Jongeren en startkwalificatie Een verkenning naar de stand van zaken in de provincie Limburg
Januari 2005 Sardes, Postbus 2357, 3500 GJ Utrecht Loes van Tilborg Wander van Es
Inhoud 1. Aanleiding voor de verkenning .......................................................................................................................3 2. Aanpak van voortijdig schoolverlaten: een inleiding op de problematiek ......................................................3 3. De leerlingpopulatie in Limburg in relatie tot voortijdig schoolverlaten ........................................................5 4. Preventie van voortijdig schoolverlaten: aanpak van schoolverzuim bij leerplichtige leerlingen...................6 5. Preventie van voortijdig schoolverlaten: de situatie in de ROC’s...................................................................7 6. Schattingen van het aantal voortijdige schoolverlaters in Limburg ................................................................9 7. De huidige aanpak van het voortijdig schoolverlaten ...................................................................................13 8. Eindconclusies ..............................................................................................................................................15
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
2
1. Aanleiding voor de verkenning Door voortijdig de school te verlaten halen nog te veel jongeren geen startkwalificatie. Het provinciaal bestuur van Limburg hecht er belang aan om de voortijdige schooluitval tot een minimum te beperken. Om een beter zicht op de omvang van de problematiek van het voortijdig schoolverlaten te verkrijgen dan tot nu toe bestaat, hebben Gedupeerde Staten van Limburg aan Sardes de opdracht verstrekt om een kwantitatieve verkenning uit te voeren met gebruikmaking van diverse gegevensbronnen, om op basis van deze verkenning een discussie met de verantwoordelijke partijen te kunnen starten over de te nemen maatregelen. Gedeputeerde Staten van Limburg organiseren daartoe in maart 2005 een conferentie waarbij op de actieve inbreng van velen wordt gerekend en concrete gezamenlijke stappen gezet kunnen worden op de weg naar een goede sluitende aanpak van voortijdig schoolverlaten in Limburg.
2. Aanpak van voortijdig schoolverlaten: een inleiding op de problematiek Voortijdig schoolverlaten is een belangrijk maatschappelijk probleem. Jaarlijks verlaten vele tienduizenden jongeren het onderwijs zonder een startkwalificatie die nodig is om op de arbeidsmarkt met succes te kunnen functioneren. Jongeren met een startkwalificatie beschikken tenminste over een diploma op niveau 2 van het middelbaar beroepsonderwijs of over een diploma havo of vwo. Een voortijdige schoolverlater is gedefinieerd als een jongere tot 23 jaar die niet in het bezit is van een startkwalificatie. In de laatste jaren heeft men een steeds beter inzicht gekregen in het aantal geregistreerde voortijdige schoolverlaters. In het schooljaar 2002-2003 werden door de scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs 63.849 nieuwe voortijdige schoolverlaters gemeld. Gerekend naar het aantal leerlingen dat in dat schooljaar in het onderwijs was ingeschreven was dit 5%. Volgens de tellingen van het CBS zijn er in totaal 202.000 jongeren van 18-24 jaar zonder startkwalificatie die geen onderwijs volgen. Dit is 15% van het aantal jongeren in deze leeftijdsgroep. Tijdens de Europese Top in Lissabon zijn afspraken gemaakt om het aantal voortijdig schoolverlaters in 2010 tot de helft terug te brengen. Dat vereist flinke inspanningen van vele partijen, als men bedenkt dat er in 2002-2003 ‘slechts’ 20.361 voortijdige schoolverlaters werden teruggeleid naar het onderwijs of met extra hulp werden geplaatst op de arbeidsmarkt. Met de invoering van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) in 1994 heeft de rijksoverheid het voortouw genomen bij de aanpak van het voortijdig schoolverlaten. Nederland kent 39 RMC regio’s waarbij de RMC functie in elke regio als doel heeft jongeren zonder startkwalificatie zoveel mogelijk de kans te bieden om voldoende gekwalificeerd de arbeidsmarkt te betreden. De RMC wet van 2001 voorziet in de volgende taken: het realiseren van een sluitende melding en registratie van voortijdig schoolverlaten, zorgdragen voor doorverwijzing en herplaatsing van voortijdig schoolverlaters en het tot stand brengen van samenwerking tussen alle belangrijke partijen in de regio die te maken hebben met deze jongeren. Het Kabinet heeft hierin in 2003 twee beleidsprioriteiten onderscheiden: - de loopbaan van jongeren zonder startkwalificatie moet goed in beeld zijn - de samenwerking in de regio tussen de partijen moet worden versterkt Daarnaast legt het Kabinet ook de nadruk op het voorkómen van voortijdig schoolverlaten door in te zetten op - meer ruimte voor maatwerk in de regio (preventief) - een goede begeleiding voor jongeren om schooluitval te voorkomen en meer mogelijkheden om jongeren binnen opleidingen te plaatsen die voor hen het best geschikt zijn Scholen en leerplichtambtenaren hebben een belangrijke taak gekregen om het voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Bij de leerplichtambtenaren heeft dit geresulteerd in meer aandacht voor het handhaven van de leerplichtwet. Preventie van voortijdig schoolverlaten Het voorkomen van voortijdig schoolverlaten is een belangrijke taak voor het onderwijs en de met hen samenwerkende partijen in de regio. Breed wordt erkend dat het onderwijs als vindplaats van de jongeren als eerste in actie moet komen bij waargenomen handelingen, gedrag of verschijnselen waaruit negatieve gevolgen voor de schoolloopbaan van jongeren zijn te verwachten. De schaal van grenzen aan interventies door de school beweegt zich van de aanpak van leerproblemen tot vergaande bemoeienis met de bredere gezinssituatie. Het gaat daarbij om schoolse zorgsystemen waarbij meestentijds sprake is van leerlingzorg via mentor, leerlingenbegeleider en zorgteam. Dit zorgteam binnen de school wordt afhankelijk van de lokale situatie multidisciplinair aangevuld met
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
3
functionarissen van leerplicht, GGD, jeugdzorg, e.a. De toepassing van de Leerplichtwet speelt hierbij een belangrijke rol, omdat jongeren in de leerplichtige leeftijd bij vaker optredend ongeoorloofd verzuim beschouwd worden als een risicojongere met een kans op voortijdig schoolverlaten. En met het Plan van Aanpak Veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen heeft het Kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor interne leerlingbegeleiding in o.a.het voortgezet onderwijs. Veelal wordt in aanvulling op de schoolgebonden zorgteams nog een overkoepelende multidisciplinaire functie aangeboden die een min of meer directe toegang biedt tot voorzieningen. En de versterking van de positie van vmbo-scholen in de grote steden waarbij sprake is van probleemcumulatie bij leerlingen is de inzet van de recente rijksmaatregel om de CUMI-VO-maatregel om te vormen tot een nieuwe regeling ter bestrijding van onderwijsachterstanden. Daarbij is sprake van een zogenaamd Leer Plus Arrangement in het vmbo met als doelstellingen: voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten, recht doen aan verscheidenheid en maximalisering van prestaties. Een belangrijk risicomoment is de overgang van het vmbo naar het mbo. Uit de recente landelijke cijfers (20022003) van de 39 regionale RMC rapportages kan worden afgeleid dat naar schatting tenminste 37000 jongeren uit de BOL- en BBL-opleidingen voortijdig schoolverlater geworden zijn. Oorzaken voor voortijdige schooluitval zijn o.a. een verkeerde studie- en beroepskeuze en/of een verkeerde inschatting van de zwaarte van de gekozen studie. Uit het onderzoek van de inspectie in 2002 is naar voren gekomen dat de uitval binnen de assistent-opleidingen het hoogst is. Het aantal dat de opleiding staakt is 44%. De uitval in de beroepsopleidende leerweg is hoger dan in de beroepsbegeleidende leerweg. Dit verschuift echter naarmate het opleidingsniveau hoger is. Bij de middenkaderopleidingen op niveau 4 is de voortijdige uitval in de BBL aanmerkelijk hoger dan in de BOL. De uitvalcijfers verschillen nauwelijks tussen de beroepssectoren. Van ruim de helft van de opleidingsstakers is de verdere bestemming niet bekend. Minstens eenderde van de opleidingsstakers begint aan een andere opleiding. Ruim 17% doet dit binnen hetzelfde ROC. In Koers BVE 2004 (het beleidsdocument van het Ministerie van OCW) is aangegeven dat op verzoek van de onderwijsinstellingen een aantal belemmeringen tussen het vmbo en het mbo zal worden weggenomen, o.a. om de ongekwalificeerde uitval uit het onderwijs tegen te gaan. Het gaat om de volgende acties - De leerwerktrajecten in het vmbo worden verbreed - De assistentroute wordt in het vmbo geïntroduceerd met ingang van het schooljaar 2004/2005. Deze route is alleen toegankelijk voor de eigen leerlingen van de desbetreffende vmbo school - Tussentijds overstappen van vmbo naar mbo wordt gemakkelijker doordat de bekostiging met de deelnemer mee kan gaan van scholen in het voortgezet onderwijs naar ROC’s. Hiervoor is een wetswijziging nodig van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarmee inmiddels is gestart - Er zal geëxperimenteerd worden met brede competenties binnen het assistentniveau. Deze experimenten bieden antwoord op een signaal dat vaak uit het veld gehoord wordt namelijk dat er ruimte moet zijn (een zogenoemd 0-Crebo) om de groep deelnemers te bedienen die vooral aan het begin van hun beroepsopleiding nog niet gericht voor een beroep kan kiezen. In 2004 start een aantal experimenten onder regie van de stuurgroep Kwalificatiestructuur. - Er wordt overleg gevoerd met de BVE Raad over de mogelijkheid om een bepaalde categorie jongeren i.p.v. via het onderwijs via het werk hun startkwalificatie te laten behalen (portfolio, EVC). Terugdringen van voortijdig schoolverlaten Verlaat een jongere zonder startkwalificatie het onderwijs dan valt de jongere onder de werking van de RMCwet. Deze wet vormt het sluitstuk van het beleid dat begin jaren negentig van de vorige eeuw in gang is gezet en fungeert als wettelijke basis voor met name de melding van niet-leerplichtige voortijdig schoolverlaters en de RMC-functie. De RMC-wet bepaalt dat alle gemeenten alle voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar moeten registreren en dat ze ervoor moeten zorgen dat deze voortijdig schoolverlaters terugkeren in het onderwijs, zodat zij alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Ook jongeren die niet meer leerplichtig zijn, worden dus gestimuleerd om een opleiding te volgen die leidt tot een startkwalificatie. Om deze doelstelling maximaal te realiseren zijn in de afgelopen periode diverse maatregelen door het Kabinet genomen. Zo is er in aanvulling op de RMC-functie een nieuwe taak voor de CWI’s geformuleerd om eveneens te werken aan de startkwalificatie voor voortijdige schoolverlaters. Dat dit nodig is blijkt uit het feit dat in augustus 2004 meer dan 53.000 jongeren onder de 23 jaar werkloos waren waarvan een groot deel zonder startkwalificatie. Ook de in juni 2004 door CWI uitgebrachte arbeidsmarktprognose voor de periode 2004-2009 wijst op de noodzaak bij de lageropgeleiden met name aandacht te besteden aan de lager opgeleide jongeren die werkloos zijn (geworden). Kern van de nieuwe inzet van het CWI is een gedifferentieerde benadering van jongeren, afhankelijk van het wel/niet hebben van een startkwalificatie. Was vroeger alleen werkbemiddeling aan de orde, nu wordt door het
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
4
CWI aan jongeren zonder startkwalificatie het volgende aangeboden (ook in deze volgorde): terug naar school, een leerbaan, een reguliere baan. Een andere beleidsmaatregel heeft te maken met de omvang van het voortijdig schoolverlaten en de doelstellingen van de rijksoverheid. Volgens de RMC wet moeten de regio’s er alles aan doen om zoveel mogelijk voortijdige schoolverlaters met succes te herplaatsen. Voor alle RMC regio’s zijn de beschikbaarheid van voldoende trajectbegeleiding en voldoende passende trajecten belangrijke voorwaarden om deze doelstelling te realiseren. De beschikbaarheid van extra middelen voor trajectbegeleiding vanaf 2005 biedt de gemeenten de mogelijkheid om hiervoor meer formatie in te zetten. Ten aanzien van de trajecten die zijn gebaseerd op een combinatie van leren en werken blijken niet overal voldoende werkplekken beschikbaar te zijn. Belangrijk zijn daarom de ondernomen inspanningen van MKB Nederland, de Taskforce Jeugdwerkloosheid en RWI/CWI die ertoe moeten leiden dat er meer kansrijke werkplekken voor jongeren en dus ook voor voortijdige schoolverlaters komen. Vooral de 17-23 jarige voortijdige schoolverlaters die niet door de RMC worden bereikt, zouden profijt moeten hebben van deze initiatieven. Ontwikkelingen in de randvoorwaarden De diverse maatregelen impliceren dat er een goed samenspel gewenst is tussen alle betrokken partijen. De ontwikkelingen in de wijze waarop de partijen in de curatieve aanpak van voortijdig schoolverlaten met elkaar samenwerken hebben dan ook in de loop der tijd een aantal veranderingen ondergaan die van invloed zijn op de eisen aan de kwaliteit van de sluitende aanpak. Door de ingezette maatregelen is het exclusieve probleemeigenaarschap van het onderwijs voor het voortijdig schoolverlaten overgegaan in een vorm waarbij meer partijen verantwoordelijkheid nemen voor het bestrijden van (een deel van) het voortijdig schoolverlaten. Naarmate de aanpak verder professionaliseert, neemt de behoefte toe om steeds vroeger mogelijke uitvallers op te sporen. Het preventiever werken neemt met zich mee dat niet alleen de school als melder een relevante partij is, maar ook andere betrokkenen die te maken hebben met risicojongeren. Door de mogelijkheid voor meer partijen om te melden ontstaat de mogelijkheid beter te controleren op volledigheid van de meldingen. Daarnaast zijn steeds meer onderwijsinstellingen er toe over gegaan om verzuim en uitval te registreren, zodat vroegtijdige signalering van potentiële voortijdige schoolverlaters mogelijk is. De wettelijke meldplicht van bovenleerplichtigen heeft geleid tot meer aandacht voor een samenhangend beleid voor de gehele groep voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar met een toegenomen aandacht voor de rol van andere meldende partijen bijvoorbeeld uit het veld van werk en inkomen of justitie. Het uitgevoerde onderzoek in Limburg Vanuit de bovenstaande invalshoeken wordt in deze nota een cijfermatig beeld geschetst van de situatie in Limburg. Gekeken is naar de leerlingpopulatie in Limburg en in welke omvang er sprake is van schoolverzuim, afstroom en ongediplomeerd en voortijdig schoolverlaten. Daarnaast is er een overzicht opgesteld van de werkloze jongeren in Limburg zonder startkwalificatie en de jongeren die een beroep doen op uitkeringen. Met elkaar geven deze cijfers een eerste inzicht in het kwetsbare deel van de Limburgse leerlingpopulatie en de omvang van het voortijdig schoolverlaten. De Limburgse cijfers zijn, waar mogelijk, vergeleken met de landelijke situatie. In het onderzoek is ook nagegaan van welke herplaatsingsmogelijkheden voor deze jongeren gebruik is gemaakt en voor welke jongeren men slaagt in het aanbieden van een nieuwe kans. Voor de conclusies naar aanleiding van de cijfers is gebruik gemaakt van de uitkomsten met de landelijke gegevens uit de evaluatie van de RMC-wet. Dit levert een beeld op van de sterke en zwakke punten in de Limburgse aanpak. Daarmee zijn voldoende discussiepunten voorhanden voor een breed werkveld om met elkaar te bespreken hoe en op welke wijze de doelstelling van een sluitende aanpak voor jongeren een verdere impuls kan krijgen. 3. De leerlingpopulatie in Limburg in relatie tot voortijdig schoolverlaten Om zicht te krijgen op de Limburgse leerlingpopulatie is gebruik gemaakt van de gegevens die bij het Ministerie van OCW beschikbaar zijn. Volgens de OCW opgave stonden op 1-10-2003 op de scholen voor voortgezet onderwijs in Limburg in totaal 60.459 leerlingen ingeschreven. Van deze leerlingen in het voortgezet onderwijs zaten er 6.077 in het avo algemeen leerjaar, 27.914 in het vmbo en 24.870 op havo/vwo. Het aantal onderwijsdeelnemers dat stond ingeschreven bij een van de beroepsopleidingen op de Limburgse ROC vestigingen van ROC Arcus, ROC Gilde en ROC Leeuwenborgh was volgens de voorlopige OCW tellingen op 1-10-2003 in totaal 27.781 leerlingen. Daarvan hebben 3.903 deelnemers een beperkte vooropleiding.
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
5
Bepalen we ons op basis van de definitieve leerlingtellingen van 1-10-2002 in de ROC’s tot de ingeschreven jongeren tot 22 jaar, dan zijn er 20.063 deelnemers, waarvan er 930 in de educatie zijn ingeschreven en 19.133 een van de beroepsopleidingen volgt. Zij vormen samen bijna 60% van de deelnemers in de ROC’s. Van de jongeren tot 22 jaar in de beroepsopleidingen staat 4% ingeschreven bij een niveau 1 opleiding, 28% bij een niveau 2 opleiding, 26% bij een niveau 3 opleiding en 42% bij een niveau 4 opleiding. De leerlingen van de AOC’s zijn niet in het onderzoek betrokken, omdat bij OCW deze gegevens niet voorhanden zijn. Leerlingen in het voortgezet onderwijs lopen het risico voortijdig schoolverlater te worden, als zij zonder een havo of vwo diploma het voortgezet onderwijs verlaten. Leerlingen met een diploma van het vmbo die zich niet inschrijven bij het ROC zijn eveneens voortijdig schoolverlater in de zin van de wet net als de leerlingen die zonder vmbo diploma het onderwijs verlaten. Leerlingen die het ROC verlaten zonder een diploma op tenminste niveau 2 van het ROC behoren eveneens tot de voortijdige schoolverlaters. Leerlingen uit zmok en praktijkonderwijs hebben eveneens geen startkwalificatie maar worden in het beleid meestal niet gerekend tot de doelgroep van het voortijdig schoolverlaten, omdat zij überhaupt niet in staat zijn om een startkwalificatie te behalen. . 4. Preventie van voortijdig schoolverlaten: aanpak van schoolverzuim bij leerplichtige leerlingen Oorzaken van schoolverzuim Jongeren tot 16 jaar zijn volledig leerplichtig en tussen hun 16e en 17e jaar zijn jongeren partieel leerplichtig. Voldoet een jongere niet aan deze leerplicht dan is er sprake van onwettig verzuim. Regelmatig voorkomend schoolverzuim van een leerling wordt vaak beschouwd als een signaal dat een leerling niet goed in het onderwijs functioneert. Allerlei oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen. In onderzoek naar de oorzaken van voortijdig schoolverlaten blijkt dat regelmatig schoolverzuim vaak gepaard gaat met gedragsproblemen en motivatieproblemen van leerlingen. Een verkeerde schoolkeuze kan hieraan ten grondslag liggen, ook kunnen in de huiselijke of sociale omgeving van de leerling zaken aan de hand zijn, die maken dat schoolverzuim door de leerling (of zijn ouders) wordt gehanteerd als een voor hem/haar beste oplossing. Binnen de leerplichtwerkzaamheden wordt een onderscheid gemaakt naar absoluut en relatief onwettig verzuim. Er is sprake van absoluut onwettig verzuim als een leerplichtige zonder ontheffing niet staat ingeschreven bij een school. Van relatief onwettig verzuim (signaalverzuim) is sprake als een jongere wel staat ingeschreven op een school maar deze zonder geldige reden niet of niet regelmatig bezoekt. Er is sprake van een overschrijding van de wettelijke termijnen bij 3 achtereenvolgende dagen of bij meer dan 1/8 deel van het aantal les- en praktijkuren binnen 4 weken. Schoolverzuim in Limburg Het grootste deel van het leerplichtwerk is gericht op de bestrijding van het onwettig schoolverzuim bij leerplichtige leerlingen ter voorkoming van het voortijdig schoolverlaten. Uit het overzicht van het schooljaar 2003-2004 (dat is samengesteld uit de Cfi staten van alle Limburgse gemeenten) blijkt dat de leerplichtambtenaren 4302 maal opgetreden zijn om de leerplicht conform de wet te handhaven en dat het daarbij in 2482 gevallen ging om verzuim. Met name in het voortgezet onderwijs waar de leerlingpopulatie overwegend leerplichtig is, hebben de scholen relatief veel ongeoorloofd verzuim geconstateerd en deze aan de leerplichtambtenaar gemeld. In deze groep van jongeren zijn ook de meeste processen verbaal opgesteld. In het middelbaar beroepsonderwijs is er veel minder sprake van meldingen van ongeoorloofd verzuim. Zo blijkt uit de definitieve leerlingtellingen van het schooljaar 2002-2003 dat er 8113 (partieel) leerplichtige jongeren bij de Limburgse ROC’s zijn ingeschreven en dat er (maar) in 163 gevallen melding is gemaakt van ongeoorloofd verzuim. Vergeleken met schooljaar 2002-2003, waarin de leerplichtambtenaren in 3045 aantal gevallen optraden is er sprake van een toename van de leerplichthandhaving van 41% en een afname van het relatief verzuim van 8%. Ook uit de andere cijfers blijkt dat de handhavingspraktijk zich heeft verscherpt: er is een toename van het aantal opgemaakte processen verbaal van 23%. Ook blijkt uit de cijfers een enorme toename van het zogenaamde luxe verzuim (artikel 13a: ongeoorloofd verzuim wegens vakantie in de schoolperiode). Ten opzichte van schooljaar 2002-2003 is er sprake van een verviervoudiging van het aantal gemelde gevallen. In 15% van de gevallen is hieruit in 2003-2004 een proces verbaal gevolgd.
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
6
vervan- vrijstellingen ongeoorloofd Provincie Limburg gende verzuim leerplichtgegevens schooljaar 2003-2004 leerplicht absoluut relatief
processen verbaal
abso- relatief luut verzuim 3a 3b 5a 5b 15 totaal weer totaal Art totaal totaal Art inge13a 13a schreven 71 0 2 51 41 669 228 31 98 63 basisonderwijs en speciaal basisonderwijs 3 2 10 0 0 24 11 243 224 0 35 15 (v)so 28 18 28 3 30 103 56 1186 443 8 122 53 voortgezet onderwijs 22 21 0 15 37 21 110 5 1 2 0 beroepsonderwijs 85 34 24 1 geen onderwijs 1 12 13 onbekend 31 42 216 3 47 261 153 2221 900 40 257 131 totaal in schooljaar 2003-2004 totaal in schooljaar 2002-2003 21 27 251 10 57 218 162 2406 205 10 231 41 Artikel 3a: vervangende leerplicht voor 14-15 jarigen Artikel 3b: vervangende leerplicht voor 16-jarigen Artikel 5a: vrijstelling van de plicht tot inschrijving in het onderwijs wegens ongeschiktheid Artikel 5b: vrijstelling van de plicht tot inschrijving in het onderwijs wegen bezwaren tegen de richting van het onderwijs Artikel 13a: ongeoorloofd vakantie opgenomen buiten de schoolvakantie Artikel 15: vrijstelling aan partieel leerplichtigen wegens volgen van ander onderwijs Vergelijking met landelijke cijfers In de landelijke cijfers zien we grosso modo een overeenkomstige trend. In de rapportage van het Ministerie van OCW die de periode 1997-2003 bestrijkt (Het gemeentelijk toezicht op de leerplicht, 2004), wordt vastgesteld dat er sprake is van een toenemende leerplichthandhaving die vooral in de laatste twee jaar duidelijk zichtbaar is. Net als in Limburg is landelijk sprake van een toename van het aantal processen verbaal en een toename van de opsporing van absoluut verzuim. Daarentegen is er landelijk het beeld dat er een toename is van de meldingen van relatief verzuim, terwijl in Limburg minder meldingen van relatief verzuim in het schooljaar 2003-2004 hebben plaatsgevonden ten opzichte van het schooljaar 2002-2003. Aanpak van onwettig verzuim Bij de aanpak van het onwettig relatief verzuim is het belangrijk om de ware reden van het verzuim te achterhalen om tot effectieve oplossingen te komen. De inzet is om te zorgen dat de jongere onderwijs blijft volgen. Meestal gebeurt dit met een korte interventie en zo nodig verwijzing naar hulpverlening. Vormen van interventie zijn: veranderen van school of schooltype; toestemming verlenen om met onderwijs te stoppen; toestemming verlenen voor een ‘alternatieve’ leerroute (een combinatie van leren en werken); of – wat de meest gebruikte oplossingsrichting is - bemiddelende gesprekken en verwijzing naar hulpverlening. Als er sprake is van complexe problemen is vaak een deel van de oplossing dat er ook wat moet gebeuren in het gezin. Vandaar dat Leerplicht veel contact en goede afspraken moet hebben met jeugdzorg en ook nauw samenwerkt met de Raad voor de Kinderbescherming. Bij langdurig verzuim dat in de loop van een schooljaar toeneemt zal de aanpak steeds meer van drang naar dwang veranderen. In veel van die gevallen is er contact met de verplichte hulpverlening. Soms kunnen alleen oplossingen tot stand komen via de ‘harde’ lijn: in dergelijke gevallen wordt een proces verbaal opgemaakt en komt de zaak in behandeling bij de officier van justitie. De rechter kan verzuimers of hun ouders een boete opleggen en/of taakstraffen uitdelen. 5. Preventie van voortijdig schoolverlaten: de situatie in de ROC’s Mogelijkheden van ROC’s om voortijdig schoolverlaten te voorkómen Sinds de organisatorische omvorming van zelfstandige mbo-scholen naar grootschalige regionale opleidingscentra zijn de keuzemogelijkheden en doorstroommogelijkheden van leerlingen sterk verbeterd en zijn er meer mogelijkheden gekomen om tussentijds in het onderwijs te switchen van studierichting. De achterliggende gedachte hierbij is o.a. geweest dat deze organisatorische vernieuwingen bijdragen aan een vermindering van de ongekwalificeerde uitstroom. Voorts hebben de ROC’s in de afgelopen jaren door de
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
7
drempelloze instroom ook te maken gekregen met jongeren die ongediplomeerd de eerdere opleiding verlaten en zich aanmelden bij de ROC’s en met speciale doelgroepen. De drempelloze instroom voorkomt dat deze jongeren te vroeg ongekwalificeerd de arbeidsmarkt betreden en aangenomen wordt dat de tegenwoordige onderwijskundige mogelijkheden binnen de ROC’s van dien aard zijn dat deze jongeren in het onderwijs nog een bij hen passende opleiding moeten kunnen volgen om zo alsnog de arbeidsmarkt met voldoende kansen te kunnen betreden. Bij de optimale inrichting van de ondersteuning van de deelnemer kan worden gesteld dat wanneer de BVE-instelling al datgene voor een individuele deelnemer heeft gedaan wat binnen de genoemde ondersteuning kan worden geboden de grens is bereikt van de inspanning die gevraagd kan worden van het ROC en dat daarmee het bieden van hulp aan de betreffende jongeren op de weg van andere, externe partijen ligt. Omvang van de ongediplomeerde instroom in de ROC’s De (via het Ministerie van OCW) verzamelde Limburgse cijfers laten zien in 2002-2003 5125 deelnemers vanuit het voortgezet onderwijs zijn ingestroomd in de beroepsopleidingen van de ROC’s. Van hen beschikt 25% niet over een diploma van het voortgezet onderwijs. Het leeuwendeel van deze groep (78%) is afkomstig uit het vmbo. De ongediplomeerde instromers uit het vmbo worden in het algemeen gezien als een groep die een verhoogd risico loopt voortijdige schoolverlater te worden. Zij zijn om diverse redenen al niet in staat gebleken om op vmbo-niveau een diploma te behalen dat gezien wordt als een goede voorbereiding op een succesvol traject naar tenminste een niveau-2 kwalificatie. opleidingsachtergrond aantal jongens dat is ingestroomd met een diploma algemene leerjaren 0 AVO/VBO Mavo 870 Havo 40 VWO 0 VBO 922 VSO 0 totaal
aantal instromers aantal meisjes dat met jongens dat is diploma is ingestroomd ingestroomd met een zonder diploma diploma 0 0 22 1072 51 2 895 1
1942 91 2 1817 1 3853
248 126 8 312 19
aantal instromers totaal meisjes dat zonder is diploma ingestroomd zonder diploma 16 38 38 159 86 3 267 6
407 212 11 579 25 1272
2349 303 13 2396 26 5125
Herstarters in het beroepsonderwijs zonder diploma Een andere manier om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan is om jongeren die een verkeerde studiekeuze maakten, de mogelijkheid te bieden om een andere opleiding op de ROC’s te gaan volgen. In het schooljaar 2002-2003 maakten 2931 Limburgse ROC deelnemers hiervan gebruik. De ongediplomeerde herstarters zitten vooral in de BOL niveau 3 en 4 opleidingen. herkomst BOL niveau 4 BOL niveau 3 BOL niveau 2 BBL niveau 2 BBL niveau 3 BBL niveau 1 BOL niveau 1 Educatie KSE BBL niveau 4 VT-MBO lang/tussen VT-MBO kort/assistent BBO voortgezet/tertiair Educatie NT2 DT-MBO totaal
ongediplomeerde jongens 482 304 204 252 139 85 75 22 28 40 17 16 2 3 1669
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
ongediplomeerde meisjes 383 314 194 105 85 24 28 52 38 21 10 2 4 2 1262
totaal 865 618 398 357 224 109 103 74 66 61 27 18 6 5 2931
8
Doorstromers in het beroepsonderwijs met een diploma op niveau 1 Jongeren met een diploma op niveau 1 van de beroepsopleidingen hebben geen startkwalificatie. Belangrijk is dus dat zij binnen het ROC van de mogelijkheid gebruik maken om door te stromen naar een vervolgopleiding op startkwalificatieniveau. In schooljaar 2002-2003 waren er 136 deelnemers in de Limburgse ROC’s die aan een opleiding zijn begonnen met alvast een diploma op niveau 1 op zak. herkomst BBL niveau 1 BOL niveau 1 totaal
gediplomeerde jongens 49 45 94
gediplomeerde meisjes 27 15 42
totaal 76 60 136
Schoolverlaters uit het beroepsonderwijs met een startkwalificatie In het schooljaar 2002-2003 rondden 6.762 deelnemers hun beroepsopleiding op de drie Limburgse ROC’s af met een diploma op tenminste het niveau van de startkwalificatie. Gerelateerd aan het totaal aantal ingeschreven deelnemers in deze beroepsopleidingen is dit 24%. schoolverlaters Basisberoepsopleiding (niveau 2) Lang Middenkaderopleiding (niveau 4) Vakopleiding (niveau 3) totaal
aantal jongens met diploma aantal meisjes met diploma totaal 1068 1149 2 0 1198 1144 939 1262 3207 3555
2217 2 2342 2201 6762
6. Schattingen van het aantal voortijdige schoolverlaters in Limburg Ondanks alle inspanningen van de onderwijspartijen en leerplicht, zijn er elk jaar toch een aantal jongeren tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten. Exacte cijfers zijn niet bekend wegens onvolkomenheden in de RMC-registratie. We zetten daarom diverse databronnen op een rij, om op die manier meer zicht te krijgen op de vermoedelijke omvang. Voortijdige schoolverlaters zijn bekend uit de Limburgse cijfers van leerplicht, uit de cijfers van de ROC’s en uit de gegevens van de RMC’s. Ook is het CWI als bron gebruikt om meer inzicht te krijgen in het voortijdig schoolverlaten. Het aantal voortijdige schoolverlaters die bekend zijn bij de RMC’s In totaal waren er in schooljaar 2002-2003 in de Limburgse RMC’s 3917 nieuw aangemelde voortijdige schoolverlaters geregistreerd. Gerelateerd aan het aantal ingeschreven leerlingen in het voortgezet onderwijs en in de ROC’s is het geregistreerde aantal nieuw gemelde voortijdig schoolverlaters in Limburg 5%. Dit komt overeen met het landelijk gemiddelde dat eveneens 5% bedraagt. In 2003-2004 bedroeg het aantal nieuw gemelde voortijdige schoolverlaters in Limburg 3786. In vergelijking met 2002-2003 is er een afname van het aantal geregistreerde nieuw gemelde voortijdige schoolverlaters van 3%. Naast nieuw gemelde voortijdige schoolverlaters (zij die in een betreffend schooljaar zijn gemeld) zijn er ook oude voortijdige schoolverlaters (zij die al in een vorig schooljaar waren gemeld maar bij de aanvang van het nieuwe schooljaar nog steeds niet waren herplaatst). Samen vormen zij het totaal aantal geregistreerde voortijdige schoolverlaters. Het totaal aantal voortijdige schoolverlaters in 2002-2003 in de RMC registratie bedroeg 3979 voortijdige schoolverlaters. In 2003-2004 was dit geregistreerde totale aantal 4038. Voortijdige schoolverlaters in de leerplichtleeftijd Door de leerplichtambtenaren zijn in schooljaar 2003-2004 in totaal 447 leerplichtigen geregistreerd die in het algemeen voldoen aan de definitie van voortijdig schoolverlaten. Het gaat om 73 leerlingen die in aanmerking zijn gekomen voor vervangende leerplicht en 266 leerlingen waarvoor vrijstelling van de leerplicht is verleend. Er zijn 108 leerplichtige leerlingen die in 2003-2004 absoluut verzuimer zijn en niet in het onderwijs zijn ingeschreven. In 2002-2003 waren er 56 absoluut verzuimers die niet werden ingeschreven. Provincie Limburg leerplichtgegevens schooljaar 2003-2004 basisonderwijs en speciaal basisonderwijs
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
vervangende leerplicht 3a 3b
vrijstellingen 5a
5b 71
15 0
2
9
(v)so voortgezet onderwijs beroepsonderwijs geen onderwijs onbekend totaal in schooljaar 2003-2004 totaal in schooljaar 2002-2003
3 28
2 18 22
0 3 0
0 30 15
42
10 28 21 85 1 216
31
3
47
21
27
251
10
57
Artikel 3a: vervangende leerplicht voor 14-15 jarigen Artikel 3b: vervangende leerplicht voor 16-jarigen Artikel 5a: vrijstelling van de plicht tot inschrijving in het onderwijs wegens ongeschiktheid Artikel 5b: vrijstelling van de plicht tot inschrijving in het onderwijs wegen bezwaren tegen de richting van het onderwijs Artikel 15: vrijstelling aan partieel leerplichtigen wegens volgen van ander onderwijs Van een deel van de nieuwe voortijdige schoolverlaters in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs is door de RMC’s de leeftijd geregistreerd. De RMC’s weten in 2003-2004 van in totaal 1150 voortijdige schoolverlaters dat deze nog leerplichtig zijn. Naast de leerlingen met vrijstellingen en vervangende leerplicht en de absoluut verzuimers is er dus nog een grote andere groep in de leerplichtige leeftijd die (o.a. als gevolg van langdurig relatief verzuim) extra zorg nodig hebben bij het terugkeren naar het onderwijs. aantal vsv-ers in 2002-2003 van aantal vsv-ers in 2003-2004 van wie leeftijd door de RMC’s geregistreerd wie de leeftijd bekend is de leeftijd bekend is jonger dan 16 1138 475 16 jaar 1238 675 17-22 jaar 1541 1516 Totaal bekend 3917 2666 Voortijdige schoolverlaters in het voortgezet onderwijs En deel van de voortijdige schoolverlaters verlaat al in het voortgezet onderwijs de school. Van 1070 voortijdige schoolverlaters in de RMC’s was in 2003-2004 bekend dat ze afkomstig waren uit het voortgezet onderwijs. Dat is aanzienlijk minder dan in 2002-2003. Een interpretatie is echter moeilijk te geven, omdat niet alle Limburgse RMC’s over deze gegevens rapporteren. opleidingsherkomst door de RMC’s geregistreerd brugjaren vo vmbo havo/vwo Totaal bekend
aantal vsv-ers in 2002-2003
aantal vsv-ers in 2003-2004 339 1370 178 1887
23 861 186 1070
Schoolverlaters uit het middelbaar beroepsonderwijs zonder startkwalificatie volgens de RMC’s en de ROC’s Volgens de RMC gegevens in 2002-2003 is van 687 voortijdige schoolverlaters bekend dat ze het ROC zonder startkwalificatie hebben verlaten. In 2003-2004 is deze informatie waarschijnlijk sterk verbeterd: men weet nu van 1750 voortijdige schoolverlaters dat ze het beroeps- en volwassenenonderwijs zonder startkwalificatie hebben verlaten. opleidingsherkomst door de RMC’s geregistreerd vol bol 1 vol bol 2-4 deel bol 1 deel bol 2-4 bbl 1 bbl 2-4 volw.educ. totaal
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
aantal vsv-ers in 2002-2003 31 285 0 110 25 225 11 687
aantal vsv-ers in 2003-2004 400 638 12 59 124 427 90 1750
10
Volgens de OCW deelnemerstellingen in de ROC’s is het aantal deelnemers dat in Limburg in 2002-2003 de beroepsopleidingen aan het ROC ongediplomeerd verliet in totaal 7.031 (= 3896 + 3135). Van de 7.031 ongediplomeerde schoolverlaters zijn er opgeteld 2.849 afkomstig uit niveau 1 en 2 en hebben dus geen startkwalificatie behaald. Uitgaande van de leeftijdsverdeling (60% van de ROC deelnemers valt in de leeftijdscategorie tot 23 jaar) mag gesteld worden dat ongeveer 1.700 van deze deelnemers vallen binnen de leeftijdsgroep waarop het startkwalificatiebeleid zich richt en die dus in de registratie van de RMC’s opgenomen moeten zijn. De RMC’s kenden er maar 687. Ook waren er in 2002-2003 in de Limburgse ROC’s 617 deelnemers die met een diploma op niveau 1 het onderwijs verlaten hebben. In de RMC’s waren er maar 234 van deze jongeren geregistreerd. gegevens van de ROC’s in 20022003 over de uitstroom uit: BBL niveau 1 BBL niveau 2 BBL niveau 3 BBL niveau 4 VT-BOL Niveau 1 VT-BOL Niveau 2 VT-BOL Niveau 3 VT-BOL Niveau 4 DT-BOL Niveau 1 DT-BOL Niveau 2 DT-BOL Niveau 3 DT-BOL Niveau 4 totaal
aantal jongens zonder diploma
aantal meisjes zonder diploma 171 889 530 233 173 328 157 804 32 148 42 389 3896
43 437 459 156 37 308 346 566 75 208 119 381 3135
Uit de cijfers van de Limburgse ROC’s kan worden geconcludeerd dat de melding aan en registratie van voortijdig schoolverlaters bij de Limburgse RMC’s in 2002-2003 in elk geval nog verre van sluitend was: er waren bij de RMC’s veel minder voortijdige schoolverlaters bekend dan uit de OCW cijfers over de ROC’s blijkt. Werkloze voortijdige schoolverlaters bij CWI en SoZa De Raad voor Werk en Inkomen stelt in haar rapport van oktober 2004 ‘Duizenden werkloze jongeren buiten bereik arbeidsmarktbeleid’ dat een grote groep jongeren nog niet door het CWI wordt bereikt, hetgeen zorgelijk is omdat de werkloosheid onder jongeren vooralsnog niet dalend, maar stijgend is. Dat betekent dat het CWI in haar taakuitoefening voor de groep jongeren voor een aantal op te lossen problemen staat. Het CWI heeft evenals de RMC-functie een regionale functie. Het CWI rapporteert haar gegevens in tegenstelling tot de RMC ook op het niveau van de afzonderlijke woongemeenten van cliënten. Desondanks vormt het CWI een belangrijke vindplaats voor jongeren zonder startkwalificatie en kan het een belangrijke rol spelen bij het terugleiden van deze jongeren op een route die alsnog leidt tot het behalen van een startkwalificatie al dan niet in combinatie met werk. Op basis van de (op het moment van het onderzoek beschikbare) rapportages van de centra voor werk en inkomen wordt een nader inzicht verkregen in de doelgroep jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie. De percentages niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar wijken voor de gehele provincie Limburg niet sterk af van de landelijke percentages per geregistreerde maand gerekend. Per regio gezien zijn er wel verschillen ten opzichte van de landelijke percentages te signaleren. Niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar in 2004 Noord en Midden Zuid-Limburg Limburg aantallen % in totaal aantallen % in totaal Januari 1701 7,8 2851 8,7 2004 Februari 1724 7,9 2887 8,7 Maart 1636 7,6 2922 8,8 April 1485 7,0 2769 8,4 Mei 1420 6,8 2599 7,9 Juni 1386 6,6 2461 7,6
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
Limburg
Nederland
aantallen 4552
% in totaal aantallen 8,3 59575
% in totaal 8,4
4611 4558 4254 4019 3847
8,4 8,3 7,9 7,5 7,2
8,5 8,4 8,1 7,8 7,6
60804 60309 57165 54140 52623
11
Juli Augustus september
1441 1596 1467
6,8 7,4 6,9
2498 2535 2460
7,7 7,8 7,6
3939 4131 3908
7,4 7,6 7,3
53058 53288 51207
7,6 7,7 7,5
Niet elke geregistreerde niet werkende werkzoekende is ook (op basis van het ontbreken van een startkwalificatie) te beschouwen als voortijdige schoolverlater. Dat geldt in elk geval wel voor die jongeren waarvan bekend is dat zij een opleiding op of onder het niveau vmbo hebben genoten. Indien we de categorie daaraan toevoegen waarvan het opleidingsniveau niet bekend is, ging het in de betreffende maanden in 2004 om gemiddeld om 2540 jongeren zonder startkwalificatie. Dit is 60% van het gemiddelde totaal aantal niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar in Limburg. In de groep jongeren tot 23 jaar behoorden gemiddeld genomen 825 tot de groep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, de zgn.fase 4-cliënten. Naar het mogelijk behalen van de startkwalificatie is deze laatste groep als risicogroep te beschouwen. Ook door de Raad voor Werk en Inkomen wordt het beleidsmatig streven om schoolverlaters (en werkenden) te voorzien van een opleiding op minimaal niveau van de kwalificatiestructuur secundair beroepsonderwijs (BOL/BBL) of een HAVO/VWO-diploma gezien als een belangrijk middel om de arbeidsmarktpositie van risicogroepen te verbeteren. Jammer genoeg zijn de CWI-rapportages onvoldoende verfijnd naar opleidingsniveau (er wordt gebruik gemaakt van één rapportageregel voor mbo/havo/vwo zonder onderscheid naar mbo-niveau zodat het gissen is naar het aandeel jongeren met een opleiding op niveau 1). Nadere gegevens van de niet werkende werkzoekenden tot 23 jaar in de provincie Limburg in 2004 januari februari maart april mei juni juli augustus 2004 Fasering Fase 4 855 866 866 853 852 796 790 778 Opleidingsniveau < vbo 512 523 555 574 544 521 495 495 Vbo mavo 2060 2048 2075 1996 1905 1824 1825 1866 Niet bekend 85 76 71 74 61 79 110 121 Totaal zonder 2657 2647 2701 2644 2510 2424 2430 2482 startkwalificatie Mbo havo vwo (mogelijk deels zonder startkwalificatie)
1738
1792
1691
1478
1402
1308
1321
1399
september
775 476 1833 52 2361
1361
Hoewel door het CWI in haar rapportage geen verband is gelegd tussen opleidingsniveau en de duur van de werkloosheid laat onderstaande tabel zien dat veel Limburgse jongeren al geruime tijd werkloos zijn. Gekoppeld aan het gegeven uit de vorige tabel dat meer dan de helft van de geregistreerde jongeren niet over een startkwalificatie beschikt, onderstreept dit de noodzaak van een goede samenwerking van CWI en RMC bij de melding, registratie en ondersteuning van jongeren en een tijdige interventie met als doel het behalen van de startkwalificatie als verbeterde toegang tot de arbeidsmarkt. Duur werkloosheid januari 2004 Totaal 4537 0 tot 3 mnd werkloos 3 tot 6 mnd werkloos 6 tot 9 mnd werkloos 9 tot 12 mnd werkloos 12 tot 15 mnd werkloos
februari
maart
april
mei
juni
juli
augustus
september
4588
4531
4232
4005
3828
3918
4103
3908
1818
1805
1707
1444
1227
1277
1483
1764
1677
922
987
923
887
821
704
620
546
543
515
486
557
557
572
493
471
453
388
365
362
373
375
391
379
387
391
340
252
261
275
252
248
242
228
249
245
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
12
15 tot 18 mnd werkloos 18 tot 21 mnd werkloos 21 tot 24 mnd werkloos 2 tot 3 jaar werkloos Meer dan 3 jaar werkloos
228
237
193
190
186
200
174
155
164
129
141
164
181
184
144
144
133
145
66
66
91
95
109
125
134
128
106
169
169
168
172
185
184
197
206
209
73
74
80
79
82
80
80
78
91
Een andere belangrijke partij die zich bezighoudt met de risicogroep jongeren is de gemeentelijke sociale dienst die op basis van de Wet werk en bijstand de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand vorm kan geven door jongeren in een reïntegratietraject te plaatsen. Van 27 Limburgse gemeenten werden de gegevens verkregen over de aantallen uitkeringsgerechtigde jongeren tot 23 jaar in 2003 en 2004 en het aantal jongeren dat in 2003 en 2004 in een reïntegratietraject werd geplaatst. Aangezien het hier jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt betreft, mag worden verondersteld dat in ieder geval een groot deel van hen niet in het bezit is van een startkwalificatie. aantal uitkeringsgerechtigde jongeren tot 23 jaar in 2003 3221
aantal uitkeringsgerechtigde jongeren tot 23 jaar in 2004 3087
aantal jongeren tot 23 jaar dat in 2003 in een reïntegratietraject werd geplaatst 2344
aantal jongeren tot 23 jaar dat in 2004 in een reïntegratietraject werd geplaatst 2370
7. De huidige aanpak van het voortijdig schoolverlaten. Het aantal herplaatste voortijdige schoolverlaters In het schooljaar 2002-2003 werden in Limburg 3917 nieuwe voortijdige schoolverlaters geregistreerd. Het aantal herplaatsten in dat jaar door de RMC bedroeg 2772 ofwel een succesratio van 71%. Dit cijfer wijkt sterk af van de landelijke cijfers. De landelijke succesratio is 31,8%. Uit de RMC rapportages kan geen verklaring voor het grote verschil worden achterhaald. In 2003-2004 is de succesratio van het aantal herplaatste voortijdige schoolverlaters door de RMC aanzienlijk minder: 1992 herplaatsten tegenover 3786 nieuwe aangemelde voortijdige schoolverlaters, ofwel 53% herplaatsten. aantal nieuw gemelde voortijdige schoolverlaters(vsv-ers) 2002-2003 3917 2003-2004 3786
aantal herplaatste vsv-ers 2772 1992
2002-2003 2003-2004
Herplaatsten naar leeftijd Van het merendeel van de herplaatste voortijdige schoolverlaters is ook de leeftijd geregistreerd, zoals uit de volgende tabel blijkt. In 2002-2003 waren 61% van de voortijdige schoolverlaters volledig leerplichtig. Van de herplaatste voortijdige schoolverlaters was 69% volledig leerplichtig. In 2003-2004 waren 43% van de voortijdige schoolverlaters leerplichtig. Van de herplaatste voortijdige schoolverlaters was 55% volledig leerplichtig. Er worden dus relatief meer jongere dan oudere voortijdige schoolverlaters herplaatst. geregistreerde leeftijd van de herplaatste vsv-ers jonger dan 16 16 jaar 17-22 jaar totaal
in 2002-2003 951 876 842 2669
in percentages 36% 33% 31% 100%
in 2003-2004
in percentages 329 571 725 1625
20% 35% 45% 100%
Herplaatsing naar herkomst Door de RMC’s wordt ook bijgehouden hoeveel herplaatsingen zijn uitgevoerd. Omdat een jongere meerdere keren in een rapportagejaar kan worden herplaatst, kan het aantal herplaatsingen hoger uitvallen dan het aantal
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
13
herplaatsten. Ook zijn niet altijd van alle voortijdige schoolverlaters alle gegevens beschikbaar. Om die redenen kunnen de totaalscores in de nu volgende tabellen afwijken van de aantallen herplaatste voortijdige schoolverlaters in de voorgaande tabel. In 2002-2003 is van de herplaatste jongeren 80% afkomstig uit het voortgezet onderwijs en 4% is afkomstig uit het beroepsonderwijs. In 2003-2004 is 38% van de herplaatsten afkomstig uit het voortgezet onderwijs en 18% afkomstig uit het beroepsonderwijs. Er is in 2003-2004 een grote onderwijscategorie (43%) die niet nader is gespecificeerd. Jongeren kunnen meerdere keren in een jaar herplaatst zijn, zodat het aantal herplaatsingen groter is dan het aantal herplaatsten. Vergeleken met de herkomst van de voortijdige schoolverlaters blijkt dat in 2003-2004 verhoudingsgewijs veel meer herplaatsingen van jongeren uit het voortgezet onderwijs dan uit het beroepsonderwijs gerealiseerd zijn. Ter vergelijking: van de voortijdige schoolverlaters is 38% afkomstig uit het voortgezet onderwijs en 62% afkomstig uit het beroepsonderwijs. geregistreerde opleidingsherkomst van vsv-ers in de RMC’s brugjaren vo vmbo havo/vwo vol bol 1 vol bol 2-4 deel bol 1 deel bol 2-4 bbl 1 bbl 2-4 volw.educ. overig ond. totaal
aantal herplaatsingen in 2002-2003 303 1889 173 16 48 0 6 13 25 31 459 2963
in percentages
10% 64% 6% 2%
1% 1% 15% 99%
aantal in percentages herplaatsingen in 2003-2004 97 6% 462 28% 78 4% 15 1% 71 4% 12 1% 34 2% 108 7% 41 3% 4 700 43% 1622 99%
Duur van de herplaatsing In de meerderheid van de gevallen gaat het bij de herplaatsingen om langdurige trajecten alvorens een jongere is herplaatst. In 2003-2004 duurde in 43% van de geregistreerde gevallen het traject tot herplaatsing 10 tot 12 maanden. Dat is ongeveer gelijk aan 2002-2003, waarin dit bij 44% van de geregistreerde gevallen optrad. Een lange herplaatsingsduur kan meerdere oorzaken hebben. Mogelijke redenen zijn: wachtlijsten in een deel van de beschikbare trajecten, geen mogelijkheden tot tussentijdse instroom in het onderwijs en een beperkte begeleidingscapaciteit bij de RMC’s. Ten opzichte van 2002-2003 zijn er in 2003-2004 meer herplaatsingen uitgevoerd binnen 2 tot 3 maanden: in 2003-2004 was dit percentage 24%, in 2002-2003 betrof het 3%. geregistreerde duur van de herplaatsing 0-1 maand 2-3 maanden 4-6 maanden 7-9 maanden 10-12 maanden 13-18 maanden
in 2002-2003 in 2003-2004 95 0 68 294 577 200 688 224 1136 531 2 0
Herplaatsingsbestemming Van de geregistreerde herplaatsingen weten we in 2002-2003 dat het merendeel van de jongeren wordt teruggeleid naar onderwijs. Zij hebben daarmee opnieuw een kans om een startkwalificatie te gaan behalen. In 2003-2004 treedt er een relatieve toename op van het aantal herplaatstingen naar werk. Dat kan nieuwe andere problemen met zich meebrengen omdat bij plaatsing op de arbeidsmarkt de directe relatie met het behalen van een startkwalificatie minder pregnant aanwezig is. Herplaatst naar: brugjaar vo praktijkonderwijs
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
2002-2003 2003-2004Herplaatst naar: 91 25wiw 8 2baan
2002-2003 16 43
2003-2004 14 465
14
vmbo havo/vwo vol bol 1 deel bol 1 bbl 1 vol bol 2-4 deel bol 2-4 bbl 2-4 vavo nt2 overig ve overig ond. Totaal naar onderwijs
183 3 47 0 13 29 4 19 31 3 6 40 477
18Totaal naar werk 19 2opvang 4overig 0Totaal overig 9 0 9 25 4 0 751 868
59
479
11 33 44
0 191 191
8. Eindconclusies Preventie van voortijdig schoolverlaten Algemeen is de gedachte dat voortijdig schoolverlaten in de kiem moet worden gesmoord door maatregelen in de preventieve sfeer. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat hiertoe ook een zekere noodzaak bestaat. De cijfers wijzen op een toename is van ongeoorloofd verzuim en luxe verzuim en bovendien mag worden verondersteld dat de omvang van het ongeoorloofd verzuim bij de deelnemers van de ROC’s groter is dan uit de cijfers blijkt. Ook is een belangrijke constatering uit de cijfers dat een substantieel aantal jongeren het voortgezet onderwijs zonder diploma verlaat en daarmee als een risicogroep in het beroepsonderwijs instroomt. In de aanpak van deze problematieken spelen de zorgsystemen op de scholen een belangrijke rol. Mogelijkheden voor de school om bij dreigende schooluitval directe acties te ondernemen en speciale aanpakken binnen de school zijn overigens , zo blijkt uit het landelijk onderzoek in 2003 naar de evaluatie van de RMC-wet, nog niet overal in voldoende mate aanwezig. Ook de Rekenkamer wees onlangs nog op het ontbreken van een sluitend netwerk van voorzieningen voor jongeren met leer- en gedragsproblemen en constateert in veel gevallen een gebrekkige onderlinge samenwerking tussen het onderwijs en externe partijen zoals jeugdzorg en justitie Limburg vormt hierin een gunstige uitzondering. Er is reeds veel aandacht besteed aan verbetering in de samenwerking tussen onderwijs, welzijn en jeugdzorg. In bijna alle Limburgse regio’s is men bezig of zijn er reeds regionale zorgstructuren tot stand gekomen. Door de Provincie is ook een boekje uitgebracht met goede voorbeelden. Mogelijkheden om dreigende uitvallers te voorzien van schoolexterne zorg hangen mede samen met de beschikbaarheid en snelle toegankelijkheid van andere externe voorzieningen. En waar de afdeling leerplicht over onvoldoende leerplichtcapaciteit beschikt, is ook dat een belemmerende factor voor de school om effectief te kunnen optreden en ook ultieme maatregelen als vervangende leerplicht of processen verbaal in te zetten. Daarnaast zet men landelijk zijn kaart op de onderwijsvernieuwingen in de verticale beroepskolom waar meer aandacht voor de beroepspraktijk en aansluiten bij individuele competenties van jongeren ongediplomeerde uitval moet voorkomen. De onderzoekscijfers over de aantallen herstarters in de ROC’s verwijzen o.a. impliciet naar het verkeerde beroepsbeeld en de verkeerde studiekeuzes van jongeren in het onderwijs. Inmiddels zijn in ROC land goede voorbeelden voorhanden waar al in een vroeg stadium, bij de entree in het beroepsonderwijs, in speciale programma’s wordt gewerkt aan een betere beroepskeuze van jongeren die ook meer is geënt op het ontdekken van de eigen vaardigheden en de bijpassende opleiding. In de aansluiting tussen vmbo en ROC liggen speerpunten o.a. bij het verzorgen van een goede intake, de beschikbaarheid van een voortraject voor risicoleerlingen en de inrichting van een mentoraat. Verbeterde intake is vooral gericht op het uitwisselen van informatie met de toeleverende scholen. Men wil vooral de gedrags- en spijbelproblematiek meteen in kaart hebben, zodat, indien nodig, meteen vanaf het begin extra zorg kan worden geboden. Zicht op de omvang van het voortijdig schoolverlaten Het cijfermateriaal laat een belangrijk vraagstuk zien m.b.t. het sluitende zicht op de werkelijke aantallen voortijdige schoolverlaters. Lang niet alle voortijdige schoolverlaters die uit het onderwijs vertrekken, zijn bekend bij de Limburgse RMC’s, zo blijkt uit de grote diversiteit in de cijfers die in de verschillende bronnen beschikbaar zijn. Ook zijn niet alle relevante gegevens van de voortijdige schoolverlaters in de RMC registratie beschikbaar.
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
15
Een van de mogelijke verklaringen uit het landelijk onderzoek uit 2003 naar de evaluatie van de RMC-wet is, dat scholen weliswaar steeds meer van hun voortijdige schoolverlaters gaan melden aan de RMC’s maar dat landelijk in 2003 in zo’n 40% van de scholen voor v.o. en de ROC’s niet alle voortijdige schoolverlaters worden gemeld en het hanteren van de wettelijke meldtermijnen nog minder vaak een realiteit is. In de meldpraktijk van melder en ontvanger van de meldingen moeten dan ook de belangrijkste oorzaken gezocht worden voor de grote fluctuaties in de cijfers en een deel van de omissies die in de cijfers aanwezig zijn, zo blijkt uit landelijk onderzoek. Het kan bijvoorbeeld ontbreken aan goede meldprotocollen, een goede bezetting van een regionaal meldpunt en een goed regionaal registratiesysteem voor voortijdig schoolverlaten, waarin alle belangrijk geachte gegevens worden vastgelegd en kunnen worden geproduceerd voor de diverse betrokken partijen. Omdat een sluitende registratie een belangrijke voorwaarde is voor het kunnen herplaatsen van zoveel mogelijk voortijdige schoolverlaters, zou nader bezien moeten worden, hoe de registratie van het voortijdig schoolverlaten in Limburg zo spoedig als mogelijk volledig kan worden. Een ander belangrijk vraagstuk voor de RMC’s is dat ook na verloop van tijd opnieuw het vraagstuk van herplaatsing van voortijdige schoolverlaters kan optreden, zoals blijkt uit de CWI-gegevens. Daar moet opnieuw worden beoordeeld of jongeren via onderwijs in een startkwalificatieroute worden geplaatst of dat directe werkbemiddeling aan de orde is. Ondanks het feit dat de RMC-wet hierin niet voorziet, draagt ook de melding van voortijdig schoolverlaters door de CWI’s aan de RMC’s bij aan een beter totaalzicht op de omvang van het aantal voortijdige schoolverlaters waarvoor bemiddeling gewenst is. Voor een sluitende registratie van het voortijdig schoolverlaten en een adequate bemiddeling zou ook in Limburg verder worden gewerkt aan een goede samenwerking tussen RMC’s en de CWI’s op dit punt. De aanpak van voortijdig schoolverlaten Zicht op het aantal voortijdige schoolverlaters heeft tot doel dat de diverse relevante partijen met deze jongeren in contact treden om hen te bemiddelen naar een startkwalificatie of naar werk. Het Limburgse cijfermateriaal wijst er op dat lang niet alle voortijdige schoolverlaters worden bemiddeld en dat voor de voortijdige schoolverlaters uit het middelbaar beroepsonderwijs (nog) minder wordt ondernomen. Omdat er relatief minder herplaatsingen worden gerealiseerd in de leeftijdsgroep van 17-23 jarige voortijdige schoolverlaters, zou zeker nog eens moeten worden bezien hoe de succesratio hierin kan worden verbeterd. Daarnaast valt op dat er sprake is van lange termijnen voordat een Limburgse voortijdige schoolverlater terecht komt in een geschikt herplaatsingstraject. In het landelijke onderzoek van 2003 naar de evaluatie van de RMCwet worden diverse knelpunten genoemd die te maken zouden kunnen hebben met deze lange herplaatsingsduur. Als geen goed samenwerkend netwerk in de regio’s aanwezig is, er geen goede diagnose-instrumenten zijn om uitvallers goed te kunnen adviseren en er sprake is van onvoldoende trajectbegeleiders of (een onvoldoende snelle toegang tot de) geschikte trajecten, ontstaat een onverantwoord stuwmeer van voortijdige schoolverlaters. Daarnaast is er de groep die om andere redenen geen zin en tijd hebben om via de RMC bemiddeling op een dergelijk traject te wachten en zelf hun geluk beproeven met meer of minder succes. De uitvallers op de arbeidsmarkt die bij CWI terecht komen, zijn hiervan de zichtbare uitkomst. In meerdere regio’s wordt gewerkt aan de één-loket functie voor de bemiddeling van 17-23 jarige voortijdige schoolverlaters, waarin de diagnose en de begeleiding vanuit meerdere partijen snel en effectief op elkaar kan worden afgestemd. Bezien zou kunnen worden of dit ook in Limburg een relevante oplossing kan zijn om voor de groep van 17-23 jarigen een snelle en effectieve route naar een startkwalificatie mogelijk te maken.
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
16
Sardes: Jongeren en startkwalificatie
17