Gemeentebestuur
Dordrecht Ontvanger Semeentëraad 'residjum ommissie Griffie DIV team 2
BESLUIT
Nr. SO/2004/7050
Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;
gezien het voorstel d.d. 18 oktober 2004; gelet op de artikelen 2.3.5 en 2.4.1 van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2005 en artikel 8 van de Tijdelijke Referendumwet; verwijzende naar het advies van het Drechtstedenbestuur d.d. 20 oktober 2004, kenmerk 04/02898; BESLUIT: 1. in te stemmen met de nota "Beleid voorrang bij woningtoewijzing in de Drechtsteden"; 2. de gemeenteraad voor te stellen: a. de nota "Beleid voorrang bij woningtoewijzing in de Drechtsteden vast te stellen; b. de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2005 vast te stellen; c. de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 1996 in te trekken per 1 maart 2005; 3. de raadsbesluiten genoemd 2.b. en 2.c. referendabel te verklaren; 4. de Overeenkomst woonruimteverdeling Drechtsteden 2005 te sluiten met Woningstichting Progrez, Stichting Interstede en Krispijn Wonen;p 5. de onder 4. genoemde woningcorporaties mandaat té verlenen voor de afgifte van huisvestingsvergunningen; 6. onder voorbehoud van vaststelling door de raad van de verordening, met ingang van 1 maart 2005 in te trekken de beleidsregels voor de uitvoering van de urgentieregeling, vastgesteld op 21 mei 2002 en in werking getreden op 1 juli 2002; 7. onder voorbehoud van vaststelling door de raad van de verordening, vast te stellen de navolgende: BELEIDSREGELS voorrangsregeling woonruimteverdeling, ex artikel 2.3.5 van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2005
1. Algemeen Begrippen 1.1 regio: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-ldo-Ambacht, Paperidrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht; voorrangscommissie: Voorrangscommissie Drechtsteden, die is ingesteld door de gemeenten in de regio en die tot taak heeft om aan burgemeester en wethouders gemotiveerd advies uit te brengen over aanvragen om voorrang van sociale en medische aard; verordening: de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2005.
-2-
Toepassing van de voorrangsregeling 1.2 De in deze beleidsregels beschreven voorrangsregeling is van toepassing voor woningzoekenden die voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 2.3.2 van de verordening. In alle andere gevallen is geen beroep op de voorrangsregeling mogelijk. Doel 1.3
De voorrangsregeling heeft tot doel om een passende oplossing te bieden voor ernstige, individuele huisvestingsproblemen en in geen geval om woonwensen of een wooncarrière te realiseren.
Algemene uitgangspunten 1.4 Voor de toepassing van de voorrangsregeling gelden de volgende algemene uitgangspunten: a. de aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen mag niet door eigen handelen zijn veroorzaakt en ook niet voorzienbaar zijn geweest; b. de woningzoekende is niet in staat om zelf zijn huisvestingsprobleem op te lossen. Eigen initiatieven 1.5 Een woningzoekende die aan de algemene uitgangspunten genoemd onder 1.4 voldoet, kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijk heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. Daartoe moet hij in ieder geval: a. gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat hebben gereageerd op iedere woning die via het woonruimteverdeelsysteem in de regio is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of; b. aantonen dat er gedurende acht achtereenvolgende weken geen bij zijn omstandigheden passend woningaanbod is geweest; c. afwijking van het bepaalde in a en b is mogelijk, indien de omstandigheden van de aanvrager daartoe aanleiding geven. Huisvestingsprofiel 1.6 Het huisvestingsprofiel genoemd in artikel 2.3.4, onder b van de verordening omvat in beginsel een galerij-flatwoning of een portiek-flatwoning.
2. Medische indicatie 2.1
2.2 2.3
2.4
De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, kan op medische indicatie in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring, indien hij een lichamelijk/medisch probleem heeft waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is. Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van medische aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan de voorrangscommissie. Voor de beoordeling van de aanvraag wint de voorrangscommissie advies in van de GGD Zuid-Holland Zuid, tenzij de voorrangscommissie over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag zelfstandig te beoordelen. Het advies van de voorrangscommissie is altijd met redenen omkleed. De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op medische indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een medisch probleem had als genoemd in 2.1, of redelijkerwijs kon vermoeden dit te hebben.
3. Sociale indicatie 3.1
De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, kan op sociale indicatie in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale/maatschappelijke aard waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.
-3-
Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van sociale/maatschappelijke aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan de voorrangscommissie. Voor de beoordeling van de aanvraag wint de voorrangscommissie advies in van een 3.3 deskundige op (woon)maatschappelijk gebied, tenzij de voorrangscommissie over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag zelfstandig te beoordelen. Het advies van de voorrangscommissie is altijd met redenen omkleed. 3.4 De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op sociale indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een sociaal/maatschappelijk probleem had als genoemd in 3.1, of redelijkerwijs kon vermoeden dit te hebben. Voorrangscriterium Omschrijving 3.5 aanvrager ondervindt ernstige, structurele problemen in de 3.5.1 leefbaarheid directe woonomgeving. 3.5.2 financiële nood door een onvoorziene, niet verwijtbare daling van het inkomen houdt de aanvrager na aftrek van de woonlasten minder dan de helft van de netto bijstandsnorm over voor zijn levensonderhoud. 3.5.3 einde relatie met kinderen echtscheiding of beëindiging duurzame samenwoning zijn geen reden voor een voorrangsverklaring, tenzij er minderjarige kinderen bij betrokken zijn. Om een beroep te kunnen doen op de voorrangsregeling moet er bij echtscheiding sprake zijn van een voorlopige voorziening of een echtscheidingsvonnis. Alleen de partner die de voogdij over en tevens de zorg voor een of meer minderjarige kinderen toegewezen heeft gekregen en die aantoonbaar gedwongen is de echtelijke woning te verlaten, kan in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring. Het algemene uitgangspunt genoemd in 1.4, onder b is hierbij van toepassing. Voor beëindiging duurzame samenwoning gelden dezelfde uitgangspunten, met dit verschil dat het aan de aanvrager is om ten genoegen van de voorrangscommissie voldoend en overtuigend te bewijzen dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke samenwoning gedurende een onafgebroken periode van minstens twee jaar. 3.2
4. Dakloos buiten schuld Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Onder calamiteit wordt in dit verband verstaan "een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt". De gemeente stelt vast in welke mate de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest volgens een met de corporaties afgesproken procedure. Het criterium "dakloos buiten schuld" is alleen van toepassing op dakloosheid van materiële aard. Dakloosheid vanwege persoonlijke redenen valt hier niet onder. Dakloosheid als gevolg van een zwervend bestaan is geen reden voor een voorrangsverklaring. 5. Verlaten opvanginstelling 5.1
Degene die na opgenomen te zijn (geweest) in een opvanginstelling zelfstandige woonruimte nodig heeft, kan in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring. De opvanginstelling moet haar vestiging hebben in de regio en door de gemeentes in de regio op een lijst van
-4-
5.2
5.3 5.4
erkende instellingen zijn geplaatst. De voorrangsverklaring wordt aangevraagd door tussenkomst van de opvanginstelling. Cliënten die op eigen initiatief een voorrangsverklaring aanvragen, worden terugverwezen naar de opvanginstelling. De opvanginstelling bouwt in haar behandelplan een zo tijdig mogelijk moment in dat er actie wordt genomen voor de (her)huisvesting van de cliënt. De opvanginstelling overlegt bij de aanvraag een verklaring dat de cliënt in staat is om zelfstandig een huishouding te voeren. Verder is de opvanginstelling verplicht om een nabegeleidingsplan te overleggen, waaruit onder meer blijkt welke begeleiding wordt geboden, in welke vorm en wie daarvoor verantwoordelijk en aanspreekbaar is. De instelling behoeft nazorg niet zelf te leveren, maar kan die via derden regelen. De verantwoordelijkheid voor het regelen van nazorg ligt bij de instelling zelf. De aanvraag wordt geweigerd indien de opvanginstelling niet de vereiste verklaring en/of nabegeleidingsplan overlegt, dan wel niet planmatig te werk is gegaan wat de huisvesting van de uitbehandelde cliënt betreft. Het bepaalde in 1.2, betreffende de eis van maatschappelijke binding aan de regio, kan niet van toepassing worden verklaard voor cliënten voor wie terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een levensbedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, dan wel voor wie terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is. Degene die wegens terugkeer uit detentie zelfstandige woonruimte nodig heeft en die laatstelijk aantoonbaar over zelfstandige woonruimte in de regio beschikte en die onder het toezicht van de reclassering valt, kan in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring. De voorrangsverklaring wordt aangevraagd door tussenkomst van de reclassering. De voorrangsregeling is alleen van toepassing indien de gedetineerde vóór zijn ontslag uit detentie aantoonbaar al het mogelijke heeft gedaan om in de eigen huisvesting te voorzien, onder meer blijkend uit een inschrijving als woningzoekende in het woonruimteverdeelsysteem. Degene die door eigen handelen herhaaldelijk in een opvanginstelling verblijft, kan slechts één keer per periode van vijf jaar in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring. De huisvestende corporatie bepaalt of een voorrangskandidaat als genoemd in 5.1, 5.2 en 5.3 zelf op woningaanbod mag reageren of in aanmerking komt voor rechtstreekse toewijzing van een woning.
6. Gedwongen herhuisvesting 6.1
6.2 6.3
Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met sloop of andere verstrekkende maatregelen komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien is voldaan aan het bepaalde in 6.3. De voorrangsverklaring wordt niet schriftelijk verstrekt, maar is beperkt tot een vermelding in het woonruimteverdeelsysteem. De regeling in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing als er een schriftelijk besluit is van de desbetreffende corporatie of andere verhuurder tot het treffen van de in 6.1 genoemde maatregelen dat is gemeld in het in 8 genoemde afstemmingsplatform.
7. Verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel 7.1
7.2 7.3
De aanvrager komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel (VBT-A) en de aanvraag past binnen en meetelt voor de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 60a en 60b van de Huisvestingswet. Indien de gemeente aan haar taakstelling heeft voldaan of geen taakstelling heeft gekregen, wordt geen voorrang op grond van de VBT-A-status (meer) verstrekt. De voorrangsverklaring op grond van de VBT-A-status geldt lokaal.
-5-
8. Regionale afstemming toewijzing Er is een afstemmingsplatform voor de toewijzing aan voorrangskandidaten, waar alle in de regio werkzame corporaties aan deelnemen. Het platform verdeelt de woningzoekenden met een voorrangsverklaring over de diverse corporaties, ledere corporatie ontvangt jaarlijks via het afstemmingsplatform een richtinggevend quotum van met voorrang te huisvesten woningzoekenden. Daarnaast voorziet het afstemmingsplatform aanvragen om een voorrangsverklaring van een preadvies, waarbij men eventuele lokale aspecten betrekt die voor de beoordeling van belang kunnen zijn. De huisvestende corporatie bepaalt of een voorrangskandidaat zelf in het aanbod naar een woning zoekt, of rechtstreeks een woning krijgt toegewezen.
9. Inwerkingtreding 9.1 9.2
Deze beleidsregels treden in werking op 1 maart 2005. Met ingang van de in 9.1 genoemde datum trekken burgemeester en wethouders de beleidsregels voor de uitvoering van de urgentieregeling in die zijn vastgesteld op 21 mei 2002 en in werking getreden op 1 juli 2002.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 9 november 2004. de secretaris V
- Toelichting -
de burgemeester