Het ministerie van BZK rijst met twee gevouwen daken op uit de basis van het gebouw tot een hoogte van 85 meter. Ook dit gebouwdeel wordt beëindigd door een stedelijke lantaarn. De werkruimten zijn hier gedeeltelijk gelegen aan drie atria. Hoewel kleiner van schaal enigszins te vergelijken met het ministerie van VROM.
Het ministerie van Justitie is ondergebracht in twee slanke torens. De torens zijn ieder 25 meter in het vierkant en ca 140 meter hoog en worden beëindigd door een stedelijke lantaarn, te vergelijken met het Rockefeller center in New York. De gevels van de torens zijn bekleed met witte Portland natuursteen en verticale raamstroken. Op die manier kunnen de twee torens in de volksmond mogelijk ‘de twee witte ridders van het recht’ gaan heten. Tussen de torens zijn een aantal uitstekende volumes gehangen, de zogenaamde denktanks van het ministerie. De torens zijn op verschillende verdiepingen met elkaar verbonden. Het kleine oppervlak van de torens vergemakkelijkt volgens de architecten de individuele regelbaarheid van het binnenklimaat. Sowieso zijn low tech en te openen ramen het uitgangspunt voor het klimaatconcept.
In het midden van het gebouw is het vierde grote atrium gelegen. Volgens de architecten een typisch Haagse ruimtelijke oplossing. Deze schuin oplopende ruimte van circa 60 meter hoogte en lichtopeningen loopt door tot aan de begane grond. Dit atrium vormt in ruimtelijke zin het zwaartepunt van het gebouw. In de basis bevinden zich de gedeelde voorzieningen van de beide ministeries. De organisatie en de routing van de begane grond, een ruime doorlopende ruimte van Turfmarkt tot aan Schedeldoekshaven en verschillende stedelijke voorzieningen, zijn logisch en tegelijkertijd vloeiend vormgegeven.
Munster, Duitsland
Het plan van Peter Wilson en Julia Bolles Wilson voegt binnen de stedenbouwkundige randvoorwaarden en het voorgestane ritme van het Wijnhavenkwartier een nieuw icoon toe aan de stad. De twee ministeries worden ieder ondergebracht in een eigen karakteristieke vorm oprijzend uit de stedelijke voet.
Bolles & Wilson
› Drie lantaarns voor de stad
In een diagonale positie ten opzichte van elkaar omvatten twee grote 140 meter hoge stenen hoeken de beide ministeries. De stenen hoeken lopen van beneden continu door naar boven. Op de begane grond zijn de muren de gevels naar de straat en bovenin bepalen ze de skyline van het gebouw, of zoals Henk Döll het formuleert: ‘de onderwereld van het straatniveau loopt door in de bovenwereld van de skyline’. Er wordt voor het materiaal van de stenen hoeken gedacht aan baksteen. Aan de binnenzijde, daar waar de ministeries op elkaar zijn gericht, zijn de gevels vrij vormgegeven en transparant. Bij het ministerie van Justitie zijn deze gevels gecurfd, bij het ministerie van BZK kristallijn gevormd. Van een afstand wordt het beeld van de torens altijd bepaald door de beide materialen, steen en glas. De identiteit van de beide ministeries is door de architecten gevat in de metafoor van de ‘twee-eiige tweeling’. Het diagonaal verlopende basissegment tussen de beide torens is zowel in het beeld als constructief los gehouden van de twee torens. Tussen de torens en het basissegment zorgen bovenlichten
voor daglicht in het interieur. Op de vloeren van het basissegment zijn de publieksgerichte en gedeelde voorzieningen van de ministeries gesitueerd. De uitstraling daarvan naar de straat is open, toegankelijk en transparant. In het interieur wordt de sfeer bepaald door zwevende vloeren en volumes en veel groen in de vorm van patio’s en daktuinen. De beide ministerietorens zijn beveiligd gebied. De indeling van de kantoorvloeren volgt de logica van de buitenvorm. Langs de stenen hoeken zijn kantoorkamers gelegen. Daarentegen zijn grenzend aan de vrije transparante binnengevels de meer open en flexibele ruimten gesitueerd. Incidentele vides zorgen voor verticale relaties tussen de verschillende vloeren. In relatie tot het duurzaamheidaspect wordt hergebruik van materialen van het bestaande gebouw overwogen. Door het hanteren van een flexibele hoofdopzet waardoor het gebouw zijn functionaliteit in de loop van de tijd kan behouden, en rekening houdend met een mooie veroudering van de gevels, ontstaat een echt duurzaam gebouw.
Mecanoo architecten BV Delft, Nederland
› Twee stenen hoeken en een transparante binnenkant
Twee ingekeepte en transparante torens met een V-vormig dak, gedragen door een stedelijke voet bepalen het beeld dit gebouw. De visie is het resultaat van een professioneel en rationeel ontwerpproces. Een motor achter het ontwerp is het specifieke ruitvormige grid van het gebouw. Er is sprake van een symbiotische relatie tussen het grid en het masterplan, of zoals Reinhard Joecks opmerkte ‘out of the grid is coming energy’. Het gebouw staat als een losse kristal in de situatie, voor het overige worden de stedelijke uitgangspunten van de gemeente gehanteerd; een stedelijke voet en twee torens daarboven. De kruislingse positie van de torens volgt uit de analyse van de optimale zonnestand en windhinder. Immers, voor de exploitatie van een gebouw zijn de ‘running costs’, de vaste lasten, uiteindelijk van groter belang dan de initiële kosten. De structuur van het gebouw wordt zoals gezegd bepaald door een ruitvormig grid van de constructie. De voet van het gebouw krijgt op deze wijze zijn natuurlijke inkepingen voor de entreegebieden en in de plattegrond van de voet ontstaan vanzelfsprekende plaatsen voor vides. De torens worden
op de koppen geleed en het V-vormige dak is van het grid een logische echo. Door de kernen van de torens uit het midden naar het zuidoosten te verschuiven ontstaan aan de noordwest zijden van de kantoorvloeren grote winkelachtige raampartijen. Dit zijn de ontmoetingsruimten voor de werknemers en hier presenteren de ministeries zich tegelijkertijd aan de stad. Vanwege de ligging op het noordwesten hoeven deze beeldbepalende ruiten geen zonwering te hebben. De verschoven kern maakt bovendien een grote variëteit aan indelingen mogelijk van de kolomvrije vloeren. Het installatieconcept is gericht op zoveel mogelijk natuurlijke ventilatie over het jaar. De toppen van de torens zijn spectaculaire ruimten met een bijzondere architectonische uitstraling en zijn liefst toegankelijk voor het publiek. De architectonische uitstraling van beide torens is nagenoeg gelijk. Voor de identiteit van de torens zullen het verschillende gebruik van de interieurs en de nog nader te bepalen dichte gevelmaterialen, zoals staal of keramische materialen bepalend zijn.
Norman Foster & Partners
› High tech tweelingtorens
Londen, Engeland
Arhus, Denemarken
Architekterne MAA, Schmidt, Hammer & Lassen K/S
› Blok, mega atrium en verticale stad Het ministeriecomplex staat als een vrijstaand abstract object in de ruimte. Aan de zuidwest zijde van dit gebouw bevindt zich een losstaand woongebouw. Tussen de beide gebouwen is een open parkzone gelegen. Het ministeriecomplex wordt gevormd door twee slanke evenwijdige schijven met een lengte van 60, een diepte van 16 en een hoogte van 140 meter. Tussen de schijven bevindt zich één grote ruimte, een mega-atrium. Deze stedelijke tussenruimte is gevuld met een aantal niveaus en verbindingen. Morton Schmidt spreekt in dit verband van een ‘district, park, boulevard, straat en plaza’, compleet met verschillende beplantingen en bomen. De doorsnede van het gebouw is volgens de ontwerpers een reflectie van de stad. Door de transparantie van de tussenruimte kan de zon beter doordringen tot de donkere Turfmarkt. De organisatie van het gebouw sluit aan bij het rationele vormconcept. Zo zijn in de schijven de twee ministeries gehuisvest. De gemeenschappelijke functies zijn gedeeltelijk opgenomen in de open tussenruimte. Door de slanke schijven is
natuurlijke ventilatie mogelijk en is daglicht in bijna alle werkvertrekken gewaarborgd. In het interieur van de begane grond, met zijn café en restaurant domineren materialen met een zachte uitstraling zoals verschillende soorten hout. Voor de gevels van de schijven wordt gedacht aan warme natuursteen met vele kleine raamopeningen. Als het aan de ontwerpers ligt wordt het dakterras met zijn magnifieke uitzicht publiek toegankelijk. De hoekige en abstracte vormgeving van het complex komt volgens de architecten voort uit de afstemming van het concept van het stedelijke atrium op het beschikbare budget. In het ontwerpproces zijn ook meer vrijer gevormde ronde gebouwen onderzocht. Deze zijn uiteindelijk afgewezen vanwege de te hoge kosten ervan.
NBBJ Architects Londen, Engeland
› Ministeries in een gevouwen stad Het plan laat een eigenzinnige visie zien voor het gehele Wijnhavenkwartier vanaf de Zwarteweg tot aan de Dr. Anton Philipszaal en het Lucenttheater. De uiteenlopende ideeën zijn gevat in het concept van de ‘gevouwen stad’. Het gaat daarbij ondermeer om het activeren van de verschillende gebruikers van het gebied, het aan elkaar naaien, ‘stitching’, van de verschillende stedelijke weefsels, het voorzien van de plek van een eigen identiteit, zowel op macro- als op microniveau en ten slotte het creëren van een nieuw stedelijk raamwerk. Hiertoe worden straten en andere publieke ruimten vanaf straatniveau tot op grote hoogte in de gebouwen doorgetrokken en nieuwe diagonale stedelijke verbindingen op straatniveau geïntroduceerd. Middels complexe doorsneden wordt het voetgangersgebied in contact gebracht met het interieur van de gebouwen. De plattegronden van de ministeries zijn schetsmatig aangegeven. In ieder geval zijn de beide ministeries door een centraal gelegen atrium met elkaar verbonden. Voor de werkvloeren zijn stimulering, flexibiliteit en identiteit belangrijke uitgangspunten.
In het verlengde van de ontwerpfilosofie is ook de architectuur van de gebouwen volgens Peter Pran als ‘exuberant’ te kwalificeren. Veelvormigheid, schuine hoeken, hellende gevels en grootse dakvormen bepalen het beeld. De gevels van het ministerie van Justitie worden gekenmerkt door een democratisch patroon. Op de gevel van het ministerie van BZK is een groots elektronisch scherm aangebracht waarop nieuws en reportages uit het koninkrijk kunnen worden geprojecteerd. De werkwijze van NBBJ Architects is zakelijk. Dit vertaalt zich ook in het plan. Zo wordt bijvoorbeeld vanuit financieel oogpunt de parkeergarage bewust bovengronds aangelegd. De bespaarde kosten kunnen zodoende ten goede komen aan meer waardevolle onderdelen van het plan.
Neutelings Riedijk Rotterdam, Nederland
› Eén ministeriegebouw als verticale stad Het ministeriegebouw staat als een vierkant vrijstaand blok in het Wijnhavenkwartier. Op een gemeenschappelijke basis, met een hoogte van circa 70-80 meter, verrijzen twee terrassende torens voor de beide ministeries. Door de torens te spiegelen en naar boven toe te versmallen, ontstaat een levendige skyline en een groter doorzicht. In de architectuur wordt de eenheid van het complex benadrukt. Dit wordt bereikt door de dubbel hoge raampartijen in een speelse ritme, maar continu over alle gevelvlakken te verspreiden. In de uitstraling van het gebouw wordt aansluiting gezocht bij de lange traditie van robuuste en sobere overheidsarchitectuur van Nederland. Voor de interne organisatie van het gebouw is het concept van de verticale stad ver uitgewerkt. Een netwerk van stedelijke ruimten zoals straten, pleinen, boulevards, publieke en private ruimten, waarin volgens Neutelings en Riedijk, ‘afdelingen herkenbaar zijn, mensen elkaar ontmoeten, verbanden worden gelegd en synergiën ontstaan, zoals in een echte stad’. De basis van het gebouw met zijn vierkante vide
en het systeem van spiraalsgewijs oplopende roltrappen neemt in dit concept een centrale plaats in. Op de begane grond is een publieke, transparante en doorgaande hal gelegen met het aanlandpunt van de roltrappen. In de hogere verdiepingen van de basis bevinden zich werkvertrekken en de gedeelde voorzieningen zoals het restaurant, een café en het conferentiecentrum. Deze voorzieningen zijn ook als verbijzonderingen in de gevel herkenbaar. Op de twee bovenste verdiepingen van de basis, in het hart van het complex, zijn de vertrekken voor de ministers gelegen. In de twee torens bevinden zich de beveiligde werkgebieden van de ministeries. Het gebouw is op een vierkant raster van 7,20 meter ontwikkeld. De schil met de werkvertrekken is drie stramienen dik. De indeling van de werkvertrekken is flexibel, er kan worden gekozen voor het cellenkantoor, landschapsindeling, flexindeling of het Amerikaanse concept van de werkkubus tot schouderhoogte.
Kantoor Kollhoff Berlijn, Duitsland & Rotterdam, Nederland
› Chicago aan de Turfmarkt Het plan van Kollhoff is te karakteriseren als een gedisci-plineerd spel van torens op een stedelijke voet. Het belangrijkste uitgangspunt van de visie is het op een vanzelfsprekende wijze voegen van het blok in het stedelijke weefsel van Den Haag. Het gaat Kollhoff niet om het maken van losstaande objecten in de stad maar om aansluiting te zoeken bij de gewone stad. In het plan wordt een voorstel gedaan voor het gehele blok, inclusief de woontoren.
Uit de stedelijke basis rijzen drie verschillende torens op, twee ministerietorens en één woontoren. De buitenvormen van de torens worden bepaald door een terrassende opzet en door het openlaten van de zichtlijnen vanuit de hofvijver. De torens hebben daardoor ‘spitze winkel’, oftewel scherpe hoeken. Dit architectonisch middel wordt gehanteerd om de torens minder massaal en meer elegant te laten overkomen. De torenformatie is door deze bewerkingen transparant en vrij van opzet.
Vanuit analytische waarnemingen van andere steden wordt in het plan bijzondere waarde gehecht aan de stedelijke voet en de begane grond van de gebouwen. In het grondplan van het blok is de entree van het ministerie van Justitie direct aan de Turfmarkt gelegen. De toren van het ministerie van BZK is iets naar binnen geschoven. Hierdoor ontstaat een verruiming van de Turfmarkt, die mogelijk als voortuin met een hek kan worden ingericht. De beide ministeries hebben ieder hun eigen voordeur en adres. In het atrium en de aangrenzende vloeren in de voet zijn de gemeenschappelijke voorzieningen van de ministeries ondergebracht.
Voor de gevels van de begane grond wordt blauwe hardsteen toegepast. De torens zijn van metselwerk alternerend in een roodbruine, een witte en een roodbruine kleur. De ramen van de ministerietorens zijn verticaal en lopen van vloer tot plafond. De ramen zijn op alle hoogten te openen door de zgn ‘Kastenfenstertechniek’. Veel aandacht is besteed aan de gebruikskwaliteit van de dakterrassen en de verschillende beëindigingen van de torens.