www.JoopLengkeek.nl
Hoofdstuk 13
Vreemd vermogen op korte termijn Leverancierskrediet
Je koopt iets dat pas later hoeft te worden betaald. Leverancierskrediet is dus krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer (zijn klant). De afnemer ontvangt het leverancierskrediet
1
Hoofdstuk 13 Leverancierskrediet Je koopt iets dat pas later hoeft te worden betaald.
Voorbeelden bij consumenten: Auto’s, postorderbedrijven Voordeel voor de leverancier: • Klantenbinding • Anders gaat de koop niet door Nadeel voor de leverancier: • Als je geen rente vergoeding vraagt kost het geld. • Er is een risico dat er nooit betaald gaat worden. 2
Hoofdstuk 13 Leverancierskrediet Je koopt iets dat pas later hoeft te worden betaald.
Bij consumenten is het niet zo gebruikelijk dat er later betaald wordt. Bij bedrijven is het bijna altijd. Een termijn van 4 tot 6 weken is gebruikelijk. Voor grote contracten is het een onderdeel van de onderhandelingen over de prijs. Vaak geeft een bedrijf korting als er snel wordt betaald.
3
Hoofdstuk 13 Leverancierskrediet Voorbeeld Stel de betalingstermijn is 6 weken. Als binnen 10 dagen wordt betaald krijg je 1% korting. Dit lijkt niet veel, maar is het wel. Je krijgt 1% korting als je 32 dagen (7 dagen * 6 weken – 10 dagen) eerder betaald dan normaal. Je krijgt dus 1% rente voor 32 dagen. Dit is 365 / 32 * 1% = 11,4% per jaar. Dit is veel want als je geld op de bank hebt staan krijg je veel minder rente. 4
Opgave 1
In les
Hoofdstuk 13
Geef een voorbeeld van een consumptief leveranciers krediet. Een auto, een postorder, meubels. Noem 2 redenen waarom een leverancier krediet geeft. Klantenbinding (service aan de klant), een verkoopargument. De leverancier hoeft niet zoals een bank aan het krediet te verdienen en loopt minder risico dan een bank. Noem voor de kredietnemer 2 bezwaren. • Er moet waarschijnlijk rente worden betaald. • Kan de klant het in de toekomst betalen? • Misschien heeft de klant later andere prioriteiten (de wasmachine is belangrijker dan een nieuwe auto). 5
Opgave 2
huiswerk
Hoofdstuk 13
De normale betalingstermijn is 3 maanden. Als binnen 14 dagen wordt betaald krijg je 2% korting. Bereken het kredietpercentage per jaar. 3 maanden is gelijk aan 13 weken. 14 dagen zijn 2 weken. De korting is dus 2% voor 11 weken. Dit is 52 / 11 * 2% = 9,45% op jaarbasis. (als percentage van de prijs exclusief korting is het: 52 / 11 * 2 / 98 * 100 % = 9,65%)
6
Hoofdstuk 13 Afnemerskrediet De klant betaalt eerder dan dat er geleverd wordt
Voorbeeld Verzekeringen, een abonnement, onderhoudscontract. Afnemerskrediet komt vooral voor bij grote projecten die speciaal voor de klant worden gemaakt. Geen massaproducten, maar specifieke wensen van de klant. Afnemerskrediet komt vooral voor als je het product niet kan terugvorderen (een verzekering) of als het product niet makkelijk aan een ander kan worden verkocht. 7
Opgave 3
In les
Hoofdstuk 13
Unilever ontvangt van Maccouba uit Ghana een partij cacaobonen die over 3 maanden moet worden betaald. Dit is voor Macouba: Een verstrekt leverancierskrediet (a) Dit is voor Unilever: Een ontvangen leverancierskrediet (b)
8
Opgave 4
huiswerk
Hoofdstuk 13
Je koopt op donderdag een bioscoopkaartje voor de volgende dag. Dit is een: Afnemerskrediet
Geef 3 voorbeelden van een productief afnemerskrediet. • Aan dienstverlenende bedrijven (architect, accountant). • Voor onderhoudscontracten. • Voor speciale opdrachten (baggeren). • Voor agrarische producten.
9
Hoofdstuk 13 Rekening-courantkrediet Een rekening bij de bank die gebruikt wordt voor dagelijkse betalingen en ontvangsten noemen we een rekening-courant. Op deze rekening kan je positief staan, dan hebben we een vordering op de bank. Als we negatief staan dan noemen we dat een rekening-courantkrediet. Met de bank wordt een maximum bedrag afgesproken dat je negatief (rood) mag staan. Dit noemen we het kredietplafond.
10
Hoofdstuk 13 Rekening-courantkrediet Het bedrag tussen het saldo op de rekening en het kredietplafond noemen we de kredietruimte (of dispositieruimte) Het rekeningcourantkrediet kan door de bank opgezegd worden, maar dit gebeurd alleen in uitzonderlijke situaties. Rekening-courantkrediet is duurder dan een andere lening. Maak er alleen gebruik van als het korte tijd nodig is, door seizoenspieken.
11
Opgave 5
In les
Hoofdstuk 13
Wat is een voordeel van een rekening-courantkrediet? Je komt snel aan geld. Je betaalt alleen rente over het bedrag dat je echt nodig hebt. Je staat €10.000 rood en hebt een dispositieruimte van €15.000. Wat is het kredietplafond? €10.000 + €15.000 = €25.000 Noem 3 situaties waarin een rekening-courantkrediet zinvol is. • Als je snel geld nodig hebt (een lening afsluiten kost tijd) • Als je korte tijd geld nodig hebt door seizoeninvloeden. • Als je korte tijd geld nodig hebt omdat een betaling van de klant even op zich laat wachten. • Als je niet een andere manier een lening kan afsluiten. 12
Opgave 6
huiswerk
Hoofdstuk 13
Wat voor soort bankkrediet is hier sprake? Als er vooruit gelopen wordt op een aandelenemissie is het een anticipatiekrediet. Wat is een rekening-courantkrediet? Een rekenincourant is een rekening voor dagelijkse betalingen en ontvangsten. Als je negatief staat op deze rekening is er sprake van een krediet van de bank. Uit welke bestanddelen bestaat de prijs van een bankkrediet? De prijs die de bank zelf moet betalen om aan geld te komen + een opslag voor kosten en de winst van de bank.
13
Hoofdstuk 13 Leasing Leasing is het huren van duurzame productiemiddelen in plaats van deze te kopen. Voorbeelden: Auto’s, machines, vliegtuigen, gebouwen enz. Het verschil met gewoon huren is niet zo groot. We spreken van huren als het over een korte periode gaat en leasen als het over een lange periode gaat. Voorbeeld: we huren een auto voor 1 dag, maar we leasen de auto voor 3 jaar.
14
Hoofdstuk 13 Leasing Operational leasing De leasemaatschappij zorgt voor onderhoud en verzekering. Financial leasing Het gaat alleen om de financiering. De huurder zorgt voor onderhoud en verzekering. Afgesproken wordt dat het te leasen object aan het eind van de periode voor een afgesproken bedrag kan worden gekocht. Sale-and –lease back Voorbeeld: De bedrijfsauto’s worden verkocht aan de leasemaatschappij en dezelfde auto’s worden dan geleased.
15
Opgave 7
In les
Hoofdstuk 13
Geef 4 voorbeelden van producten die geleased kunnen worden. Auto’s, gebouwen, vliegtuigen, boten, machines. Noem 3 verschillen tussen operational en financial lease. • Bij operational lease zorgt de leasmaatschappij voor onderhoud en verzekering. • Bij operational lease loopt de leasemaatschappij het risico van veroudering. • Een operational lease kan tussentijds worden opgezegd (wel een boete) Leg uit wat sale-and lease back inhoudt. Verkopen van het object aan de leasemaatschappij en het terug leasen. Geef een motief om te leasen. Je kan het benodigde geld aan andere zaken besteden.
16
Opgave 8
In les
Hoofdstuk 13
Wat is leasing? Het huren van een duurzaam productiemiddel. Hoe kun je het goedkoopst aan geld komen voor de aanschaf van een gebouw? Een hypotheek. Het is goedkoper omdat de hypotheekverstrekker het gebouw als onderpand heeft.
17
Hoofdstuk 13 Consumptief krediet Consumptief krediet is een krediet voor particulieren voor consumptiedoeleinden. Voorbeeld: auto, caravan, TV, wasmachine • Doorlopend krediet (het te lenen bedrag en het moment van terugbetaling staat niet vast) • Persoonlijke lening (Bedrag en terugbetaling staat vast) • Koop op afbetaling (betaling in termijnen, de koper is eigenaar) • Huurkoop (de verkoper blijft eigenaar) 18
Opgave 9
In les
Hoofdstuk 13
Noem 4 kenmerken van doorlopend krediet. • Er wordt een maximum bedrag afgesproken. • Het maximum hoeft niet te worden opgenomen. • Afgeloste bedragen mogen opnieuw worden opgenomen. • Rente en terugbetaling wordt afgesproken. Voor welke activiteiten kan je een persoonlijke lening afsluiten? Allerlei activiteiten. Waarom is een persoonlijke lening duur? De bank loopt veel risico en vraagt dus een hoge vergoeding. Waarom is het nadelig om een hoger bedrag af te spreken dan nodig? Je betaalt wel afsluitprovisie en rente Wat is het kenmerkende verschil tussen koop op afbetaling en huurkoop? Bij huurkoop blijft de verkoper ook de eigenaar.
19
Opgave 10
huiswerk
Hoofdstuk 13
Wat is witgoed? Huishoudelijke apparatuur. Wat is de goedkoopste kredietvorm om een gebouw te financieren? De hypothecaire lening. Waarom is deze kredietvorm niet geschikt voor TVtoestellen? TV’s nemen snel in waarde af. Wat is een adviesprijs? Een door de fabrikant aan de winkelier geadviseerde prijs. Waarom verkoopt de winkelier voor een lagere prijs dan de adviesprijs? Uit concurrentie overwegingen. 20
Opgave 10
huiswerk
Hoofdstuk 13
Welke kredietvormen zijn mogelijk met termijnbetalingen? Kopen op afbetaling en huurkoop. Op welke andere manier kan de TV worden gefinancierd? Doorlopend krediet en persoonlijke lening. Is het rekening-courant krediet geschikt in dit geval? Nee, een rekening-courant krediet is erg duur. Is het kopen van vaatwassers in Duitsland import of export? Import. Van welke kredietvorm is er sprake bij de leveranties van de Duitse onderneming? Leverancierskrediet.
21
Opgave 11
huiswerk
Hoofdstuk 13
Welke branche betaalt in kwartaal 4 het langzaamst? De grafische sector Welke branche betaalt in kwartaal 4 het snelst? Land en tuinbouw en visserij Vind je het verschil groot? Nee Wat vind je van de betalingsmoraal van het Nederlandse bedrijfsleven? Slecht Geef een reden waarom bedrijven te laat betalen. Anders moeten ze vaak zelf geld lenen en rente betalen. Waarom is de lange betalingstermijn van de overheid geen reden om niet meer te leveren? De overheid betaalt wel bijna altijd. Het risico is dus klein. 22
Opgave 12
huiswerk
Hoofdstuk 13
Wat wordt bedoeld met vrije verkoopwaarde? De waarde als de woning in onbewoonde staat wordt verkocht op de openbare markt. Noem een reden waarom mensen hun huis verkopen om het vervolgens weer terug te huren. • Het geld is nodig voor andere zaken. • Je bent geen eigenaar meer en dus niet meer verantwoordelijk voor het onderhoud. Geef een nadeel van het verkopen van je huis. • Je profiteert niet van een eventuele waardestijging. (maar hebt ook geen last van een waardedaling. • Je kan niet meer zelf wat veranderen aan je huis als je dat zou willen. 23