Gemeentebestuur
JSMSSGRIFFIEJDpRDRECfTr ! Ontvangen: Griffier: Gemeenteraad
Dordrecht
l Presidium Commissie Qd£.ui Griffie DIV team 2
BESLUIT
Nr. SD/2003/2159
Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;
gezien het voorstel d.d. 21 november 2003;
BESLUIT:
1. een keuze te maken uit de in de notitie taakstelling armoedebeleid geschetste bezuinigingsmogelijkheden; 2. in de overweging mee te nemen dat het bezuinigingsvoorstel weergegeven in tabel 2 op pagina 11 recht doet aan de financiële taakstelling en de voorzieningen voor de minima op een aanvaardbaar peil houdt; 3. na politieke besluitvorming zorg te dragen voor een zorgvuldige communicatie met de Dordtse burger.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 25 november 2003. de secretaris
^<^Se burgemees
Taakstelling armoedebeleid 1.
Algemeen
Vanwege de landelijke bezuiniging op het armoedebeleid ziet Dordrecht zich geconfronteerd met een korting op de algemene uitkering uit het Gemeentefonds van € 2,2 miljoen, waarvan €1,5 miljoen met betrekking tot het algemene minimabeleid en € 0,7 miljoen met betrekking tot categoriale regelingen. Tijdens de behandeling van de begroting voor 2004 heeft de Gemeenteraad de bezuinigingstaakstelling voor de het armoedebeleid nader vastgesteld op € 852.000: • € 800.000 ten laste van de begroting van de Sociale Dienst • € 52.000 ten laste van de begroting van O & W Tegenover het wegvallen van de rijksbijdrage voor categoriale regelingen staat een toevoeging aan het gemeentefonds van € 600.000, ten behoeve van een zogenaamde langdurigheidtoeslag die met ingang van 1 januari 2004 mogelijke wordt voor een beperkte groep bijstandgerechtigden.
Het fictieve budget bijzondere bijstand in de algemene uitkering vanuit het gemeentefonds voor 2003 bedraagt € 4,5 miljoen, uitgaande van de informatie van het ministerie van SZW dat dit fictieve budget wordt gehalveerd. Hiervoor is € 3,7 miljoen begroot aan uitgaven. De netto uitgaven bijzondere bijstand in het jaar 2002 bedroegen € 3 miljoen (verstrekkingen {3,7} minus invorderingen {0,7}). Duidelijk is dat de uitname niet alleen gecompenseerd kan worden met aanpassing van het bijzondere bijstandsbeleid. In deze notitie zullen de besparingen op de verschillende componenten van het armoedebeleid verkend worden. Per component zal een overzicht van de mogelijkheden gegeven worden evenals een concreet bezuinigingsvoorstel.
2. De onderdelen van het Armoedebeleid Armoedebeleid is meer dan alleen bijzondere bijstand. Het totale door de Sociale Dienst en Onderwijs & Welzijn uitgevoerde Armoedebeleid van de Gemeente bestaat uit: 2.1 Doelgroepenregeling Doelgroepenregelingen zijn regelingen die op basis van een convenant of samenwerkingsverband meervoudige doelen hebben: • Tegengaan van onderbenutting • Maximaal bereik onder rechthebbende • Minimalisering va uitvoeringskosten Sociale Dienst • Eenduidigheid door het slechten van drempels • Een-loket voorkomt onnodig rondpompen van geld • Volwaardige participatie van de Dordtse minima in de maatschappij Doelgroepenregelingen vallen formeel niet onder de werkingsfeer van de Algemene Bijstand of, na 1-1-2004, de Wet Werk en Bijstand (WWB). 2.2 Categoriale regelingen Onder categoriale bijzondere bijstand wordt verstaan bijzondere bijstand die aan bepaalde categorieën van personen wordt verleend, waarbij niet individueel wordt getoetst of de kosten waarvoor bijstand wordt verleend noodzakelijk zijn en evenmin of deze kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Met de invoering van de WWB is het niet langer toegestaan categorale bijstand te verstrekken aan personen, < 65 jaar. In plaats daarvan kunnen bijstandsgerechtigden > 23 jaar doch < 65 jaar die aan bepaalde voorwaarden voldoen (o.a. minimaal 5 jaar onafgebroken een minimuminkomen, niet uit of in verband met arbeid, hebben ontvangen en in voldoende mate hebben meegewerkt aan een reïntegratie traject) aanspraak maken op een langdurigheidtoeslag.
65+ komen dus niet in aanmerking voor een langdurigheidtoeslag. 65 + In 1997 heeft de wetgever erkend dat personen van 65+ met een minimuminkomen door het ontbreken van perspectief op inkomensverbetering een verhoogde kans hebben op armoede. Door middel van het invoeren van een generieke inkomensondersteunende maatregel, de zogenaamde ouderenaftrek in de inkomstenbelasting, heeft de wetgever dit op landelijk niveau geregeld. De hogere uitkeringsnorm die 65+ sindsdien ontvangen vormt de basis voor de per 11-2004 ingevoerde langdurigheidtoeslag voor personen < 65 jaar. Daar waar personen jonger < 65 jaar jaarlijks aan bepaalde criteria moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de toeslag, is de norm voor 65 + blijvend hoger omdat juist bij hen geen perspectief meer is op verbetering van hun financiële positie.
2.3 Bijzonder bijstand Net als in de huidige Algemene bijstandswet is ook in de nieuwe Wet Werk en Bijstand het recht op bijzondere bijstand vastgelegd: Onverminderd paragraaf 2.2 heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dat de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. (art 35 WWB). Andere relevante artikelen zijn: Art 1 2 WWB Art 51 WWB
aanvullende bijzondere bijstand ter voorziening in het levensonderhoud voor personen van 18, 1 9 of 20 jaar bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht of om niet
2.4 Schuldhulpverlening Dordtenaren met problematische schulden of een verhoogd risico hierop kunnen een beroep doen op de dienstverlening van Bureau Schuldhulpverlening (BSHV) BSHV biedt curatieve en preventieve diensten aan: • Bemiddeling bij schulden • Afgifte verklaring in het kader van de Wet Schuldregeling Natuurlijke personen • Budgetbegeleiding • Budgetbeheer • Budgetcursussen • Trainingen aan intermediairs • Voorlichting
2.5Dordtpas De Dordtpas heeft tot doel de deelname aan de samenleving van de Dordtse minima te bevorderen. Dit wordt ondermeer gedaan door het geven van kortingen op toegangskaarten, lidmaatschappen e.d.
3. Doelgroepenregelingen Onder het huidige doelgroepen beleid vallen momenteel de volgende regelingen: 1. Maaltijdvoorziening voor ouderen, (275 ouderen op jaarbasis) 2. Gratis peuteren ( 300 peuters, op jaarbasis ) 3. Tandartskostenregeling (G-pakket, 1800 huishoudens op jaarbasis) 4. Taalonderwijs niet gerelateerd aan reïntegratie of inburgeringtraject.
€ 180.000 € 85.000 € 75.000 € 50.000
3. / Maaltijdvoorziening voor ouderen Deze doelgroepregeling is een samenwerkingsverband tussen Dordtse Welzijnsorganisatie (DWO) en Sociale Dienst. DWO, indiceert de noodzaak van de voorziening, doet de inkomenstoets en verricht de administratieve verwerking. De "meerkosten"van de warme maaltijd worden vergoed via deze regeling. De verleende kortingen worden per kwartaal gedeclareerd bij de sociale dienst. Gevolgen afschaffing Gemiddeld maken er jaarlijks 275 ouderen gebruik van deze regeling. Het gaat zonder uitzondering om ouderen die zelf niet meer in staat zijn hun eigen maaltijden te verzorgen. De gevolgen van het afschaffen van deze regeling zullen naar verwachting dan ook groot zijn. Individueel recht Het individuele recht blijft behouden om op grond van de WWB een aanvraag in te dienen voor de bijzonder "meerkosten" van het bestaan. Ouderen ervaren het moeten indienen van een aanvraag bij de Sociale Dienst als een hoge drempel, waardoor het aantal aanvragen waarschijnlijk beperkt zal blijven tot 50% van de huidige doelgroep.
3.2 Gratis Peuteren Dit betreft een samenwerkingsverband met de erkende peuterspeelzalen en de Sociale Dienst. De ouderbijdrage komt in aanmerking voor vergoeding. Deze bijdrage wordt niet in rekening gebracht bij de minima maar achteraf door de peuterspeelzalen gedeclareerd bij de Sociale Dienst. De peuterspeelzalen nemen de financiële toets en de administratieve verwerking van de gegevens voor hun rekening Gevolgen afschaffing Jaarlijks maken de ouders van 300 peuters gebruik van de mogelijkheid om hun kinderen via deze doelgroepenregeling gebruik te laten maken van een peuterspeelzaal. Het bezoeken van een peuterspeelzaal is een belangrijk onderdeel van de ontwikkeling van kinderen, niet alleen op sociaal gebied maar ook voor de taalontwikkeling. De gevolgen van het afschaffen van de regeling zullen daardoor niet alleen op de korte termijn maar ook op de langere termijn groot zijn. Individueel recht Het individueel indienen van een aanvraag voor bijzondere kosten op grond van de WWB blijft bestaan. De verwachting is dat slecht een beperkt deel van de doelgroep, maximaal 50%, hiervan gebruik zal maken
3.3 Tandartskostenregeling (G-pakket) Deze doelgroepenregeling is een convenant met zorgverzekeraar TRIAS en Sociale Dienst. Het is een speciale aanvullende tandartsverzekering voor Dordtse bijstandsgerechtigden. Alle vormen van eigen bijdragen in dat pakket komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De volledige nota wordt door TRIAS rechtstreeks aan de tandarts voldaan, waarna TRIAS via lijstwerk de eigen bijdrage declareert bij de SD. Een belangrijk neveneffect van deze regeling is, dat d e premie van de verzekering, die betaalt wordt door de uitkeringsgerechtigde, laag kan worden gehouden.
Gevolgen afschaffing De gevolgen van het afschaffen van het G-pakket zullen vrij groot zijn. Gemiddeld genomen hebben 1800 huishoudens deze speciale aanvullende tandartsverzekering. Alle gezinsleden, inclusief de ten laste komende kinderen tot 18 jaar, maken gebruik van het pakket. Mogelijkheid tot voortzetten Maaltijdvoorziening, Gratis Peuteren en G-pakket De regelingen wordt thans uitgevoerd onder de vlag van het armoedebeleid en niet als onderdeel van het bijzondere bijstandsbeleid. Echter zelfs als beleid bijzondere bijstand lijkt de huidige regeling verdedigbaar. Aan het deelnemen aan de regeling ligt immers een individuele noodzakelijkheid - en financiële toets ten grondslag. In feite heeft de Gemeente Dordrecht de uitvoering van de regeling gemandateerd aan derden. Gevolgen fte bij afschaffen maaltijdvoorziening. Gratis Peuteren en G-pakket De regelingen worden op dit moment uitgevoerd tegen geringe uitvoeringskosten. Dit komt vooral doordat noodzakelijkheidtoets en inkomenstoets door de uitvoerende instanties wordt gedaan, DWO, Peuterspeelzalen en Trias. Als de regelingen worden afgeschaft zal het aantal individuele aanvragen toenemen. Hoewel op voorhand niet te zeggen is wat dit zal betekenen voor de uitvoeringskosten is wel duidelijk dat het een enorme druk op de huidige formatie zal geven.
3.4 Taalonderwijs niet gerelateerd aan reïntegratie of inburgeringtraject Oudkomers die taalonderwijs volgen aan het Da Vinci College moeten € 158,- per persoon aan eigen bijdrage betalen als vergoeding voor boeken en readers. Deze kosten werden tot 1 januari 2003 betaald vanuit de bijzondere bijstand. Vanaf 1 januari 2003 maken de kosten deel uit van een raamcontract dat de SD heeft afgesloten met Da Vinci. Het budget van het raamcontract is gemaximeerd tot de rijksbijdrage die de SD ontvangt ten behoeve van taalonderwijs. Het begrote bedrag ad € 50.000 kan ingeboekt worden als structurele bezuiniging Gelet op de oorspronkelijke uitgangspunten van het doelgroepenbeleid en de maatschappelijke gevolgen van de afschaffing ervan is het ambtelijke voorstel om de regelingen maaltijdvoorziening voor ouderen, gratis peuteren en de tandartskostenregeling in huidige vorm te handhaven. Voorgesteld wordt de bezuiniging te beperken tot de structureel vrijvallende middelen ten behoeve van taalonderwijs ad € 50.000
4.
Categoriale regelingen
Dordrecht kent 3 categoriale regelingen: • de witgoedregeling, jaarlijkse uitgave • de indirecte studiekosten schoolgaande kinderen, jaarlijkse uitgave • onkostenvergoeding vrijwilligerswerk
€ 250.000 € 100.000 € 5.000
Onder de nieuwe WWB kan alleen nog maar categoriale bijzondere bijstand aan personen van 65 jaar en ouder worden verleend. Deze groep heeft geen recht op de langdurigheidtoeslag. Volledige afschaffing van de categoriale regelingen leidt tot een bezuiniging van € 355.000
4.1 Witgoedregeling Afschaffen of aanpassen De regeling betreft een ongerichte inkomensondersteuning en is met de invoering van de WWB niet meer toegestaan met uitzondering voor 65 + .
65+ Aan het handhaven van een witgoedregeling voor 65+ ligt de veronderstelling ten grondslag dat zij: • geen perspectief hebben op inkomensverbetering; • langdurig van een minimuminkomen moeten rondkomen en dus een verhoogde kans op armoede hebben; • niet in aanmerking komen voor de langdurigheidtoeslag. Sinds 1995 hebben 65 + met een minimuminkomen een netto inkomen wat hoger is dan de netto bijstandsnorm. Het verschil op jaarbasis is ook hoger dan de langdurigheidtoeslag waar 65+ voor in aanmerking komen. In tabel 2 zijn de financiële verschillen weergeven. Tabel 2 Leefsituatie Alleenstaande Eenoudergezin Gezin
Netto normverschii 65 + per jaar €588 €648 €696
Langdurigheidtoeslag per jaar €318 €408 €454
Surplus 65 + €270 €240 €242
Individueel recht Het individuele recht op het indienen van een aanvraag voor de aanschaf of vervanging van een duurzaam gebruiksgoed blijft bestaan. Toekenning zal niet langer 'om niet' maar als leenbijstand verstrekt worden. Maatschappelijke gevolgen van de afschaffing Inschatting is dat deze vrij gering zijn, hoewel het op een jaargemiddelde zo'n 700 huishoudens betreft. Het betreft echter geen aanduidbare gemaakte (on)kosten. Gevolgen Fte De uitvoeringskosten zullen toenemen. In hoeverre dit zal leiden tot noodzakelijke uitbreiding van fte hangt mede af van de inrichting van het aanvraagproces. Besparing op basis volledig afschaffen van de witgoedregeling
€ 250.000
4.2 Regeling indirecte studiekosten Afschaffen of aanpassen De regeling kan in zijn huidige vorm niet blijven bestaan. De maatschappelijke effecten van het zonder meer schrappen zullen naar verwachting vrij groot zijn. Afschaffing betekent de ontkenning van de eerdere erkenning, dat schoolgaande kinderen zeker voor minima - een aanslag betekenen op het gezinsbudget. "Voorkomen moet worden dat deze kinderen onze toekomstige bijstandsklanten zullen worden". In tegenstelling tot de Witgoedregeling betreft het hier (on)kosten die aantoonbaar zijn. Gemiddeld betreft het ongeveer 750 huishoudens op jaarbasis. Om dit ongewenste effect te voorkomen verdient het de voorkeur om de regeling aan te passen i.p.v af te schaffen. Overigens blijft het recht om het vragen van bijstand om niet i.v.m aantoonbare indirecte studiekosten na invoering van de WWB mogelijk. Gewijzigde regeling Jaarlijks kunnen minima met schoolgaande kinderen er schriftelijk op worden gewezen dat zij in aanmerking komen voor een tegemoetkoming indirecte studiekosten mits zij de kosten aan de hand van bonnen kunnen overleggen. Op deze wijze zal het beroep op de individuele voorziening groter zijn dan wanneer het wordt overgelaten aan het initiatief van de rechthebbende.
Gevolgen fte De uitvoeringskosten zullen toenemen. In hoeverre dit zal leiden tot uitbreiding fte hangt mede af van de inrichting van het aanvraagproces. De WWB biedt de mogelijkheid om steekproefsgewijs te controleren of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, daadwerkelijk gemaakt zijn. Een steekproefsgewijze controle zal de verhoging van de uitvoeringskosten beperken.
4.3
Onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk
Afschaffen of aanpassen De regeling kan in zijn huidige vorm voor 65- niet blijven bestaan. Maatschappelijke gevolgen De maatschappelijke effecten van het afschaffen van de regeling zijn gering. Jaarlijks wordt er nog geen 10 x een aanvraag voor onkostenvergoeding ingediend. Bij de herijking van het gemeentelijke incentive beleid zal de mogelijkheid van het verstrekken van een onkostenvergoeding voor niet uitstroom gerelateerd vrijwilligerswerk worden meegenomen Besparing op basis afschaffen onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk
€ 5.000
5. Bijstand voor bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan 5.1
Beleidsruimte gemeente
De landelijke toetsingselementen voor de toegang tot en de hoogte van de bijzondere bijstand zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
de bepaling van de noodzaak van de kosten en de bijzondere omstandigheden de aanwezigheid van voorliggende voorziening de vaststelling van de draagkracht de vorm van de bijstand de eventuele afstemming van de bijstand
De invulling van deze toetsingelementen is aan de gemeente overgelaten. Overigens bieden deze criteria nauwelijks (financiële) ruimte omdat het recht op bijzondere bijstand blijft bestaan. 5.1.1 Aanpassingsruimte Het bijzondere bijstandsbeleid is gebaseerd op drie uitgangspunten: sociaal wenselijk juridisch mogelijk financieel betaalbaar Nu het financiële uitgangspunt zwaar onder druk komt te staan, is bezien waar juridisch mogelijkheden zijn om het beleid te versoberen. Bij onderstaande verkenning is de sociale wenselijkheid van deze aanpassingen niet meegewogen. 5.1.2
Algemeen
De versobering van de beleidsruimte door andere invulling van de bovengenoemde toetsingselementen zal slechts een marginale bezuiniging opleveren tegen een aanzienlijke investering in beleidsontwikkeling. Bovendien leiden verzwaring van de criteria vaak tot verhoging van de uitvoeringskosten. Om de effecten op de uitkering precies te kunnen bepalen is echter meer onderzoek noodzakelijk.
Individueel noodzakelijke kosten van het bestaan komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. Voor personen met een inkomen boven bijstandsniveau zijn draagkrachtregels van toepassing. Bijzondere kosten zijn ondermeer: • kosten voor zelfstandig wonende jongeren tot 21 jaar • kosten van medische en/of sociale aard. Tot en met 1995 was op bijstand voor bijzondere kosten een drempel van toepassing. De drempel gold niet voor bijz. bijstand voor levensonderhoud, woonkostentoeslag of kosten die voortvloeien uit de uitstroom verplichting. Op het budget bijzondere bijstand voor 2003 is naar verwachting een overschot van € 300.000. 5.2 Efficiencywinst bijzondere bijstand De sociale dienst voert een evenwichtig en doelmatig bijzondere bijstandbeleid. Door de wijze waarop het aanvraagproces is ingericht en het gebruik van doelgroepenregelingen is het bereik groot en zijn de uitvoeringskosten beperkt. Het overschot op het budget bijzondere bijstand bedraagt in 2003 naar verwachting € 300.000. Dit is het gevolg van efficiency maatregelen en niet van onderbenutting. Het overschot kan vanaf 2004 structureel als besparing worden opgevoerd. In de loop van 2004 zal het huidige voorzieningenniveau geanalyseerd worden. Op basis van deze analyse zullen er verdere voorstellen tot aanscherping van het huidige beleid in relatie met de WWB volgen. Als in de loop van 2004 blijkt dat er door een grotere toestroom van cliënten meer dan nu te voorzien valt een beroep wordt gedaan op bijzondere bijstand zal dit, in samenhang met de uitkomst van de analyse van het voorzieningenniveau, tot een heroverweging van het huidige voorzieningen niveau leiden. Besparing op basis overschot bijzonder bijstand
€ 300.000
5.2.1 Herinvoeren drempel. Op basis van de WWB kan de gemeente een drempel toepassen voor bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten. Herinvoeren van de drempel zal enerzijds kunnen leiden tot: • minder aanvragen • belasting minima door het invoeren van een extra financiële drempel. Anderzijds zorgt het voor een evenwichtige spreiding van de financiële pijn die de bezuinigingen met zich mee brengen. Dit gelijkheidsbeginsel verdient onzes inziens de voorkeur boven het volledig schrappen van bepaalde voorzieningen. Reikwijdte drempel De drempel is van toepassing op bijstand voor bijzondere kosten niet zijnde, aanvullende bijstand voor levensonderhoud, woonkostentoeslag en kosten voortvloeiend uit de uitstroomverplichting. De drempel is niet van toepassing op de doelgroepenvoorzieningen, omdat de regelingen niet direct onder het regime van de WWB vallen en grotendeels worden uitgevoerd door de samenwerkingspartners. Het invoeren van een drempel bij de doelgroepenvoorzieningen zal: • extra uitvoeringskosten met zich meebrengen waardoor het effect van de bezuiniging voor een deel te niet wordt gedaan; • leiden tot een afname van het bereik van de regelingen. Vooralsnog verdient het de voorkeur om de doelgroepenregeling in dit opzicht buiten beschouwing te laten. Variant 1: de drempel ter hoogte van de rijksnorm De rijksnorm bedraagt € 107 per jaar Herinvoeren van een drempel zal, uitgaande van 1000 aanvragen per jaar, leiden tot een besparing van € 107.000 Variant2 : De drempel stellen op 50% van de rijksnorm Het invoeren van een financiële toegangsdrempel tot de bijzondere bijstand betekent voor minima de zoveelste financiële drempel waarmee zij te maken krijgen. Om het nadelige effect van deze maatregel te beperken en tegelijkertijd ook recht te doen aan het gelijkheidsbeginsel kan de drempel vastgesteld worden op 50% van de rijksnorm. De drempel wordt dan € 53,50.
\
Gevolgen Fte De uitvoeringskosten kunnen toenemen. De mate waarin is afhankelijk van de te volgen aanvraagprocedure. Bij de inrichting van het aanvraagproces zal bekeken worden in hoeverre het wettelijk toegestaan is om de bijzondere kosten te laten opsparen tot na overschrijding van het drempelbedrag. Besparing n.a.v. herinvoeren drempelbedrag op basis van 50% van de rijksnorm Op basis van 1000 aanvragen per jaar waarop de drempel van toepassing is. Het werkelijke aantal kan mogelijk hoger liggen. Boekhoudkundig verdient een behoudende inschatting de voorkeur.
€ 53.500
5.3 Verstrekking van aanvullende bijzondere bijstand aan jongeren van 18 tot 21 jaar Voorgeschiedenis Om de essentie van het bezuinigingsvoorstel met betrekking tot deze vorm van bijzondere bijstand te kunnen doorgronden is een uitstapje naar de (achtergrond van) de bepalingen m.b.t. de jongerennormen in de ABW onontkoombaar. Aanvankelijk had de wetgever het plan om voor 18, 19 en 20 jarigen in het geheel geen recht op bijstand te creëren. De achterliggende gedachte daarbij was, dat deze personen op grond van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (BW) door hun ouders onderhouden moeten worden, en bovendien tot de doelgroep van sluitende aanpak behoren. Die oorspronkelijke plannen hebben het uiteindelijk niet gehaald. Onder meer heeft daarbij een rol gespeeld, dat de sluitende aanpak niet voor alle jongeren haalbaar is, bijvoorbeeld in verband met in de persoon gelegen factoren (psychi(atri)sche problemen, medische redenen) of zorg voor kinderen. Ook de ouderlijke onderhoudsplicht biedt niet altijd voldoende soelaas: de ouders kunnen bijvoorbeeld zijn overleden, er kan sprake zijn van een verstoorde relatie tussen ouders en kind, of de ouders kunnen in verband met hun beperkte financiële middelen niet aan hun onderhoudsplicht voldoen. Er kwam dus wél een recht op bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar in de ABW. Kenmerkend voor die landelijke iongerennormen was dat het om relatief lage bedragen ging: ze waren afgeleid van de Kinderbijslag bedragen (KB) . Momenteel bedraagt de bijstandsnorm voor een alleenstaande jongere slechts 196,92 euro inclusief VT. Wettelijke en gemeentelijke kaders De wetgever heeft zich gerealiseerd, dat de landelijke bijstandsnormen voor jongeren niet in alle gevallen toereikend zijn voor de voorziening in de noodzakelijke bestaanskosten. Ze veronderstellen immers, dat de betrokkene een beroep kan doen op de ouders voorzover de bestaanskosten de landelijke normen overstijgen. De inkomenspositie van de ouders kan echter zodanig zijn, dat deze niet of slechts gedeeltelijk aan hun onderhoudsplicht kunnen voldoen. Ook is het denkbaar, dat er sprake is van een zodanig verstoorde ouder - kind relatie, dat niet aan de onderhoudsplicht wordt voldaan. Tenslotte is het denkbaar, dat de ouders zijn overleden. Om in dergelijke situaties in de noodzakelijke kosten van de jongere te voorzien, kan op grond van artikel 10 ABW aanvullende bijzondere bijstand worden verleend. Die dient in beginsel te worden verhaald op de onderhoudsplichtige ouders. Nu het gaat om aanvullende bijstand voor levensonderhoud gaat het daarbij om gefiscaliseerde bijzondere bijstand. Deze systematiek is in de WWB ongewijzigd gebleven. In artikel 10 van de ABW ( en de ermee corresponderende bepaling in de WWB) is niet bepaald aan welke jongeren nu wél en aan welke geen aanvullende bijzondere bijstand moet worden verstrekt. Evenmin is bepaald hoe hoog die aanvulling zou moeten zijn. Dat behoort tot de beleidsvrijheid van de gemeente. Sinds januari '96 wordt die beleidsvrijheid als volgt ingevuld: • •
De bijstandsnorm voor thuiswonende jongeren wordt voldoende geacht. Thuiswonende jongeren krijgen derhalve géén aanvullende bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt wanneer het onontkoombaar is dat de jongere uitwonend is. Daarvan is volgens het nu geldende beleid sprake wanneer:
o o
•
De ouder of ouders zijn overleden of in het buitenland wonen; De jongere vóór de ingangsdatum van de bijstandsverlening buiten het gezinsverband van zijn ouder(s) was geplaatst in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening; o De jongere op de ingangsdatum van de bijstand al minstens 12 maanden niet op het adres van zijn ouder(s) woonde; o In zeer bijzondere gevallen waar uithuisplaatsing in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening een te zware maatregel zou zijn, maar voortgezet verblijf in of terugkeer naar het ouderlijk gezin evenmin mogelijk is wordt het uitwonend zijn van de jongere eveneens noodzakelijk geacht; o De jongere of diens partner heeft de zorg voor een kind. Uitwonende alleenstaande jongeren die noodzakelijkerwijs uitwonend zijn krijgen bovenop de landelijke bijstandsnorm een zodanig aanvulling via de bijzondere bijstand dat de optelsom van landelijke norm en aanvullende bijzondere bijstand uitkomt op 50% van het netto minimumloon voor een gezin. Alleenstaande ouders van 18 19 of 20 jaar worden via de bijzondere bijstand aangevuld tot 70%.
Bezuinigingsmogelijkheden Met de verstrekking van de aanvullende bijzondere bijstand aan 18, 19 of 20 jarigen is véél geld gemoeid: {€ 600.000). Wij denken dat verdedigbare bezuinigingen gevonden kunnen worden in de volgende aanpassingen van het beleid: 5.3.1. Aanpassing van de toetsingcriteria voor de noodzakelijkheid van het uitwonend zijn. Gelet op zowel voortschrijdend inzicht als de bezuinigingsnoodzaak vinden wij het acceptabel om twee van de vijf criteria uit de voorgaande lijst NIET langer te zien als een enkelvoudig criterium op grond waarvan het uitwonend zijn van de jongere noodzakelijk is te achten. Het gaat om de volgende criteria die naar onze mening kunnen vervallen met ingang van 1 januari
2004: • •
De jongere woonde op de ingangsdatum van de bijstand al minstens 12 maanden niet op het adres van zijn ouder(s) De jongere of diens partner heeft de zorg voor een kind.
Het laten vervallen van deze criteria betekent dat daar waar de jongere of 12 maanden zelfstandig woont of de zorg draagt voor een kind er minstens sprake moet zijn van een van de overige bijzondere criteria voordat men in aanmerking komt voor een aanvullende toeslag op grond van de bijzondere bijstand. Tot welke exacte besparing de intrekking van deze criteria leidt is zonder grondig dossieronderzoek niet te kwantificeren. De hoogte van de besparing zal vermoedelijk liggen tussen de € 25.000 en € 75.000. Voor de invulling van de huidige taakstelling wordt uitgegaan van het eerste bedrag. Bezuiniging op basis aanscherping jongerennormen:
€ 25.000
5.3.2. Aanpassing van het niveau tot waar wordt aangevuld. Bij de totstandkoming van de Dordtse jongerennormen werden in '95 twee varianten voorgelegd aan de politiek: in de eerste variant werd aangevuld tot 50% van het netto minimumloon. In de tweede variant werd aansluiting gezocht bij de levensonderhoud component van een WSF uitkering (studiebeurs) voor een uitwonende student. Indertijd werd vooral omwille van een goede afstemming van jongerennormen en andere normen gekozen voor de wat duurdere variant van aanvulling tot 50%. Die variant had als overigens wél als nadeel dat het totale inkomensniveau iets boven het netto minimumjeugdloon voor een 18 jarige uitkwam. Gelet op zowel de financiële druk op de budgetten voor de bijzondere bijstand, én het grotere belang dat moet worden gehecht aan het zoveel mogelijk wegnemen van uitstroom belemmerende factoren vinden we dat laatste inmiddels niet meer acceptabel. We verwachten dat het verlagen van de
|
norm een extra positieve impuls zal geven aan het jeugdwerkloosheidbeleid. Immers het wordt voor de jongere lonender mee te werken aan een snelle reïntegratie naarmate het verschil tussen salaris en uitkering hoger is. We stellen daarom voor om alsnog aansluiting te zoeken bij de hoogte van de WSF uitkering voor een alleenstaande € 486,94. Dat is een verlaging van € 56,10 netto per maand t.o.v. de huidige situatie. We stellen voor een zelfde verlaging toe te passen op de aanvullende bijzondere bijstand voor alleenstaande ouders. Deze besparing levert een bedrag op van € 100.000 Besparing op basis beperking norm alleenstaande < 21 jaar tot component Levensonderhoud en verlaging norm éénoudergezin < 21 jaar met € 56,10 ( 12 x 56,10 x 125 aanvragen x 1,3 brutering)
€ 100.000
6. Schuldhulpverlening Op dit moment zijn er geen kosten verbonden aan het aanvragen of gebruik maken van schuldhulpverlening. Sinds april 2003 is BSHV toegelaten als lid van de NVVK. Door deze toelating is zij gerechtigd een vergoeding te vragen voor een deel van haar producten: • 9% bemiddelingskosten per regeling • € 6 per aan de bemiddeling verbonden financierbeheersovereenkomst Deze bedragen zijn niet van toepassing op het zogenaamde langdurig budgetbeheer. Dit zijn trajecten voor personen die tot de sociaal zwakkere van de samenleving behoren en waar het instrument budgetbeheer ingezet wordt ter voorkoming van een problematische schuldsituatie. In de loop van 2004 zal een apart voorstel worden ingediend om voor deze groep een eigen bijdrage in te voeren. In het kader van deze notitie wordt het verder buiten beschouwing gelaten. Gevolgen tarifering De in rekening gebrachte kosten worden indirect betaald door de schuldeisers doordat zij af gaan van de afloscapaciteit van de schuldenaar. Het heeft dus geen financiële gevolgen voor de schuldenaar zelf. Er zijn evenmin consequenties voor de uitvoering omdat BSHV beschikt over een volledig automatisch boekhoudsysteem. Besparing op basis invoeren vergoeding (9 % van minimale afloscapaciteit = € 1,75 + € 6 x 12 x 182 )
€ 17.000
7. Dordtpas De Dordtpas is zoals bedoeld om de deelname aan maatschappelijke activiteiten te bevorderen. Er is twijfel over het bereik van de Dordtpas onder de minima. Voor de Dordtpas is een budget beschikbaar van circa € 180.000. De sector O & W heeft hierop een taakstelling gekregen van € 52.000 structureel (Begroting 2004, nota "Investeren in Dordrecht"). Medio 2004 zal O&W de resultaten van haar onderzoek naar de Dordtpas aan het college voorleggen. Onderzocht wordt of de Dordtpas voldoende bereik heeft onder de doelgroep en of het een goed instrument is om onderdeel te zijn van specifiek armoedebeleid. Afhankelijk van de uitkomsten kan de structurele besparing vanaf 2005 opnieuw bezien worden. Voor nu wordt alleen de taakstelling van 2004 meegenomen als besparingsmogelijkheid. Besparing op Dordtpas op basis taakstelling 2004
10
€ 50.000 |
8. Analyse voorzieningenniveau In de loop van 2004 zal het huidige voorzieningenniveau geanalyseerd worden. Op basis van de analyse zullen er verdere voorstellen tot aanscherping van het huidige beleid in relatie met de WWB volgen. In deze analyse zullen de volgende mogelijkheden meegenomen worden: • Invoeren van een eigen bijdrage voor personen die langdurig, dit wil zeggen na beëindiging van een schuldregeling, in voor hen noodzakelijk budgetbeheer blijven; • Doorberekenen dienstverlening van de Sociale dienst aan maatschappelijke partijen; • Beoordelen van de mogelijkheid om met de ziektekostenverzekeraar een convenant af te sluiten voor een aanvullende ziektekostenverzekering voor uitkeringsgerechtigden; • Beoordelen van de mogelijkheid om de bijzondere ziektekosten van chronische zieken in aanmerking te brengen voor een vergoeding op grond van de bijzondere bijstand; • Beoordelen van de mogelijkheid tot aanpassen van de draagkrachtregels van de bijzondere bijstand; • Beoordelen van de mogelijkheid om in het nieuw vast te stellen incentivebeleid een incentive op te nemen voor personen die niet uitstroom gerelateerd vrijwilligerswerk verrichten; • Verstrekkingenbeleid leenbijstand voor duurzame gebruiksgoederen; • Aanscherping jongerennormen in relatie tot de aanpak van de jeugdwerkloosheid; • De huidige kwijtscheldingsnormen van de gemeente; • Benutting van mogelijkheden van het E-loket; • Gids bijzondere bijstand opnieuw beoordelen. De uitkomsten van de analyse zullen voor 1 oktober 2004 in aparte beleidsvoorstellen aan u gepresenteerd worden.
9. Samenvatting en advies De sociale dienst heeft de bezuinigingsmogelijkheden (incl. de taakstelling op de Dordtpas) op het Armoedebeleid in beeld gebracht. Sociale Dienst en O & W hebben een gezamenlijke taakstelling van € 852.000. In deze notitie zijn alle besparingsmogelijkheden op een rij gezet. In tabel 2 zijn de maximale besparingsmogelijkheden en het ambtelijke advies van de Sociale Dienst weergeven. tabel 2 Regeling Afschaffen maaltijdvoorziening voor ouderen Afschaffen Gratis Peuteren Afschaffen Tandarts G - pakket Afschaffen taalonderwijs Afschaffen witgoedregeling Afschaffen onkostenvergoeding vrijwilligers Aanpassen regeling indirecte studiekosten Efficiencywinst budget bijzonder bijstand Invoeren drempelbedrag rijksnorm € 107 Invoeren drempel 50% rijksnorm € 53,50 Aanpassen norm uitwonende < 21 jaar Aanscherpen noodzakelijkheidcriteria Toekenning bijz. bijstand l. o. jongeren Invoeren vergoeding bemiddeling en financieel beheer Taakstelling Dordtpas Totaal
11
Maximale besparing € 1 80.000 € 85.000 € 75.000 € 50.000 € 250.000 € 5.000 € 100.000 € 300.000 € 107.000
Collegevoorstel
€ 50.000 € 250.000 € 5.000 € 300.000
€ 100.000 € 25.000
€ 53.500 € 100.000 € 25.000
€ 17.000 € 52.000 € 1.1346.000
€ € €
17.000 52.000 852.500
10. Voorlichting Ter ondersteuning van de invoering van de nieuwe wet is er een 'werkplan communicatie WWB gemaakt. Het plan voorziet ook in een planning voor de cliëntencommunicatie. Het accent in de voorlichting aan cliënten komt te liggen na 1 januari. Dat is het moment waarop alle wijzigingen bekend zijn en deze helder en eenduidig kunnen worden gecommuniceerd. Dit gebeurt via een klantenkrant waarin de consequenties op rij worden gezet. Deze krant biedt naast informatie over wat er wijzigt in categoriale regelingen ook andere informatie, zoals informatie over het nieuwe reïntegratiebeleid. De krant wordt bekostigd uit het budget voor de gids bijzondere bijstand die wordt vervangen door de krant. Ook wordt ernaar gestreefd om een gratis publieksinformatienummer open te stellen, zodat persoonlijke vragen adequaat kunnen worden beantwoord. Cliënten en overige externe doelgroepen (partners van de Sociale Dienst) ontvangen vóór 1 januari wel via een persoonlijke brief namens de wethouder Sociale Zaken, die op hoofdlijnen geïnformeerd over de WWB en de uitwerking ervan. Dit loopt dan parallel aan de voorlichtingsadvertenties die het ministerie van SZW voornemens is te plaatsen in dag- en huisaan-huisbladen. Als het armoedebeleid in B&W is vastgesteld, wordt het toegelicht tijdens het wekelijkse persgesprek en gaat er een persbericht uit. Dit bericht wordt ook gepubliceerd in Gemeentenieuws, de wekelijkse voorlichtingspagina van de gemeente Dordrecht in de Stem van Dordt. Deze krant wordt huis-aan-huis bezorgd.
B&W-besluit: 1. Een keuze maken uit de in deze notitie geschetste bezuinigingsmogelijkheden. 2. In de overweging meenemen dat het bezuinigingsvoorstel weergeven in tabel 2 recht doet aan de financiële taakstelling en de voorzieningen voor de minima op een aanvaardbaar peil houdt. 3. Na politieke besluitvorming zorgdragen voor een zorgvuldige communicatie met de Dordtse burger.
12