Jurisprudentiebulletin 2010, aflevering 9 Nummers: 115 – 128 Vordering benadeelde partij: JBS 2010, nr. 115 Rb. Utrecht 6 september 2010 Rechtstreekse schade. Causaliteitsverweer met betrekking tot het letsel wordt door de rechtbank verworpen. JBS 2010, nr. 116 Rb. Dordrecht 7 september 2010 Bureau Jeugdzorg vordert kosten die in verband met onttrekking van twee kinderen aan hun toezicht zijn gemaakt. Niet eenvoudig van aard. JBS 2010, nr. 117 Hof Leeuwarden 10 september 2010 In eerste aanleg niet gevoegd, dus is de vordering van benadeelde partij niet ontvankelijk. Echter wel de schadevergoedingsmaatregel. JBS 2010, nr. 118 Hof Leeuwarden 13 september 2010 Geen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel omdat verdachte bereid is de schade te betalen en door de financiële situatie van verdachte reeds op voorhand duidelijk is dat het langere tijd zal gaan duren voordat zij aan de betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen. JBS 2010, nr. 119 Hoge Raad 14 september 2010 Vordering is in eerste aanleg niet behandeld. Benadeelde is tijdens de behandeling van het hoger beroep door miscommunicatie tussen de bode en het hof te laat in de rechtszaal verschenen. Gedeeltelijke toewijzing door het Hof was in strijd met art. 361 jo. art. 415 Sv.
JBS 2010, nr. 120 Rb. Zutphen 17 september 2010 Slachtoffer is komen te overlijden na zich te hebben gevoegd. Vererving vordering immateriële schade. JBS 2010, nr. 121 Rb. Haarlem 22 september 2010 Volgens de rechtbank is de ziekenhuisdaggeldvergoeding een vergoeding immateriële schade. (Dit is onjuist, zie ook het commentaar bij: Rb. Groningen, 18 januari 2010, JBS 2010, 3). JBS 2010, nr. 122 Hof Leeuwarden 27 september 2010 Het verweer dat ten onrechte een kilometervergoeding wordt gevraagd in plaats van de reiskosten op basis van gebruik van het openbaar vervoer wordt door het Hof verworpen. Kilometervergoeding op basis van de norm van de Letselschaderaad. JBS 2010, nr. 123 Hof ’s-Gravenhage 27 september 2010 Het hof wijst een gedeelte van de materiële vordering af nu de benadeelde partij niet heeft aangetoond deze materiële schade te hebben geleden. JBS 2010, nr. 124 Hof Leeuwarden 29 september 2010 Fietsendiefstal. De gevorderde schade voor huur van een vervangende fiets en de fietstas met accessoires zijn niet eenvoudig van aard (Misschien: geen rechtstreekse schade uit hetgeen bewezen is verklaard?).
(Vervolg op blz. 2)
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
Contactverbod waarde:
als
bijzondere
voor-
JBS 2010, nr. 125 Rb. Dordrecht 21 september 2010 Contactverbod als bijzondere voorwaarde gevorderd en opgelegd. Ontucht. Verminderd toerekeningsvatbaar. Proeftijd 3 jaar. JBS 2010, nr. 126 Rb. ’s-Gravenhage 9 september 2010 Contactverbod als bijzondere voorwaarde geadviseerd, gevorderd en opgelegd. Aanranding van de eerbaarheid. Nationale ombudsman: JBS 2010, nr. 127 Nationale ombudsman 10 september 2010 Notoire klager. Indien een burger een overheidsinstantie dusdanig vaak benadert dat daardoor een onevenredig beslag wordt gelegd op de overheidsinstantie en/of haar organisatie, acht de Nationale ombudsman het in specifieke omstandigheden aanvaardbaar dat door de overheidsinstantie (i.c. het Openbaar Ministerie) maatregelen worden getroffen om dit beslag te beperken. JBS 2010, nr. 128 Nationale ombudsman 22 september 2010 Inval bij slachtoffer van identiteitsfraude door FIOD. Inzet wapendragers in strijd met evenredigheidsbeginsel. Betrokkene klaagde eerder bij de Nationale ombudsman over het optreden van politie, parket en Marechaussee (2009/199).
www.slachtofferzorg.nl
2
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
Colofon In het Jurisprudentiebulletin van Slachtofferhulp Nederland (JBS) wordt jurisprudentie verzameld die van belang kan zijn voor de juridische dienstverlening aan slachtoffers. De opgenomen uitspraken worden onderverdeeld in rubrieken. Binnen de rubrieken zijn de uitspraken chronologisch gerangschikt. De uitspraken worden over het algemeen sterk verkort weergegeven. Aanvullingen en weglatingen door de redactie worden cursief weergegeven. Sommige uitspraken zijn door de redactie van (kort) commentaar voorzien. De uitspraken betreffen merendeels strafzaken van de meervoudige kamers. Indien dat anders is, wordt dat vermeld. Het JBS verschijnt in beginsel maandelijks en is te vinden op www.slachtofferzorg.nl. U kunt het JBS via e-mail toegestuurd krijgen door een berichtje te sturen aan
[email protected].
Redactie: mr. A.H. Sas Contact:
[email protected] Overige uitgaven: www.slachtofferzorg.nl
www.slachtofferzorg.nl
3
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
Vordering benadeelde partij:
115. Rechtbank Utrecht 6 september 2010 LJN: BN9425 Rechtstreekse schade. Causaliteitsverweer met betrekking tot het letsel wordt door de rechtbank verworpen. Art. 361 lid 2 onder b en art. 6: 162 BW. De rechtbank: [O.a. poging doodslag, art. 287 Sr] 6. De benadeelde partij 6.1.1. Het standpunt van de benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer] vordert ter zake het eerste ten laste gelegde feit een immateriële schadevergoeding van €8.000,--. Volgens de benadeelde partij is deze schade een rechtstreeks gevolg van dit bewezen verklaarde feit en is verdachte hiervoor aansprakelijk. 6.1.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging van verdachte stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen nu er geen causaal verband bestaat tussen de duwbeweging van verdachte met de schaar en het letsel van het slachtoffer [slachtoffer]. De verdediging wijst er hierbij op dat het fysieke letsel van het slachtoffer mogelijk is veroorzaakt door een nabloeding na de operatie, gevolgd door een herseninfarct. De nabloeding en het herseninfarct hebben zich pas uren na het steekincident voorgedaan. Op de Ct-scan die meteen na binnenkomst van [slachtoffer] in het ziekenhuis is gemaakt waren geen tekenen van een herseninfarct te zien. 6.1.3. Het standpunt van de Officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] integraal dient te worden toegewezen, nu het causaal verband tussen het letsel en het steken met de schaar in de hals/nek evident is. Tevens verzoekt zij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. 6.1.4. Het oordeel van de rechtbank Voor de vaststelling of er een causaal verband bestaat tussen de gedraging van
www.slachtofferzorg.nl
verdachte en het letsel van benadeelde partij [slachtoffer] is beslissend of het letsel redelijkerwijs als gevolg van het steken van de schaar in de hals/nek aan verdachte kan worden toegerekend. In het dossier bevinden zich medische berichten van [naam], neuroloog en [naam], chirurg, beiden voormalig behandelaar van [slachtoffer]. In beide berichten is vermeld dat het ontbreken van tekenen van een herseninfarct op de eerste CT scan van [slachtoffer] absoluut niet uitsluit dat er toen wel een infarct bestond. [naam] geeft echter daarnaast in zijn bericht nog aan dat hij van mening is dat het ontstane herseninfarct het gevolg is van de steek met de schaar. [naam] is voorts van mening dat het verreweg het meest waarschijnlijk is dat de messteek heeft geleid tot een dissectie van de a. carotis interna links, die op zijn beurt heeft geleid tot een groot herseninfarct links. Voor de conclusie dat het herseninfarct spontaan is ontstaan, ontbreken aanknopingspunten. Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat het letsel van de benadeelde partij [slachtoffer] redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend. Gelet op de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan acht de rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding ter hoogte van €8.000,-- billijk. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
116. Rechtbank Dordrecht 7 september 2010 LJN: BN6947 Bureau Jeugdzorg vordert kosten die in verband met onttrekking van twee kinderen aan hun toezicht zijn gemaakt. Niet eenvoudig van aard. Art. 361 lid 3 Sv. De rechtbank: [Onttrekking van minderjarige (<12 jaar) aan wettelijk gezag art. 279 Sr.] […] [Zusje en broertje van de verdachte waren op een crisislocatie geplaatst vanwege een rechterlijke machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling. Verdachte heeft de kinderen zonder toestemming mee uit eten genomen.] 8 De benadeelde partij
4
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
De benadeelde partij Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland heeft gevorderd een schadevergoeding van €507,50 voor het tenlastegelegde feit, omdat de teamleider en de gezinsvoogd hierdoor overuren en reiskosten hebben moeten maken. De officier van justitie heeft gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarnaast is de officier van justitie van mening dat de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland ook een eigen verantwoordelijkheid heeft, de overheid jeugdzorg financiert en de kosten niet voortvloeien uit het misdrijf. De raadsman is met de officier van justitie van mening dat de vordering nietontvankelijk dient te worden verklaard. Het tarief van de gewerkte overuren is niet onderbouwd. De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarom nietontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. […]
117. Gerechtshof Leeuwarden 10 september 2010 LJN: BN6889 In eerste aanleg niet gevoegd, dus is de vordering van benadeelde partij niet ontvankelijk. Echter wel de schadevergoedingsmaatregel. Art. 421 lid 1 Sv en art. 36f Sr. Het hof: [Mishandeling art. 300 Sr.] […] Benadeelde partij Nu uit het onderzoek ter terechtzittingen van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich niet in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, is de benadeelde partij daartoe onbevoegd in het geding in hoger beroep en dient hij in zijn vordering nietontvankelijk te worden verklaard. Schadevergoedingsmaatregel
www.slachtofferzorg.nl
Vaststaat dat door het bewezenverklaarde feit aan het slachtoffer schade is toegebracht, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het hof stelt die schade vast op een bedrag ex aequo et bono van €200. Aan verdachte zal derhalve de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van voormeld geldbedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer. […]
118. Gerechtshof Leeuwarden 13 september 2010 LJN: BN7112 Geen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel omdat verdachte bereid is de schade te betalen en door de financiële situatie van verdachte reeds op voorhand duidelijk is dat het langere tijd zal gaan duren voordat zij aan de betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen. Art. 36f Sr. Het hof: [Diefstal art. 310 Sr en diefstal met valse sleutel art. 311 Sr.] […] Door de Reclassering Nederland is op 12 maart 2010 een adviesrapport uitgebracht omtrent de verdachte. Dit rapport is ter zitting van het hof aangevuld door de verklaring van de heer G. Louwes, begeleider van verdachte en werkzaam bij de GGZ Friesland. Daaruit is onder meer naar voren gekomen dat verdachte te kampen had met een alcoholverslaving en dat zij gediagnosticeerd is met een schizo affectieve stoornis. Louwes heeft verklaard dat de alcoholverslaving van verdachte inmiddels onder controle is, dat verdachte voldoende steun en begeleiding heeft vanuit GGZ Friesland en dat thans contact met de reclassering daarom niet meer is aangewezen. Al het vorenstaande is aanmerking nemende is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke werkstraf een passende bestraffing is. Gelet op de positieve wending die verdachte aan haar leven heeft gegeven en de hulp en structuur die haar geboden wordt, ziet het hof geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke straf op te leggen.
5
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
Benadeelde partij […] De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Het hof zal de door de advocaat-generaal gevorderde schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, omdat verdachte bereid is de schade te betalen en door de financiële situatie van verdachte reeds op voorhand duidelijk is dat het langere tijd zal gaan duren voordat zij aan de betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen. Het opleggen van vervangende hechtenis middels een schadevergoedingsmaatregel zal niet leiden tot een meer voortvarende betaling, maar mogelijk wel tot een door het hof niet gewenste vrijheidsbeneming van verdachte. […]
119. Hoge Raad 14 september 2010 LJN: BM7456 Vordering is in eerste aanleg niet behandeld. Benadeelde is tijdens de behandeling van het hoger beroep door miscommunicatie tussen de bode en het hof te laat in de rechtszaal verschenen. Gedeeltelijke toewijzing door het Hof was in strijd met art. 361 jo. art. 415 Sv. Art. 421 lid 3 Sv. De Hoge Raad: […] 2.1. Het middel klaagt over de toewijzing door het Hof van de vordering van de benadeelde partij. […] 2.2.2. Het Hof heeft te dien aanzien het volgende overwogen: "De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot ver-
www.slachtofferzorg.nl
goeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde. Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partij zich overeenkomstig artikel 51b van Wetboek van Strafvordering op tijd heeft gevoegd in het strafproces, maar deze vordering is in eerste aanleg niet aan de orde geweest. De benadeelde partij is in kennis gesteld van de terechtzitting in hoger beroep, maar is te laat in de rechtszaal verschenen vanwege miscommunicatie tussen de bode en het hof. Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezengeachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen. […] 2.3. In aanmerking genomen a. dat de aantekening van het mondelinge vonnis van de Politierechter niet een toewijzing inhoudt van de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding, en b. niet blijkt dat de benadeelde partij zich op de voet van art. 421, derde lid, Sv in het geding in hoger beroep heeft gevoegd, heeft het Hof door te overwegen en te beslissen op de vordering als hiervoor onder 2.2 vermeld, gehandeld in strijd met art. 361 in verbinding met art. 415 Sv (vgl. HR 16 maart 1993, LJN AD1844, NJ 1993, 585). Het middel klaagt daarover terecht. […] A-G Vellinga: […] 1. Verdachte is op 16 juni 2008 door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld tot straf als in het arrest vermeld. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en voor dat bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. 2. Namens verdachte heeft mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld. 3. Bij de aan de Hoge Raad op voet van art. 434 lid 1 Sv toegezonden stukken bevindt zich geen voegingsformulier in hoger beroep als bedoeld in art. 51b Sv. De vor-
6
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
dering van de benadeelde partij is in eerste aanleg niet ten dele toegewezen, zodat deze op grond van het bepaalde in art. 421 lid 2 Sv in hoger beroep niet van rechtswege voortduurt. Nu de gedingstukken niets inhouden waaruit blijkt dat de benadeelde partij de vordering in hoger beroep heeft willen handhaven, noch daarvan blijkt uit diens verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep (art. 421 lid 3 juncto 51b lid 2 Sv), heeft het Hof ten onrechte op de vordering van de benadeelde partij beslist. 4. Het middel slaagt. 5. Overigens houdt het bestreden arrest in dat de benadeelde partij in kennis is gesteld van de terechtzitting in hoger beroep, maar vanwege miscommunicatie tussen de bode en het Hof te laat in de rechtszaal is verschenen. Gelet op deze gang van zaken had het op de weg van het Hof gelegen het onderzoek te hervatten (art. 346 lid 1 Sv) teneinde na te gaan of de benadeelde partij, die zich volgens het Hof in het onderhavige strafproces had gevoegd maar van wie de vordering in eerste aanleg niet aan de orde was geweest en die kennelijk in hoger beroep wel was verschenen, de vordering wilde handhaven en in dat geval de verdachte in de gelegenheid te stellen zich over die vordering van de benadeelde partij uit te laten. 6. Nu het Hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partij in hoger beroep wel was verschenen en in het oordeel van het Hof besloten ligt dat de benadeelde partij zich in hoger beroep heeft willen voegen overeenkomstig het bepaalde in art. 421 lid 3 juncto 51b lid 2 Sv, kan in mijn ogen niet worden volstaan met vernietiging van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij maar dient de zaak te worden teruggewezen naar het Hof teneinde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zich alsnog te voegen en, indien de benadeelde partij zich inderdaad voegt in het geding in hoger beroep, de verdachte in de gelegenheid te stellen zich tegen de vordering te verweren. […]
120. Rechtbank Zutphen 17 september 2010 LJN: BN7242
www.slachtofferzorg.nl
Slachtoffer is komen te overlijden na zich te hebben gevoegd. Vererving vordering immateriële schade. Art. 6:106 lid 2 BW. De rechtbank: [Diefstallen met geweld in woningen artt. 310 en 312 Sr.] […] Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 1 De benadeelde partij [slachtoffer A], wonende aan de [adres 1], [plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van €7.550 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit, gevoegd in het strafproces. Dit bedrag ziet op het bij de overval weggenomen geld (€1.250) en op vergoeding van geleden immateriële schade (€6.300). De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel dient te worden toegewezen. De verdediging heeft bepleit dat vordering voor wat betreft het immateriële deel dient te worden afgewezen, nu de benadeelde partij is komen te overlijden. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht - hoofdelijk - aansprakelijk is. De rechtbank leest het verweer van de verdediging ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade aldus, dat de verdediging meent dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade dermate persoonlijk is dat met het overlijden van de benadeelde de vordering teniet gaat, althans niet voor vererving vatbaar is. Dit standpunt is onjuist. Artikel
7
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
6:106 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat een vordering tot vergoeding van immateriële schade vatbaar is voor overgang onder algemene titel wanneer ter zake een vordering in rechte is ingesteld of de gelaedeerde aan de laedens heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. Aan eerstgemelde voorwaarde heeft de benadeelde partij voldaan door haar vordering te voegen in de strafzaak tegen verdachte, zodat haar vordering vatbaar is voor overgang onder algemene titel. Het latere overlijden van de benadeelde partij doet hier niets aan af. Het verweer wordt derhalve verworpen. […]
122. Gerechtshof Leeuwarden 27 september 2010 LJN: BN8448 Het verweer dat ten onrechte een kilometervergoeding wordt gevraagd in plaats van de reiskosten op basis van gebruik van het openbaar vervoer wordt door het hof verworpen. Kilometervergoeding op basis van de norm van de Letselschaderaad.
121. Rechtbank Haarlem 22 september 2010 LJN: BN8008 Volgens de rechtbank is de ziekenhuisdaggeldvergoeding een vergoeding voor immateriële schade. (Dit is onjuist, zie ook het commentaar bij: Rb. Groningen, 18 januari 2010, JBS 2010, 3).
De benadeelde partij heeft door het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Met betrekking tot de gevorderde reiskosten heeft de raadsman aangevoerd dat ten onrechte een kilometervergoeding wordt gevraagd in plaats van de reiskosten op basis van gebruik van het openbaar vervoer. Het hof overweegt in dit verband dat het gebruikelijk is om dit type kosten te waarderen op basis van door De Letselschade Raad vastgestelde normbedragen. Bij gebruik van eigen vervoer bedraagt het normbedrag € 0,24 per gereden kilometer. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de reiskosten af te wijzen. […]
De rechtbank: [Zware mishandeling art. 302 Sr.] […] De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van €241,02, eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezenverklaarde feit. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: het eigen risico ( €12,84) en de gemiste inkomsten (€228,18). De rechtbank is van oordeel dat de daggeldvergoeding onder de immateriële kosten valt. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van €1.000 billijk voor. De rechtbank zal de vordering aldus toewijzen tot een bedrag van € 1.241,02, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. […]
Het hof: [Zware mishandeling art. 302 Sr.] […] Benadeelde partij […]
123. Gerechtshof ’s-Gravenhage 27 september 2010 LJN: BN8381 Het hof wijst een gedeelte van de materiële vordering af nu de benadeelde partij niet heeft aangetoond deze materiële schade te hebben geleden. Het hof: [O.a. doodslag art. 287 Sr.] […] Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij] In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot
www.slachtofferzorg.nl
8
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van €4.611,52. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag €4.611,52. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij onvoldoende aangetoond dat de gestelde materiële schade ten volle is geleden en dat deze schade tot de gestelde hoogte een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal door het hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden bepaald op €3.000,-, in welk bedrag de door de benadeelde partij gestelde reiskosten volledig zijn begrepen, en derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond voor het overige materiële schade te hebben geleden. De vordering zal derhalve voor dat deel worden afgewezen. […]
124. Gerechtshof Leeuwarden 29 september 2010 LJN: BN8664 Fietsendiefstal. De gevorderde schade voor huur van een vervangende fiets en de fietstas met accessoires zijn niet eenvoudig van aard (Dit laatste: misschien geen rechtstreekse schade uit hetgeen bewezen is verklaard?). Art. 361 Sv. Het hof: [Diefstal 310 Sr.] […] Benadeelde partij Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de
www.slachtofferzorg.nl
voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. De raadsman van verdachte heeft de vordering betwist. Hij heeft aangevoerd dat de benadeelde partij - in plaats van huren - een fiets had kunnen lenen. Verder wordt verdachte diefstal van fietstassen met accessoires niet verweten en blijkt uit het dossier ook niet daarvan. Tot slot had de benadeelde partij een goedkopere fiets kunnen kopen. Vast staat dat door het bewezenverklaarde feit aan de benadeelde partij schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft ten aanzien van de gestolen fiets de dagwaarde begroot op €559,30. Het hof zal de schade dienovereenkomstig begroten. De vordering van de benadeelde partij kan in zoverre worden toegewezen, vergezeld van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige (fietshuur en fietstas met accessoires) niet van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. […]
Contactverbod waarde:
als
bijzondere
voor-
125. Rechtbank Dordrecht 21 september 2010 LJN: BN9230 Contactverbod als bijzondere voorwaarde gevorderd en opgelegd. Ontucht. Verminderd toerekeningsvatbaar. Proeftijd 3 jaar. Art. 14c Sr. De rechtbank: [Ontucht met iemand <16 jaar, art. 247 Sr en openbare schennis van de eerbaarheid art. 239 Sr.] […]
9
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
6.1 De rapporten van de deskundigen Uit het door drs. A.H. Eenhoorn, psycholoog, over verdachte uitgebracht rapport van 23 januari 2009 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in die zin dat er beperkingen zijn op zowel sociaal-emotioneel als psychoseksueel gebied, die van invloed zijn geweest ten tijde van het plegen van het feit. Er lijkt daarbij sprake te zijn van een dwangmatige seksuele drang, tot uiting komend in overmatig masturberen met exhibitionistische neigingen. In de persoonlijkheid staan narcistische trekken centraal, alsmede zijn gebrekkige impulscontrole. Uit dit onderzoek blijkt niet dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in strikte zin. Verdachte kan op grond hiervan als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. […] 7 De strafoplegging […] De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte, naast verplicht reclasseringstoezicht, als bijzondere voorwaarde een contactverbod wordt opgelegd ten aanzien van [benadeelde partij] en haar familie, anders dan via de advocaat. 7.3 Het oordeel van de rechtbank […] De rechtbank ziet in de concrete omstandigheden van dit geval aanleiding verdachte geen geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en overweegt daartoe het volgende. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor zedendelicten en heeft inmiddels uit eigen beweging hulp gezocht voor het door hem onderkende seksuele probleem. Daarnaast is, buiten de schuld van verdachte, inmiddels bijna twee jaar verstreken tussen de door verdachte begane feiten en de strafoplegging en is verdachte's voorlopige hechtenis reeds na elf dagen voorarrest geschorst. Daarnaast is de kans reëel dat verdachte bij de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn baan verliest. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gezien de ernst van de feiten en de concrete omstandigheden van het geval aan verdachte de maximale werkstraf
www.slachtofferzorg.nl
zal worden opgelegd van 240 uren. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 229 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een individuele en/of groepsbehandeling bij Het Dok en/of De Waag, en een contactverbod met (de gezinsleden van) [benadeelde partij], anders dan via een advocaat. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gedurende de proeftijd van drie jaar voldoende in de gelegenheid is om met een reële kans van slagen deel te nemen aan behandeling, alsmede dat [benadeelde partij] en haar familie door een contactverbod voor deze periode afdoende tegen confrontatie met verdachte worden beschermd. Een proeftijd van vijf jaar, zoals door de officier van justitie is geëist omdat mogelijk een langdurige behandeling is geïndiceerd, is onvoldoende onderbouwd te meer nu verdachte reeds vrijwillig deelneemt aan een behandeling. […]
126. Rechtbank ’s-Gravenhage 9 september 2010 LJN: BN6376 Contactverbod als bijzondere voorwaarde geadviseerd, gevorderd en opgelegd. Aanranding van de eerbaarheid. Art. 14c Sr. De rechtbank: [(Poging) feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, art. 246 Sr; verspreiding kinderpornografie art. 240b Sr.] […] De officier van justitie heeft […] daarbij als bijzondere voorwaarden een contactverbod [gevorderd] met de in de dagvaarding genoemde slachtoffers […] Verdachte heeft zes meisjes in de leeftijd van veertien tot zeventien jaar via MSN benaderd en heeft geprobeerd deze meisjes te bewegen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Bij twee van de meisjes is dat ook daadwerkelijk gebeurd. Ook heeft hij van een minderjarig meisje kinderpornografische afbeeldingen
10
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
vervaardigd en verspreid. De dwang die verdachte daarbij uitoefende, bestond uit het veelvuldig contact opnemen via de computer en het dreigen persoonsgegevens en foto's van de meisjes op sekssites te plaatsen. In drie gevallen heeft hij deze dreigementen daadwerkelijk uitgevoerd. Daarnaast dreigde hij met brandstichting en geweld tegen de slachtoffers en hun familieleden. […] De rapporteur van de reclassering adviseert om verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een contactverbod en de verplichting om zich te laten behandelen bij instelling De Waag of een soortgelijke instelling. De rechtbank kan zich ook vinden in dit advies en neemt dit advies over. […]
127. Nationale ombudsman 10 september 2010 Rapport 2010/250 Notoire klager. Indien een burger een overheidsinstantie dusdanig vaak benadert dat daardoor een onevenredig beslag wordt gelegd op de overheidsinstantie en/of haar organisatie, acht de Nationale ombudsman het in specifieke omstandigheden aanvaardbaar dat door de overheidsinstantie (i.c. het Openbaar Ministerie) maatregelen worden getroffen om dit beslag te beperken. Art. 12 Sv De Nationale ombudsman: [Klacht tegen het Openbaar Ministerie te Groningen] […] Ten aanzien van de klacht van verzoeker wordt als volgt overwogen. 14. Het evenredigheidsvereiste houdt in dat overheidsinstanties voor het bereiken van een doel een middel aanwenden dat voor de betrokkenen niet onnodig bezwarend is en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel. De nadelige gevolgen van een beslissing, waarbij aan een burger beperkingen worden opgelegd in diens contacten met een overheidsinstantie mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met die beslissing te dienen doelen.
www.slachtofferzorg.nl
15. Zoals de Nationale ombudsman eerder heeft overwogen in zijn rapporten 2007/015, 2005/241 en 2006/283 dient het uitgangspunt van de overheid te zijn dat op brieven van burgers een reactie volgt. Echter wanneer burgers in de van hen te verwachten verantwoordelijkheid voor hun correspondentie zelf in gebreke blijven, hoeft de overheidsinstantie niet altijd of in ieder geval niet altijd inhoudelijk te reageren. Burgers dienen ook zelf bij te dragen aan een vruchtbare samenwerking met de overheid. 16. Er kunnen zich situaties voordoen waarin een overheidsinstantie in reactie op een brief of verzoek kan volstaan met de mededeling dat in het vervolg niet meer zal worden gereageerd. Algemene voorbeelden hiervan kunnen zijn: frequente verzoeken die niet zijn toegelicht, brieven met een beledigende toonzetting, brieven die gaan over een blijvend meningsverschil waarbij geen nieuwe standpunten te verwachten zijn, kennisgevingen, verzoeken om een specificatie als die specificatie al uit eerdere brieven valt af te leiden, anonieme brieven, brieven die persoonlijk - via het huisadres - aan bestuurders en ambtenaren zijn gericht en rappelbrieven die het antwoord hebben gekruist. 17. Indien een burger een overheidsinstantie dusdanig vaak benadert - schriftelijk, telefonisch, per e-mail of persoonlijk dat daardoor een onevenredig beslag wordt gelegd op de overheidsinstantie en/of haar organisatie, acht de Nationale ombudsman het in specifieke omstandigheden aanvaardbaar dat door de overheidsinstantie maatregelen worden getroffen om dit beslag te beperken. Uiteraard dient het recht van de betrokken burger om zich tot de overheidsinstantie te wenden daarbij niet onevenredig te worden beperkt. 18. Het antwoord op de vraag wanneer er sprake is van een onevenredige inspanning van de overheidsinstantie is niet eenduidig te geven en zal afhankelijk zijn van het specifieke geval. […] 20. Gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, is de Nationale ombudsman van oordeel dat het OM het evenredigheidsvereiste niet heeft geschonden door in beginsel niet meer te reageren op de brieven/aangiften van verzoeker. Hierbij zijn de volgende inhoudelijke aspecten van belang. Ver-
11
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
zoeker stuurt al gedurende een periode van jaren zeer regelmatig brieven/aangiften naar het OM. Het merendeel daarvan is niet onderbouwd. Verder wijzen de wel (enigszins) toegelichte aangiften op het eerste gezicht niet zozeer op strafbare feiten, maar meer op civiel- en/of bestuursrechtelijke geschillen. […] Hierbij is meegewogen dat het uitblijven van een uitdrukkelijke beslissing van het OM over het al dan niet overgaan tot vervolging niet in de weg staat aan het starten van een procedure bij het gerechtshof op grond van artikel 12 Sv. In een uitspraak van 19 mei 2003 van het gerechtshof te Den Haag [LJN: AF8921] is overwogen dat een belang bij het voeren van een procedure op grond van artikel 12 Sv ontstaat op het moment dat vaststaat of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een strafbaar feit niet (verder) wordt vervolgd. Verder heeft het gerechtshof te 'sHertogenbosch in een uitspraak van 27 maart 2007 [LJN: BD6434] overwogen dat het uitblijven van enige beslissing over vervolging uiteindelijk kan leiden tot een situatie dat feitelijk sprake is van niet vervolging (zie Achtergrond onder 2). 22. Dat met het uitblijven van een reactie van het OM verzoeker niet wordt gewezen op de mogelijkheid om deze procedure bij het gerechtshof te voeren, maakt het oordeel van de Nationale ombudsman niet anders. Uit de stukken komt namelijk naar voren dat verzoeker meerdere procedures op grond van artikel 12 Sv heeft gevoerd. Daarnaast blijkt uit de stukken dat verzoeker in een brief van 4 augustus 2000 heeft aangekondigd deze procedure te zullen starten. In die periode reageerde het OM nog wel op de brieven van verzoeker. Dit betekent dat verzoeker al bekend was met de procedure op grond van artikel 12 Sv vóórdat het OM niet meer reageerde op zijn brieven/aangiften. Alles overziend heeft het OM, zoals hiervoor al vermeld, het evenredigheidsvereiste niet geschonden.
128. Nationale ombudsman 22 september 2010 Rapport 2010/260 Inval bij slachtoffer van identiteitsfraude door FIOD. Inzet wapendragers in strijd met evenredigheidsbeginsel. Betrokkene
www.slachtofferzorg.nl
klaagde eerder bij de Nationale ombudsman over het optreden van politie, parket en Marechaussee (2009/199). De Nationale ombudsman: […] Beoordeling en conclusie Algemeen Verzoeker, een Nederlandse zakenman van Surinaamse afkomst, is jarenlang het slachtoffer geworden van identiteitsfraude. C., die verzoeker van vroeger uit Suriname kende, en die veel drugsgerelateerde delicten pleegde, gaf zich veelal voor verzoeker uit. Omdat C.'s identiteit door politie en justitie onvoldoende werd geverifieerd, hebben ten onrechte diverse criminele antecedenten op verzoekers naam gestaan, en hebben in politiegegevens misdrijven op zijn naam gestaan, die hij niet had gepleegd. Iemand die verzoekers naam gebruikte, was gesignaleerd als ongewenst vreemdeling. En de zogeheten gevarenclassificatiecode 02 (harddrugsgebruiker) was gekoppeld aan verzoekers personalia. Verzoeker en verzoekster, zijn echtgenote, hebben hiervan veel en ernstige overlast ondervonden. Zo had verzoeker - samen met zijn echtgenote - een bedrijf, waarvoor hij regelmatig naar Suriname reisde. Door de strafrechtelijke informatie die ten onrechte op zijn naam stond, kwam hij bij controles op Schiphol herhaaldelijk in de problemen. Over het optreden van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, het arrondissementsparket te Amsterdam en de Koninklijke Marechaussee te Schiphol inzake de strafrechtelijke informatie die ten onrechte op verzoekers naam stond, bracht de Nationale ombudsman een rapport uit (Herzien openbaar rapport 2009/199 van 23 september 2009). […] II. Beoordeling Ten aanzien van de huiszoeking op 6 oktober 2003 33. Verzoekers klagen er over dat de Belastingdienst/FIOD-ECD op 6 oktober 2003 met onnodig machtsvertoon een inval heeft gedaan in hun woning. Volgens verzoekers had het duidelijk moeten dat verzoekers criminele antecedenten en de gevarenclassificatiecode 02 (harddrugsgebruiker), waarop dat machtsvertoon zou
12
Jurisprudentiebulletin Slachtofferhulp Nederland 2010, aflevering 9, nummers: 115 - 128
zijn gebaseerd, het gevolg waren van de gepleegde identiteitsfraude. Ook had de Belastingdienst/FIOD-ECD zich daarbij ten onrechte gebaseerd op een procesverbaal van de politie, waarin onder meer stond dat verzoeker zich bezighield met de handel in verdovende middelen. 34. Het evenredigheidsvereiste houdt in dat overheidsinstanties voor het bereiken van een doel een middel aanwenden dat voor de betrokkenen niet onnodig bezwarend is en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel. Dit brengt met zich mee dat de Belastingdienst/FIOD-ECD geen onnodig machtsvertoon toepast bij de doorzoeking van een woning. 35. De minister van Financiën heeft hierover naar voren gebracht dat het voor de Belastingdienst/FIOD-ECD niet kenbaar was geweest dat er onjuiste strafrechtelijke informatie op naam van verzoeker stond. En zelfs als dat wel het geval was geweest, had dat volgens de minister, voor het toepassen van wat verzoeker aanduidde als machtsvertoon, niets uitgemaakt. Bij de huiszoeking en de aanhouding van verzoeker werden zogeheten wapendragers ingezet, een soort arrestatieteam van de Belastingdienst/FIODECD, met speciaal getrainde, bewapende ambtenaren. De minister deelde mee dat de wapendragers niet waren ingezet vanwege de strafrechtelijke informatie inzake drugsdelicten en de gevarenclassificatiecode die, onterecht, op naam van verzoeker stonden. De wapendragers waren ingezet vanwege informatie inzake enkele geweldsdelicten en -incidenten, die wel terecht op verzoekers naam stond.
gers in te zetten bij de doorzoeking van verzoekers woning. Immers het ging hier om criminele antecedenten op het gebied van de Opiumwet en geweldsdelicten, terwijl er bovendien sprake was van een (ten onrechte aan verzoeker toegekende) gevarenclassificatiecode. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de overige antecedenten, zelfs als deze terecht op verzoekers naam stonden, gelet op de geringe ernst en/of de ouderdom van de feiten, onvoldoende grond vormden voor het inzetten van wapendragers bij de doorzoeking van verzoekers woning. Al met al is de Nationale ombudsman van oordeel dat de inzet van wapendragers bij de doorzoeking van verzoekers woning in strijd was met het evenredigheidsvereiste. De onderzochte gedraging is dan ook niet behoorlijk. [Verzoekers klaagden er tevens, meer in het bijzonder, over dat de Belastingdienst verzoekers administratie, die in beslag was genomen, pas na lange tijd en onder druk van een kort geding volledig heeft teruggegeven. De Nationale ombudsman onthoudt zich van een oordeel over deze klacht. Verzoekers klaagden er verder nog over dat de Belastingdienst aan andere instanties (in het buitenland) onjuiste informatie over verzoeker had verstrekt. En dat de Belastingdienst een officiële klacht, die zij over de gang van zaken hadden ingediend, niet inhoudelijk in behandeling had genomen. De Nationale ombudsman acht de klacht op die twee punten niet gegrond.]
36. In het kader van het onderzoek dat heeft geleid tot het herziene rapport 2009/199 heeft de Nationale ombudsman vastgesteld dat de op verzoeker betrekking hebbende politiegegevens destijds een groot aantal antecedenten bevatten die niet op verzoeker betrekking hadden maar op C. die zich ten onrechte voor verzoeker had uitgegeven. Daarnaast bevatten deze politiegegevens een aantal antecedenten waarvan niet meer vastgesteld kon worden of deze op verzoeker of op C. betrekking hadden. De Nationale ombudsman vindt het aannemelijk dat de antecedenten van C. waarvan vast staat dat zij ten onrechte op naam van verzoeker waren gesteld, wel degelijk een rol hebben gespeeld bij de beslissing om wapendra-
www.slachtofferzorg.nl
13