JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
JELLE JURJENS NAUTA (1672-1750)
1. PLAATS IN DE AFSTAMMING
MOEDER-BROERSMA-LIJN
VADER-LIJN
Ocke Gerritsen Pier Ockes Ockema Ocke Piers
Eelcke Reiners Reiner Eelckes
Pier Ockes Broersma Hylck Piersdr Broersma
Jelle Reiners Reiner Jelles Broersma Jurjen Reiners
Jelle Jurjens Nauta
1
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
2. INLEIDING Jelle Jurjens wordt in Woudsend geboren en volgt zijn vader naar zee. Hij maakt de overgang mee van de lokale scheepvaart (met bestemmingen in Holland, de Kleine Oost, Denemarken en Noorwegen) naar de verder weg gelegen bestemmingen in de Oostzee en Frankrijk. Het einde van de Hollandse Gouden Eeuw wordt in deze tijd in Friesland nog niet bijster gevoeld. Friezen en zeevarenden van de Waddeneilanden zien kans om een deel van de varende transporten, behorende bij de beurs van Amsterdam, over te nemen met kof- en smakschepen en galjoten. Jelle ontpopt zich als een pionier en vaart als eerste Woudsender schipper in 1713 door de Sont naar de Oostzee. Zijn varende loopbaan is van 1713 tot 1718 goed te traceren. In 1718 stopt hij met varen en bouwt een leven “op de wal” op in Woudsend. Hij manifesteert zich als ondernemer op vele terreinen. Op zijn in 1718 gekochte Kloosterlanden (“Pastorijelanden”) bouwt hij in 1719 de zaagmolen “De Jager” langs de Ee en wordt o.a. handelaar in houtwaren, mastenmaker en eigenaar van een scheepswerf. In 1728 bouwt hij 15 huizen in Woudsend en wordt in 1732 eigenaar van de exclusieve veerdienstverbinding van Woudsend naar Amsterdam. In 1732 voorziet Jelle zich van de achternaam Nauta. Hij zal functies in de kerk en in maatschappelijke en bestuurlijke organisaties bekleden. Hij overlijdt in 1750.
2
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
BESCHRIJVING Jelle Jurjens wordt in 1672 te Woudsend (Frl) geboren als oudste van acht kinderen uit het huwelijk van Jurjen Reiners en Beeuw Oebles. Jelle wordt op 21 augustus 1672 in de Hervormde kerk van Woudsend gedoopt. Jelle’s vader Jurjen voert in 1691 en 1692, samen met collega’s uit het naburige Gaastmeer, een proces tegen de vishandelaar Hoyte Sytses uit de Lemmer. In de stukken wordt hij aangeduid als “Jurrien Reyners tot (uit) Woudsend handelaar
van de uijtvoer van rivier of meervisch”. Het conflict zal mogelijk gehandeld hebben over een vermeende overschrijding van de visquotering door Hoyte Sytses. Jurjen Reiners zien we later terug als zeevarende. We weten niet of zijn zeevaart in combinatie staat met zijn vishandel en of dat er een relatie is met de palingvangst en -export in Gaastmeer en Heeg. Ten bate van import van jonge aaltjes uit Noord-Duitsland, Denemarken en zelfs Zweden, werd met speciale palingaken over de Noordzee en door het Kattegat gevaren. Ook een deel van de export, naar o.a. Holland, België en Engeland, vond per palingaak over zee plaats. Jelle Jurjens kiest net als zijn vader voor een loopbaan op zee. Hij zal na de lagere school rond zijn 15e jaar (omstreeks 1687) als jongste matroos met het varen zijn begonnen. We weten niets over deze eerste stappen. Vader Jurjen Reiners zal wel de “nautisch-maritieme opleiding” van Jelle en zijn andere zonen hebben geleid en gestimuleerd. En dan met name in de praktijk. De zonen zullen theoretisch al snel beter geschoold zijn dan hun vader, want Jurjen kan niet (goed) schrijven! In het oprichtingsdocument van de Woudsender Onderlinge Scheepsverzekering “Het Compact” van 1705 tekent Jurjen Reiners met een merkteken (“ selfs gesette merk Ћ ”), een aanwijzing dat hij niet of beperkt kan lezen en schrijven. De schippers Jelle, Gosse en Oebele Jurjens zetten een echte handtekening. Ze storten alle vier de maximale inleg van fl 1000,- in de pot. Dat duidt op een redelijke mate van welvaart in de familie.
TERUG NAAR JELLE IN 1694 Op 4 februari 1694 trouwt Jelle Jurjens met dorpsgenote Gats Jouckes. Hij is dan 21 jaar, Gats is gedoopt op 4 juni 1676 en moet dus nog 18 worden. Zij is een dochter van Gelck Wijbes en Joucke Sijtses. De laatste is ook te vinden als schipper en ondertekenaar van “Het Compact” in 1705, hij heeft fl 500,3
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
bijgedragen aan de inleg. Joucke ondertekent met zijn eigen handtekening. Een broer van Gats is Wybe Jouckes (geboren in 1686), hij wordt Jelle’s zwager en collega-schipper. We treffen hem als zeeschipper aan op vele reizen. 1695-1698 Op 31 januari 1695 doen Jelle en Gats belijdenis in de Hervormde kerk van Woudsend. Op 20 maart 1698 wordt hun dochter Beeuw gedoopt. Jelle wordt in dit tijdvak 25 jaar oud, een leeftijd waarop een zeevarende met genoeg talent en ervaring gewoonlijk de rang van schipper van een kofschip kan bereiken. ……………………………………………………………………………………………… 1700 – 1721 De Grote Noordse Oorlog, deze woedt tussen Zweden enerzijds en Rusland, Polen, Denemarken en Saksen, en later ook Pruisen en Hannover anderzijds. Hollandse Oostzeevaarders zijn geregeld slachtoffer van Zweedse kaperschepen op verdenking van “hulp aan de vijand”. Jelle Jurjens vaart vanaf 1713 op de Oostzee. ……………………………………………………………………………………………… 1700 Op 17 december 1700 wordt Jelle Jurjens’ eerste zoon Reiner Jelles gedoopt in Woudsend, hij zal jong overlijden. Kort daarna, vóór januari 1703, is Gats Jouckes overleden. Wie zorgt er nu voor Beeuw? ……………………………………………………………………………………………… 1701-1713 De Spaanse Successie Oorlog. Opnieuw is de uitbreiding van de Franse invloedssfeer de inzet van een bloedige oorlog, die voor een deel ook op zee wordt uitgevochten. Neutrale zeevarenden zijn regelmatig de dupe. ……………………………………………………………………………………………… 1703 HET TWEEDE HUWELIJK Een zeeman met een kind kan niet zonder huisvrouw. In 1703 treedt Jelle voor de tweede keer in het huwelijk. De bruid is deze keer niet uit Friesland maar afkomstig uit Overijssel. Haar naam is Geertje Gerrits (Gerryts), ze komt uit Zwartsluis, uit de buurtschap Overstede. Zij is het zevende en jongste kind van 4
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Gerrit Meinerts en Jantien Peters. Op de dag van het huwelijk, op 7 januari, is ze 19 jaar oud, Jelle is dan 30. Op 4 februari 1705 doet Geertje Gerrits belijdenis in de Hervormde kerk van Woudsend. Uit het huwelijk worden zes kinderen geboren, drie Jantjes (twee in 1704 en één in 1711) en een Gerryt (in 1706), die allen jong sterven. Verder een zoon Jurjen Jelles (geb. in 1708) en een dochter Grietje (geb. in 1714), die we later nog zullen tegenkomen. Geertje Gerrits is naar alle waarschijnlijkheid kort na de geboorte van dochter Grietje overleden. 1705 Woudsend heeft in de 17e eeuw al een ontwikkeling op scheepvaartgebied doorgemaakt. De aard van de Woudsender eigen scheepvaart ligt dan o.a. in het lokale Friese transport, de turfvaart naar Holland, het transport van andere goederen over de Zuiderzee en de verbinding met de Kleine Oost, de Duitse havens aan de Noordzee- en Waddenkust. Het dorp heeft een gunstige ligging aan de Ee en andere waterwegen. De Zuiderzee ligt op korte afstand en is via Sloten goed bereikbaar. Naar het noorden via IJlst zijn Sneek en Leeuwarden bereikbaar. Heeg en ook Stavoren zijn bereikbaar per schip.
Rond 1700-1710 treedt in de Woudsender scheepvaart een omslag op. Enerzijds door het gebruik van documenten, activiteiten en afspraken wordt meer en meer op papier gezet. Anderzijds zoeken de zeevarenden uit Woudsend en van de Zuidwesthoek verder weg gelegen bestemmingen over zee op. Het internationaal (Europees) varend transport werd tot dan toe voornamelijk uitgevoerd door schippers uit het Noorderkwartier (het gebied tussen Amsterdam en Enkhuizen), de grotere Friese Zuiderzeehavens en uit Ameland, Warns en Molkwerum. Na de 17e eeuw komen daar gaandeweg schippers van de Waddeneilanden Texel, Vlieland en Terschelling bij, gevolgd door schippers uit het Friese achterland. In de rij van Friese dorpen en steden zijn nu ook schippers afkomstig uit Woudsend, Koudum, IJlst, Sloten, Joure, Heerenveen tot aan Oldeboorn toe. Workum beleeft een opleving. De genoemde omslag in de aard van de scheepvaart en de bestemmingen brengt ook een bloei van aanverwante bedrijvigheid met zich mee. De boerenplaatsen aan het water maken plaats voor industrie, het voorheen agrarische karakter van 5
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
het dorp langs de Ee verandert ten gunste van de scheepsbouw. Er komen op beide
oevers
scheepswerven,
zaagmolens,
mastmakerijen,
zeilmakerijen,
taanderijen, een lijnbaan en andere scheepsbouwactiviteiten. Ook op het personele vlak gaat Woudsend een aanzienlijke rol spelen in vergelijking met andere dorpen uit de Zuidwesthoek. Een substantieel deel van de inwoners vindt werk als scheepsbemanning of op de werven aan de wal. Nieuwe schepen, zoals kof- en smakschepen worden op bestelling geleverd of door een scheepsbouwer op eigen kosten op voorraad gebouwd voor de (aanstaande) snelle beslisser. Daarnaast moeten schepen onderhoud krijgen aan casco en tuigage. Dit alles gecombineerd met de lokale “kleine” scheepvaart voor het transport van mensen en goederen in de regio, levert dit veel gezaag, getimmer en smederijgeluiden op langs de Ee. HET COMPACT In 1705 wordt in Woudsend “Het Compact” opgericht, een schippersverbond met als doel elkaar bij te staan bij een gebeurtenis, waarbij schade (lees: verlies) aan schip en (later) lading opgelopen wordt. Bij de oprichting doen 37 schippers uit Woudsend, De Hommerts en Heeg mee, zij storten elk een geldsbedrag in de verzekeringspot. De oprichting wordt geformaliseerd met de ondertekening door de deelnemers. Jelle, zijn vader en broers Gosse en Oebele doen mee. Het is een beperkte, aanvullende verzekering, boven op de assurantie van cargadoors of andere bevrachters. Van elke ingelegde gulden wordt bij verlies door “Het Compact” 30% uitgekeerd, voor Jelle c.s. in dat geval dus fl 300,- . De oprichting van “Het Compact” staat meer uitgebreid beschreven in hoofdstuk 030.4 (Gosse Jurjens) De administratie is na de opheffing van “Het Compact” verloren gegaan of is bij gebrek aan een verdere functionaliteit weggegooid, waardoor veel informatie over en inzicht in de Woudsender zeevaart uit het begin van de 18 e eeuw verdwenen is. We beschikken nu alleen over een beperkt aantal Compactdocumenten, die ten bate van processen zijn gekopieerd.
1710 AMOK IN SNEEK Op 30 december 1710 is Jelle Jurjens in Sneek, hij is op bezoek bij Age Doedes, (meester scheepstimmerman) en zijn vrouw Akke Sakes buiten Sneek. Hij spreekt met het echtpaar over de verbroken verloving van zijn broer Oebele. 6
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
We lezen dit in een verklaring van hen beiden, opgemaakt op 5 augustus 1711, waarin Age en Akke als getuigen worden opgeroepen in het proces over het zogenaamde “gespierde huwelijk” en bij die gelegenheid reppen over Jelle’s bezoek op 30 december.
30 december 1710 Jelle op bezoek bij Age Doedes en Akke Sakes
Met Jelle is ook zijn vader Jurjen Reiners, ene Hans Martens (een stiefzoon van Jurjen Reiners), schipper Outger Jarigs en nog 3 tot 4 ons onbekende Woudsenders in Sneek. De mannen zijn allen met het beurtschip uit Woudsend gekomen om een dag in Sneek door te brengen. Wat de anderen daar te doen hebben is onbekend, evenzo of cafébezoek deel van het programma uitmaakt. Vader Jurjen is nu 60 jaar en Jelle 40. Het schip ligt afgemeerd op het Grootzand in Sneek. Aan het einde van hun bezoek, vlak voor het vertrek naar Woudsend, gaat het mis, er ontstaat een vechtpartij tussen de Woudsenders en een aantal Snekers. De Sneker koopman Josephus Noyon, die naast de plek van het opstootje woont, is getuige van de gebeurtenis en legt op 5 januari 1711 een schriftelijke verklaring af. Hij zegt o.a.:
”… dat sij aldaar komende op de straat ende aan de wal een groot rumoor met malkanderen hebben aangevangen dat sij sonder onderscgeid versgeidene Sneker burgers en jonge personen foor qualik handelden…” . De zoon van Olfert Eelties wordt “aangetast en deerlijk geslagen”. Andere Snekers bemoeien zich nu met de rel. Ook de “hardhouwer” Claas Classen, de soldaat Oene Claas en Wijbe Wiersma worden meteen aangepakt. Wijbe krijgt 7
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
een “een slag voor het aangesigt” en wordt later nog hardhandig aan het haar getrokken. Voordat de rel nog verder uit de hand loopt, verlaat het beurtschip met de Woudsenders de stad. De verklaring van Josephus Noyon is onderaan kwalitatief in slechte staat en helaas onleesbaar geworden. Opvallend is wel, dat de heer Noyon de boosdoeners Jurjen Reiners, Jelle Jurjens, de stiefzoon Hans Martens en schipper Jarigs uit Woudsend bij naam noemt in zijn rapport! 1711 HET GESPIERDE HUWELIJK De maand daarop, in januari 1711 is er opnieuw opschudding. Het betreft de perikelen die ontstaan zijn bij het niet doorgaan van het huwelijk van (jongste broer) Oebele Jurjens met Yd Douwes, een schippersdochter uit Woudsend. Tot verbijstering van de familie maakt Yd de verloving met Oebele uit en gooit zij zich kort daarop in de armen van een andere jonge schipper uit Woudsend, Sietse Sietses de Jonge. Als Yd en Sietse hun huwelijk in Woudsend aankondigen, gaan Jurjen Reiners en de zijnen dwarsliggen. Ze tekenen bezwaar aan tegen het voornemen, oftewel in destijds gangbare bewoording: “zij spieren het huwelijk”. Volgens hen heeft Yd de huwelijksbelofte gebroken en is er schade geleden. Een felle ruzie ontstaat tussen de beide families. Yd wordt in de controverse vertegenwoordigd door haar vader Douwe Ages (en op de achtergrond door verloofde Sietse Sietses), ook schipper en dus weer een collega van zowel Sietse, Jurjen, Gosse, Oebele en Jelle. Oebele wordt door dik en dun gesteund door zijn vader en broers. Deze “strijd” zorgt in het kleine dorp voor een verdeling in twee of meer kampen van meningen en opvattingen. En voor veel emotie en opwinding! Het uitgebreide verloop en de afloop van deze gebeurtenis valt te lezen bij de beschrijvingen van Oebele Jurjens (hoofdstuk 030.6). Jelle Jurjens speelt slechts een beperkte rol in deze affaire. Hij verzamelt een aantal verklaringen en zal o.i. op de achtergrond zijn invloed hebben aangewend om de zaak in goede banen te leiden. Het heeft niet (merkbaar) mogen baten.
8
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
TERUG NAAR 1711, REËEL- EN FLOREENKOHIEREN De zeevaart is voor schipper Jurjen Reiners en zijn zonen een winstgevende professie. Hard werken en de spullen heel houden op zee is de sleutel tot rijkdom en welvaart. Een deel van de verdiensten wordt belegd in onroerend goed, huizen en stukken land. In de Floreenkohieren van Woudsend van 1700 (een lijst voor de vaststelling van belasting op grondbezit) komt de familie nog niet voor als grondeigenaar. In 1711 wordt voor de eerste maal het Reëelkohier van Woudsend uitgebracht. Dit betreft een lijst van bezittingen, die dient als basis voor de vaststelling van belasting op huizen en gebouwen. Op deze lijst komt de familie wel voor, Jurjen Reiners is eigenaar van huis nr. 37, dat hij verhuurd heeft. In huis nr. 38 (een “kamer”) woont als eigenaar Gosse Jurjens en op nr. 39 (ook een “kamer”) woont eigenaar Jelle Jurjens. Jurjen Reiners bezit verder nr. 79, waar hij zelf woont en twee huizen (met een werf onder nr. 103, langs de Ee, die door Jurjen’s derde echtgenote
Itske
Ynses
is
ingebracht)
en
nog
een
timmerhuis,
dat
scheepstimmerman Steven Ruurds huurt. Jelle Jurjens en Idske bezitten ook nog huis nr. 136, dat hij aan Hijlke Reins verhuurd heeft. Bij het begrip huizenbezit moet opgemerkt worden, dat de huizen uit de 18e eeuw veelal aanzienlijk kleiner waren dan de huidige huizen. Een kleinste eenheid “huis“ bestond uit slechts één kamer met zolder, waarin met het hele gezin geleefd, gekookt en geslapen werd. Een grotere uitvoering bestond uit twee kamers met bedsteden en zo vervolgens. Diegenen die het zich konden veroorloven, kochten hun eigen huis. Zij die dit niet konden betalen waren aangewezen op een huurwoning of ingeval van status van “arme”, op woonhulp van de kerk.
OPRICHTING VAN “DE CONVENTIE” In 1711 wordt, naast “Het Compact”, nog een tweede onderlinge bijstand voor schade aan schip en lading in Woudsend opgericht, omdat een aantal (met name de jonge) schippers de uitkering van “Het Compact” te laag vinden. Jelle Jurjens sluit zich niet hierbij aan. Oebele en Gosse wel. Zie voor meer bijzonderheden hoofdstuk 030.4 (Gosse Jurjens) 1712 RUNDERPEST De boeren hebben in het begin van de 18e eeuw te maken met zware omstandigheden. Het is een tijd met lage opbrengsten, veroorzaakt door dalende prijzen, stijgende kosten, veeziekten, strenge winterseizoenen en misoogsten. Het 9
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
leidt ertoe dat sommige boeren geen winst meer uit hun bedrijf kunnen behalen. In het ergste geval, bij lang aanhoudend verlies, worden stukken land door de boeren in de steek gelaten, deze zgn. “insolvente landen” vallen dan terug aan de Provincie, die ze periodiek weer in de verkoop doet. Driemaal wordt de Republiek in de 18e eeuw getroffen door een uitbraak van runderpest. Ook in Friesland slaat de ziekte genadeloos toe, de eerste epidemie woekert van 1712 voort tot 1715. Er bestaan geen vaccinaties om grootschalige ziektes succesvol te voorkomen of adequate medicijnen om zieke beesten te genezen. Door het ongrijpbare karakter gaat al snel de mare rond dat de ziekte een straf van God zou zijn. François Halma uit Leeuwarden beweert in 1714 dat ” …. Godts wraakzwaardt over Nederlandt (zich) vertoont in de zwaare sterfte
onder 't rundtvee...” (uit: Wumkes Kroniek). Johannes Sluiter uit Steenwijk laat zich in 1715 op eendere wijze uit. De Staten van Holland en Friesland vaardigen een plakkaat uit met de boodschap ”Soo ist, dat wy ons verplight vindende, tot
weeringe, ende stuytinge van de voorschreve sieckte ... verbieden by desen, gestorvene ossen, koeyen, kalveren ... te werpen in de Zuyderzee... of eenige wateren ...” De runderpest slaat Woudsend en omstreken niet over. Heere Lieuwes uit Indijk is zijn runderen kwijt geraakt en wordt door buren, waaronder Jurjen Reiners c.s., bijgestaan. Op 20 september 1715 staat in het hypotheekboek 95 Wymbr. (folio 236) vermeld dat :
Heere Lieuwes, wonende op de hegemer Indijk op de vrouwe Anske van Douwes Zathe, verklaart dat Jurjen Reiners, Jelle Jurjens sampt (met) Gosse en Uble Jurjens, alle woonachtig in Woudsend, “mij overmits mijn beesten aan de pestentiale ziekte hebbend verloren uit commiseratie (“mededogen”) ende precarie (“tijdelijk, tot wederopzeggens toe”) om de melk, hebben geleend en bijgezet na gespecificeerde
hoornbeesten als namelijk 2 roodgrieme en 1 bonte koe aan welks haar latend het recht van retentie enz. ..” Het is de eerste aanwijzing dat Jurjen Reiners en familie over een boerenbedrijf met runderen beschikt. Waarschijnlijk is Jurjen met varen opgehouden. Hij is nu 65 jaar oud. Het is in deze tijd niet ongebruikelijk dat een uitgevaren schipper uit
10
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
de Zuidwesthoek op zijn oude dag boer wordt om aan de kost te komen en nog wat omhanden te hebben. ( De ergste runderpest in de Republiek moet nog komen, die vindt plaats in 1744. De helft van de veestapel komt om. Ook in 1769 breekt een veepest uit.) 1713 De Spaanse Successieoorlog wordt op 11 april 1713 beëindigd met de Vrede van Utrecht, de Grote Noordse oorlog gaat nog steeds door. Voor de zeevarenden is het nog niet veilig op de Noord- en Oostzee en in de wateren rond Denemarken.
document Vrede van Utrecht in het Spaans (l) en Latijn
GEDOCUMENTEERDE ZEEREIZEN Tot nu toe hebben we slechts summiere bronnen en bewijzen gevonden over aard, omvang en bestemmingen van de Woudsender zeevaart. De administratie van “Het Compact” is verdwenen. In 1713 verandert dat, dan worden zeereizen van de schippers in documenten en papieren ineens veel beter zichtbaar. Doordat de Woudsender en andere Friese schippers zich vanaf nu voor het zoeken van vracht en lading ook tot de Amsterdamse beurs richten, worden zeebrieven voor zeeschepen en o.a. notariële bevrachtingcontracten (chertepartijen), schadedocumenten, Galjootsgelden en Sonttol-registers gebruikt voor de uitvoering van reizen.
11
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Zeebrieven De eigenaar van een zeeschip moet volgens de wet in het bezit zijn van een zeebrief. Een zeebrief is een nationaliteitsbewijs (een soort paspoort) van een zeegaand schip. De brief is een vereiste om de Nederlandse vlag te mogen voeren (en is anno nu 4 jaar geldig). In de koopvaardij moet de zeebrief bij binnenkomst in een haven door de kapitein aan de autoriteiten getoond kunnen worden. Ook vroeger werd een zeebrief vereist voor het varen over zee naar het buitenland, maar de nadere regelgeving omtrent bij voorbeeld geldigheid kon variëren, afhankelijk van de tijd en plaats van uitgifte. We zien begin 18e eeuw schippers soms elk jaar een zeebrief krijgen. De zeebrievenregisters van o.a. Amsterdam, Stavoren, Texel en Workum zijn bewaard gebleven. Notariële bevrachtingcontracten Een scheepscargadoor regelt het vervoer van vracht per schip van de ene naar de andere haven. Hij brengt de partijen, veelal kooplieden en schippers, bij elkaar. Door
een
stelsel
bestemmingshavens,
van kan
correspondenten hij
veelal
ook
(agenten) zorgen
voor
in
buitenlandse
vracht
op
de
terugreis,waardoor de opbrengst voor de schipper toeneemt. De vrachtcontracten, afgesloten bij een notaris, worden certe- of chertepartijen genoemd. Wat zijn Galjootsgelden? Galjootsgelden zijn een soort “Oostzee-belasting” voor schepen. Daarmee werd een Hollandse bootdienst in stand gehouden, waarbij met snelle zeilschepen van het type “galjoot” berichten naar onderweg zijnde koopvaardijschepen in havens van de Oostzee werden gebracht, met name om hen in te lichten over de oorlogs- of vredesstatus
van
het
vaderland.
Bij
oorlog
of
crisistijd
moesten
de
koopvaardijschepen veelal verplicht in konvooi varen, met, indien voorhanden, fregattenbescherming van de marine. In vredestijd hoefde dat gewoonlijk niet, (maar in bijzondere omstandigheden soms toch ook weer wel) dan kon het schip individueel naar de volgende bestemming of naar huis varen en hoefde men niet te wachten tot een konvooi was ingedeeld en geformeerd. Dat laatste duurde meestal erg lang en was bij de schippers niet geliefd. Soms vertrok je met oorlog (in konvooi) en werd het onderweg vrede of andersom. Later, toen de originele boodschappersrol van de galjootdienst afnam en nog later geheel verdween, bleef de plicht tot betaling van de gelden toch gehandhaafd.
12
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De Sonttol-registers.
“Nieuwste aftekening van het Inkomen van de Sondt int Groot tot Amsterdam bij Gerard van Keulen en Zoon”
Deze registers vormen de registratie en administratie van alle schepen, die door de Sont voeren, het vaarwater de Oostzee met het Kattegat verbindt, gelegen tussen het Deense eiland Sjøland, (“Zeeland”) en Skåne (“Schoonen”) in Zuid-Zweden. Voor elke passage door de Sont moest tol betaald worden aan de Deense koning, zowel voor de heen- als voor de terugreis. Schippers moesten stoppen ter hoogte van Helsingør om aan de wal de papieren te tonen aan de tol-ambtenaren. De kapiteinsnaam en lading werden in het register ingeschreven (heel vroeger ook de scheepsnaam) en over de lading moest tol betaald worden. Soms werd het waarheidsgehalte van de getoonde papieren getoetst met een Deense inspectie van de lading aan boord. De Sonttol-registers zijn voor het grootste deel bewaard gebleven en heden nog in te zien (nu ook digitaal via het internet). Ze geven veel informatie over de hoeveelheid en soorten scheepvaart (en lading), die tussen 1429 en 1857 door de Sont voeren. Ze hebben pas laat in de 20e eeuw volop de aandacht gekregen van historici. Vandaag de dag worden de Sonttol-registers door hen als een rijke bron van gegevens over de geschiedenis van de Oostzeevaart beschouwd.
13
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
HET SMAK- OF KOFSCHIP Het kofschip is als scheepstype vermoedelijk het resultaat van een geleidelijke ontwikkeling, waarvan het begin ligt in de 17de eeuw. De kof is een zwaar gebouwd schip met een vrij sterke zeeg en met een lengte-breedte verhouding van 3:1. Voor- en achterschip waren rond. Door hun volle vorm hadden deze schepen een grote drift en moesten zij met zwaarden gevaren worden. Het kofschip heeft enige gelijkenis met het smakschip. Voor een uitgebreide vergelijking zijn de website en webpagina’s van het Fries scheepvaartmuseum beschikbaar, met de zoekwoorden kofschip en smakschip. www. Friesscheepvaartmuseum.nl
In de chertepartijen worden de Woudsender schepen de ene keer smakschip genoemd, om tijdens een andere keer als kofschip, galjootschip of zeetjalk aangeduid te worden. De klerken van de notarissen nemen het kennelijk niet zo nauw bij de invulling van het scheepstype. We zien dit ook bij Jelle Jurjens, in eerste instantie vaart hij met een smakschip, maar staat hij wel als kofschipper te boek. We zullen gemakshalve de typeaanduiding overnemen, zoals die op de tijdstippen op de documenten gebruikt zijn. JELLE’S PRIMEUR , DE EERSTE SONTVAART IN 1713 Jelle verschijnt in mei 1713 met een vracht in Aalborg in Denemarken. Het is een concreet bewijs van de contacten van Woudsender schippers met Deense havenplaatsen. Er is geen bijbehorend vrachtcontract gevonden. In Aalborg ziet Jelle kans om Deense vracht te verkrijgen, die afgeleverd moet worden in Koningsbergen in de Oostzee. Op 6 juni verschijnt hij met zijn schip in Helsingør om tol te betalen voor de doorvaart door de Sont. Hij is de eerste Woudsender schipper, die ingeschreven wordt in de Sonttol-registers. Een primeur.
14
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
1713
detail In de Sonttol-registers staat dat “Jelle Jürgensen av Wusent” afkomstig is uit Aalborg en met 47 Lasten haring op weg naar Koningsbergen gaat, aan de oostzijde van de kust van Pruisen, dat nu Kaliningrad heet in de gelijknamige Russische Oostzee-exclave.
15
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Oostzeekaart met Koningsbergen
detail Koningsbergen
Paskaart van de Oostzee door Johannes van Keulen ca 1682 met details
Deze reis brengt Jelle in contact met scheepsbevrachters, handelaren en agenten in deze haven. Het zal hem de benodigde kennis en ervaring geven om het systeem van handelen in de Oostzee te bestuderen, teneinde er in de toekomst vaker naar toe te varen. De terugreis vinden we zes weken later in de Sonttol-registers. Op 19 juli 1713 vaart “Jee Jurgensen fav Wusin” door de Sont, onderweg terug van Koningsbergen naar Aalborg. Zijn vrachtruim bevat nu “hør”, de Deense benaming voor vlas. De naam van zijn waarschijnlijke bevrachter Marten Jensen (Jansen) uit Linderup staat wederom vermeld in de inschrijving.
Jelle betaalt
voor beide doorvaarten geen tol voor de Deense vracht, alleen voor het gebruik van “de vuren, lichten en bebakening”. (fyrpenge). Bijzonderheden van deze reis zijn niet gevonden. Na het lossen in Aalborg en eventueel ballast innemen gaat 16
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Jelle weer naar Amsterdam. Daar zorgt hij opnieuw voor een Woudsender primeur: hij gaat varen voor de beurs van Amsterdam op een (bewaard gebleven) notarieel contract. JELLE’S EERSTE CHERTEPARTIJ Jelle doet op 13 september 1713 bij notaris Adriaen Karreman zaken met het cargadoorskantoor Laasbije en Nieugaard. Volgens zijn eerste chertepartij moet hij met het smakschip “De Propheet Daniel” vracht naar “Aarhuijs” in Denemarken brengen. Na het lossen zal hij uit “De Belt” (Kattegat) met een lading rogge, 40 a 41 Lasten, terugvaren naar Amsterdam. (Onderzoek in de archieven bij andere “scheepsnotarissen” dan Karreman (Van der Heijden, Van der Meulen, Baars e.a.) laat nog geen contracten van varende dorpsgenoten zien. Woudsender collega’s Sietse Sietses de Oude met het schip “Salomons Weijsheit” en Sietse Likeles met “Het Fortuijn” verkrijgen wel een zeebrief.) Hieronder een fotokopie van de chertepartij.
17
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
pagina 1 van de chertepartij 11 september 1713
18
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
pagina 2 van het contract
Het eerste deel van de tekst in het contract luidt:
Compaareerden (kwamen bijeen) voor mij Adriaen Karreman openbr Nots (openbaar notaris) in presentie van naabesz getuijgen DHren Laasbije en
Nieugaard Coopluijden binnen deese Stad als bevragters ter eenre en D’Eersaame Jelle Jurrians van wousen Schipper opt smakschip genaamt de Propheet daniel lank 76 wijt 19½ en hol 7 voeten ter andere zijde ………….. Dat hij met alles wat de bevragters hem als vracht aanbieden zal varen naar Aarhuijs. Na lossen en herladen met nieuwe goederen tenminste “d’Swa(a)rte van 40 a 41 lasten rogge” terug naar Amsterdam. Daar zal hij het vrachtgeld ontvangen ter grootte van fl 1.100,Het ontlossen en beladen (in Aarhus) dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden, doch uiterlijk in drie weken. Mocht het lossen en laden langer duren dan de genoemde drie weken, dan moet dat met reden verklaard worden en krijgt de schipper per dag 4 rijksdaalders uitgekeerd. 19
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
(Definitie De vracht van goederen wordt doorgaans uitgedrukt in roggelasten, Lasten, een Amsterdamsche roggelast = 4250 Amsterdamsch pond = 2097.883 kg, dus 40 a 41 roggelasten komt overeen met 80 tot 82 ton)
Verder bevat het contract de standaardteksten, dat het schip “digt en wel
gecallevijt” (waterdicht en goed onderhouden) zal zijn, en “verders voorsien van allet geene dat voor beszegde rijse van noode” is. De regel ”Avarije en pilotage naar costume der zee“ is een kapstokartikel, aanduidend dat het schip gevaren zal worden volgens de regels van de zee en dat steeds “goede zeemanschap” zal worden betracht. Een der ondertekenaars is Jelle Jurjens. Hij zet zijn handtekening met een soort van hanenpoten-letters. Hij zal in de tweede helft van september vertrokken zijn. We hebben geen gegevens over het verloop van de reis en de datum van zijn terugkeer. 1714 Op 28 februari 1714 krijgen de broers Goosen (Gosse) en Jelle Jurjens elk een Amsterdamse zeebrief. Gosse voor het schip genaamd “De Propheet Moses”, Jelle voor “De Propheet Daniel”.
20
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De tekst van de zeebrief van Jelle luidt:
“Schipper Jelle Jurriaens van Woudsend in Vriesland heeft bij eede solemneel (plechtig) verklaert, dat het schip gent (genaamd) “de Propheet Daniel”, groot omtrent 27 lasten in
deze geunieerde (=verenigde) Provincien thuijs behoort” Dezen 28 feb. 1714 etc. Gosse’s “De Propheet Moses” is kleiner, er passen 18 Lasten vracht in. Verder krijgen dit jaar Sietse Sietses de Oude en Jelle Cornelis Hollander (de man van Haentsen Jurjens) een zeebrief voor de “Salomons Wijsheijd” resp. “ De Jonge Tobias”. Uit de zeebrieven leiden we af dat de Woudsender schippers kennelijk een aantal schepen bezitten, waarvoor dan de ene schipper, dan weer de andere een zeebrief aanvraagt en mee naar zee gaat. De schepen in de schippersgroep, waar Jelle en zijn familie deel van uitmaken, bestaan naast de bovenstaande twee “Propheten” ook uit “De Jonge Tobias”, “De Liefde”, “De Koning Salomo”, “Het Vrouwtje van Overspel”, “Het Fortuijn”, “Salomons Eerste Gerecht” en “De Drie Koningen”. Allemaal smak- of kofschepen. Opvallend is het grote aantal namen met een Bijbelse verwijzing. De roulerende schippers met een zeebrief zijn de broers Gosse, Oebele en Jelle Jurjens en hun zwager Jelle Cornelis Hollander, verder Jan Rintjes, Yde Feijkes, Sietse Likeles, Wiebe Jouckes, Ruwart Hijlkes, Ype Mellis, Obbe Romkes en Sijmen Lolles, allen uit Woudsend en ook Broer Engels uit het nabijgelegen dorp Hommerts. Velen zijn schippers van het eerste uur, die we bij de ondertekening van “Het Compact” in 1705 hebben gezien. Schipper Sietse Sietses de Oude is verhuisd naar IJlst en vaart steevast met zijn eigen “Salomons Weijsheid”. GRIETJE GEBOREN, GEERTJE OVERLEDEN Op 18 februari 1714 wordt dochter Grietje, het zevende kind van Jelle Jurjens en tweede echtgenote Geertje Gerrits, gedoopt. Waarschijnlijk is Geertje kort na de bevalling overleden, aangezien Jelle binnen het jaar voor de derde keer zal trouwen. De exacte overlijdensdatum van Geertje is niet bekend. Het moederloze gezin weerhoudt Jelle er niet van om weer het ruime sop te kiezen. Dochter Beeuw uit het eerste huwelijk wordt dit jaar 16 en zal (met hulp van overige familieleden) wel een deel van de zorg op zich moeten nemen.
21
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De volgende reis brengt Jelle en “d’ Propheet Daniel” weer naar de Oostzee. Hij sluit op 9 mei 1714 bij notaris Pieter Vermeulen in Amsterdam een contract af met de kooplieden Sijmen Claas Verlaen en Zoon uit Broek.
Chertepartij tussen Jelle Jurjens en Sijmen Claes Verlaen en Zoon (detail)
De “Daniel” moet volgens het contract voor 19 mei 1714 beladen worden en naar zee gaan, het schip heeft een lading van diverse goederen aan boord.
“… met sodanige goederen en coopmanschappen als de bevragters selve of door anderen in ’t voorsz. Schip (vragt vrij) voor de negentiende deses maants maij …..”
De meeste schippers moeten, indien zij geen betaalde vracht op de uitreis kunnen vinden naar de Oostzee of elders, in ballast varen.
22
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Ballastlading De stabiliteit van schepen in het algemeen en in dit geval die van smak- en kofschepen moet steeds geborgd zijn, anders zullen ze mogelijk omslaan. Het zgn. “richtend vermogen van dwarsscheepse stabiliteit” moet door de plaats van het zwaartepunt (en het zeilpunt) voldoende groot zijn om een schip na een verstoring weer naar de evenwichtsstand terug te brengen. De plaats van het scheepszwaartepunt wordt mede bepaald door de hoeveelheid gewicht en de plaats van de lading. In het ideale geval vindt de schipper voor zowel de heen- als de terugreis bij een bevrachter of buitenlandse correspondent betaalde lading (vracht). Soms is dit niet het geval, dan moet er ballastlading worden meegenomen om de stabiliteit te borgen. Friese schippers namen in dat geval naar de Oostzee vaak een lading zand, bakstenen of dakpannen mee, de twee laatste artikelen konden vaak wel in het buitenland aan de man gebracht worden. In de Sonttol-registers wordt steeds de vracht of de ballastlading vermeld. Jelle zeilt binnen 10 dagen van Amsterdam, over de Zuiderzee, via ’t Vlie (tussen de eilanden Vlieland en Terschelling door), de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat naar de Sont. Op 28 mei 1714 komt hij opnieuw bij Helsingør aan om tol te betalen, door de Sont te zeilen en de Oostzee binnen te varen.
23
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
28 mei 1714
De Sonttol-registers vermeldt dat Jelle afkomstig is uit Amsterdam en op weg naar Koningsbergen gaat, net als de vorige reis in 1713. Hij weet de weg en kent vast enige kooplieden en handelaren ter plaatse. Jelle’s lading is zeer gevarieerd en bestaat wel uit 15 verschillende artikelen, uiteenlopend van katoen en zijden stoffen, suiker, tabak, gember, specerijen en ook ….. zwavelzuur! Alle hoeveelheden en gewichten zijn op de vrachtbrief aangegeven. Voor schip en lading moet hij tol betalen. Het wordt een snelle en voorspoedige reis in de Oostzee, hij zeilt na de Sontpassage naar Koningsbergen, laadt daar de Hollandse goederen uit, neemt vervolgens de retourlading aan boord en vaart dan weer terug naar Helsingør. Een maand later, op 28 juni, meldt “Jelle Juriansen af Woutsen” zich opnieuw bij Helsingør om te betalen voor de doorvaart.
28 juni 1714
24
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De terugreis naar Holland verloopt zonder gemelde bijzonderheden. Op 14 juli 1714 is hij weer terug in Amsterdam en betaalt er de verschuldigde Galjootsgelden bij de Directie van Oostersche handel en Reederijen:
1714 14 juli
Jelle Jurriaans van Woudsend met De Propheet Daniel gekomen van Coningsbergen
Goederen L 48 ’t schip 21
) )
goederen 14 2.8
voeding? .3
‘t geheel 3.1
De tweede reis naar de Oostzee zit er op. Het is een snelle en succesvolle tocht geweest, binnen een tijdsbestek van circa 2 maanden heen en weer van Amsterdam naar Koningsbergen, met zowel op de heen- als op de terugreis betaalde lading in het schip. En uitgevoerd in het beste seizoen van het jaar, met veel daglicht, korte nachten en aangename temperaturen. Jelle gaat direct na het betalen weer op zoek naar lading voor zijn schip. Reeds 4 dagen later, op 18 juli 1714, tekent hij bij notaris Pieter van der Meulen een contract met de verladers Slicher en Van Asperen uit Amsterdam. Zijn kofschip “De Propheet Daniel“ wordt bij de notaris weer smakschip genoemd. Na het inladen in Amsterdam (rond eind juli) vertrekt Jelle naar Noorwegen. Het vaarschema is enigszins complex. Jelle moet in Holland eerst ballastlading innemen en daarmee vertrekken naar Holmestrand, gelegen aan de westoever van de Oslofjord. Hij moet daar de ballast uitladen en het schip “….. in een tijt
van agt legdagen doen beladen met sodanige Houtwaren als de bevragters Correspondent tot de Volle of bequame ladinge toe in voorsz schip sal gelieven te scheepen ...”. De lading balken moet vervolgens “in alle diligentie” naar Denemarken gevaren worden, naar Nykjöbing aan de Isefjord, gelegen aan de noordkant van het eiland Sjöland (Zeeland). (zie rode gestreepte pijl)
25
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Paskaart van het Skagerrak tot Kopenhagen van Johannes van Keulen (detail)
Het hout moet hier (deels?) uitgeladen worden, vervolgens moet Jelle zich naar Callenburgh (Kalundborg) aan de westkust van Sjöland begeven, daar 12 Lasten mout innemen en deze weer vervoeren naar Nykjöbing, daar uitladen en op order van de correspondent vracht innemen naar Amsterdam. Het laden en lossen in Nykjöbing en Kalundborg moet binnen 14 dagen plaats vinden. Hij krijgt voor de hele reis fl 1.200,- plus een schippersbonus van fl 25,-. Het verloop van de reis is niet gedocumenteerd. (Er is geen Sontpassage en Jelle hoeft na terugkeer in Amsterdam geen Galjootsgelden te betalen.) Uitgaande van een voorspoedige reis en gezien het grote aantal laad- en losdagen, denken we dat hij niet voor midden oktober in Amsterdam terug zal zijn geweest. In dat geval is hij met zijn bemanning 5 maanden op reis geweest, misschien wel 6 maanden uit Friesland weg. En sinds de dood van zijn vrouw Geertje Gerrits is hij mogelijk nog maar twee maanden thuis geweest. In het resterende deel van 1714 vinden we geen documenten, die aangeven dat hij nog een reis heeft gemaakt. Zoals hieronder zal blijken gaat hij zich waarschijnlijk met zijn aanstaande (derde) vrouw Geertje Dirks voorbereiden op hun komende huwelijk.
26
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
1715 JELLE’S DERDE ECHTGENOTE GEERTJE DIRKS. Volgens het Lidmatenboek van de Hervormde gemeente van Woudsend wordt op 31 januari 1715 “Geertje Dirks uit Woudsend, huisvrouw van Jelle Jurjens…” tot lid aangenomen. Dat betekent dat zij eind 1714 of in januari 1715 in het huwelijk zijn getreden. Jelle is nu 42 jaar oud. Haar geboorteplaats en -datum is onbekend. Dit huwelijk zal het begin vormen van een grote verandering in Jelle Jurjens’ leven. In voorgaande huwelijken is hij veel en lang van huis geweest. In de afgelopen 20 jaar zijn twee huisvrouwen en vijf van zijn acht kinderen overleden. Hij gaat zich meer en meer richten op een toekomstig bestaan aan de wal. De eerste tekenen daarvoor zijn het feit dat hij in 1715 en 1716 ouderling wordt in de Hervormde kerk van het dorp. Bij Geertje Dirks zal hij zes kinderen verwekken. Zoon Reijner wordt in januari 1716 geboren. Hun laatste kind, Haring Jelles, wordt in 1726 geboren. Vader Jelle is dan 53 jaar oud. Van de zes kinderen worden er drie volwassen, Reiner Jelles (Zoethout), Ytje Jelles (Nauta) en Haring Jelles (Nauta). VERKOOP VAN DE KONING SALOMON Jelle verkoopt op 28 februari 1715 het gebruikte schip “De Koning Salomon” met inboedel en toebehoren bij notaris Van der Meulen te Amsterdam aan Cornelis Gerrits Rotgans voor fl 4.000,- . De koop vindt plaats in aanwezigheid van Jurriaan Reinders (= Jurjen Reiners, vader van Jelle Jurjens) en schipper Obbe Romkes, beiden afkomstig uit Woudsend als “borgen en principalen”, zij zijn dus aandeelhouders. Bij de verkoopakte in het notarieel archief van het Gem. Archief van Amsterdam treffen we ook het bewijs van “Regt” (belasting) aan over de verkoop. Er moet “de 40e penning met de 10
e
verhoging” over fl 4.000,- betaald worden, het
verschuldigde bedrag van fl 110,- is volgens onderstaand reçu voldaan.
27
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Op 16 mei van hetzelfde jaar verkoopt de kersverse eigenaar Cornelis Gerrits van Der Schelling “uijtterhand” een achtste part in zijn pas verworven schip “De Koning Salomon” aan Fokke Cornelis van Ameland. Over de aankoopsom van fl 500,- moet wederom de 40e en de 10e penning Recht betaald worden, nu dus fl 13,- en 15 penningen. Hoewel Cornelis Gerrits met de achternaam Rotgans nog lang zal worden aangeduid met de toevoeging “van Der Schelling” gaat hij in Woudsend wonen. In januari 1723 trouwt hij, nu “afkomstig uit Woudsend”, met Sytske Everts afkomstig van Balk. Ze krijgen in 1727 een zoon Gerryt. ACTIVITEITEN VAN ANDERE SCHIPPERS We hebben reeds aangegeven dat we onze reconstructie naar de vaartochten van Jelle en de andere Woudsenders kunnen doen met documenten als notariële (vracht)contracten, zeebrieven, de Sonttol-registers, Galjootsgelden, werfakten, verzekeringspapieren, gerechtelijke sententies en dergelijke. Wat daarnaast een goede bron van informatie blijkt te vormen zijn ongevallen en ongebruikelijke voorvallen. Als een reis probleemloos verloopt, is er zelden papieren informatie achtergelaten. Geen nieuws lijkt goed nieuws te zijn. Je moet het “geluk” hebben dat er op een reis iets fout gaat, dat daaruit zoveel schade ontstaat (of nog dreigt te ontstaan), dat er op papier verslaglegging over 28
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
plaatsvindt. Bij voorbeeld een notariële attestatie (verklaring), een schadeclaim of zelfs een rechtszaak. We zijn na 1713 een aantal van dit soort akten van Woudsender schippers tegengekomen. OSSEN NAAR EDAM Sietse Likeles Storm tekent op 24 april 1714 een chertepartij bij notaris Pieter van der Meulen in Amsterdam. Hij moet uitvaren naar Varde in Denemarken, ten noorden van waar nu Esbjerg ligt, in de Vesterhavet. Hij moet 60 ossen in het schip “Het Fortuijn” zien te laden zodra er een gunstige wind staat en deze over de Noord- en Zuiderzee naar Edam vervoeren. Het is de tijd van de eerste veepest in de Republiek in de 18e eeuw. Het contract vermeldt dat hij met de ossen zoveel mogelijk hooi moet meenemen en verder een ton bier, een zij spek en honderd eieren “… voor de beesten die het
nodig hebben”. Er gaat een Deense osbegeleider mee, Sietse moet hem onderdak en de kost geven. Voor elke in Edam levend afgeleverde os krijgt Sietse fl 15,-. We weten niet hoeveel de opbrengst van de reis is geworden. CONTRABANDE OP “DE JONGE TOBIAS” IN DIEPPE Volgens een chertepartij, op 1 maart 1715 afgesloten met Juffrouw de Weduwe Abraham Slicher en de heer Josias Van Asperen bij notaris Pieter van der Meulen in Amsterdam, moet Jelle Cornelis een lading zout met “De Jonge Tobias” naar Varberg aan de Zweedse westkust ten noorden van Helsingør brengen. Hij krijgt o.a. een lading teer, pek en potas mee als retourvracht. Na aankomst in Amsterdam gaat hij begin mei weer op zoek naar vracht. De volgende bestemming wordt Noorwegen. Jelle Cornelis sluit met de koopman Jacob Loten op 10 mei een contract af om naar Fredrikstad te varen, gelegen aan de oostoever van de Oslofjord. Hij zal, in ballast varend, met het eerste konvooi mee en in Noorwegen “…. soodanige goederen en coopmanschappen…” laden. Waarschijnlijk veel hout. Dan moet “De Jonge Tobias” zich weer melden bij het teruggaande konvooi “… en seijlen tot op de hoogte van dese landen …”, waarna Jelle Cornelis individueel, zonder konvooi, mag doorvaren naar de bestemming Dieppe in Noordwest-Frankrijk.
29
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Binnengekomen in Dieppe wordt “De Jonge Tobias” gevisiteerd door de Franse douane. De beambten vinden aan boord 12 niet aangegeven pakken snuiftabak. Drie opvarenden Paulus Walles, Melle Ypes en Cornelis Gerryts geven toe deze contrabande buiten kennis van de schipper mee aan boord te hebben genomen. Dit heeft grote gevolgen en leidt tot de verbeurdverklaring van schip en lading. Schipper Jelle Cornelis Hollander weet het schip vrij te kopen, maar verhaalt de schade op de drie matrozen. Er wordt, na thuiskomst in Woudsend, uitgebreid over dit incident geruzied en geprocedeerd. De matrozen en hun familie vinden dat de straf in geen verhouding staat tot de aard van het vergrijp en vechten de “vrijwillig” afgelegde schuldbekentenis van het drietal jegens Jelle Cornelis langdurig aan. Tot in 1733 zal deze affaire juridisch doorlopen. Jelle Cornelis zal de uitspraak van de rechter zelf niet eens meer meemaken, hij overlijdt in 1731. Weer een geval waarbij pech (of stommiteit?) veel informatie verschaft. Het is de eerste keer dat we een langlopend Woudsender scheepsconflict met diverse verklaringen van opvarenden zien. Het is tevens wederom een bewijs dat Frankrijk in deze tijd een niet ongebruikelijke bestemming voor hen is geweest.
30
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
SIJMEN LOLLES HEEFT SCHADE IN DANTZIG Sijmen Lolles komt in 1715 terug uit de Oostzee met schade aan het schip “De Liefde”.
In
een
verklaring
voor
de
Commissie van Assurantien en Avarije in Amsterdam verklaren bootsman Jacob Hendriks en matroos Lolle Lolles, “…
bedienaar van de fok …”, dat “De Liefde” in
Riga
lading
heeft
ingenomen,
bestaande uit “rogge, hennip, vlas en jugten”. Vervolgens wordt in konvooi naar Dantzig gevaren. Daar aangekomen, in augustus 1715, gaan de schepen voor anker op de Rede en worden overvallen door een hevige storm. Het bovenwinds van “De Liefde” liggende boeierschip “De Drie Maeten” slaat los van zijn ankers en gaat achterwaarts op drift. De achterkant van “De Drie Maeten” komt in aanraking met de boeg van “De Liefde”, waarbij de boegspriet breekt (“… aan stukken raekte…”) en er lekkage in “De Liefde” ontstaat. Er moet een aantal ankerlijnen worden gekapt om vrij van elkaar te komen. De lekkage wordt gestopt. De volgende dag gaat de reis in konvooi verder. Onderweg naar Holland wordt nog een aantal stormen doorstaan. Bij terugkeer in Amsterdam wordt een verklaring bij notaris Adriaen Karreman opgemaakt om gedekt te zijn in geval er bij het lossen waterschade aan de lading wordt vastgesteld. De (mogelijke) lekkage wordt in de averijverklaring uitsluitend aan de aanvaring met “De Drie Maeten” geweten en “… geensints
door toedoen van haer (eigen) lieden en nog manquemend of onbequaemheijt van haer Smak alsoo deselve gedurende de Reijs van onderen en bovenen naer behooren digt gevaren heeft…”. Geen schuld voor de eigen bemanning! Ook wordt de schade aan de boegspriet en de ankerlijnen voor de verzekering geclaimd. OVER ANDERE WOUDSENDER SCHIPPERS IN 1715 De eerste doorvaart van Jelle Jurjens door de Sont in 1713 leidt niet meteen tot navolging in de Woudsender schippergemeenschap. Hij is de enige Oostzeevaarder in 1713 en 1714. Het nog steeds voortduren van de Noordse oorlog, met 31
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
de ook tegen Hollandse schepen agressieve Zweedse commissievaarders op het water,
is vast één van de oorzaken dat de groei niet echt op gang komt.
(Commissievaarders zijn door de regering geautoriseerde, officiële kapers, die uit de
commissiebrief
het
recht
verkrijgen
om
(vermeende)
vijanden
of
“heulenden”met de vijand, op te brengen en te interneren.) In 1715 varen vier Woudsenders door de Sont, opnieuw Jelle Jurjens met daarnaast Auke Douwes, Wybe Jouckes en Sijmen Lolles voor het eerst. We tellen 8 doorvaarten. In 1716 hetzelfde aantal. Daarna gaat het oplopen, in 1720 tellen we 17 enkelvoudige passages en in 1724 niet minder dan 52! De Noordse oorlog is in 1721 geëindigd. De waarde van het aantal Sontdoorvaarten als informatiebron voor een dorp is relatief. De ingevulde thuishaven bij voorbeeld is vaak een onzekere factor. Soms wordt in de registers Woudsend (op vele manieren gespeld, tot Voutzendt, Vousend en Goutzend toe) ingevuld, soms Vriesland, Vrisland, Virlsland , Vrisl. of Wrisland, soms de thuishaven van de reder/eigenaar en veelvuldig Amsterdam. En dan zijn er de verhuizers, Wybe Jouckes verhuist naar Workum, maar vult later ook Amsterdam en nog weer later opnieuw Woudsend in. Omdat hij ook medeondertekenaar van het Woudsender “Compact” is, tellen we hem mee. Het komt in de Sonttolregisters een enkele maal voor dat op heen- en terugreis een verschillende haven ingevuld wordt. De invloed op de telling van de reizen Amsterdam-direct-naar-de-Oostzee en vice versa is groot. Eén schipper kan als het meezit wel drie van dit soort korte reizen per jaar maken. Dat zijn dan 6 inschrijvingen (3 x heen, 3 x terug) in de Sontregisters. Een reis van bij voorbeeld Amsterdam via wijn laden in Bordeaux door de Sont naar Riga en terug naar Frankrijk met finale bestemming Amsterdam duurt veel langer en kan misschien maar één keer per jaar worden uitgevoerd. Dat zijn voor die schipper en zijn thuishaven dan maar twee inschrijvingen. Andere Woudsender schippers varen (anders dan naar de Oostzee) in 1715 op Amsterdamse chertepartijen naar Noorwegen (1x), Denemarken (7x) en Zweden (1x). Er zijn er ook, die we op papier nooit tegenkomen.
32
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Sietse Sietses de Oude tekent een contract om in april 1715 met het tjalkschip(!) “Salomons Wijsheijt”, abusievelijk door notaris Karreman als “de Wijsheijt Salomons” opgetekend, een partij zout naar Aalburg in “De Belt” (Kattegat) te varen. Na terugkeer in Amsterdam vaart hij uit naar Noorwegen om daar “houtwaren” te halen. De chertepartij vermeldt een viertal potentiële havens in de Oslofjord. Kort voor vertrek krijgt hij pas te horen naar welke haven hij moet varen. In augustus heeft Sietse weer een vracht naar “De Beld” met een nader op te geven haven. Sietse poneert op 6 augustus per attestatie dat hij volledig eigenaar is van het gaffelschip(!) “Salomon’s Wijsheijt”. Jan Rintjes, de zwager van Oebele Jurjens, met “De Koning Salomon” en Ype Mellis met “De Jonge Tobias” varen in maart beide naar Noorwegen, laden een partij hout en varen direct naar Amsterdam. Jan krijgt daar fl 500,- voor en Ype fl 490,- . Voor de meeropbrengst van de “bovenlast” (= een deklading, alleen met goedvinden van de schipper ) is de helft bestemd voor de schipper en de andere helft voor de verlader. Auke Douwes tekent een contract op 2 april, hij brengt met “De St Michiel” zout en andere goederen naar Aalborg, hij ontvangt 5 en ¾ rijksdaalders per Last. Obbe Romkes, met “De Propheet Daniel” gaat in juni per eerste konvooi naar de Oostzee om “drie en half hondert …?…” zout te vervoeren. Met lading vandaar moet hij vervolgens naar Aalborg zeilen en dan terug naar Amsterdam. Wybe Jouckes, met “De 3 Koningen”, zeilt met een konvooi (eind juni, begin juli) heen en terug naar Riga. Hij ontvangt voor deze reis fl 1.850,Ype Melles is op 6 augustus volledige eigenaar van “De Jonge Tobias” geworden en tekent een chertepartij bij notaris Karreman met de gebroeders Blom als bevrachters. De bestemming is “De Belt”, met een kort voor het vertrek door de bevrachters vast te stellen Deense havenplaats. TRANSPARANTIE De nieuwe verslaglegging van de Woudsender reizen na 1713 geeft in korte tijd een mooi beeld van het wel en wee van het varen op zee en de daarbij optredende gebeurtenissen en avonturen.
33
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De documenten tekenen een patroon af van reizen naar De Kleine Oost, veel naar Noorwegen, Denemarken, Zweden en de Oostzee. De reizen naar Frankrijk zijn sporadisch of blijven minder zichtbaar. Opvallend is wel dat de Woudsenders geen enkele maal naar Engeland zeilen, zoals dat vanuit Harlingen veel gedaan wordt. Engeland zal ook in de komende tijd een vrijwel nimmer gekozen bestemming zijn voor de Woudsenders. EEN LANGLOPENDE RUZIE BIJ DE WOUDSENDER SCHIPPERS De Noordse oorlog tussen o.a. Zweden en Rusland zorgt in 1715 (en tot het einde toe in 1721) nog steeds voor het gevaar om door de belligerenten, maar vooral door commissievaarders uit Zweden, op zee te worden gevisiteerd en te worden opgebracht. In de Woudsender schippersgemeenschap treedt in 1715 tweemaal een kaping op. KAPING 1 MET WYBE JOUCKES EN AGE RUURDS Blijkens een chertepartij op 6 mei 1715 bij notaris Hilbrand van der Heijden in Amsterdam moet Wybe een partij zout van Amsterdam vervoeren naar Hobrö, aan het einde van de Mariagerfjord in Denemarken. Er is geen toezegging vooraf voor vracht voor de terugreis naar Amsterdam. Het vrachtcontract eindigt daarmee in Hobrö. De tocht daarheen verloopt zonder problemen. In Hobrö wordt gelost en vervolgens lokaal een vrachtcontract getekend voor graan dat naar Drammen in de Oslofjord moet worden gebracht. Dat gaat ook zonder problemen. In Drammen wordt nog een segment aan de reis toegevoegd: een partij Noors hout moet afgeleverd worden in Hobrö. Op het laatste deel van dit traject gaat het mis. Bijna terug in Hobrö, recht voor de ingang van de fjord wordt Wybe
door een Zweedse commissievaarder gevisiteerd, gevangen
genomen en opgebracht naar Gotenburg. Reden is, dat Wybe goederen transporteert tussen Noorwegen en Denemarken. Aangezien beide landen in deze tijd nog één natie vormen, is dat in de ogen van de Zweden een binnenlandse bevoorrading van een vijandelijk land in oorlog en derhalve voor hen onwettig en onacceptabel. Age Ruurds maakt met het gaffelschip (!) “De Jonge Tobias” de reis tezamen met Wybe Jouckes en hem overkomt hetzelfde lot op dezelfde plaats en tijd. Achteraf wordt duidelijk, dat tijdens het laden van de vracht hout in Drammen op 26 augustus 1715 ter plaatse een verzekering voor de houtwaren op het Noors-Deense traject van “De Drie Koningen” en “De Jonge Tobias” is afgesloten.
34
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Een verzekering werd onderweg geregeld door de correspondent en de akte meegegeven aan een schip met bestemming Amsterdam of verzonden via de landpost. Het is een redelijk snelle manier van communiceren. Het toont de efficiëntie en slagvaardigheid bij de organisatie van de zeevarende schepen en hun boekhouders (reders), ook op afstand in het buitenland. Financiële zaken konden op deze wijze doelmatig afgewikkeld worden. Dit alles droeg ertoe bij dat Amsterdam zijn voorname rol als de stapelmarkt van Europa kon uitvoeren en handhaven. Ook waren er vaak getuigen van een gebeurtenis. In bovenstaande zaak was Sietse Sietses de Oude uit Woudsend getuige van het opbrengen van de twee dorpsgenoten. Sietse bevond zich in het zelfde vaargebied en was eerder op de dag de dans ontsprongen, de zelfde Zweedse kaper vond de ballastlading van Sietse’s schip niet waardevol genoeg! Sietse heeft het nieuws van de kaping ongetwijfeld na binnenkomst zo snel mogelijk aan alle betrokkenen bekend gesteld.
Al op 2 oktober 1715 weet het Rechterlijk Archief van Amsterdam (Assurantien en Abandonnementen) van de kapingen af en stuurt een akte aan de assuradeurs die de verzekering hebben afgesloten op 26 augustus 1715 en schrijven (over Wybe Jouckes): “ ….. is ons bekend gemaakt dat het voornoemd schip “De Drie
Koningen” op dese reis door de Sweed is genomen en opgebracht. Zo is’t dat wij autoriseren alle middelen aan te wenden het schip te reclameren met recht behoud op de verzekerde som”. Getekend door: Jasper Blom. Aangekomen in Gotenburg krijgen de schippers een aanbod om de schepen met de lading hout vrij te kopen. De hoogte van de bedragen daarvoor worden niet expliciet vermeld, we denken dat ze dicht bij de fl 2.000,- liggen. De beide schippers gaan op het aanbod in. Als er betaald is, krijgen ze van de Zweden toestemming om Gotenburg weer verlaten, met de clausule dat het hout uit Drammen in Amsterdam gelost moet worden (en niet in Denemarken). KAPING 2 MET AUKE DOUWES De tweede kaping overkomt Woudsender schipper Auke Douwes met “Het Vrouwtje van Overspel”. Auke vaart met het schip van zijn oom Yde Feijkes uit Workum. Hij sluit op 2 oktober 1715 met de bevrachters David Oker en Gerrit Storm een chertepartij bij notaris Karreman in Amsterdam af. “Het Vrouwtje” moet een lading wijn en haring naar Stettin vervoeren. Auke en bevrachter veranderen het contract (van de 2e) op 4 oktober; de bestemming wordt veranderd in Dantzig. Op 19 oktober vaart Auke door de Sont. Er moet in de
35
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Oostzee verplicht verder in konvooi gevaren worden, maar dat heeft de haven van Stettin als bestemming. Auke vaart enige tijd mee in de dekking van het konvooi, maar verlegt na verloop van tijd in zijn eentje de koers naar het oostelijker gelegen Dantzig. Zo onbeschermd
varend
wordt
hij
door
een
Zweedse
commissievaarder
aangehouden en opgebracht naar Gotenburg. Het schip met lading wordt in beslag genomen. Oom Yde Feijkes is zijn schip kwijt. Naar (later) eigen zeggen “dwaalde hij af van de koers”. Zijn Woudsender collega’s van “Het Compact” en de “Conventie” verdenken hem ervan dat hij bewust en met opzet naar zijn bestemming Dantzig stuurde. De drie gekaapte schippers gaan na terugkeer de schade verhalen. Het merendeel van de Woudsender schippers vindt dat in deze gevallen door de drie schippers een te groot risico is genomen en dat daardoor “eigen schuld, dikke bult” geldt. De drie gekaapte schippers besluiten na ampele overwegingen de schade te verhalen bij “De Conventie” (en niet bij “Het Compact”), het gevolg is een fikse ruzie en het begin van een onrustige periode in de gemeenschap van schippers. Is eigen schuld, die tot schade leidt een uitsluitinggrond voor een uitkering door de onderlinge verzekeringsinstellingen of niet? Deze kwestie leidt tot een rechtszaak tussen 11 ”Conventie”-schippers en Age, Yde en Douwe. De elf vinden dat de “Conventie” niet hoeft uit te keren, de drie vinden van wel. Pas in 1724 velt het Hof van Friesland definitief vonnis in deze zaak. Acht jaar lang zal het de gemoederen bezig houden, de onderlinge verhoudingen onder druk zetten en de emoties bij tijd en wijle hoog doen oplaaien. En mogelijk ook nog wel enige tijd na de uitspraak. Jelle Jurjens, geen lid van de “Conventie”, stelt zich passief op in het conflict. Hij heeft ongetwijfeld op de achtergrond zijn invloed aangewend om het geschil te helpen oplossen. Zijn broers en “Conventieleden” Oebele en Gosse zijn wel direct bij de controverse betrokken. We komen in de beschrijving van Gosse Jurjens (hoofdstuk 30.4) meer uitgebreid op de gevoerde rechtszaken terug. LANGERE REIZEN MET EEN KOF 36
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Het blijkt uit de praktijk dat het smak-, kof- en galjootschip als kustvaarder ook geschikt is voor reizen van langere duur met langere en samengestelde reizen. Met een bemanning van 7 à 8 man is er, hardwerkend en zwaar weer trotserend, een goede boterham te verdienen. Meer en meer zien we, dat er niet alleen maar retourtjes Amsterdam – Oostzee gevaren worden, maar dat op de reizen meerdere bestemmingen in één reis worden aangedaan. Bij voorbeeld zijn er Oostzeereizen, die eerst naar Bretagne gaan om zout te laden, alvorens door de Sont te varen. Ook zien we reizen langs de Hollandse kust komen zonder stop in Amsterdam, die staan te boek als “voorbijlandvaart”. Ook zien we (winterse) reizen naar Portugal, Bordeaux en andere zuidelijke havens in zwang komen. NOG GEEN OEBELE EN GOSSE We zijn de broers Oebele en Gosse nog niet in het nieuwe “gedocumenteerde” varen tegen gekomen. Zij zijn al lang actief als schipper, minimaal al sinds de oprichting van “Het Compact” in 1705 en zullen vele reizen uitgevoerd hebben, zonder dat de administratie bewaard is gebleven. Het is een teken dat niet alle Woudsender schippers plotseling naar de Oostzee of op Amsterdamse contracten varen. Een aantal van hen heeft in de oude contacten met buitenlandse bedrijven of correspondenten voldoende emplooi om “ongezien” naar hun bestemming en terug te varen. Oebele zal vanaf 1718 een Sontvaarder worden (en er totaal 32 keer doorheen varen, 16 keer heen en 16 terug). Gosse zien we alleen in 1729, hij maakt 4 passages, 2 keer heen en 2 keer terug. TERUG NAAR JELLE JURJENS IN 1715 Jelle is na de verkoop van “De koning Salomo” op 28 februari 1715 niet onmiddellijk uitgevaren. Achteraf gezien is in maart-april zijn vrouw zwanger geraakt. Vaart hij wel weer uit? We weten het niet, we hebben hem nergens getraceerd in mei of juni. Er zijn geen chertepartijen, Sonttol-registraties, geen Galjootsgeld-betalingen, er is geen enkel spoor. We treffen hem pas weer aan in oktober 1715. Hij vertrekt in september met “De Liefde” (Sijmen Lolles’ smakschip dat door “De Drie Maeten” op de Rede van Riga werd aangevaren) uit Amsterdam naar Landskrona in Zweden. Op 3 oktober wordt hij ingeschreven in de Sonttolregisters en vandaar is het circa 14 nautische mijlen (ongeveer 25 kilometer) varen naar Landskrona, gelegen ten noorden van Malmö.
37
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
3 oktober 1715 Hij heeft een gevarieerde lading, waaronder 21 lasten zout, 5.650 pond Taback en 200 pond vijgen. De heenvracht heeft hij snel gelost, hij laadt een vracht voor Amsterdam en komt op de 17e oktober alweer door de Sont.
17 oktober 1715
Het wordt een natte en zware overtocht. Jelle doet er zeer lang over, circa zes weken. Dat duidt op varen in konvooi of slecht weer of een combinatie van beide. Hij keert behouden terug in Amsterdam, maar ziet tijdens inspectie van het ruim in de haven, dat er lekschade is opgetreden. Op 27 november begeeft hij zich naar de Assuradeur Zacharias Stromberg en laat hem op 28 november een verklaring (“premie”) opstellen, die vermeldt dat Jelle Jurgens afkomstig is uit “de Zont” en dat “… het schip alhier is gearriveert dog de goederen nat en beschadigt sijn gevonden … ” De schade is van een zodanige omvang, dat de verlader de vracht niet wenst af te nemen. Jelle Jurjens krijgt met behulp van Stromberg’s verklaring toestemming om de lading in Amsterdam te doen verkopen “… t zij publicq hetzij uit der hand…”. De verklaring beschrijft verder hoe de schade moet worden afgewikkeld. 38
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Op 30 november bezoekt Jelle Jurjens notaris Pieter Van der Heijden. Hij laat de notaris een akte opmaken die notaris Van der Heijden zelf en de heer Dirk Evenblij machtigt voor de zaken van Jelle om:
… met betrekking tot vracht- en andere penningen en om deze van iedereen te ontvangen of daarvan te quiteren (= afzien van), met eenieder overeenstemming te verkrijgen over de schade en anderszins …
Machtiging voor notaris Van der Heijden en dhr Dirk Evenblij 30 november 1715
Op 2 december betaalt Jelle zijn Galjootsgeld bij de Directie van Oostersche Handel en Reederijen in Amsterdam volgens de inschrijving:
2 december Goederen ’t schip
1715 Jelle Jurriaans van Woudsend met de Liefde gekomen van Landskroon L 38 ) 26 ) 1.18 .3
2.11
Daarmee heeft Jelle het jaar 1715 afgesloten. Hij moet nog wel zien of een scheepswerf de oorzaak van de waterschade aan “De Liefde” kan vinden en oplossen voor de nieuwe vaartochten in het jaar 1716 weer aanvangen, een werf hetzij in Amsterdam, hetzij in Friesland. En dan naar huis.
39
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
1716 DE KAPING VAN “DE JONGE TOBIAS” MET OBBE ROMKES Obbe wordt op 29 augustus 1716 met het Woudsender kofschip “De Jonge Tobias” op de terugreis uit Aalborg naar Amsterdam door een Zweedse kaper naar op ongeveer 12 Duijtsche mijlen (= circa 48 nautische mijlen, 86 kilometer) ten noorden van Vlieland gekaapt en opgebracht naar Gotenburg. Stuurman Broer Jacobs wordt aan boord van het Zweedse schip gegijzeld, er komen drie Zweedse kapers op de “Tobias”, die deels het tuig vernielen en toezicht houden, opdat de bemanning niet met het schip kan ontsnappen. Door list en slimheid weten Obbe Romkes en zijn bemanning de Zweedse kapers een paar dagen later, op 4 september,
te overmeesteren en aan het begeleidende kaperschip te
ontsnappen door naar Noorwegen uit te wijken. Daar overhandigen ze de kapers op 8 september in Hammersund aan de Noorse autoriteiten. Het repareren van de schade aan het schip en tuig duurt vijf weken, op 15 oktober varen ze uit Noorwegen weg en keren zonder verdere tegenslag terug naar Amsterdam. Alleen de 27-jarige Broer Jacobs zit als gijzelaar aan boord van het Zweedse kaperschip. Hij zal na binnenkomst in de eerste haven worden vrijgelaten. In zijn eentje, zonder de buit van schip met lading, is hij geen cent losgeld waard. Op 30 oktober is de “De Jonge Tobias” na een behouden thuisreis weer in Amsterdam. Op 14 november, gaan Obbe met stuurman Broer Jacobs, bootsman Dirk Likeles en kok Claes Hendriks naar notaris Adriaen Karreman om een schadeverklaring op te laten stellen. Stuurman Broer Jacobs is weer veilig terug!
40
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De verklaring luidt: Den 14 November 1716 Compareerden voor mij Adriaan Karreman openbaar Notaris Etc in presentie van de nabesz: getuijgen Broer Jacobs Van Woutsen in Vrieslant out 27 Jaren Stuurman, Dirck Liekles mede van daer out 23 Jaren Bootsman en Claes Hendriks van grou mede in Vrieslant out omstreeks 17 Jaren Cocq in de respective qualiteiten gevaren hebbende op ’t Smackschip genaamd d’Propheet Daniel daar schipper op was Obbe Romkes van Woutsent in Vrieslant. En hebben ten behoeve van gemelde schipper ende welke daaraan verder mogen gelegen zijn getuijgd en verclaart so waar is. Eerst gesamentlijk dat sij met haar voorn: Smack beladen met rijst mout en ijser tot Aalburg ingenomen op den 10 Augustus deses Jaars van daar sijn vertrokken en gedestineerd naar dese Stad en was haar lading geconsigneerd aan de H ren Trechin en Dreijer Coopluijden alhier en doen tot Vlackstrand in Noorwegen door Contrarie Winden waren geweest en weder vertrocken op 29 dito geavanceert wesende omtrent naar gissinge twaalff mijlen van ’t Vlie aff sijn aldaer door een Sweedse Caper genomen en verovert geworden en bragten dese d’eerste attestant (= Broer Jacobs) in de caper en stelden drie man van haar volks in haarlieden Smack. Vinden Sij twee laeste attestanten dat naderhand door toe doen der Sweede van wegens haer dolle drift te onregte en dwingelandij die sij gebruikte haerlyden Sijlen touwen blokwerck boomen en Stokken Seer geweldig Sijn aenstucken geraekt en Schaloos geworden en Schoon deselve haer Reijs naar Gottenburg Sochten voort te setten sijn Egter sy attestanten en haer voorn: Schipper op den 4 September als haer overweldigt hebbende weer meester van haer Smack en lading geworden dewelke daer mede den 6 Dito (=september) te Hamersond in Noorwegen sijn binnen gestevent alwaer de voorm. Schipper met en Jol en vier man die hy huurde naar de Heer van het Land is gevaren met intentie om weder van die Sweeden ontslagen te werden en hebben sij daer op de Ed Leijnvoogt met een jol geadsisteerd met Ses man voorsien met geweer aan boort van haer Smack gekregen de welke den 8 dito de Sweeden daer van aff haelde en soude sij deselve (soo seijde) naer het Casteel van Vleckeren brengen. En sijn sij lieden op die wijse op den 15 Oktober en lading met haer Smack en lading van daer in Zee geseijlt en der 23 dito binnen Ameland gekomen en den 30 dito nog geluckig daer mede behouden voor dese Stadt gearriveert. T’Welk sij presenteerden Jder voor het sijne des nood wesende nader te Bevestigen. 41
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Alles opregt gedaen ’t Amsterdam present Willem van Schooten en Philippus Potsmijne clerquen als getuigen”. (getekend door alle partijen; alleen de kok zet een merk) Ze hebben geluk gehad, niet alle kapingen lopen goed af. Deze akte toont wederom het beeld van de “grote vaart”, met als het goed gaat, een groot gewin, maar ook van allerhande mogelijke gevaren van zee en vijandelijke lieden. Deze kaping is binnen “Het Compact” of “De Conventie” niet controversieel verklaard. Het is een voorbeeld van een gebeurtenis, waar schipper en bemanning zonder schuld en zonder grote risico’s te hebben genomen in handen vallen van een kaper, die ver van huis opereert en opportunistisch loert op buit. JELLE GAAT NAAR ZWEDEN In de eerste helft van het jaar 1716 is Jelle Jurjens even onzichtbaar als in 1715. Hij duikt nergens op, maar we sluiten niet uit dat hij één of meerdere reizen heeft gemaakt. Zeker is dat hij niet in de Sonttolregisters is ingeschreven. Hij komt in het najaar weer in zicht. De chertepartij met Josias Van Asperen bij notaris Pieter van der Meulen op 11 september stuurt hem met “De Propheet Daniel” naar Kalmar of Westerwijk (“Västervik”) aan de zuidoostkust van Zweden (in de Oostzee).
Op 15 september verkrijgt hij opnieuw een Texelse zeebrief, na het laden vertrekt hij naar de Sont. De passage heen staat genoteerd op 13 oktober. Dit jaar brengt hij o.a. haring, suiker, zout, tabak, brandewijn en Rijnwijn mee. De bestemming blijkt gewijzigd te zijn in Landskrona.
42
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
13 oktober 1716
Hij heeft lang (vijf weken) nodig om te lossen, te laden en zich opnieuw te melden bij de tolambtenaren. Op de terugreis vervoert hij weedas, potas en aluin.
16 november 1716
We weten niet hoelang hij er ditmaal over gevaren heeft naar Amsterdam, we vinden geen afdracht van Galjootsgelden na aankomst in Amsterdam. Sommige archiefjaren zijn incompleet. 1717 WOUDSEND Uit 1717 is weer een Reëelkohier van Woudsend beschikbaar. De lijst komt jaarlijks uit, maar alleen de jaren 1716, 1717, 1718, 1722 en 1734 bestaan nog, de rest van de Reëelkohieren uit het begin van de 18e eeuw is verloren gegaan. Er zijn in 1717 weinig verschillen met het Reëelkohier van1716. 43
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De lijst van bezittingen van de familie Jurjen Reiners toont: Jurjen is eigenaar van huis nr. 37 en woont daar zelf; op nr. 38 (een “kamer”) woont nog steeds eigenaar/broer Gosse Jurjens en op nr. 39 (ook een “kamer”) woont eigenaar Jelle Jurjens zelf. Op 35 woont Oebele met gezin en op nr. 36 woont dominee Haanstra in de Pastorie.
We gebruiken voor het gemak de eerste kadasterkaart van Woudsend uit 1832. De woningen van Jurjen Reiners en zijn kinderen lagen honderd jaar daarvoor binnen de blauwe ellips. Het zwarte blok geeft de Hervormde kerk weer met daarnaast de Pastorie en het kerkhof.
Jurjen Reiners (en Idske Ynses) heeft in 1717 verder de huizen met de nrs. 79, 99, 100, 101 en 103 in bezit, die hij verhuurt. Jelle Jurjens bezit ook de huizen met nr. 136 en 157. JELLE’S LAATSTE ZEEREIS 1717 blijkt het laatste jaar te zijn van de varende loopbaan van Jelle Jurjens. Op 26 februari tekent hij bij notaris Karreman in Amsterdam een chertepartij.
26 februari 1717 44
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Met “De Propheet Daniel” moet hij naar “Aelburg in de Belt” om o.a. een partij Frans zout af te leveren. Het contract behelst alleen vracht voor de heenreis. Er staat vermeld, dat de bevrachters, de Amsterdamse Heren Schade en Berg, de lading in Amsterdam zullen afleveren, bestaande uit “Vrans sout en andre
Goedre, door de bevragters alhier tot de bequame lading te scheepen uijt dese lande”. Het is niet zo dat Jelle eerst naar Frankrijk moet om het zout daar op te halen.
Jelle tekent weer met zijn hanenpoten.
Voordat hij vertrekt sluit hij op 8 maart onderstaande transactie af: …………………
Lolle Lolles en Bauck Hylkes, echtelieden te Woudsend, zijn schuldig aan Jelle Jurjens c.ux, echtelieden aldaar Cg 100,ter saecke van verschotene penningen (= een voorschot of lening) ten behoeve van de uithalinge van een nieuwe schuite, op heden van de timmerman ontvangen (Hypotheekboek 96 folio 73, 8 maart 1717)
Na het laden in Amsterdam reist hij af naar Denemarken. Aangekomen in Aalborg krijgt Jelle volgens het contract 10 dagen de tijd om de goederen te lossen. Als alles goed afgeleverd is zal Jelle zijn geld krijgen “en niet eerder”. Er is geen lading voor de terugreis gepland in de chertepartij, die moet hij ter plaatse zien te regelen. Er wordt een bestemming in de Oostzee gevonden is. Jelle Jurjens gaat na zijn vertrek uit Aalborg zuidwaarts.
45
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
7 juni 1717
De passage door de Sont, met de aantekening “fra Aalborg til Köningsberg”, geladen met 48 Lasten gezouten haring, geschiedt op 7 juni. Hij verdwijnt in de Oostzee en er begint een lange periode waarin we geen informatie over hem vinden. Het volgende levensteken van Jelle is wederom de inschrijving in de Sonttolregisters op 4 november 1717. Vermeld staat dat hij (Jelle Jürgensen af Woutsend) nu onderweg is van Kopenhagen naar Amsterdam, deels geladen is met lamsvellen afkomstig van de Deense Faeröer eilanden. We denken niet, dat hij deze bijna 5 maanden in de Deense hoofdstad of in de Oostzee alleen maar tegen de kant gelegen heeft. Dat levert schip en bemanning geen geld op, dat kost alleen maar.
4 november 1717
Naspeuringen in de Sonttol-registers, het notarieel Archief van Amsterdam en in het register van Galjootsgelden laten in deze periode geen vaarbewegingen van Jelle ten noorden van Helsingør of aankomend/vertrekkend in Amsterdam zien. Helemaal niets. Het lijkt plausibel dat Jelle vanuit Koningsbergen in de Oostzee is gebleven en daar vracht tussen diverse havens heeft vervoerd. En de lamsvellen voor de terugreis naar Amsterdam meeneemt.
46
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Het is de eerste keer dat hij zo lang van huis blijft, van mei tot december, circa 7 maanden. En dat hij zolang in de Oostzee heeft vertoeft. Het is afwijkend van de manier waarop we hem tot nu hebben zien opereren. Naderhand zal blijken dat het Jelle’s laatste varende reis als “grootschipper” is geweest. Na aankomst in Holland en Friesland (in november/december 1717) is het afgelopen met zijn actieve loopbaan op zee. Zijn schip “De Propheet Daniel” zal door hem niet meer bevaren worden, wel door andere schippers. Drie dagen na de Sontpassage, op 7 november, wordt zijn pasgeboren dochter, Ytje Jelles in Woudsend gedoopt. Jelle is te laat terug om dat bij te wonen. Zijn datum van aankomst in Amsterdam en Woudsend hebben we niet gevonden. ……………………………………………………………………………………………. In de kerstnacht van 1717 breekt een hevige noordwesterstorm los die het kustgebied van Nederland, Duitsland en Scandinavië teistert. In dit gebied komen naar schatting 14.000 mensen om het leven. Het is de grootste vloed sinds bijna vier eeuwen en de laatste grote overstroming in NoordNederland. In Friesland overlijden 150 mensen. …………………………………………………………………………………………….
47
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
RESUME (DEEL 1) Resumerend kunnen we stellen dat we van Jelle’s loopbaan op zee slechts zijn laatste 5 jaar als schipper uitgebreid hebben kunnen meebeleven. Vanaf 1713 komt de documentatie met zeebrieven, notariële contracten, schademeldingen, Sonttol-registers, Galjootsgelden en dergelijke op gang. Dit maakt de reizen veel beter traceerbaar. Het zijn de jaren van opkomst van Woudsend als “zeevarend dorp”. De bestemmingen in de Oostzee komen in deze periode op gang. Jelle, de eerste Woudsender schipper die door de Sont vaart, is er in totaal maar 10 keer doorheen gevaren, driemaal retour naar Koningsbergen (in de Oostzee) en tweemaal retour naar Landskrona (in de Sont). We concluderen, dat Jelle zakelijk gezien een goede varensman is geweest. Hij heeft goed verdiend en voldoende middelen overgehouden om nu op de wal de competitie aan te gaan met ondernemers die veelal geen oud-varensgezellen zijn. We zagen in de Floreen- en Reëelkohieren van Woudsend een deel van zijn scheepsverdiensten omgezet worden in grond- en huizenaankopen. Zijn andere (contante) middelen blijken voldoende te zijn om in diverse activiteiten te kunnen investeren. Nadat Jelle is gestopt met varen, zien we zijn 13 jaar jongere broer Oebele Jurjens voor de eerste maal door de Sont de Oostzee in varen (in 1718). Ook broer Gosse blijft zeevarende. Oebele en in mindere mate Gosse zullen ons in hun respectieve hoofdstukken een beeld van de verdere ontwikkeling van de Woudsender schippers tot aan 1732 geven.
48
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
DEEL 2 ……………………………………………………………………………………………… JELLE JURJENS ALS ONDERNEMER AAN DE WAL 1718 - 1719 Na het afscheid van zijn varende loopbaan eind 1717 gaat Jelle Jurjens niet stil zitten. Hij ontpopt zich al spoedig als een actieve ondernemer. In Woudsend zijn door de opkomst van de zeevaart veel afgeleide bedrijven ontstaan, een aantal scheepswerven, de meeste gelegen aan de dorpskant van de Ee, aanverwante nijverheid, zoals mast- en blokmakerijen, smeden, zeilmakerijen, taanderijen enzovoorts. Voor zowel nieuwbouw als scheepsonderhoud. Een industrieel pakket, dat werk verschaft aan veel dorpsgenoten, maar dat ook arbeiders aantrekt van buiten het dorp en regio. Jelle Jurjens spreidt zijn geldelijke risico’s door op verschillende terreinen actief te worden. Ter stabilisatie van zijn bezit koopt hij nog meer onroerend goed, huizen en landerijen. Ondernemerschap toont hij door het kopen en opzetten van bedrijven. In november 1718 koopt Jelle de zgn. Pastorielanden in Woudsend, als deel van de “insolvente landen”. Dit zijn landen die door de eigenaar uit armoede verlaten zijn, omdat de kosten van floreen (belasting), vee en bewerking hoger zijn dan de opbrengsten. De uitbraak van veepest is de hoofdoorzaak van de armoede onder de boeren. “Insolvente landen” vallen toe aan de provincie en worden periodiek publiek geveild. De één zijn dood is ook hier weer het brood van de ander. Voor mensen die over contant geld beschikken is het een lucratieve mogelijkheid om niet te duur hun land- en grondbezit uit te breiden. De Pastorielanden bestaan uit twee gedeelten, het ene deel telt 8 pondematen Definitie: pondemaat is een oude Friese vlaktemaat om de oppervlakte van stukken land mee uit te drukken, in 1813 werd de pondemaat uniform vastgesteld op 3.674 m². (36,74 are). Voor 1813 was er enige variatie naar de streek en soms naar de plaats mogelijk.
en betreft het Cloosterland, het land ten oosten en westen van de Hervormde kerk van Woudsend. Jelle Jurjens voorziet dat de zuidwestkant van het dorp de 49
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
(voorlopig) enige plek is, die zich leent voor toekomstige dorpsuitbreiding. (Dit zal nog 10 jaar op zich laten wachten). Het is een tactische aankoop. Kort nadat Jelle dit terrein, met een eigen verbinding naar de Ee, in bezit heeft genomen, bouwt hij er een achtkanten houtzaagmolen op een vierkanten onderbouw, “De Jager”, die in 1719 gereed komt. We vinden van de molenbouw geen bouwcontract, hypotheek of lening of opleveringsdocument aan. Er is dus geen papieren bewijs dat Jelle de molenbouwer en eerste eigenaar is geweest. Het is wel zeker dat hij eigenaar van de grond was. Een steun voor de stelling, dat Jelle de eerste eigenaar was, zit hem in de nog bestaande gevelsteen, die zit gemetseld in een huis in de Bewaarskoallesteech nr. 7 (“Steech van Elske”) te Woudsend.
Interessant is ook dat aan het Cloosterland een “stem” (stemrecht) vast zit. Het is stem nummer 2 van de 8 stemhoudende landen of boerenplaatsen van Woudsend. Het maakt Jelle Jurjens (zeker als hij in 1737 ook stem nummer 6 verwerft) een belangrijk en invloedrijk man in het dorp Woudsend. Het andere deel van de Pastorielanden bestaat uit 3 pondematen land aan de (Teroelse) oostkant van de Ee, “liggend in de Venne van Hessel Johannis erven”. Naastlegers (buren) zijn de Venne van Arrien Clasen ten zuiden en de Ee ten westen. Ook hier is sprake van een tactische koop. Door verdere aankoop van 50
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
aanpalende stukken land zullen de nazaten van Jelle Jurjens een groot aaneengesloten stuk land verkrijgen, waar ze langdurig hun boerenbedrijven op zullen uitoefenen. Door een grenswijziging zal een deel van het gebied ten oosten van de Ee (eerst behorend bij Teroele en Doniawerstal) in 1762 tot Woudsend en de grietenij Wymbritseradeel gaan behoren. Terug naar de verkoop van de Pastorielanden. De verkoopprocedure geschiedt op de gebruikelijk wijze in twee stappen, een eerste (provisionele) bieding met strijkgeld en een tweede (finale) bieding voor het definitief verkrijgen van het eigendom. In de eerste bieding is koopman Aede Cornelis de hoogste bieder met een bod van Cg 650,- en bemachtigt hij 3 Caroli guldens strijkgeld. Onbekend is of Jelle Jurjens met de eerste bieding heeft meegedaan. Bij de bieding op de tweede zitdag wordt er flink hoger geboden. Jelle Jurjens biedt meteen 250 gulden meer en komt uit op fl 900,- . Er is nog één andere bieder actief. Anne Jouckes uit Woudsend biedt over en brengt het bod op 1.000 gulden. Jelle Jurjens biedt weer over hem heen en voor Cg 1.100,- krijgt hij zijn zin en wordt hij de nieuwe eigenaar van de kerkelijke landen en stem 2. Het is een relatief dure aankoop met veel potentie en toekomstwaarde. DE BEZITTINGEN VAN JELLE JURJENS EN FAMILIE IN 1718 Het huizenbezit. In 1718 is niet veel gewijzigd ten opzichte van de situatie 1716. Jurjen Reiners woont nog steeds met Idske Ynses op nummer 37 en naast hem wonen zijn zonen Gosse (nr. 38) en Jelle Jurjens op nr. 39. De verandering is schoonzoon/zwager Jelle Cornelis Hollander, echtgenoot van Haentsen Jurjens, die in een “huis” op nr. 40 is komen wonen. Zij woonden in 1717 nog in huis nr. 157, maar nu dus in de “familierij”. Oebele Jurjens met gezin wonen nog op nummer 35. De hele familie dicht bij elkaar. Verder bezit Jelle Jurjens het huis op nummer 136, hij heeft dit verhuurd aan Hielke Reiners (maar die is arm en betaalt niets) en de werf aan de Ee met huis nummer 151/154, verhuurd aan scheepstimmerman Steven Ruurds. De laatste bouwt er o.a. een nieuwe schuit voor Jelle Jarichs uit Woudsend. Vader Jurjen Reiners bezit is niet gewijzigd.
51
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
HET GRONDBEZIT IN 1718 Uit de Woudsender Floreenkohieren 1718 blijkt het landbezit van de familie nog niet zo groot te zijn. De Pastorielanden van Jelle Jurjens zijn al besproken. Vader Jurjen Reiners bezit een stuk land ter grootte van 2 en een halve pondemaat in de Grote Schar, gelegen in Teroele. En dan nog Oebele, hij bezit een stuk land in de “Opeijnden”. Het gebied is 8 pondematen groot. Hij heeft het gekocht van de crediteuren van Heer Eelco Yges van Eghten. JELLE’S DEELNAME AAN ONDERNEMINGEN Voor de deelname en activiteiten in Woudsender ondernemingen heeft Jelle Jurjens een goed voorbeeld aan zijn vader, Jurjen Reiners. Jurjen Reiners heeft zich na zijn vaarperiode vanaf 1711 bezig gehouden met het beheer van de scheepswerf (nr. 103) van zijn vrouw Idske Ynses. De klantzijde van de bedrijven moet Jelle uit zijn varende tijd voldoende bekend zijn. Maar de vraag is: schuilt er ook een ondernemer in hem? Vanwege de vele transacties in Woudsend betreffende ruw zaaghout, balken en afgeleide producten, gaat Jelle Jurjens handelen in hout en houtproducten. Het verwerken van het hout wordt gedaan in zijn pas gebouwde houtzaagmolen “De Jager”. Ook zaagt hij voor andere individuen en industriële bedrijfjes.
drie zaagramen
52
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Voorlopig is “De Jager” de enige houtzaagmolen van Woudsend. Rond 1763 zal in Woudsend een tweede zaagmolen bijgebouwd, worden, deze heet “De Hoop” en staat aan de oostkant van de Noorder-Ee bij de kruising met de Welle. De eerste molenaar, Michiel Hylkes Tromp, is getrouwd met Beeuw Jelles Hollander (van 1708), de dochter van schipper/molenaar Jelle Cornelis Hollander (†1731) en Haentzen Jelles (†1739). Jelle en Haentzen waren vroeger eigenaar van de Woudsender rogmolen “’t Lam”. Beeuw is dus een kleindochter van Jelle Jurjens. (De zaagmolen “De Hoop” is rond 1924 afgebroken.) “De Jager” bestaat anno nu nog steeds en bezit nog veel oorspronkelijke onderdelen en gereedschappen uit de bouwtijd. De molen is maalvaardig en er worden nog regelmatig balken en bomen gezaagd. http://www.youtube.com/watch?v=dUXVhWibdmE&feature=player_embedded
Het runnen van een effectief houtzaagmolenbedrijf is Jelle Jurjens vreemd, hij lost dit op door een ervaren zaagmolenaar in te huren.
Harmen Piers, met zijn
vrouw, komen uit Sneek om het “zaagbedrijf” van de grond te tillen en te consolideren. “DE PROPHEET DANIEL” Jelle zal schippers uitgenodigd hebben om zonder tussenkomst van derden of handelaren, hout voor “De Jager” uit Noorwegen of uit de Kleine Oost te halen. Hij heeft zijn eigen kofschip “De Propheet Daniel” in eigendom aangehouden en laat daar anderen als “zetschipper” met bemanning op varen. Dat gaat niet altijd van een leien dakje. BRANDEWIJN VERMIST In maart 1718 is Obbe Romkes Jelle’s zetschipper op “De Propheet Daniel”. (we kennen Obbe Romkes van o.a. de Zweedse kaping van “De Jonge Tobias”). Hij vaart een hoeveelheid door de Amsterdamse koopman Jan Masman geleverde goederen naar Christiania (later Oslo) in Noorwegen. Ongetwijfeld moet Obbe op de terugreis een lading hout meenemen. Op de heenweg, vanuit Amsterdam,
53
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
bestaat een deel van de lading uit 40 “halve ankers” brandewijn. Dat is een hoeveelheid van 40 maal ca. 19,5 liter brandewijn.
aanhef van de chertepartij van “De Propheet Daniel” 6 augustus 1719
Jan Masman heeft voor vertrek in april de lading geleverd en de vrachtpapieren verstrekt met daarop ingevuld de juiste hoeveelheden goederen en heeft deze ondertekend. Na een veilige overtocht wordt de vracht in Christiania uitgeladen. Groot is de schrik bij Obbe Romkes en zijn mannen als er (tenminste dat verklaart hij later stellig) bij het lossen maar 30 halve ankers brandewijn uit het ruim van het schip tevoorschijn komen. Dat is 10 halve ankers, dus ongeveer 195 liter brandewijn te weinig!
54
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Hoe is dat mogelijk? Theoretisch zijn er een drietal mogelijkheden. Mogelijkheid 1: de bemanning heeft zich tegoed gedaan aan de brandewijn, al dan niet in gezelschap van een aantal behulpzame Noorse vrienden. Mogelijkheid 2: de bemanning heeft goede zaken gedaan door de brandewijn aan Noren op de wal te verkopen. Mogelijkheid 3: er is een fout gemaakt bij het laden van de juiste hoeveelheid brandewijn in Amsterdam of de vrachtlijst is abusievelijk fout ingevuld. Duidelijk is dat de situatie onzeker zal zijn, totdat de heer Masman aan de hand van zijn boeken en voorraden heeft nagerekend of de fout bij hem gelegen heeft of niet. Schipper Obbe Romkes haast zich na terugkeer in Amsterdam op 9 augustus met stuurman Dirk Liekeles en kok Reintje Holles, ook uit Woudsend, naar notaris Adriaan Karreman. Daar verklaart hij stellig, dat huns inziens de fout bij Jan Masman moet hebben gelegen, dat er voor vertrek maar 30 halve ankers geleverd moeten zijn en dat ze bereid zijn dat met zijn drieën nader onder ede te bevestigen. En dat zij volkomen onschuldig zijn. De afloop van dit verhaal is niet bekend geworden. Verdere informatie over de afwikkeling van de schade ontbreekt. Het enige wat we zeker weten (uit 1720) is dat de zakelijke band van Jelle Jurjens met Jan Masman in stand blijft, dat duidt op een goede afloop van deze gebeurtenis.
55
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Over de aflevering van houtwaren, meegenomen op de terugreis, wordt in het verhaal geheel niet gerept, dat zal wel allemaal routinematig en zonder problemen zijn verlopen. DE ONDERGANG VAN “DE PROPHEET DANIEL” Op de volgende reis gaat het definitief fout met “De Propheet Daniel”. Er wordt weer gevaren naar Noorwegen, ongetwijfeld om hout te halen. Cornelis Gerrits Rotgans van Der Schelling is de schipper. Zonder aanvullende verklaring van de oorzaak of de reden, vergaat het schip bij of in Noorwegen en moet de schade afgehandeld worden met de verzekering van de zetschipper of die van de eigenaar. Jelle stelt schipper Cornelis Gerrits verantwoordelijk voor de schade. De zaak krijgt vanwege verschillen van inzicht een ruzieachtig vervolg, wat leidt tot een proces. Wie heeft of krijgt de schuld van het ongeval? In eerste instantie de schipper, hij moet verklaren en verantwoorden hoe en waarom de gebeurtenis zo dramatisch heeft kunnen plaatsvinden. In februari 1720 komen beide partijen bijeen in Amsterdam bij notaris Adriaen Karreman en pogen ze de kwestie zonder verder te procederen af te wikkelen oftewel “… in der minne ende bij compromis af te doen…” . De reden van het vergaan van de Daniel komt niet duidelijk uit de verf, maar uit het feit dat de aanvankelijk boze Jelle Jurjens uiteindelijk instemt met een compromis, zou kunnen blijken dat het niet aan een onvergeeflijke vaarfout van de schipper heeft gelegen. Er wordt in een attestatie (verklaring) van 20 februari bij de notaris wel gesproken over het verlies van schip en lading, maar er wordt geen melding gemaakt van verlies van mensenlevens of gewonden. Dan beperkt het vergaan zich kennelijk louter tot materiële schade, alleen schip en lading, en daar zijn vast zakelijke regelingen voor te treffen. Jelle Jurjens geeft de zaak over aan Jan Masman “uit de Oudesijtse Capelsteeg”. Masman heeft ongetwijfeld wederom (een deel van) de lading voor de heenreis naar Noorwegen verzorgd, net als bij de vorige reis, toen er 10 halve ankers brandewijn in Noorwegen vermist waren.
De relatie tussen Jelle Jurjens en
Masman is dus nog steeds goed, het onderlinge vertrouwen blijft bestaan. Masman en Cornelis Gerrits zijn er met arbitrage (“goede mannen”) van de Amsterdamse Edele Heren procureurs Arnout Meerhout en Reijnier Stapel
56
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
onderling uit gekomen. De finale uitslag en verdere afwikkeling is niet gevonden. Zaak afgedaan. Ook andere smak- en kofschepen uit Woudsend varen op Noorwegen. Het reeds genoemde smakschip “De Jonge Tobias”, in 1715 eigendom van schipper Ype Melles en ook bevaren door Obbe Romkes en Cornelis Jelles Hollander, vaart in 1719 op een chertepartij van notaris Karreman in ballast naar Brugge om daar een volle scheepslading rogge in te nemen. Haije Jans uit Gaastmeer is nu de schipper en de bestemming van de rogge is Fredrikstad in Noorwegen aan de oostkant van de Oslofjord. Het notariële vrachtcontract met de koopman Jan Scheerenberg uit Amsterdam eindigt in Fredrikstad. Voor de terugreis kan het schip weer beladen worden met houtwaren, de vraag naar hout uit De Republiek zal nog lang heel groot blijven. We zien hier weer een bevestiging dat de houtvaart tussen Noorwegen en Friesland niet altijd per notarieel contract is gedocumenteerd. Meestal wel als de bestemming van het hout Holland, Amsterdam of Zaandam betreft. Jelle’s broer Oebele Jurjens geeft daar een voorbeeld van. In februari 1720 sluit hij bij notaris Karreman met koopman Claas Berg uit Amsterdam een contract om met zijn galjootschip “De Drie Gebroeders” goederen naar Christiania te brengen en op de terugreis, volgens hetzelfde contract, een scheepslading hout bij Claas Berg in Amsterdam (“deze Stad”) af te leveren. Deze reis krijgt nog een staartje. Oebele is niet tevreden, hij vindt dat Claas Berg hem na thuiskomst 110 gulden te weinig heeft betaald voor de reis. Oebele’s eis zal mogelijk voortvloeien uit de volgende passage uit de chertepartij:
“En gebeurende dat er boven last gescheept wert daarvan sal alhier d’ proffijten bij de Bevrachter voor d’ eene helft en den Schipper voor d’ andere helfte komen en zeijn” Kennelijk heeft Claas Berg de opbrengst van de deklading niet of maar gedeeltelijk uitgekeerd. Wederom wordt Jan Masman aangezocht om het strijdpunt met de bevrachter Berg op te lossen. Masman lijkt zo wel op een mediator avant la lettre. Zo kan Oebele zijn handen vrijmaken en weer met zijn schip naar zee gaan om geld te verdienen.
57
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
1721 Er begint structuur in het nieuwe leven van Jelle Jurjens te komen. De aanvoer van hout uit Noorwegen loopt goed en de eigen zaagmolen geeft hem een sleutelrol in de houtverwerkende bedrijvigheid in het dorp Woudsend. Het verlies van zijn smakschip “De Propheet Daniel” is een tegenvaller, maar die kwestie is door middel van arbitrage in Amsterdam opgelost. En er varen meer schepen naar de houthavens. In 1721 overlijdt Jelle’s vader Jurjen Reiners, ongeveer 70 jaar oud. We hebben geen overlijdensdatum gezien. Op 21 maart 1721 hebben Jelle Jurjens en Geertje Dirks contant geld nodig. Zij lenen 800 gulden bij Atse Hessels uit Woudsend en betalen hem daarvoor jaarlijks 4 procent rente. ( Ze zullen deze lening pas in 1742 terug betalen!) In juli houdt de provincie weer een verkoop van de verlaten, “insolvente” landen. Het betreft o.a een stuk land in Doniawerstal, perceel 51, van 10 pondematen buiten de Wrins aan de oostkant van de Ee, in gebruik bij Arjen Clases. We hebben al gezien dat Jelle Jurjens daar voet aan wal heeft gekregen met de aankoop van de Pastorielanden en hij biedt mee om zijn grondgebied hier verder uit te breiden. De secretarissen Hylcama en de Rhee bieden hoger. Uiteindelijk verkrijgt Hylke Michiels (Tromp) met nog twee verhogingen van 10 resp. 15 gulden het stuk land voor een bedrag van Cg 225,-
1722 In 1722 is bij de bezittingen van de familie het een en ander gewijzigd. Na het overlijden van Jurjen Reiners is zijn bezit verdeeld onder de 6 kinderen en in de familierij van woningen-naast-elkaar komen nieuwe mensen wonen. Ydske Ynses, de weduwe van Jurjen, blijft wonen op nr. 37. Gosse vertrekt en verhuurt zijn huis op nr. 38 aan Aeght Seijes en Yge Douwes. Jelle op nr. 39, verhuurt zijn huis aan dochter Beeuw en schoonzoon Solke Sijtses. Ook Jelle Cornelis en Haentsen Jurjens (huis nr. 40) trekken weg. Zij kopen in 1718 de rogmolen “’t Lam” in Woudsend van Taeke Taekes en gaan in het huisje (nr. 34) naast de molen wonen. Taed Dirks komt in huis nr. 40 wonen (huren). Jelle Jurjens koopt huis nr. 154 van de weduwe van Claas Gosses en woont daar in 1722. Huis nr. 136 is nu onverhuurd.
58
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Oebele Jurjens koopt de huizen 159, 160 (die hij beide verhuurt) en nr. 43, in het laatste gaat hij zelf wonen. Obbe Romkes, die we kennen o.a. van de kaping en van de vermiste brandewijn, laat een nieuw galjootschip bouwen. Hij bestelt houten delen bij Jelle en stelt een schuldverklaring op:
Oble Romkes Brouwer en Tjeb Willems, echtelieden te Woudsend, schuldig aan Jelle Jurjens c.ux , coopman en mastmaker te Woudsend Cg 235,- voor gemaeckt rondhout aan ons nieuw galjootschip op heden van de timmerwerf ontvangen (Hypotheek boek 96 folio 222, 22 mei 1722 )
Jelle heeft er een aanduiding en een functie bij: mastmaker. 1723 Dit jaar treffen we Jelle weer aan bij de verkoop van stukken land. Hij, nu betiteld als houtkoper, koopt van secretaris Hylkema van Sloten 12 pondematen land aan de zuidkant van de kalkovens, gelegen op de oostoever van de Ee. (Recesboek Doniawerstal 19 folio 192, 02 feb 1722 )
Hij treedt niet alleen op voor eigen aankopen. De oude zeeman Jelle Jurjens is nu een ervaren ondernemer en grondbezitter en heeft zoveel kennis en aanzien verworven, dat men zich richt tot de koopman Jelle Jurjens om hem ook voor hen te laten handelen. In april koopt hij van Jacob Tjebbes, zeilmaker te Workum, voor de erven van Auke Jetses te Woudsend, een stuk van 7 pondematen maedland (maailand) op de Grootschar aldaar en nog twee pondematen, waarvan één in de Hinxterschar. Tezamen 9 pondematen voor de totale prijs van 230 Caroliguldens en 21 stuivers. (Hypotheekboek 96 folio 44, 27 april 1723: Verkoop insolvente landen T5 no. 6472)
1724-1725 Er zijn in Woudsend meerdere scheepswerven langs de Ee gevestigd, ze zijn een belangrijke
industrie
en
werkgever
geworden.
Het
ondernemen
lijkt
routinematig te verlopen, inkopen, produceren, verkopen en investeren. Voor alle delen is geld het smeermiddel voor de financiële motor. En dat geld, contant geld, is schaars. Banken ontbreken en het geld moet komen van geldbezitters, die 59
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
de risico’s van het uitlenen afwegen tegenover de aantrekkelijkheid van te ontvangen rente. Jelle’s grootste kosten zijn de aankoop van houtwaren, contant in bij voorbeeld Noorwegen of Woudsend, en de salarissen van het personeel. Daarnaast moet hij investeren in gereedschappen en middelen, en onderhoud plegen aan de roerende en onroerende goederen. Er is een grote behoefte aan contanten. In februari lenen hij en Geertje Dirks Cg 1.000,- van Daniel van der Struik uit Workum. Het rentepercentage staat niet vermeld. Opvallend is dat voor deze lening voor de welvarende ondernemer Jelle Jurjens toch nog een persoonlijke borg geëist wordt. Deze borg wordt Meinert Jan Rauwerda te Idsinga. (Hypotheekboek 95 folio 96, 07 feb 1724)
1725 is meer van hetzelfde, business as usual. Waar haalt men voor transacties contant geld vandaan? In juli lenen Jelle en Geertje Cg 800,- in contanten van Jelle’s broer (en nog steeds schipper) Oebele Jurjens. De afgesproken rente is 4%. (Hypotheekboek 97 folio 22, 10 juli 1725)
Opnieuw wordt een stuk verlaten (“insolvent”) land publiek ter verkoop aangeboden, het is deze keer perceel nummer 39, bestaande uit 3,5 pondematen uit het stuk van 17 bij de kalkovens, oost van de Ee in Teroele. Secretaris Rhee zet in voor Cg 75,- Er wordt hoger geboden door Syds Sierps en Jelle Jurjens. De Rhee verhoogt weer, Jelle volgt met een hoger bod van Cg 5,- maar secretaris De Rhee wordt met Cg 119,- toch de hoogste bieder. 1726-1728 Het “verlaten” perceel 41 in Teroele, bestaande uit 6 pondematen, ook gelegen aan de zuidkant van voornoemde kalkovens, komt in november 1726 in handen van Jelle Jurjens, hij betaalt er Cg 119,- voor. Er is een groot verschil tussen de prijs van het Cloosterland (Cg 1.100,- in 1718) en dit verlaten land! Nogmaals een aanwijzing dat Jelle zich veel moeite en geld getroostte om met het bezit van het Cloosterland verder te kunnen investeren en ondernemen. In het najaar van 1726 wordt Jelle’s laatste kind geboren. Haring Jelles wordt op 29 december gedoopt.
60
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
1727 In 1727 treffen we twee transacties aan met Jelle, broer Gosse Jurjens en dorpsgenoot Pieter Ruurdts (Pyter Ruirdts), allen aangeduid als kooplieden. Zij betalen de rekening, gericht aan Hette Haentjes voor een bijlbrief, afkomstig van Dirk Tjeerds, scheepstimmerman te Woudsend. Het gaat om een bedrag van Cg 450,(Hypotheekboek 97 folio 148, 10 juli 1727)
Er volgt op 22 juli 1727 nog een bijlbrief-transactie, er worden nog volop schepen in Woudsend gebouwd.
Cornelis Clasen Parijs , mr scheepstimmerman in de dorpe Woudsend bekenne en verclaere gecedeerd , getransporteerd en overgedragen te hebben aan Jelle Jurjens en Compagnie coopman te Woudsend sodanig Cg 460 als mij uit kragt van sekere coffeschips bijlebrieff in dato 5 juli 1726 van eene Aucke Roeloffs c.ux competerende en omdat Jelle Jurjens en Compagnie hem betalen nu zijn eigenaar van die vorderingen … (Hypotheekboek 97 folio 152, 22 juli 1727)
Auke Roeloffs en Trijntje Claassen hebben in 1726 bij Cornelis een nieuw “kofschipshol” (hol = casco, vergelijk het Engelse woord “hull”) besteld. Een jaar later cedeert Cornelis de lening aan Jelle Jurjens. We zien in de bijlbrief-transactie voor het eerst dat Jelle Jurjens versterking heeft gekregen, hij is nu Jelle en Compagnie. Het blijkt dat zijn zoon Jurjen Jelles, die geboren is in 1708 uit Jelle’s tweede huwelijk met Geertje Gerrits, bij hem in de zaak is gekomen. Jurjen is nu 19 jaar oud. 1728 In 1728 wil Jelle Jurjens huizen bouwen. De welvaart in het dorp Woudsend is in de voorbije 15 à 20 jaren door de (zee-) scheepvaart en daarbij behorende bedrijvigheid flink toegenomen. Om genoeg werklieden te kunnen werven en hun gezinnen onderdak te bieden, is er behoefte aan meer woningen. Als locatie heeft Jelle een vrij stuk van het voormalige Cloosterland bedacht, het gedeelte tussen de Hervormde kerk en de houtzaagmolen “De Jager” aan de Ee. 61
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De bouwgrond is te slap om zonder versteviging het gewicht van de huizen te kunnen dragen. Jelle is daarom genoodzaakt om de grond op te hogen (en dus te versterken) en na
“ ……met seer veel moeite, vlijt en costen, door het aanbrengen en opvullen van veel vaste materij merkelijk heeft verhoogt, en geprepareert …” wil hij er vijftien nieuwe huizen bouwen. Het bouwrijp maken van de grond heeft hem kennelijk meer inspanning en geld gekost dan hij voorzien had. Het zal hem niet ontgaan zijn dat timmerman Eelke Eelkes uit Woudsend voor het bouwen van zeven nieuwe woningen aldaar van de Staten van Friesland een vrijstelling heeft verkregen voor het betalen van het “schoorsteengeld” voor de duur van 10 jaar. Na het gereedkomen van de eerste 5 nieuwe huizen, dient Jelle op 8 maart een rekest in bij de Staten van Friesland met de volgende tekst: Request voor De Coopman Jelle Jurjens tot Woutsent Praesto den 8 Maert 1728 Aan de Ed. Mog. Heeren, de Heeren Staten van Friesland
Remonstreert met het diepste respect, Jelle jurjens, coopman in den dorpe Woutsend, hoe dat hij van den landschappe naest Corte iaren gecogt hebbende enig leeg land, gelegen buiten t dorp; t welk de supplt (suppliant = verzoeker) met seer veel moeite, vlijt en costen, door het aanbrengen en
opvullen van veel vaste materij merkelijk
heeft verhoogt, en geprepareert
om daar op enige nieuwe huisen te bouwen tot dienst en gerijft van diverse personen en tot meerdere accrescentie (aanwas) en uijtlegginge van het geseide dorp, dat door sijn populeusheit aan huisen en woningen defect heeft gelijk de supplt dan alrede, ten nutte so wel van het algemeen als des dorps ingesetenen in het bijsonder vijff seer bequame huisen, daer op heeft doen bouwen, en de nog van intentie was, om tien andere van nieuw aen daer bij aan te setten en te perfecteren, dog voorsiende dat hem sulke ook seer veel soude moeten costen, omdat behalve de materialen en arbeidsloon der bouwinge extraordinaire en sware costen tot de materie op de laege landen te brengen en de gront totde structure en edificatie te praepareren soude moeten doen en expenderen so heeft de supplt ten einde enige 62
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
sublevatie (opheffing) tot sodanige nuttige en nodige onderneminge mogt obtineren (verkrijgen) en enig effect in vervolg daer aff mogt genieten, sig daerover in alle ootmoedigheit aen Ued Mogn addresseren. Met seer onderdanig en gedienstig verzoek dat U Ed Mog (considererende des supplts nijverheit, goede intentie ende importante costen die hij moet aenwenden) mogten gelieven door haer besondere gratie, regt en autoriteit hem te gunnen en te verlenen exemptie en vrijheit van het schoorsteengeld der reets opgetrokken vijf nieuwe huisen als van de tien andere huisen, die de supplt nog van voornemen is daer en boven bij te laten bouwen, tot Woutsent in voege breder bij regte gemelt en dat voor de tijt van tien jaren, of so veel meerder of minder tijt als Ued Mog aan de supplt sullen gelieven te accorderen en toe te staan Q … B. Vanderuijl
Nots 1728
Het schoorsteengeld is één van de vijf speciebelastingen. De andere vier betreffen belasting op welstand, aantal paarden, aantal koeien en ingezaaid land. Het schoorsteengeld wordt bepaald door het aantal schoorstenen per huis. Het recht van inning van deze belasting wordt tot 1749 door een hoogstbiedende “ondernemer” verworven. Het Pachtersoproer van 1748 maakt er een eind aan, vanaf dat jaar neemt de overheid de inning zelf ter hand.
De beantwoording van Jelle’s verzoek wordt door het Mindergetal (een bestuurlijke subcommissie van de Staten) voortvarend ter hand genomen. Op 13 maart 1728 wordt een antwoord naar Jelle Jurjens op papier gesteld met een positieve uitslag. Het verzoek wordt toegestaan en Jelle hoeft voor zijn vijftien nieuwbouwhuizen gedurende 10 jaar geen schoorsteenbelasting te betalen. De brief luidt: (Toegang 5 Staten, Resoluties inv. nr 135 fol 33)
Op het request van Jelle Jurjens Coopman in den dorpe Woudsend, houdende verzoek om exemptie van de betaling van schoorsteengeld voor de tijt van tien Jaaren voor vijftien nieuwe huijsjes, door hem reeds gebouwt en nog te bouwen. Is na deliberatie (overleg) goedgevonden en verstaan te statueeren (verordenen) gelijk gestatueerd wordt bij dezen, dat voortaan, opdat de eene ingesetene boven de andere geen faveur geschiede voor de tijt van tien Jaaren van de belastinge op de schoorstenen gelegt zullen zijn
63
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
geeximeerd (= vrijgesteld) alle huijsen die van de grondt op nieuwlijx op een koud steed, waarop te vooren geen huijs heeft gestaan, worden gebouwt. Aldus geresolveert op t Landschapshuijs den 13 Martij 1728 Het Mindergetal, (get) Voor Oostergoo
Voor Westergoo
Burmania
Van Haren
Beilanus
Glinstra
Voor Sevenwouden
Voor de Steden
D V Haren
Wiarda
Fortuijn
J van Schieman
Feitelijk wordt het Jelle in de antwoordbrief ingewreven dat het verzoek voor vrijstelling onnodig was, er bestaat algemeen geldend beleid over dit onderwerp, van kracht voor al dit soort nieuwbouw. De regeling wordt ter informatie aan het antwoord aan Jelle toegevoegd. De algemene regel is: Vrijstelling van schoorsteengeld (voor de duur van 10 jaren) wordt steeds gegeven als een huis gebouwd wordt op “een koud steed”, dat wil zeggen: op een plaats, waar te voren nog geen huis gestaan heeft. Oftewel:
… W. Slaen af om zulks particulier aen hem te accorderen, maer souden wel kunnen goedvinden dat alle huizen op een koud steed geset wordende alle vrij souden sijn voor 10 Jaeren … (Journaal Mindergetal 1728 agenda Landdag)
Jelle heeft zijn zin, er is een Statenbrief aan hem gericht waarin expliciet staat vermeld dat hij zijn belastingontheffing voor de eerst komende 10 jaren voor alle 15 nieuwe huizen binnen heeft. En daar was het hem om te doen. JELLE ALS LEENBANK Op 27 april 1728 leent Jelle Jurjens (en compagnie) geld aan collega-schipper Wybe Jouckes, de broer van zijn eerste vrouw Gats. Wybe is net terug van een reis naar Zweden en heeft op de terugreis op 11 april jl. bij het aanlopen van het Vlie met het smakschip “De Offerkist” aan de grond gezeten (“gestooten”). Het weer was slecht, er stond een zeer harde wind, het regende hagelstenen en er was volop duisternis, waardoor er geen loods beschikbaar was. Wybe besloot toch om zonder loodsassistentie het vaarwater binnen te varen en loopt schade op. Jelle leent hem Cg 470,64
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Wybe Jouckes schipper te Woudsend gehuwd met Leuwk Doitzes schuldig aan Jelle Jurjens en Compagnie (=Jurjen Jelles), coopluiden in dat dorp Cg 470,- voor verschoten penningen (voorschot of lening) (Hypotheekboek 97 folio 20, 27 april 1728)
Nog meer transacties in juni 1728:
Cornelis Clases Parijs en Fokelien Doytzes, echtelieden, scheepstimmerlieden te Woudsend schuldig aan Jelle Jurjens c.ux coopman Cg 600,wegens leverantie en coop van houtwaren en saagloon van eeken balken (Hypotheekboek 97 folio 212, 15 juni 1728)
GEHARREWAR MET REKENINGEN Jelle heeft ooit, in december 1710, deelgenomen aan een publieke rel in Sneek. Na deze vechtpartij is hij nergens meer zichtbaar in een conflict betrokken geweest. Bij het gespierde huwelijk van Yd Douwes en Sietse Sietses de Jonge in 1711 blijft hij op de achtergrond. Ook in het langslepende proces van de drie gekaapte schippers tegen leden van “De Conventie” tussen de jaren 1716 en 1723 doet hij niet mee. Hij was, in tegenstelling tot zijn broers Gosse en Oebele, geen lid van “De Conventie” geworden. Nu zal er bij het handelen en zakendoen bij Jelle best wel eens iets zijn voorgevallen, dat tot spanning tussen klant en leverancier heeft geleid. Maar tot nu toe is dat nergens zichtbaar geworden in een Sententie- of Recesboek. Het jaar 1728 is een uitzondering, er komen twee conflicten aan het licht. Er is enig juridisch geharrewar over de betaling van geleverde houtwaren ontstaan. 1. Intien Heringa in de Scharren heeft houtwaren ontvangen van Jelle Jurjens ter waarde van 27 Caroli guldens en 7 stuivers en heeft daarvoor (volgens Jelle) niet tijdig betaald. Jelle eist volgens het Recesboek Doniawerstal no. 20 folio 366 van 17 juni 1728 dat Intien zijn schuld bij hem aflost. Jelle weet zijn zaak afdoende te presenteren, want het vonnis van het nedergerecht luidt dat Intien binnen 6 weken moet betalen. Een latere aantekening in het Recesboek toont aan dat de schuld voldaan is. 2. Lastiger ligt de zaak tussen Jelle Jurjens en Melchior de Rhee, de Secretaris van de grietenij Doniawerstal te Langweer. Twee behoorlijke Haantjes! Ook hier is er een meningsverschil over een houtafrekening, maar nu klaagt de “vermeende wanbetaler” (Melchior) de leverancier (Jelle) aan. De Rhee is boos op houtkoopman Jelle Jurjens en verklaart dat Jelle op 10 april 1728 bij hem thuis 65
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
is komen praten over de afwikkeling van één of meer uitstaande vorderingen. Hij, De Rhee, is het niet eens met de rekeningen, hij vindt ze te hoog en weigert ze daarom (volledig) te betalen. Daarop heeft (volgens De Rhee) Jelle Jurjens boos gereageerd, met de vuist op de tafel geslagen en hem in het meningsverschil daarna beledigd. De Rhee sommeert Jelle Jurjens vervolgens om zijn huis te verlaten, wat Jelle ondanks herhaalde aanmaning weigert te doen. De Rhee eist nu een hoge schadevergoeding wegens huisvredebreuk. In zijn verweer zegt Jelle dat er een langdurig dispuut is geweest over het geld. Een deel is betaald, maar het betalen van de rest duurt veel te lang, vandaar dat hij dacht met een persoonlijk bezoek de zaak te kunnen regelen. Hij, Jelle, geeft toe dat hij al gesticulerend de hand op tafel heeft gelegd, maar verklaart dat hij geheel en al rustig is gebleven. Hij heeft geen beledigingen geuit en geen spotternij (“geen frivole praatjes”) bedreven, maar hij heeft De Rhee wel het verwijt van oneerlijk gedrag gemaakt. “Melchior verzint uitvluchten en leidt mij om de tuin” noemt hij het. Deze aanklacht van huisvredebreuk noemt Jelle een “kunstgreep van Melchior” om aan de betaling te ontkomen. Jelle heeft alleen gezegd dat Melchior “het schaap zoekt waar het niet verloren is” en gebruikt het gezegde “praatjes en geen geld, zei de cramer, vullen de marsch niet”. Jelle beweert dat hij beslist geen scheldwoorden heeft gebezigd. Het gesprek heeft uiteindelijk tot niets geleid, waarop hij onverrichter zake vertrokken is. (Sententies Wymbr. folio 273 ev 09 nov 1728)
Nou was het wel aardig geweest om te weten wie er hier aan het kortste eind heeft getrokken. We weten niet of de rechter tot een uitspraak is gekomen. Daarover ontbreekt informatie. Feit is wel dat Secretaris De Rhee kort na 6 oktober 1729 overlijdt. Jelle zal percelen uit de boedel kopen van de erven van Melchior, het dispuut tussen de mannen heeft daar geen belemmering voor opgeworpen. Terugkijkend in de tijd komt Jelle meestal over als een rustige man, die goed weet wat hij wil, die meestal zijn zaakjes in goede verstandhouding regelt. Maar die wel degelijk voor zijn (vermeende) rechten opkomt en uiteindelijk niet schroomt om zijn argumenten met kracht naar voren te brengen.
66
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
1729 Jelle Jurjens koopt van de erven van Melchior De Rhee drie percelen land, nummer 24 (7 pondematen uit de Hinxteschar te Teroele), nummer 25 (de helft van 7,5 pondematen, ook in de Hinxteschar, gezamenlijk met de erven van Bijzitter Wierda) en nummer 26 (diversen) uit Melchior’s boedel. (Koopbrieven 64 1729 folio 181 e.v, (geen datum))
Schipper Wybe Jouckes heeft aan de geleende Cg 470,- niet genoeg en vraagt Jelle om nog meer geld van hem te kunnen lenen. Heeft dat nog steeds te maken met de schade aan zijn smakschip “De Offerkist” ? Wybe Jouckes en Leeuwk Doytzes echtelieden te Woudsend, zijn schuldig aan Jelle Jurjens c.ux. coopman Cg 324,- voorschotene gelden Im (In marge) Cassata (voldaan in) 05-09-1738, Get. Jelle Jurjens (Hypotheekboek 97 folio 244, 25 maart 1729)
De rij van documenten toont hetzelfde beeld van het zoeken naar de schaarse financiële middelen om door te kunnen gaan met ondernemen. Hypotheken, leningen, voorschotten en cessies, elk middel wordt aangewend om aan geld of aan inkomsten te komen. Dit geeft niet het totale beeld van de werkelijkheid weer. Er is natuurlijk ook een deel van de transacties, dat contant wordt betaald. De betalingsbewijzen hiervan zijn gewoonlijk niet bewaard gebleven. De ene keer leent Jelle geld uit, de andere keer moet hij zelf weer aan geld zien te komen. In Joure moet hij een leverantie in een lening omzetten. Hij doet het deze keer met samen met broer Gosse en dorpsgenoot Pyter Ruirdts.
Jelle Jurjens, Gosse Jurjens en Pyter Ruirdts alle te Woudsend schuldig aan Claas Bruiningh en Stijntie Sysses, cooplieden op de Jour De somma van Cg 2.000,(Op 6 juli 1734 is het part van Pyter Ruirdts afgelost en heeft Jelle de portie van Gosse overgenomen. Op 16 december 1741 zijn de twee overgebleven porties afgelost.) (Hypotheekboek 97 folio 245, 05 april 1729)
67
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
En een week later op 12 april 1729 leent hij weer aan dezelfde persoon, maar nu weer met zijn vrouw Geertje Dirks:
Jelle Jurjens en Geertje Dircx, echtelieden, houtkoper te Woudsend, schuldig aan Claes Bruiningh c.ux te Joure Cg 600,Im (in marge) Cassata 16-12-1740 (Hypotheekboek 97 folio 246, 12 april 1729 )
JELLE OP ZEE? De volgende akte uit het notarieel archief uit Amsterdam roept vragen op. Archief van Amsterdam 1 augustus 1729 Notaris Maten de Jonge 9326 akte 4568
Compareerden den 1 augustus 1729 De eersame Jelle Jurriaensz, Tjalk-schipper en Hendrik Jansz desselfs zijn knegt, beijden van genoegen ouderdom; Dewelke ten behoeven van den eijgenaar verklaren van hun voorsz tjalkschip, en voorts ten behoeven van al die sulx zoude mogen aangaan, hebben getuijgt en verklaart dat het voorsz tjalkschip in het gepasseerde voorjaar tot Hamburg is beladen geworden met bottels, dewelke bij ’t innemen ….. etc. Verder wordt geschreven dat de lading goed en vakkundig is gestouwd, dat het in totaal 31.880 botteljes betreft. Ze hebben ze (de flessen) niet zelf geteld en in Amsterdam gelost, er zijn geen bottels achtergehouden, weggegeven of anderszins verdwenen. Getekend te Amsterdam Jelle Jurjens Hendrick jans
68
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De vraag is natuurlijk: is dit “onze” Jelle Jurjens uit Woudsend?
Een aantal gegevens ontbreekt. Wat is de plaats van herkomst van de schipper, de naam van het schip en de logica dat het Jelle Jurjens uit Woudsend zou betreffen? Om met het laatste te beginnen, Jelle is in het voorjaar van 1729 56 jaar oud, een man op leeftijd, en is als oud-grootschipper, koopman en ondernemer een welvarende inwoner van Woudsend geworden. Zou hij dit nog willen, om met een tjalkschip vol flessen van Hamburg naar Amsterdam te zeilen? Notaris Matthijs Maten de Jonge is wel een vaste notaris van Woudsenders en andere Friese schippers voor zaken in Amsterdam, een bekende “zeenotaris”. We hebben in zijn archief nooit een andere persoon (schipper) met de naam Jelle Jurjens aangetroffen, ook niet bij de andere zeenotarissen als Adriaan Karreman, Pieter van der Meulen, Hilbrand van der Heijden en Pieter Baars uit Amsterdam e.a. . Geeft de handtekening geen uitsluitsel?
69
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De handtekening is iets sierlijker dan we van Jelle gewend zijn, maar we zijn een aantal jaren verder en zo te zien staat deze dunnere kroontjespen ook een meer verfijnde handtekening toe. We houden het er op, dat het “onze” Jelle Jurjens moet zijn geweest. Met zin om te varen, naar de bekende Kleine Oost en terug langs de Waddeneilanden, in het voorjaar met lekker weer. Heerlijk! En zo niet? Dan blijft het een raadsel, aangezien we tussen 1713 en 1729 vele honderden documenten ingezien hebben, uiteenlopend van notarieel archief, Sonttol-registers, Galjootsgelden, schadezaken etc. en daarin nooit eerder een “andere” schipper Jelle Jurjens hebben aangetroffen. En na die tijd ook niet. 1730 LANGS DE EE De bedrijvigheid in Woudsend langs de Ee blijft voortduren, de scheepswerven en toeleveranciers hebben het druk met nieuwbouw van en onderhoud aan (zeegaande) schepen. Jelle Jurjens speelt een rol op diverse vlakken, hier weer in zijn rol als houthandelaar en mastmaker. Cornelis Clases maakt een opmerkelijke ommezwaai, hij verandert van timmerman Cornelis Clases in schipper Cornelis Clases. Hij bouwt zijn eigen smakschip, genaamd “De Jonge Claas Paris”. Jelle Jurjens levert hem hout en houten onderdelen. De zeilen worden bij mr. zeilmaker Sijtse Hendriks Bontekoe in Woudsend gekocht.
70
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Cornelis Clases Parijs, scheepstimmerman, is schuldig aan Jelle Jurjens c.ux mastmaker Cg 400,als reste voor meerdere voor coop en leverantie van een nieuwe mast, gaffel, braadspit en voorts al het rondhout op mijn (C C Parijs) nieuwe smakschip (Hypotheekboek 97 folio 291, 13 juni 1730)
De zelfde partijen tekenen ook op dezelfde dag nog een akte, nu is dezelfde Jelle weer aangemerkt als houtkoper en zaagmolenaar.
Cornelis Clases Parijs is schuldig aan Jelle Jurjens houtkoper sampt saagmolenaar Cg 350,- voor houtwaren en saaghloon (Hypotheekboek 97 folio 291/292 ,13 juni 1730)
En dan nog een lening in december 1730:
Jelle Jurjens en Geertje Dircx, houtkopers te Woudsend schuldig aan Minne Douwes c.ux te Woudsend Cg 300.- verschoten gelden Im (in marge) cassata (voldaan) op 05-12-1742 (Hypotheekboek 97 folio 314, 02 dec 1730)
1731 Cornelis Clases Parijs ondertekent in 1731 zijn eerste chertepartij bij notaris Adriaen Karreman te Amsterdam voor een vracht heen en terug naar de Oostzee. De haven is nog niet vastgesteld, de keuze zal op één of meerdere van de volgende havens vallen: Koningsbergen, Memel, Riga, Pillau of Dantzig. 1732 Pyter Auckes uit Joure bouwt een nieuw smakschip en bestelt daarvoor houtwaren bij mastmaker Jelle in Woudsend.
Pytter Auckes vrijgezel op de Jouer schuldig aan Jelle Jurjens c.ux mastmaker Cg 230,voor een nieuwe mast, gaffel en braadspit en al het rondhout voor een nieuw smakschip (Hypotheekboek 97 folio 345, 9 maart 1732)
71
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
NAUTA’S VEERDIENST VAN WOUDSEND NAAR AMSTERDAM Friesland waterland. De verbinding tussen plaatsen in Friesland is voor de 19e eeuw veelal aangewezen op gebruik van de waterwegen, plassen, meren, sloten en kanalen. Bij perioden van langdurige regenval, zijn de onverharde wegen nauwelijks begaanbaar voor de mens, de karren en de koetsen. Te paard of te voet is men dan vaak lang onderweg naar de bestemming. Verharde wegen zijn tot 1850 slechts in beperkte mate aanwezig. Langweer is eeuwenlang alleen maar via het water bereikbaar geweest, tot in 1856 de verbindingsweg (“Bredyk”) naar Sint Nicolaasga wordt aangelegd. Bij Woudsend loopt o.a. een onverhard pad naar het oosten, de Rijdweg, een als weg gebruikte strook grasland via Teroele naar Idskenhuizen. En een weg langs de Wegsloot naar Balk. De verharde Vosseleane in Woudsend naar het oosten, aansluitend op de weg van Sneek naar Lemmer, wordt in 1858 aangelegd. In het netwerk van waterwegen vervullen
beurtschepen
een
belangrijke
transporttaak
voor
personen en goederen. In elk dorp of stad aan het water wordt een eigen veerdienst opgericht. Alles op zeil of een trekschuit met de aandrijving
van
paardenkracht.
maximaal
1
Ongebreidelde
(valse) concurrentie leidt snel tot boosheid en irritatie tussen deelnemende plaatsen en schippers. Woudsend heeft ook eigen veerverbindingen, binnen en buiten Friesland. Jelle pakt in 1732 een nieuwe ondernemerskans in het runnen van een “exclusieve”
veerdienstverbinding
tussen
de
binnenlandse
“zeehaven”
Woudsend en Amsterdam via Sloten, de Lemmer en de Zuiderzee. Hij is niet de eerste die daarvoor het recht verkrijgt. In een akte uit 1722 wordt Oeble Piebes reeds aangeduid als beurtschipper tussen Woudsend en Amsterdam. Het veer is een gecombineerde lijndienst voor vervoer van passagiers, vracht en goederen. Het opent de markt voor agrarische en andere producten uit Woudsend voor Amsterdamse afnemers en andersom. Woudsender smak- en kofschepen blijven na een reis of tussen twee reizen in, of ’s winters, achter in Amsterdam. Het
72
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
eiland Kattenburg is dan in functie als afmeer- en ligplaats voor de Friese schepen, de bemanningen gaan met het beurtschip naar huis en weer terug.
+ Woudsend
Noord
In 1732 dient Jelle Jurjens Nauta (dit is de eerste maal dat we Jelle met een achternaam zien!) een rekest in bij de Staten van Friesland voor het recht en de vergunning (in de brieven “gerechtigheid” en “octrooi” genoemd) om met een beurtschip tussen de genoemde plaatsen te gaan varen. De Staten keuren het verzoek van Jelle Jurjens Nauta goed. Bij het toekennen stellen de Staten eenzijdig de prijzen vast voor te vervoeren eenheden. Op die manier houden zij de prijzen op hetzelfde niveau als die van andere dorpen en steden. Het toekennen van een Woudsender veerbrief geeft Jelle Jurjens het exclusieve recht om goederen en dorpelingen uit Woudsend naar Amsterdam en terug te vervoeren. Het is niet toegestaan om in plaatsen, waar het schip passeert, in dit geval
Sloten en de Lemmer, het lokale veer te
73
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
beconcurreren. Het is duidelijk, dat “het hengelen in andermans vijver” heel gevoelig ligt.
De goedgekeurde akte is op 16 augustus 1732 getekend door Grietman Burmania van Wymbritseradeel, die ook Statenlid is.
74
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De toestemming vermeldt: ……………………………………..
“
…. octrooyerende bij dese aen Jelle Jurjens Nauta, coopman
tot
Woudsend om met zijn schip als ordinaris veerman te bevaeren het Veer van den Dorpe Woudsend op de Stad van Amsterdam, mits dat hij en zijn successoren geholden sullen sijn tot gerijf en accommoditeit van de passagiers en andere geinteresseerden, des vrijdags te een uijr preceijs van Woudsend de veerman zal vaeren op Amsterdam en ’s maendags avonts van daer …” De vervoersprijzen voor levende have per stuk en soort, koe, paard, oud varken, kalf en goederen als stro, manden met vis, zuivelproducten, smidskool, rogge, et cetera, de meest gangbare zaken zijn in de lijst opgenomen. Het schip moet als regel op vrijdag uit Woudsend vertrekken en op maandag afvaren uit Amsterdam. Slechts eenmaal per week heen en weer. In de kantlijn van één van de stukken staat geschreven, dat vertrek op zaterdag en terugkeer op dinsdag op Jelle’s verzoek ook mogelijk kan zijn. We denken niet dat Jelle zelf als uitvoerende schipper gaat varen. Hij wordt dit jaar 60 jaar oud en is volgens
75
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
de brief ondernemer, koopman. Geen zeeman meer! Hij zal eerder de taak van “boekhouder” voor zich bedoeld hebben. De latere man van zijn dochter Grietje Jelles (uit het tweede huwelijk met Geertje Gerrits), Marten Jacobs, afkomstig uit Workum maar nu woonachtig in Woudsend, wordt de beurtschipper van Jelle’s veer. NAUTA ALS ACHTERNAAM In de briefwisseling van 1732 over de veerdienstvergunning gebruikt Jelle Jurjens voor het eerst de achternaam Nauta (we hebben dat hierboven vet aangedikt). En wel in een brief over zaken die raakvlakken heeft met zijn voormalige grootschippers-loopbaan. De vraag is: waarom verkiest Jelle Jurjens in 1732 een achternaam? Tot nu toe heeft hij het steeds afgekund met het patroniem (de vadersnaam) Jelle Jurjens. Jelle is, zeker voor die tijd, een man op leeftijd, hij is in goede doen, een geslaagde ondernemer, leverancier van masten en houten scheepsdelen, eigenaar van een scheepswerf en van de zaagmolen “De Jager” en eigenaar van het beurtschip van Woudsend op Amsterdam. Hij heeft functies in de kerk bekleed en heeft stemrecht (2-maal) in het dorp. Hij behoort duidelijk en zichtbaar tot de notabele ingezetenen van Woudsend. Mogelijk benadrukt een achternaam nog meer de status en het aanzien, dat hij in het dorp al geniet. Wat doen zijn kinderen? Volgen zij hun vader met de aanname van zijn achternaam? In 1732 zijn nog drie zonen en drie dochters van Jelle in leven. Beeuw en Grietje nemen geen achternaam. Ytje, Jurjen en Haring kiezen voor de naam Nauta. Reiner, de oudste zoon uit Jelle’s derde huwelijk en werkzaam op de houtzaagmolen “De Jager” in Woudsend, verkiest de achternaam Soethout (of Zoethout), daarmede de reputatie van zijn molenbedrijf als leverancier van goede kwaliteit hout en houtwaren bevestigend. ANDERE NAUTA’S
76
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Iets over de betekenis en afkomst van de naam Nauta. In het Latijn staat het voor: zeeman, zeevarende, matroos maar ook schipper. Nauta is in Friesland geen ongebruikelijke gekozen naam. Andere families, in Harlingen, Leeuwarden en Het Bildt heten Nauta zonder bloedverwanten van elkaar te zijn. Voor Jelle Jurjens verwijst de naam naar de tijd dat hij zeevarende was. In en rondom Woudsend omstreeks 1700 zien we weinig mensen met de naam Nauta. In 1682 komt in Sloten ene Gerrit Nauta ter wereld, vader Theodorus is “convoymeester” en raadsman. Geertje Dirks Nauta baart in Sloten (1693) een zoon, de vader is Hessel Abrahams Tambuser. Even lijkt het of hier mogelijk een link naar Jelle’s derde vrouw Geertje Dirks zou kunnen bestaan. Dan zou dat kunnen leiden tot de gedachte dat Jelle de naam Nauta van haar zou hebben overgenomen. Het blijkt niet zo te zijn. De zoon van Hessel en Geertje heet Abraham, hij wordt op 19 november 1693 gedoopt in Sloten. Twee dagen later, op 21 november, sterft Geertje Dirks Nauta. In 1697 wordt in Woudsend Bauckje Nauta geboren, dochter van Dirk Dirksen Nauta en niet genoemde moeder . Dirk is meester chirurgijn. Bij de geboorte van zijn zoon Dirk (in 1701) blijkt hij met zijn vrouw in Sloten te wonen. Vader Dirk Nauta overlijdt op 18 september 1718 te Sloten. Jelle is in 1732 de enige Nauta van het dorp Woudsend. Wel is er bij de Floreenkohieren sprake van de “erven Duco Nauta”, met land in Woudsend, maar we weten dat Duco uit Harlingen komt. 1733-1734 Douwe Juckes, de meester smid uit Woudsend, is overleden. De man die in 1717 door Oebele en Cornelis Jelles Hollander werd gedwongen om de sleutel van de Hervormde kerk te kopiëren bij het “vrouwenbank“- incident en die een deel van zijn verdiensten investeerde in land op de oostoever van de Ee. Jelle Jurjens koopt bij onderhandse verkoop van zijn erven een stuk land, grenzend aan zijn eigen land.
Jeltie Rijnja, wed Douwe Juckes te Woudsend, in leven mr smid, verkoopt aan Jelle Jurjens Nauta c.ux. echtelieden, coopman te Woudsend, 9½ pondematen gelegen in de Santiene omtrent voorsz. dorp, bij echtelieden kopers gebruikt. naastlegers: 77
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De koper met 12 pondematen ten Zuiden, 7½ pondematen ten Noorden en de Ee ten W (Het is de tweede keer dat Jelle schriftelijk met Nauta aangeduid wordt.)
De belasting over dit stuk bedraagt: 4 lichte floreen te Woudsend en 21 volle floreen tot Teroele voor 1 gouden ducaton (Proclamaties Doniawerstal 106 folio 59, 8 juli 1733)
Het betekent wederom een tactische aanvulling van Jelle’s bezit aan de oostkant van de Ee. Hij (en zijn vrouw) hadden het land al in gebruik, het sluit zowel ten noorden als ten zuiden aan aan zijn bezit. Na de veerbrieven (1732) en in de Proclamaties in 1733 , zien we Jelle Jurjens in de meeste documenten met zijn achternaam Nauta vermeld. In 1734 betreft het twee inschrijvingen in het Hypotheekboek van Wymbritseradeel nr. 98, de eerste gedateerd op 24 april 1734 (geregistreerd op 25 april), de tweede op 27 april. Het betreft een lening voor de bouw van weer een nieuw smakschip voor Cornelis Clases Parijs, hij bestelt, net als in 1730, de houten delen bij Jelle Jurjens Nauta. Er staat onder andere:
………………… Cornelis Clases Parijs, smakschipper te Woudsend, bekenne en verclaere deugdelijk schuldig te wesen aan Jelle Jurjens Nauta cum uxore echtelieden en Coopman aldaar Zevenhonderd vijfentwintig Caroli guldens, twee stuivers voor coop en leverantie van een nieuwe mast, gaffel, braadspit en voorts al het rondhout op een nieuw smakschip …… (Hypotheekboek 98 folio 68, 24 april1734)
De akte hieronder laat het zien. De naam Nauta raakt ingeburgerd.
78
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
En dezelfde partijen, drie dagen later:
Cornelis Clases Parijs, smakschipper te Woudsend, schuldig aan Jelle Jurjens Nauta Cg 300,- voor verschotene gelden … Borgen zijn: Wybe Jouckes en echtgenote Lieuwk Doytses (Hypotheekboek 98 folio 70, 27 april 1734)
schipper Wybe Jouckes en zijn vrouw Lieuwk staan bij Jelle in het krijt en juist zij worden nu ingezet als borg voor deze andere lening! Roelof Cornelis bestelt houten delen voor zijn nieuwe smakschip “De jonge Luitzen”.
Roelof Cornelis en Martje Lutzens, echtelieden te Woudsend, zijn schuldig aan Jelle Jurjens Nauta coopman en mastmaker voor een nieuwe mast enz. voor een nieuw smakschip genaamd “de Jonge Luitzen” …. Voor de somma van Cg 363,(Hypotheekboek 98 folio 85, 27 sept 1734) 79
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Gecasseerd 28-02-1743 De naam Nauta is gevestigd. 1734 VERVOLG Aan het eind van 1734 passeert nog onderstaande cessie van een bijlbrief:
Tijmen Lubberts scheepstimmerman tot Sloten gecedeerd aan Jelle Jurjens Nauta coopman en Zolke Zytses schipper te Woudsend zodane Cg 2.300,- als mij uit cragte volgens annexe bijlbrief dd 03-10-1734 van ene Roelof Cornelis in den dorpe competerende (Schipper Solke Sietses is getrouwd met Jelle’s dochter Beeuw Jelles.)
1736/37 OMRUST OM HET VEER Ergens voor 1736 heeft Jelle de helft van zijn veerdienst verkocht aan Obbe Ages en Aukjen Gaukes uit Balk. In februari 1736 koopt het echtpaar ook de andere helft. Duidelijk is wel dat het echtpaar onvoldoende geld bezit om Jelle contant uit te betalen. Er wordt een schuldregeling opgesteld voor een betaling in negen jaar, met een rente van vier procent per jaar.
Obbe Ages en Aukjen Gaukes, echtelieden te Balk, schuldig aan Jelle Jurjens Nauta c.ux. coopman te Woudsend Cg 1.025,- voor de coop van de geregte helft van ‘t veer met zijn gerechtigheid sampt schip met zeil en treil varend van Woudsend op Amsterdam vv, waarvan de coper de andere helfte bezit. te betalen in 9 jaar met intrest zijnde Cg 41,- per jaar. (Hypotheekboek 98 folio 132, 4 feb 1736)
80
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
In 1737 schrijft Jelle Jurjens Nauta een brief aan de Staten van Friesland. Jelle doet zijn beklag. Hij is al een jaar geen eigenaar meer van de veerdienst op Amsterdam, maar heeft er nog wel geld in geïnvesteerd. Hij vindt dat andere veerdiensten aan valse concurrentie doen. Hij betoogt dat hij kosten noch moeite heeft gespaard om de veerdienst “in trein” (op gang) te krijgen, maar dat hij door “baatsuchtige” mensen wordt gedwarsboomd. Jelle vraagt aan de Staten opnieuw bevestiging van het exclusieve recht en het octrooi, om de dwarsliggers daarmee definitief uit te schakelen. Het schijnt goed uitgepakt te hebben. We hebben daarna geen verdere correspondentie over de veerdienst aangetroffen. Beeuw Jelles (2) is een dochter van schipper/molenaar Jelle Cornelis Hollander en Haentzen Jurjens, dus een nicht (oomzegger) van Jelle Jurjens Nauta. Zij is in 1731 getrouwd met Migchiel Hylkes, die later de achternaam Tromp toevoegt. Het echtpaar koopt een huis met timmerhuis van Jelle Jurjens Nauta in Woudsend. De akte luidt:
Jelle Jurjens koopman te Woudsend, verkoopt aan Migchiel Hylkes c. u.( Beeuw Jelles) echtelieden te Woudsend huis en timmerhuis, hovinge en hiem c.a. te Woudsend, (het huis loopt te boek met Reeelnummer R103, 104 (1734-1738) en later R131 (1763) ). Het is ook in bezit geweest van Idske Ynses. (naastlegers zijn:)
de Ee ten Oosten, Gemene Straat en Sytse Lykles ten Westen, Douwe Aukes cs ten Zuiden Rintje Johannes ten Noorden voor een som van Cg 1.450,(Koopbrieven 65 folio 45, 24 sept 1736)
De werfportefeuille van Jelle Jurjens Nauta blijft gevuld, op 10 oktober levert hij een schuitschip aan Foppe Sybrens:
Foppe Sybrens, mr timmerman te Woudsend schuldig aan Jelle Jurjens Nauta c.ux. Cg 975.- ter sake van coop en leverantie van een schuitschip met seil en treil. (Hypotheekboek 98 folio 14, 10 okt 1736) 81
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
1737 Wederom verkoopt de provincie een aantal “insolvente landen”. Jelle Jurjens Nauta toont zich weer actief om zijn bezit aan land en ander onroerend goed uit te breiden. In het verleden lag zijn focus met name op uitbreiding van zijn Teroelster landerijen. Nu richt hij zijn blik ook op Woudsend en Ypecolsga. Hij biedt op het perceel nr. 38, één van de boerderijen binnen het dorp Woudsend, gelegen tussen de Midstraat en de Ee. Het betreft:
…. een Hornleger met huizinge, schuuren, reidpolle en quotele molen, die voorheen gehuurd en bewerkt is door Homme Pyters voor een huurprijs van 20 Cg 19 st …. …………… (Quoteel betekent: voor een quote, voor een aandeel. Quoteel onderhoud: gedeeld, elk voor zijn aandeel)
Jelle koopt de plaats na een aantal biedingen en verhogingen voor de som van Cg 688,- en 14 stuivers. Er hoort circa 10 pondematen land bij, gelegen buiten het dorp. In de koop zit de clausule, dat hij voor de armen moet betalen 18 stuivers. De plaats heeft 1 stem (stemrecht nr. 6) en is afkomstig van de erven van Arrien Clasen, het is belast met fl 3,- Floreen; Het levert Jelle zijn tweede stemrecht op, na het stemrecht van de Pastorielanden (stem nr. 2). Van de 8 stemhoudende plaatsen in Woudsend, heeft Jelle dus een kwart van de stemmen in zijn bezit. (Verkoop insolvente landen Wymbr.dl T5 no 6472 folio 539 Perceel 38, 1 okt 1737)
Tevens biedt Jelle op perceel 40, een stuk venland van 9 pondematen van Hessel Johannes. Hij strijkt het strijkgeld van fl 8,- op, maar biedt verder niet mee om dit stuk land in bezit te krijgen. Lolke Hylkes wordt de nieuwe eigenaar. (1737 Verkoop insolvente landen 1737 T5 no 6472 folio 539, Perceel 40) (Nieuwe nummering Toegang 3 6633 6634 en 6635)
Het volgende perceel in de verkoop, nummer 41, valt wel in handen van Jelle. Dit perceel is ook afkomstig uit het bezit van de erven Arrien Clasen en betreft 10 pondematen venland aan de zuidkant van de Kalkovens, ten oosten van de Ee bij Woudsend. Gerrit Jouckes heeft zijn zinnen op dit perceel gezet, maar Jelle biedt Cg 50,- over zijn bod heen en wordt voor Cg 450,- de nieuwe eigenaar, hij moet 18 stuivers betalen voor de armen. 82
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Dan koopt hij perceel 42 uit de erfenis van Arrien Clasen, voor Cg 150,-. Het is een stuk van 10 pondematen “maedland” achter bovengenoemde perceel 40, gelegen in de zgn. Hongeschar. Het stuk is verhuurd aan Isbrand Freerks voor een pacht van Cg 9,- per jaar. (plus 10 stuivers voor de armen). Tenslotte koopt Jelle nog perceel 55, een boerderij in Ypecolsga, gelegen aan de weg naar Balk (nu de N928). Deze boerderij zal Jelle bestemmen voor zijn dochter Ytje Jelles Nauta en haar man Lolle Sijmens de Boer en bijna 200 jaar in het bezit van de Nauta’s blijven. Het perceel 55 is:
een zathe, landen en watermolen cum annexis groot 116 pond; sedert lange jaren bij Jacob Gerbens als huurder bewoont en gebruijkt, doch nu publijk verhuurt voor ………… (onleesbaar) ……….. ….. de molen op deeze landen staand, welk getaxeerd is op 250 Cg of daaromtrent, van petri en may bezwaart met 3 jaren huur voor de armen te betalen 2 Cg (idem Verkoop insolvente landen 1737 T5 no 6472 folio 538, 1 okt 1737)
Op de eerste zittingsdag is Jelle de hoogste bieder, hij ontvangt het strijkgeld van Cg 28,- Tijdens de 2e zittingsdag worden geen hogere bedragen meer geboden, Jelle is de nieuwe eigenaar van de plaats en landen voor een som van Cg 1.800,en 7 stuivers. En dan tenslotte koopt hij in 1737 nog een stuk land oost van de Ee, wat omgeven is door andere stukken land van hem. Het land was eigendom van Jan Coppens en Foppe Foppes de Jonge uit Sneek en vrij van floreenbelasting. Jelle betaalt er 130,- gulden voor. Het land is verhuurd aan Sjoerd Sybrens tot 1738. (17 december 1737 Proclamaties Doniawerstal/Wymbritseradeel 106 folio 139)
1738 Er moet weer een lening worden verstrekt voor de verkoop van een schip:
Hans Bauckes en Jetske Jelles te Woudsend schuldig aan Jelle Jurjens Nauta c.ux Cg 975,ter sake van coop en leverantie van een schuiteschip met zeil en treil. (Hypotheekboek 98 folio 169, 19 feb 1738)
83
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Op 4 april koopt Jelle Jurjens Nauta een door Claes Jacobs, meester kuiper te Woudsend, bewoond huis met een hof, “De Pynas” genaamd. Hij betaalt er 420 Caroli guldens en 7 stuivers voor. (naastlegers zijn): de koper ten oosten, de algemene straat ten westen, Heere Lieuwes (R144 Woudsend) cs ten zuiden, erven Old Grietman Juckema van Burmania ten noorden. (Koopbrieven Wymbr. 1736-1807 folio 93, 02 apr 1738)
1740 ………………………………………………………………………………………….…... De winter van 1740 is één van de koudste van deze eeuw. Het begint al op 26 oktober te vriezen en de kou zal voortduren tot juni. Bovendien is de zomer de koudste van deze eeuw.
………………………………………………………………………………………….…... Dit jaar lenen Jelle Jurjens Nauta en Geertje Dirks een bedrag (“verschotene penningen”) van Cg 1.999,- en 19 stuivers van Ama Aurelia Van den Uyl en Paulina Pauli, de laatste is weduwe van notaris Van den Uyl, nu huisvrouw van ds. Daniel Jaffert de Baquet, predikant in Oppenhuizen (Hypotheekboek 98 folio 223, 08 feb 1740) (im (in marge) cassata voorschot op 13 mei 1747)
1741 Oeble Jurjens, getrouwd met Rigt Rintjes, koopt voor Cg 900,- een huis met een bak, aker en toonbank van Aaltje Sippes, weduwe van Heere Lieuwes en wordt daarmee buurman van zijn broer in Woudsend. Jelle woont aan de noordkant van hem. 1741-1765 DORPSVOLMACHTEN In het Gemeentearchief van Wymbritseradeel no. 25 (N90)(over de periode van 1741 tot 1765) vinden we een lijst met de namen van “dorpsvolmachten”. Dat zijn inwoners van grietenijen, die bestuurlijke taken hebben en ook jaarlijks in de maanden januari of februari deelnemers voor de volmachtenvergadering in Leeuwarden
moeten
aanwijzen.
De
volmachten
vertegenwoordigen
de
grietenijen en vergaderen in de Friese hoofdstad in de Regtkamer. De vergaderingen vallen in een tijdsbestek van ongeveer 6 weken. 84
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Op de lijst van Woudsend zien we de volgende namen weergegeven: 1741/42
geen opgave
1743
Hendrik Pyters
1744
Yme Duirts
1745
Jelle Jurjens Nauta en Hendrik Pyters
1746
Yme Duirts en Hendrik Pyters
1747
Jelle Jurjens Nauta
1748
Haaring Jelles
1749
Jelle Jurjens Nauta en Yme Duirts
1750
Jelle Jurjens Nauta
1751
Yme Duirts
1752
Yme Duirts en Haaring Jelles
1753
Yme Duirts en Haaring Jelles
1754
Yme Duirts en Haaring Jelles
1755
Yme Duirts en Haaring Jelles
1756
Lieuwe Annes en Haaring Jelles
1757
Haaring Jelles
1758 tm 1765
Haaring Jelles en Yme Duirts
(Het is in 1750 de laatste functie, waarin we Jelle Jurjens Nauta publiekelijk zien optreden, hij is dan 77 jaar oud, maar is nog steeds actief voor de gemeenschap. Haring Jelles blijft tot 1765 actief.) 1743 Het wordt rustiger bij Jelle. het aantal transacties wordt minder. In 1742 hebben we niets aangetroffen. In maart 1743 krijgt Marten Rintjes, mr. timmerman uit Grouw, van Jelle Jurjens Nauta en zijn zoon en compagnon Jurjen Jelles Nauta een lening van Cg 700,- voor “geleverde houtwaren tussen 1735 en 1742”. (Hypotheekboek 99,folio nn, 22 maart 1743)
Het is de eerste keer dat we op papier zien dat Jurjen de achternaam Nauta van zijn vader heeft overgenomen. En dan nog één houtverkoop in oktober. Minne Martens, mr. Bakker te Woudsend heeft zijn huis en pakhuis vertimmerd met hout ter waarde van Cg 209, dat geleverd is door Jelle Jurjens en Jurjen Jelles Nauta “in compagnie, cooplieden aldaar”. Bakker Martens geeft als onderpand het huis en het pakhuis waartoe de leverantie is geschied. (Hypotheekboek 99 folio 1, 08 okt 1743 )
85
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
De bronnen drogen langzaam op. We ontmoeten nu drie jaren waarin het geheel en al rustig is geworden, zonder enige documenten. 1747 VERKIEZING VAN EEN NIEUWE GRIETMAN VAN WYMBRITSERADEEL De oude Grietman, de Hoog Edele Welgeboorene Heer Jhr. Duco Gerroldt Martena van Burmania is overleden. Er wordt door de Staten een procedurele verkiezing georganiseerd om de vacature te vullen. De procedure eist, dat in alle dorpen van Wymbritseradeel een vergadering moet worden belegd, waar de lokale stemgerechtigden drie kandidaten-Grietman nomineren en dat hieruit, door de Staten in Leeuwarden, een nieuwe Grietman zal worden verkozen. In Woudsend zijn de stemmen nr. 1, 3, 4, 5 en 8 in handen van de Hoog Edele Welgeboorene Vrouwe, mevrouw F. van Goslinga, douairière van de Heer van Burmania. Zij stelt, met haar stemmen, de volgende drie mannen voor: de Hoog Edele Welgeboorene Heer Jhr. Sjuck Gerrolt Juckama van Burmania Rengers, Grietman van Franekeradeel, de bijzitter Yke Johannes Ykema en de secretaris Wijbe Tuinman. Zij heeft in haar eentje de absolute meerderheid, dus heeft het weinig zin voor Jelle Jurjens Nauta om met zijn twee stemmen nog met een andere nominatie op de proppen te komen. Hij volgt mevrouw Van Goslinga derhalve in haar keuze. Ook Yme Duirds (1 stem, nummer 7) volgt haar voorstel.
86
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
(bovenste alinea) … Jelle Jurjens Nauta, als eijgenaar en bruijker van de stem en
landen leggende en behoorende bij nomr 2 en 6, stempt en brengt in nominatie tot t vacante Grietman Ampt de Heeren voorschr in kennisse van mijn hand, heeden tot Woudsend den 10 Juni 1747. Door Jelle ondertekend met Jelle Jurjens Nauta. De onderste alinea bekrachtigt de voordracht op 13 juni. 1748/49 ……………………………………………………………………………………………… 17 maart 1748 Een oproer in Groningen en Friesland is de opmaat naar het pachtersoproer, het slaat later over naar Amsterdam. ……………………………………………………………………………………………… Jurjen Jelles Nauta, zoon en compagnon van Jelle Jurjens Nauta is overleden. Zijn sterfdatum is onbekend.
Wyger Sytsma, huisman uit Idsega, spant een
rechtszaak aan tegen vader en zoon Nauta. Voor Jurjen Jelles Nauta wordt zijn weduwe Gerbrich Jacobs Grondsma aangeklaagd als partij. Jelle geeft de zaak uit handen aan de jurist Dr. Van Loon, die gemachtigd wordt deze zaak af te handelen. Wyger Sytsma wordt vertegenwoordigd door notaris Banning. (Sententies Wymbr. folio 15, 28 apr 1748)
BELASTINGPERIKELEN EN DE QUOTISATIE VAN 1749 In de jaren vóór 1749 is de inning van de belastingen verpacht aan de hoogste bieder. Het is daarna zaak voor deze pachter, dat hij voldoende belastingen van de mensen binnenkrijgt om zijn investering rendabel te maken. Het spreekt vanzelf dat deze lieden buitengewoon impopulair zijn bij het volk. Deze belastingen worden geheven op vrijwel alle eerste levensbehoeften en op populaire genotsmiddelen. In 1748 pikt het volk deze vorm niet langer en komt in verzet, er gaat een golf van onlusten door het land. De overheid voelt zich genoodzaakt voortaan de inning zelf ter hand te nemen. In 1749 komt men met een nieuwe belasting naar draagkracht, de “quotisatie”geheten, die rekening houdt met inkomen en grootte van het gezin. De gegevens van Jelle Jurjens Nauta zijn de volgende:
87
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Jelle
Jurjens
Nauta,
coopman,
wel
in
staat,
uit
Woudsend,
Wymbritseradeel, gezin drie volwassenen, is aangeslagen voor 54 gulden (Wymbritseradeel, folio 15) (“Wel in staat” betekent “vermogend”) (deze aanslag komt overeen met een vermogen van destijds ongeveer 6.000 gulden. Verderop zal blijken dat in 1750, na zijn overlijden, zijn nagelaten vermogen aanzienlijk groter is, hij is mild aangeslagen door de belastinginner.)
1750 Dan is het einde nabij. Jelle moet zijn einde hebben zien aankomen. Het echtpaar Jelle Jurjens Nauta en Geertje Dirks bepalen op 20 maart 1750 hun laatste wil in een testament. Jelle heeft de regie voor zijn erfgenamen goed ter hand genomen. De houtzaagmolen “De Jager” van Woudsend met toebehoren valt toe aan hun zoon Reiner Jelles Soethout, hij is al langdurig op deze molen werkzaam. Ytje Jelles krijgt de boerderij in Ypecolsga, zij woont en werkt daar al met echtgenoot Lolle Sijmens de Boer. De boerderij met de landen in Teroele gaat naar Haring Jelles Nauta. Hij woont en werkt al op deze boerderij. Er zijn nog andere erven. Alle kinderen uit zijn huwelijk 1 en 2 zijn al overleden. Hij begunstigt nog drie kleinkinderen in zijn testament, Jelle Solkes, de zoon van wijlen Beeuw Jelles en Solke Sietses, en twee kinderen van wijlen Jurjen Jelles Nauta, te weten Jelle Jurjens (2) en Sibbeltje Jurjens. Zij drieën krijgen elk Cg 2000,- in contant geld (Het reële vermogen van Jelle en Geertje moet dus minimaal Cg 12.000,- zijn, de kleinkinderen krijgen niet meer dan de kinderen!). De diaconie van de Hervormde kerk krijgt een legaat van Cg 250,- en de dorpsarmen krijgen Cg 150,- Dat wat daarna nog overschiet, moet in gelijke mate verdeeld worden tussen Reiner, Ytje en Haring. Geertje Dirks komt in de verdeling niet voor. Jelle overlijdt in 1750. We hebben geen exacte sterfdatum.
88
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
NAWOORD Het is het levenseinde van een markante persoonlijkheid, die als jongeling naar zee is gegaan, eerst als opvarende daarna als pionier-schipper en na 1717 ondernemer en koopman geworden is in Woudsend. Door hard werken en zakelijk inzicht heeft hij zijn materiële welvaart en rijkdom opgebouwd. Hij was tevens betrokken bij de mensen van het dorp, bouwde huizen, bekleedde maatschappelijke en kerkelijke functies en had lokaal bestuurlijke invloed als houder van twee stemrechten en als dorpsvolmacht. Er rijst een beeld op van een sterke, niet altijd gemakkelijke man die wist wat hij wilde en hoe hij zijn gestelde doelen moest bereiken. En die op zijn 77e jaar twee vrouwen en 11 van zijn 14 kinderen overleefd heeft. Hij sterft in 1750.
89
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Een imposant mens. Zijn drie in 1750 overgebleven kinderen zijn Reiner Jelles Soethout, die stamvader wordt van een grote Soethout- (Zoethout) familie, Ytje Jelles Nauta, die kinderloos zal sterven en de benjamin Haring Jelles, nu 23 jaar, die samen met Jelle Jurjens (2) de Nauta-fakkel van zijn vader overneemt. Als boer. Geen zeevarende Nauta’s. Het zal tot 1779 duren voor er weer een Nauta naar zee gaat, zijn kleinzoon Lolle Harings Nauta. ………………………………………………………………………………………………
AANVULLENDE DOCUMENTEN Testament Jelle Jurjens Archief Hof van Friesland Testamenten band 11 Folio 198 tm 200
Het principale testament Hier nevenstaande van Jelle Jurriaans Nauta en Geertje Durks is bij mij onderg. van De Subst. Griffier S. Faber geligt t t den
(orig 20 maart 1750 april 1774 copie naar Ytje Jelles en wed Haring Jelles) Op huyden den 22 May 1786 is voor mij Subst. Griffier S. Faber per Dr L. Adema ter hand gestelt een zeker Testament van Jelle Jurjaans Nauta en Geertje Durks, egtelieden te Woudsend, met versoek dat hetselve alhier ten Fideicommissair Registratie 90
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Boek mogte worden geregistreerd en luidt hetselve van woord tot woord als volgt
In den Naame Gods Amen Nadien er niets sekerder is als de dood, terwijl de ure daar onseker is, so ist dat wij Jelle Jurjaans Nauta en Geertje Durks, Egtelieden te Woudsend, in overdenking van Sulks niet gaarne van dese weereld willen scheiden voor en aleer van onze tijdelijke na te laten goederen bij dit ons Testament uiterste en Laatste Wille te hebben gedisponeerd; T welk dan doende bij Vollen Kennisse en verstand en met voorbedagten Raade uit vrijen wille (bevelen wij vooraf onze dierbare Zielen in de handen van God Almagtig en onze lighamen na Christelijk gebruik de aardsche Begraffenis) en komen hier mede tot dispositie van al onze tijdelijke na te laten goederen geene vandien uitgesondert in welk ik Testator nomineer en institueer tot mijn erfgenamen mijn kinderen en kindskinderen met namen Reinder Jelles, Yttje Jelles en Haring Jelles bij mijn tegenwoordige huijsvrouw Geertje Durks in Egte verwekt en Jelle Solkes, zoon van wijlen mijn dogter Beuw Jelles bij mijn eerste vrouw Gats Jouckes in Egte verwekt en Jelle Jurjens en Sibbeltje Jurjens, Kinderen van mijn Zoon Jurjen Jelles, bij mijn tweede vrouw Geertje Gerrits in Egte verwekt en Zulks alles in navolgende portien en manieren; te weten mijn kindskind Jelle Solkes in een somma van Twee duysent caroli guldens te betalen in Suiver Geld Sonder Landschapsobligatien; mijn gedagte kindskinderen Jelle Jurjens en Sibbeltje Jurjens ieder in een Somma van gelijke Twe duysent guldens insgelijks in suiver geld zonder Landschapsobligatien te betalen; en voorts institueren wij Testatoren te samen tot onze erfgenamen Reinder Jelles, Yttje Jelles en Haring Jelles onze drie kinderen in onze verdere en overige goederen en wel zo dat Reinder Jelles in zijn aandeel zal genieten de Houtmolen met desselves gereedschappen, drie kamers en Schuur daarbij gelegen en Haring Jelles in desselvs aandeel een plaats met de onderhavige Landen en vee zo als deselve thans door hem worden gebruikt en Ytje Jelles insgelijks in haar aandeel een plaats met de onderhorige Landen gelegen in
91
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Ypecolsga, zoals desselve tegenwoordig door Lolle Sijmens en Yttje Jelles, Egtelieden, worden gebruikt; verders legateeren wij aan de Diaconie armen deeser plaatse de Somma van Twe hondert en Vijftig Caroli guldens en aan de dorpsarmen deeser plaats de Somma van hondert en vijftig Caroli Guldens aan beiden te betaalen in klinkende munte zonder enige Landschapsobligatien en begeeren voorts wij Testatoren dat na betaling der Schulden de door mijne drie kinderen Reinder Jelles, Yttje Jelles en Haring Jelles beneffens de Legaten zullen moeten worden voldaan, het overige van ons Nalatenschap onder hun lieden zal worden gedeeld, begeerende voorts dat zo eenige van mijn kinderen zonder zelfs kinderen na te laten kwamen te overlijden, dat alsdan desselfs aandeel zal weederkeren tot derselven naaste Bloed aan haar vaders kant en zo mijne kindskinderen door mijn zoon Jurjen Jelles nagelaten bij mijn overlijden nog minderjarig mogten sijn, zo stelle ik over haar tot Voogden en Curatoren Jouke Jacobs tot Offingawier en Reinder Jelles mijn zoon omme gedurende haar minderjarigheid hare Erfpartjes te administreren, aan wie ik alles overlaat met dit begrote, egter dat Reinder Jelles met de administratie der penningen zal belast sijn, alwaar omme excuseren den Ed. Geregte om geen de Minste Geregtelijke beschrijvinge ten mijnen huijse te doen. Dit dan so kortelijk ons Testament, uitterste en Laaste Wille sijnde begeeren wij dat in alle deelen Stiptelijk zal worden nagekomen, onder Expresse poena dat wie Zig hier moge tegen opponeren verstooken zal zijn van sijn toegedeelde portie en alleen maar alsdan bij deesen wordt geinstitueerd in sodanige legitieme portie als derselven na subtij…heid der rechten zal accresseren en zo dit ons Testament niet soude mogen bestaan als een Testament Solemneel, zo willen wij egter dat het zal bestaan als een Testament min Solemneel, Codicil of enige andere uitterste wille zo als best na Costume van dees Lande effect zal genieten. In kennisse der waarheid hebben wij deesen met onze gewone vertekening bevestigd en tot meerdre sekerheid versogt nagenoemde eersame mannen woonagtig te Woudsend die ook zulks alle op een tijd en plaatse vergadert sijnde hebben gedaan, nadat sij ons hadden doen verklaren, dat deese ons van woord tot woord was voorgeleesen. Door de mede Getuijghe Ds P.L.
92
JELLE JURJENS NAUTA 1 AUG 2012 030.1
Couperus en daar in ons uitterste wille inbegrepen, waarop sij ons eerst hebben sien tekenen. w.g. Jelle Jurjens Nauta, Geertie Durks, Auke Jans, Feijke Wijbes, S chelte Douwes, Wopke Douwes, Atse Fetstes, Jan Alderts
Actum ten onzen Testatoren huijs onder een context sonder tusschen komende handeling met gesloten deuren Woudsend Ao 1750 den 20 maart (In de marge van de aantekeningen van het Testament stond Me praesinte P L Couperus Pastor In dorso Van het Testament stond Dit zegel behoort tot het nevenstaande Testament van Jelle Jurjens Nauta en Geertje Durks, Egtelieden te Woudsend quod Testor P L Couperus Nog Stonde Hier heeft Yttje Jelles en de weduwe Haring Jelles elk een kopij af van op den April 1774 Na gedane Collatie jegens het principale Testament met de marginale en dorsale aantekeningen van Jelle Jurjens Nauta en Geertje Durks, Egtelieden te Woudsend, vertekend als voren is deesen bevonden daarmede te accorderen. In kennisse van mij, actum den 23 May 1786 Ter ord.tie van den Hove P. Faber
93