.................................... Jip’s venster op de wereld
...
.................................... Ik wandel door de wereld...
.................................... ...en schrijf erover Lang heb ik gedacht dat ‘Ik ben Jip’ wel toereikend was om mezelf te introduceren, maar dat had ik verkeerd begrepen. Je bent vrouw, veertiger, auteur, eco-bedrijfskundige (wat?), Nederlander, galeriehouder, ongehuwd, hardloper, muziekliefhebber, lezer, reiziger of whiskydrinker. Zo’n label snapt de rest van de wereld dan weer beter dan ik.
Colofon ISBN 978-90-78857-07-5 Jip’s venster op de wereld
©Schoolvoorbeeld, Utrecht 2013 Tekst en beeld: Jip van Zeist Ontwerp: Avant la Lettre Contact: www.jipvanzeist.nl /
[email protected] Regelmatig een nieuwe column lezen? Meld je aan voor de nieuwsbrief via www.jipvanzeist.nl Copyrightlicentie: De auteursrechten rusten bij de uitgever. Deze uitgave mag uitsluitend in zijn geheel en in de originele vorm worden verspreid.
Ik schrijf om mijn gedachten te ordenen, woorden te vinden voor wat ik meemaak en te leren hoe ik me verhoud tot de wereld om me heen. Dat is voor mij reden genoeg om te schrijven, maar stiekem hoop ik ook dat ik met mijn observaties anderen een moment van verstrooiing kan bezorgen. Ik schreef een uitnodiging aan mijn lezers met de woorden: ‘Van Ginkgo tot Koffiemoment, van Kust tot Kunst, van Europese Trektochten tot Veranderingen in het Straatbeeld, van Duurzame Dillema’s tot Paradijsvogels: ik zie al snel aanleiding voor een verhaal. Gemiddeld één keer per week stuur ik een column rond. Soms weloverwogen en geredigeerd, soms nog brandend van de achterliggende emotie, vol van de verrassende ervaring of de verwondering van de buitenstaander. Na mijn tweehonderdste column is het tijd voor een nieuwe bundel, lijkt me. En daarbij hoop ik te mogen rekenen op jouw hulp! Ik ga een boek samenstellen met daarin eerder geschreven en nieuwe columns, een soort boek op verzoek. En wie kunnen beter over de inhoud oordelen dan mijn lezers?’ Desgevraagd herkenden veel lezers zich in mijn ontmoetingen met de wereld: wel bleek de
herkenning zich te uiten in evenzoveel hoofden als zinnen. Dit is daarom een selectie uit een selectie uit een selectie van suggesties van lezers. Naast nieuwe columns vind je hier een aantal – meer of minder subtiel – aangepaste columns, want ik wil blijven verrassen, verwonderen, vragen, verzinnen, verwoorden, vinden, vertrouwen, voelen, verbinden en verbeteren. De vormgevers zorgden er opnieuw voor dat het een leesbeleving is geworden in plaats van een gewoon boek. Ik wil alle actieve stemmers op deze plaats hartelijk bedanken. Bijzondere dank voor mijn zus, die dacht anoniem te kunnen reageren, maar de enige bleek die zich niet bekend wilde maken: we lijken soms erg op elkaar! Het is een ‘boek op verzoek’ geworden, maar met de bekende ondemocratische trekjes van crowdsourcing waar we het nooit over hebben: alleen degenen die het verzoek hebben ontvangen konden meebabbelen over de inhoud, de keuze was beperkt en het resultaat moet je maar afwachten. Desondanks denk ik dat het een mooie verzameling is geworden van mijn wandelingen en ontmoetingen met de wereld waarvan jij als lezer vanaf nu onlosmakelijk deel uitmaakt. Het uitdrukkelijke leesadvies: de volgorde maakt niet uit, maar niet meer dan één column per dag. Ik wens je veel leesplezier. Jip
... 3
.................................... Onder mijn ginkgo
.................................... Stad en land
Vijf zaden is niet veel. Ik droomde er een paar prachtige bomen bij, toen ik ze zeven jaar geleden kreeg. ‘De ginkgo is een van de oudste boomsoorten op aarde en groeit op elke grondsoort’. Het begin van de bijbehorende beschrijving kwam op mij – als beginnend kweker – goed over. Zo’n volhouder zou ik graag in mijn achtertuin hebben, al was het maar vanwege de symbolische waarde van zo’n ‘Goethe boom’ met het prachtige, tweedelige blad. Aanbevolen werd een koelperiode van een of twee maanden, maar in het bos staan ook geen koelkasten, dus deze aanbeveling sloeg ik in de wind. In de natuur passeren de zaden vaak eerst het darmkanaal van een eekhoorn of ander bosdier. Het idee van een experiment met mijn eigen darmkanaal sprak me weinig aan – teveel dieetverschillen. Dus ging ik in de weer met schuurpapier, geheel volgens de beschrijving, maar met een rationele tegenzin. Van de vijf zaden die ik in de grond stopte, was er na ruim twee maanden nog niet één bereid om iets van een kiem te ontwikkelen. Eén zaad raakte geheel kwijt en eentje kwam flink verrot onder de aarde vandaan. De rest leek tijdloos opgeborgen te zijn geweest. Dus toch de koelkast in, die drie resterende zaden. Een jaar nadat ik de zaden had gekregen, had ik twee piepkleine sprieten: een van drie maanden oud en een van een vijf maanden. Waarom zou een boom die meer dan duizend jaar kan worden haast maken? En dan nog. Een score van veertig procent: de ivf arts kan er jaloers op zijn.
‘Is het gebrek aan fantasie dat je altijd alleen maar over jezelf schrijft?’ Oeps! Zoekend naar antwoorden in mijn geheugen, opent zich een langdurig gesloten laatje: een onuitgegeven manuscript ‘Stad en Land inderdaad een roman.’ Zo’n gedachte komt nooit alleen. Waarom denk ik er nu pas aan dat ik een bestseller in huis had? Omdat ik niet kan sturen waar mijn creatieve brein me op een bepaald moment mee verrast en in het oog van de orkaan, bleef het stil. En nu de storm geluwd is, is het bestsellermoment vervlogen. Timing is alles in onze mediacratie en daarom zal ‘Stad en Land’ een bestand op mijn harde schijf blijven; een weinig bestendige opslagplaats voor historici en sensatiezoekers. En dan vraagt de geachte lezer zich natuurlijk af hoe een in 1999 geschreven, destijds miskende, roman de kiem van een bestseller had kunnen zijn. Want – dat geef ik ruiterlijk toe – als het echt een goede roman was geweest, had ik natuurlijk niet gesproken over een ontluikend boek en was het tijdstip van uitgave ook beslist minder van belang geweest. Maar voor bestsellers gelden soms andere kwaliteitseisen en dat ik in 1999 mijn voormalige werkgever als inspiratiebron nam om te schrijven over de vastgoedambities van onderwijsbestuurders zou je kunnen interpreteren als ‘vooruitziend’. Dat is natuurlijk een mooi uitgangspunt voor de marketing van een bestseller. Ik ontvluchtte onder verwijzing van ‘incompatibilité d’humeur‘ deze werkomgeving en schreef een onvoltooide roman om het voor
4
Het zal nog wel even duren voordat ik in de schaduw van de ginkgo kan vertoeven. De bladeren hebben een mooie waaiervorm – in de zomer tenminste, want ze houden een lange winterpauze, de ginkgo’s. De bomen zijn nog in de kleuterleeftijd en hebben dito lengte, rond een meter. Ze staan naast elkaar, vlak bij mijn venster. De een heeft in november nog blaadjes; broer of zus is inmiddels een kaal takje vol beloften voor volgend jaar. Ze dragen pas vrucht na twintig tot vijftig jaar. Dan ook pas kun je zien of je met een mannelijke of een vrouwelijke boom te maken hebt: een boom naar mijn hart! Dat vond Goethe ook en hij schreef er een prachtig gedicht over. Dieses Baums Blatt, der von Osten Meinem Garten anvertraut, Gibt geheimen Sinn zu kosten, Wie’s den Wissenden erbaut. Ist es ein lebendig Wesen, Das sich in sich selbst getrennt? Sind es zwei, die sich erlesen, Daß man sie als eines kennt? Solche Fragen zu erwidern Fand ich wohl den rechten Sinn: Fühlst Du nicht an meinen Liedern, Daß ich eins und doppelt bin?
...
mezelf op een rijtje te krijgen. Maar het is weinig chique om je gelijk te halen ‘met de kennis van nu’, aangezien niemand in staat is een situatie te beschouwen zonder de kennis van nu, al is dat dan weer geen algemeen gedeelde kennis. Ik analyseerde slechts wat ik had waargenomen en projecteerde dat in een verhaallijn rond de aanschaf en verbouwing van een watertoren tot bestuursgebouw van een groeiende onderwijsorganisatie, met op de achtergrond een fusiestrijd, merkwaardige onderwijsopvattingen en botsende waarden. En nu ben ik de enige die kan smullen van die interpretatie, want publicatie overweeg ik – ondanks de val van de onderwijsreus mede dankzij vastgoedgerommel – in het geheel niet. En dan nog. Wie kun je het kwalijk nemen dat het niet lukte om het MBO op de kaart te zetten als waardevolle opleiding voor vakkrachten, ambachtslieden en uitvoeringsexperts? Er is meer mis gegaan dan een paar uit de hand gelopen vastgoedhobby’s, maar die discussie krijgt in de media minder aandacht, in de zoete veronderstelling dat het nastrevenswaardig is dat het grootste deel van de Nederlanders hoger opgeleid wordt. De scheidslijn tussen goedbedoeld en goed is me veel te dun om een oordeel te vellen. Dat zou een goede aanleiding zijn om het in verhaalvorm te gieten. Maar voorlopig geen roman van mijn hand en nog steeds mezelf als uitgangspunt van columns en zo je wilt inderdaad ‘een gebrek aan fantasie’.
... 5
.............................................................................. Mooie zinnen De aanleg voor verslaving zat er al in voordat hij eruit kwam. Waarschijnlijk dromen rokers nooit over roken – tenzij ze net gestopt zijn. Ik daarentegen rook er in mijn dromen lustig op los. Zo’n rookgordijn komt mij blijkbaar af en toe wel van pas. In werkelijkheid heb ik nog nooit enige rookwaar in mijn mond gehad, maar heeft het vernuftig verslaafde brein nu eindelijk een middel gevonden: twitter. ‘Twitter werkt zeer verslavend, begin er niet mee.’ ‘Twitter veroudert uw brein.’ ‘Bescherm kinderen. Laat hen uw tweets niet lezen.’ ‘Twitter is dodelijk saai. Twitter brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe.’ Ik had gewaarschuwd kunnen zijn, maar was totaal onvoorbereid toen ik mij – weinig verhullend, naar ik aannam – als Yip_X op twitter begaf. Voor iemand die zijn geld verdient met zinnen maken, is twitter op zich zo gek nog niet, want het is een leuke puzzel om steeds je gedachten te ordenen in een bericht van 140 tekens, ofwel een tweet. Het past bij mijn manie om mooie beginzinnen te maken. Twitter leek het ultieme platform voor beginzinnen, maar ik had gerekend buiten de oproepen van twitter zoals: ‘vertel wat je bezig houdt’, ‘hou het gesprek gaande’, ‘wie te volgen’ en ‘trends’ en de grote aantrekkingskracht die deze oproepen uitoefenen op auteurs die zich 6
wat minder bekommeren om mooie zinnen. Zo ontdekte ik mensen die van twitteren hun levensstijl hebben gemaakt – soms met prachtige observaties of geweldige vondsten. Maar meestal trof ik dagboekfragmenten, aanmoedigingen voor het eigen of andermans ego, meehossers op trending topics, onbegrijpelijke gesprekken, nietszeggende meningen en duizenden verwijzingen naar foto’s en teksten. Dat laatste deed mij de das om. Keer op keer dacht ik een link te moeten volgen of een leuke foto tegemoet te kunnen zien en werd ik teleurgesteld in mijn tijdbesteding. Kortom: alle kenmerken van een verslaving dienden zich aan, natuurlijk nog zonder dat ik het in de gaten had. Mooie zinnen in mijn hoofd, waar ik om vier uur ’s nachts mijn bed voor uitkwam, verdwenen als sneeuw voor de zon, omdat ik eerst andermans berichten ging lezen. Ik wilde opeens van alle gebeurtenissen zinnen van maximaal 140 tekens maken. Zelfs tijdens het schrijven van dit stukje denk ik: welke zinnen zijn geschikt voor een tweet? Twitter weet hoe een verslaving werkt. Als ik op wil zeggen, blijft mijn account nog dertig dagen in stand, zodat ik die ‘vergissing’ snel kan goedmaken: met een beetje geluk onopgemerkt door al die volgers. Maar ik probeer van mijn verslaving af te komen, dus... Yip_X gaat eclipseren, ergens in mei om precies te zijn. Ik zie iets staan als: ‘Zeven auteurstips.’ [Bingo! The magical chunking number]. Afgezien van het feit dat de meeste mensen dan denken
‘who cares?’ en er geen aandacht aan schenken, begint mijn verslaafde brein te vuren: ik klik en lees tips die ik – jawel – zelf ook had kunnen verzinnen. Maar klikken en dom lezen, zijn zoveel makkelijker. Dat doet extra zeer als je van jezelf dacht dat je meer een denker dan een doener bent. Ik twitterde aanvankelijk terughoudend en met intrekking van een groot deel van mijn teksten binnen drie dagen. Mijn innerlijke censor – waar ik volgens anderen sowieso vanaf moet – is minder strikt geworden, maar dat bleek geen bevrijding. Of anders geformuleerd: er verandert niets in de wereld door mijn toedoen, al wil ik mezelf en de wereld graag doen geloven dat ik degene ben die de emmer deed overlopen. Mijn beginzinnen kunnen ook prima in het aantekeningenboek, dat ik nog altijd overal mee naartoe sleep, maar dat buiten gebruik dreigt te raken.
een dag had ik er zestig volgers bij. Mijn inbox en telefoonscherm liepen over met berichten van mensen die hun blog, e-book of facebookpagina aanbevolen. En ik moest simpelweg constateren dat ‘de meeste mensen zijn aardig’ nog steeds geldt. Het maakt me nieuwsgierig naar al die mensen, de dingen die ze doen en de beloften die ze me via twitter toesturen. En daar heb ik helemaal geen tijd voor, maar ‘klik’...
Ik kreeg volgers van allerlei pluimage – om dicht bij het twittervogeltje te blijven. De meesten die zich aandienden, ging ik netjes terugvolgen. Dat betekent dat hun berichten bij mij over het scherm kwamen. Toen ik meer dan vijftig volgers had – en evenzoveel mensen volgde – kon ik dat natuurlijk allemaal niet meer bijbenen. Dat is ook helemaal de bedoeling niet, maar wat dan de bedoeling wel was, is mijn zich vernauwende brein ontschoten. Ik meldde me in één nacht als volger van een kleine tweehonderd mensen. Binnen
... 7
.............................................................................. Verhuurb usiness Bang om te verliezen. De wedstrijd, je imago, je spullen, je gezondheid, dierbaren in het ergste geval. Stoïcijnen hebben het achter zich laten van deze angst tot levensthema gemaakt, zo leerde ik recent tijdens een filosofieweek. Ik ben nog niet eens wat een mede-cursist noemde ‘een aspirant stoïcijn’, dus ik beperk me tot de oppervlakkige psychologische variant van ‘verlies-aversie’, onze omgang met gewone dagelijkse voorwerpen. Hoewel ik beperkt in het buitenland kom, zoek ik graag grenzen. Grensoverschrijdend zou ik mezelf echter niet willen noemen, dus geef ik mijn paspoort liever niet af. Ik heb het tenslotte in bruikleen van de staat, die mij op het hart drukt het zorgvuldig te bewaren en slechts af te staan als daartoe een wettelijke verplichting bestaat. En ik begrijp het dus heel goed dat onze vriendin Jantien haar paspoort bij voorkeur niet afgeeft aan een visumbureau. Op zich zou dat veel tijd schelen als je naar Pakistan wilt, waarheen onze overheid alle niet-essentiële reizen afraadt. Want hoe kom je aan een visum voor Pakistan? Gewoon op dezelfde manier als Pakistani aan een visum voor de EU komen. Je mag er dus heen als je bent uitgenodigd, je mag in persoon op de ambassade verschijnen, bij herhaling als het zo uitkomt, en misschien heb je dan als je op tijd begint tegen de tijd dat je vliegtuig vertrekt alle stempels en handtekeningen verzameld. En een visumbureau kan dat versnellen, maar dan ben je wel je paspoort 8
voor onbepaalde tijd kwijt. Om die hele papierwinkel te regelen, help ik af en toe met het printen of scannen van een documentje. Want Jantien kan zich in een Pakistaanse miljoenenstad prima redden, maar in de computerwereld is af en toe een gids nodig en dat ben ik, met mijn handige apparatuur. En er blijken nog meer mensen te zijn die – op afstand – van mijn computer gebruik maken met mij als toetsenist, al probeer ik al jaren geheim te houden dat ik ooit systeembeheerder ben geweest. Zo ben ik ongevraagd in de verhuurbusiness beland, niet echt een lucratieve handel tot dusverre. Dat brengt mij dan bij de nieuwe duurzaamheidstrend ‘niet het bezit, maar het gebruik’. Klinkt sympathiek. Maar de meesten van ons kennen het gevoel van verlies-aversie, geen afstand willen doen van spullen. Je zou denken dat de verlies-aversie een goede bodem is voor duurzaamheid. Desondanks leven we in een wegwerpcultuur, omdat beter, sneller, populairder ons nog meer boeien. In mijn geval boeken, kunst en dingen met een stekker of batterij – en dan ben ik daar nog best bescheiden in, al zeg ik het zelf. Je hebt mogelijk gelezen over de nieuwe ‘lease jeans‘, die je voor een jaar huurt en dan weer inlevert voor een nieuw exemplaar, terwijl je oude broek wordt doorverhuurd (als je beroemde billen hebt tenminste) of het materiaal wordt hergebruikt. Sympathiek idee om een verantwoorde spijkerbroek te maken,
maar verhuren? Wie gaat zijn spijkerbroek na een jaar inleveren, behalve als je tv-carrière in het slop zit? In een kranteninterview legde de eigenaar uit dat het leasen heel erg past bij de jonge generatie. Ik werd vast weggezet als ‘van de bezitgeneratie’, die dit niet zo goed kan begrijpen. Het klopt dat ik mijn spullen – heel ouderwets – nog koester, maar als ik een concept niet begrijp, ligt dat – duizenden concepten koesterend in mijn brein – toch meestal aan de uitlegger. Er zijn heel weinig mensen in Nederland die wel een broek kunnen huren en niet kunnen kopen, dus gespreide betaling kan weinig anders zijn dan een marketingsprookje en om het nog wat duurzamer te laten klinken, betalen mensen statiegeld. Ja, dat verhoogt misschien de kans op retournering, maar als je met recycling aan de slag wilt, waarom dan wachten tot de spijkerbroeken die je zelf op de markt brengt beschikbaar komen? Als er mode in het spel is én statiegeld wordt de jeans mogelijk veel eerder opgedoekt dan nodig. Met een gerust geweten, want duurzaam. Bovendien is er wel iemand die de broek bezit: juist, de verhuurder! Gebruiken in plaats van bezitten kan best duurzaam zijn, bijvoorbeeld bij auto’s, (OV-) fietsen of andere apparaten die je door de huurconstructie deelt. De lease-broek is een financieel vehikel voor klantenbinding in een ‘duurzaam jasje’. Heel misschien meld ik me als de op maat
gemaakte duurzame spijkerbroek wordt ontdekt als groeimarkt. Mijn reactie is al door de marketingstrateeg voorspeld, dus heeft hij op voorhand gewonnen met de keuze voor jong, hip en nog duurzaam ook. Zijn slimste zet? De grootste spijkerbroekcollecties hangen bij mijn generatiegenoten in de kast, die het traditioneel heerlijk vinden om bij de groep ‘jong en hip’ te horen.
... 9
.................................... Filmcarrière
.................................... Aan de kof fietafel
De workshop ‘Ster in actie’ voor ondernemers die sterrendom nastreven in hun ondernemerschap, heb ik laten schieten. Dat de organisatoren spreken van een intieme setting met nog meer aandacht dan gepland voor de individuele ondernemer, is een prachtige omschrijving voor onderinschrijving. Ik verwacht niet dat mijn in het slop geraakte filmcarrière nog een hoofdrol gaat opleveren, workshop of niet.
De koffiebar is in opkomst in een land waar meeneemkoffie nu opeens ‘coffee to go’ heet. De wereld van de koffiehuizen is een beleving die zijn weerga niet kent. Zonder al teveel schade mengen ontspanning en werken. Het efficiencyverlies voor werkenden wordt wel weer goedgemaakt door werkplezier, hopelijk.
Uiteraard ben ik bescheiden begonnen. In een vakblad voor voedingsmiddelen was ik achtergrondmateriaal voor vleeskeuringen. Dat klinkt fantasierijker dan het is. Ik leerde de meest brede betekenis van organoleptisch kennen (kijken, ruiken, voelen, proeven; in die volgorde), toegepast op broodbeleg van dierlijke oorsprong wel te verstaan. In een witte jas heb ik menig artikel anoniem opgesierd. Normaal hadden ze stagiairs van de opleiding levensmiddelentechnologie: mijn keuringsformulieren verdwenen na de fotosessie ingevuld maar onbruikbaar in de prullenbak. Op een dag leek ik dan echt door te breken als fotomodel, toen ik werd gevraagd mee te werken aan een fotoreportage bij een groot artikel. De fotograaf wilde zelfs mijn naam en toestemming. Die naam verscheen uiteraard alleen in de te ondertekenen brief, niet bij het artikel en dat is maar goed ook, want ik stond als een soort pitspoes bij een volautomatische verpakkingsmachine. Dat krijg je ervan als je de 10
enige vrouw op de afdeling bent en te verlegen om voor de eer te bedanken. Later kreeg ik een herkansing. Ik ging werken met een professionele filmploeg. Ik voelde mij prima op mijn plaats achter de camera als regie-adviseur. Ik keek mee met de script girl of de opnamen voldeden aan de educatieve doelen en of de benodigde details goed in beeld kwamen. Totdat bleek dat voor een heel klein rolletje niet gedacht was aan een speler en de modevakschool waar de opnamen plaatsvonden inmiddels was leeggestroomd. Of ik dat maar op me wilde nemen. Ik ben de beroerdste niet en speelde met verve… winkeldief. Sindsdien ging het alleen maar bergafwaarts met mijn filmcarrière: bij mijn meest recente filmoptreden werd ik overvallen door een filmer die willekeurige voorbijgangers aansprak om felicitatieboodschappen in te spreken. Hij dacht een leuke vangst te hebben aan mij, een verdwaalde buitenlandse toerist. Terwijl mijn voeten nog nabrandden van ruim dertig kilometer wandelen met bagage, verhaspelde ik bij herhaling de naam van de jubilaris. Ik vermoed dat ik eruit geknipt ben. Geen hoofdrol, geen rising star. Ik blijf nog even schrijven. Ik zal het licht uitdoen als straks niemand meer leest en ik de enige ben zonder sterrenstatus.
...
Ik bezocht Ludwig, een van de vele nieuwe koffietenten waar ik een stukje van mijn trui verloor aan de ongeschuurde tijdschrifttafel. Het was redelijk rustig, blijkbaar geen koffietijd. Ik hoorde iets, keek op en kreeg een korte blik terug van een twintiger in goed gesneden pak die meende recht tegenover mij plaats te moeten nemen. Hij klapt direct zijn laptop open, dus alle vragen die in mij opkomen over zijn plaatskeuze laat ik varen om me weer te concentreren op mijn werk. ‘Buenos días’. Een klap op de schouder van de eerste man en ik heb een zakelijk duo tegenover me zitten. Geen voorstel om rustig aan een lege tafel te gaan zitten: de aantrekkelijker variant van het duo verdwijnt vooralsnog snel richting toiletten. ‘Ik had zo’n gekke, drukke week. Ik ben helemaal niet toegekomen aan dingen die gebeuren moeten en het is alweer vrijdag.’ Ondertussen schuift hij de tijdschriften opzij, verplaatst de vaas met bloemen en plant zijn laptop voor zich, mijn schrijfboek verplaatsend, zonder enige vorm van contact. ‘Ik heb er eigenlijk heel weinig tijd aan besteed.’
‘Dankjewel!’ Een uitroep richting de balie waar zojuist de bestelling is klaargezet. ‘Ik ga even mijn koffie halen.’ ‘Heb jij ook een mailtje gehad? Heb je het al gelezen?’ ‘Nee, ik durfde het niet te lezen, maar ik pak het er even bij.’ ‘OK als het gesprek dan geopend is. Denk je dat ze de stekker eruit trekken?’ ‘Ik weet niet, maar ik denk het niet. Ik geloof niet dat ze willen stoppen, maar ze vinden dat het te duur is geworden. En volgens hen zijn er bugs.’ ‘Heb jij extra uren gefactureerd?’ ‘Nee, ik heb helemaal geen facturen gestuurd.’ ‘We hebben volgens mij laten factureren volgens offerte. Dan kunnen ze toch niet vinden dat het te duur is?’ ‘Ze klagen dat het niet goed werkt en dat er foutmeldingen zijn geweest. Ik denk dat ze ontevreden zijn. En eerlijk gezegd is het product ook nog niet helemaal af.’ ‘Ja, maar dat was toch in september. Of nee, ik zie hier dat de laatste melding van oktober is. En je verwacht niet dat ze de stekker eruit trekken. Dan is er toch niets aan de hand. Moeten we alleen uitzoeken of er nog iets moet gebeuren.’ ‘Heb jij nog contact met ze gehad? Ik wilde wel reageren op die mail.’ ‘Zoiets moet je niet per mail doen. Ik heb wel even gebeld gisteren.’ ‘En wat kwam daar uit.’ ‘Ik denk dat we er gewoon nog een keer heen moeten om alles te bespreken. Ze hebben de 11
................ ........................................................ Piraterij algemene sjablonen gebruikt, terwijl er ook speciaal voor hun ontwikkelde sjablonen waren. Die hadden ze moeten gebruiken. De fout ligt dus zeker niet bij ons.’ ‘Dus jij denkt dat de klant het product gewoon niet goed gebruikt en dat het onterecht is dat ze klagen.’ ‘Ja, wil je nog een koffie.’ Deze jongens komen er wel! Ik ben degene die met de vragen blijft zitten.
Een tekst kun je stelen. In de wetenschap noemen ze dat letterdieverij, ook wel bekend als plagiaat, wanneer je zonder bronvermelding een tekst overneemt. In de literatuur, waar alles wat dramatischer is, spreek je van piraterij. Ik heb weinig last van zeeziekte, dus piraat heb ik ooit wel geambieerd, maar er bleek geen opleiding voor te zijn, waarmee het afviel als beroepskeuze. En daarbovenop is het sinds de tijd van meneer De Ruyter toch behoorlijk achteruit gegaan met de status van de piraat, een kleine opleving van etherpiraten in de vorige eeuw daargelaten. Nu ben ik broodschrijver – een mager compliment uit de mond van een uitgever, maar voor de rest van de wereld toch een beetje, tja, hoe zal ik dat netjes formuleren... Proef het woord nog een keer en je weet het zelf ook wel. Afijn, zo iemand die gedoemd is om de piraterij te bestrijden om nog een beetje zijn roemloze bestaan en verleidingen tot de lucratieve piraterij te weerstaan. Maar ideeën zijn vrij! Als je ze maar leuk anders verpakt, dan kun je alle kanten op. Anders zou de wereld niet vergeven zijn van de boeken, die slechts 26 letters hergebruiken in een vocabulaire van pakweg enkele tienduizenden woorden.
12
...
Ideeën zijn weliswaar vrij, soms lijkt het toch ongepast ze te gebruiken. Zo had ik deze column al min of meer klaar liggen, toen
een vreemdeling daar een streep door zette, door zijn stuk in de krant over het mooie nieuwe bankbiljet. Over bankbiljetten had ik het willen hebben, meer over ‘mooie ideeën’ trouwens. De Franse biljetten met De kleine prins en Marie Curie, die ik had ingelijst en de cultuurdragers die op de biljetten uit het guldentijdperk prijkten, Spinoza, de Ruyter – uit de tijd dat... –, Sweelinck, Hals en Van den Vondel. De overgang naar minder uitgesproken keuzen zoals de vuurtoren, de snip en de zonnebloem waren natuurlijk al ingezet voordat de eurobiljetten in beeld waren. Ik draag de architectuur een warm hart toe, vandaar dat ik niet helemaal begreep waarom beelden van niet-bestaande gebouwen de nieuwe trend werden. En je dan afvragen hoe het komt dat de euro door sommigen als een virtuele munteenheid wordt beschouwd en de vrije cultuur een dapper, maar steeds weerbarstiger bestaan lijkt te leiden. Het nieuwe briefje van vijf euro dat plotseling uit de automaten kwam, was de aanleiding voor mijn verhaal. Maar een podiumkunstenaar in NRC was me voor. Zou ik nu nog schrijven over de nieuwe kleinste coupure in mijn portemonnee? Over de dames bij de kiosk in Hoofddorp die zo verrast waren door het biljet waarmee ik mijn koffie wilde betalen dat ik bijna te laat op mijn afspraak verscheen. ‘Ik heb ‘m alleen op tv gezien. Even proberen of het vals-geld-apparaat hem ook goedkeurt. Han, heb je dit al gezien, moet je kijken! Wat is-ie mooi! En iets kleiner geloof ik.’
En dan te bedenken dat ik de dames niet ontmoet zou hebben als ik niet het ongewone verzoek had gekregen de auto thuis te laten; dit kwam volgens mijn contactpersoon nooit voor, behalve de vorige keer dat we een afspraak hadden. De parkeergarage van mijn opdrachtgever – een tijdschriftenuitgever – was al vol met auto’s van allemaal Belangrijke Mensen. Het raadsel waarmee ik de terugreis aanvaardde: was het gebouw nu ook gevuld geweest met meer ideeën dan op een dag met minder parkeerdruk? Of was er juist meer piraterij?
... 13
........................................................ ................ Levenslessen Groenmoe verkopen Het verkopen van levenslessen is een populaire nering. Lifehackers, coaches, trainers, therapeuten, veranderaars en andere geluksvogels storten zich op diegenen die nog niet optimaal gelukkig schijnen te zijn. Behalve de academisch therapeut, die zijn eigen geluk niet in de strijd gooit [na het zien van ‘a dangerous method’, waarin de grondleggers ook uitglijden, weet je dat natuurlijk nooit zeker], zie ik mensen gedreven door hun eigen levensweg. Ze hebben een gelukselixer ontdekt dat ze tegen betaling, dat spreekt, willen delen. Een booming business waar ik op netwerkbijeenkomsten de afgelopen periode meermaals tegenaan liep. Het lijkt wel een sneeuwbal, al die mensen die iets leren of ontdekken en proberen een boterham te verdienen in de ‘geluksbusiness’, vanuit hun eigen specifieke toegevoegde waarde, talent of ontdekking. Een goeroe in de dop beweerde dat iedereen een talent heeft. Dat klonk bemoedigend, maar werd meteen gevolgd door: één talent. Niet een begrijpelijk talent als schrijven of schilderen, maar zoiets als ‘mensen verbinden’ en daar wordt dan geen verpleegster mee bedoeld. Ik zag op twitter langskomen: ‘Ik ben er heilig van overtuigd dat mensen zonder coach nooit het beste uit zichzelf kunnen halen.’ Toe maar, gewoon alle voorgaande generaties wegzetten als mensen die nooit het beste uit zichzelf hebben gehaald! Een goede vriend(in) was vroeger heel adequaat om je te scherpen of je gedrag aan te kaarten, maar tegenwoordig zit 14
een coachende houding een vriendschap soms zelfs in de weg. Achter die mens die zijn levensweg ten voorbeeld stelt, zit een verhaal. Het eigen levensverhaal is de basis voor een wankele business case en af en toe schemert die onzekerheid door het enthousiasme heen, onmiskenbaar en soms hartverscheurend. Vooral als al die (te) goedkope workshops, nieuwsbrieven, gelikte websites, stapels verzamelde visitekaartjes en bonussen minder geld opleveren dan gehoopt, houden ze vol dat hun waarde veel hoger is dan het geld dat ze hadden willen verdienen. In de praktijk zijn er meer en minder succesvolle exploitaties van levenslessen, misschien trof ik juist wat twijfelaars. Zelf kreeg ik vlinders in mijn buik van een jaloersmakend palet aan levensverrijkende cursussen dat mij werd aangeboden door mijn eigen universiteit. Turbocursussen van maximaal één dag. ‘Studie-opstellingen’; die je helpen in korte tijd een heldere visie te ontwikkelen rond problemen en keuzevragen. ‘Gelukkig door het leven’; geen toevoeging nodig. ‘Motivatie & Inspiratie’; ‘Kom naar de workshop en pak de draad weer op!’ En dit is niet het enige uitroepteken in de toelichtende tekst die pakweg vier tweets lang is. ‘Mindfulness’; ‘Volgens een recent literatuuroverzicht is mindfulness een van de meest bewezen en toegepaste psychotherapeutische methodieken waarmee
een veelheid aan psychosomatische klachten kunnen worden verminderd, zoals angst, paniek, spanningshoofdpijn, hoge bloeddruk, chronische rugpijnen’. Dat was dan ook de enige cursus waar ik een paar dagen voor zou moeten uittrekken. En toch drong de vergelijking met de universiteit van Harderwijk zich aan mij op. Goedkoop, maar betwist: is dit wat we tegenwoordig marktwerking noemen? En als er zoveel meesters zijn, dan moet de vijver met leerlingen toch een keer leeg zijn? Ik heb alle verleidelijke aanbiedingen afgeslagen en ben verder gegaan op het pad dat ik op mijn 15e ben ingeslagen: wandel door de wereld en verwonder je! Dat legitimeert bovendien ‘verloren tijd’. Het fenomeen ‘verhaal’ – al dan niet met klaterend succes – ontgaat mij uiteraard niet. Ik heb begrepen van kenners dat verhalen de nieuwe cijfers zijn. Ik blijf een wantrouwende bèta. Het verhaal van de gesplitste hypotheken bleek tenslotte ook gewoon een onoverzichtelijke berg schulden en niet de unieke winstkans waarvan de bedenkers hadden verhaald. Klein puntje van zorg voor mijn eigen situatie. Behalve dat ik niet zo makkelijk leer van andermans levenslessen (dat zou je dan mijn levensles kunnen noemen), moet ik het tegenwoordig wel hebben van verhalen. Toch de cijfers er maar eens bijpakken.
...
De behoefte aan een rode lijst drong zich voor het eerst op toen ik las over de ecowasbal. Een lijst waar ik alle producten met een duurzaamheidsclaim uit het kabinet der overbodigheden op kwijt kon. Uiteraard wilde ik dan ook een groene lijst gaan bijhouden en wellicht een gele lijst voor de onduidelijk gevallen. Als milieuprofessional had ik natuurlijk kunnen weten dat die gele lijst de langste en misschien wel enige lijst zou worden, maar ik begon onbevangen aan mijn zelfopgelegde taak om de producten op mijn pad te labelen, alsof er nog geen woud aan meer en minder betrouwbare eco-labels bestond. De ecowasbal lachte me tegemoet in een blad over duurzaamheid als een wondermiddel, dat je waspoederverbruik reduceert tot 20%. En dat terwijl het woord wasbal bij mij geen enkel beeld van schoonheid oproept. De werking steekt volgens de producent in kleine keramische balletjes, gehuld in recyclebaar plastic. Voor zover mij bekend niet van gerecycled materiaal dus: de kritische consument in mij werd net op tijd wakker. Ik heb geleerd dat in waspoeder ‘macromoleculen met vangarmen’ zitten: daar was ik op de middelbare school behoorlijk van onder de indruk; ‘All met TAED’, zodat je ook kunt bleken en wassen op lage temperaturen. Een duurzaamheidsimpact van formaat in een tijd dat er nog zoiets als kookwas bestond. Het was ook een fijn staaltje 15
....................................
.................................... Vanuit fort Utrecht
consumentenbeïnvloeding, want dat stofje zat in elk wasmiddel, maar werd slechts door één merk uitgevent en geen huisvrouw die je kon vertellen wat TAED dan was, maar All was OK met TAED. Die keramische korreltjes van de wasbal werken volgens de uitvinders ongeveer net zo, maar dan zonder alle mogelijke nadelen van die macromoleculen. Ik bespaar je de details en volsta met de vaststelling dat de keramische bolletjes niets doen met je was. Of er zou een stuk theorie naar de prullenbak moeten worden verwezen, maar daar heb ik in de wetenschapsbijlage nooit iets over gelezen. Op dit punt in mijn speurtocht naar bewijsmateriaal stond de rode lijst voor mij wel zo’n beetje vast. Niet alleen overbodig die wasbal, ook nog oneigenlijk stoeien met de wetenschap: daar hou ik niet van.
Maar als je die overtuiging nou krijgt door een plastic bolletje van dertig euro met een paar steentjes erin? Overbodig in mijn ogen, maar misschien is het dan toch niet zo’n gek product, op psychologisch niveau werkzaam. En – niet onbelangrijk in duurzaamheidsland – een lucratieve business. De wasbal verhuisde naar de gele lijst. En de wasmiddelenfabrikanten? Die hebben na de grote openingen, nu iets nieuws bedacht: kleinere verpakkingen en een hogere stroperigheid en de melding ‘geconcentreerd’. De instructie is dat je er minder van kunt gebruiken, maar hoe doe je dat met zo’n dikke vloeistof en de gewoonte van ‘veel’ die er altijd al inzat. Het valt helemaal niet mee om 80% minder wasmiddel te gebruiken.
Dommekracht probeerde mijn weblog te kraken. Chaos en chantage liggen opeens op de loer. Maar ik bewaak mijn fort en kocht een slot; een softwareprogramma om mijn IP nummer te maskeren. Dat werkte zo goed, dat ik niet meer bij mijn webmail kon. Terwijl je denkt dat gmail juist handig is om overal ter wereld te gebruiken, zegt het ding opeens tegen mij: ‘Het lijkt erop dat je iemand anders bent. Kun je even wat aanvullende informatie geven?’
De groene lijst is nog heel kort. De gele groeit met de dag. En de rode? Wie durft te zeggen wat een ander niet mag doen? De wereld gaat niet zomaar ten onder, die gaat duurzaam naar de klote.
Mijn iPhone is als eerste op de hoogte van mijn nieuwe creditcard, ook al wil ik slechts een gratis programma downloaden. Ik ben verleid door een vormgever met nieuw veiligheidsbeleid. Voor mijn eigen bestwil moet ik drie vragen kiezen en beantwoorden. Met de ‘nu niet’-knop hield ik deze betutteling maar kort buiten de deur. Niet van die duffe vragen als de meisjesnaam van je moeder. Welnee, allemaal vragen waarvan ik óf het antwoord niet weet, óf een keuze moet maken uit meerdere antwoorden die me te binnen schieten: ‘Wat is de straat waarin je als kind opgroeide?’, ‘Hoe heette je beste vriend/vriendin uit je tienertijd?’, ‘Wat was je lievelings kinderboek?’ en ‘Wat is de eerste film die je in de bioscoop hebt gezien?’
Maar op de website ontdekte ik dat de ecowasbal misschien ook niet hóeft te werken. Want wat is het doel? ‘80% minder wasmiddel gebruiken en dan ontdekken dat je was toch schoon en fris wordt’. Waren die wasmiddelfabrikanten niet dezelfde fabrikanten die de opening van de tubes tandpasta groter maakten en ons leerden de hele tandenborstel er mee vol te smeren, terwijl dat voor een goede mondhygiëne niet nodig is? Hé, dat kan ook met 80% minder. Bij mij gaat opeens een belletje rinkelen. Natuurlijk kun je wassen met 80% minder wasmiddel: daarvoor heb je helemaal geen wasbal nodig, alleen de overtuiging dat het met minder kan. 16
...
Maar ik zit gewoon thuis mezelf te wezen, achter mijn eigen computer. Fort Utrecht is vooralsnog sterker dan ik had gedacht.
Dit biedt mij de veiligheid van een gesloten huis waarvan de sleutel in de slotgracht ligt. Help! Ik zit dadelijk gevangen in fort Utrecht. In november is het zover! De National Novel Writing Month breekt weer aan. Honderden mensen zoeken de community om toch een beetje te delen in de eenzame activiteit die schrijven soms is. In cafés komen ze samen om te schrijven en elkaar te inspireren: ‘Samen hou je het beter vol. Meters maken als schrijver en ruimte in je agenda, omdat je het hebt afgesproken: met jezelf en je omgeving.’ Wat een heerlijke puzzel voor motivatiepsychologen. Of het een bloedstollend mooi geschreven verhaal wordt of bagger, is niet van belang; als het 50.000 woorden zijn, ontvang je een certificaat. En natuurlijk zijn er voorbeelden van mensen die op deze manier de basis legden voor een uitgegeven boek. Superspannende bezigheid dus, die NaNoWriMo! Nu al een hype op twitter. Zoek je nog een plekje om rustig – alleen of samen – te schrijven? Fort Utrecht is beschikbaar. ‘Tot binnenkort in B., we rekenen op je komst.’ Zo luidt de afsluiting van een uitnodiging – van een opdrachtgever wel te verstaan. Verharden de werkverhoudingen? Geen vriendelijke vraag of ik mijn vrije zaterdag wil spenderen of ‘een verheugen op je komst’. Integendeel, ik word geacht me af te melden als ik ‘onverhoopt niet kan’. Het opt-outsysteem voor onverwachte 17
................ ........................................................ Karel in de krant uitnodigingen doet bij mij twee messcherpe volzinnen opborrelen. Maar de klantgerichte ondernemer in mij houdt het virtueel. Ik zwijg en trek me terug in fort Utrecht.
*) ter info voor schrijflustigen: dit stuk heeft – inclusief deze voetnoot 490 – woorden.
18
...
Een kleurrijker cursist dan Karel zal ik waarschijnlijk niet snel weer treffen. Meester in zijn vak, maar niet zo’n studiehoofd. In zijn recht-door-zee-hart liggen zelfverzekerdheid en twijfel gebroederlijk naast elkaar. Het commentaar op de theoretische verhandelingen. De precisie waarmee hij opschrijft wat er gezegd wordt en direct probeert het geleerde te gebruiken. Hij domineerde de groep, maar met genoegen namen wij zijn informeel leiderschap aan. Ik kon het me veroorloven, want hij droeg met zijn linnen tasje veel praktijkervaring het lokaal binnen, maar wist zich als geen ander op te stellen als leerling: leerde zijn lessen, stelde pittige vragen, haalde koffie en lette erop dat er pauze werd genomen; verhalentijd! Hij sprak enthousiast over zijn Harley en het bewandelen van de randen van de belastingplicht: oplichten kon je het niet noemen.
enige cursist die een serieuze poging waagde alle 22 artikelen in het inleidende praatje te proppen, wat leidde tot een stuk tekst waarbij een bord spaghetti nog geordend leek. Aanvankelijk stelde ik steeds nieuwe vragen over zijn inleiding, totdat de tijd zo krap werd dat ik maar wat inhoudelijke teksten aanreikte en hielp met het schrappen van artikelen.
Bij de voorbereiding op het mondeling examen – “geen probleem, ik babbel me er wel uit” – kwam de vraag naar een kledingvoorschrift niet van hem. Hij wist het al: donkerblauw pak, wit overhemd en een beetje felle das. Lange mouwen om zijn tattoos te verbergen, mocht hij worden uitgenodigd om zijn jasje uit te trekken. Het was tenslotte zomer. Hij presenteerde met zijn handen samengevoegd voor zijn buik, als een echte uitsmijter. Hij was slechts in dubio over het aantal oorbellen, waarbij varianten van nul tot vijf tot de mogelijkheden behoorden. In de week voor het examen kreeg ik voortdurend e-mails van Karel, soms ondertekend met ‘de boze wolf’. Hij was de
Zelfs het afsluitende diner van de cursus werd bij hem een spannend avontuur. Het begon met een telefoontje toen wij wachtend voor het restaurant stonden. Karel. ‘Ja, ik ben nu in Utrecht op de A12. ‘Kan jij me effe binneprate’?’ Het kan natuurlijk aan mijn aanwijzingen hebben gelegen, maar hij miste afslagen, reed wegen voorbij en gaf beschrijvingen zoals ‘daarnet reed ik een grote gamma voorbij’. Een half uur heeft het geduurd, voordat hij zijn glimmende BMW aan de rand van het park kon parkeren en ik de telefoon van mijn warme oor kon halen. Ik kreeg een hartelijke zoen en hij zei: ‘Wat een rit. Verrek, ik ben hier eerder op de avond langs gekomen! Hoe is het mogelijk?’
De telefoon ging op de ochtend van het examen. Op een of andere manier was ik ook wat gespannen. Nadat Karel zich had gemeld, probeerde ik een neutraal: ‘En?’ ‘Ik heb nog even een vraagje over de sheets.’ Zijn examen bleek pas ’s middags. En toen hoefde ik mijn aarzelend ‘en’ niet te herhalen, want hij barstte meteen los: ‘De muppets hebben besloten me een zes te geven. Ik ben tevreden. Ja, jij ook gefeliciteerd.’
Ik zweeg. Zijn examenverhaal bevatte ook een complete inzinking die hij had voorgewend bij een lastige vraag. Dat leek hem een goede tip voor toekomstige kandidaten. Niemand die het geloofde, van die inzinking, maar we genoten ademloos van het verhaal. Security Karel heeft een goedlopend beveiligingsbedrijf, naast zijn baan als automatiseerder. Karel stond naamloos in de krant, achter de burgemeester en de minister. Strak in het beveiligingspak, handen voor de buik op de voorpagina van NRC. Volgens eigen zeggen had hij de gemeente met die beveiligingsopdracht een flinke poot uitgedraaid. Het zal wel een Karel-poot geweest zijn.
... 19
.................................... Een cadeau voor jezelf
.................................... Quant au douanier
Wat een eenvoud. In de speciaalzaak die ik bezocht was slechts één merk melkschuimer verkrijgbaar. ‘Dit is de enige die wij willen verkopen’, zegt de man in een winkel vergeven van de koffiemachines. Het was het merk waarvoor ik naar deze winkel was gekomen, dus helemaal prima. Ik had mijn ochtendkoffie ervoor uitgesteld en verheugde mij op een heerlijk vers bakje met eigenbereid toefje. Dat viel tegen. Het apparaat begon te piepen met een signaal dat nergens in de gebruiksaanwijzing genoemd werd. En het was duidelijk dat er geen fraaie schuimkraag zou verschijnen. Na een aantal pogingen kreeg ik op zijn best warme melk en had ik me bovendien beziggehouden met het schoonmaken van een apparaat dat volgens ‘online gebruikers’ zo makkelijk in de vaatwasser kon. Het maakte lawaai, het schuurde en kookte zowat, maar schuimen deed het niet. Mijn goede humeur had zich inmiddels onvindbaar teruggetrokken in een kast op zolder. En het weekend was zo ver gevorderd dat de specialist inmiddels ook thuis zat.
Mij is weleens een fiets ontvreemd, lang geleden. Ik ben niet onbezorgd geworden als het mijn fiets in de studentenstad Utrecht betreft, maar met de komst van stallingen en het Centrum Fietsdiefstal - expertisecentrum voor professionals - is het aantal fietsendiefstallen behoorlijk teruggelopen. Hoewel de naam van het expertisecentrum anders doet vermoeden, is het een tweehoofdig preventieteam dat verhaalt van het succes van de lokfiets en het terugdringen van het aantal fietsendiefstallen sinds 2010 van 735.000 tot 450.000. Met 19 miljoen bruikbare fietsen dus toch nog een paar procent kans dat jouw fiets degene is die een andere gebruiker krijgt.
In de loop van de volgende week vond ik tijd om terug te gaan. ‘Dit apparaat doet niet wat ik ervan verwacht.’ De man vraagt nog een beetje lollig wat ik dan verwacht van een melkschuimer, maar begrijpt mij onmiddellijk wanneer hij het apparaat aanzet en er niets gebeurt. ‘Heeft u hem niet werkend gezien voordat u hem mee naar huis nam?’ Nee, en dat had ik ook niet verwacht bij de aanschaf van een relatief eenvoudig apparaat. De man 20
ziet dat het plastic ringetje niet helemaal goed is en tovert uit zijn magazijn een vervangend exemplaar tevoorschijn. Nee, hij had nog niet eerder meegemaakt dat de ring defect was. Vervolgens doet hij een uitgebreide test. Het werkt allemaal prima. ‘Mevrouw, weet u dat u hier ook heerlijke chocolademelk mee kunt maken? Je moet jezelf toch af en toe eens verwennen.’ Goed idee. Dus onderweg naar huis, stap ik af bij een winkel die serviesgoed en koffie verkoopt, voor een heerlijke versgemalen zakje koffie en twee paarsblauwe (…) mokken. In het goedkopere segment dan wel te verstaan, want ik voel mij niet verwend met een beker van meer dan twintig euro waaraan ik niets bijzonders kan ontdekken. De mevrouw achter de toonbank vraagt of het een cadeau is. ‘Ja!’ Is het voor een man of voor een vrouw? Ik aarzel wat te antwoorden. ‘Als het voor een vrouw is, doe ik er een roze papiertje omheen en als het voor een man is, blauw.’ Ik zie ook groen en geel, maar bij navraag blijkt roze en lila het meest te worden gebruikt. ‘Er komen hier meer vrouwen voor een cadeau.’ Ik besluit dat het voor een man is. Ondanks de fabrieksfout heb ik toch liever van doen met de specialisten in espressomachines, koffie en keukenapparatuur sinds 1951.
...
Nou is fietsendiefstal natuurlijk klein bier, maar die paar procent van groot belang, ook voor de rest van het veiligheidsbeleid in Nederland. De rechtstaat wordt op het spel gezet als het om veiligheid gaat, vanwege die paar procent die – wat we ook aan regels verzinnen – gewoon blijft bestaan. Maar in plaats van te accepteren dat er af en toe iemand onbeheersbaar tekeer gaat – en natuurlijk redelijke regels en maatregelen om herhaling te voorkomen – proberen we alles onder controle te krijgen, inbegrepen 16,5 miljoen van de 16.785.543 Nederlanders die in normale omstandigheden niet over de schreef gaan. Krijg je een kind? Hup, huisbezoek en alles in het kinddossier, want er wordt wel eens een kind onheus bejegend of erger.
Begeef je je van Utrecht naar Deventer? Meer dan honderd camera’s houden je in de gaten. Dat is omdat inmiddels veel mensen denken dat ze zich alleen aan de snelheid hoeven te houden als er controle is. Ik rij niet te hard – uit veiligheidsoverwegingen – en die camera’s leiden de cijferaar in mij onnodig af: ik kan het tellen vaak niet laten. In de stad is de cameradichtheid nog wat groter. Hotelkamer boeken of werken voor een baas: paspoort! De nieuwe standaardzin in wervingsadvertenties gaat worden: ‘NB: een Google-onderzoek maakt deel uit van de procedure. Als je solliciteert, stem je hiermee in.’ We denken dat het gewoon is om iemand te ‘googlen’ en doen het ook volop, maar juridisch is het helemaal geen waterdichte, uitgemaakte zaak dat een toekomstig werkgever dit doet als selectiemiddel. Bezoek je een website? Laat even weten dat je cookies accepteert: als er nu misbruik van mijn gegevens wordt gemaakt, heb ik in een onbewaakt ogenblik toegestemd. De omgekeerde bewijslast heeft zijn intrede gedaan en niet alleen in de cookiewereld. En zo kom ik op de plaats waar ik mij het afgelopen jaar verreweg het onveiligst heb gevoeld: onze nationale luchthaven. Waarschijnlijk is er geen plek veiliger voor iemand met een paspoort dan Schiphol, maar 21
................ ........................................................ Zooicoach ik waan me in een gevangenis en ben op voorhand verdacht. Mijn vest moet uit – er zitten metalen knopen aan –, mijn schoenen moeten uit, mijn zakdoeken ook uit de broekzak. En heb je een flesje water: weg ermee! Wat mij het meest verbaast wanneer ik als onervaren luchtreiziger in het vliegtuig stap, is het gemak waarmee mensen zich aan deze procedure onderwerpen. Vanzelfsprekend toch, dat we ons laten fouilleren, omdat er ooit wel eens iets is met vliegtuigkapingen? Niemand die ik er naar vroeg vond het vreemd of voelde zich bedreigd, terwijl ik dacht: dit is een verkeerde prijs voor een wereld die geen spat veiliger is dan voor deze heisa. En mijn paspoort? Dat kon ik opbergen voordat ik ook maar in de buurt van de beveiliging kwam: ze hoeven niet te weten wie ik ben. Als anonymus maar geen botte schaar in zijn tas heeft zitten of een iets te groot flesje shampoo. Maar ja, nu wil ik naar Zuidoost Azië en de weg over land is lang en gevaarlijk, dus nu oefen ik iedere dag in het ontwapenen: voor ik naar bed ga, controleer ik nog even of ik zo door de douane kan.
22
...
’Ben je vaak je spullen kwijt?’ Het schijnt één van de criteria te zijn voor de noodzaak een zooicoach in te schakelen om het dagelijks leven te veraangenamen. Ik ben gelukkig vrij goed in het vinden van de weg in de stapels die ik maak. Het is zoals in meer gezinnen: de rest van het gezin vindt dat ik er een papierzooi op nahoud, terwijl ik het een geordend geheel vind, al ziet het er voor de buitenstaander mogelijk wat onoverzichtelijk uit. Niet om het een of ander, maar ik ben auteur: dan is papier gewoon je productieproces. En ooit opgeleid als productietechnicus, mag ik toch aannemen dat ik dat productieproces wel een beetje beheers? En inderdaad, ik kan flink tekeer gaan als ik dan een keer iets kwijt ben. Dat kan ik mij best veroorloven, aangezien het zelden voorkomt. Zelfs toen ik een tijdje terug – voor het eerst van mijn leven – mijn sleutels in de voordeur had laten zitten, was ik ze niet kwijt: ik had nog niet opgemerkt dat ze niet op de afgesproken plek in mijn rechterbroekzak zaten. En mijn bezoek waagde het niet om de sleutel te gebruiken en trok gewoon aan de bel: alles weer onder controle. Sinds het fenomeen ‘grote doos’ zijn intrede heeft gedaan, ben ik wel iets vaker op zoek naar spullen. De grote doos is mijn manier om snel op te ruimen als er een bezichtiging van het huis wordt aangekondigd. Het is superhandig: ik smijt alles in de grote dozen, dozen in de kast en opgeruimd staat netjes. Maar het verlaagt de vindbaarheid van mijn
documentatiecollectie aanzienlijk. Hoewel ik wel weet wat ik in de dozen doe, vergeet ik soms in welke van de dozen ik wat heb gedaan. Ik hoef niet meer te bekijken dan de inhoud van de dozen, maar toch. Nog lang geen tijd voor de zooicoach, dacht ik. Tenzij die coach mij zou kunnen helpen met het probleem dat de oplettende lezer nu mogelijk heeft opgemerkt of op een andere manier van mij kent. Want ‘zooicoach’ is niet het gewone gebruikelijke jargon. Ik snap ook wel dat ‘zooi’ niet thuishoort in een beroepsaanduiding. Ze noemen zich anders, de mensen die je helpen met opruimen en ordenen, maar ik kom er niet op en verzin iets waarvan ik denk dat mijn omgeving het begrijpt. De meeste lezers weten inmiddels allang dat ik de ‘professional organizer’ bedoel – of in goed Nederlands de opruimcoach – maar daar heb ik dan google voor nodig. Dat ‘profesional organizer’ blijkbaar geen beklijver in mijn brein is en ik ‘knielkas’ roep als ik eigenlijk ‘kweekbak’ zou moeten zeggen, is misschien nog wel uit te leggen, maar mijn uitdaging is dat ik regelmatig woorden kwijt ben – meestal tijdelijk. Op de achtergrond los ik voortdurend woordpuzzels op. Niet met tegenzin, maar het kost tijd. Mogelijk is dat de reden dat ik graag schrijf: het geeft me de bedenktijd die ik als spreker niet krijg of neem. Om iets te vinden in mijn bovenkamer, waar de ordening wat anders is geregeld dan bij mensen die wel goed zijn in het reproduceren van woorden en zinnen. Zij die zoiets wonderlijks
kunnen als een gedicht voordragen. Ik zou niet weten hoe ik mijn brein gedresseerd krijg om een gedicht te leren dat niet op muziek staat, maar misschien bestaat er ook zoiets als een dichtcoach die mijn hersenen voor reproductietaken helpt inrichten? Het woord ‘breinopener’ komt in mij op, maar het zal wel anders heten. Gister dacht ik heel even dat ik toch een zooicoach nodig had. Ik zocht een boek uit mijn collectie om uit te lenen. De opruimcoach zal mij ongetwijfeld adviseren om mijn boeken anders te rangschikken, want ik laat me graag verrassen door mijn eigen boekencollectie. En dus staat naast de Oxford Collocations Dictonary een boekje over het weer. Aan de andere kant van het woordenboek staan trouwens netjes de andere drie Engelse woordenboeken die ik gebruik, want het moet geen zooitje worden. Dat viertal blauwe dikke ruggen op rij is voldoende om de Engelse woordenboeken blindelings te vinden. En niet onbelangrijk: ze staan vanwege regelmatig gebruik op ooghoogte. Aan het eind van die plank staat trouwens een boek met de veelzeggende titel ‘Chaos geordend’. Dat boek heeft meer te maken met ‘plastic soep’ dan met geordende boekenkasten, maar dat terzijde. Afijn, ik had het gezochte boek in een minuutje of wat gevonden en werd weer door mooie titels verrast: ik doe het voorlopig nog maar even met wat anderen beschouwen als mijn zooi.
... 23
.................................... Drie Franse vrouwen
.................................... De Poolse bruid
Ghislaine is erg expressief, dat scheelt. Ze gaf een workshop waarin smurfen een hoofdrol opeisen. Ze spreekt uitsluitend Frans en in haar enthousiasme en vocabulaire schijnt ‘langzaam spreken’ niet voor te komen. Mijn woordenschat werd verrijkt met de Franse smurf: Schtroumpf. Meer Franstaalvaardige Nederlanders boden uitkomst als er vraagtekens op mijn gezicht verschenen. Mijn Frans lijkt ontoereikend.
‘Hoe gaat dat nou, zo’n Poolse bruiloft?’ Ik beantwoord die vraag met genoegen – voor zover dat kan – maar met enige zelfcensuur, want de bruidegom leest mee. De Poolse Post lijkt trouwkaarten te verzamelen in plaats van te verzenden aan de geadresseerden. Hoewel ik begin februari al hand-en-span-diensten verrichtte voor de bruidegom, onze vriend en voormalige huisgenoot Tim, ontvangen we de officiële – ten einde raad gedigitaliseerde – uitnodiging een krappe maand voor de plechtigheid in de mailbox. We boeken – net als anderen – pas als we weten dat het feest doorgaat en zo ontstaat er een run op vliegtickets naar Krakau voor het weekend van 13 april. Last minute betekent uiteindelijk dat gasten uit Nederland, Israël en Zwitserland reizen over Milaan, Frankfurt, Dortmund, Katowice en Berlijn om vrijdagavond met het bruidspaar de ‘vrijgezellenavond’ te vieren.
Marie – of iemand die op haar lijkt – werd bezongen door Jean Ferrat. Ja, wat zal ik zeggen over haar leven? Jong getrouwd, paar kinderen, een hardwerkende echtgenoot, de sleur, een leven in het teken van anderen, het gaat zoals het gaat in veel vrouwenlevens. De titel intrigeert me al jaren: ‘On ne voit pas le temps passer’. In mijn zoektocht naar een mooie vertaling ben ik van ‘Je ziet de tijd niet verstrijken,’ nu aangeland bij ‘Ongezien passeert de tijd.’ Maar ik puzzel verder. Herman van Veen vertolkt het lied in het Nederlands: ‘Waar blijft de tijd.’ Er zitten hele mooie vondsten in, daar niet van. Toch is het refrein voor mij in het Frans heel anders dan in mijn moedertaal. Is dit een grap / Of om te huilen? Is er iemand die haar benijdt Wie zou er met haar willen ruilen Dag in dag uit / Waar blijft de tijd. [vertaling van F. Schneiders] 24
Het rijmt, dat is knap, maar ik val niet alleen over de laatste zin. Hoeveel krachtiger is ‘Je n’ai pas le cœur à le dire’ dan ‘Wie zou er met haar willen ruilen’? Het anonieme ‘wie’, terwijl het ‘ik’ je op de huid zit in de brontekst: ‘Ik heb niet het hart het haar te zeggen’. Mijn Frans schijnt ontoereikend. Murielle is een van de hoofdpersonen uit de film ‘A perdre la raison’. Als je het drama aankunt: gaan zien die film! Trek je niets aan van een recensent die niet begrijpt waarom de geboorte van het vierde kind meer tijd krijgt in de film dan de komst van de drie meisjes. Filmmaker Joachim Lafosse legt in een interview uit dat hij mensen wil aanzetten tot nadenken. Wat mij betreft is hij daar uitstekend in geslaagd. Filmfragmenten illustreren het verhaal van de regisseur. Daarin is een sleutelscène te zien met muziek van Julian Clerc, ‘Femmes... je vous aime’. Ik moest het in de bioscoop doen zonder ondertiteling, met de brontaal en de expressie van een uitstekende actrice. Ik constateerde uiteraard wel dat ‘Ik hou van alle vrouwen’ niet volstaat, maar ik miste wanhopig de ondertiteling. Het had mij kunnen helpen met de nuances. Mijn Frans blijkt ontoereikend.
...
Een vrouw in een knalrode jurk klakt in hoog tempo door het gangpad richting altaar, de getuige van de bruid is aan de late kant. Haar handtekeningen voor wet en kerk zet ze buiten beeld van de wachtende gasten in de ijskoude kerk. In Polen nemen ze het niet zo nauw met de scheiding van kerk en staat. Even later loopt de beeldschone bruid door datzelfde gangpad. De voorstelling is begonnen. De bruiloftsmars, een trouwbelofte tot de dood, knielen en ringen wisselen: alles komt netjes in volgorde langs. Tenminste, dat denk ik, want ik versta geen woord van de traditionele Poolse
trouwmis. Een neef van de bruidegom verwoordt het treffend: ‘In het Nederlands zou ik het ook niet begrepen hebben.’ Staande receptie in de tuin achter de kerk, waar de zon ons een beetje op temperatuur brengt. Voor een buitenstaander is meteen duidelijk dat er vreemden op de bruiloft zijn: mensen die zich in de rij voegen zonder bloemen! En dat zijn dan dus de vertegenwoordigers uit het land met de meest omvangrijke bloemenhandel ter wereld. Het zal voor het bruidspaar niet ingewikkeld zijn geweest om een koets te regelen in een stadscentrum waar veertig vergunninghoudende koetsiers hun brood verdienen met toeristische ritjes. Wij lopen ondertussen door de Planty, de beroemde groenstrook om het stadscentrum van universiteitsstad Krakau, naar het gereserveerde restaurant. De champagne staat klaar en wij moeten de verleiding weerstaan tot het paar de stadsrit en fotosessie heeft voltooid. De champagneglazen van het bruidspaar zijn gekoppeld met een lint en gaan na een gezamenlijke dronk – met een elegante zwaai over het hoofd – aan stukken. Veger en blik worden aangereikt, zodat de echtelieden publiekelijk kunnen tonen hoe ze de scherven samen opruimen. Dat krijg je ervan als je de wereld wilt betrekken bij je partnerkeuze. Je roept meer op dan je zelf in de gaten hebt. Zwijgzaam is ze allerminst, de Poolse bruid. Ze vertaalt de toespraak van haar kersverse 25
................ ........................................................ Utrecht aan zee schoonmoeder in haar moedertaal. Haar vader kan natuurlijk niet achterblijven en improviseert ter plekke een Poolse toespraak, daarmee een nieuwe traditie invoerend in het Poolse bruidscircuit. En de gewillige bruid vertaalt nog maar eens naar het Engels, de taal – naast bodylanguage – die beide echtelieden spreken. Ik zit aan het internationale eind van de tafel. De collega’s van Tim doen in elk geval alsof ze nergens verbaasd over zijn. Niet over de hoeveelheid wodka die rijkelijk vloeit, niet over het feit dat er na het toetje en de koffie, peper en zout op tafel komt voor een gang met koude schotels en salades en dat het pronkstuk van de avond, de bruidstaart dan nog moet komen. Het diner eindigt, zo tegen half twaalf met een warm vleesgerecht... Ook een Poolse specialiteit, laat de Poolse collega van Tim weten. Van de gelegenheid om nog een paar uurtjes te dansen maken we geen gebruik. Maar de fles wodka die we meekrijgen, wordt in dank aanvaard. Dat zegt dan weer meer over mij dan over de Poolse tradities bij een bruiloft, vrees ik. De Poolse bruid is niet langer anoniem. Ze is nu ook voor ons wie ze altijd al was: Iwona Kijko.
26
...
Wat vooraf ging Hoewel Zeezicht er sinds 1997 niet meer is, is de kust in Utrecht dichterbij dan je denkt. Zo is er Strand West, een voorgenomen strand Oog in Al en kun je in deze compacte stad makkelijk stranden of bij uitzondering zeeën van tijd ervaren. Het mag bekend zijn dat het Nederlandse landschap is gevormd door een zich verplaatsende kustlijn, maar het is toch even wennen. Toen Claudia de Breij het in haar voorstelling ‘Hete vrede’ over ‘Utrecht aan zee’ had, zat ik nog in de schouwburg en dacht ‘zo’n vaart zal het niet lopen’, maar sinds afgelopen week is de kust opgerukt tot zo’n honderd meter van onze erfgrens. Even achter de Minstroom is in het pand waar jarenlang ‘Vroom’ resideerde opeens, zonder grote veranderingen, ‘De Kust’ verschenen. Is dat opmerkelijk? Ja, nogal, want we hebben al een restaurant De Kust in Utrecht op de Biltstraat, ook op loopafstand. Dat leek nog gewoon in bedrijf. De twee kusten... Oh, even ‘overnieuw’, dit is een ander genre. De twee restaurants, genaamd ‘De Kust’ hanteren dezelfde kaart, maar voormalig Vroom, om het maar even zo te noemen, heeft verder nauwelijks iets weg van De Kust. Eigenlijk is na drie dagen sluiting van Vroom, alleen een nieuwe kaart aan de gevel gehangen. Zo lijkt het althans van buiten, want ik heb nog niet de kans genomen om binnen een kijkje te
nemen. En de website zegt helemaal niets over een filiaal in mijn achtertuin. Ik ben benieuwd hoe de verse vangsten uitpakken nu deze restaurants in elkaars foerageergebied zitten. De crises ‘De Pier heeft een identiteitscrisis.’ Maken de gedragswetenschappen onverwacht progressie? Straks blijkt de dooie pier een zelfmoord ten gevolge van psychische nood bij een dier dat we voor weinig zelfbewust hielden. Maar nee, de woorden blijken te slaan op het nieuwe buurtrestaurant dat is getransformeerd van ‘De Kust’ in ‘De Pier’. Ik was met een studievriendin op weg van het Utrechtse filiaal van de Open Universiteit naar het station, op zoek naar een lunchplek. Onderweg hoorde ik een enthousiaste uitleg van het delphi-model hoogbegaafdheid. In mijn ooghoeken zag ik opeens een bekend golfjespatroon opduiken. Ik onderbrak vrij bruut ons gesprek om aan te kondigen dat ik over wilde steken om aan te leggen bij – naar ik vermoedde – een nieuw filiaal van het Utrechtse strandleven. De medewerkster van het restaurant dat ‘De branding’ bleek te heten, had alle tijd. Ze bevestigde de band met De Kust en De Pier: weinig verrassend hebben de restaurants dezelfde eigenaar. En vooralsnog hoeven we geen Vuurtoren, Het Duin of De Krabbengang te verwachten in Utrecht. Deze professional in de bediening vertrouwde ons ook toe dat in de buurt van De Branding meer vlees wordt genuttigd, heel veel meer
friet en bijna geen salade. Ze was blij om te horen dat ik bij De Pier nieuw zeevast meubilair had gespot. En toen vertelde ze ons dus van die identiteitscrisis. Dat ze tegen de baas had gezegd dat Vroom op de gevel en alleen een andere kaart, de herkenning bij het publiek natuurlijk niet vergroot. Ik verwacht dat de bewoners van de yuppenwijk zich verheugen in een prijsgunstig restaurant en deze identiteitscrisis niet op zullen merken. De workshopbezoekers die mij passeerden bij de uitgang van de universiteit en er een ochtendje ‘hoogbegaafdheid’ op hadden zitten, lopen heel wat meer risico dan De Pier.
... 27
.............................................................................. Harmonie Ik ben een asfaltjunk en verlang ernaar de Tsjechische grindwegen achter me te laten en de grens over te gaan, maar een dreigend onweer brengt ons bij Natascha. ‘Harmonie’ is het enige horeca adres in dit kleine grensdorp, pas geopend. Een hotel, zoals op de borden staat, kun je het eetcafé met drie gastenkamers nauwelijks noemen. Zoals gebruikelijk in dit land, staat in een hoek een grote tv te schetteren. Voor ons als enige echte gasten wordt die tv op een Duitse zender afgestemd. We bestellen een biertje en kijken hoe de lucht steeds donkerder kleuren aanneemt. Als de eerste druppels beginnen te vallen, dringt Natascha er op aan dat we onze fietsen onder haar schone was zetten. Terwijl wij denken ‘die fietsen kunnen er wel tegen’, heeft haar echtgenoot de volgepakte en afgesloten fietsen voor ons naar een droge plek gesjouwd. Er dienen zich twee nieuwe gasten aan. Hun fietsen worden door een stamgast het café binnen gereden. Ze hebben weliswaar iets aan wat op regenkleding lijkt, maar zijn compleet doorweekt. Onze fietsplannen zijn bij deze aanblik snel voorbij. We vragen naar de overnachtingsmogelijkheden. Dat kan, maar Natascha heeft zes gasten gehad de afgelopen nacht. Zoveel belangstelling voor haar pension is ze duidelijk niet gewend. Ze moet eerst nog even een kamer in orde maken. Willen we daarop wachten? We zouden graag douchen en andere kleren aantrekken, maar willen best even wachten totdat zij de kamer in orde heeft gemaakt. We bestellen nog een biertje. 28
Natascha schuift weer aan bij de stamtafel, waar ze honderduit praat met een andere hoogblonde vrouw. Het is geen Tsjechisch wat ze spreken. Om het kwartier, steeds als ze even naar de bar loopt om iemand van drinken te voorzien, komt Natascha even naar onze tafel lopen om te zeggen dat ze dadelijk de kamer in orde gaat maken. Na drie biertjes weten we dat het meer een herinnering voor zichzelf dan een belofte aan ons is, maar het aanhoudend slechte weer en de toezegging dat ze ook voor ons wil koken, houden ons binnen. En de warmwatervoorziening zal ze ook in orde maken. Hadden we toch beter onze tocht voort kunnen zetten? Na anderhalf uur stuurt de andere vrouw Natascha naar boven om de kamer in orde te maken en noodt ons aan de stamtafel, waar dan nog maar een paar mensen zitten. Ze vertelt dat Natascha haar Russische vriendin is, erg bescheiden, maar echt een heel goede pensionhouder, al is ze net begonnen en moet ze nog een beetje bijleren. Wij geloven de Wit-Russische onmiddellijk als ze vertelt dat ‘Harmonie’ het beste onderkomen in de omtrek is, maar niet dat ze Janet Jackson heet. Ze gaat morgen naar huis en misschien is het leuk als we haar in haar woonplaats op komen zoeken. Ze is daar de enige vrouwelijke buschauffeur, dus dat kan niet missen. En het is echt een heel mooie stad, Mariënbad. Altijd leuk om te horen dat de beschrijving in de reisgids niet overdrijft.
En ze neemt nog maar eens een wijntje, want zo vaak is ze niet bij haar Russische vriendin op bezoek. Twee vrouwen, opgesloten in een huwelijk met een Duitser, levend op de grens, in een land waar ze niet gewenst zijn: gelukkig verschijnt op dat moment Natascha met de mededeling dat de kamer ter beschikking staat. Ze wil nog wel graag even weten hoe laat wij morgen willen ontbijten. Ze vouwt haar handen voor haar smekend gezicht en verzoekt met het beste ‘please’ dat ze in huis heeft ’niet te vroeg, niet om half acht of zo’. Het is duidelijk dat ze niet weet hoe ze zo vroeg een ontbijt op tafel zou moeten krijgen. We stemmen in met half negen en ontvangen dan de sleutel van de kamer, waar een knalroze sprei op het bed ligt en alle vier de kleine handdoeken een andere kleur hebben. Als we na een uur weer in het restaurant terug zijn, krijgen we redelijk snel een menukaart voorgeschoteld. We nemen de niet al te ingewikkeld ogende zigeunerschnitzel. Met hulp van Janet weet Natascha tegen een uur of half negen dan eindelijk een bord eten te serveren, met nogmaals welgemeende excuses, want het was gisteren al zo razend druk geweest met die gasten. Natascha is helemaal gelukkig als we aankondigen dat ontbijt om negen uur ook goed is. Wij hebben een roes uit te slapen. Janet zit de volgende ochtend al met een sigaret aan de stamtafel en schenkt voor zichzelf een tweede glas rode wijn in. Ze wil graag nog wat Duits met ons spreken, want ze is zich aan het voorbereiden om een Duits certificaat te
halen. Ze wil in Zwitserland gaan wonen, daar kan ze wel zeven keer zoveel verdienen. Ik probeer voorzichtig naar voren te brengen dat Zwitserland peperduur is en de immigratie-eisen redelijk pittig zijn, maar ze is vol vertrouwen over haar taalkunsten. Het zal wel aan ons liggen dat we regelmatig niet begrijpen waar ze het over heeft. Ze loopt tussendoor naar boven om Natascha te halen, die met een ongekamd hoofd de keuken in verdwijnt. Het ontbijt wordt ons in gangen opgediend: eerst een paar plakjes kaas en tomaat met een toastje, dan een eitje en wat augurken en tenslotte brood met een paar plakjes vlees. Als we dat op hebben, komt er een potje jam op tafel en de boter. Voor minder dan veertig euro waren we kortstondig getuige van het leven van twee vrouwen op de grens van werkelijkheid en droom. De ene wil gastvrouw zijn in een hotel met kamermeisje en kok, de ander kijkt reikhalzend uit naar haar droombaan in Zwitserland: buschauffeur.
... 29
........................................................ Doelgroep gezocht? Les één had ik overgeslagen. Een schrijver zonder doelgroep die loopt niet eens het risico miskend te worden. In interviews met schrijvers lees ik met enige regelmaat dat ze vooral voor zichzelf schrijven, maar dat ik dat lees, betekent natuurlijk slechts dat ze het verkopen hebben uitbesteed en de creatieveling uithangen, die zich niet bekommert om zoiets banaals als een doelgroep. Daar bespeur ik wel enige verwantschap: want wat voelde ik me gevleid toen een onbekende, die me onverwacht voorstelde om niet de bus te nemen, maar samen richting park te lopen, na een paar honderd meter vroeg: ‘Doe je iets creatiefs?’ Ondanks die wens om toe te geven aan creatieve impulsen, koos ik bewust voor de commerciële variant van de opleiding uitgeverij. Volstrekt overbodig omdat het mij in het geheel niet ontbrak aan kennis op dit gebied – ik had er al eens les in gegeven, maar dat had ik blijkbaar verdrongen in mijn wens om zelf mijn auteursproducten te verkopen. Mijn marketingplannen voor de fictieve juridische uitgeverij waren werkelijk van bijzondere schoonheid, daarover bestond geen twijfel. Want andermans werk vermarkten is voor een theoreticus als ik geen kunst. Als die theoreticus ook even naar de markt had gekeken, dan was de conclusie dat creatievelingen grootschalig bemiddelaars inzetten geen verrassing geweest. Dus mijn praktijkopdracht met de welluidende boektitel ‘Steeds beter’ en een prachtig kunstwerk op de kaft leverde twee planken 30
onverkochte boeken op. Dat lag dit keer niet aan mijn definitie van de doelgroep, maar aan mijn benadering van die immense doelgroep. Overigens heb ik inmiddels een uitgever voor het werk. In aangepaste vorm kun je het op de markt verwachten onder de paraplu van Libelle Academy. En ik kan verklappen dat het een heel andere titel krijgt. Dat heeft met de doelgroep te maken. In 2012 probeerde ik het nog maar eens, een boek schrijven. Opnieuw maakte ik mij druk om een mooie kaft en het had heel wat voeten in aarde voordat de kleuren een beetje leken op het schilderij van mijn favoriete Utrechtse beeldend kunstenaar. Mijn redacteuren waren wanhopig bezig om me te vertellen waar ik over had geschreven en welke doelgroep voor de hand lag, maar ik was bezig met taal en niet met een doelgroep. Na het verschijnen van het boek deden anderen dat voor mij. Dat was niet de bedoeling en het begon me meteen te benauwen omdat ik geen boek voor – noch over – homo’s geschreven had, maar dat bleek te ingewikkeld voor mijn publiek. En retroactief ook voor mezelf, maar dat wist ik toen nog niet. Je weet het misschien nog niet, maar jij hoort inmiddels tot de doelgroep. Anders had je deze tekst niet onder ogen gehad. Want met uitzondering van linkshandigen en andere dwarsdenkers die gebruikelijk achteraan beginnen, is dit de bladzijde voor de doorzetters en degenen die graag eerst de ontknoping lezen. De doorzetters verwijs
ik graag naar mijn website voor nieuwe leesbelevingen en mensen die iets van een ontknoping zoeken, die moet ik bekennen dat de marketingstrategie nog niet helemaal uitontwikkeld is. Misschien dat ik op een dag op zoek ga naar een uitgever in plaats van naar een doelgroep. Stap één van het marketingplan heb ik netjes uitgevoerd. Ik heb marktonderzoek gedaan: beperkt en eigenwijs, maar de oproep waar ik de inleiding mee begon vond weerklank en leverde meer voorstellen op dan ik uiteindelijk kwijt kon. Het gaf richting voor het vinden van een doelgroep. Helemaal scherp is die doelgroep nog niet en daar ga ik vooralsnog als autonoom kunstenaar niet naar op zoek.
... 31
32