Jeugdbeleidsplan 2015
Beleidsuitgangspunten: Dit beleidsplan sluit aan bij het beleidsplan van de PGV, waarnaar hier kortheidshalve verwezen wordt. Kernwoorden zijn: Verwelkomen, delen, voeden en vieren. Deze woorden krijgen in het jeugdwerk eigen accenten. Dit vertaalt zich in de hieronder beschreven doelen. Doelen Jeugdwerk Kijkend naar de jongeren en het jeugdwerk in Voorschoten zijn er drie doelen even belangrijk. Dat zijn; onderlinge relaties, overlevering geloofstradities en maatschappelijke betrokkenheid ofwel Diaconaat. Deze doelen worden in de volgende alinea nader uitgelegd. We werken verticaal (persoonlijke ontwikkeling, zingevingsvragen, persoonlijke relatie met God) en naar horizontaal (relaties met leeftijdsgenoten en rest van de gemeente). Onderlinge relaties Jongeren komen vaker naar de kerk als zij daar hun vrienden zien. Het is belangrijk dat zij in de kerk een band opbouwen met elkaar zodat zij een basis hebben. Leeftijdsgenoten zijn belangrijk om je aan te spiegelen en om van te leren. Ook de relatie met de gemeenschap is belangrijk. Dat de kinderen en jongeren een eigen plek hebben in de gemeente en zich deel van de gemeente voelen. Het is heel mooi om zo een stevige ondergrond te hebben om van daar uit te vliegen. Omringd door leeftijdsgenoten en gedragen door de gemeenschap.
Overlevering van geloofstradities Wat willen wij doorgeven van onze tradities aan onze jongeren? Tradities doorgeven is niet meer vanzelfsprekend tegenwoordig. We voelen soms haast een soort verlegenheid om goed om te gaan met de tradities van de kerk. Maar het is belangrijk om de kinderen en jongeren op te nemen in onze traditie. De traditie van generaties voor ons, waar we deel van uit maken zonder dat we dat
misschien zo voelen. Het is belangrijk om ze een (geloofs)taal te leren zodat ze een persoonlijk antwoord kunnen geven op hun religieuze ervaringen. Om ze een bestemming aan te reiken voor hun denken en handelen. De jongeren hunkeren naar levensperspectieven die zinnig zijn. Die ergens over gaan en waardoor ze de werkelijkheid opnieuw kunnen ordenen. Bijbelverhalen blijven relevant en bruikbaar voor onze kinderen en jongeren. De vraag is niet of we de tradities moeten vertalen naar de leefwereld van de jongeren, maar of we in staat zijn om de communicatievormen van onze religieuze tradities zo bij de jongeren te brengen dat ze hen in staat stellen om hun leven te verdiepen en de zin te ontdekken. Uiteindelijk is geloof iets persoonlijks, wij moeten hen genoeg bagage meegeven zodat ze kunnen leren geloven. En daarna ze loslaten, maar wel zo dat ze weten dat ze altijd kunnen terugvallen. Diaconaat/ Maatschappelijke betrokkenheid De wereld houdt niet op bij jezelf, maar de wereld begint pas als je om je heen kijkt. Er is veel ellende in de wereld. We leren dat God barmhartig is en dat Hij de nood ziet van de mensen. We willen de kinderen en jongeren niet alleen bewust maken van de noden van andere mensen, maar ook dat zij de handen zijn die de mensen helpen. Zij kunnen iets betekenen voor andere mensen door iets voor hen te doen in het klein of in het groot. Zo proberen we een diaconale houding te ontwikkelen waarbij woorden als barmhartigheid, rechtvaardigheid en rentmeesterschap centraal staan.
Leeftijdsfases Voor de uitwerking van deze doelen in concrete projecten is van belang de leeftijdsfases te onderscheiden, en de manier waarop deze doelen in de verschillende leeftijdsfases aan de orde kunnen komen. 0-4 jaar Onderlinge relaties In de crèche leren de kinderen elkaar een beetje kennen. Maar dat is maar mondjesmaat. Overlevering geloofstradities. Kleine kinderen zijn visueel ingesteld en houden van rituelen. Ze vinden het fijn als dingen herkenbaar zijn. Een Paaskaars die altijd brandt is voor hen een mooi herkenningspunt in de kerk. Licht van God. Het verhaal van God dat vertelt wordt. Maatschappelijke betrokkenheid / Diaconaat Helpen en delen zijn vaardigheden die voor een kind van 0-4 jaar vol op in ontwikkeling zijn en heel moeilijk. Kinderen kunnen eerder helpen, dan delen van hun spullen. Vooral tijdens hun tweede levensjaar zijn het echte hamsteraars en dat hoort bij hun ontwikkeling. Tot een jaar of 7 is het heel moeilijk om je iets voor te stellen bij een arm kind in een ander land. Het is makkelijker om iets weg te geven aan een arm kind dat je voor je ziet staan.
4-8 jaar Onderlinge relaties: De kinderen leren elkaar kennen bij de Kindernevendienst. Er zijn een aantal basisscholen in Voorschoten en daardoor zijn er kinderen die elkaar alleen zien op de kindernevendienst. Het is daarom goed om naast de kindernevendienst extra aandacht te besteden aan onderlinge relaties door leuke activiteiten te ondernemen. Overlevering geloofstradities. Kinderen kunnen helemaal opgaan in een Bijbelverhaal, ze zitten er dan helemaal in. De werkelijkheid is zoals het kind hem ziet. Je kan vragen verwachten als “Heeft God grote oren?” wanneer je vertelt dat God alle gebeden hoort. In vieringen en op de kindernevendienst wordt er op een speelse manier kennis gemaakt met geloofstradities en rituelen. Maatschappelijke betrokkenheid /Diaconaat Kinderen leren dat er mensen zijn die leven in armoede. Ze krijgen steeds meer mee over de ellende in de wereld. Op hun niveau. Op de basisschool worden ze ook betrokken bij armoede door bijvoorbeeld actie schoenmaatjes. Je kan kinderen vanaf een jaar of zes/zeven mee laten doen in het kyriegebed. Zo tussen de zeven en elf jaar neemt de offervaardigheid toe van een kind. Als zij het goede voorbeeld krijgen dan zijn zij ook te
prikkelen om iets van hun bezit weg te geven.
8-12 jaar Onderlinge relaties: Het verbonden voelen met de gemeente wordt steeds belangrijker en minder vanzelfsprekend. Wanneer kinderen zich niet thuis voelen in de kerk, zullen ze ook minder geneigd zijn om over te stappen naar de activiteiten voor de volgende leeftijdscategorie. Het vieren van hun overstap naar jongeren is een mooie manier om hen te laten merken dat we ze willen dragen. Overlevering geloofstradities “Bestaat God eigenlijk wel?”. De kinderen gaan tegenover het Bijbelverhaal staan en willen vooral heel veel weten over God en de Bijbel. Ze worden steeds kritischer in wat ze geloven. Daardoor wordt het ook al meer iets van henzelf. Maatschappelijke betrokkenheid /Diaconaat Je kunt kinderen steeds actiever betrekken in het diaconaat. Ze hebben er zelf ideeën over en vinden het interessant om iets bij te dragen. Je kunt hen uitleggen wat barmhartigheid is, wat gerechtigheid is en wat rentmeesterschap is. 12-16 jaar Onderlinge relaties De grootste reden voor pubers om naar de kerk te gaan in deze leeftijdsfase zijn hun vrienden. (Of omdat je een deal hebt met je ouders dat je een keer per maand naar de Provider gaat.) Leeftijdsgenoten worden ook steeds belangrijker voor jongeren omdat ze ergens bij willen horen. Deel uitmaken van de gemeente is ergens bij horen. Dat kunnen we ze bieden. Tieners zijn op zoek naar rolmodellen die authentiek zijn en waarvan ze kunnen leren hoe de wereld werkt. Overlevering geloofstradities In deze fase gaan jongeren echt bouwen aan hun eigen geloof. Ze zijn op zoek naar kennis en achtergronden om de wereld te ordenen en hun geloof wordt ook hun mens- en wereldbeeld. Stukje bij beetje leren ze om abstract te denken en daardoor worden symbolen, analogieën en metaforen begrijpelijk. Zo zijn ze in staat om een diepere laag in de verhalen uit de Bijbel te begrijpen. Maatschappelijke betrokkenheid/Diaconaat De puberteit is zo intensief dat de leefwereld van een puber in beslag wordt genomen door zichzelf. Ze zijn immers zo bezig met zichzelf ontdekken en worden wie ze (willen) zijn. Voor het vormen van hun wereldbeeld is het heel goed om hen kennis te laten maken met de maatschappelijke problemen en ze te stimuleren om mee te denken en mee te helpen. Het gaat niet om geld geven en ‘iemand helpen’, het gaat om je persoonlijke houding en positie richting anderen.
16-20 jaar Onderlinge relaties In deze leeftijdsfase gaan de jongeren studeren, de een dichtbij en de ander verder weg. Een aantal vliegen uit. Hun leven verplaatst zich steeds meer naar de stad waar ze studeren en hun vrienden krijgen. Er zijn veel jongeren die helemaal niet meer in de kerk komen of alleen met kerst als zij bij hun ouders zijn. Het is daarom goed om op andere manieren contact te zoeken en te houden en hen tegelijk even los te laten. Overlevering geloofstradities De jongeren in deze leeftijdsfase kunnen heel anders naar een Bijbelverhaal kijken. Ze nemen het minder letterlijk en vragen zich af welk religieus antwoord er ligt in een Bijbelverhaal. De diepere laag van de Bijbel. Hun geloof wordt eigen en is bewust gekozen. Maatschappelijke betrokkenheid/Diaconaat Jongeren zijn vaak radicaal in hun opvattingen en de dingen die ze doen. Vanaf hun 14e gaan jongeren nadenken over; ‘behandel de ander zoals je zelf behandeld wil worden’. Vanaf een jaar of 25 kunnen jongeren over het grote geheel van een functionerende samenleving nadenken en het maatschappelijk belang.
Uitwerking in concrete projecten Om de gestelde doelen te halen, en recht te doen aan de verschillende leeftijdscategorieën kent het jeugdwerk een aantal doorlopende projecten. Sommige daarvan zijn verbonden met de zondagse vieringen (crèche en kindernevendienst), anderen staan daar los van (Rock Solid). De projecten vormen een samenhangend geheel, waarbij ernaar gestreefd wordt dat de kinderen/jongeren soepel overstappen naar activiteiten voor de volgende leeftijdscategorie. (Crèche -> kindernevendienst -> Provider). Ook wordt er zo mogelijk aangesloten bij projecten op scholen (Actie Schoenmaatje). De projecten worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de jeugdraad. Ze worden uitgevoerd door vrijwilligers en door de betaalde krachten, onder wie de jeugden jongerenwerker. De jeugdwerker heeft een beperkte aanstelling (18 uur per week). Jaarplannen Per werkjaar wordt een jaarplan opgesteld en vastgesteld door de jeugdraad. In het jaarplan worden de projecten omschreven. Daarbij wordt steeds aangegeven welke van de bovengenoemde doelen met het project gediend worden.