Leiderdorp – Parijs – Leiderdorp hoogtepunten uit het logboek – mei/juni 2005 deel 3: Parijs – Frans-Belgische grens Na een prachtige heenreis en een verblijf van acht dagen in de mooie jachthaven Port Arsenal te Parijs, verlaten we deze bijzondere haven en gaan we via de sluis van de haven weer terug naar de Seine. De sluisdeur kraakt wel hevig, maar hij werkt gelukkig wel. Vorige week was er storing en je zult er maar net in zitten! We zien op de pleinen bij de bruggen grote opslagplaatsen. Herhaaldelijk zijn daar scholen van motorrijders, skeelers of skaten. d w.z. met 10 man tegelijk oefenen met allerlei obstakels. Je hebt hier overal scholen voor. Kees voelt nu de stroming van de Seine. Hij voelt dat hij langzamer vooruitkomt. Ik zie weer veel fraaie bruggen en ik verbaas me over de Parijse elegantie die zelfs is doorgevoerd in de brugpijlers. De eerste twee sluizen doen we samen met de restaurantboot ‘Sans Souci’, wat voor ons niet zo onbezorgd was. Die grote boot bleef op de achterste bolder liggen met een gigantische schroefkolk, want hij hield de motor vol bij. Op de oproep van de sluiswachter om iets naar voren te komen, reageerde hij niet. In de derde sluis van 4,5 m. montant voeren wij als eersten naar binnen met nog een motorjacht en er waren maar twee trapjes om de lijnen te kunnen verplaatsen. Dat was rampenplan. Ik kon de lijn niet houden en de altijd zo handige Kees kon de lijn niet omleggen, zelfs niet om onze eigen kikker. Het leek wel of we middenin de Niagara waren. Eén kolkende massa rond de boot. Toen de sluiskolk voor driekwart gevuld was, had ik me zover hersteld dat ik de lijn om de bolder op kant omhoog kon gooien. En uiteindelijk vaar je dan toch weer uit de sluis en vaar je weer in dat mooie rechte saaie kanaal. Bij de laatste sluis komen we met een klein verval op de Marne, een breed water. We meren af aan een mooie aanlegsteiger. Riet heeft na alle schrik maar even wat rondgelopen in het leuke stadje en ze heeft bij de kaasboer een aantal lekkere Franse stinkkazen gekocht. De brie die ik gekocht heb – Brie de Meaux –komt hier uit de streek en is verrukkelijk! Ik was òp van de zenuwen na ons sluisavontuur, dus de borrel met de bijbehorende kaas smaakte best! We hadden echter wel een harde leerschool gehad om dat voortaan anders te doen, want de lijnen moeten blijkbaar hoe dan ook op de bolders op de kade worden belegd. En ja hoor, het gaat veel beter, maar – eerlijk is eerlijk – Kees zegt dat de volgende sluiswachter het water ook rustiger inlaat. Na de eerste sluis komt meteen een tunnel, 294 meter lang uit 1844 (!). Deze tunnel is niet verlicht en Kees kijkt alleen naar het lichtpuntje van de uitgang, waardoor hij de walmuur niet ziet. Aan SB-wal zit een grote brede drempel. Er waait ook een valse wind in de tunnel, dus Kees schuift een paar keer flink langs die stomme stenen rand. Dat wordt thuis voor hem hard werken om het weer netjes te krijgen. Daarna komen we weer in de Marne, die hier redelijk breed is. Het lijkt de Amazone wel. Prachtig, en na iedere bocht komt weer een nieuwe bocht, eindeloos lang, zonder enige mogelijkheid tot aanleggen!! We passeren talloze visstekkies, allemaal genummerd voor de visvergunning. Er zijn grote verschillen in stroming en in de diepte van de rivier. We zijn al een paar dagen ‘montant’, dat wil zeggen: omhoogschutten, en dat valt niet altijd mee, maar we hebben eindelijk precies door hoe we een sluis ‘montant’ het beste kunnen doen. Je moet je oude werkbroek aantrekken, de hersens op nul zetten en de smerige groen begroeide trapjes beklimmen om de lijnen bovenop de wal om de bolder te leggen. Bovendien zien we in de eerste sluis van vandaag een bord met het opschrift:”Jachten niet verder dan halverwege sluis”. Blad 1
Na de vele bossen verandert het landschap en zien we wat graanvelden. We passeren een veld vol klaprozen, kleine dorpjes met kerkjes en huisjes tegen de helling, lieflijk en vredig. We passeren velden vol lila bloemen waarvan we later horen dat dit velden met papavers zijn en we zien kilometerslange wijngaarden. We komen in het gebied van de champagne. We overnachten in het oude stadje Chateau Thierry, waar we een bord zien van Generaal de Gaulle, die daarop in juni 1940 een oproep deed aan de bevolking om daarmee de burgers op te peppen, omdat ‘een verloren slag nog niet meteen een verloren oorlog is’. Dat waren profetische woorden! De volgende dag passeren we drie bijzondere sluizen, de zg. ‘bajoyers’, d.w.z. met uiterst schuine zijkanten. Een enkele keer kom je die ook in ons eigen Nederland tegen, zoals in de sluis bij Poederoyen in de Andelse Maas. De Franse waterwegorganisatie VNF heeft het probleem van het moeizame aanleggen echter fantastisch opgelost door er twee zware palen in te zetten met een drijvende steiger in een rail met een wiel en met zelfs een looptrap naar de kant. Heel ingenieus, heel efficiënt en zeer veilig. We leggen aan in Daméry aan een prachtige grote toeristen steiger. ’s Avonds maken we een wandeling door het dorp, waar we talloze champagnebedrijven zien, huisje aan huisje. We besluiten een rustige dag in te lassen. We liggen weliswaar in een klein plaatsje, maar er is van alles: een bakker, een groentenboer en een postkantoor. Verder hebben we stroom, water, een leuk plekje en leuke bootburen. Kees en ik gaan de volgende morgen met de buurvrouw Nancy naar een champagneboer, die volgens het reclamebord rondleidingen in het Nederlands geeft. Dat is dan makkelijk luisteren. Het pand ziet er erg leuk uit, maar een onvriendelijke juffrouw doet open en zegt slechts: “Non, fermé!”. Toen zijn we naar een ander bedrijf gegaan. Daar is een proeverij met uitleg. Het ziet er verzorgd en vriendelijk uit. We krijgen achter elkaar ieder 4 volle glazen champagne per persoon. Het is allemaal even lekker. Uiteindelijk hebben we ook een paar flessen van dat kostelijke vocht gekocht, want het is daar behoorlijk ‘goedkoop’: de champagne kost € 12 p.fles. Alles wordt daarna keurig binnen 5 minuten aan boord gebracht. Bovendien krijgen we er ook nog speciale afsluitdoppen voor champagneflessen bij en de halve restantfles krijgt buurman Jan. Aardig! ’s Avonds gaan we met zijn vieren eten in het dorpscafé. Er is zeer weinig keus op de kaart. Kees neemt konijnenpaté en ik ‘tête de veau’. Dat blijken reepjes wangen, oren en tong te zijn. Ik heb het manmoedig opgegeten. Het is iets totaal anders dan we hier in Holland eten. Het rook heerlijk, het zag er lekker uit en het was ‘best te doen’, maar ik hoef het toch geen tweede keer. We hebben vreselijk gelachen en een heel leuke avond gehad. De cafébaas was een echte ‘patron’, met buik, sloof, glimmende pretoogjes en heel ondeugend. Het traject dat we nu krijgen, is een kaarsrecht kanaal en de nieuwe afstandbediening is nu geen klein kastje, maar een draaistok die aan een lijn boven het water hangt, een soort reuzenpiemel. In de sluis is daarna weer het gebruikelijke ritueel van de blauwe stang die we omhoog moeten duwen. Vervolgens begint er weer een sluizentrap van 8 sluizen (montant) en direct daarna een tunnel van 2,3 km. Over die tunnel hebben we een half uur gedaan. Bij het binnenvaren zien we een donker gat en in de verte ontdekken we de uitgang aan de andere kant. Het is een tunnel zonder natuurlijke ventilatie en liniaalrecht. Boven de tunnelingang zit een sluiswachter uit zijn raampje te kijken en bij het binnenvaren gaan tot onze grote verbazing vele grote TL-lampen branden en gaan drie supergrote ventilatoren draaien. Er zijn aan het plafond van de tunnel zelfs drie van deze sets aangebracht. De rand, waar vroeger de treklocomotief over reed, is afgezet met een brede houten stootrand. Klasse! De door ons tevoorschijn gehaalde schijnwerpers zijn dus niet nodig, maar wel een zeer dik vest tegen de koude wind. We leggen aan in Sillery, een dorpje vlak vóór Reims, met een prachtig haventje. Blad 2
Wel 20 grote boten kunnen hier liggen. Vlakbij is een behoorlijke super en een benzinepomp. Een paar boten vullen hier dan ook hun brandstof bij met behulp van jerrycans op booschappenwagentjes en vultrechters. We rekenen uit hoeveel diesel we nog hebben en we komen tot de conclusie dat we hiermee België echt niet halen. Kees besluit in de grote stad Reims te kijken om te tanken. Het blijft echter bij het inslaan van een kleine noodvoorraad bij een benzinepomp aan de weg langs het kanaal. De prachtige stad hebben we niet bezocht. Dat bewaren we voor een volgende reis. In het volgende traject komen onze gezellige buren uit Daméry bij een overnachtingsplaats met hun boot achter ons liggen. De volgende morgen kleedt Kees zich aan en doet de gordijnen open. Jan staat ook net buiten. De mannen zijn vervolgens samen opgewekt naar de bakker gewandeld. Toen bleek ook het café net open te gaan. Ze hebben daar samen nog gezellig een bakkie gedronken, terwijl ook de inboorlingen binnen kwamen voor hun zondagse café-ritueel. Weer terug aan boord hebben we een lekker zondags ontbijt met een croissantje, daarna drinken we met zijn vieren nog een kop koffie en vervolgens varen we allemaal weer verder. Bij de kruising Berry sur Marne gaan zij naar links naar de Sambre en gaan wij naar rechts naar het Canal des Ardennes. We nemen afscheid van elkaar met een hartelijke zwaai. De sluizen in de volgende sluizenserie zien er splinternieuw uit en de afstelling is rustig. Het kanaal is prachtig, smal en groen. Je vaart of je nergens uitkomt, maar steeds kun je toch verder. Aanlegplaatsen zijn niet kwantitatief, maar wel kwalitatief en allemaal geschikt voor meerdere boten. Achter het groen zijn veel graanvelden en we passeren vele graansilo’s. Daar liggen regelmatig vrachtboten te laden of te lossen. Hier is dus de graanschuur van Noord Frankrijk. Af en toe zien we een vennetje als een oude rivierrestant, of oude brughoofden. En steeds is er links of rechts een jaagpad, met af en toe een zitbankje. Het moet hier mooi wandelen zijn. In Attigny halen we de fietsen tevoorschijn om fietsend over het jaagpad te zoeken naar het begin van de komende grote sluisketen. We willen namelijk weten of het mogelijk is om dichterbij te komen voor onze overnachtingsplaats dan op de kaart staat aangegeven. Het jaagpad is echter wel erg mooi, maar beslist niet geschikt om te fietsen. We zien later op de kaart dat het er zelfs op gestippeld is. Het belangrijkste is dat wij nu weten dat er echt geen andere aanlegmogelijkheden zijn. Via de normale weg fietsen we weer terug. Hoewel het landschap slechts licht heuvelachtig is, moeten we constateren dat we grote bewondering hebben voor de fietsers van de Tour de France. Als we hijgend aan boord komen, beginnen we maar snel aan de vin. Daarna gaan we eten klaar maken, koffie zetten, water verversen en naar bed om kracht op te doen voor morgen, wat een zware dag zal worden, want dan moeten we met de boot “een berg beklimmen”. De wekker loopt om 7 uur af, we staan op, we gooien een putsje over het dek voor de nachtdauw, er wordt een baguette gehaald, koffie gezet en we vertrekken om 8.45 uur. De sluis van Attigny is al snel in zicht en na een uurtje naderen we de eerste sluis van de lange ketting van 27 sluizen die zonder onderbreking in één keer gevaren moet worden. Bij de tweede sluis is er controle van de vlaggenbrief. De sluiswachter deelt ons nog mee dat er een peniche achter ons zit, maar dat deert ons niet. De rest van de ketting is volledig geautomatiseerd. Veel sluiswachterwoningen zijn gewoon dichtgetimmerd. De sluizen staan allemaal al open als we Blad 3
aankomen, zodat we er meteen kunnen binnenvaren om aan te leggen, maar het mechanisme zit aan de andere kant, wat wel jammer is. Maar we redden het allemaal wel. Het gaat zonder onderbreking door. Er is geen tijd voor koffie, geen tijd voor lunch. Het is slechts aanleggen, sluizen, uitvaren en lijnen organiseren; steeds opnieuw. Om 12.45 uur zijn we bij sluis nr. 14, dat is dus halverwege. Op een muurschildering van een schuurtje in de sluis ontmoeten twee peniches elkaar hier. Ook wij voelen het hier als een gedenkwaardige plaats. We varen even nòg wat langzamer om toch de mogelijkheid te hebben om onze heerlijke baguette op te eten. Om half vier varen we de laatste sluis uit en na een kwartiertje liggen we vast aan een korte kade in Chesne. Ik ben gevloerd en ga meteen horizontaal gestrekt, want ik voel al mijn rugspieren. Ondanks alle trapjes die Kees heeft op- en afgelopen, heeft hij nog reserve-energie, want hij haalt eerst nog de ergste modder van de romp van de boot. Na een uurtje nemen we een kijkje in het stadje. Bovenaan de kade zien we een hotel-restaurant. Er is vlakbij een super, een groenteboer en een bakker. We hebben dus alles wat we nodig hebben. We gaan terug naar de boot, drinken een paar glaasjes vin en gaan daarna lekker uit eten. Dat smaakte inderdaad heerlijk en het was niet duur. Achteraf hadden we al van andere bootvaarders een dringende aanbeveling voor dit restaurant gehad. ’s Avonds gaan we dus moe maar tevreden heel vroeg naar bed. Als we de volgende morgen weer de motor starten, verkeren we in de blijde wetenschap dat we varen op het hoogste gedeelte van onze vakantie. Dit wordt weer een nieuw traject want vanaf nu is het alleen nog maar zakken, totdat we in Leiderdorp zijn gearriveerd. Het landschap is zacht glooiend en lieflijk met her en der piepkleine leuke dorpjes De oevers zijn begroeid met wilde rozen, wingerd, vlierbessen en er zijn volop bloeiende bramenstruiken. En dan gaat het fout met de Franse techniek. Om 13 uur geven we bij St. Aignan het sein voor een tunnel waar een sluis direct achter ligt. Het licht springt aan, ten teken dat we gezien zijn, maar er gebeurt verder niets. We seinen nog een aantal malen, hetgeen niets uitmaakt. Na lang aarzelen varen we toch de korte tunnel door, maar de sluisdeuren van de sluis erachter blijven gesloten. Gelukkig is er een piepklein kommetje met bolders, een schitterende aanlegplaats tussen 2 boshellingen (het Bois de Mazarin en Bois de la Queue). De bijbehorende sluiswachterwoning blijkt gewoon verhuurd te zijn en er woont dus geen sluiswachter meer. De telefoonnummers van de kaart blijken verouderd en de noodbel van de sluis werkt niet. Na van alles geprobeerd en bekeken te hebben in dit verlaten stuk kanaal, krijgen we toch ineens contact met de centrale en dan is het binnen 10 minuten gepiept. Er was blijkbaar iets blijven hangen, maar we waren wel bijna twee uur verder en slechts een sluislengte gevorderd. Als we daarna verder varen is Kees het ineens zat. Hij zegt dat hij nu wil varen op ruimer water. Na een klein uurtje krijgt hij zijn zin, want dan zijn we de sluis van Pont à Bar gepasseerd en arriveren we op de Maas. De gashendel gaat meteen wat verder open. In het korte stukje Maas dat we vandaag nog varen, heeft de rivier al vele gezichten. Soms breed, dan weer smal, glooiende weiden of beboste hellingen of saaie hoge rietkanten en we nemen de eerste diepe sluis in de Maas, donker als een grafspelonk. Wij zijn aangekomen in het laatste traject van onze fantastische vakantie. Blad 4
We hebben over dit traject 14 dagen gedaan, we hebben er 75 motoruren gemaakt, we zijn door 6 tunnels gevaren en we hebben maar liefst 114 sluizen genomen. Bovenal echter hebben we ontzettend genoten van de schitterende natuur. Je kunt bijna niet geloven dat het nog mooier kan. wordt vervolgd Riet en Kees van Vliet
Blad 5