JOHN WATERLOO WILSON Hulde aan de mecenas 8.12.1995 > 14.01.1996
MUSEUM VOOR HET KOSTUUM EN DE KANT
1
Bij wijze van inleiding: een benadering van de familie Wilson en haar banden met de Stad Brussel John Waterloo Wilson werd in Brussel geboren op 16 mei 1815. Deze "Britse onderdaan" zoals hij wordt genoemd in officiële documenten die op het einde van zijn leven in Frankrijk werden opgesteld, was het tweede kind van Thomas Wilson en zijn echtgenote Elisabeth Gunnis, beiden in Engeland geboren en gehuwd in Londen op 11 april 1811. John Waterloo werd op 13 oktober 1815 in Brussel gedoopt. Wanneer kwamen zijn ouders naar België? Waarschijnlijk op het einde van de Franse periode toen er heel wat Engelse technici in België aanwezig waren, waar ze een belangrijke rol hebben gespeeld bij de industrialisering van onze gewesten. Thomas Wilson voerde Engelse goederen in vooraleer hij in 1823 een bedrijf kocht in Brussel-Stalle en er een moderne sitsfabriek, alsook een blekerij en een ververij vestigde. De firma Thomas Wilson & zonen was geboren. In 1825 installeerde hij een stoommachine met lage druk. Dit toestel was in Engeland besteld en verving de watermolen die tot dan toe de energie had geleverd om de fabriek te laten functioneren. Wilson liet als eerste een blekerij met stoom werken en hij gebruikte daarbij calciumchloride voor het bleken. Dit zorgde ervoor dat de Handelsmaatschappij, die de verzending van bedrukt katoen naar Nederlands Indië centraliseerde, één van zijn klanten werd. In 1827 leverde hij duizend stuks per week. De fabriek van Stalle lijkt één van de grote ondernemingen in deze sector te zijn geweest, samen met die van de heren Prévinaire, Basse en Rey. Het bedrijf kende tot in 1830 alleen wat problemen die de productie van sits en de textielsector in het algemeen betroffen. Op 26 augustus 1830 werd het bedrijf gedeeltelijk verwoest door Brusselse oproerlingen, werklieden die armoede leden als gevolg van de crisis waaronder ons land in dat explosieve jaar gebukt ging. Thomas Wilson liet zich niet ontmoedigen en herstelde de fabriek. In deze periode ging de jonge John Waterloo, zoals dat in die tijd in het Europese en internationale milieu der grootindustriëlen de gewoonte leek te zijn, op dertienjarige leeftijd in de leer, eerst in Londen bij een collega, een groothandelaar in bedrukt katoen en Schotse mousseline, vervolgens in Manchester waar hij zich verder verdiepte in de scheikunde, een wetenschap die voor het familiebedrijf onontbeerlijk was. Zijn praktische opleiding kreeg hij in een finishing-bedrijf, waar hij zich als gewoon arbeider vertrouwd maakte met het bleken, verven en bedrukken. "Men toonde zich zeer tevreden over mijn inspanningen", schreef hij in zijn nooit gepubliceerde autobiografie. In 1833 kocht Thomas Wilson een fabriek aan de Leidsevaart te Haarlem, die het eigendom was van Mr. Spoelman, een Belg die daar al sinds 1828 was gevestigd. Hij installeerde er zijn onderneming die al vlug uitgroeide tot het belangrijkste Nederlandse bedrijf wat betreft de handel met Indië. De fabriek van Stalle zou hij in 1839 verkopen aan Charles Verhulst, de toekomstige burgemeester van Ukkel. John Waterloo vervoegde zijn vader in Haarlem in 1833 en nam de leiding van de blekerij over. In 1839 - hij was dan vierentwintig jaar oud - vertrouwde zijn vader hem de leiding van de hele fabriek toe, voor een salaris van 10.000 gulden, alsook een kwart van de winst. In het zelfde jaar huwde hij op 14 augustus met Wilhelmina Christina van Valkenburg, enige dochter van de ere-burgemeester van Haarlem. 2
Na het vroegtijdige overlijden van zijn echtgenote in 1844, bleef hij alleen achter met zijn drie kinderen. Bijgestaan door zijn vader wijdde hij zich aan zijn zaken in Haarlem en het is duidelijk dat zijn bezigheden met succes werden bekroond. Gedurende deze tijd hield hij contact met zijn geboortestad Brussel, waar hij in 1844 zelfs een verzoek indiende om de inschrijving van zijn geboorteakte in de registers van de burgerlijke stand te verkrijgen. Dit verzoek werd in 1845 ingewilligd. Zijn twee zusters leefden in België. Helen, de oudste, was in 1839 gehuwd met Jules Vautier, de latere voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel. De jongste, Eliza, trad in 1840 in de echt met Louis van Overbeke. Zijn talrijke neven en nichten deden hun intrede in de Belgische politieke, industriële en artistieke wereld. De Wilsons bezaten een herenhuis in de Koningsstraat, waar de moeder van John Waterloo Wilson in 1848 overleed. In 1849 besloot J.W.W. dat hij wat meer van de wereld wou zien. Hij vertrouwde zijn kinderen en zijn vermogen aan de zorgen van zijn vader toe en bezocht verre landen zoals Egypte, Palestina en Turkije. In 1853 keerde hij naar Haarlem weer. Thomas Wilson die toen vijfenzestig jaar oud was, wenste zich uit de zaken terug te trekken. J.W.W. nam het juk weer op hoewel zijn vader, die nog gedeeltelijk in Haarlem woonde, hem bleef helpen. Vader en zoon schijnen elkaar inderdaad zeer na te zijn geweest. De zaken gingen goed, vooral de handel met de Nederlandse kolonies, de uitvoer naar Indië. In zijn autobiografie somt J.W.W. met een zekere fierheid op wat hij had verworven. Naast enkele domeinen - hij kocht het domein van Schuilenburg in Hellendoorn in 1854 - waren er het grote Haarlemse industriële complex en "de nodige fondsen voor mijn nijverheid en mijn speculaties". J.W.W. heeft aldus in Haarlem gewerkt en vervolgens het bedrijf geleid, van 1833 tot 1849, van 1853 tot 1857, en na een onderbreking van zeven jaar waarin de fabriek aan de firma Bavink uit Almelo werd verhuurd, van 1864 tot 1872. In 1872 werden de gebouwen afgebroken om plaats te maken voor het John Waterloo Wilsonplein en de Stadsschouwburg. Gedurende de jaren die hij in Haarlem doorbracht was hij ook commissaris van de Nederlandse Rijnspoorweg Maatschappij. Net zoals Prévinaire, een andere textielbaron die in de jaren dertig van Brussel naar Haarlem kwam, verkeerde hij in de hoge kringen van de industriële en financiële wereld. Enkele jaren later huwde zijn zoon Thomas in 1875 met Bertha Johanna van Vliet, die behoorde tot een invloedrijke familie van Amsterdamse bankiers en industriëlen. Zijn jongste dochter, Elisabeth, vestigde zich in Engeland waar zij in 1870 in de echt trad met Walter Cornelis Renshaw, een Londens advocaat. Cornelie Constance, de oudste, bleef in Nederland en huwde er in 1864 met Johannes Catharinus Wilbrenninck, heer van Ommeren, een officier in het Nederlandse leger. Eén van hun talrijke nakomelingen - Diederik Evert Waterloo Wilbrenninck - heeft een groot aandeel in het initiatief dat uitmondde in het huidige eerbetoon aan zijn voorouder. In de loop van de vijftien laatste jaren van zijn leven vertrouwde J.W.W. zijn zaken gedeeltelijk 3
aan zijn zoon toe en richtte zijn aandacht op andere dingen, meer bepaald de schone kunsten. "Ik ging de kleine verzameling schilderijen die ik bezat uitzuiveren en aanvullen" schreef hij. Deze belangstelling leek echter niet nieuw te zijn, want al in 1844 had Napoléon Godecharle, een grote naam uit onze artistieke wereld, bemiddeld bij zijn verzoek tot inschrijving in de Brusselse burgerlijke stand. Een journalist van de Etoile Belge vertelt ons dat "zijn lange verblijf in de stad van de Ostades, Hals, Ruysdaels... bij Mijnheer Wilson een vurige passie voor de Schone Kunsten deed ontstaan. Tot dan toe had hij er slechts de weinige vrije uren aan kunnen besteden die zijn zaken hem lieten, maar eens in Parijs gevestigd wijdde hij zich er helemaal aan en poogde de elementen te verzamelen van een collectie waarvan de artistieke rijkdom slechts wordt geëvenaard door deze van de nationale musea". In 1869 kocht J.W.W. dus een herenhuis in de Avenue Reine Hortense te Parijs (nu Avenue Hoche). Hij knoopte vriendschapsbanden aan met de Parijzenaar Léon Gauchez, een belangrijk handelaar in schilderijen en expert. Ook in Brussel had hij een goede vriend uit de wereld van de kunst, namelijk Etienne Le Roy, de zeer beroemde restaurateur van de schilderijen van Rubens in de Antwerpse kathedraal (een werk waarvoor hij het kruis van de Leopoldsorde kreeg), lid van de Commissie van het Museum voor Schone Kunsten, expert en handelaar. Met de hulp van deze twee experten en anderen, bouwde hij een belangrijke verzameling op waarvan hij in 1873 een deel tentoonstelde in Brussel. Op 4 augustus 1873 berichtte de burgemeester inderdaad aan de Gemeenteraad "dat één van onze welbekende landgenoten, Mr. John Wilson, een goed werk voor zijn geboortestad wil doen en mij welwillend zijn prachtige collectie schilderijen ter beschikking heeft gesteld, die net uit Parijs is aangekomen. Deze zeer opmerkelijke verzameling werd ons toegezonden op de kosten van de eigenaar... De onkosten zijn aanzienlijk want Mr. Wilson heeft een artistieke catalogus laten maken, met gravures van zijn schilderijen. Deze catalogus zal worden verkocht ten voordele van de armen, aan wie de opbrengst zal toekomen... De tentoonstelling zal weldra plaats vinden in de 'Cercle Artistique'. Ik geloof dat ik de gevoelens van alle leden van de Gemeenteraad vertolk als ik voorstel onze dank te betuigen". Deze dankbetuigingen werden met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. J.W.W. schreef op 7 september aan Jules Anspach: "Bij alle voldoening die ik ondervind door mijn plan om mijn verzameling schilderijen ten behoeve van de armen van de stad Brussel tentoon te stellen, is het zeker Uw brief van 28 augustus met het daarbij ingesloten uittreksel van de zitting van de Gemeenteraad van Brussel op datum van 4 augustus 1873, die mij en mijn familie met de allerhoogste, nooit eerder gevoelde tevredenheid vervult en nog lange tijd zal vervullen". Deze tentoonstelling vormde een belangrijke gebeurtenis in de stad: "Sinds enkele dagen wordt er in de artistieke wereld van Brussel alleen nog over Mijnheer Wilson gesproken dank zij wie we gedurende enkele tijd één van de rijkste schilderijenverzamelingen bezitten en aan het publiek kunnen tentoonstellen". (L'Etoile Belge, 1873) De Cercle Artistique et Littéraire stelde welwillend haar lokalen in de Vaux-Hall ter beschikking. Deze vereniging die op 26 december 1848 werd opgericht met Quetelet, de directeur van het Observatorium als voorzitter, telde bij haar ontstaan al driehonderdvijftig leden: "de vrienden van de kunsten en letteren en artistieke, letterkundige en wetenschappelijke notabelen van het landen uit het buitenland". Onder hen vinden we Wilson, Gauchez en Leroy, maar ook de architecten Balat, Cluysenaer, Jamar en Partoes, de schilders De Coene, 4
Delandsheer, Delatour, Leroy, Madou, Portaels en Van Moer, de beeldhouwers Dutrieux, Fraikin, Geefs, Jehotte en Puyenbroeck, de graveurs Braemt en Hart, en talrijke advocaten, renteniers, militairen, handelaars, en ook nog Mr. de Beauffort, de stichter van het Museum voor Antiquiteiten, Mr. Fétis, lid van de Administratieve Commissie van het Museum voor Schone Kunsten, en Mr. Wauters, de archivaris van de stad Brussel. In 1872, het jaar dat de tentoonstelling van de Wilsonverzameling voorafging, waren verschillende personaliteiten van de stad Brussel lid van de vereniging: burgemeester Jules Anspach, stadssecretaris Lacomblé, stadsontvanger Vauthier, schepen Lamaieur, met daarnaast ook de architecten Bordiaux, Beyaert en Besme, de schilders Carabain, Cluysenaar, Portaels, Verboeckhoven, Verheyden, Verhas en Wauters, de beeldhouwers Braekevelt en Cattier, en nog steeds Léon Gauchez, die toen een zaak in de Museumstraat had, en Prévinaire, gouverneur van de Nationale Bank. Op 15 augustus, de dag van de inhuldiging van de tentoonstelling, hield de burgemeester een redevoering: "Ik dank de 'Cercle Artistique' die haar medewerking heeft verleend aan de stad Brussel voor de verwezenlijking van het edelmoedige idee waarvoor we hier vandaag samen zijn... Men ziet wel meer mannen die zich door hun arbeid en hun intelligentie hebben verrijkt, en die, omringd door op wettige en eervolle wijze verworven weelde, zich degenen herinneren die hulp en bijstand nodig hebben. Dit doet Mijnheer Wilson, en in de hoogste mate". De tentoonstelling die door de koning en de graaf van Vlaanderen werd bezocht, bestond uit een selectie van ongeveer honderdvijftig stukken uit de verzameling: de Engelse school (Beechey, Constable, Crome, Reynolds, Turner), de Vlaamse school (Coques, Jordaens, Rubens, Teniers), de Franse school (Fragonard, Greuze, Lancret, Poussin, Vigée, Watteau), een belangrijke Hollandse vertegenwoordiging (Van Beyeren, Bol, Brouwer, Cuyp, Van Goyen, Hals, alsook De Heem, Hobbema, Maas, Molenaar, Moro, Van der Neer, Pynacker, Van Ruysdael, Rembrandt). In de pers werd gesteld dat "de tentoonstelling oude en moderne doeken omvat van een weergaloze waarde! Men zou ze allemaal willen opnoemen. Beperken we ons tot de 'Man met de Wandelstok' van Frans Hals... de werken van Greuze, de prachtige landschappen van Dupré en het 'Angelus' van Millet". Het is eigenaardig vast te moeten stellen dat na Hals, Rembrandt, enz., het vooral de moderne meesters zijn die de aandacht trekken, zeker Millet, maar ook Diaz, Dupré en Troyon. Het samen tentoonstellen van oude en moderne schilderijen werd beschouwd als een vernieuwing en de luxueuze catalogus als uniek in zijn genre. In april 1874 verkocht J.W.W. in Parijs een deel van zijn verzameling - honderdvierentwintig schilderijen en acht tekeningen - waarschijnlijk omdat hij de kwaliteit ervan nog wilde verhogen. In de inleiding van de catalogus schreef Mr. Durand-Ruel: "Deze opmerkelijke verzameling die zoveel voortreffelijke werken bevat, getuigt in zijn geheel van de betrouwbare en bezonnen smaak van degene die ze heeft gekozen... We hoeven de door alle kenners zeer gewaardeerde doeken niet te prijzen, waarvan een groot aantal de dubbele erkenning hebben gekregen van de openbare veilingen en hun aanwezigheid in zulke beroemde verzamelingen als deze van Augustus van Saksen, koning van Polen, van Willem II, koning van Nederland, van H.K.M. Mevr. de hertogin de Berry... van de hertog de Morny... van graaf Vilain XIIII, van baron Nagel, van Mr. Marmeduke Constable Maxwell... ". J.W.W., die de liberalen uit zijn familie, zoals zijn schoonbroer Jules Vautier en later zijn aangetrouwde neef Charles Graux, zeer genegen was, had ook nauwe banden met de burgemeester van Brussel, Jules Anspach, aan wie hij in 1878 zevenentwintig kunstwerken uit 5
zijn collectie aanbood om als basis te dienen voor het op te richten stedelijke museum. Enkele jaren later bevestigde J.W.W., door middel van zijn op 14 april 1881 in Parijs opgestelde testament, nogmaals zijn verbondenheid met Brussel: hij liet de stad een bedrag van 300.000 fr. na, bestemd om kunstwerken voor het museum aan te kopen. Op het einde van zijn leven verbleef hij in Nice, waar hij zijn autobiografie schreef. Hij verkocht zijn verzameling en het jaar daarop, op 19 juli 1882 zijn huis in Parijs. De catalogus van de veiling in Parijs telde honderdnegenennegentig nummers, waar onder het bekende Angelus van Millet, dat al in 1873 in Brussel was tentoongesteld en in 1881 door het Louvre werd aangekocht. Het Museum voor Schone Kunsten van Brussel verwierf eveneens belangrijke werken, zoals het Gezicht op Dordrecht van Van Goyen en Het Veer van Simon Van Ruysdael, twee werken die ook op de tentoonstelling van 1873 te zien waren. John Waterloo Wilson overleed op 12 augustus 1883 in Neuilly-sur-Seine.
6
1. Herinneringen aan de familie van John Waterloo Wilson De stukken zijn afkomstig uit verschillende privécollecties. 1. R.R. REINAGLE (1775-1862) Cupido. Olieverf op doek, 93 cm x 75 cm. Dit is een afbeelding van John Waterloo Wilson op ongeveer vierjarige leeftijd. De moeder van John Waterloo, Elisabeth Gunnis, wilde eigenlijk huwen met haar vriend en schilder Ramsey Reinagle. Haar ouders gaven echter geen toestemming voor dit huwelijk omdat zij vonden dat hun dochter met een meer vooraanstaand heer zou trouwen en het oog viel op Thomas Wilson. Zoals bekend werd in 1815 de kleine John Waterloo geboren, die in de daarop volgende jaren voorspoedig opgroeide. Toen John Waterloo een jaar of vier was, vroeg Ramsey Reinagle aan zijn vroegere vriendin of hij de kleine jongen mocht uitschilderen, wat natuurlijk werd toegestaan. Als blijk van zijn nog steeds grote genegenheid voor Elisabeth, beeldde Reinagle het kind uit als een cupido. 2. ONBEKEND MEESTER Portret van Thomas Wilson (1788-1867), vader van John Waterloo. Olieverf op doek, 126 cm x 105 cm. 3. J. DE LANDTSHEER (1797-1843) Portret van Elisabeth Gunnis (1789-1848), moeder van John Waterloo. Olieverf op doek, 84 cm x 82 cm. 4. Broche / armband. 19de eeuw Goud en ivoor. Broche die ook als armband kan worden gedragen, met de miniatuurbeeltenis van Thomas Wilson op ivoor geschilderd en op de keerzijde een lok haar van zijn echtgenote Elisabeth Gunnis. 5. Portret van Thomas Wilson Foto, 7,5 cm x 6 cm. 6. Twee presse-papiers Glas, 7,5 cm x 11 cm x 2,5 cm. Eén presse-papier met een foto van Thomas Wilson en de andere met een foto van zijn echtgenote Elisabeth Gunnis. 7. Presse-papier Glas, 16 cm x 24 cm x l cm. Presse-papier met een familiefoto van o.a. Thomas Wilson, John Waterloo, Cornelie Constance (de toekomstige Mevrouw Wilbrenninck) en Elisabeth (de toekomstige Mevrouw Renshaw). 8. H. SIEBERT Portret van John Waterloo Wilson (1815-1883). Pastel, 31 cm x 25 cm.
7
9. H. SIEBERT Portret van Wilhelmina Christina van Valkenburg (1814-1844), echtgenote van John Waterloo Wilson. Pastel, 31 cm x 25 cm. 10. Portret van John Waterloo Wilson Foto op porselein, 18,5 cm x 14,5 cm. 11. L. MISPOSE John Waterloo Wilson. 1879. Brons (Gieterij Gruet), h. 40 cm. J.W.W. zittend op een stoel met in de ene hand een vergrootglas en in de andere hand een schilderij. 12. P. DE VIGNE (1849-1901) Profiel van John Waterloo. Brons, 49 cm x 37 cm. 13. P. DE VIGNE (1849-1901) Buste van John Waterloo. 1878. Brons, h. 52 cm. J.W.W. voorgesteld met zijn Belgische en Franse onderscheidingen. 14. Familiewapen van Wilson Gouache op perkament, 16 cm x 12,5 cm. 15. Briefopener Ivoor, 31 cm x 3 cm. Versierd met het wapen van de familie Wilson en het initiaal "W". 16. Wandelstok Hout en zilver, l. 92 cm. De zilveren knop heeft de vorm van een hondenkop. 17. Blaker 1856 Zilver, Elkington & Co, 13 cm x 14 cm. Versierd met het wapen van de familie Wilson en het monogram "TW". 18. Sigarettendoos 1832. Zilver, London, 8 cm x 8 cm. Versierd met een gegraveerd wapen van de familie Wilson. 19. Hondenhalsband Verzilverd metaal, Rustenburg, Hillegom. Voorzien van de inscriptie "Thomas Wilson". 20. Bierbeker Zilver en glas, 13 cm x 12 cm. Voorzien van de inscriptie: "Aan Thomas Wilson junior van zijn zusters Cornelia en Elisabeth den 30e augustus 1863". 8
21. Jachtbeker Verzilverd metaal, 18 cm x 10 cm. Beker in de vorm van een hondenkop met ring. Werd aan de broeksriem gehangen en meegenomen op de jacht. 22. Tafelzilver Soepterrine, h. 22 cm, diam. 24 cm. Twee dekschalen, h. 15 cm, diam. 21 cm. Dekschaal op voetjes, 38 cm x 26 cm x 18 cm. Schaal cover, 36 cm x 27 cm x 22 cm, diam. voet 12,5 cm. Paar kandelaars in Lodewijk XVI-stijl, h. 25 cm, diam. voet 12,5 cm. Twee champagnekoelers, verzilverd metaal, 32 cm x 19 cm. 23. Bestek Zilver en been, en zilver. Bestek versierd met het wapen van de familie Wilson en het monogram "TW". 24. Driedelig koffieservies Verzilverd metaal. Versierd met monogram "TW". 25. Broodtrommeltje Verzilverd metaal, 9 cm x 14 cm x 4,5 cm. Opvouwbaar broodtrommeltje voor de sandwiches, versierd met het wapen van de familie Wilson. 26. Bowl hangers Glas, 8 cm x 12 cm. Drie bowl hangers versierd met het wapen van de familie Wilson en het monogram "TW". 27. Eetservies 1879 Porselein van Vierzon. Versierd met bloemendecor en vruchtendecor, voorzien van het wapen van de familie Wilson en het monogram "TW". 28. Glasservies Kristal. Gegraveerd met het wapen van de familie Wilson en een strik. 29. O.D. EMRIK Etablissement van Thomas Wilson voor het bleeken en drukken der Katoenen, enz. te Haarlem. Litho, 24 cm x 13,9 cm. 30. O. EMRIK Verpakkingsmerk van de katoendrukkerij Thomas Wilson aan de Leidsevaart. Litho, 24 cm x 13,9 cm.
9
2. De schenking van 1878 en de oprichting van een Stedelijk Museum In maart 1878 deed Mijnheer Portaels, directeur van de Brusselse Academie, de burgemeester een voorstel voor de viering van de vijftigste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid: het in ere herstellen van een traditie die wou dat de stad een werk aankocht van de leerlingen van de Academie die de Prijs van Rome hadden behaald en deze werken groeperen in een "academisch" museum, dat eveneens met schenkingen van oud-leerlingen en mecenassen zou kunnen worden verrijkt. Dit voorstel was het onderwerp van een verslag aan de Gemeenteraad op 8 april 1878. Na eerst te zijn doorverwezen naar de afdeling Schone Kunsten, werd het op 29 april goedgekeurd. Ondertussen ontving Mijnheer Anspach een brief van J. W. Wilson: "Parijs, 20 april 1878. Mijnheer de Burgemeester Ik heb met grote belangstelling vernomen dat werd besloten Brussel met een Stedelijk Museum te begiftigen. Overtuigd als ik ben dat het ten zeerste wenselijk is dat dit museum onmiddellijk zou kunnen worden geopend in zulke omstandigheden dat men zal worden aangemoedigd om het op veelbelovende wijze binnen de twee jaar te ontwikkelen, zodat het één van de voornaamste aantrekkingspunten van de hoofdstad zal zijn bij de viering van de vijftigste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid, heb ik de eer mijn geboortestad vijf schilderijen van mijn verzameling aan te bieden, voor altijd, niet overdraagbaar en onvervreemdbaar op welke manier dan ook, te weten: 1° Portret van een vrouw door Michiel van Mierevelt 2° Portret van een man door dezelfde 3° Het wad, landschap door Jan Siberechts 4° Stilleven door Jan Davidsz. De Heem, met figuren door Baptist Weenix 5° Guirlande met fruit door Frans Snyders Deze schenking gebeurt op voorwaarde dat de schilderijen steeds gratis toegankelijk zullen zijn voor de leerlingen en het publiek en met de hoop dat mijn medeburgers erop gesteld zouden zijn door middel van privé-initiatief het nieuwe museum te ontwikkelen. Indien echter de stad door welke onvoorziene omstandigheid dan ook, niet langer eigenares van deze vijf schilderijen zou zijn, zullen mijn nakomelingen daardoor alleen al het recht hebben van de stad de integrale betaling van hun waarde te eisen. Ik zou het op prijs stellen indien de De Heem en de Snyders in het midden van twee tegenover elkaar staande panelen zouden hangen, en de Siberechts met links en rechts een Mierevelt in het midden van een derde paneel in dezelfde zaal, en alle op ooghoogte. De vijf schilderijen, met de meeste zorg verpakt, zullen U op dinsdag 23 eerstkomende, franco, per expresse en op mijn kosten verzekerd, worden toegestuurd. Gelieve bij hun aankomst de Heren Léon Gauchez en Vïctor Le Roy te verwittigen, aan wie ik vraag toezicht te willen houden op het uitpakken en u de vijf schilderijen in perfecte staat te bezorgen. 10
In het belang van het nieuwe museum, vandaag en in de toekomst, geloof ik dat moet worden vermeden de leiding ervan toe te vertrouwen aan een kunstenaar en dat het in ieder opzicht de voorkeur geniet zich tot een connaisseur te richten, een man met smaak, of tot een buitengewoon bekwaam specialist zoals wijlen mijn kundige en lofwaardige vriend Mijnheer Etienne Le Roy. Dat is de enige manier om op korte tijd ernstige resultaten te boeken. Gelieve, Mijnheer de Burgemeester, mij de goede ontvangst van deze brief en de schilderijen te berichten; wees als het U belieft mijn woordvoerder bij Uw collega's van het College en de Gemeenteraad, en aanvaardt de hernieuwde uiting van mijn hoogste en eerbiedige achting. John Waterloo Wilson" De twee mooie portretten door Van Mierevelt maakten deel uit van de tentoonstelling Oorlog en Kant: 1690-1748, die zopas haar deuren sloot. De werken van Siberechts, De Heem en Snyders hebben alle drie grote afmetingen en blijven tentoongesteld op hun gewone plaats, in de prachtige kabinetten van het stadhuis. Op 29 april kondigde Mijnheer Gauchez in een vertrouwelijke brief aan burgemeester Anspach een volgende, nieuwe schenking aan: "Ik heb bij Mijnheer Wilson verslag uitgebracht over mijn opdracht en hij bleek erg geroerd door Uw telegram. Hij is zeer genegen zijn schenking te vervolledigen door er onmiddellijk de nodige schilderijen aan toe te voegen om de zaal, waar ik de eerste vijf zodra U ze heeft ontvangen, zal mogen plaatsen, helemaal te versieren. Ik kan U zelfs in vertrouwen meedelen dat hij vast besloten is over deze nieuwe schenking. Naast de demarche die U vandaag bij (onleesbaar) heeft gedaan, denk ik dat de stad het best kan beginnen met het betuigen van haar dankbaarheid door het nieuwe museum direct het John W. Wilson Museum te dopen en, dadelijk na het ontvangen van de nieuwe schenking, de vervaardiging van zijn borstbeeld op kosten van de stad goed te keuren, dat in het midden van de belangrijkste zaal van het museum zal worden geplaatst. Ik twijfel er helemaal niet aan dat de eerste daden van vrijgevigheid van Mr. W slechts een begin zijn en dat zijn geboortestad er zich zeer gelukkig om zal kunnen blijven prijzen". Tijdens de zitting van 29 april 1878 keurde de Gemeenteraad dus de oprichting goed van een bij de Academie behorend-museum dat voor het onderricht van de leerlingen kon worden gebruikt, dat oude en moderne kunstwerken zou bevatten en toegankelijk zou zijn voor het publiek. Hij aanvaardde de schenking door Mijnheer John Waterloo Wilson, betuigde dank aan deze edelmoedige schenker en besloot dat de zaal waarin de werken zouden worden geplaatst de naam Wilson Zaal zou dragen. Het College besloot bovendien om op kosten van de stad een borstbeeld van de schenker te laten maken, een voorstel dat met eenparigheid van stemmen werd goedgekeurd (deze buste bevindt zich vandaag naast de ingang van de grote zaal op de tweede verdieping van het Museum van de Stad, zaal vandaag gewijd aan de geschiedenis van de Brusselaars).
11
Op 30 april antwoordde Mijnheer Wilson met een telegram: "Ik heb zopas in de 'Indépendance' gelezen over de zitting van gisteren en verzoek U, alsook de Heren Uw collega's van het College en de Gemeenteraad, mijn allergrootste dank te aanvaarden ". Op 9 mei schreef Jules Anspach: "Mijnheer Na het ontvangen van Uw brief van 20 april heb ik mij gehaast om het College op de hoogte te brengen van Uw edelmoedige voorstel aan Uw geboortestad om te helpen bij de oprichting van een stedelijk museum. Voorgelegd aan de afdeling van de Schone Kunsten en vervolgens aan de Gemeenteraad, werd dit voorstel met diepe erkentelijkheid ontvangen. De schenking van vijf schilderijen uit Uw beroemde verzameling is een cadeau dat naast zijn intrinsieke waarde ook het belangrijke voordeel heeft andere mecenassen aan te zetten Uw nobel voorbeeld te volgen en dat ons toelaat aldus een werk tot een goed einde te brengen dat voor onze jonge kunstenaars van het grootste belang zal zijn. De Gemeenteraad heeft in zijn zitting van 29 april dan ook met algemene goedkeuring besloten U zijn dank te betuigen en Uw borstbeeld te plaatsen in het midden van een zaal in de Academie voor Schone Kunsten, die Uw naam zal dragen". Op l juni schreef Mijnheer Wilson: "Mijnheer de Burgemeester Ik heb de eer U de ontvangst van Uw brief van 24 mei te berichten en ben zeer gevleid met de keuze van Mr. Paul Devigne, wiens uitnemende talent al terecht werd erkend en beloond op één van de laatste Parijse salons. De eer die mijn geboortestad mij gelieft te betonen overtreft ruimschoots de weinige diensten die ik haar heb kunnen verlenen en ik kwijt mij dan ook slechts van een schuld van erkentelijkheid tegenover haar door U te verzoeken mij de eer te doen eenentwintig andere schilderijen uit mijn collectie te aanvaarden voor het stedelijk museum. Sta mij toe aan te dringen op wat in mijn eerste brief werd gezegd over de leiding van dat museum, en mijn wens te uiten dat een bekwaam man zou worden gekozen als conservator van de stedelijke verzameling en als enige belast zou zijn met de aankopen bestemd om deze te ontwikkelen. Ik zou met vreugde zien dat Uw keuze zou vallen op Mr. Victor Le Roy, de waardige zoon van mijn kundige en betreurde vriend, Mijnheer Etienne Le Roy. Ik zal volgende week laten overgaan tot het inpakken en verzenden van de schilderijen waarvan ik U een gedetailleerde lijst zal laten toekomen. Wees mijn woordvoerder bij de Heren Uw collega 's van het Schepencollege en de Gemeenteraad, en gelieve, Mijnheer de Burgemeester, de gevoelens van zeer hoge achting van de zeer toegewijde en eerbiedige ondergetekende te aanvaarden. J.W. Wilson"
12
Mijnheer Anspach antwoordde op 10 juni: "Het is met diepe dankbaarheid dat de Gemeenteraad kennis heeft genomen van de nieuwe schenking die U mij aankondigt in Uw brief van de 1ste van deze maand. Dankzij Uw herhaalde vrijgevigheid ziet het ternauwernood opgerichte stedelijke museum niet alleen zijn voorspoed verzekerd, maar bezit het van nu af aan al een opmerkelijke verzameling waaruit onze jonge kunstenaars, tijdens de studie van de door U uitgekozen meesterwerken, de grote en heilzame lessen kunnen halen die, buiten de natuur, alleen in het voorbeeld van de meesters te vinden zijn. Deze verzameling waaraan U Uw naam heeft verbonden zal één van de grote aantrekkingspunten van de feesten voor de vijftigste verjaardag van de Nationale Onafhankelijkheid zijn. De Gemeenteraad kon U ter erkenning van Uw edelmoedigheid slechts met eenparigheid van stemmen dank betuigen, wat maar een zwakke blijk is van de unanieme gevoelens van Uw geboortestad te Uwen opzichte. Brussel rekent het zich tot eer dat een zo verlicht beschermer van de kunsten hier het levenslicht zag. De onlangs door de Gemeenteraad genomen beslissing die ik de eer heb U mee te delen, werd helemaal door Uw eerste voorstel gerechtvaardigd. Indien ze nood had aan de minste rechtvaardiging, dan zal ze die zeker vinden in Uw laatste uiting van vrijgevigheid. Dergelijke daden eren zowel degene die ze stellen als zij die er het voorwerp van zijn". In een brief van 12 juni bevestigt JWW de verzending en somt hij de werken op: Mijnheer de Burgemeester Ik heb de eer U de ontvangst van Uw telegram van de 4de en Uw brief van de 10de van deze maand te berichten. Ik kan wat hun onderwerp betreft slechts herhalen dat ik diep geraakt ben door de gevoelens van mijn medeburgers die mij door hun eerbiedwaardige vertegenwoordigers, het College van Burgemeester en Schepenen en de Gemeenteraad van Brussel, in zulke buitengewoon welwillende termen worden betuigd. Ik wil U onmiddellijk verwittigen dat ik zopas de eenentwintig schilderijen uit mijn collectie heb afgezonden, franco, per expresse, die ik aan het Stedelijk Museum heb geschonken onder dezelfde voorwaarden als mijn voorgaande schenking wel te verstaan, het zijn: 1° Italiaans landschap door Berchem met figuren en dieren, voluit gesigneerd, 1663 gedateerd onderaan in het midden Nicolaes Pietersz. BERCHEM Hollandse school (Haarlem 1620-Amsterdam 1683) Schilder en graveur Landschappen en dieren Leerling van zijn vader, een bekend schilder van stillevens, van Van Goyen en van Jan Wils. Vriend en medewerker van Van Ruysdael. Zonsondergang in de Abruzzi (cat. 31) Olie op doek, 141,5 cm x 226 cm. Gesigneerd en gedateerd "N. Berchem 1663" onderaan in het midden. Inv. K 1878/7. 13
"Deze landschapsschilder bleef trouw aan de bekoring die hij tijdens zijn reis naar Italië onderging. Het Romeinse platteland, het Vergiliaanse herdersleven, inspireren hem tot vriendelijke idylles die zijn tijdgenoten verleidden, in de smaak van Boucher en Oudry vielen... Herders, melkmeisjes, kuddes brengen, zoals bij de zonsondergang, leven in de beminnelijke beelden van een waargenomen of gedroomde natuur" (Genaille). 2° Portret van een man door Sir Antonio Moro Antonio MORO (toegeschr.) Hollandse school (Utrecht rond 1512-Antwerpen 1576/7) Schilder van portretten en geschiedkundige onderwerpen Leerling van Jan van Scorel Meester in Antwerpen in 1547 Beschermeling van kardinaal Granvelle en schilder van Filips II van Spanje. Portret van een man (cat. 32) Olie op paneel, 100 cm x 68 cm. Inv. K 1878/8. De toeschrijving van dit portret aan Moro lijkt weinig gefundeerd te zijn indien men het vergelijkt met de talrijke bewaarde werken van deze kunstenaar, die in de 16de eeuw de portretschilder van bijna ieder Europees hof is geweest, en vooral met het portret van Elisabeth van Valois dat zich eveneens in de verzameling van Mr. Wilson bevond. Het is niettemin een zeer mooi portret dat overeenkomsten vertoont met deze van de kunstenaar die Friedlander de Meester van de jaren 1540 noemt, een Antwerps schilder die na de dood van Joos van Cleve erg actief schijnt te zijn geweest en een groot aantal portretten uit de hoge burgerij heeft nagelaten. 3° Allegorisch schilderij van de voorspoed in de Verenigde Provincies door N. Verkolje, rechts voluit gesigneerd ( deze meester is niet vertegenwoordigd in het Museum van Brussel) Nicolas VERKOLJE Hollandse school (1673-1746) Leerling van zijn vader Jan Verkolje, schilder van mythologische onderwerpen en portretten. Allegorie van het Verdrag van Utrecht in 1713 Olie op doek, 91 cm x 81 cm. Inv. K 1878/9. Dit schilderij maakte deel uit van de tentoonstelling Oorlog en Kant: 1690-1748, die zopas haar deuren sloot. 4° Portret van een man door Holbein. Dit portret bleef in de familie vanaf het ogenblik dat het bij de meester werd besteld tijdens zijn verblijf in Engeland
14
Barthel BRUYN Duitse school (Keulen 1493-1555) Portretschilder Leerling van Jan Joest en Joos van Cleve (?) Portret van een man (cat. 33) Olie op paneel, 56,4 cm x 46,8 cm. Inv. K 1878/10. Dit portret verloor al vroeg zijn toeschrijving aan Holbein, om aan Joos van Cleve te worden toegekend. Het was het onderwerp van een recente, zeer uitgediepte studie, waarin de auteur Mr. Didier Martens de band legt met het Keulse milieu en meer in het bijzonder met Barthel Bruyn de Oude. Tezelfdertijd wijzigt Mr. Martens de identificatie van "predikant" - waarvan de oorsprong niet duidelijk is en besluit in tegendeel dat het gaat om een leek, een notabele uit Keulen in de jaren 1520. 5° Portret van een vrouw door Albert Cuyp, werk uit de beginjaren van de kunstenaar; onderaan links voluit gesigneerd Adriaen Cornelisz. BEELDEMAKER Hollandse school (Rotterdam rond 1625-1701?) Schilder van portretten en jachttaferelen Ingeschreven in de Sint-Lukasgilde van Leyden in 1650, later in Den Haag in 1675. Portret van een vrouw die handschoenen aantrekt (cat. 34) Olie op paneel, 73,5 cm x 57 cm. Gesigneerd en gedateerd "AC beeldemaeker A° 1654" boven links. Inv. K 1878/11. Een restauratie in 1940 toonde aan dat de handtekening van Cuyp later was aangebracht en tevens werd de handtekening van de ware auteur van dit mooie portret ontdekt. Mijnheer Wilson leek de toeschrijving aan Albert Cuyp al vreemd te vinden; deze kunstenaar is vooral bekend voor zijn prachtige landschappen en men kent weinig of geen portretten van zijn hand. 6° Interieur van een Italiaanse kerk door B. Van Bassen en Jan Miel voor de figuren. (Deze twee schilders ontbreken in het Museum van Brussel) Jan Bartholemeus VAN BASSEN Hollandse school (1590?-Den Haag l652) Schilder van interieurs en architect Opvolger van Vredeman de Vries. Interieur van een Italiaanse tempel (cat. 35) Olie op doek, 74 cm x 60 cm. Inv. K 1878/12. 15
Van Bassen werkte als architect aan de restauratie van het stadhuis van Den Haag. Als schilder kan hij worden beschouwd als de belangrijkste architectuurschilder uit de eerste helft van de 17de eeuw. "Hij schildert constructies in gotische en renaissancestijl, schept daarbij onorthodoxe ruimtes - interieurs van kerken, paleiszalen en burgerlijke interieurs bijzonder geslaagde architecturale voorstellingen" (Jan Briels). Van Bassen werkte voor de figuren met talrijke kunstenaars samen, zoals Esaias Van de Velde, Frans Francken en in Italië met Jan Miel. 7° Stilleven door Heda, een meester die eveneens niet is vertegenwoordigd in het Museum van Brussel (Verzameling Laurent Richard) Willem Claesz. HEDA Hollandse school (Haarlem 1593-1679) Stillevens. Stilleven: resten van een maaltijd (cat. 36) Olie op doek, 102 cm x 56,5 cm. Inv. K 1878/13. "Zijn eerste schilderij is een Vanitas... en deze in Holland geliefde bespiegeling is voelbaar in zijn andere werken... Hij onderscheidt zich van Claesz doordat bij hem de meetkunde fundamenteel aanwezig is; hij is verzot op zuiverheid, geordende composities met heldere verhoudingen, vaak volgens het gulden getal, op harmonieën in rationele tonen en op gelijkwaardigheid van tinten al naargelang het licht of de schaduw" (Genaille). 8° Na de jacht door Johannes Fyt, voluit gesigneerd en 1648 gedateerd in de linker benedenhoek van het doek. Ik houd eraan dit belangrijke werk van deze grote kunstenaar te schenken, omdat het zijn ware stijl weerspiegelt, terwijl het enige schilderij in de Koninklijke Musea van België, waarvan het landschap trouwens van Glauber is, daar geen enkel idee van geeft. Het is inderdaad een studie van bloemen. Na de jacht heeft deel uitgemaakt van de beroemde verzameling van wijlen Robert Vernon Jan FYT Belgische school (Antwerpen 1611-1661) Stillevens, bloemen en jachttaferelen Leerling van Frans Snyders. Jachtbuit (cat. 37) Olie op doek, 138 cm x 200 cm. Gesigneerd en gedateerd "Johannes Fyt 1648" onderaan links. Inv. K 1878/14. Barok kunstenaar, gevoelig voor de invloed van Rubens. Fyt heeft een schitterende loopbaan gekend, in Frankrijk, in Italië en in Antwerpen. Hij heeft honderden 16
werken nagelaten - gesigneerd of toegeschreven - "meestal stillevens die met geestdrift zijn geschilderd en worden verlevendigd door de aanwezigheid van een kat, een hond, een parkiet..." (Genaille). 9° Italiaans landschap door Adam Pynacker, uit de verzamelingen van Baron Nagel in 1795 en van Mr. Etienne Le Roy in 1870. Beschreven in de catalogus van het gehele oeuvre door Smith, deel 6, pagina 292, nr. 19. Gegraveerd door Mijnheer Lalanne in de catalogus van mijn verzameling uit 1873 en datzelfde jaar tentoongesteld in de 'Cercle Artistique et Littéraire' ten voordele van de Goede Werken van Brussel Adam PYNACKER Hollandse school (Pynacker/Delft 1622-Amsterdam 1673) Landschappen. Italiaans landschap (cat. 38) Olie op doek, 91 cm x 80 cm. Inv. K 1878/15. "Landschapsschilder in de stijl van Berchem. Verbleef waarschijnlijk een tijd in Italië. Schildert het platteland op poëtische wijze, meer verzonnen dan geobserveerd" (Genaille). Ons zeer heldere landschap is kenmerkend voor deze meester die één van de belangrijkste italianiserende Hollandse schilders uit de 17de eeuw is. 10° Jonge Hollander door Pieter Codde 11° Jonge Hollandse door dezelfde (gesigneerd met monogram). Deze zeldzame meester is helemaal niet vertegenwoordigd in het Museum van Brussel Pieter CODDE Hollandse school (Amsterdam 1599-1678) Portret- en genreschilder Leerling van Frans Hals. De luitspeler (cat. 39) Olie op paneel, 27 cm x 20 cm. Monogram links, op de luit. Inv. K 1878/17. Modieus liefdesavontuur (cat. 40) Olie op paneel, 27 cm x 20 cm. Monogram onderaan rechts, op het boek. Inv. K 1878/16. Codde is een belangrijk Amsterdams schilder, aangezien men hem de afwerking toevertrouwde van een groot schilderij van Frans Hals dat was besteld door de kolveniers van de stad. Deze "spirituele tekenaar van het mondaine leven" 17
(Genaille) heeft vooral burgerlijke zedenschilderingen gemaakt, terwijl zijn portretten een ietwat koude precisie vertonen. 13° De tandarts door Van Tol. Dit schilderij is afkomstig uit de beroemde verzameling van wijlen Thomas Baring. Van Tol is helemaal niet vertegenwoordigd in het Museum van Brussel Dominicus VAN TOL Hollandse school (Bodegraven 1631-Leiden 1676) Portret- en genreschilder Leerling van zijn oom Gerard Dou. De tandarts (cat. 41) Olie op paneel, 47 cm x 36 cm. Inv. K 1878/19. Deze weinig bekende kunstenaar schijnt de stijl van zijn oom te hebben nagevolgd, onder andere in zijn belangstelling voor de kunstmatige straling van het licht. Dit is in een in het Museum voor Schone Kunsten van Brussel bewaard werk van de meester, een tekenende kunstenaar, heel goed weergegeven. 14° Een visstalletje in Amsterdam, door Abram Van Beyeren, één van de grootste schilders van stillevens. Deze meester ontbreekt eveneens in het Koninklijk Museum van België. Monogram op het veld van de tafel Dit belangrijke werk van de beroemde schilder die Ingres "de Rafaël van de vissen" noemde, werd in 1878 ten voordele van de Brusselse armen in de 'Cercle Artistique et Littéraire' tentoongesteld Abraham VAN BEYEREN Hollandse school (Den Haag 1620-Overschie 1690) Schilder van stillevens, zeestukken, vissen en bloemen. Visstalletje in Amsterdam (cat. 42) Olie op doek, 118 cm x 104 cm. Monogram "AB f" op de rand van het stalletje. Inv. K 1878/20. "Vandaag houdt men hem, net zoals A. Kalf, voor een meester van het weelderige stilleven... Hij maakt composities rond de verhoudingen van schakeringen, vermenigvuldigt de weerkaatsingen, de glanzende materialen, beoogt een prachtige grootsheid" (Genaille). De werken van deze meester, die in zijn eigen tijd niet erg op prijs werden gesteld, waren in de 19de eeuw erg gezocht. 15° Portret van de markies de Marigny, broer van Madame de Pompadour door Jean-Marc Nattier. Dit portret werd gegraveerd. Nattier is helemaal niet vertegenwoordigd in het Museum van Brussel
18
Louis TOCQUE Franse school (Parijs 1696-1772) Portretschilder. Portret van de markies de Marigny (cat. 43) Olie op doek, 60 cm x 50 cm. Inv. K 1878/21. Voorbereidende studie voor een portret ten voeten uit, dat in het Museum van Versailles wordt bewaard. "Er blijft in België een hardnekkige traditie bestaan die dit portret aan Nattier toeschrijft. Dit is gemakkelijk te verklaren... de lieflijkheid van de penseeltrek en het delicate modelé getuigen van de invloed van Nattier" (Claire Janson). 16° Portret van Mademoiselle de Noailles door François-Hubert Drouais die niet in het Museum is vertegenwoordigd François-Hubert DROUAIS Franse school (Parijs 1727-1775) Portretschilder Leerling van Boucher. Portret van Mademoiselle de Noailles (cat. 44) Olie op doek, 72 cm x 59 cm. Inv. K 1878/22. Dit werk wordt al lang bestempeld als één van de juweeltjes uit de schenking en vormt al geruime tijd een kostbaar sierstuk in het kabinet van de burgemeester van Brussel. Het portret, dat als één van de beste werken van de kunstenaar wordt beschouwd, spreidt een verbazingwekkende levendigheid tentoon. Het stelt waarschijnlijk Anne Jeanne Pauline de Noailles voor, die aan het hof van Versailles leefde, terwijl haar echtgenoot, haar neef Louis, markgraaf de Noailles, aan de zijde van zijn schoonbroer La Fayette aan de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog deelnam. In 1794 werd ze aangehouden en op de guillotine onthoofd, één van de laatste slachtoffers van de Terreur. 17° Portret van Henry Firmyn, Earl of St-Albans, zoals het opschrift achteraan op het paneel vermeldt, door Cornelis Janszoon van Keulen, een meester die niet is vertegenwoordigd in het Museum van Brussel 18° Portret van de hertogin van Saint-Albans door dezelfde Cornelis JANSZOON VAN KEULEN Hollandse school (Londen 1593-Utrecht 1661) Portretschilder. De hertog en de hertogin van Saint-Albans, rond 1630 19
Olie op paneel, 76 cm x 62 cm. Inv. K 1878/23 en 24. Deze twee portretten werden getoond op de tentoonstelling Oorlog en Kant: 1690-1748 die zopas haar deuren heeft gesloten. 19° Mijn eden zijn lichter dan een veer: satirisch portret van Diane de Poitiers door Hubert Goltzius de Jonge. Dit schilderij was vroeger het eigendom van de hertog van Buckingham. Goltzius is niet vertegenwoordigd in het Museum van Brussel Hubert GOLTZIUS (toegeschr.) Hollandse school (Venloo 1526-Brugge 1583) Penningkundige, verwant met Hendrik Goltz, genaamd Goltzius De wispelturigheid, satirisch portret van Diane de Poitiers (cat. 45) Olie op paneel, 86 cm x 67 cm. Inv. K 1878/26. De toeschrijving en de identificatie van het model zijn altijd het onderwerp van discussie geweest. Uit een studie die op dit ogenblik wordt uitgevoerd, blijkt dat het eerder om een Duits kunstenaar zou gaan. Hoe dan ook wordt het schilderij door een zeker maniërisme gekenmerkt, wat we ook terugvinden bij Hendrik Goltzius, die in Haarlem een maniëristische academie stichtte. 20° Eliëzer en Rebekka door Aart van Gelder, meester die in het Koninklijk Museum ontbreekt. Dit schilderij heeft deel uitgemaakt van de verzameling van wijlen Lord Palmerston in zijn kasteel van Broadlandes Aart VAN GELDER Hollandse school (Dordrecht 1645-1727) Schilder van historische taferelen en portretten Leerling van Samuel van Hoogstraeten, dan van Rembrandt. Eerste ontmoeting van Isaak en Rebekka (cat. 46) Olie op doek, 59 cm x 69 cm. Inv. K 1878/28. "Laatste en getrouwe leerling van Rembrandt bij wie hij op zestienjarige leeftijd in de leer ging. Hij leerde van de meester de schilderkunst te beschouwen als een middel om door de gekleurde materie en het licht, en onafhankelijk van het onderwerp, zijn diepste gevoelens uit te drukken" (Genaille). Ik verneem met grote tevredenheid de overwinning van het liberalisme dat U zo nauw aan het hart ligt, net zoals bij al onze stadsgenoten, en ik houd eraan mij aan te sluiten bij de vreugde van mijn geboortestad door haar voor het Stedelijk Museum, onder de zelfde voorwaarden als voorheen, een ander doek uit mijn verzameling te schenken. Het zal, denk ik, voor de studenten, de geleerden en de belangstellenden een interessant studieobject vormen, want het is gesigneerd met een naam die in geen enkel biografisch woordenboek, in 20
geen enkele levensbeschrijving van schilders, zelfs niet bij Gerard Hoet is te vinden, en het gaat nochtans ontegensprekelijk om een Hollands meester met veel talent. Zijn schilderij, een unicum voor zover ik weet, is een stilleven, voluit gesigneerd 'J. Denis fecit'. Ik heb de eer, Mijnheer de Burgemeester, U dit buitengewoon goed bewaarde doek te laten geworden, samen met de eenentwintig andere werken uit mijn verzameling". Jan DENIES Hollandse school Stilleven: patrijs en gereedschap voor de valkejacht (cat. 47) Olie op doek, 51 cm x 42 cm. Inv. K 1878:25. Hoewel de kunstenaar vandaag inderdaad nog altijd weinig bekend is - Benezit vermeldt dat hij in Delft en Amsterdam werkte en gespecialiseerd was in het schilderen van vogels in de stijl van Willem Van Aelst, één van de beste Hollandse schilders van stillevens - is dit zonder twijfel een uitstekend werk. Mijnheer Wilson gaf in zijn brief zelf een verklaring voor zijn keuze van de zevenentwintig geselecteerde werken uit zijn verzameling, die schilderijen van Hals, Rembrandt en andere grote namen telde. Hij wenste werken te schenken die bepaalde lacunes in de verzamelingen van het Museum voor Schone kunsten, die nog niet zo uitgebreid waren als vandaag, zouden kunnen aanvullen. Dat museum heeft trouwens, zoals we gezien hebben, in 1881 schilderijen uit de verzameling Wilson aangekocht. De selectie die Hollandse, Vlaamse, Franse en Britse meesters omvat, is een afspiegeling van de verzameling zelf (met uitzondering van de moderne werken) en illustreert wat Paul Mantz opmerkte in zijn inleiding voor de veilingcatalogus van 1881: "Een zeer modern oogmerk lijkt de vorming van de collectie van Mr. Wilson te hebben geleid. Geheel in overeenstemming met zijn persoonlijke smaak, schijnt deze intelligente amateur de voorkeur te hebben gegeven aan de productie van schilders waarop de moderne kritiek probeert licht te doen vallen, terwijl ze poogt hun de eer te geven die hen toekomt...". Deze schenking leidde tot de oprichting van een eerste stedelijk museum in de Brusselse Academie, waar Jean-François Portaels toen directeur was. Dit museum zou geen lang bestaan kennen want de Academie, die zich pas in haar gebouw in de Zuidstraat had geïnstalleerd, kreeg steeds meer leerlingen en had een tekort aan lokalen.
21
3. Het legaat van 1881 en de oprichting van het Museum van de Stad Brussel "Bij testament verleden voor de Heer notaris Amy te Parijs op 14 april 1881, heeft Mr. John Waterloo Wilson, eigenaar, als volgt beslist: Ik wil dat de goederen die mijn nalatenschap uitmaken, in gelijke mate onder mijn drie kinderen worden verdeeld, op voorwaarde dat zij de volgende legaten uitvoeren: Ik legeer aan het Gemeentecollege van de Stad Brussel (België) een som van driehonderdduizend frank vrij van alle rechten, om te worden aangewend voor de aankoop van schilderijen, door bemiddeling van Mr. Victor Le Roy uit Brussel" Mr. Wilson overleed op 12 augustus 1883 en op l oktober aanvaardde de Gemeenteraad deze nieuwe schenking (die door het K.B. van 20 februari zou worden bekrachtigd) en besloot de naam van de edelmoedige mecenas te geven aan een te creëren straat. Op 12 mei 1891 kreeg de nieuwe straat tussen de Eburonenstraat en de Leuvensesteenweg de naam Wilsonstraat. In 1919 werden de voornamen John Waterloo aan de straatnaam toegevoegd. In 1884 stelde Karel Buis, die Jules Anspach als burgemeester opvolgde, aan de Gemeenteraad voor om een historisch museum op te richten, naar het voorbeeld van de belangrijkste Europese hoofdsteden. De door J.W.W. nagelaten som moest dienen om werken aan te kopen die pasten in het programma van dit nieuwe museum dat totaal verschillend van het Museum voor Schone Kunsten wou zijn. Overeenkomstig de bepalingen van het testament, liet de stad in 1884 door Paul De Vigne, een kunstenaar die door John Wilson erg op prijs werd gesteld, een monument realiseren ter ere van J.W.W., zijn vader en burgemeester Anspach. Dit monument wordt nog steeds in het Museum van de Stad bewaard. Victor Le Roy, de zoon van zijn betreurde vriend Etienne, werd tot conservator van dit museum benoemd, een functie die hij tot bij zijn dood in 1900 zou uitoefenen. Het legaat van J.W.W. liet het jonge museum, dat in 1887 werd ingehuldigd, toe werken te verwerven die vandaag de basis van zijn verzamelingen vormen. Bij de meest opmerkelijke stukken vermelden we op de eerste plaats het Retabel van Saluzzo dat in 1894 werd aangekocht. Dit uitzonderlijke werk is één van de schatten van het museum en wordt tentoon gesteld in de zaal gewijd aan de 15de en 16de eeuw, waar men ook de Trouwstoet van Bruegel en de luiken van het Retabel met de marteldood van Sint-Krispijn en Sint-Krispiaan kan zien. Daarnaast zijn er ook voorbeelden van de wandtapijtkunst, die in de 15de-16de eeuw de rijkdom van de stad uitmaakte: het tapijt met de Legende van O.L. V. ten Zavel en vooral dat met de Geschiedenis van David en Bathseba, dat zijn naam gaf aan één van de mooiste zalen in het Brusselse stadhuis. Wat de oude schilderijen betreft citeren we het Oude hof van Brussel door D. Van Heil, de Processie van Laken door Van der Horst, het Kasteel van Rivieren door Jan (de Fluwelen) Breughel, het Portret van Mr. Buelens en zijn familie door Verhulst, de Ontwijding van de hosties door Claesz. 22
Ook "moderne" schilders werden aangekocht: een groot doek door Delacroix met Het Verbond der Gemeenten, de portretten van beroemde figuren zoals Cluysenaar door Gallait, Rogier door Cluysenaar... Onder de moderne kunstenaars zijn er wier werk erg belangrijk is voor de kennis van het verleden van de stad: Bossuet, Carabain aan wie de stad meer dan vijftig waterverftekeningen bestelde van wijken die gedoemd waren te verdwijnen, en Van Moer, de kunstenaar die de gezichten op de Zenne vereeuwigde. De stad kon vanaf 1886 de werken aankopen die zich nog in het atelier van de overleden kunstenaar bevonden: een groot aantal documenten, waaronder schilderijen, waterverftekeningen en schetsen die een beeld van Brussel en omgeving op het einde van de 19de eeuw oproepen. Andere belangrijke historische documenten werden eveneens met het legaat van Mr. Wilson aangekocht: plannen en tekeningen van de ingenieur Van Langeren (17de eeuw), een clavicord dat uit het Kartuizerklooster van Scheut afkomstig is, verzamelingen tekeningen en gravures, waaronder de collectie van graaf Cornet d'Eltzius die de basis vormt van het iconografisch fonds van het Museum en het Archief. Er werden ook beeldhouwwerken verworven, mooie 18de-eeuwse beeldjes van terracotta, voorwerpen van faience, porselein, in het kort alles wat de verscheidenheid en het belang van de collecties van het Museum van de Stad Brussel uitmaken. Op deze tentoonstelling wordt daarvan een overzicht gegeven aan de hand van werken die meestal in het depot worden bewaard. Het meest indrukwekkend is wel het borduurwerk van Helene De Rudder, De Winter, uit de reeks van de Vier Seizoenen die in 1904 werd aangekocht. Deze reeks vormt zeker een hoogtepunt in de carrière van de kunstenares die een belangrijke vertegenwoordigster van de Jugendstil is, een stijl die in Brussel hoogtij vierde. 47. A. FRANCOIS (1800-1867) Portret van een officier van het Keizerrijk, Mr. Meissner en zijn echtgenote. 1867. Olie op doek, 120 cm x 111 cm. Inv. K 1889/2. Dit schilderij werd gemaakt naar een miniatuur dat in 1813 in Florence werd vervaardigd. 48. P.J.B. LE ROY (1784-1862) Taferelen uit het Brusselse leven, met o.a. het bezoek van Napoleon Bonaparte. 18101815. Waterverftekeningen, selectie uit een reeks van 14. Inv. L 1986/3/1-14. 49. M. DELATOUR (1750-1834) Overhandiging van de prijzen aan leden van de Vereniging voor Schone Kunsten van Brussel in de Grote Zaal van het Stadhuis. 1811. Waterverftekening, 72 cm x 90 cm. Inv. L 1900/156. 50. J.-B. VAN MOER (1819-1884) Gezicht op de oude sluis van de eerste omwalling. 7 september 1868. Waterverftekening, 59 cm x 39 cm, en de voorbereidende tekeningen. Inv. L 1888/32. 23
51. J. CARABAIN (1834-1933) De grote Zavel en de Minervafontein. 1896. Waterverftekening, 39,7 cm x 71 cm. Inv. L 1896/11. 52. ANONIEM. 17de eeuw Clavicord. Olie op hout. Inv. K 1891/1. De binnenzijde van het deksel is versierd met een panorama van Brussel. 53. H. FABER(1809-?) Koffieservies met portretten van bekende schilders. Brussels porselein. Inv. H 1890/14/1-24. 54. G.L. GODECHARLE (1751-1835) Borstbeeld van Mevrouw Godecharle. Rond 1807. Gips, h. 65 cm. Inv. B 1959/31. 55. H. DE RUDDER De Vier Seizoenen: De Winter. Borduurwerk van zijde op linnen, 200 cm x 250 cm. Inv. E 1904/2/1-4. Gemaakt naar ontwerpen van haar echtgenoot en schilder Isidore DE RUDDER (1855-1943). 56. H. DE RUDDER Minerva. Borduurwerk van zijde op linnen, 76,5 cm x 100 cm. Inv. E 1956/1. Naar een ontwerp van I. DE RUDDER. 57. Jas "à Ia Française". Einde 18de-begin 19de eeuw. Zwart, gesneden zijdefluweel, versierd met zilverborduurwerk, lovertjes en kraaltjes. Inv. C 84/03/01. 58. Japon "à la Française". Rond 1765. Roomkleurig zijden brokaat, met ingeweven veelkleurige motieven en golvende banden van zilverdraad. Inv. C 81/16/01.
24
COLOFON Teksten: A. Deknop, Wetenschappelijk assistente Diederik Evert Waterloo Wilbrenninck Beschrijvingen: A. Deknop C. Ter Assatouroff, Wetenschappelijk assistente M. Vrebos, Wetenschappelijk assistente Diederik Evert Waterloo Wilbrenninck Vertaling: M. Vrebos De Stedelijke Musea danken volgende personen voor hun waardevolle medewerking: Mevr. Florence Lahaut Mr. D.E.W. Wilbrenninck Mej. Van Overbeke Mr. en Mevr. de Monchy - van Lennep Mr. en Mevr. Kamerling - Buma de Educatieve Dienst van de Musea van de Stad Brussel: B. Frère E. T’Jaeckx P. Marijnen M. Vanden Berghe alsook de Heer Burgemeester, de Heer Stadssecretaris en de Dames en Heren Schepenen, depositarissen van verschillende werken uit de collectie.
25