Specialisatie
Jeugdhulpverlening
Bachelorproject (nr):
BP01
Titel Bachelorproject:
Persoonlijkheid en pesten_1
Thema:
Alhoewel er veel studies worden gedaan naar pesten, is op een simpele maar belangrijke vraag nog geen antwoord gevonden: waarom pesten kinderen eigenlijk? Er is een stroming die stelt dat kinderen pesten omdat het loont: pestkoppen zijn vaak populair en hebben veel vrienden (Salmivalli, 2010). Er wordt echter ook gesuggereerd dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken bepalend zijn voor pestgedrag. Sommige kinderen zijn meer geneigd agressie als legitiem middel te zien om sociale doelen te bereiken, en het is zelfs mogelijk dat sommige kinderen plezier hebben in het lijden van anderen (zie bijvoorbeeld Ciucci et al, 2014; Fanti & Kimonis, 2013; Paulhus & Jones, 2015). In het huidige bachelorproject gaan we op zoek naar persoonlijkheidskenmerken die mogelijk pestgedrag veroorzaken. In dit bachelorproject zal gekeken worden naar de persoonlijkheidskenmerken (zowel Big Five als Dark Tetrad) in relatie tot pesten, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen tussen de diverse rollen die jongeren kunnen hebben in het pestproces (pester, slachtoffer, etc.). Inzicht in deze profielen kan helpen bij het ontwikkelen van gepaste interventiestrategieën. We laten ons vooral leiden door inzichten over persoonlijkheid van Paulhus & Williams (2002) en Paulhus (2014). Zij beschrijven de Dark Tetrad; de duistere vier: de narcist (vindt zichzelf geweldig, egoïstisch, dominant, gebrek aan inlevingsvermogen), de machiavellist (berekenend, kil, manipulatief, competitief), de psychopaat (impulsief, antisociaal, gewetenloos) en de sadist (plezier hebben aan opzettelijke pijn doen en vernederen van anderen).
Probleemstelling:
Theoretisch kader:
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode: Beoordeling:
Literatuur: • Furnham, A., Richards, S. C., & Paulhus, D. L. (2013). The Dark Triad of personality: A 10 year review. Social and Personality Psychology Compass, 7, 199-216. • Paulhus, D. L. (2014). Toward a taxonomy of dark personalities. Current Directions in Psychological Science, 23, 421-426. • Paulhus, D. L., & Williams, K. M. (2002). The dark triad of personality: Narcissism, Machiavellianism, and psychopathy. Journal of research in personality, 36, 556-563. • Salmivalli, C. (2010). Bullying and the peer group: A review. Aggression and violent behavior, 15, 112-120. De student is vrij om binnen het project eigen vragen te formuleren. Bijvoorbeeld: • Welke persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan pesten? • Welke persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan gepest worden? MBO-scholieren Cross-sectioneel vragenlijst onderzoek De dataverzameling vindt eind 2015 plaats op MBO scholen door middel van vragenlijsten. Van de studenten wordt verwacht dat zij scholen werven voor deelname aan het onderzoek en op schoolbezoek gaan voor dataverzameling. 8 Een combinatie van groepsgewijze en individuele begeleiding Fatih Toprak, Anouk Goemans en Mitch van Geel September 2015 t/m mei 2016 e e Vindt plaats door de 1 begeleider na samenspraak met de 2 lezer, op grond van de formeel vastgelegde beoordelingscriteria.
Specialisatie
Leerproblemen
Bachelorproject (nr):
BP02
Titel bachelorproject:
Leren lezen met de computer. Het effect van e-boeken voor kinderen in groep 3
Thema: Probleemstelling:
Leerproblemen - beginnend lezen Leerkrachten van groep 3 hebben te maken met grote verschillen in ontluikende en aanvankelijke leesvaardigheid bij kinderen in groep 3. Er moet daarom gezocht worden naar methoden en middelen die helpen onderwijs op maat (differentiatie) te geven zodat alle kinderen profiteren. Differentiatie gaat vaak gepaard met verzwaring van de werkdruk, waardoor voor het optimaal vormgeven van differentiatie de menskracht simpelweg ontbreekt. De beoogde studie wil leerkrachten in groep 3 helpen drie doelen te realiseren: Differentiatie in leesonderwijs bewerkstelligen door (2) benutten van ICT zodat leeskilometers ook door zwakke lezers eenvoudig gerealiseerd kunnen worden en de (3) werkdruk van leerkrachten niet toeneemt. Digitale boeken zijn een veelbelovend middelen om die doelen te bereiken en geven ook zwakke lezers de mogelijkheid succeservaring op te doen met verhaaltjes lezen (de Jong & Bus, 2013). De voorgestelde studie test of: 1. De gunstige resultaten van lezen van digitale boeken (leesvaardigheid, orthografische kennis) in de klassensituatie gerepliceerd kunnen worden. 2. In het bijzonder als digitale boeken ingezet worden voor zwakke lezers die moeite hebben de tekst van boeken zelfstandig te lezen. 3. Oplichten van tekst tot betere resultaten leidt dan wanneer de tekst niet oplicht.
Theoretisch kader:
Elektronische boeken voor beginnende lezers bevatten naast gesproken tekst vaak ook geschreven tekst die oplicht tijdens het voorlezen. Hoewel effecten van gesproken tekst in elektronische boeken nog niet vaak zijn onderzocht, zijn er aanwijzingen dat meelezen de leesontwikkeling stimuleert. Beginnende lezers lazen vloeiender na oefenen met audio boeken (Chomsky, 1976; Nevile, 1968 zoals geciteerd door Topping 1997). Dit effect werd ook gevonden in meer recente case (Blum, Koskinen, Tennant ,Parker, Straub, & Burry, 1995; Byrom, 1998) -en experimentele studies (Shany & Biemiller, 1995; van der Leij, 1983, Young, Bowers, & MacKinnong, 1996). Naast toename in snelheid van woorden en tekstlezen is meelezen ook gunstig voor leesbegrip (Blum et al. 1995; Byrom, 1998; Shany & Bimiller, 1995; Young et al., 1996) hoewel resultaten op dit punt niet consistent zijn (Koskinen et al., 1995). Hetzelfde geldt voor woordspecifieke kennis (Shany & Biemiller, 1995; van Bon, Boksebeld, Freide, & van den Hurk, 1991; van der Leij, 1983). De (additionele) effecten van oplichten van tekst zijn nog grotendeels onbekend. Literatuur Blum, I. H., Koskinen, P. S., Tennant, N., Parker, E. M., Straub, M., & Curry, C. (1995). Using audiotaped books to extend classroom literacy instruction into the homes of second-language learners. Journal of Literacy Research, 27, 535-563. doi: 10.1080/10862969509547898 Byrom, G. (1998). If you can’t read it then audio read it. Reading, 32, 3-7. doi: 10.1111/14679345.00081 Chomsky, C. (1976). After Decoding: What? Language Arts, 53, 288-296. Koskinen, P. S. B., I. H., Philips, S. M., Creamer, T. S., & Baker, T. K. . (1995). Book access and rereading with audiotapes: Extending literacy learning into the homes of culturally and linguistically diverse students. Reading research Report No. 75. Shany, M. T., & Biemiller, A. (1995). Assisted reading practice - Effects on performance for poor readers in grade-3 and grade-4. Reading Research Quarterly, 30, 382-395. doi: 10.2307/747622
Topping, K. J., Shaw, M. C., & Bircham, A. M. (1997). Family electronic literacy: Part 1 – home-school links through audiotaped books. Reading, 31, 7-12. doi: 10.1111/1467-9345.00046 van Bon, W. H. J., Boksebeld, L. M., Font Freide, T. A. M., & van den Hurk, A. J. M. (1991). A comparison of three methods of reading-while-listening. Journal of Learning Disabilities, 24, 471-476. doi: 10.1177/002221949102400805 van der Leij, D. A. V. (1983). Ernstige leesproblemen: een onderzoek naar mogelijkheden tot differentiatie en behandeling: Lisse, Nederland: Swets en Zeitlinger. Young, A. R., Bowers, P. G., & MacKinnon, G. E. (1996). Effects of prosodic modeling and repeated reading on poor readers' fluency and comprehension. Applied Psycholinguistics, 17, 59-84. doi: doi:10.1017/S0142716400009462
Onderzoeksvragen:
1. De gunstige resultaten van lezen van digitale boeken (leesvaardigheid, orthografische kennis) in de klassensituatie gerepliceerd kunnen worden. 2. In het bijzonder als digitale boeken ingezet worden voor zwakke lezers die moeite hebben de tekst van boeken zelfstandig te lezen.
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling: Aantal studenten: Begeleiding:
Docent: Periode:
3. Oplichten van tekst tot betere resultaten leidt dan wanneer de tekst niet oplicht. Kinderen in groep 3 Gerandomiseerd experiment Ja, op basisscholen in groep 3. Voor een deel zijn de scholen al gerekruteerd. 10 Zoveel mogelijk groepsgewijs op maandag. Iedere student schrijft een individuele scriptie in artikelvorm en krijgt feedback van de docent tijdens de bijeenkomsten of schriftelijk (bijv. door middel van track changes). Naast groepsbijeenkomsten vindt er individuele begeleiding plaats op afspraak en in de vorm van inloopspreekuren. Mw. Derksen MSc (i.s.m. mw. Dr. T. M. Sikkema-de Jong) Volgens rooster, indien gewenst is het in overleg met de docent eventueel mogelijk om eerder (in september) te starten.
Specialisatie
Neuropedagogiek/Ontwikkelingsstoornissen
Bachelorproject (nr):
BP03
Titel Bachelorproject:
Stress, emoties en sociale aandacht bij jonge kinderen met een verhoogd risico op autisme
Thema: Probleemstelling: Theoretisch kader:
Autisme, emoties, stress Meerdere mogelijk, zelf in te vullen Kinderen met autismespectrumstoornissen ondervinden ernstige problemen in het sociale functioneren waardoor hun ontwikkeling op vele domeinen van het functioneren ernstig wordt bedreigd. Om sociale interactie bij kwetsbare kinderen optimaal te kunnen stimuleren is het belangrijk om zo veel mogelijk kennis te hebben over de onderliggende cognitieve én affectieve functies die belangrijk zijn voor emotieregulatie en die bijdragen aan de kwaliteit van het sociale contact. Om de ontwikkeling zo vroeg en dus optimaal mogelijk te kunnen stimuleren is het belangrijk om dit bij jonge kinderen te onderzoeken. Het doel van de huidige studie is te onderzoeken in hoeverre 3-6 jarigen met een verhoogd risico op autisme omgaan met stress en emoties zoals zichtbaar in hun gedrag. Dit onderzoeken we op basis van video-observaties tijdens een stress paradigma, waarbij de kinderen kort worden blootgesteld aan een stressor (de robot). Verstoring in stress- en emotieregulatie zullen worden gekoppeld aan ernst en type van emotionele en gedragsproblemen, alswel cognitieve vaardigheden. Naast kinderen doen ook moeders mee aan het onderzoek waarbij we bijvoorbeeld kijken naar ervaren stress in de opvoeding, emotieregulatie vaardigheden van ouders, en dagelijkse situaties die stress veroorzaken bij de kinderen.
Onderzoeksvragen: Onderzoeksgroep:
Meerdere mogelijk, zelf in te vullen Kinderen met en zonder autisme in de leeftijd van 3 – 6 jaar, en hun moeders
Onderzoeksdesign:
Video-observaties van gedrag en gedragsvragenlijsten die afgenomen zijn bij moeder en kind.
Dataverzameling:
De studenten die voor dit onderzoek kiezen krijgen de gelegenheid om ervaring op te doen met: het leren scoren en analyseren van gedragsobservaties tijdens stress paradigma variatie in autisme symptomen en profielen het in kaart brengen van factoren die van invloed zijn op emotieregulatie
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode: Beoordeling:
15 Sophie van Rijn en Hanneke Smaling Sophie van Rijn Nov 2015-Juli 2016 Sophie van Rijn. De scriptie zal worden beoordeeld volgens de richtlijnen Bachelorprojecten. In deze beoordeling wordt ook het persoonlijk functioneren tijdens de praktische kanten van het onderzoek meegenomen.
Specialisatie
Jeugdhulpverlening
Bachelorproject (nr):
BP04
Titel Bachelorproject:
Persoonlijkheid en pesten_2
Thema:
Alhoewel er veel studies worden gedaan naar pesten, is op een simpele maar belangrijke vraag nog geen antwoord gevonden: waarom pesten kinderen eigenlijk? Er is een stroming die stelt dat kinderen pesten omdat het loont: pestkoppen zijn vaak populair en hebben veel vrienden (Salmivalli, 2010). Er wordt echter ook gesuggereerd dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken bepalend zijn voor pestgedrag. Sommige kinderen zijn meer geneigd agressie als legitiem middel te zien om sociale doelen te bereiken, en het is zelfs mogelijk dat sommige kinderen plezier hebben in het lijden van anderen (zie bijvoorbeeld Ciucci et al, 2014; Fanti & Kimonis, 2013; Paulhus & Jones, 2015). In het huidige bachelorproject gaan we op zoek naar persoonlijkheidskenmerken die mogelijk pestgedrag veroorzaken. In dit bachelorproject zal gekeken worden naar de persoonlijkheidskenmerken (zowel Big Five als Dark Tetrad) in relatie tot pesten, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen tussen de diverse rollen die jongeren kunnen hebben in het pestproces (pester, slachtoffer, etc.). Inzicht in deze profielen kan helpen bij het ontwikkelen van gepaste interventiestrategieën. We laten ons vooral leiden door inzichten over persoonlijkheid van Paulhus & Williams (2002) en Paulhus (2014). Zij beschrijven de Dark Tetrad; de duistere vier: de narcist (vindt zichzelf geweldig, egoïstisch, dominant, gebrek aan inlevingsvermogen), de machiavellist (berekenend, kil, manipulatief, competitief), de psychopaat (impulsief, antisociaal, gewetenloos) en de sadist (plezier hebben aan opzettelijke pijn doen en vernederen van anderen).
Probleemstelling:
Theoretisch kader:
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode: Beoordeling:
Literatuur: • Furnham, A., Richards, S. C., & Paulhus, D. L. (2013). The Dark Triad of personality: A 10 year review. Social and Personality Psychology Compass, 7, 199-216. • Paulhus, D. L. (2014). Toward a taxonomy of dark personalities. Current Directions in Psychological Science, 23, 421-426. • Paulhus, D. L., & Williams, K. M. (2002). The dark triad of personality: Narcissism, Machiavellianism, and psychopathy. Journal of research in personality, 36, 556-563. • Salmivalli, C. (2010). Bullying and the peer group: A review. Aggression and violent behavior, 15, 112-120. De student is vrij om binnen het project eigen vragen te formuleren. Bijvoorbeeld: • Welke persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan pesten? • Welke persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan gepest worden? MBO-scholieren Cross-sectioneel vragenlijst onderzoek De dataverzameling vindt eind 2015 plaats op MBO scholen door middel van vragenlijsten. Van de studenten wordt verwacht dat zij scholen werven voor deelname aan het onderzoek en op schoolbezoek gaan voor dataverzameling. 8 Een combinatie van groepsgewijze en individuele begeleiding Fatih Toprak, Anouk Goemans en Mitch van Geel September 2015 t/m mei 2016 e e Vindt plaats door de 1 begeleider na samenspraak met de 2 lezer, op grond van de formeel vastgelegde beoordelingscriteria.
Specialisatie
Neuropedagogiek/Ontwikkelingsstoornissen
Bachelorproject (nr):
BP05
Titel Bachelorproject:
Intelligentie meten zonder culturele bias.
Theoretisch kader:
In Nederland wordt veelvuldig gebruik gemaakt van intelligentietests om bijvoorbeeld de juiste schoolkeuze voor kinderen in te schatten, of om leerproblemen of gedragsproblemen te verklaren in het kader van diagnostiek. Sinds het ontstaan van de eerste intelligentietests is er al discussie over de vraag of deze tests wel “cultuurvrij” zijn? Is het concept “intelligentie” niet teveel cultureel bepaald en zijn de tests die we gebruiken voor kinderen uit verschillende culturen wel even makkelijk/moeilijk? In veel intelligentietests wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van verbale taken, waarbij een kind met Nederlands als tweede taal wellicht een nadeel ondervindt. Maar ook plaatjes of opdrachten kunnen bekender zijn binnen de ene culturele groep dan binnen de andere, waardoor er een vertekening in de scores kan ontstaan. Om culturele bias in intelligentie onderzoek te verkleinen heeft men geprobeerd om “cultuurvrije” tests te ontwikkelen. Een voorbeeld van een dergelijke intelligentietest is de Cattell Culture Fair Intelligence Test (CCFT). Binnen dit onderzoek zal de CCFT gevalideerd worden voor de Nederlandse populatie (8-18 jaar). In het onderzoek zal naast de CCFT een aantal extra vragenlijsten en neuropsychologische tests worden afgenomen om concepten verwant aan intelligentie in kaart te brengen. Voorbeelden van dergelijke concepten zijn: verwerkingssnelheid, schools functioneren, emotieregulatie, gedragsregulatie en de aanwezigheid van psychische klachten. Binnen dit project zijn allerlei vraagstellingen mogelijk. Voorbeelden zijn: in hoeverre de CCFT daadwerkelijk “cultuurvrij” is, wat de relatie is tussen psychotische symptomen en intelligentie in adolescenten, of wat de samenhang is tussen emotieregulatie/gedragsregulatie en intelligentie. 8-18 jaar Cross-sectioneel Studenten werven actief kinderen/adolescenten van 8-18 jaar via regionale basisscholen en middelbare scholen en nemen klassikaal en/of individueel tests en vragenlijsten af. 20 Iedere student schrijft een individueel verslag over een eigen probleemstelling. De student zoekt en leest zelfstandig de literatuur die bij zijn/haar vraagstelling past en schrijft op basis hiervan een inleiding. Verzamelde onderzoeksgegevens kunnen gebruikt worden om de vraagstelling te beantwoorden. Het onderzoek wordt beschreven in een individueel eindverslag. Er vinden meerdere groepsgewijze bijeenkomsten plaats tussen november 2014 en juni 2015. De docent geeft feedback op de keuze van de vraagstelling, het zoeken van onderzoeksliteratuur en het verslag. Verder geeft de docent feedback op een eerste versie van het verslag en beoordeelt het eindproduct. T. Ziermans September 2015 – Juni 2016 Studenten worden beoordeeld op het individueel eindverslag.
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding:
Docent: Periode: Beoordeling:
Specialisatie
Jeugdhulpverlening
Bachelorproject (nr):
BP06
Titel Bachelorproject:
Pesten en gepest worden: een studie onder middelbare scholieren in India
Thema: Probleemstelling:
Probleemgedrag (pesten) in de schoolcontext Pesten is aanhoudend een groot probleem voor scholen en leerlingen. Pesten hangt samen met fysieke en geestelijke problemen voor een ieder die er bij betrokken is; slachtoffers, pesters en toeschouwers. Slachtoffers hebben last van een gebrekkig zelfvertrouwen en van depressieve en andere psychische klachten. Pesters worden vaak gekenmerkt door spijbelen, vandalisme en ook door depressies. Toeschouwers kunnen zich schuldig en onzeker voelen door het ervaren van geweld en ander negatief gedrag om hen heen, zonder dat ze daar iets aan (kunnen) doen. Pesten is in India een controversieel onderwerp. In de media zijn de laatste jaren meerdere gevallen van ernstig pestgedrag met ernstige gevolgen gerapporteerd. Toch beschouwen veel Indiase leerkrachten, ouders en onderzoekers pesten niet als een groot probleem. Het doel van het huidige onderzoek is dan ook om het pesten en de daaraan gerelateerde factoren in India systematisch in kaart te brengen. De negatieve effecten van pesten zijn veelvuldig gerapporteerd (e.g., Gini & Pozzoli, 2009), evenals voorspellers van pestgedrag (e.g., Cook et al., 2010). Een aantal van deze mogelijke effecten en voorspellers wordt onder de loep genomen in het huidige onderzoek. Zo is een goede sfeer in de klas is belangrijk om pesten in de klas tegen te gaan, omdat leerlingen zich gerespecteerd en veilig voelen (Olweus, 1993; Rigby, 2008). Niet alle leerkrachten zijn in gelijke mate geïnteresseerd in pesten en het voorkomen daarvan. Sommige leerkrachten vinden zelfs dat er onnodig moeilijk wordt gedaan over pesten: “Voor een goede voorbereiding op het latere leven moeten kinderen tegen een stootje (pesten) kunnen!”. Het huidige onderzoek bestudeert het klimaat in de klas en de houding ten opzichte van pestgedrag, zowel vanuit het perspectief van de leerling als van de leerkracht. Ook de relaties met klasgenoten worden meegenomen, vanwege de grote invloed die peers hebben op gedrag (Cairns & Cairns, 1991; Macklem, 2003). Tenslotte vragen we onder meer naar het gedrag en welzijn van de leerlingen zelf, om te bekijken hoe ze daadwerkelijk functioneren. Voorbeelden: 1) Welke leerling- en schoolkenmerken spelen een rol bij pestgedrag op Indiase scholen? 2) Welke rol spelen het innemen van een meerderheids- of minderheidspositie in de klas wat betreft geslacht, religie, kaste en uiterlijk? 3) Hangen de houding en het gedrag van de leerkrachten samen met de intensiteit van pesten en beïnvloeden zij de samenhang tussen pesten en het welzijn van de leerlingen? 4) Heeft psychopathie van de leerlingen een samenhang met de intensiteit van pesten in de klas, met de kwaliteit van de onderlinge relaties van leerlingen in de klas en met de kwaliteit van de relatie tussen leerlingen en leerkrachten? Leerlingen van 12-16 jaar in het voortgezet onderwijs in India en hun leerkrachten Kwantitatief, longitudinaal onderzoeksdesign aan de hand van een vragenlijst Om ervaring op te doen met het verzamelen van data, voeren de studenten een kleine pilot-studie met de vragenlijst uit onder middelbare scholieren in Nederland. De data die geanalyseerd worden, zijn (en worden) echter verzameld in India door lokale collega’s. Studenten voeren een gedeelte van deze data in SPSS in en analyseren deze vervolgens op basis van hun eigen onderzoeksvragen. 8 Bachelorstudenten Een combinatie van groepsgewijze en individuele begeleiding Dr. Maike Malda November 2015 tot juli 2016 e e Vindt plaats door de 1 begeleider na samenspraak met de 2 lezer, op grond van de formeel vastgestelde beoordelingscriteria
Theoretisch kader:
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode: Beoordeling:
Specialisatie
Leerproblemen
Bachelorproject (nr):
BP08
Titel bachelorproject:
Het effect van dopamine op leesprestatie en motivatie.
Thema: Probleemstelling: Theoretisch kader:
Dopamine & Lezen Wat is het effect van dopamine op de leesprestatie- en motivatie van studenten? Onderzoek heeft aangetoond dat er een sterke afname is in leesmotivatie vanaf groep 4 (Chall & Jacobs, 2003). Op vijftienjarige leeftijd geeft de helft van de Nederlandse adolescenten aan helemaal niet te lezen in de vrije tijd. Welke neurobiologische processen liggen ten grondslag aan de afname in leesmotivatie? De aanmaak van dopamine is gerelateerd aan motivatie en beloningsgedrag (Tripp & Wickens, 2008). Een efficiëntere dopamine productie valt samen met meer aandacht en daardoor gemakkelijker leren (Breitenstein et al., 2006; Knecht et al., 2004). Dopamine zou dus een factor kunnen zijn bij de afname van leesmotivatie.
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign:
Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode: Beoordeling:
Dit onderzoek kan wellicht bijdragen aan een theorie om afname in motivatie te verklaren. - Wat is de invloed van het toedienen van een kleine hoeveelheid dopamine op de aandacht tijdens het lezen van een tekst? - Wat is het effect van het toedienen van een kleine hoeveelheid dopamine op tekstbegrip, woorden leren en leesweerstand? - Is het effect van dopamine verschillend voor studenten met een lange variant (7repeat allel) van het DRD4-gen of de korte variant? Studenten De studie heeft een gerandomiseerd, dubbelblind, placebo-gecontroleerd design. Een groep van 80 proefpersonen, waarvan de ene helft drager is van de lange variant van het DRD4-gen en de andere helft drager van de kortere variant, zal geselecteerd worden aan de hand van genotypering. Alle 80 proefpersonen zullen deelnemen in twee experimentele condities (toediening van dopamine en placebo), waarin leesvaardigheid en leesmotivatie gemeten wordt. - Werving van proefpersonen - Afnemen van taken/vragenlijsten tijdens EEG-sessies - Scoring van taken/vragenlijsten 2 Studenten schrijven individueel een masterscriptie en krijgen schriftelijk en/of tijdens bijeenkomsten feedback. Elise Swart, MSc Start mogelijk vanaf september en november (geen rooster, bijeenkomsten worden door docent gepland). Studenten worden beoordeeld op basis van hun inzet/prestatie tijdens dataverzameling en de kwaliteit van de scriptie.
Specialisatie
Leerproblemen
Bachelorproject (nr):
BP09
Titel masterproject:
Kleuter-praat met Prentenboeken
Thema: Probleemstelling:
Ontluikende Geletterdheid en Executieve Functies Welke vaardigheden binnen de ontluikende geletterdheid kunnen kleuters opdoen van digitale prentenboeken die klassikaal vertoond worden op het smartboard Tot voor kort moesten kinderen door volwassenen worden voorgelezen om kennis te nemen van de inhoud en het taalgebruik in prentenboeken. Met het toenemende gebruik van nieuwe media, worden mogelijkheden gecreëerd voor peuters en kleuters om ook zonder hulp van volwassenen verhalende teksten te ‘lezen’ met behulp van digitale prentenboekversies. Onderzoek naar de mogelijkheden van digitale prentenboeken op school, toont aan dat kinderen hun vocabulaire uitbreiden na het herhaald lezen van deze prentenboeken. Voor het opdoen van printkennis zouden deze digitale boeken ook een ideale bron kunnen vormen. Printkennis is een vaardigheid binnen ontluikende geletterdheid die een sterke associatie heeft met leessucces; het is een noodzakelijke voorwaarde om te leren lezen en omvat alfabetische kennis en begrip van organisatie en betekenis van tekst (tekstconcept). Nieuw dit jaar is dat wordt gekeken naar de bijdrage die prentenboeken kunnen leveren aan de ontwikkeling van het foneembewustzijn. Het eerste doel van dit onderzoek is testen of kleuters tekst gerelateerde vaardigheden kunnen opdoen en of het foneembewustzijn zich verder ontwikkeld als ze klassikaal kijken naar prentenboeken op een smartboard. Een tweede doel is testen of de ontwikkeling van executieve functies, het leren van kleuters via digitale prentenboeken beïnvloed. Dit project start in september met een literatuurstudie en eind september/begin oktober ga je zelf data verzamelen om een deel van de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. - Verbetert printkennis na het lezen van prentenboeken op het smartboard als de aandacht van kleuters gericht wordt op de tekst? - Verschillen kinderen die variëren in executief functioneren in het opdoen van printkennis - Neemt het foneembewustzijn toe na het lezen van prentenboeken op het smartboard als de aandacht van kleuters gericht wordt op tekstelementen? - Gaat het opdoen van printkennis ten koste van het uitbreiden van woordenschat? - Is de DCCM-test (dimensional change card match) voor cognitieve flexibiliteit valide? Kleuters Een gerandomiseerd experiment met voor– en nameting 4 dagen/week* (+ 5 weken) *waarvan 2 weken 4 schooldagen en 3 weken 2 dagen schooltijden + 2 dagen + 1h Zelf een school zoeken; locatie: voor de studenten handig voor data verzamelen) 2 (data verzameling in 2-tallen) In 2-tallen Mw. Dr. M.J. van Dijken September: inlezen, projectbeschrijving, oefenen met testen; Data verzamelen 5 weken eind sept/okt; analyse en scriptie november/december/januari. (geen rooster, bijeenkomsten worden door docent gepland).
Theoretisch kader:
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode:
Specialisatie
Leerproblemen
Bachelorproject (nr):
BP10
Docent: Startdatum Titel bachelorproject:
Mw. dr. T. M. Sikkema-de Jong (i.s.m. mw. H. van Dijk MSc) November 2015 Leren kijken naar letters
Theoretisch kader:
Lezen vereist naast leren van de letternamen (“Bee” voor B) of letterklanken(“bu”) efficiënte waarneming van lettervormen. Jonge kinderen moeten de visuele kenmerken die letters uniek maken van elkaar leren onderscheiden. Uit een eerdere studie met 3- en 4-jarigen (in prep) blijkt dat kinderen die verder in hun ontwikkeling zijn en meer letters kennen preciezer naar een letter kijken. Ze kijken minder globaal. We vermoeden dat lezen van boeken bijdraagt aan de ontwikkeling van letterperceptie. In dit project testen we deze hypothese via een gerandomiseerd experiment met 3 groepen: groep 1 oefent letters via een alfabet boekje, groep 2 oefent letters door ze na te schrijven en de derde groep is een controlegroep (alleen voor- en nameting). Voorafgaand en na het experiment meten we letterperceptie met behulp van een eyetracker. Daarnaast worden een aantal andere paper – en pencil taken afgenomen om het niveau van ontluikende geletterdheid in beeld te brengen.
Onderzoeksvragen:
Literatuur -Both-de Vries, A. C. and A. G. Bus (2014). "Visual processing of pictures and letters in alphabet books and the implications for letter learning." Contemporary Educational Psychology 39, 156-163. -Burgund, E. D., & Abernathy, A. E. (2008). Letter-specific processing in children and adults matched for reading level. Acta Psychologica, 129, 66-71. doi: 10.1016/j.actpsy .2008.04.007 -Finkbeiner, M., & Coltheart, M. (2009). Letter recognition: From perception to representation. Cognitive Neuropsychology, 26, 1-6. doi: 10.1080/ 02643290902905294 -Fiset, D., Blais, C., Éthier-Majeher, C., Arguin, M., Bub, D., & Gosselin, F. (2008). Features for identification of uppercase and lowercase letters. Psychological Science, 19, 1161–1168. doi: 10.1111/j.1467-9280.2008.02218.x -Gibson, E. J., Gibson, J. J., Pick, A. D., & Osser, H. (1962). A developmental study of the discrimination of letter-like forms. Journal of Comparative and Physiological Psychology, 55, 897–906. doi: 10.1037/h0043190 -Gosselin, F., & Schyns, P. G. (2001). Bubbles: a technique to reveal the use of information in recognition tasks. Vision Research, 41, 2261–2271. doi: 10.1016/S0042-6989(01)00097-9 -Grainger, J., Rey, A., & Dufau, S. (2008). Letter perception: from pixels to pandemonium. Trends in Cognitive Sciences, 12, 381-387. doi:10.1016/j.tics.2008.06.006 -Longcamp, M., Zerbato-Poudou, M. T., & Velay, J. L. (2005). The influence of writing practice on letter recognition in preschool children: A comparison between handwriting and typing. Acta Psychologica, 119, 67–79. doi: 10.1016/j.actpsy.2004.10.019 -Naus, M. J., & Shillman, R. J. (1976). Why a Y is not a V: A new look at the distinctive features of letters. Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, 2, 394–400. doi:10.1037/0096-1523.2.3.394 -Pelli, D. G., Farell, B., & Moore, D. C. (2003). The remarkable inefficiency of word recognition. Nature, 423, 752–756. doi: 10.1038/nature01516 -Worden, P. E., & Boettcher, W. (1990). Young children’s acquisition of alphabet knowledge. Journal of Literacy Research, 22 , 277-295. doi: 10.1080/ 10862969009547711 Deze studie zoekt antwoorden op de volgende onderzoeksvragen: 1. Kijken kinderen na de interventie preciezer naar geoefende letters? 2. Draagt oefenen met een alfabet boekje of naschrijven van letters meer bij aan de ontwikkeling van letterperceptie?
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten Docent:
Kinderen van 4 jaar experimenteel Ja; studenten dragen bij aan de data verzameling met hulp van een eye tracker en door het afnemen van gedragsmaten bij Nederlandse peuters en kleuters . (geen rooster, bijeenkomsten worden door docent gepland) Zoveel mogelijk groepsgewijs, vermoedelijk op woensdagmiddag en of donderdag Iedere student schrijft een individuele scriptie in artikelvorm en krijgt feedback van de docent tijdens de bijeenkomsten of schriftelijk (bijv. door middel van track changes). Naast groepsbijeenkomsten vindt er individuele begeleiding plaats op afspraak en in de vorm van inloopspreekuren. Ong. 4 mw. H. van Dijk, MSc.(i.s.m. mw. Dr T. M. Sikkema-de Jong)
Specialisatie
Leerproblemen
Bachelorproject (nr):
BP11
Titel bachelorproject:
Wat Werkt voor Wie Vroege onderwijsinterventies met computerprogramma’s: De inzet van digitale prentenboeken voor het leren van een tweede taal op de kleuterschool Tweede taal onderwijs voor kleuters Hoe kunnen kleuters een tweede taal leren door middel van een digitale geletterdheid interventie? Computerinstructie kan bij jonge kinderen een zinvol hulpmiddel zijn om de taalen leesontwikkeling te stimuleren. Omdat steeds meer basisscholen al vroeg beginnen met het invoeren van Engels in het onderwijs, onderzoeken we of het educatieve computerprogramma Levende Boeken de Engelse taalontwikkeling kunnen stimuleren. Daarnaast is het van belang vast te stellen hoe deze Levende Boeken het beste kunnen worden ingezet. - Gaan kleuters vooruit in kennis van Engelse taal na het spelen met Levende Boeken? Op welke gebieden (woordenschat, grammatica, tekstbegrip) presteren zij beter? - Hoe kunnen de Engelstalige Levende Boeken het best worden ingezet voor het beste resultaat? Kleuters uit groep 1 of 2 Gerandomiseerd experiment met controlegroep. Het praktijkgedeelte zal bestaan uit het werven van participanten en het bezoeken van scholen voor het afnemen van voor- en nametingen bij de deelnemende kleuters. In een literatuur onderzoek wordt geëxploreerd wat de meest gunstige wijze is om een tweede taal aan te bieden aan kleuters. We zijn op zoek naar studenten die nauwkeurig en zelfstandig kunnen werken. Studenten moeten daarnaast beschikken zijn goede communicatieve vaardigheden om het contact met zowel leerkrachten als kleuters goed te laten verlopen. 2 Individueel Inge Merkelbach, MSc en Rachel Plak, MSc Vanaf eerste semester (geen rooster, bijeenkomsten worden door docent gepland). Op basis van scriptie waarbij rekening wordt gehouden met functioneren tijdens het project.
Opmerking: Begeleiding:
Thema: Probleemstelling: Theoretisch kader:
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode: Beoordeling:
Specialisatie
Leerproblemen
Bachelorproject (nr):
BP12
Titel bachelorproject: Thema: Probleemstelling:
Een leven lang lezen
Theoretisch kader:
Leerproblemen – geletterdheid – leespromotie/boekpromotie media socialisatie Leespromotie vindt op grote schaal plaats via kranten, radio, publieke -en commerciële televisie. In dit project wordt onderzocht wat het effect van boekpromotie is op indicatoren voor leesfrequentie en taalvaardigheid, of effecten gerelateerd zijn aan het medium (bijv. krant, televisie, radio), en aan achtergrondvariabelen als opleiding en geslacht. Dat Nederland zich internationaal wil profileren als kenniseconomie betekent bijvoorbeeld dat er niet alleen hogere eisen worden gesteld aan het niveau van kennis en vaardigheden, maar ook dat mensen in staat moeten zijn om snel nieuwe kennis te verwerven. Geletterdheid speelt daarbij een cruciale rol en is een van de kernvaardigheden die deel uitmaakt van de 21st century skills: vaardigheden die nodig zijn om volwaardig in een moderne kennis economie te kunnen participeren (Allen & van der Velden, 2011). Er hogere mate van geletterdheid hangt dan ook samen met een betere gezondheid (DeWalt & Hink, 2009) en carrièreperspectief (National Endowment for the Arts, 2007). Het PIAAC (2012) onderzoek onder 16-65 jarigen laat echter zien dat verschillen in taalvaardigheid die samenhangen met opleidingsniveau tussen 2007 en 2012 zijn gegroeid. Hetzelfde geldt voor verschillen tussen vrouwen en mannen. Vanuit de literatuur is bekend dat vrijetijdlezen een gunstige invloed heeft op de taalontwikkeling kinderen (Mol, Bus, de Jong, & Smeets, 2008) en volwassenen (Mol & Bus, 2011). In het onderwijs is het dan van belang om naast het bevorderen van de leesvaardigheid ook aandacht te besteden aan het opdoen van positieve leeservaringen (Stichting Lezen, 2012). Leerkrachten blijken zelf echter niet altijd enthousiaste lezers te zijn (Applegate et al., 2014; Nathanson, Pruslow, & Levitt, 2008). Dit terwijl enthousiasme voor lezen belangrijk is om goed leesonderwijs te kunnen geven (McKool & Gespass, 2009). Om een positieve spiraal van lezen en het vergroten van taalvaardigheid in gang te zetten is het van belang om mensen te stimuleren om voor hun plezier te lezen in hun vrije tijd (Stichting Lezen, 2012). De vraag die centraal staat in dit project is of leespromotie die via verschillende media op grote schaal plaatsvindt effectief is en met welke variabelen effectiviteit van leerpromotie samenhangt ( geslacht, opleidingsniveau, leesvaardigheid en enthousiasme voor lezen). Literatuur Allen, J. V., R. (2011). The flexible professional in the knowledge society: Springer. Applegate, A. J., Applegate, M. D., Mercantini, M. A., McGeehan, C. M., Cobb, J. B., DeBoy, J. R., . . . Lewinski, K. E. (2014). The Peter Effect Revisited: Reading Habits and Attitudes of College Students. Literacy Research and Instruction, 53(3), 188-204. doi: 10.1080/19388071.2014.898719 DeWalt, D. & Hink, A. (2009). Health Literacy and Child Health Outcomes: A Systematic Review of the Literature. Pediatrics, 124, 265-274. doi: 10.1542/peds.2009-1162b Buisman, M., Allen, J., Fouarge, D., Houtkoop, W. & van der Velden, R. (2012). PIAAC: Kernvaardigheden voor werk en leven - Resultaten van de Nederlandse survey 2012. www.piaac.nl. McKool, S. S., & Gespass, S. (2009). Does Johnny's reading teacher love to read? How teachers' personal reading habits affect instructional practices. Literacy Research and Instruction, 48(3), 264-276. doi: 10.1080/19388070802443700 Mol, S. E., & Bus, A. G. (2011). To Read or Not to Read: A Meta-Analysis of Print Exposure From Infancy to Early Adulthood. [Article]. Psychological Bulletin, 137(2), 267-296. doi: 10.1037/a0021890
Mol, S. E., Bus, A. G., de Jong, M. T., & Smeets, D. J. H. (2008). Added value of dialogic parent-child book readings: A meta-analysis. [Article]. Early Education and Development, 19(1), 7-26. doi: 10.1080/10409280701838603 Nathanson, S., Pruslow, J., & Levitt, R. (2008). The Reading Habits and Literacy Attitudes of Inservice and Prospective Teachers Results of a Questionnaire Survey. Journal of Teacher Education, 59(4), 313-321. doi: 10.1177/0022487108321685 National Endowment for the Arts (2007). To Read or Not To Read. A Question of National Consequence. Washington: National Endowment for the Arts. Stichting, & Lezen. (2012). Leesmonitor.nu, het magazine. Amsterdam: Stichting Lezen. Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling: Aantal studenten: Begeleiding:
Docent: Periode: Beoordeling:
1. Hangen effecten van boekpromotie samen met het gebruikte medium (krant, radio, tv, poster?). 2. Hangen effecten van boekpromotie samen met de inhoud van de boekpromotie (negatief/positief)? 3. Is het effect van boekpromotie verschillend voor mensen die enthousiast zijn voor lezen en mensen die dat niet zijn? 4. Hangen effecten van boekpromotie samen met woordenschat en leesvaardigheid van proefpersonen? 5. Hangen effecten van boekpromotie samen met (voor)opleidingsniveau geslacht? 6. Verschillen pabo-studenten van reguliere hbo-studenten op het gebied van leesvaardigheid en woordenschat? Pabo- en hbo-studenten met verschillende vooropleidingen (MBO, HAVO, VWO). Correlationeel ja 8 Zoveel mogelijk groepsgewijs. Iedere student schrijft een individuele scriptie in artikelvorm en krijgt feedback van de docent tijdens de bijeenkomsten op donderdag of schriftelijk (bijv. door middel van track changes). Naast groepsbijeenkomsten vindt er individuele begeleiding plaats op afspraak en in de vorm van inloopspreekuren. mw. H. van Dijk, MSc.(i.s.m. mw. Dr T. M. Sikkema-de Jong) Volgens rooster Met cijfer
Specialisatie
Jeugdhulpverlening
Bachelorproject (nr):
BP13
Titel Bachelorproject:
Persoonlijkheid en pesten_3
Thema:
Alhoewel er veel studies worden gedaan naar pesten, is op een simpele maar belangrijke vraag nog geen antwoord gevonden: waarom pesten kinderen eigenlijk? Er is een stroming die stelt dat kinderen pesten omdat het loont: pestkoppen zijn vaak populair en hebben veel vrienden (Salmivalli, 2010). Er wordt echter ook gesuggereerd dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken bepalend zijn voor pestgedrag. Sommige kinderen zijn meer geneigd agressie als legitiem middel te zien om sociale doelen te bereiken, en het is zelfs mogelijk dat sommige kinderen plezier hebben in het lijden van anderen (zie bijvoorbeeld Ciucci et al, 2014; Fanti & Kimonis, 2013; Paulhus & Jones, 2015). In het huidige bachelorproject gaan we op zoek naar persoonlijkheidskenmerken die mogelijk pestgedrag veroorzaken. In dit bachelorproject zal gekeken worden naar de persoonlijkheidskenmerken (zowel Big Five als Dark Tetrad) in relatie tot pesten, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen tussen de diverse rollen die jongeren kunnen hebben in het pestproces (pester, slachtoffer, etc.). Inzicht in deze profielen kan helpen bij het ontwikkelen van gepaste interventiestrategieën. We laten ons vooral leiden door inzichten over persoonlijkheid van Paulhus & Williams (2002) en Paulhus (2014). Zij beschrijven de Dark Tetrad; de duistere vier: de narcist (vindt zichzelf geweldig, egoïstisch, dominant, gebrek aan inlevingsvermogen), de machiavellist (berekenend, kil, manipulatief, competitief), de psychopaat (impulsief, antisociaal, gewetenloos) en de sadist (plezier hebben aan opzettelijke pijn doen en vernederen van anderen).
Probleemstelling:
Theoretisch kader:
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode: Beoordeling:
Literatuur: • Furnham, A., Richards, S. C., & Paulhus, D. L. (2013). The Dark Triad of personality: A 10 year review. Social and Personality Psychology Compass, 7, 199-216. • Paulhus, D. L. (2014). Toward a taxonomy of dark personalities. Current Directions in Psychological Science, 23, 421-426. • Paulhus, D. L., & Williams, K. M. (2002). The dark triad of personality: Narcissism, Machiavellianism, and psychopathy. Journal of research in personality, 36, 556-563. • Salmivalli, C. (2010). Bullying and the peer group: A review. Aggression and violent behavior, 15, 112-120. De student is vrij om binnen het project eigen vragen te formuleren. Bijvoorbeeld: • Welke persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan pesten? • Welke persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan gepest worden? MBO-scholieren Cross-sectioneel vragenlijst onderzoek De dataverzameling vindt plaats in het begin van 2016 op MBO scholen door middel van vragenlijsten. Van de studenten wordt verwacht dat zij scholen werven voor deelname aan het onderzoek en op schoolbezoek gaan voor dataverzameling. 8 Een combinatie van groepsgewijze en individuele begeleiding Anouk Goemans, Fatih Toprak en Mitch van Geel November 2015 t/m mei 2016 e e Vindt plaats door de 1 begeleider na samenspraak met de 2 lezer, op grond van de formeel vastgelegde beoordelingscriteria.
Specialisatie
Neuropedagogiek/Ontwikkelingsstoornissen
Bachelorproject (nr):
BP14
Titel Bachelorproject:
Gedragsproblemen en psychopathische trekken bij jonge kinderen
Thema:
Alle kinderen doen wel eens iets dat niet mag of zijn soms moeilijk in de omgang. Sommige kinderen lopen het risico om in de adolescentie of volwassenheid ernstige gedragsproblemen of crimineel gedrag te ontwikkelen. Het is bekend dat met name adolescenten en volwassenen met psychopathische trekken, persistent en ernstig crimineel en antisociaal gedrag laten zien. Daarom is het van belang dergelijke trekken vroeg te kunnen identificeren, zodat mogelijk in de toekomst de ontwikkeling van ernstig probleemgedrag voorkomen kan worden. Ook is het belangrijk te onderzoeken in hoeverre gedragsproblemen en psychopathische trekken stabiel zijn over tijd. Het huidige onderzoek zal zich richten op de vraag in hoeverre gedragsproblemen en psychopathische trekken bij jonge kinderen voorkomen en stabiel zijn over het verloop van een jaar. Psychopathie bij volwassenen is een persoonlijkheidsstoornis die gekenmerkt wordt door een antisociale, impulsieve en een kille, egocentrische, manipulerende omgang met anderen. Een toenemend aantal studies heeft psychopathische trekken bij kinderen onderzocht, echter is meer onderzoek nodig naar het voorkomen van deze trekken bij normaal ontwikkelende kinderen. Hoewel verondersteld wordt dat psychopathische trekken stabiel over tijd zijn, is het nog niet bekend of dit ook bij jonge kinderen het geval is. Het huidige onderzoek zal daarom een follow-up uitvoeren op data welke vorig jaar verzameld zijn. Binnen de verzamelde data kiest elke student voor een eigen onderzoeksvraag. De onderzoeksvragen passen binnen bovengenoemde probleemstelling. Kinderen van 5-12 jaar Follow-up vragenlijst onderzoek De dataverzameling vindt plaats in eind 2015-half 2016. In dit bachelorproject wordt data verzameld bij leerkrachten en ouders. De bachelorstudenten werven deelnemers en nemen vragenlijsten af bij leerkrachten en ouders. 20 Begeleiding vindt groepsgewijs plaats en individueel via spreekuren. Dr. E Platje November 2015 – juli 2016 De scriptie zal worden beoordeeld. In deze beoordeling wordt ook het persoonlijk functioneren tijdens de dataverzameling meegenomen.
Probleemstelling:
Theoretisch kader:
Onderzoeksvragen: Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Aantal studenten: Begeleiding: Docent: Periode: Beoordeling:
Specialisatie
Neuropedagogiek/Ontwikkelingsstoornissen
Bachelorproject (nr):
BP15
Titel Bachelorproject:
Slaap- en emotionele problemen bij ADHD
Probleemstelling:
Het huidige onderzoek richt zich op de vraag in hoeverre ADHD symptomen geassocieerd zijn met slaap- en emotionele problemen en wat de mogelijke verklarende mechanismen zijn.
Theoretisch kader:
Kinderen met ADHD hebben zeer frequent last van slaapproblemen. Deze associatie (of co-morbiditeit) krijgt steeds meer aandacht sinds meer duidelijk is over de belangrijke negatieve consequenties van slaaptekort. Slaapstoornissen bij kinderen kunnen leiden tot verminderde cognitieve inhibitie, werkgeheugen, aandacht en zijn geassocieerd met slechtere schoolprestaties. Uit recent onderzoek is gebleken dat ook de regulatie van emoties negatief wordt beïnvloed door slaapgebrek, met als gevolg een sterkere neiging tot negatieve informatieverwerking. Een van de aspecten van ADHD waar relatief weinig aandacht voor is, zijn de frequente emotionele problemen zoals verdriet en angst. Ze komen vaak voor bij ADHD maar behoren niet tot de diagnostische symptomen en vallen vaak minder op door de externaliserende gedragsproblemen. Er is weinig bekend over de mechanismen die onderliggend zijn aan deze emotionele problemen. Mogelijk hebben slaapstoornissen bij ADHD een negatieve invloed op de emotionele informatieverwerking. Een andere mogelijke verklaring is een stoornis van de executieve functies, met name van de emotieregulatie. Een alternatieve hypothese is dat kinderen met ADHD een minder sterk ontwikkeld emotioneel bewustzijn hebben, dat een voorwaarde vormt voor een adaptieve emotieregulatie (Lambie & Marcel, 2002). Door de complexe onderlinge samenhang tussen de verschillende factoren (ADHD symptomen, slaap en emotionele problemen) zijn veel verschillende onderzoeksvragen op te stellen. Enkele onderzoeksvragen staan centraal en zijn hieronder geformuleerd. Studenten mogen zelf een (of meerdere) van de onderstaande onderzoeksvragen kiezen of zelf een onderzoeksvraag bedenken.
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling: Aantal studenten: Begeleiding: Periode: Beoordeling:
• Bestaat er bij schoolgaande kinderen een relatie tussen ADHD symptomen en slaapproblemen? • Is er een associatie tussen symptomen van CD/ODD en slaapproblemen? • Bestaat er samenhang tussen ADHD symptomen en emotionele problemen? • Bestaat er een relatie tussen slaapproblemen en emotionele problemen? • Wordt een eventuele relatie tussen ADHD symptomen en emotionele problemen verklaard door slaapproblemen? • Wordt een relatie tussen ADHD symptomen en emotionele problemen verklaard door variatie in emotioneel bewustzijn? • Wordt een relatie tussen ADHD symptomen en emotionele problemen verklaard door verschillen in executief functioneren, met name emotieregulatie? Algemene kinderpopulatie met een leeftijd tussen 6 en 18 jaar. Daarnaast wordt een aanzet gegeven tot dataverzameling bij kinderen met een diagnose ADHD. Cross sectioneel onderzoek. Studenten dragen bij aan dit onderzoek door middel van werving, dataverzameling en datamanagement. 20 Dr. Marcia Brandeburg en Dr. Kristiaan van der Heijden November 2015 – juli 2016 De beoordeling vindt plaats op basis van inzet, participatie de groepsbijeenkomsten en tussentijdse- en eindversies van de scriptie, volgens het standaard bachelorproject beoordelingsformulier van het Instituut Pedagogische Wetenschappen.