijken van het huisverbod heeft de uithuisgeplaatste nog belang bij toetsing door de rechter, i.v.m. impliciete publiekelijke afwijzing van het gedrag van de uithuisgeplaatste (19 mei 2010, LJN: BM4973); 2. De Wth vereist niet het (volledig) invullen van het RiHG. Het RiGH is een hulpmiddel ten behoeve van de te maken afweging door de burgemeester (17 februari 2010, LJN: BL4145). Afdeling bestuursrechtspraak: […]
25
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat het opgelegde huisverbod is ingetrokken en derhalve ten tijde van de behandeling van de beroepen niet meer tot nadelige gevolgen voor [appellant] kan leiden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [appellant] niet aangetoond, althans niet in voldoende mate, dat hij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroepen tegen de besluiten van 4 januari 2010 en 13 januari 2010. De rechtbank heeft de door [appellant] tegen deze besluiten ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard. 2.2. [appellant] komt op tegen dit oordeel van de rechtbank. Hij stelt dat hij tijdig en in voldoende mate heeft aangetoond dat hij als gevolg van voormelde besluiten zowel financiële als emotionele schade heeft geleden. 2.2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 mei 2010 in zaak nr. 200907721/1/H3), heeft een persoon aan wie een tijdelijk huisverbod is opgelegd dat is geëindigd ten tijde van de toetsing daarvan door de rechter, nog een rechtens te beschermen belang bij beoordeling van de rechtmatigheid van dit besluit. Daarbij is redengevend dat een huisverbod, gelet op de gronden waarop dit wordt opgelegd, een publiekelijke afwijzing van het gedrag van betrokkene impliceert. Gelet hierop is tot op zekere hoogte aannemelijk dat iemand aan wie een huisverbod is opgelegd, als gevolg daarvan in zijn eer en goede naam is geschaad. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling derhalve van oordeel dat [appellant] belang heeft bij een beoordeling van zijn beroepen tegen de besluiten tot het opleggen en verlengen van deze maatregel. De rechtbank heeft zijn beroepen reeds daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. 2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de door [appellant] tegen de besluiten van 4 januari 2010 en 13 januari 2010 ingestelde beroepen beoordelen. […] 2.7.1. Zoals de Afdeling eerder (uitspraak van 17 februari 2010, in zaak nr. 200902749/1) heeft overwogen, vereist de Wth het invullen van het RiHG niet en is het RiHG slechts een hulpmiddel ten be-
www.slachtofferzorg.nl
hoeve van de te maken afweging door de burgemeester bij de beoordeling of aan de voorwaarden van artikel 2 van de Wth wordt voldaan. Bij die afweging is de burgemeester niet gebonden aan de in het RiHG aangekruiste punten. Dat uit het RiHG niet blijkt waarom bepaalde punten zijn aangekruist en dat de juistheid van die punten niet is bewezen, staat er niet aan in de weg dat de burgemeester het RiHG in zijn beoordeling heeft mogen betrekken. Degene die het RiHG opstelt, geeft daarin slechts aan welke signalen omtrent huiselijk geweld bij hem bekend zijn en welke risico's daar naar zijn oordeel uit voortvloeien. Gelet op de strekking van het huisverbod is niet vereist dat de juistheid van de punten op het moment van aankruising reeds onomstotelijk vast staat. Voldoende is dat, mede gelet op de overige stukken, aannemelijk is dat de aangekruiste punten juist zijn. De Afdeling ziet voorts geen grond voor het oordeel dat het proces-verbaal van bevindingen van de hulpofficier van justitie niet evenzeer bij de door de burgemeester te verrichten beoordeling mag worden betrokken. […] [Volgt alsnog ongegrondverklaring van de beroepen]
64. Raad van State (Afdeling bestuursrechtspraak) 30 maart 2011 LJN: BP9574 De afdeling herhaalt wederom de twee eerdere uitspraken (zie hiervóór:JBS, nr. 66). Verlengingsbesluit is ondertekend door wethouder in hoedanigheid van locoburgemeester. Geen bevoegdheidsgebrek. Art. 77 lid 1 Gemeentewet. Afdeling bestuursrechtspraak: […] Uit artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet volgt dat bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester zijn ambt wordt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. De burgemeester heeft in het verweerschrift in beroep onweersproken gesteld dat het besluit tot verlenging van het huisverbod is ondertekend door een wethouder in de hoedanig-
26
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
heid van locoburgemeester. Voorts is niet gebleken dat de burgemeester niet bevoegd was het besluit tot verlenging van het huisverbod te nemen. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat aan het besluit een bevoegdheidsgebrek kleeft. Voorts valt niet in te zien dat, zoals [appellant] stelt, aan de besluiten een gebrek kleeft wegens het ontbreken van een kenmerknummer. De Afdeling overweegt daartoe dat toekenning van een kenmerknummer aan een besluit niet is vereist. Voorts zijn beide besluiten gericht tot [appellant] en voorzien van een datum, zodat zij individualiseerbaar zijn. Het betoog faalt. […] [Dan volgt ongegrondverklaring van de beroepen]
65. Rechtbank Amsterdam 30 maart 2011 LJN: BQ7777 Intrekking van het besluit tot huisverbod en van de verlenging omdat de vrouw en kinderen waren vertrokken naar een opvangadres. Beroep niet ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang. Art. 2 lid 1 en lid 9 Wth. De rechtbank: […] De man heeft tegen de besluiten van 4 en 14 september 2010 beroep ingesteld met het verzoek de besluiten te vernietigen en tevens verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening deze besluiten te schorsen. Op 18 september 2010 is door de Blijfgroep coördinatiepunt Tijdelijk Huisverbod een advies uitgebracht tot intrekking van het huisverbod, omdat de vrouw en de kinderen niet langer in de woning verbleven en waren vertrokken naar een opvangadres elders in het land. Bij besluit van 20 september 2010 heeft verweerder op basis van dit advies intrekking gelast van het huisverbod dat werd opgelegd bij besluit van 4 september 2010 en werd verlengd bij besluit van 14 september 2010. 2.2 De beoordeling
www.slachtofferzorg.nl
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep Volgens vaste rechtspraak bestaat slechts voldoende procesbelang indien het resultaat, dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. De man heeft in dit verband aangevoerd dat hij bij zijn standpunt blijft dat het huisverbod ten onrechte is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de man geen procesbelang meer heeft bij vernietiging van de bestreden besluiten, aangezien deze zijn ingetrokken en derhalve niet meer bestaan. Het belang bij beroep tegen beide bestreden besluiten is daaraan komen te ontvallen. De man is dan ook niet-ontvankelijk in zijn beroep. […]
Overige onderwerpen:
66. Brief van de Hoofdofficier van Justitie Amsterdam 10 maart 2001 Kenmerk brief: HB-mg-2011-034 Amsterdamse zedenzaak. Informatiebrief van het Amsterdamse parket aan ouders van slachtoffers zedenzaak inzake de pro forma zitting (regiezitting). Art. 51a lid 3 Sv. […] Op 17 maart 2011 komen de strafzaken van de 27-jarige Robert M. en zijn echtgenoot Richard van O. voor het eerst in de openbaarheid voor de rechtbank. Graag informeer ik u over deze zitting. De onderzoeken naar beide verdachten zijn nog niet afgerond. De rechtbank kan daarom nog geen eindoordeel geven over hun zaken. Er vindt dan geen inhoudelijke behandeling plaats. De zaken worden pro forma behandeld. Dat is een tussentijdse behandeling waar alleen formele punten aan de orde komen. Beide zaken worden niet samen pro forma behandeld. Die van Richard O. begint om 09.30 uur. Om 14.00
27
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
uur start de pro forma behandeling van Robert M. Op de pro forma zitting staat de verdachte centraal. Dat zal ook bij de inhoudelijke zitting zo zijn. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) houden echter ernstig rekening met uw belangen. Gegeven de mogelijkheden zullen politie en OM het maximale voor u doen aan zorg en verstrekken van informatie. Extra aandacht is er voor de ouders die aangifte hebben gedaan en waarvan de aangifte meegaat op de tenlastelegging. Dat zijn de strafbare feiten waarvoor het OM de verdachte vervolgt. Bent u één van deze ouders, dan leest u in de bijgevoegde folder wat uw rechten zijn. Verder vindt u in deze folder algemene informatie over het strafrecht in Nederland, wat u kunt verwachten op de pro forma zitting en waar u meer informatie kunt krijgen over het strafproces. Mocht u vragen hebben naar aanleiding van het voorgaande of de inhoud van de folder dan kunt u daarover contact leggen met uw familierechercheur of uw advocaat. […]
67. Nationale ombudsman 14 maart 2011 Rapport 2011/093 Slachtoffer doet aangifte bij politie in woonplaats Lelystad van misdrijf dat is gepleegd in Rotterdam. Bij verzoek om informatie wijzen de korpsen vervolgens naar elkaar. Klacht gegrond. Schending behoorlijkheidsvereiste van goede samenwerking. De Nationale ombudsman: [Samenvatting: Na de diefstal van haar pinpas in Rotterdam doet een vrouw aangifte bij de politie in haar woonplaats Lelystad. Het regionale politiekorps Flevoland zegt haar toe haar aangifte naar het korps te sturen waar de diefstal plaatsvond, het regionale politiekorps Rotterdam/Rijnmond. De vader van het slachtoffer informeerde regelmatig bij beide korpsen over de afhandeling van de aangifte. De medewerkers van de korpsen lieten weten geen informatie te kunnen verstrekken en verwezen voordurend naar
www.slachtofferzorg.nl
elkaar. De vader heeft vervolgens een klacht ingediend over de onduidelijke gang van zaken rond de afhandeling van de aangifte. De vader verweet beide korpsen onvoldoende actie te hebben ondernomen: er zijn geen opsporingshandelingen uitgevoerd, de korpsen verwezen uitsluitend naar elkaar. De Nationale ombudsman is van oordeel dat beide korpsen steken hebben laten vallen bij de afhandeling van de aangifte. Als gevolg van de gebrekkige communicatie over de stand van zaken heeft deze aangifte niet het vervolg gekregen dat een burger mag verwachten. De Nationale ombudsman acht het van belang dat politiekorpsen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dragen voor een correcte afhandeling van een aangifte. De klacht over de behandeling en doorsturen van de aangifte acht de Nationale ombudsman gegrond. Beide korpsen handelden in strijd met het behoorlijkheidvereiste van goede samenwerking. De Nationale ombudsman heeft de Raad van korpschefs in overweging gegeven zodanige maatregelen te treffen dat zekerheid bestaat over de overdracht en afhandeling van een aangifte van het ene naar het andere korps.]
68. Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven 23 maart 2011 Kenmerk 87008/AS Stalking kan door het SGM worden aangemerkt als een geweldsmisdrijf, indien het slachtoffer gedurende een lange periode stelselmatig met geweld wordt bedreigd. De Commissie: [Aanvraagster is volgens de Commissie slachtoffer van een mishandeling, gepleegd op 22 juli 2008, in de relationele sfeer. Hiervoor krijgt aanvraagster een uitkering van €550,- voor immateriële schade en €3.173,- voor materiële schade, te weten: verlies aan arbeidsvermogen, reizen en vervoer en telefoon- en portokosten.] […] Tevens heeft u opgegeven dat u in de periode van 22 juli 2008 tot en met 8 januari 2009 te [plaatsnaam] slachtoffer bent geworden van stalking.
28
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
Artikel 3 van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Wet) bepaalt dat een uitkering kan worden toegekend aan een ieder die door een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig letsel heeft opgelopen. Er is sprake van een geweldsmisdrijf als er met opzet tegen iemand geweld is gebruikt of met geweld is gedreigd. Stalking kan worden aangemerkt als een geweldsmisdrijf in de zin van de Wet, indien het slachtoffer gedurende een lange periode stelselmatig met geweld wordt bedreigd. Uit onderzoek van de Commissie is gebleken dat de dader gedurende langere periode inbreuk maakte op uw privacy door u herhaaldelijk lastig te vallen middels brieven, MSN berichten en SMS berichten en daarnaast in te breken op uw computer. Niet is gebleken echter dat u gedurende deze periode stelselmatig met (fysiek) geweld bent bedreigd. Alhoewel de Commissie begrijpt dat deze misdrijven een grote impact hebben gehad op uw dagelijks leven en daarnaast nog steeds grote gevolgen hebben, is echter niet gebleken van stalking in de zijn van de Wet. Gelet op het voorgaande wordt de door u opgegeven stalking bij de verdere behandeling buiten beschouwing gelaten. […]
69. Rechtbank Amsterdam 31 maart 2011 LJN: BP9775 Amsterdamse zedenzaak. Regiezitting. 1. Kennisname processtukken. Advocaat van slachtoffer krijgt: processen verbaal van de zittingen en kopiedossier inclusief de door verdachte afgelegde verklaringen. 2. Rb. houdt beslissing over kennisname deskundigenrapporten en over spreekrecht ouders aan. Art. 51b lid 1 Sv en art. 51e Sv. De rechtbank: […] 4. Verzoeken met betrekking tot de positie van de slachtoffers / benadeelde partijen Mr. Korver, die zich als raadsman heeft gesteld voor het slachtoffer van feit 1, zal -
www.slachtofferzorg.nl
zoals te doen gebruikelijk - afschriften ontvangen van de processen-verbaal van de te houden terechtzittingen, inclusief de daarbij behorende bijlagen. Met betrekking tot het verzoek van mr. Korver om in het bezit te worden gesteld van een kopiedossier beveelt de rechtbank dat het Openbaar Ministerie alle processtukken die betrekking hebben op feit 1, inclusief de door verdachte afgelegde verklaringen, dan wel de betreffende passages daaruit die betrekking hebben op dit feit, aan de raadsman af te geven. Op zijn verzoek om tevens in het bezit te worden gesteld van de nog op te maken deskundigenrapporten zal de rechtbank een beslissing nemen nadat deze rapporten gereed zijn. De vraag in hoeverre de ouders van het slachtoffer van feit 1 het in artikel 51e Sr omschreven spreekrecht kunnen uitoefenen, leent zich thans nog niet voor beantwoording. Op een volgende zitting zullen Openbaar Ministerie, verdediging en de raadslieden van de benadeelde partij / slachtoffer de gelegenheid krijgen zich nader uit te laten over dit vraagpunt. […]
70. Rechtbank Amsterdam 31 maart 2011 LJN: BP9783 Amsterdamse zedenzaak. Regiezitting. 1. Advocaat van slachtoffer/benadeelde mag geen vragen stellen aan de deskundige die door de R-C wordt gehoord. 2. Kennisname processtukken. De advocaat heeft recht op afgifte van de processtukken, zo reeds beschikbaar, die betrekking hebben op de door hem vertegenwoordigde personen, inclusief de door verdachte afgelegde verklaringen. 3. Rb. houdt beslissing over kennisname deskundigenrapporten en over spreekrecht ouders aan. Art. 51b lid 1 Sv. De rechtbank: […] 1. Benoeming deskundigen De rechtbank draagt, gehoord het Openbaar Ministerie en de verdediging, de rechter-commissaris op om over te gaan tot de benoeming van een kinderarts, een kinderpsychiater en een kinderpsycholoog.
29
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2011, aflevering 3, nummers: 41 - 70
De door deze deskundigen op te stellen rapportages dienen zich te richten op de eventuele fysieke en psychische gevolgen van seksueel misbruik van jonge en zeer jonge kinderen, waarbij de gevolgen voor de betrokken gezinnen dienen te worden betrokken. Zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging kan desgewenst suggesties aan de rechter-commissaris doen over de te benoemen personen. Het is echter de rechter-commissaris die uiteindelijk vaststelt welke deskundigen zullen worden benoemd. De rechtbank zal in een later stadium specifieke vragen formuleren die de deskundigen bij het opstellen van de rapportages als uitgangspunt dienen te nemen. Deze door de rechtbank geformuleerde vragen zullen aan het Openbaar Ministerie en de verdediging worden gegeven, waarna beiden in de gelegenheid worden gesteld om aanvullende vragen voor de deskundigen aan de rechter-commissaris kenbaar te maken. Die bevoegdheid komt ook toe aan de rechter-commissaris zelf.
heeft dan ook recht op afgifte van de processtukken, zo reeds beschikbaar, die betrekking hebben op de door hem vertegenwoordigde personen, inclusief de door verdachte afgelegde verklaringen, dan wel de betreffende passages daaruit, die zien op deze personen. Op zijn verzoek om tevens in het bezit te worden gesteld van de nog op te maken deskundigenrapporten zal de rechtbank een beslissing nemen nadat deze rapporten gereed zijn. De ter zitting naar voren gebrachte vraag of de ouders van de betrokken kinderen het in artikel 51e Wetboek van Strafvordering omschreven spreekrecht kunnen uitoefenen, leent zich thans nog niet voor beantwoording. Op een volgende zitting zullen Openbaar Ministerie, verdediging en de raadslieden van de benadeelde partijen / slachtoffers de gelegenheid krijgen zich nader uit te laten over dit vraagpunt. […]
Het ter terechtzitting van 17 maart 2011 gedane verzoek van mr. Korver om eveneens vragen aan de deskundigen te stellen wordt afgewezen, nu hem deze bevoegdheid in de positie als vertegenwoordiger van slachtoffers / benadeelde partijen niet toekomt. De rechtbank merkt in dit verband op dat het hem vrij staat zelfstandig onderzoek te laten verrichten en het resultaat daarvan aan het dossier toe te laten voegen. 2. Verzoeken met betrekking tot de positie van de slachtoffers / benadeelde partijen Mr. Korver, die zich als raadsman heeft gesteld voor diverse slachtoffers / benadeelde partijen, zal, zoals te doen gebruikelijk, afschriften ontvangen van de processen-verbaal van de te houden terechtzittingen, inclusief de daarbij behorende bijlagen. Met betrekking tot het verzoek van mr. Korver om in het bezit te worden gesteld van een kopiedossier is de rechtbank vooralsnog met het Openbaar Ministerie van oordeel dat de belangen van de slachtoffers / benadeelde partijen voldoende zijn behartigd met de afgifte van de dossiers die specifiek betrekking hebben op de personen die de raadsman in rechte vertegenwoordigt. De raadsman
www.slachtofferzorg.nl
30