Je eigen huis, voor altijd een thuis! De bijdrage van de gemeente Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen
Auteur Studentnummer Plaats Datum Opdrachtgever Onderwijsinstelling
K. van Ewijk 2050843 Bladel 15 januari 2015 Gemeente Bladel Avans Hogeschool Tilburg
Voorwoord Dit rapport is voortgekomen uit een afstudeerstage bij de gemeente Bladel vanuit de opleiding Gezondheidszorg Technologie. Binnen deze afstudeerstage is twintig weken onderzoek gedaan naar toekomstbestendig wonen in gemeente Bladel. Tijdens dit onderzoek is de behoefte bepaald van de inwoners van de gemeente Bladel op dit gebied. Verder zijn naar aanleiding van dit behoefte onderzoek adviezen uitgewerkt waarmee de gemeente een bijdrage kan leveren aan toekomstbestendig wonen. Dit rapport is in eerste instantie geschreven voor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel. Verder kunnen geïnteresseerden van zowel de gemeente als externen dit rapport raadplegen. Het rapport geeft vooral praktijkresultaten weer voor de opdrachtgever. Lezers die geïnteresseerd zijn in deze resultaten, kunnen de conclusies hiervan lezen in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 4 geeft de belangrijkste resultaten van het behoefte onderzoek weer en hoofdstuk 5 beschrijft het advies aan de gemeente. Ik wil op de eerste plaats Hans Antonise bedanken voor zijn goede begeleiding gedurende deze stage. Ook Theo Heuveling heeft een grote rol gespeeld in de begeleiding en wil ik daarvoor bedanken. Verder ben ik dank verschuldigd aan Bart Kapteijns die mij vanuit de Hogeschool heeft begeleid bij dit onderzoek. Tot slot wil ik verder iedereen bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze rapportage. Ik wens u veel plezier bij het lezen van dit rapport.
Bladel, 15 januari 2015 Kelsey van Ewijk
I
Inhoud Voorwoord ............................................................................................................................................... I Inhoud ..................................................................................................................................................... II Samenvatting.......................................................................................................................................... IV Hoofdstuk 1: Inleiding ............................................................................................................................. 1 Hoofdstuk 2: Probleemanalyse en onderzoeksopzet .............................................................................. 2 2.1 Probleemanalyse ........................................................................................................................... 2 2.1.1 Achtergrond............................................................................................................................ 2 2.1.2 Probleemstelling..................................................................................................................... 3 2.2 Afbakening..................................................................................................................................... 3 2.3 Doelstellingen ................................................................................................................................ 4 2.4 Methode van onderzoek ............................................................................................................... 4 Hoofdstuk 3: Literatuurstudie ................................................................................................................. 6 3.1 Methode ........................................................................................................................................ 6 3.2 Resultaten...................................................................................................................................... 6 3.2.1 Hervorming langdurige zorg ................................................................................................... 6 3.2.2 Nieuwe ouderen ..................................................................................................................... 7 3.2.3 Toekomstbestendig wonen in eigen woning ......................................................................... 7 3.2.4 Toekomstbestendig wonen in andere woonvormen ............................................................. 8 3.3 Conclusie literatuurstudie ............................................................................................................. 8 Hoofdstuk 4: Behoefte onderzoek .......................................................................................................... 9 4.1 Kwalitatief onderzoek.................................................................................................................... 9 4.1.1 Onderzoeksopzet.................................................................................................................... 9 4.1.2 Resultaten interviews ........................................................................................................... 10 4.2 Kwantitatief onderzoek ............................................................................................................... 11 4.2.1 Onderzoeksopzet.................................................................................................................. 11 4.2.2 Resultaten enquête .............................................................................................................. 11 4.3 Conclusie behoefte onderzoek .................................................................................................... 14 Hoofdstuk 5: Uitwerking advies ............................................................................................................ 16 5.1 Keuze in actiepunten ................................................................................................................... 16 5.2 Project toekomstbestendig wonen ............................................................................................. 19 5.2.1 Informatiemarkt ................................................................................................................... 19 5.2.2 Begeleiding ........................................................................................................................... 20 II
5.2.3 Communicatie ...................................................................................................................... 24 5.2.4 Algemeen.............................................................................................................................. 28 5.2.5 Deelconclusie project ........................................................................................................... 30 5.3 Voorwaarden aan toekomstbestendige woningen ..................................................................... 32 5.3.1 Eisenpakketten ..................................................................................................................... 32 5.3.2 Gebruik eisenpakket ............................................................................................................. 33 5.3.3 Keuze in eisenpakket ............................................................................................................ 33 5.3.4 Deelconclusie voorwaarden ................................................................................................. 36 5.4 Conclusie uitwerking advies ........................................................................................................ 37 Hoofdstuk 6: Conclusie en aanbevelingen ............................................................................................ 38 6.1 Conclusie ..................................................................................................................................... 38 6.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................. 39 Definitielijst ........................................................................................................................................... 40 Afkortingen ............................................................................................................................................ 43 Bibliografie ............................................................................................................................................ 44
III
Samenvatting Vanwege grootschalige veranderingen in de langdurige zorg komen meer taken bij de gemeente te liggen. Onder de noemer van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) wordt zij onder meer verantwoordelijk voor de ondersteuning en begeleiding van burgers. Daarnaast is sprake van een extramuralisatie. Ouderen met een beperkte hulpbehoefte (zorgzwaartepakket 1 tot en met 3) worden niet meer toegelaten tot verzorgingshuizen. Zij zullen langer zelfstandig thuis moeten blijven wonen. Eén van de redenen voor deze verandering is de vergrijzing die momenteel plaatsvindt. Het aandeel ouderen in de maatschappij neemt toe. Met deze veranderingen in het achterhoofd wil de gemeente Bladel inspelen op het feit dat mensen in de toekomst langer zelfstandig moeten blijven wonen. Hierbij wil zij de behoefte van haar inwoners meenemen. Door hier aandacht aan te besteden wordt ingespeeld op actuele veranderingen en de behoefte van de burgers. Het doel dat de gemeente Bladel voor ogen heeft is als volgt gedefinieerd: ‘Op 15 januari 2015 is bekend wat de Gemeente Bladel kan doen om haar inwoners bewuster na te laten denken over toekomstbestendig wonen en hoe de gemeente bij de uitvoering hiervan kan faciliteren.’ Middels een aantal stappen is deze doelstelling bereikt. Als basis voor het onderzoek is allereerst een literatuurstudie uitgevoerd. Vervolgens heeft een behoefte onderzoek plaatsgevonden. Dit bestond uit een kwalitatief deel in de vorm van interviews en een kwantitatief deel in de vorm van een enquête. Naar aanleiding van het behoefte onderzoek zijn actiepunten geformuleerd, waaruit twee concrete adviezen zijn voortgekomen. De doelgroep is afgebakend tot eigen woningbezitters in de leeftijdscategorie van 55 tot en met 70 jaar. De literatuurstudie bevestigt de veranderingen die gaande zijn. Verder komt hierin naar voren dat woningaanpassing en technologie ondersteunend kunnen zijn bij het langer zelfstandig blijven wonen. Ook bestaan er andere woonvormen die dit mogelijk maken. In het behoefte onderzoek is naar voren gekomen dat bijna alle respondenten zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. Zij maken zich echter weinig zorgen of dit mogelijk is en er worden nog weinig plannen gemaakt voor de toekomst. Met het behoefte onderzoek is een duidelijk beeld gecreëerd van de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel. Hieruit is een aantal actiepunten voortgekomen. Op basis van deze actiepunten zijn twee adviezen uitgewerkt. Het eerste advies heeft betrekking op het opzetten van een project rondom toekomstbestendig wonen. In de uitwerking van het advies wordt een drietal punten beschreven, namelijk communicatie, het bieden van begeleiding en het organiseren van een informatiemarkt. Hiermee wordt niet alleen de bewustwording vergroot, maar worden mensen ook gestimuleerd maatregelen te treffen in hun woning zodat zij daar langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Het tweede advies heeft betrekking op het stellen van voorwaarden bij de realisatie van toekomstbestendige woningen. Eisenpakketten kunnen als voorwaarden worden ingezet voor zowel professionals als particulieren. Voor professionals wordt geadviseerd WoonKeur te gebruiken. Dit eisenpakket kan ingezet worden in overeenkomsten voor nieuwbouwwoningen en prestatieafspraken met woningcorporaties. Voor particulieren kan een eisenpakket worden ingezet om hen handvaten te geven voor het aanpassen van de woning. Hiervoor kan het bestaand pictogrammensysteem met een aantal aanpassingen worden gebruikt. Het eisenpakket voor particulieren vormt een mooie aansluiting op het project behorende bij het eerste advies, omdat het meehelpt de bewustwording te vergroten en ingezet kan worden bij de begeleiding.
IV
De conclusie van dit onderzoek is dat met de uitwerking van de twee adviezen de doelstelling wordt bereikt. De aanbeveling voor de gemeente Bladel is om een start te maken met de uitvoering hiervan. Een tweede aanbeveling is om de overige, nog niet in de adviezen meegenomen actiepunten, uit te werken. Daarnaast kan het behoefte onderzoek voor andere doeleinden worden gebruikt, zoals nieuwe beleidsontwikkeling.
V
Hoofdstuk 1: Inleiding De zorg dient goed, betaalbaar en passend te blijven. Om die reden vindt er op dit moment een grootschalige verandering plaats. Er komen meer taken bij de gemeente te liggen, waaronder begeleiding en ondersteuning van ouderen. Daarnaast vindt er een extramuralisatie plaats, waardoor ouderen met een indicatie voor zorgzwaartepakket 1 tot en met 3 geen toegang meer krijgen tot verzorgingshuizen. Zij zullen dus langer zelfstandig thuis moeten blijven wonen. Naast deze veranderingen vindt er ook een vergrijzing plaats. De komende tijd neemt het aantal ouderen toe. De gemeente Bladel is zich hiervan bewust en wil graag inspelen op het feit dat mensen langer zelfstandig thuis zullen moeten blijven wonen. Het is voor de gemeente echter nog onduidelijk wat de behoefte is van haar inwoners op het gebied van toekomstbestendig wonen. Het is belangrijk dat aandacht wordt besteed aan dit onderwerp, zodat de gemeente hier zo goed mogelijk op kan anticiperen. Het doel van dit onderzoek is als volgt gedefinieerd: ‘Op 15 januari 2015 is bekend wat de Gemeente Bladel kan doen om haar inwoners bewuster na te laten denken over toekomstbestendig wonen en hoe de gemeente bij de uitvoering hiervan kan faciliteren.’ Om dit doel te kunnen bereiken is begonnen met een literatuurstudie. Op basis van deze studie is een behoefte onderzoek uitgevoerd onder de inwoners van de gemeente Bladel. Dit onderzoek bestaat uit een kwalitatief en een kwantitatief deel. Het kwalitatieve deel is gehouden in de vorm van interviews en het kwantitatieve deel door middel van een enquête. Naar aanleiding van de resultaten uit het behoefte onderzoek is een aantal actiepunten naar voren gekomen. Op basis van deze actiepunten zijn twee adviezen uitgewerkt. Allereerst is beschreven op welke manier de bewustwording over toekomstbestendig wonen vergroot kan worden. Daarnaast is de mogelijkheid uitgewerkt om voorwaarden te stellen aan het realiseren van toekomstbestendige woningen. Binnen het onderzoek ligt de nadruk op het realiseren van geschikt wonen. Verder is de doelgroep van dit onderzoek afgebakend tot eigen woningbezitters in de leeftijdscategorie 55 tot en met 70 jaar. In hoofdstuk 2 is de probleemanalyse en onderzoeksopzet te lezen. Hierin wordt beschreven en onderbouwd hoe het onderzoek is opgezet. In hoofdstuk 3 komen de resultaten van de literatuurstudie naar voren, wat als basis dient voor de rest van het onderzoek. Verder is in hoofdstuk 4 te lezen hoe het behoefte onderzoek is opgezet en worden de resultaten hiervan beschreven. In hoofdstuk 5 worden deze resultaten gebruikt om een advies voor de gemeente uit te werken. Tot slot zijn in hoofdstuk 6 de conclusie en aanbevelingen te lezen. Aan het eind van deze rapportage zijn een definitie- en afkortingenlijst te vinden. In het rapport wordt naar bijlagen verwezen. Deze zijn te vinden in het bijlagenboek behorend bij deze rapportage.
1
Hoofdstuk 2: Probleemanalyse en onderzoeksopzet In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de probleemanalyse en de onderzoeksopzet. Allereerst wordt in de probleemanalyse achtergrondinformatie met betrekking tot dit project besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de probleemstelling. Hierna komen gemaakte afbakeningen aan bod. In het laatste deel van dit hoofdstuk worden de doelstellingen besproken, en wordt per doelstelling de methode van onderzoek toegelicht.
2.1 Probleemanalyse De probleemanalyse bestaat allereerst uit achtergrondinformatie over de gemeente Bladel en de veranderingen in de zorg. Vervolgens wordt ingegaan op de probleemstelling die vanuit de provincie en de gemeente naar voren is gekomen.
2.1.1 Achtergrond De gemeente Bladel is een gemeente gelegen in Zuidoost Brabant, in de streek de Kempen. De gemeente bestaat sinds 1 januari 1997, door een samenvoeging van de gemeenten ‘Bladel en Netersel’ en ‘Hoogeloon, Hapert en Casteren’. De gemeente bestaat dan nu ook uit de kernen Bladel, Hapert, Netersel, Hoogeloon en Casteren. (Plaatsengids.nl, z.d.) De gemeente heeft een oppervlakte van 7573 hectare. Het inwonersaantal ligt op 19873, waarvan 52 procent woonachtig is in Bladel. Verder wonen er 5309 mensen in Hapert. In Hoogeloon, Casteren en Netersel wonen samen 4146 mensen. De verdeling tussen man en vrouw is nagenoeg gelijk: 49,3 procent is vrouw, de overige 50,7 procent bestaat uit mannen. (gegevens 31 december 2014) Vanaf 1 januari 2015 nemen gemeenten een aantal belangrijke taken over van de rijksoverheid, dit wordt ook wel de decentralisatie genoemd (Rijksoverheid, 2014). Het gaat om: zorg bieden aan langdurig zieken of ouderen; hulp bieden bij het vinden van werk (of een uitkering verstrekken); de jeugdzorg. Dat er meer taken bij de gemeente komen te liggen heeft te maken met veranderingen in de organisatie van de zorg in Nederland. De verandering die het meeste impact op de gemeenten zal hebben is de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Dit is de oude WMO, die is aangevuld met taken die eerst onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geregeld waren. (Ouderen Thuis!, 2014) Gemeenten worden onder andere verantwoordelijk voor de ondersteuning en begeleiding van burgers. Deze ondersteuning moet er op gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. (Ministerie van VWS, 2014) Naast deze decentralisatie is er sprake van een extramuralisering. Dit houdt in dat de zorg aan mensen met een beperkte hulpbehoefte wordt geëxtramuraliseerd. Vanaf 1 januari 2014 krijgen ouderen met een indicatie voor de zorgzwaartepakketten (ZZP’s) 1 tot en met 3 niet langer toegang tot verzorgingshuizen. Deze mensen moeten langer zelfstandig blijven wonen. (Kenniscentrum Wonen-Zorg, 2014_a) Verder is sprake van een groeiende groep ouderen, ook wel de vergrijzing genoemd. Er is echter niet alleen sprake van een vergrijzing, maar ook van een dubbele vergrijzing. Niet alleen komen er steeds meer ouderen, zij worden ook steeds ouder. Deze ‘nieuwe generatie’ ouderen is zeer tevreden over hun huidige woning. Ook geeft een groot deel aan zo lang mogelijk zelfstandig thuis willen blijven wonen. Dit is in lijn met de nieuwe visie op wonen en zorg. (Leyden Academy & Medical Delta, 2013)
2
2.1.2 Probleemstelling Met de hiervoor genoemde ontwikkelingen in het achterhoofd geeft de Provincie Noord-Brabant aan voor een grote uitdaging te staan op het gebied van wonen met zorg en welzijn. In Brabant is veel sprake van eigen woningbezit, vooral in de landelijke gebieden waar de vergrijzing hard toeslaat. De provincie is van mening dat er nieuwe verbindingen tussen wonen, zorg en welzijn gelegd moeten worden door het ontwikkelen en implementeren van creatieve oplossingen (Nauta & Maas, 2013). In de bevolkings- en woningbehoefteprognose van de provincie komt de opgave op het gebied van wonen met zorg en welzijn naar voren. Hieruit blijkt dat voor de gemeente Bladel de grootste opgave ligt bij het realiseren van ‘geschikte’ woningen. In de periode 2012-2029 dienen er 565 ‘geschikte’ woningen te worden gerealiseerd. (Provincie Noord-Brabant, 2014) Met geschikt wonen wordt bedoeld dat diverse kenmerken maken dat de woningen geschikt zijn voor ouderen en mensen met een beperking. De gemeente Bladel is zich bewust van de ontwikkelingen op dit gebied. In de woonvisie geeft de gemeente aan dat senioren zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen en dat de bestaande woningvoorraad daarop aangepast zal moeten worden. Verder wordt aangegeven dat het belangrijk is dat mensen tijdig nadenken over het aanpassen van hun woning. De gemeente stimuleert dan ook initiatieven op dit gebied. (Gemeente Bladel, 2012) De gemeente kan hier op verschillende vlakken een rol in spelen, namelijk sturend, voorwaardenscheppend, stimulerend en corrigerend. Hierbij is de belangrijkste rol van de gemeente voorwaardenscheppend en stimulerend. Samengevat heeft de gemeente een aantal vragen. Allereerst zou zij graag willen weten hoe ze de inwoners van Bladel bewuster na kan laten denken over toekomstbestendig wonen en welke acties de gemeente hiervoor kan ondernemen. Daarnaast wil de gemeente graag initiatieven ontwikkelen zodat haar inwoners langer zelfstandig kunnen blijven wonen. De visie van de gemeente Bladel op het gebied van wonen, zorg en welzijn is te lezen in bijlage 2.
2.2 Afbakening Voor dit project zijn de volgende afbakeningen gemaakt: In dit rapport wordt gesproken over toekomstbestendig wonen. Hiermee wordt het volgende bedoeld: ‘de woning of woonvorm is geschikt voor de toekomst, zodat men er zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen.’ Er wordt onderscheid gemaakt in drie woonvormen, namelijk: - Beschermd wonen: woon- en verblijfsvormen met 24-uurs nabije zorg. - Verzorgd wonen: woon- en verblijfsvormen met zorg op afroep (zorg binnen 10- 15 minuten aanwezig). - Geschikt wonen: zelfstandige woningen, waarvan diverse kenmerken maken dat ze geschikt zijn voor ouderen en mensen met een beperking. (Nauta & Maas, 2013) In dit onderzoek ligt nadruk vooral op het realiseren van geschikt wonen. De doelgroep van dit onderzoek zijn de ‘jonge ouderen’, oftewel de inwoners van de gemeente Bladel in de leeftijdscategorie van 55 tot en met 70 jaar. Dit is namelijk de groep die ervan bewust gemaakt moet worden dat zij langer zelfstandig zullen moeten blijven wonen. Voor deze groep is het belangrijk dat ze over hun toekomst na gaan denken en vervolgens in actie komen. Bijvoorbeeld door hun woning aan te passen. Binnen de doelgroep van 55 tot en met 70 jarigen worden alleen de mensen meegenomen die een eigen woning in het bezit hebben. Zij zijn immers zelf verantwoordelijk er voor te zorgen dat 3
hun woning geschikt is. Daarnaast bestaat 71 procent van de woningvoorraad van de gemeente Bladel uit koopwoningen (Marsman, 2014). Dit is meer dan het gemiddelde percentage in Nederland, wat op 59 procent ligt (Blijie, Groenemeijer, Gopal, & van Hulle, 2012).
2.3 Doelstellingen De probleemstelling heeft geleid tot de volgende doelstelling: ‘Op 15 januari 2015 is bekend wat de Gemeente Bladel kan doen om haar inwoners bewuster na te laten denken over toekomstbestendig wonen en hoe de gemeente bij de uitvoering hiervan kan faciliteren.’ Ter ondersteuning van deze hoofddoelstelling zijn zes subdoelstellingen opgesteld, namelijk: 1. Literatuur en informatie omtrent dit project is geraadpleegd en gebundeld. 2. De behoefte van de inwoners van Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen, woonvormen en bewustwording is bekend. 3. Er is bepaald hoe de Gemeente Bladel bij kan dragen aan de uitvoering van het toekomstbestendig maken van woningen op het niveau van geschikt wonen. 4. Er is bepaald hoe de Gemeente Bladel bij kan dragen aan de uitvoering van andere toekomstbestendige woonvormen. 5. Er is bepaald hoe de Gemeente Bladel de bewustwording over toekomstbestendig wonen onder haar inwoners kan vergroten. 6. Er is een adviesrapport opgeleverd met daarin de verwerkte resultaten van dit onderzoek. In het Project Management Document (PMD), dat aan het begin van het onderzoek is opgesteld, is het gehele plan beschreven. Dit document is te vinden in bijlage 1.
2.4 Methode van onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in een aantal stappen, waarbij de doelstellingen als basis zijn aangehouden. Per doelstelling wordt besproken op welke manier deze zijn behaald. Doelstelling1: Literatuur en informatie omtrent dit project is geraadpleegd en gebundeld. Deze doelstelling is behaald door het houden van een literatuurstudie. In deze literatuurstudie is dieper ingegaan op de huidige ontwikkelingen op het gebied van de ouderenzorg. Verder is onderzocht wat de kenmerken zijn van de doelgroep van dit onderzoek. Ook is bekeken wat de mogelijkheden zijn op het gebied van zelfstandig wonen in de eigen woning en tot slot welke woonvormen er bestaan voor ouderen om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Doelstelling 2: De behoefte van de inwoners van Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen, woonvormen en bewustwording is bekend. Om een totaalbeeld te krijgen van de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen is er voor gekozen om zowel een kwalitatief als kwantitatief onderzoek te houden. Het kwalitatieve onderzoek dient er in eerste plaats voor om inzicht te krijgen in de beleving en betekenisgeving van de doelgroep, die bij het kwantitatieve onderzoek niet onderzocht kunnen worden. Daarnaast kan het kwalitatieve onderzoek gebruikt worden als basis voor het kwantitatieve onderzoek. Door het kwantitatieve onderzoek kunnen representatieve uitspraken worden gedaan over de behoefte van de inwoners van Bladel. Het kwalitatieve onderzoek heeft plaats gevonden in de vorm van halfgestructureerde interviews met inwoners in de gemeente Bladel. Het kwantitatieve onderzoek in de vorm van een online enquête. 4
Om tot een goede conclusie te kunnen komen worden de volgende drie vragen beantwoord in het behoefte onderzoek: Wat is de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen in eigen woning? Wat is de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen in andere woonvormen? Op welke manier denken de inwoners van de gemeente Bladel dat de gemeente een bijdrage kan leveren aan toekomstbestendig wonen? Doelstelling 3 tot en met 5: - Er is bepaald hoe de Gemeente Bladel bij kan dragen aan de uitvoering van het toekomstbestendig maken van woningen op het niveau van geschikt wonen. - Er is bepaald hoe de Gemeente Bladel bij kan dragen aan de uitvoering van andere toekomstbestendige woonvormen. - Er is bepaald hoe de Gemeente Bladel de bewustwording over toekomstbestendig wonen onder haar inwoners kan vergroten. Doelstelling 3, 4 en 5 zijn samen uitgewerkt. Naar aanleiding van de resultaten van het behoefte onderzoek zijn actiepunten geformuleerd. Deze actiepunten zijn vervolgens verwerkt in een advies. Omdat de gemeente graag een zo concreet mogelijk advies wil, was onvoldoende tijd beschikbaar om alle actiepunten mee te nemen. Hierin is dus een keuze gemaakt. Dit is gedaan op basis van het behoefte onderzoek en de voorkeur van de gemeente. Bij het uitwerken van het advies zijn ook de uitkomsten van het behoefte onderzoek gebruikt. Doelstelling6: Er is een adviesrapport opgeleverd met daarin de verwerkte resultaten van dit onderzoek. Het adviesrapport is geschreven volgens de eisen van de onderwijsinstelling. Daarnaast is het boek rapportagetechniek van R. Elling e.a. als leidraad gebruikt.
5
Hoofdstuk 3: Literatuurstudie Als basis voor dit onderzoek is een literatuurstudie gedaan. Deze is opgedeeld in vier onderwerpen, waarmee het volledige kader van dit onderzoek wordt gedekt. Allereerst is onderzocht welke veranderingen in de zorg er gaande zijn en wat de gevolgen daarvan zijn. Ook is gekeken naar de nieuwe generatie ouderen. Wat kenmerkt deze generatie en wat zijn hun woonwensen? Vervolgens is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor toekomstbestendig wonen in eigen huis. Hierbij is gekeken wat voor eisenpakketten er zijn, welke woningaanpassingen toegepast kunnen worden, wat technologie kan betekenen en is gezocht naar voorbeelden uit de praktijk. Tot slot is onderzoek gedaan naar andere woonvormen die het mogelijk kunnen maken voor ouderen om langer zelfstandig te blijven wonen. De volledige literatuurstudie is te vinden in bijlage 3. Hieronder wordt eerst de methode van onderzoek toegelicht en daarna wordt per onderwerp een conclusie van de literatuur gegeven.
3.1 Methode Voor de literatuurstudie zijn de onderwerpen aangehouden die vastgesteld zijn in het PMD. Er is eerst een opzet gemaakt van de literatuurstudie en de onderwerpen die aan bod komen. Aan de hand hiervan is literatuur gezocht. Vanuit de gemeente is ook een aantal documenten beschikbaar gesteld. Er is naar literatuur gezocht via Google, Google Scholar, Kaluga en de HBO Kennisbank. Ook is in dossiers van kenniscentra gezocht, zoals Kenniscentrum Wonen-Zorg, Vilans, Movisie en In voor Zorg. Voor cijfers en data is er gebruik gemaakt van het Centraal Bureau voor Statistiek en de Nationale Atlas Volksgezondheid. Literatuur ouder dan vijf jaar is niet meegenomen. Zoektermen die zijn gebruikt zijn algemene termen, maar ook specifiekere. Zo is algemeen gezocht op termen als ‘toekomstbestendig wonen’ en ‘wonen, zorg en welzijn’. Maar er is ook specifieker op onderwerpen gezocht zoals de wet- en regelgeving. Na het zoeken van de literatuur is deze per onderwerp ingedeeld en verwerkt. Wanneer er over bepaalde onderwerpen onvoldoende informatie was gevonden dan is hier alsnog gericht op gezocht.
3.2 Resultaten In deze paragraaf worden de resultaten van de literatuurstudie toegelicht. Per onderwerp wordt een conclusie van de literatuur gegeven.
3.2.1 Hervorming langdurige zorg Er zijn twee grote veranderingen in de zorg te zien. Als eerste de decentralisatie, waarmee wordt bedoeld dat steeds meer taken bij de gemeenten komen te liggen. Eén van deze decentralisaties is dat de taken van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor een deel onder worden gebracht in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de WMO. Wat er concreet gebeurt, is dat de AWBZ voor een deel ondergebracht wordt in de nieuwe WMO en voor een deel in de nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz). Alleen de zwaarste, langdurige zorg wordt nog vergoed vanuit de Wlz. Ondersteuning en begeleiding van burgers komt onder de WMO te vallen en wordt dus een verantwoordelijkheid van de gemeenten. Naast de decentralisatie is er de extramuralisatie. De zorg aan mensen met een beperkte hulpbehoefte wordt geëxtramuraliseerd. Vanaf 1 januari 2014 krijgen ouderen met een indicatie voor de zorgzwaartepakketten (ZZP’s) 1 tot en met 3 niet langer toegang tot verzorgingshuizen. In 2016 zal dit ook voor 25 procent van ZZP 4 gelden. Als gevolg van bovenstaande veranderingen krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheid voor de zorg. Zij krijgen er veel nieuwe taken bij en mogen zelf bepalen hoe deze in te vullen. Ook kunnen 6
deze veranderingen leiden tot eenzaamheid. Verder wordt een groter beroep gedaan op de mantelzorger.
3.2.2 Nieuwe ouderen Nederland heeft te maken met een vergrijzing. Na de Tweede Wereldoorlog heeft een geboortegolf plaatsgevonden. Hierdoor passeert de komende jaren een groot deel van de bevolking de leeftijdsgrens van 65 jaar. Daarnaast is er sprake van een dubbele vergrijzing: van de 65 plussers, neemt het aantal 80 plussers toe. Ook in Bladel slaat de vergrijzing toe. In 2040 zal de grijze druk in Bladel 50,3 bedragen. Dit betekent dat er 50,3 65 plussers zijn op elke 100 potentiële arbeidskrachten (20 – 64 jaar). Deze nieuwe generatie heeft een aantal kenmerken. Zo willen ze eigen regie houden en zelfredzaam zijn, willen ze zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen en zijn ze relatief welvarend. Ook verbetert hun vitaliteit en staan ze minder huiverig tegenover technologie. Het blijkt dus dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. Een groot deel ziet echter geen noodzaak om hun woning aan te passen. Als ouderen toch gaan verhuizen ligt dit meestal aan gezondheidsproblemen. Vooral de voorkeur voor een nultredenwoning is groot en naarmate mensen ouder worden kiezen ze eerder voor verzorgd wonen. Ook de omgeving waarin ze wonen is belangrijk voor ouderen. Zij hechten veel waarde aan sociale relaties en ook de toegang tot openbare voorzieningen is voor hen belangrijk.
3.2.3 Toekomstbestendig wonen in eigen woning Zojuist is gezegd dat blijkt dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis moeten én willen blijven. Een mogelijkheid om dit te bereiken is door aanpassingen aan de woning te doen. Ook technologische toepassingen kunnen bijdragen aan het langer zelfstandig wonen. Er bestaan eisenpakketten om voorwaarden te stellen aan de toekomstbestendigheid van een woning. Hierin zijn eisen opgenomen op het gebied van toegankelijkheid, veiligheid, bereikbaarheid en privacy. Er bestaan eisenpakketten op verschillende niveaus, namelijk: landelijke eisenpakketten, regionale classificatiesystemen en eigen eisenpakketten. De enige formele regelgeving die de gemeente toe kan passen is opgenomen in het Bouwbesluit. Woningaanpassingen kunnen toegepast worden in de vorm van kleine aanpassingen, maar ook een verbouwing is mogelijk. Er bestaan veel verschillende mogelijkheden op dit gebied. Een voorbeeld van een verbouwing is het realiseren van een bad- en slaapkamer op de begane grond. Een kleinere aanpassing, zoals een tweede trapleuning, kan echter ook al helpen. Naast dit soort aanpassingen kan er technologie worden ingezet ter ondersteuning van langer zelfstandig wonen. De wereld van de zorgtechnologie is erg complex en er zijn zeer veel mogelijkheden. Er zijn verschillende indelingen te maken. Zo heeft men het over domotica, zorg op afstand, eHealth en informatie- en communicatietechnologie (ICT), maar er kan ook een indeling worden gemaakt aan de hand van de toepassing. Zo kan er onderscheid worden gemaakt tussen toezichthoudende en ondersteunende technologie. Een voorbeeld van technologie die kan dienen ter ondersteuning van zelfstandig blijven wonen is het bedienen op afstand van bijvoorbeeld gordijnen, verlichting, ramen en zonwering. Er kan echter ook een stapje verder worden gegaan door het inzetten van ‘ambient intelligence’. Met opplussen Nieuwe Stijl wordt een werkwijze voor gemeenten, woningcorporaties, zorgorganisaties en ondernemers gegeven om woningen geschikt te maken voor ouderen. Zij kunnen hierbij ondersteuning bieden aan ouderen en hen meer verantwoordelijkheid laten nemen voor het aanpassen van de woning. Er zijn hiervoor meerdere praktische instrumenten voorhanden. Ook op het gebied van bewustwording over toekomstbestendig wonen bestaan al veel projecten.
7
3.2.4 Toekomstbestendig wonen in andere woonvormen Naast het aanpassen van de eigen woning zijn er andere woonvormen waardoor ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. In de literatuurstudie zijn vijf woonvormen toegelicht. De seniorenwoning is als eerste aan bod gekomen. Dit is een woning die aangepast is, of kan worden aan de behoefte van senioren en speciaal bestemd is voor mensen vanaf 55 jaar. Verder is ingegaan op gemeenschappelijk wonen. Dit is een woonvorm waarbij ouderen in zelfstandige woningen wonen met minimaal één gemeenschappelijke ruimte. De groep ondersteunt elkaar in het dagelijks leven. De volgende woonvorm die is besproken is Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). CPO is een manier van woningbouw waarbij een groep mensen gezamenlijk hun eigen woningen laten bouwen. Met CPO kan een groep ouderen bijvoorbeeld een gemeenschappelijke woonvorm bouwen, maar ook zelfstandige woningen aangepast aan ieders behoefte. Verder is er ingegaan op mantelzorg- en kangoeroewoningen. Een mantelzorgwoning is een aparte woning die bij de woning van de mantelzorger is gesitueerd. Bij een kangoeroewoning bevindt deze woning zich ín de woning van de mantelzorger. Tot slot is intergenerationeel wonen toegelicht. Bij deze woonvorm, wonen senioren en jongeren samen of dicht bij elkaar, zodat ze elkaar kunnen ondersteunen. Elk van deze woonvormen heeft zo zijn eigen kenmerken die maken of iemand er wel of niet geschikt voor is.
3.3 Conclusie literatuurstudie Er zijn verschillende veranderingen gaande in de zorg. Allereerst komen er meer taken bij de gemeenten te liggen. Deze worden onder meer verantwoordelijk voor de ondersteuning en begeleiding van burgers. Verder vindt een extramuralisatie plaats, waardoor ouderen met een beperkte hulpbehoefte niet langer toegang krijgen tot verzorgingshuizen en thuis zullen moeten blijven wonen. Boven op de veranderingen in de zorg vindt een vergrijzing plaats, waardoor het aandeel ouderen in de maatschappij toeneemt. Deze ‘nieuwe generatie’ ouderen blijkt, in lijn met de veranderingen in de zorg, graag zo lang mogelijk zelfstandig te willen blijven wonen. Dit kan bereikt worden door aanpassingen te doen aan de eigen woning en ook technologie kan hierbij ondersteunend zijn. Naast langer in de eigen woning te blijven wonen, bestaan ook andere woonvormen voor ouderen die het mogelijk maken om zelfstandig te blijven wonen.
8
Hoofdstuk 4: Behoefte onderzoek Door middel van de literatuurstudie is duidelijk geworden wat allemaal speelt op het gebied van toekomstbestendig wonen. Voordat bepaald kan worden wat de gemeente Bladel hierin kan betekenen, is het van belang dat de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel wordt bepaald. Om hier een totaalbeeld van te krijgen is gekozen om zowel een kwalitatief als kwantitatief onderzoek te houden. Het kwalitatieve onderzoek dient er in eerste plaats voor om inzicht te krijgen in de beleving en betekenisgeving van de doelgroep. Dit kan bij het kwantitatieve onderzoek niet onderzocht worden. Daarnaast kan het kwalitatieve onderzoek gebruikt worden als basis voor het kwantitatieve onderzoek. Door het kwantitatieve onderzoek in de vorm van een online enquête kunnen representatieve uitspraken worden gedaan over de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel. Om tot een goede conclusie te kunnen komen zijn drie vragen opgesteld die beantwoord worden in het behoefte onderzoek: Wat is de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen in eigen woning? Wat is de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen in andere woonconcepten? Op welke manier denken de inwoners van de gemeente Bladel dat de gemeente een bijdrage kan leveren aan toekomstbestendig wonen? In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens het kwalitatieve en kwantitatieve onderzoek besproken. Eerst komt kort de onderzoeksopzet aan bod en daarna de belangrijkste resultaten. In de bijlagen is dit verder toegelicht en onderbouwd. Aan het eind van dit hoofdstuk is de conclusie te vinden.
4.1 Kwalitatief onderzoek Het kwalitatief onderzoek is gehouden in de vorm van interviews met inwoners van de gemeente Bladel. Hieronder wordt eerst de onderzoeksopzet besproken en daarna komen de belangrijkste resultaten aan bod.
4.1.1 Onderzoeksopzet De interviews zijn opgezet en gehouden aan de hand van de methode uit het Basisboek Interviewen (Baarda & De Goede, 2007). Hierbij is gekozen voor een halfgestructureerd interview, waarbij de vragen en antwoorden van te voren niet vastliggen, maar de onderwerpen wel. Voor de interviews is een topiclijst opgesteld, waarbij de onderzoeksopzet en de literatuurstudie als basis zijn gebruikt. De topiclijst is te vinden in bijlage 5. Respondenten zijn geworven via de Katholieke Bond van Ouderen (KBO) van Bladel en intern via de gemeente. Hieruit zijn zeven interviews voortgekomen, waarvan uit iedere kleine kern (Casteren, Hoogeloon en Netersel) één respondent afkomstig is, en uit Bladel en Hapert elk twee respondenten. Om de betrouwbaarheid te verhogen en de uitwerking eenvoudiger te maken zijn de interviews opgenomen.Tijdens de interviews is gebruik gemaakt van methodes beschreven in het Basisboek Interviewen, zoals tussentijds samenvatten. De methode van Baarda en De Goede is ook als leidraad gebruikt bij de verwerking van de interviews, dit keer uit het Basisboek Kwalitatief Onderzoek (Baarda, De Goede, & Teunissen, 2005). De interviews zijn eerst getranscribeerd en daarna gereduceerd. Vervolgens zijn de interviews in een tabel gezet en gelabeld. Door deze labels is een overzicht gecreëerd van de resultaten. Voor een volledige uitwerking van de onderzoeksopzet wordt verwezen naar bijlage 4. In bijlage 5 tot en met 9 zijn achtereenvolgens de topiclijst, de getranscribeerde interviews, de gereduceerde interviews, de gelabelde interviews en de labeltabel te lezen.
9
4.1.2 Resultaten interviews Door middel van de interviews is inzicht verkregen in de beleving en betekenisgeving van de doelgroep. De belangrijkste resultaten worden hieronder beschreven. De uitgebreide beschrijving van deze resultaten is te lezen in bijlage 10.
Respondentenomschrijving Zes van de zeven interviews zijn gehouden met één persoon, één interview is gehouden met een echtpaar. In het totaal waren er dus acht respondenten en zeven interviews. Van de respondenten waren vijf vrouw en drie man. Twee respondenten vallen in de leeftijdscategorie 55-59 jaar, twee respondenten in de leeftijdscategorie 60-64 jaar en vier respondenten hebben een leeftijd tussen de 65 en 70 jaar. De respondenten wonen allen in een vrijstaande woning en hebben geen thuiswonende kinderen.
Toekomstbestendig wonen in eigen woning Kijkend naar de woonomgeving komt naar voren dat voorzieningen, zoals een supermarkt en andere winkels, voor alle respondenten erg belangrijk zijn. De respondenten uit de kleine kernen hechten echter ook veel waarde aan hun woonplaats en vinden het op dit moment nog niet erg dat ze niet alle voorzieningen bij de hand hebben. Zij geven wel aan dat dit in de toekomst anders wordt, wanneer ze geen auto meer kunnen rijden. De meeste respondenten zijn op dit moment erg tevreden over hun woonomgeving. Alle respondenten geven aan zo lang mogelijk zelfstandig thuis te willen blijven wonen. Drie van de respondenten hebben al stappen gezet op het gebied van toekomstbestendig wonen. Deze hebben een bad- en slaapkamer beneden gerealiseerd, of hebben hiervoor de mogelijkheid. Het realiseren van een bad- en slaapkamer beneden is ook de eerste aanpassing waaraan de andere respondenten denken die nog geen aanpassingen hebben gedaan. Technologie zien de meeste respondenten als een ondersteuning om langer thuis te kunnen blijven wonen en zij staan er ook voor open om dit te gaan gebruiken. Drie respondenten hebben al kosten gemaakt om aanpassingen te realiseren en de rest is ook bereid om hier kosten voor te maken. Wat betreft de uitvoering wordt voornamelijk de gemeente genoemd als instantie die men zou benaderen. Voorzieningen blijken dus erg belangrijk en respondenten zijn bereid aanpassingen te doen om zo lang mogelijk in de eigen woning te kunnen blijven wonen.
Toekomstbestendig wonen in andere woonvormen Redenen om te verhuizen zijn vooral dat de huidige woning te groot is en verslechtering van de gezondheid. Als men zou besluiten te verhuizen dan geeft het grootste aantal respondenten de voorkeur aan een koopwoning. Bladel en Hapert zijn daarbij het meest populair. Respondenten uit de kleinere kernen zouden echter het liefst daar willen blijven wonen, maar geven aan dat het lastig wordt als er geen voorzieningen zijn. Kijkend naar de woonvormen is de seniorenwoning het meest in trek. Alle respondenten staan er voor open om naar een dergelijke woning te verhuizen. Bij de andere woonvormen zijn de meningen verdeeld. De één vindt gemeenschappelijk wonen een goed idee, de ander ziet daar niets in. Dit geldt ook voor mantelzorg- en kangoeroewoningen en intergenerationeel wonen. CPO is een concept waar de meeste respondenten wél in geïnteresseerd zijn.
10
Bijdrage gemeente Het grootste deel van de respondenten denkt dat het goed is om de bewustwording over toekomstbestendig wonen te vergroten. Zij denken dat de gemeente hier een informerende en adviserende rol in kan spelen. De manieren waarop de respondenten denken dat de gemeente dit het best aan kan pakken zijn verschillend. In ieder geval vindt men dat de gemeente persoonlijk, duidelijk en uitnodigend moet zijn. Daarnaast kan de gemeente ook faciliterend optreden. Dit kan in de vorm van het creëren van mogelijkheden, bijvoorbeeld door het stimuleren van de bouw van toekomstbestendige woningen.
4.2 Kwantitatief onderzoek Het kwantitatieve onderzoek is gehouden in de vorm van een enquête. Hieronder wordt eerst de onderzoeksopzet van deze enquête besproken en vervolgens wordt ingegaan op de resultaten.
4.2.1 Onderzoeksopzet De enquête is online gehouden door gebruik te maken van Google Drive formulieren. Bij het opstellen van de vragenlijst is de topiclijst die gebruikt is bij de interviews als basis gebruikt. Bij het formuleren van de vragen is het Basisboek Enquêteren gebruikt (Baarda & De Goede, 2007). Om te bepalen of de vragenlijst bruikbaar is, is een proefenquête gehouden. Naar aanleiding hiervan is een aantal kleine veranderingen doorgevoerd. De vragenlijst is te vinden in bijlage 12. Om te zorgen voor voldoende betrouwbaarheid zijn duizend mensen benaderd met een brief met het verzoek de online enquête in te vullen. Deze brief is te lezen in bijlage 13. Om de respons te verhogen is een prijs, twee VVV-bonnen ter waarde van vijftig euro elk, in het vooruitzicht gesteld. Ook is er halverwege de responsperiode een herinnering in het lokale nieuwsblad ‘de Kempenaer’ geplaatst. Dit artikel is te lezen in bijlage 14. De analyse heeft plaatsgevonden met behulp van Excel, door gebruik te maken van draaitabellen en draaigrafieken. Hiermee kunnen verbanden eenvoudig zichtbaar worden gemaakt. Aan de hand van de grafieken zijn de resultaten beschreven. Bij het interpreteren van deze resultaten moet met een aantal zaken rekening gehouden worden. Dit is te lezen in de discussie in bijlage 11. Ook is hier de uitgebreide versie van de onderzoeksopzet te lezen. In bijlage 12 tot en met 18 zijn achtereenvolgens de vragenlijst, de brief, het artikel, een voorbeeld van het excelbestand, de enquêtevragen met labels, een overzicht van de verbanden, en alle gemaakte grafieken te lezen.
4.2.2 Resultaten enquête Hieronder worden de belangrijkste resultaten van de enquête weergegeven. De uitgebreide beschrijving van deze resultaten kan geraadpleegd worden in bijlage 19.
Respondentenbeschrijving De uitkomst van de enquête kan als representatief worden beschouwd voor de behoefte van de inwoners van Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen. Door het aantal respondenten van 280, is het betrouwbaarheidspercentage van de resultaten 93. Onder deze mensen zijn 176 mannen en 104 vrouwen. De leeftijd van 55 tot en met 70 is onderverdeeld in drie categorieën, die evenredig zijn verdeeld onder de respondenten. Het grootste deel van de respondenten woont in een vrijstaande woning. Daarna is de twee-onder-een-kap woning de meest voorkomende soort woning onder de respondenten.
11
Het blijkt dat 85 procent van de respondenten het eens is met de stelling dat ze zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. Slechts 17 procent is echter pas plannen aan het maken voor hun toekomstige woonsituatie.
Toekomstbestendig wonen in eigen woning 82 procent van de respondenten denkt in hun huidige woning te kunnen blijven wonen. Hiervan zegt 64 procent dat hier wel enkele aanpassingen voor nodig zijn. In figuur 1 is dit zichtbaar gemaakt.
Denkt u in uw huidige woning te kunnen blijven wonen naarmate u ouder wordt? Geen beeld 6%
Nee 12%
Ja, zonder aanpassingen 18%
Ja, met aanpassingen 64% Figuur 1: Antwoord op de vraag: ‘Denkt u in uw huidige woning te kunnen blijven wonen naar mate u ouder wordt?’
Over het algemeen zijn de respondenten tevreden over de toekomstbestendigheid van hun huidige woning. Hierbij is te zien dat mensen die denken in hun huidige woning te kunnen blijven wonen, meer tevreden zijn over de toekomstbestendigheid. Het grootste gedeelte van de respondenten is tevreden over hun woonomgeving. Bij elke kern is hier over het algemeen een gelijke verdeling te zien. Verder is de grootste groep respondenten het oneens met de stelling: ‘Ik maak me er zorgen over of ik in de toekomst in mijn eigen woning kan blijven wonen'. 31 procent van de respondenten is het hier wél mee. Van de respondenten heeft een kwart al aanpassingen gedaan. Zowel kleine als grote aanpassingen. Het realiseren van een bad- en slaapkamer beneden of de mogelijkheid hiertoe wordt veel genoemd. Het blijkt dat het uitvoeren van aanpassingen niet afhankelijk is van de leeftijd. Daarentegen lijkt het wel verband te houden met de gezondheid. Een groot aantal van de respondenten ziet woningaanpassing als een middel om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Van technologie wordt nog weinig gebruik gemaakt. Het blijkt echter wel dat men in technologie een middel ziet om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. De meningen zijn hier iets meer over verdeeld dan over woningaanpassingen. Meer dan 80 procent van de respondenten is bereid kosten te maken voor aanpassing van de woning (figuur 2). Wanneer zij over zouden gaan tot woningaanpassingen zou het grootste gedeelte eerst de gemeente benaderen. De behoefte aan begeleiding bij het aanpassen van de woning is moeilijk te bepalen, de meningen hierover zijn verdeeld.
12
Bent u bereid kosten te maken om uw woning aan te passen? Nee, ik ben niet bereid kosten te maken
9%
Nee, ik weet niet hoe ik het aan moet pakken
7%
Ja, maar ik weet niet hoeveel
51%
Ja, 15.000 euro of meer
7%
Ja, 10.000 tot 15.000 euro
5%
Ja, 5000 tot 10.000 euro
10%
Ja, 0 tot 5000 euro
11% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Figuur 2: Antwoord op de vraag: ‘Bent u bereid kosten te maken om uw woning aan te passen?’
Toekomstbestendig wonen in andere woonvormen Het krijgen van lichamelijke beperkingen of de behoefte aan zorg is de belangrijkste reden om te verhuizen. Ook een verandering in de privésituatie is voor veel respondenten een reden. Er is geen duidelijke voorkeur voor een koop- of een huurwoning, maar in de leeftijdscategorie van 65 tot 70 jaar kiezen de meeste respondenten voor een huurwoning. Een kwart van de respondenten geeft aan eventueel naar een andere kern te willen verhuizen. Hiervan zijn de meeste respondenten afkomstig uit de kleine kernen en zouden zij naar Bladel of Hapert willen verhuizen. Bijna alle respondenten willen, wanneer zij verhuizen, verhuizen naar een woning die toekomstbestendig is. De voorzieningen die de respondenten het meest belangrijk vinden als zij verhuizen zijn een supermarkt en zorgvoorzieningen. De woonvorm waar het grootste aantal respondenten een voorkeur voor heeft is de seniorenwoning. Dit is te zien in figuur 3. Hierbij is de leeftijd niet bepalend. Bij de woonvormen CPO, gemeenschappelijk wonen en intergenerationeel wonen is de jongste leeftijdscategorie, van 55 tot 60 jaar, het meest vertegenwoordigd. De respondenten met een voorkeur voor gemeenschappelijk wonen, hebben overwegend de voorkeur voor een huurwoning. Intergenerationeel wonen 10%
Welke woonvorm heeft uw eerste voorkeur?
Kangoeroewoning 6% Mantelzorg woning 7% CPO 13% Gemeen schappelijk wonen 6% Figuur 3: Antwoord op de vraag: ‘Welke woonvorm heeft uw eerste voorkeur?’
Seniorenwoning 58%
13
Bijdrage gemeente De meeste respondenten vinden dat de gemeente een taak heeft in het vergroten van de bewustwording rondom het onderwerp toekomstbestendig wonen. Hoe de respondenten hierover geïnformeerd willen worden varieert. Er is een voorkeur voor een website en folders of brochures. Verder vinden de respondenten vooral dat de gemeente ook begeleiding kan bieden bij het aanpassen van de eigen woning. Men vindt ook dat de gemeente projectontwikkelaars en woningcorporaties kan stimuleren om toekomstbestendige woningen te realiseren. Het beschikbaar stellen van bouwgrond om zelf (collectief) een toekomstbestendige woning te bouwen wordt door minder respondenten gezien als een manier waarop de gemeente een bijdrage kan leveren. (figuur 4)
Wat denkt u dat de gemeente nog meer kan betekenen op het gebied van toekomstbestendig wonen? Overig Projectontwikkelaars en woningcorporaties stimuleren om toekomstbestendige woningen te bouwen Beschikbaar stellen van bouwgrond om zelf (collectief) een toekomstbestendige woning te bouwen Begeleiding bieden bij het aanpassen van de eigen woning 0%
5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
Figuur 4: Antwoord op de vraag: ‘Wat denkt u dat de gemeente nog meer kan betekenen op het gebied van toekomstbestendig wonen?’
4.3 Conclusie behoefte onderzoek Door middel van een kwalitatief onderzoek in de vorm van interviews en een kwantitatief onderzoek in de vorm van een enquête is er inzicht verkregen in de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel op het gebied van toekomstbestendig wonen. Door middel van de enquête is een representatief beeld gecreëerd en met de interviews wordt vorm worden gegeven aan de inhoud van de behoefte. Hierna worden in kader 1 tot en met 3 de punten toegelicht die het meest relevant zijn voor de gemeente Bladel. Dit wordt gedaan door terug te komen op de vragen die aan het begin van het behoefte onderzoek zijn opgesteld. Hierin komen zowel de resultaten van de enquête als van de interviews terug. De resultaten van de enquête zijn hierbij leidend, omdat op basis daarvan representatieve uitspraken kunnen worden gedaan.
14
Wat is de behoefte van de respondenten op het gebied van toekomstbestendig wonen in eigen woning? -
-
82 procent van de respondenten denkt in de toekomst in hun huidige woning te kunnen blijven wonen. Hiervan denkt 64 procent wel aanpassingen te moeten doen. Respondenten maken zich er nog geen zorgen over of ze in de toekomst hun huidige woning kunnen blijven wonen. De respondenten zijn erg tevreden met hun woonomgeving. Woningaanpassingen en technologie worden gezien als een middel om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Er wordt door slechts 5 procent van de respondenten technologie gebruikt. 84 procent van de respondenten is bereid zelf kosten te maken om hun woning aan te passen. De gemeente is de instantie die door de meeste respondenten (35 procent) het eerst benaderd wordt.
Kader 1
Wat is de behoefte van de respondenten op het gebied van toekomstbestendig wonen in andere woonvormen? -
De gezondheid is de belangrijkste reden voor een verhuizing, namelijk voor 42 procent van de respondenten. Er is een evenredige verdeling te zien in de voorkeur voor een koop- of huurwoning bij een verhuizing. Respondenten uit de kleine kernen zouden naar Bladel of Hapert verhuizen omwille van voorzieningen, maar zouden het liefst in eigen dorp blijven. Voorzieningen zijn erg belangrijk. Seniorenwoning heeft de meeste voorkeur als woonvorm. CPO heeft de tweede voorkeur.
Kader 2
Op welke manier denken de inwoners van de gemeente Bladel dat de gemeente een bijdrage kan leveren aan toekomstbestendig wonen? -
-
Kader 3
Belangrijke taak voor de gemeente in de bewustwording. Voorkeur gaat uit naar informeren via website en folders of brochures, respectievelijk 21 en 22 procent van de respondenten heeft hier een voorkeur voor. Verder kan de gemeente een bijdrage leveren aan: o Begeleiding bij het aanpassen van de woning. o stimuleren van projectontwikkelaars en woningcorporaties.
15
Hoofdstuk 5: Uitwerking advies Op basis van de uitkomsten van het behoefte onderzoek zijn actiepunten geformuleerd. Deze worden in dit hoofdstuk toegelicht en vervolgens verwerkt in een advies. De gemeente heeft aangegeven het behoefte onderzoek, naast de onderbouwing voor dit advies, ook voor andere doeleinden te willen gebruiken. Het zal gaan dienen als basis voor nieuwe beleidsontwikkeling van het WMO beleidskader per 1 januari 2016 en zal gebruikt worden bij de actualisering van de woonvisie. Daarnaast worden de resultaten uit het behoefte onderzoek gebruikt om concrete projecten, zoals de realisatie van zorgappartementen, te toetsen aan de behoefte van de inwoners van de gemeente.
5.1 Keuze in actiepunten Uit de resultaten van het behoefte onderzoek is een aantal actiepunten afgeleid. Omdat de gemeente graag een zo concreet mogelijk advies wil, was onvoldoende tijd beschikbaar om alle actiepunten tot op het gewenste detailniveau uit te werken. Hierin is dus een keuze gemaakt. De volgende drie onderdelen worden aangehouden bij het formuleren van de actiepunten, namelijk: toekomstbestendig wonen in eigen woning, toekomstbestendig wonen in andere woonvormen en bewustwording. Actiepunten toekomstbestendig wonen in eigen woning: Beleid versoepelen op het gebied van aanbouwen / realiseren van bad- en slaapkamer beneden. Onder de aandacht brengen van kleine oplossingen. Onder de aandacht brengen van technologie. Begeleiding bieden bij aanpassen van de woning. Actiepunten toekomstbestendig wonen andere woonvormen: Het inzetten van een verhuisadviseur. Voorwaarden opstellen voor het realiseren van toekomstbestendige woningen. Locaties aanwijzen voor toekomstbestendige woningen. Stimuleren van projectontwikkelaars en corporaties om toekomstbestendige woningen te bouwen. Stimuleren van voorzieningen in de kleine kernen. Richten op jongere doelgroep voor CPO. Actiepunten bewustwording: Samenwerking met GOW Welzijnswerk. Website. Folders / brochures. Informatie avond / markt. Communicatie. Beschikbaar stellen van woonadviseurs. In een overleg met de betrokkenen bij de gemeente Bladel zijn deze actiepunten besproken. Hierbij is, met enkele wijzigingen, met alle actiepunten ingestemd. Zo blijkt het beleid op het gebied van een aanbouw al erg soepel te zijn. Dit hoeft dus niet aangepast te worden, maar hier ligt wel een belangrijke taak de mensen daarvan bewust te maken. Verder is het onder de aandacht brengen van technologie ook iets dat meer bij bewustwording hoort. Deze punten worden echter nog wel onder toekomstbestendig wonen in eigen woning genoemd. 16
Er zijn geen toevoegingen op de actiepunten naar voren gekomen. Volgens de betrokkenen van de gemeente zijn met deze actiepunten alle mogelijkheden van de gemeente genoemd. De actiepunten zijn hieronder in tabel 1 tot en met 3 weergegeven gevolgd door de voorkeur van de gemeente Bladel, hierbij gerepresenteerd door: Hans Antonise – Beleidsmedewerker welzijn Theo Heuveling – Beleidsmedewerker volkshuisvesting Cees van Hintum – Beleidsmedewerker ruimtelijke ordening Toekomstbestendig wonen in eigen woning Bewustwording van soepel beleid op het gebied van aanbouw / realiseren bad- en slaapkamer begane grond Onder de aandacht brengen van kleine aanpassingen Bewustwording op het gebied van technologie Begeleiding bieden bij het aanpassen van de woning
Voorkeur Hans Theo
Cees
X
X X
X X
Kelsey
X
X X
Tabel 1: Voorkeur gemeente op gebied van toekomstbestendig wonen in eigen woning.
Toekomstbestendig wonen andere woonvormen Het inzetten van een verhuisadviseur Voorwaarden opstellen voor het realiseren van toekomstbestendige woningen Locaties aanwijzen voor toekomstbestendige woningen Stimuleren van projectontwikkelaars en corporaties om toekomstbestendige woningen te bouwen Stimuleren van voorzieningen in de kleine kernen Richten op jongere doelgroep voor CPO
Voorkeur Hans Theo X X
Cees
Kelsey
X
X X
X X
Tabel 2: Voorkeur gemeente op gebied van toekomstbestendig wonen andere woonvormen.
Bewustwording Samenwerking met GOW Welzijnswerk Website Folders / brochures Informatie avond / informatie markt Communicatie Beschikbaar stellen van woonadviseurs
Voorkeur Hans Theo
Cees
Kelsey
X
X X
X X
X X
Tabel 3: Voorkeur gemeente op gebied van bewustwording.
Op basis van deze voorkeuren en de resultaten van het behoefte onderzoek is een keuze gemaakt met betrekking tot het uitwerken van het advies. Er zijn twee hoofdpunten die uitgewerkt zijn. Ten eerste de combinatie tussen de bewustwording en toekomstbestendig wonen in de eigen woning. Het tweede punt richt zich op toekomstbestendig wonen voor andere woonvormen.
17
Bewustwording over toekomstbestendig wonen in eigen woning Er is voor gekozen om de punten ‘bewustwording’ en ‘toekomstbestendig wonen in eigen woning’ op projectmatige wijze samen uit te werken. Het eerst onderdeel is het uitwerken van een informatiemarkt. Dit was niet de eerste voorkeur van de respondenten, maar de betrokkenen van de gemeente denken allen dat met een informatiemarkt veel bereikt kan worden. Als onderdeel van de informatiemarkt kunnen namelijk verschillende actiepunten meegenomen worden, zoals het onder de aandacht brengen van kleine aanpassingen en bewustwording op het gebied van technologie. Voor de informatiemarkt zal een kader worden beschreven waarmee handvaten worden gegeven hoe deze te organiseren. Het volgende punt is het bieden van begeleiding bij het aanpassen van de woning. Uit het behoefte onderzoek blijkt namelijk dat de respondenten dit een belangrijke taak van de gemeente vinden en ook de betrokkenen van de gemeente staan hier positief tegenover. Tot slot wordt het onderdeel communicatie meegenomen. Dit is namelijk een cruciaal onderdeel van elk project waarin interactie centraal staat. Dit advies richt zich niet alleen op het creëren van bewustwording. Door het uitwerken van de begeleiding wordt ook als doel gesteld om mensen er toe aan te zetten hun woning aan te passen.
Toekomstbestendig wonen andere woonvormen Binnen dit onderdeel wordt het actiepunt ‘voorwaarden opstellen voor het realiseren van toekomstbestendige woningen’ uitgewerkt. Dit was het punt waar de meeste betrokkenen van de gemeente de voorkeur aan gaven. Hierbij is een plan uitgewerkt om voorwaarden in te zetten in zowel de nieuwbouw als bestaande bouw, met als doel toekomstbestendige woningen te realiseren. Deze voorwaarden kunnen dan gebruikt worden door projectontwikkelaars of woningcorporaties. Verder is bekeken of de voorwaarden ook voor particulieren kunnen worden ingezet. Uit het behoefte onderzoek blijkt dat de inwoners van de gemeente Bladel vooral interesse hebben in een seniorenwoning. Binnen dit onderdeel worden daarom de andere woonvormen niet meer meegenomen. In de probleemanalyse is besproken dat de gemeente op verschillende manieren een rol kan spelen op het gebied van toekomstbestendig wonen. De belangrijkste twee hiervan zijn stimulerend en voorwaardenscheppend. Met de twee adviezen worden beide rollen vervuld. Stimulerend door het opzetten van het bovengenoemd project en voorwaardenscheppend door condities te stellen aan toekomstbestendige woningen.
18
5.2 Project toekomstbestendig wonen Het eerste deel van het advies dat wordt uitgewerkt heeft betrekking op bewustwording. Het doel is hierbij allereerst om de bewustwording over toekomstbestendig wonen onder de 55-plussers van de gemeente Bladel te vergroten. Daarnaast is het de bedoeling dat de inwoners gestimuleerd worden om maatregelen te treffen zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Om deze doelen te bereiken kan een project opgestart worden dat bestaat uit drie onderdelen. Deze drie onderdelen zijn een samenvoeging van actiepunten die zijn voortgekomen uit het behoefte onderzoek. Het eerste onderdeel hiervan is het uitwerken van een informatiemarkt. Daarnaast zijn er nog twee punten waarop in zal worden gegaan. Enkel een informatiemarkt organiseren zal namelijk onvoldoende zijn om de inwoners van de gemeente Bladel te overtuigen maatregelen te nemen om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Daarom zal hieronder naast de informatiemarkt, ook in worden gegaan op het aanbieden van begeleiding. Verder wordt het onderdeel communicatie meegenomen. In figuur 5 is schematisch weergegeven uit welke drie onderdelen het project zal bestaan.
Informatie markt Begeleiding
Communi catie
Project toekomstbestendig wonen Figuur 5: de drie onderdelen die samen het project vormen
5.2.1 Informatiemarkt Allereerst is gekeken naar de mogelijkheden van het organiseren van een informatiemarkt. Hiervoor is een kaderstelling geschreven, die te lezen is in bijlage 20. Het doel van de informatiemarkt luidt als volgt: ‘Het stimuleren van 55-plussers om tijdig maatregelen te treffen zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen.’ In de kaderstelling is gekeken hoe de informatiemarkt vorm kan krijgen. Dit is gedaan aan de hand van het behoefte onderzoek, zodat de informatiemarkt aansluit bij de behoefte van de inwoners van Bladel. Hier is uit voortgekomen dat minimaal de volgende onderwerpen een plek moeten krijgen binnen de informatiemarkt: Woningaanpassingen; Zorgtechnologie; Financiering;
19
Verhuismogelijkheden. Per onderwerp wordt besproken hoe dit vorm kan krijgen binnen de informatiemarkt. Grofweg kan dit op twee manieren. Allereerst in de vorm van stands waar betrokken partijen hun diensten presenteren. Op het gebied van woningaanpassingen is dit bijvoorbeeld een bedrijf dat zich richt op de begeleiding bij en uitvoering van woningaanpassingen. Daarnaast kunnen tijdens de informatiemarkt presentaties plaatsvinden. Een voorbeeld dat besproken wordt in de kaderstelling is een voorlichting over woningaanpassingen met aansluitend een toelichting van ervaringsdeskundigen. Verder worden in de kaderstelling suggesties gedaan over locatie en tijdstip en wordt kort ingegaan op de communicatie rondom de informatiemarkt. In het kader 4 is het advies aan de gemeente Bladel te lezen, op basis van de overwegingen die in de kaderstelling zijn gemaakt.
Advies voor het organiseren van een informatiemarkt Doel: ‘Het stimuleren van 55-plussers om tijdig maatregelen te treffen zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen.’ Doelgroep: Uitgaan van 55 tot en met 70 jaar, maar dit niet te strak aanhouden. Inhoud: Woningaanpassingen, zorgtechnologie, financiering en verhuismogelijkheden. Opzet: Uitnodigen van uiteenlopende partijen voor het bezetten van stands en houden van presentaties. Verder: - Zorgen dat er iets te halen valt voor de bezoekers. - Kiezen voor een juiste locatie. - In het weekend of doorlopend van middag tot avond. - Doelgroep actief benaderen via verschillende middelen.
Kader 4
5.2.2 Begeleiding Om te zorgen dat 55-plussers ook daadwerkelijk overgaan tot het nemen van maatregelen zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen en het doel bereikt wordt, moet meer actie ondernomen worden. Uit het behoefte onderzoek is gebleken dat de respondenten vinden dat ‘begeleiding bieden bij het aanpassen van de eigen woning’ een van de belangrijkste taken van de gemeente is. Ook blijkt dat bijna alle respondenten zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. Een kleinere groep maakt zich er echter zorgen over of ze in de huidige woning kunnen blijven wonen. En nog minder respondenten zijn al plannen aan het maken voor de toekomst. Door het aanbieden van begeleiding vanuit de gemeente kunnen de inwoners van Bladel worden aangespoord om hun woning voor te bereiden op de toekomst. Hieronder zal uitgewerkt worden op welke manier deze begeleiding vorm moet krijgen
20
Inhoud Allereerst moet bepaald worden wat de begeleiding in moet houden. Is het enkel een advies, of wordt er ook begeleid in de keuze welke aanpassingen uitgevoerd worden. Of wordt nog een stapje verder gegaan en wordt ook begeleiding geboden bij het aanpassen zelf. In de Leidraad Opplussen van de Provincie Gelderland worden onder andere de volgende mogelijkheden genoemd: Begeleiding bij de afweging tussen verhuizen of aanpassen. Begeleiding bij de keuze welke aanpassingen uit te voeren en wat daarbij komt kijken. Begeleiding bij de aanpassing zelf. De begeleiding bij de afweging tussen verhuizen of aanpassen valt in dit geval buiten het doel van dit advies. In dit geval wordt enkel het aanpassen van de huidige woning meegenomen. Het aanbieden van een ‘verhuisadviseur’ stond echter wel genoemd onder de actiepunten die uit het behoefte onderzoek naar voren zijn gekomen. Binnen dit kader wordt dit niet verder uitgewerkt, omdat een verhuisadviseur meer kennis nodig heeft dan een adviseur die enkel naar het aanpassen van de woning kijkt. Hiervoor is namelijk uitgebreide kennis nodig van de woningmarkt, wat meer voorbereidingstijd vergt. Het geven van verhuisadvies zou later wel opgepakt kunnen worden door de gemeente. Er zou bijvoorbeeld een verhuisadvies meegenomen kunnen worden als iemand een aanvraag doet voor begeleiding bij woningaanpassingen. Belangrijk is dat de adviseur dan over voldoende kennis beschikt. De verhuisadviseur kan ook apart van de begeleiding bij woningaanpassingen worden ingezet op het moment dat expliciet naar advies op het gebied van verhuizen wordt gevraagd. De andere twee punten vallen wel binnen het kader van ‘begeleiding bieden bij het aanpassen van de eigen woning’. Deze vullen elkaar aan en het lijkt daarom het beste om deze samen aan te bieden. Hiermee wordt een heel begeleidingstraject aangeboden van begin tot eind. Er zal wel een verschil in begeleiding bestaan wanneer het gaat om kleine aanpassingen, of grote aanpassingen zoals een verbouwing. Bij enkel de realisatie van kleine aanpassingen lijkt het overbodig om ook begeleiding te bieden bij de aanpassing zelf. Wanneer iemand dit wel wenst, bijvoorbeeld om achteraf te controleren of een aanpassing goed is uitgevoerd, kan dit natuurlijk wel. Door deze begeleiding wordt de drempel om over te gaan tot aanpassingen een stuk lager. Hieronder wordt besproken wat de twee punten concreet in moeten houden. Begeleiding bij de keuze welke aanpassingen uit te voeren en wat daarbij komt kijken; Hierbij kan advies gegeven worden over welke aanpassingen geschikt zijn in de betreffende situatie. Op voorhand kan aan de betreffende persoon gevraagd worden om een woningtest1 in te vullen. Bijvoorbeeld de test van het GOW2 kan hiervoor gebruikt worden, maar er worden in de praktijk veel varianten gebruikt. De gemeente kan er ook voor kiezen om zelf een test te ontwikkelen. De resultaten van de test worden door de woonadviseur besproken met de betreffende persoon. Hierbij kan deze vaststellen of de uitkomst van de test voldoet aan de behoefte van de bewoner. Ook kan de woonadviseur hierbij bijvoorbeeld kijken naar de mogelijkheden van een verbouwing. Verder is het belangrijk dat deze de behoeften van de bewoner meeneemt. Hieruit volgt een persoonlijk advies.
1
Een woningtest is een test die vragen stelt over de woonsituatie, waarna aan het eind een advies gegeven wordt over mogelijke woningaanpassingen. Een dergelijke test heeft meestal betrekking op kleine aanpassingen. 2 GOW Welzijnswerk is een ondersteunende organisatie die onder andere werkzaam is in de gemeente Bladel. Zij hebben een project opgezet ‘blijvend thuis in eigen huis’, waarmee zij mensen preventief na willen laten denken over hun woonsituatie. (GOW Welzijnswerk, 2014) In bijlage 21 is hier meer over te lezen.
21
Wanneer bepaald is welke maatregelen genomen kunnen worden, zullen de bewoners vooral met de vraag zitten hoe deze maatregelen uitgevoerd kunnen worden. Vragen die ze kunnen hebben zijn bijvoorbeeld: ‘hoe lang gaat dat duren?’ of ‘kan ik beter alle maatregelen in één keer nemen of stapsgewijs?’. (Provincie Utrecht, 2011) Voor dit soort vragen kan de woonadviseur ook inspringen. Begeleiding bij de aanpassing zelf; Naast het geven van advies over welke maatregelen het best toegepast kunnen worden en het beantwoorden van vragen, kan de begeleiding nog verder gaan. Een vraag die de woonadviseur bijvoorbeeld kan krijgen is: ‘wie kan ik daarvoor inschakelen?’. De gemeente kan hiervoor lokale bedrijven aanschrijven om te polsen wie hiervoor in de markt is. Hiervan kan een lijst opgesteld worden. Op deze manier is er een overzicht gecreëerd, waarmee mensen op weg geholpen worden. De woonadviseur kan verder helpen bij het beoordelen van offertes. Daarnaast kan hij een begeleidende rol spelen tijdens het bouwproces, waarbij hij de uitvoerder aanstuurt. Op die manier komen er zo min mogelijk lastige vragen te liggen bij de bewoner. De woonadviseur is daarnaast altijd beschikbaar voor vragen die tijdens het proces ontstaan. Tot slot kan de woonadviseur binnen dit kader achteraf controleren of aanpassingen op de juiste wijze zijn doorgevoerd. Deze dienst kan zekerheid bieden voor mensen, zodat zij zeker weten dat een aanpassing juist is geïnstalleerd. (Provincie Utrecht, 2011)
Uitvoering Het is nu inhoudelijk duidelijk hoe de begeleiding kan worden vormgegeven. Daarnaast moet het ook duidelijk worden hoe dit kan worden uitgevoerd. Allereerst moet bepaald worden door wie de rol van woonadviseur uitgevoerd wordt en voor wie deze begeleiding beschikbaar gesteld wordt. Verder wordt ingegaan op de benadering van de doelgroep. Door wie In de handboeken van zowel de Provincie Utrecht, als de Provincie Gelderland, wordt gezegd dat de rol van woonadviseur ingevuld kan worden door vrijwilligers. Deze vrijwilligers moeten echter wel over de juiste deskundigheid beschikken. Hiervoor is het gewenst dat de vrijwilliger een bouwkundige achtergrond en ervaring heeft. Ook kan een training opgezet worden die het kennisniveau van de vrijwilliger op het juiste niveau brengt. Door deze vrijwilligersrol door gepensioneerden in te laten vullen, kunnen zij op grond van hun leeftijd en kennis ook een goede gesprekspartner zijn. Om ervoor te zorgen dat de vrijwilligers een achtervang hebben kan een ‘helpdesk’ worden ingericht. Hier kunnen zij met hun vragen en opmerkingen terecht. Als de rol van woonadviseur bij vrijwilligers komt te liggen, is de volgende vraag wie dit gaat coördineren. Er moet bepaald worden of dit bij de gemeente zelf of bij een andere organisatie komt te liggen. Als dit bij de gemeente komt te liggen moet hiervoor capaciteit worden gereserveerd. De gemeente heeft aangegeven dat dit beperkt mogelijk is. Een alternatief is om deze coördinatie bij een andere organisatie weg te leggen. GOW Welzijnswerk is de enige ondersteuningsorganisatie voor vrijwilligers die werkzaam is in de gemeente Bladel. Het is mogelijk om de coördinatie door hen uit te laten voeren. Deze coördinatie zou goed passen binnen hun project ‘blijvend thuis in eigen huis’. De begeleiding zoals hier beschreven, kan aansluiten bij het woonadvies waar zij op dit moment mee werken. Hiervoor moet wel aandacht worden gegeven aan de samenwerking van het GOW en de gemeente. Het GOW kan in dit geval
22
zorgen voor de scholing, aansturing en coördinatie van de vrijwilligers. Op deze manier kunnen vrijwilligers terugvallen op een organisatie. Voor wie De vraag is of de begeleiding beschikbaar gesteld moet worden voor iedereen. Er kan ook worden gekozen om bijvoorbeeld enkel begeleiding te bieden aan senioren boven de 70 jaar. Er wordt in dat geval verondersteld dat senioren jonger dan 70 jaar minder of geen begeleiding nodig hebben. Aangezien in dit project juist vooral de jongere senioren de doelgroep zijn, lijkt deze keuze niet logisch. Daarnaast kan het net zo goed zijn dat deze doelgroep ook begeleiding nodig heeft. De begeleiding moet beschikbaar zijn voor iedereen die daar behoefte aan heeft. Zoals hiervoor beschreven is, bestaat de begeleiding uit een heel traject. Het is daarom aannemelijk dat tijdens dit traject meerdere malen contact zal plaatsvinden tussen begeleider en bewoner. Hierbij is het het best dat de begeleiding gedurende het gehele traject door dezelfde persoon wordt uitgevoerd. Voor zowel de begeleider als de bewoner is dit prettiger en efficiënter. Benadering Bij de opzet van de begeleiding is het slim om klein te beginnen met een pilot. Hierbij kunnen enkele begeleidingstrajecten plaatsvinden. Wanneer dit goed loopt kan dit uitgebreid worden. Uit de pilot kan lering worden getrokken en dit kan toegepast worden wanneer de begeleiding groter wordt opgezet. Er kan gekozen worden om de doelgroep actief te benaderen. Hierdoor wordt waarschijnlijk de meeste belangstelling gecreëerd en zullen de meeste mensen overwegen hun woning aan te passen. Dit actief benaderen kan door mensen aan te schrijven met een brief en bij deze brief een antwoordkaart te voegen. Mensen kunnen door middel van deze antwoordkaart zich direct aanmelden voor de begeleiding. Ook op de informatiemarkt kan deze begeleiding onder de aandacht worden gebracht, en worden mensen in de gelegenheid gesteld zich direct in schrijven. Als de doelgroep op deze manier benaderd wordt, moet wel geanticipeerd worden op het animo dat hiervoor zal zijn. Er kan vooraf een schatting worden gemaakt van het verwachte aantal belangstellenden en hier kan dan het aantal benodigde vrijwilligers op worden aangepast. Wat belangrijk is, is dat er in ieder geval niet te weinig vrijwilligers beschikbaar zijn. Hierdoor kunnen mensen die misschien met begeleiding stappen zouden hebben gezet tot het nemen van aanpassingen, dit nu niet meer doen.
Deelconclusie Met betrekking tot het bieden van begeleiding bij de uitvoering van woningaanpassingen moeten een aantal keuzes worden gemaakt. Allereerst moet bepaald worden wat de begeleiding in zal houden. In dit voorstel wordt een begeleiding van begin tot eind omschreven. Er kan echter ook gekozen worden om de begeleiding enkel in het voortraject aan te bieden en niet bij de aanpassing zelf. Verder moet bepaald worden wie de begeleiding uit gaat voeren. Vrijwilligers lijken hiervoor het meest geschikt. Hierbij moet wel bekeken worden waar de coördinatie komt te liggen. Tot slot zal de doelgroep actief benaderd moeten worden om de begeleiding tot een succes te maken. Hierin moeten keuzes worden gemaakt over de manier waarop dit zal gebeuren. In kader 5 is te lezen wat het advies voor de gemeente Bladel is, op basis van de overwegingen die in deze paragraaf zijn gemaakt.
23
Advies voor het aanbieden van begeleiding Doel: ‘Er voor zorgen dat 55-plussers daadwerkelijk maatregelen gaan nemen, zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen.’ Doelgroep: Richten op 55 tot en met 70 jaar, maar beschikbaar stellen voor iedereen. Inhoud: Begeleidingstraject van begin tot eind: - Begeleiding bij de keuze welke aanpassingen uit te voeren en wat daarbij komt kijken. - Begeleiding bij de aanpassing zelf. Opzet: Begeleiding door vrijwilligers, gecoördineerd vanuit het GOW. Verder: - Klein opzetten, door te beginnen met een pilot. - Eén vaste begeleider gedurende de begeleidingsperiode. - Doelgroep actief benaderen door aanschrijven en informatiemarkt.
Kader 5
5.2.3 Communicatie Er zijn nu twee manieren besproken waarmee de bewustwording over toekomstbestendig wonen wordt vergroot. Een punt wat echter altijd heel belangrijk is, en waarmee de andere onderdelen staan of vallen is de communicatie. In de vorige onderdelen van dit hoofdstuk is hier al even bij stilgestaan. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan en zal communicatie worden besproken als een op zichzelf staand onderdeel van het project.
Overbrengen aan senioren Het uiteindelijke doel van het project is om 55-plussers er toe aan te zetten preventieve maatregelen te nemen, zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Maar hoe kan dit het best overgebracht worden? Het aanpassen van de woning is iets waar jongere senioren liever nog niet mee geconfronteerd wil worden. Dit blijkt ook uit het behoefte onderzoek. Een woningaanpassing wordt namelijk in eerste instantie gerelateerd aan een gebrek, ziekte en ouderdom. Het is voor senioren verleidelijk om de spreekwoordelijke kop in het zand te steken en daarom is het niet eenvoudig ze te verleiden tot het doen van preventieve aanpassingen. Wat in ieder geval belangrijk blijkt is dat duidelijk gemaakt wordt dat woningaanpassingen gaan over gemak en comfort waarvan men nu al kan genieten. Dus niet alleen iets voor later. Door mensen eerst in contact te brengen met kleine woningaanpassingen en hen hiervan het gemak te laten ervaren, kunnen ze eerder verleid worden tot het uitvoeren van uitgebreidere aanpassingen. Zij zijn dan bekend met het gevoel van gemak en comfort en koppelen dit gevoel dan ook eerder aan grotere aanpassingen. (Verkroost , 2011)
24
Communicatieplan Het blijkt dus dat het lastig is jonge senioren te stimuleren preventief maatregelen te laten nemen. Dit vraagt daarom om een doordacht communicatieplan. Uit de Leidraad Opplussen van de Provincie Gelderland komt naar voren dat een goed communicatieplan de basis is van een dergelijk project. Een communicatieplan bestaat uit de volgende onderdelen: Bepalen van de doelgroep. Bepalen van de doelstelling. Bepalen van de strategie. Ontwikkelen van een boodschap. Kiezen communicatiemiddelen. Deze punten worden hieronder elk apart behandeld. Doelgroep Allereerst moet bepaald worden op welke doelgroep het project zich richt. Er zijn enkele specifieke overwegingen met betrekking tot de doelgroep. Allereerst op grond van demografie, in dit geval de leeftijd. De boodschap moet echter wel leeftijdloos neergezet worden, omdat het niet goed blijkt te werken senioren aan te spreken op hun leeftijd. (Verkroost , 2011) In de tweede plaats op basis van geografische gegevens. Hiervoor kan gekozen worden, wanneer het project klein opgestart wordt. Het project kan zich dan als wijze van pilot enkel richten op bijvoorbeeld één kern in de gemeente Bladel, of één wijk in een grote kern. Hierbij kan gekeken worden welke kern of wijk het meeste behoefte heeft aan een dergelijk project. (Verkroost , 2011) Een andere onderverdeling wordt in het draaiboek van de Provincie Utrecht genoemd. Hier wordt gezegd dat er drie categorieën van eigenaar-bewoners boven de 50 jaar voorkomen, namelijk ontkenners, levensgenieters en vooruitdenkers. Elke categorie moet op een andere manier benaderd worden. Voor dit project zijn al enkele afbakeningen gemaakt. Zo is op voorhand vastgesteld dat de doelgroep bestaat uit woningbezitters die zich in de leeftijdscategorie van 55 tot en met 70 jaar bevinden. In de kaderstelling van de informatiemarkt is gezegd dat de doelgroep van 55 tot en met 70 jaar niet meer zo strak aan hoeft worden gehouden. Op die manier worden mensen ook niet expliciet op hun leeftijd aangesproken. Als doelgroep kan bijvoorbeeld dan de ‘jonge senior’, of de ‘babyboomer’ gekozen worden. Van belang is in ieder geval om de kenmerken van de doelgroep goed te omschrijven zodat daar op een juiste manier op ingespeeld kan worden. Hierbij kunnen de resultaten van het behoefte onderzoek worden gebruikt. Bijvoorbeeld woont het grootste deel van de doelgroep in een vrijstaande woning en heeft geen kinderen (meer) in huis. Doelstelling Het communicatiedoel draagt bij aan het bereiken van de doelstelling van dit project, namelijk het stimuleren van 55-plussers om preventief maatregelen te nemen. Hiervoor kan de communicatiedoelstelling zijn: Het vergroten van de bewustwording over het nut van het aanpassen van de eigen woning. Ook het vergroten van de kennis over woningaanpassingen kan een communicatiedoel zijn. In dit geval zullen de informatiemarkt en de begeleiding leiden tot het uiteindelijk doel. De communicatie is hierbij voorwaardelijk voor het succes. Als niet effectief wordt gecommuniceerd zal de interesse niet worden gewekt en de animo laag blijven. (Verkroost , 2011)
25
Strategie Wanneer de doelgroep en de doelstelling bekend is moet een strategie worden bepaald. In de Leidraad Opplussen van de Provincie Gelderland worden drie strategieën genoemd: informeren, stimuleren en adviseren en ondersteunen. Informeren is laagdrempelig en vooral gericht op het creëren van bewustwording. Stimuleren wordt omschreven als een intensievere aanpak die er op is gericht om bewustwording te creëren én daarbij instrumenten aanreikt om zelf de mogelijkheden te ontdekken. Adviseren en ondersteunen is vervolgens een intensieve en persoonlijke aanpak die gericht is op het realiseren van concrete woningaanpassingen. Elk van de drie strategieën wordt gedekt zijn door een onderdeel van dit project. De relatie is schematisch weergegeven in figuur 6.
Informeren
Communicatie
Stimuleren
Informatiemarkt
Adviseren en ondersteunen
Begeleiding
Figuur 5: Strategiën gelinkt aan onderdelen van project
Communicatie dekt de strategie ‘informeren’. Het doel van de communicatie is namelijk vooral het creëren van bewustwording. De strategie ‘stimuleren’ wordt ingevuld met de informatiemarkt. Hiermee wordt namelijk allereerst de bewustwording vergroot en worden voorbeelden gegeven van de mogelijkheden. Tot slot is de begeleiding een persoonlijke aanpak waarmee advies en ondersteuning wordt geboden, waarbij het doel is om een concrete woningaanpassing te realiseren. Boodschap De boodschap die het project uitdraagt is uiteraard erg belangrijk, hiermee wordt namelijk de toon gezet. De boodschap kan daarom het beste kort en krachtig worden geformuleerd, vergelijkbaar met een slogan. Hiermee wordt dan direct de kern van het project duidelijk gemaakt. Voorbeelden uit de praktijk zijn ‘Gewoon gemak’, ‘Uw huis, uw toekomst’ en ‘Vertrouwd wonen’. Wat hierin opvalt is dat ingespeeld wordt op sentimenten die voor senioren belangrijk zijn, zoals gemak en vertrouwen. Achter een boodschap zit een uitgebreider verhaal. (Verkroost , 2011) De titel die voor dit project gebruikt wordt is ‘je eigen huis, voor altijd een thuis!’. Dit zou tevens als de boodschap gebruikt kunnen worden. De inhoud die achter deze boodschap schuilgaat wordt behandeld in de literatuurstudie. Hier wordt ingegaan op de mogelijkheden van toekomstbestendig wonen. Deze kennis kan gebruikt worden om de inhoud van de boodschap vorm te geven. Daarnaast kunnen hier ook experts op dit gebied voor worden benaderd. Bij het uitdragen van de boodschap dient nog gelet te worden op hetgeen besproken is in de paragraaf ‘overbrengen aan senioren’ op pagina 24. Verder is ook herhaling van de boodschap belangrijk. De boodschap moet herhaald worden om aan te slaan. (Provincie Utrecht, 2011) Communicatiemiddelen Om de boodschap over te brengen kunnen er verschillende communicatiemiddelen in worden gezet. Hieronder zal enkel worden ingegaan op communicatie met als doel informeren. De informatiemarkt en begeleiding zouden ook als communicatiemiddel gezien kunnen worden. Deze zijn hiervoor echter al uitgebreid behandeld en hier wordt op dit moment niet verder op ingegaan.
26
Communicatiemiddelen met als doel informeren zijn onder andere: folders; website; social media; persberichten; netwerkorganisaties. Uit het behoefte onderzoek is gebleken dat de doelgroep het liefst geïnformeerd wil worden door middel van folders en een website. Dit heeft daarom de eerste voorkeur als communicatiemiddel. Folders kunnen ingezet worden om kort maar krachtig de boodschap van het project over te brengen. Ook kunnen folders ingezet worden als over een bepaald deelonderwerp meer informatie overgebracht moet worden. Een voorbeeld hiervan is een folder over de mogelijkheden van het realiseren van een gelijkvloerse woning met betrekking tot vergunningen. Folders kunnen bezorgd worden bij mensen die tot de doelgroep behoren, maar kunnen ook in het algemeen worden verspreid. Per onderwerp kan bepaald worden wat hierbij de beste keuze is. Een website was de andere voorkeur van de respondenten van het behoefte onderzoek. De gemeente kan hier een aparte website voor opzetten. In het kader van het project ‘blijvend thuis in eigen huis’ heeft het GOW echter ook een site opgezet. In overleg met het GOW kan daarom ervoor worden gekozen om naar deze site te verwijzen. Op deze site wordt informatie gegeven over woningaanpassingen en staat bijvoorbeeld ook een lijst met alle instanties in de regio die iets doen op het gebied van toekomstbestendig wonen. Ook een woningtest is onderdeel van deze site. Op de site van de gemeente zelf kunnen daarnaast nieuwsberichten worden geplaatst die betrekking hebben op dit project. Daarnaast kan de boodschap van het project op andere manieren worden verspreid. De gemeente bezit bijvoorbeeld een aantal social media kanalen, die ook gebruikt kunnen worden voor dit doel. Voorbeelden hiervan zijn Facebook en Twitter. Ook kunnen persberichten worden geplaatst. Bijvoorbeeld in plaatselijke kranten, zoals de PC-55 en de Kempenaer. In de interviews waren een aantal respondenten echter van mening dat dit niet als enige middel gebruikt zou moeten worden. Naast andere kanalen als folders en een website is dit echter wel een goede mogelijkheid om het bereik groter te maken. Tot slot kunnen netwerkorganisaties gebruikt worden om de boodschap over te brengen. De KBO is in dit geval hier een goed voorbeeld van. Er kan onder de KBO aandacht worden gevraagd voor dit onderwerp en zij kunnen dit overbrengen op hun leden.
Deelconclusie Communicatie kan als een op zichzelf staand onderdeel van het project worden gezien. Door middel van deze communicatie kan de bewustwording over toekomstbestendig wonen worden vergroot. Voor een goed communicatieplan moet een aantal keuzes worden gemaakt. Allereerst dient de doelstelling duidelijk te zijn. Verder moet een doelgroep en boodschap gekozen worden. Met de boodschap wordt de toon van het project gezet. Een ander onderdeel van het communicatieplan is de strategie. Binnen dit project blijken alle drie de strategieën gedekt. Communicatie is de invulling van de strategie ‘informeren’. Tot slot moet bepaald worden via welke middelen de communicatieboodschap overgebracht wordt. De voorkeur van de respondenten van het behoefte onderzoek lag bij folders en een website. In kader 6 is het advies aan de gemeente te lezen met betrekking tot de communicatie.
27
Advies voor de communicatie rondom het project Doel: ‘Het vergroten van de bewustwording over toekomstbestendig wonen.’ Doelgroep: 55 tot en met 70 jaar, maar dit niet expliciet naar buiten brengen. Doelgroep daarom benoemen als ‘jonge senior’. Strategie: Informeren Boodschap: Afhankelijk van aanpak: ‘je eigen huis, voor altijd een thuis!’ of gelijk aan het GOW: ‘blijvend thuis in eigen huis’. Communicatiemiddelen: - Folders voor korte, maar krachtige boodschappen. - Website van GOW gebruiken om naar te verwijzen. Verder: Woningaanpassingen neerzetten als comfort en gemak waar mensen nu al van kunnen genieten.
Kader 6
5.2.4 Algemeen Er is een aantal zaken van belang om te bespreken en in het algemeen gelden voor een dergelijk project zoals hier wordt opgezet. Deze worden hieronder besproken.
Externe afstemming Het is zinvol om met bepaalde externe partijen een goede afstemming te bereiken. In dit hoofdstuk is meerdere malen het GOW genoemd als welzijnsorganisatie die een bijdrage zou kunnen leveren. Dit wordt hieronder verder toegelicht. Ook kan afstemming worden bereikt met andere lokale organisaties. In kader 7 is het advies aan de gemeente te lezen met betrekking tot externe afstemming.
Advies voor externe afstemming GOW Welzijnswerk: - Samenwerking op verschillende gebieden, zoals coördineren van vrijwilligers en website. - Project niet geheel daar wegleggen, maar aansturen vanuit de gemeente. - Goede afstemming, zorgen dat projecten niet door elkaar gaan lopen. Lokale organisaties: - Netwerkorganisatie gebruiken om boodschap over te brengen - Senioren zoeken die als ambassadeur kunnen dienen.
Kader 7
28
GOW Welzijnswerk In dit hoofdstuk is meerdere malen GOW Welzijnswerk genoemd. Met hun project ‘blijvend thuis in eigen huis’ hebben zij namelijk meerdere raakvlakken met dit project. In bijlage 21 is de samenvatting van een gesprek met een medewerker van het GOW te lezen. Hierin komt naar voren wat het project inhoudt. Op verschillende punten is samenwerking tussen de gemeente en het GOW een serieus te overwegen optie. In dit hoofdstuk zijn onder andere de woonadviseurs en de website genoemd. Voor de gemeente kan dit op meerdere vlakken de werklast verminderen. De vraag is of de gemeente het hele project of bepaalde taken bij het GOW wil wegleggen, of dit juist in eigen hand wil houden. Waarvoor opgepast moet worden is dat er geen verwarring ontstaat bij de doelgroep als voor een samenwerking wordt gekozen. De boodschap staat centraal en dit moet voor de doelgroep herkenbaar blijven. Voorkomen moet worden dat op bepaalde vlakken een samenwerking wordt aangegaan, maar op andere vlakken verschillende dingen worden verteld. Bij een intensieve samenwerking lijkt het daarom verstandig om de boodschap van het GOW aan te houden, omdat deze al langer naar buiten wordt gebracht. Wanneer de gemeente er voor kiest om zelf een project op te zetten, met een eigen boodschap, is het vooral belangrijk dat de twee projecten niet door elkaar gaan lopen. In dit geval moet met het GOW afgestemd worden hoe beiden te werk gaan. Taken kunnen worden verdeeld. Bijvoorbeeld het opleiden van vrijwilligers tot woonadviseurs kan bij het GOW worden gelegd. In ieder geval is het een verstandig om op een aantal gebieden een samenwerking aan te gaan. Binnen het GOW is namelijk veel kennis over dit onderwerp aanwezig. Lokale organisaties In de paragraaf hiervoor is bij communicatiemiddelen al genoemd dat hier een netwerkorganisatie voor gebruikt kan worden. Het is erg waardevol om lokale organisaties te gebruiken om de boodschap over te brengen. Hiervoor is de KBO al genoemd. Verder kan ook op zoek worden gegaan naar een groep senioren die kan dienen als ‘ambassadeurs’ van het project. Een voorbeeld hiervan is het informatiepunt zorg Casteren, buurthulp Netersel of Stichting Kloostertuin Hapert. Zij kunnen het project mede promoten. Ook informele netwerken als verenigingen kunnen hierbij een rol spelen. Daarnaast kan naar andere lokale organisaties worden gezocht die op deelgebieden het project kunnen ondersteunen. (Provincie Utrecht, 2011)
Interne afstemming Ook intern moet afstemming worden bereikt. Het is belangrijk dat alle medewerkers van de gemeente die in contact komen met het project weten wat van hen wordt verwacht. Allereerst moet het WMO-loket geïnformeerd zijn. In de kaderstelling van de informatiemarkt is aangegeven dat verwacht kan worden dat hier vragen over komen. Het is daarom goed om de medewerkers van het zorgloket hierover te informeren en vragen over WMO en woningaanpassingen naar hen toe te leiden. Zij weten hier immers het meeste over. Ook is het belangrijk dat de doelgroep tijdig op de hoogte wordt gesteld van de mogelijkheden van de WMO, zodat er geen verkeerde verwachtingen worden gewerkt. In bijlage 22 is een gesprek te lezen met een medewerker van het zorgloket over vergoedingen van woningaanpassingen. Verder dient er afstemming te zijn met bouw- en woningtoezicht. Er is namelijk te verwachten dat er meer vragen komen over welke verbouwingen goedkeuring krijgen. Net zoals bij de WMO, moeten medewerkers in grote lijnen bekend zijn met deze regeling. In bijlage 23 is kort omschreven wat vergunningvrij mogelijk is.
29
Tot slot dient de afdeling communicatie op de hoogte te zijn van en wellicht betrokken te worden bij het project. In kader 8 is het advies aan de gemeente te lezen.
Advies voor interne afstemming Afstemmen met: - Zorgloket; - Bouw- en woningtoezicht; - Communicatie.
Kader 8
Voordelen gemeente Voor de gemeente is een aantal voordelen van toepassing, wanneer zij een project over toekomstbestendig wonen op zouden zetten. Het is aannemelijk dat mensen die zelf de verantwoordelijkheid nemen voor het aanpassen van hun woning in de toekomst minder beroep zullen doen op de WMO. Op termijn kan dit dus leiden tot een besparing op de WMO kosten. Ook aannemelijk is dat het aantal valongelukken zal verminderen naarmate het aantal woningaanpassingen toeneemt. Dit levert een besparing op in de kosten van zorg, begeleiding en huishoudelijke zorg. Een vraag die gesteld zou kunnen worden is of een dergelijk project de doorstroming in woningen niet remt. Het blijkt echter dat senioren van zichzelf erg honkvast zijn, en liever in een nietaangepaste woning blijven wonen, dan te verhuizen. Het is dan dus beter dat de woning aangepast is. Daarnaast kan de aandacht voor toekomstbestendig wonen er toe leiden dat senioren in zien dat hun woning moeilijk aan te passen is. Zij zullen dan eerder overwegen te verhuizen, wat de doorstroming bevordert. (Provincie Utrecht, 2011)
5.2.5 Deelconclusie project Met dit advies is een scenario uitgewerkt om een project op te zetten over toekomstbestendig wonen. Met dit project wordt de bewustwording over toekomstbestendig wonen onder 55-plussers vergroot. Dit met het uiteindelijke doel om inwoners van de gemeente Bladel te stimuleren zelf maatregelen te treffen zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Om dit doel te bereiken zijn in dit hoofdstuk drie onderdelen uitgewerkt. Allereerst is de mogelijkheid van het organiseren van een informatiemarkt, middels een kaderstelling uitgewerkt. Aan de hand van het behoefte onderzoek is bepaald welke onderwerpen hierin terug moeten komen. Verder is het onderdeel begeleiding uitgewerkt. Om concreet in te spelen op het aanpassen van woningen moet persoonlijke begeleiding aangeboden worden in de vorm van een woonadviseur. Tot slot is het onderdeel communicatie uitgewerkt, omdat dit hierin een belangrijke rol speelt. Inzet van de juiste communicatiemiddelen draagt vooral bij aan het vergroten van de bewustwording. Met de informatiemarkt en de begeleiding worden mensen echt aangezet tot het nemen van maatregelen. Met dit project kan de gemeente ervoor zorgen dat meer woningen aangepast worden en daardoor meer mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. 30
Hieronder (kader 9) wordt het samengevat advies weergegeven.
Samengevat advies project toekomstbestendig wonen Doelen: - Het vergroten van de bewustwording over toekomstbestendig wonen. - Het stimuleren van 55-plussers om tijdig maatregelen te treffen zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen. - Er voor zorgen dat 55-plussers daadwerkelijk maatregelen gaan nemen, zodat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Doelgroep: In eerste instantie uitgaan van 55 tot en met 70 jaar, dit echter niet te strak aanhouden. Neerzetten als ‘jonge senior’. Middelen: - Communicatie; - Informatiemarkt; - Begeleiding. Zorgen voor: Interne en externe afstemming.
Kader 9
31
5.3 Voorwaarden aan toekomstbestendige woningen Het tweede advies aan de gemeente is het opstellen van voorwaarden voor het realiseren van toekomstbestendige woningen. Uit het behoefte onderzoek is gebleken dat 93 procent van de respondenten, indien zij een verhuizing overwegen, in een toekomstbestendige woning wil gaan wonen. Het krijgen van lichamelijke beperkingen is de meest voorkomende reden om te verhuizen. Woningen zouden daar op aangepast moeten zijn. Verder komt in de bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant naar voren dat voor de periode 2014-2029 in de gemeente Bladel een opgave van 565 ‘geschikte’ woningen ligt (Provincie Noord-Brabant, 2014). Door het stellen van voorwaarden op het gebied van toekomstbestendig wonen, wordt ingespeeld op de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel en wordt beter tegemoet gekomen aan het quotum dat de provincie stelt. Voor het opstellen van deze voorwaarden wordt uitgegaan van eisenpakketten. Daarom worden eerst de verschillende eisenpakketten toegelicht en wordt vervolgens besproken hoe deze in kunnen worden gezet. Tot slot wordt bepaald welke eisenpakketten het best binnen de gemeente Bladel gebruikt kunnen worden.
5.3.1 Eisenpakketten In een eisenpakket staan voorwaarden die gesteld kunnen worden aan woningen, zodat ze in dit geval beter aangepast zijn op oudere bewoners en hulpbehoevende. Om te bepalen welk eisenpakket het best kan worden ingezet binnen de gemeente Bladel, moet eerst meer inzicht in deze eisenpakketten worden verkregen. In paragraaf 3.1 van de literatuurstudie is hier al aandacht aan besteed. In bijlage 24 wordt hier uitgebreider op ingegaan. Naar voren is gekomen dat er drie soorten eisenpakketten bestaan die hier gebruikt kunnen worden. Allereerst het landelijke eisenpakket WoonKeur. Verder bestaan er classificatiesystemen. Hiervan zijn drie soorten besproken, namelijk het sterrensysteem, de gradaties van toegankelijkheid en het pictogrammensysteem. Als derde bestaat de mogelijkheid een eigen eisenpakket samen te stellen. Elk eisenpakket heeft voor- en nadelen. Tabel 4 geeft een overzicht van de mogelijkheden.
Certificering
WoonKeur Certificaat
Herkenbaarheid Goed, landelijk erkend Samenstelling Uitgebreid en volledig pakket aan eisen Flexibiliteit Matig, eisen staan vast Transparantie Goed, duidelijkheid over eisen.
Classificatiesysteem Geen certificering, wel breed gehanteerd Redelijk, systeem breder gehanteerd Selectie uit andere pakketten, overleg met deskundigen Redelijk, eisenpakket in overleg samengesteld Redelijk, in het algemeen duidelijk
Eigen eisenpakket Geen certificering Matig, vaak alleen intern of bij partners bekend Selectie uit andere pakketten, overleg met partners Goed, pakket is in overleg met stakeholders vastgesteld Matig, in het algemeen minder duidelijk welke eisen gehanteerd worden
Tabel 4: Overzicht mogelijkheden eisenpakketten. Eigen bewerking van (Kenniscentrum Wonen-Zorg, 2014_b)
32
5.3.2 Gebruik eisenpakket Om zoveel mogelijk woningen toekomstbestendig te maken, is het verstandig een brede toepassing te kiezen. Een eisenpakket zoals hiervoor besproken kan op verschillende manieren worden ingezet. In de beoogde inzet voor de gemeente wordt onderscheid gemaakt tussen twee doelgroepen, namelijk particulieren en professionals. Met professionals worden bijvoorbeeld projectontwikkelaars en woningcorporaties bedoeld. De twee doelgroepen vereisen een verschillende aanpak.
Particulieren In de koopsector zijn particulieren zelf verantwoordelijk voor het aanpassen van hun woning. Uit het behoefte onderzoek blijkt dat 64 procent van de respondenten enkel in hun woning denkt te kunnen blijven wonen door het doen van aanpassingen. In het eerder besproken project wordt de bewustwording hiervan vergroot en wordt getracht inwoners te motiveren hun woning aan te passen. Een eisenpakket kan helpen deze woningbezitters handvaten te geven en kaders te stellen bij het aanpassen en toekomstbestendig maken van hun woning. De gemeente kan hierbij echter niets opleggen. De manier waarop dit wordt overgebracht is dus erg belangrijk. Aangezien particulieren hier zelf mee aan de slag gaan, is het ook belangrijk dat de eisen goed leesbaar en begrijpelijk zijn. Naarmate zij meer geavanceerde aanpassingen willen uitvoeren neemt de kans toe dat zij hiervoor een professional nodig hebben.
Professionals Voor professionals kan een eisenpakket op verschillende manieren worden ingezet. Ten eerste in nieuwbouwprojecten, meestal door een projectontwikkelaar of woningcorporatie. In een overeenkomst, zoals een anterieure overeenkomst3, kunnen afspraken gemaakt worden over de eisen waaraan nieuwbouwwoningen moeten voldoen. Door bouw- en woningtoezicht kan dit dan getoetst worden. De gemeente is echter niet altijd partij in de onderhandelingen en kan dan enkel de wens uiten dat rekening gehouden wordt met toekomstbestendigheid. De gemeente kan ook invloed uitoefenen op de huursector. Dit kan door prestatieafspraken te maken met woningcorporaties over aanpassing van hun woningvoorraad. Eén derde van de respondenten van het behoefte onderzoek geeft namelijk aan bij een verhuizing een voorkeur te hebben voor een huurwoning. De kans is hierbij groot dat dit een huurwoning van een woningcorporatie betreft, omdat zij in de gemeente Bladel de meeste woningen verhuren (Gemeente Bladel, 2013). Met een label of certificaat als bewijs dat aan bepaalde voorwaarden is voldaan, wordt het voor huurders eenvoudiger een geschikte woning te vinden. Eerder is aangegeven dat particulieren professionals kunnen inschakelen om hun woning aan te passen. Dus ook bijvoorbeeld een architect of aannemer kunnen in dit geval het eisenpakket gebruiken.
5.3.3 Keuze in eisenpakket Er zijn dus twee doelgroepen waarvoor een eisenpakket kan worden ingezet. In eerste instantie is de mogelijkheid uitgewerkt om één eisenpakket te hanteren voor beide doelgroepen. Dit is te lezen in bijlage 25. Hierbij is echter gebleken dat het niet mogelijk is om een tussenvorm te maken, die geschikt is voor beide partijen. Een dergelijk eisenpakket is voor professionals namelijk niet uitgebreid genoeg, en voor particulieren juist te ingewikkeld.
3
overeenkomst tussen gemeente en particuliere eigenaar over grondexploitatie, gesloten vóór de vaststelling van een planologische maatregel. (Brand, Gelder , & Sandick, 2008)
33
Daarom is gekozen voor twee verschillende eisenpakketten. Eén gericht op professionals en één gericht op particulieren. Het eisenpakket voor particulieren is afhankelijk van dat voor professionals. Als particulieren meer geavanceerde aanpassingen willen uitvoeren zullen zij namelijk een professional nodig hebben. Het eisenpakket van particulieren moet daarom passen bij het eisenpakket voor professionals. Er wordt daarom eerst ingegaan op professionals en daarna op particulieren.
Professionals Een eisenpakket voor professionals moet voldoende technische kaders bieden. Dit betekent dat er sprake moet zijn van specifieke eisen. Een classificatiesysteem is te globaal en daarom voor professionals niet werkbaar. Het zou namelijk kunnen leiden tot eigen interpretatie en daardoor tot een woning die niet bruikbaar is voor een zorgbehoevende. WoonKeur is het enige pakket wat uitgebreid en volledig is en geschikt is om in te zetten voor professionals. WoonKeur heeft een handboek voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw, waardoor het in alle beschreven situaties is toe te passen. In het handboek voor nieuwbouw is ook een pluspakket zorg opgenomen. (WoonKeur, z.d.) De gemeente kan per nieuwbouwproject bekijken óf het nodig is dat de woningen voldoen aan WoonKeur, en of het nodig is dat ook wordt voldaan aan het pluspakket zorg. Dit is afhankelijk van de doelgroep. Er kan bijvoorbeeld ook voor gekozen worden om in een project slechts een deel van de woningen aan WoonKeur te laten voldoen. Een ander voordeel van WoonKeur is dat het een landelijk erkend label is met certificering. Woningen die voldoen aan WoonKeur kunnen als zodanig in de markt worden gezet. Er is besproken dat de gemeente in een overeenkomst op kan leggen om aan een eisenpakket te voldoen, in dit geval WoonKeur. De gemeente is echter niet altijd partij in de onderhandelingen. In dit geval kan er onderhandeld worden over de eisen waaraan moet worden voldaan. Wanneer het voor een projectontwikkelaar of woningcorporatie niet mogelijk is om bepaalde eisen door te voeren kan hier mogelijk (deels) van worden afgeweken. Hierbij is het wel belangrijk dat de woning nog steeds geschikt blijft voor de doelgroep. Daarnaast zal het dan ook niet meer mogelijk zijn om een WoonKeur certificaat te verkrijgen.
Particulieren Voor particulieren is WoonKeur niet werkbaar. Een eisenpakket voor particulieren heeft vooral als doel om kaders te stellen en handvaten te geven. Het hoeft dus geen uitgebreid pakket van eisen te zijn. Het is vooral belangrijk om over te brengen waar een toekomstbestendige woning aan moet voldoen en bewustwording te stimuleren. Dit kan door een compact overzicht van de belangrijkste eisen te geven. Hiermee wordt het voor de particulier inzichtelijk wat zou kunnen worden aangepast. Een eisenpakket wat aan deze voorwaarde voldoet is een classificatiesysteem, en specifiek het pictogrammensysteem van de Haaglanden. Hierin wordt op een duidelijke manier aangegeven wat de eisen zijn. In het geval van de Haaglanden wordt het eisenpakket gebruikt om huurwoningen in te delen, maar voor het hier beoogde doel kan het ook goed worden gebruikt. Doordat gewerkt wordt met classificaties en de eisen zich opbouwen blijft het erg overzichtelijk. De vier classificaties maken duidelijk dat ook met kleinere aanpassingen al veel bereikt kan worden. Met de pictogrammen wordt het resultaat goed zichtbaar. Dit wordt aangevuld met een beschrijving.
34
In bijlage 26 is het volledige pictogrammensysteem met eisen te zien zoals deze in de Haaglanden wordt gebruikt. In figuur 7 zijn ter illustratie de eerste twee pictogrammen weergegeven.
Figuur 6: Deel van pictogrammensysteem van de Haaglanden (Haaglanden, 2007)
Omdat het pictogrammensysteem gericht is op het indelen van huurwoningen is een aantal veranderingen noodzakelijk. Daarnaast moeten eisen in dit systeem corresponderen met de eisen zoals geformuleerd in WoonKeur Bestaande Bouw. Als een particulier de woning op een bepaald niveau wil laten aanpassen, kan namelijk ook WoonKeur Bestaande Bouw gebruikt worden. In dat geval zal een professional worden ingezet en is WoonKeur dus bruikbaar. De volgende zaken zijn hierbij van belang: Opbouw in classificaties; De opbouw in classificaties is nu niet gelijk aan WoonKeur Bestaande Bouw. Bij WoonKeur wordt onderscheid gemaakt in rollator- en rolstoelgeschikt. Ondanks dat het eisenpakket voor particulieren aangepast dient te zijn op WoonKeur, lijkt het logisch om de classificatie ‘gelijkvloerse woning’ wel mee te nemen. Hier hoeven niet veel eisen aan verbonden te worden, maar dit geeft wel een extra stap aan tussen geen aanpassingen en een rollatorwoning. Hierdoor wordt de stap voor particulieren kleiner. De classificatie ‘extra ruime rolstoelwoning’ lijkt in die zin er juist buiten te vallen en kan weg worden gelaten. Eisen aangepast op bestaande bouw; Het pictogrammensysteem moet bruikbaar zijn voor de bestaande bouw. De eisen moeten daarop aangepast worden. Bijvoorbeeld bij bestaande bouw bestaat de woning veelal uit twee bouwlagen, waardoor het creëren van alle faciliteiten op de begane grond al een grote verbouwing kan zijn. Bij WoonKeur wordt hier rekening mee gehouden door te stellen dat minimaal woonkamer, toilet en keuken op dezelfde bouwlaag moeten liggen en dat de installatie van een traplift mogelijk moet zijn. Ook is de doelgroep vooral woonachtig in vrijstaande woningen (uitkomst behoefte onderzoek) en kunnen particulieren geen invloed uitoefenen op het woongebouw. Hiermee moet bij het opstellen van de eisen ook rekening mee gehouden worden. Naam van eisenpakket; De naam ‘eisenpakket’ of ‘classificatiesysteem’ spreekt niet tot de verbeelding van particulieren. Daarnaast kan de naam ‘eisenpakket’ mensen het gevoel geven dat hen iets 35
wordt opgelegd, terwijl dit niet het geval is. Door een pakkende naam te bedenken wordt het aantrekkelijker om te bekijken. Een voorbeeld hiervan is ‘woonwijzer’. De bovengenoemde overwegingen kunnen gezien worden als eerste richtlijnen. Over het aanpassen van het eisenpakket moet echter nog zorgvuldig worden nagedacht. Vervolgens kunnen wijzigingen worden doorgevoerd en kan het eisenpekket geschikt worden gemaakt voor particulieren. Met de informatiemarkt kan bekendheid worden gegeven aan het eisenpakket. Ook door de woonadviseurs kan hier aandacht aan worden besteed.
5.3.4 Deelconclusie voorwaarden Uit het behoefte onderzoek is gebleken dat behoefte bestaat aan toekomstbestendige woningen. In dit advies is uitgewerkt hoe de gemeente ervoor kan zorgen dat met behulp van een eisenpakket meer woningen toekomstbestendig worden. Uit een inventarisatie is naar voren gekomen dat WoonKeur, verschillende classificatiesystemen of een eigen eisenpakket hiervoor in aanmerking komen. Ieder eisenpakket heeft voor- en nadelen. Om te bepalen welk eisenpakket het meest geschikt is voor de gemeente Bladel, is beschreven hoe het gebruikt kan worden. In de eerste plaats moeten bij nieuwbouwprojecten voorwaarden gesteld kunnen worden aan professionals, zoals projectontwikkelaars en woningcorporaties. Daarnaast kan een eisenpakket worden ingezet bij prestatieafspraken met woningcorporaties om hun bestaande woningvoorraad aan te passen. Verder kan een eisenpakket gebruikt worden om particulieren bewust te maken van de aanpassingen die nodig zijn, en hen hiervoor kaders te geven. Het blijkt niet mogelijk om één eisenpakket samen te stellen dat geschikt is voor beide partijen. Daarom is ervoor gekozen te werken met twee verschillende eisenpakketten. Voor professionals is dit WoonKeur. WoonKeur is toe te passen op zowel nieuwbouw als bestaande bouw en geeft een volledig pakket aan eisen. Voor particulieren is als basis gekozen voor het pictogrammensysteem van de Haaglanden. Door deze op een aantal punten aan te passen kan dit worden ingezet voor particulieren. In kader 10 wordt het advies aan de gemeente Bladel over dit onderwerp weergegeven.
Advies voor het stellen van voorwaarden aan toekomstbestendige woningen Doelen: - Professionals; Nieuwbouwwoningen toekomstbestendig maken, Woningvoorraad van woningcorporaties toekomstbestendig maken. - Particulieren; Bewustwording vergoten, Kaders aangeven voor het aanpassen van de woning. Eisenpakketten: - WoonKeur voor professionals. - Aangepast pictogrammensysteem voor particulieren. Inzet: - Overeenkomsten opstellen bij nieuwbouw. - Prestatie afspraken maken met woningcorporaties. - Bekendheid geven aan eisenpakket voor particulieren. 36 Kader 10
5.4 Conclusie uitwerking advies In het laatste deel van dit onderzoek zijn twee concrete adviezen voor de gemeente uitgewerkt. Deze adviezen zijn voortgekomen uit het behoefte onderzoek. Op basis van meerdere actiepunten is bepaald hoe deze adviezen vorm hebben gekregen. Het eerste advies heeft betrekking op een project omtrent toekomstbestendig wonen. Hierin zijn drie onderdelen uitgewerkt, namelijk een informatiemarkt, het bieden van begeleiding en de communicatie. Het tweede advies heeft betrekking op het stellen van voorwaarden aan woningen, zodat deze toekomstbestendig worden. Hierin is naar voren gekomen dat dit gedaan kan worden door middel van een eisenpakket. Er zijn twee doelgroepen waarvoor een eisenpakket ingezet kan worden, namelijk voor professionals en voor particulieren. Met deze uitwerking zijn de meeste van de gestelde actiepunten verwerkt in het advies. Met het advies wordt ingespeeld op de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel, zoals voortgekomen uit het behoefte onderzoek. Men wil graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, maar er wordt nog weinig actie ondernomen en men maakt zich nog niet veel zorgen over de toekomst. Het project speelt hier op in. Het doel is om de bewustwording te vergroten en mensen te motiveren hun woning aan te passen. Daarnaast draagt het eisenpakket bij aan de bewustwording onder particulieren en geeft handvaten en kaders om de woning aan te passen. Verder blijkt dat als mensen verhuizen ze in een woning willen wonen die al toekomstbestendig is. Door voorwaarden te stellen aan nieuwbouw en de woningvoorraad van woningcorporaties kan in deze behoefte worden voorzien.
37
Hoofdstuk 6: Conclusie en aanbevelingen Dit onderzoek bestaat uit verschillende delen. Dit hoofdstuk bevat de eindconclusie en aanbevelingen aan de gemeente Bladel.
6.1 Conclusie De conclusie wordt getrokken op basis van de doelstelling die in het begin van dit onderzoek is gedefinieerd. Deze luidt als volgt: ‘Op 15 januari 2015 is bekend wat de Gemeente Bladel kan doen om haar inwoners bewuster na te laten denken over toekomstbestendig wonen en hoe de gemeente bij de uitvoering hiervan kan faciliteren.’ De doelstelling is behaald door het uitwerken van twee adviezen. Het eerste advies heeft betrekking op de uitwerking van een project en het tweede advies op het stellen van voorwaarden aan toekomstbestendige woningen. De adviezen zijn gebaseerd op de uitkomst van een tweetal onderzoeken. Allereerst is een literatuurstudie gehouden. Hierin is naar voren gekomen dat mensen steeds langer thuis moeten én willen blijven wonen. Dit kan bereikt worden door aanpassingen te doen aan de eigen woning en ook technologie kan hierbij ondersteunend zijn. Daarnaast bestaan er andere woonvormen die het mogelijk maken om langer zelfstandig te blijven wonen. Op basis van deze literatuurstudie is er een behoefte onderzoek gehouden in de vorm van interviews en een enquête. Hieruit is een groot aantal resultaten voortgekomen. Wat in het algemeen geconcludeerd kan worden is dat bijna alle respondenten zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen, maar dat men zich nog niet echt zorgen maakt over het kunnen blijven wonen in de huidige woning. Nog minder respondenten zijn al plannen aan het maken voor de toekomst. Het lijkt dus zinvol om als gemeente actie te ondernemen om het belang van toekomstbestendig wonen onder de aandacht te brengen. De resultaten van het behoefte onderzoek zijn omgezet in actiepunten, die verwerkt zijn in twee adviezen. Ook tijdens de uitwerking van deze adviezen zijn de resultaten van het behoefte onderzoek meegenomen. Het advies sluit dus aan op de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel. Het eerste advies is het opzetten van een project waarmee de bewustwording over toekomstbestendig wonen onder 55-plussers vergroot wordt. Daarnaast is het doel van dit project om deze 55-plussers te stimuleren maatregelen te treffen zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Er zijn drie onderdelen van dit project beschreven. Allereerst de communicatie waarmee de bewustwording in gang wordt gezet. Verder is een kaderstelling voor een informatiemarkt opgesteld. Tot slot is de mogelijkheid tot het bieden van begeleiding bij het aanpassen van de woning beschreven. Het tweede advies is dat de gemeente voorwaarden gaat stellen aan woningen zodat deze toekomstbestendig worden. Dit kan ingezet worden voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw, en voor zowel professionals als particulieren. Voor professionals wordt geadviseerd WoonKeur te gebruiken. Dit eisenpakket kan ingezet worden in overeenkomsten voor nieuwbouwwoningen en prestatieafspraken met woningcorporaties. Voor particulieren wordt geadviseerd een eenvoudiger eisenpakket toe te passen. Hiervoor kan het bestaand pictogrammensysteem met een aantal aanpassingen worden ingezet. Het eisenpakket voor particulieren is een aanvulling op het project, omdat het meehelpt de bewustwording te vergroten en kan worden ingezet bij de begeleiding.
38
6.2 Aanbevelingen In dit rapport is een advies geschreven waarmee de gemeente Bladel in kan spelen op de behoefte van haar inwoners. Op basis daarvan worden de volgende aanbevelingen gedaan:
De eerste aanbeveling is dat de gemeente aan de slag gaat met de adviezen die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen. In dit rapport zijn hier uitgebreid handvaten voor gegeven. Het advies is gebaseerd op de uitkomsten van het behoefte onderzoek, waardoor deze inspeelt op de behoefte van de inwoners van de gemeente Bladel.
Binnen dit onderzoek is het niet mogelijk geweest om alle opgestelde actiepunten te verwerken in het advies. Om deze reden wordt de aanbeveling gedaan dat er gekeken wordt naar de mogelijkheid van het uitwerken van de overige actiepunten. Bijvoorbeeld het actiepunt ‘richten op jongere doelgroep voor CPO’. Hierbij kan het behoefte onderzoek weer dienen ter ondersteuning.
In dit project is het behoefte onderzoek gebruikt om het advies vorm te geven. De gemeente heeft aangegeven het behoefte onderzoek ook voor andere doeleinden te willen gebruiken, namelijk bij nieuwe beleidsontwikkeling en het toetsen van concrete projecten aan de behoefte. Bij deze de aanbeveling om dit ook daadwerkelijk op te pakken.
39
Definitielijst Ambient Intelligence
Omringende, niet zichtbare technologie die ingebed is in het dagelijks leven. (Leeuw , 2013)
Babyboom
De geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog. (Doekhie, de Veer, Rademakers, Schellevis, & Francke, 2014)
Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
CPO is een manier van woningbouw waarbij een groep mensen gezamenlijk hun eigen woningen laten bouwen. (Arcon, 2013)
Decentralisatie
Het verplaatsen van taken naar de gemeenten. (Rijksoverheid, z.d._a)
Domotica
Met domotica worden technische woningautomatiseringssystemen bedoeld, veelal geïntegreerd met elkaar, die op afstand zijn te bedienen. Domotica kan worden ingezet in de eigen woning en richt zich op veiligheid, communicatie en het verhogen van comfort en gemak. (Peeters, Wiegers, de Bie, & Friele, 2013)
Dubbele vergrijzing
Van de 65-plussers neemt het deel 80-plussers toe. (Giesbers, Verweij, & de Beer, 2013)
Eenzaamheid
Eenzaamheid is het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties. (Dongen, 2010)
eHealth
Het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, en met name internettechnologie, om gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen of te verbeteren. (Krijgsman & Klein Wolterink, 2014)
Extramuralisatie
Extramuralisering is het streven om buiten de muren van een intramurale instelling gelijkwaardige zorg te bieden, bijvoorbeeld in de eigen woning.
Gemeenschappelijk wonen
Gemeenschappelijk wonen is een woonvorm waarbij ouderen in zelfstandige woningen wonen met minimaal één gemeenschappelijke ruimte. De groep ondersteunt elkaar in het dagelijks leven. (LVGO, 2014)
40
Geschikt wonen
Zelfstandige woningen, waarvan diverse kenmerken maken dat ze geschikt zijn voor ouderen en mensen met een beperking. (Nauta & Maas, 2013)
Intergenerationeel wonen
Bij intergenerationeel wonen, wonen senioren en jongeren samen, zodat ze elkaar kunnen ondersteunen en daardoor hun zelfstandigheid niet verliezen. (Samen Wonen , 2013)
Intramurale zorg
Zorg die binnen de muren van een zorginstelling plaatsvindt.
Mantelzorg
De langdurende zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. (Oudijk, Boer, Woittiez, Timmermans, & Klerk, 2010)
Mantelzorg- en Kangoeroewoning
Bij een mantelzorg- of kangoeroewoning woont de hulpbehoevende in een aparte woning die bij (mantelzorgwoning) of in (kangoeroewoning) de woning van de mantelzorger is gesitueerd. (Kenniscentrum Wonen-Zorg, 2013)
Nultredenwoning
Dit is een goed toegankelijke woning. Keuken, toilet, woonkamer, minimaal een slaapkamer en bad/douche zijn bereikbaar zonder traplopen. (Naafs, 2010)
Opplussen
Het aanpassen van de woning, zodat mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. (Beld & Verkroost, 2012)
Seniorenwoning
Een seniorenwoning is een woning die aangepast is, of kan worden aan de behoefte van senioren. Het is een woning die speciaal bestemd is voor mensen vanaf 55 jaar. (50 plusplein, 2012)
Toekomstbestendig wonen
de woning of woonvorm (bv. seniorenwoning) is geschikt voor de toekomst, zodat men er zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen.
Vergrijzing
Toename van het aantal ouderen op de totale bevolking. (Giesbers, Verweij, & de Beer, 2013)
Zelfredzaamheid
De mate waarin iemand greep wenst te houden op gebeurtenissen en situatie in zijn/haar leven. (Doekhie, de Veer, Rademakers, Schellevis, & Francke, 2014)
41
Zelfstandig wonen
Zelfstandig wonen betreft alle woonvormen buiten een intramurale instelling. Ouderen kunnen zelfstandig in hun eigen huis wonen of samen met anderen, eventueel met (professionele) ondersteuning. (Doekhie, de Veer, Rademakers, Schellevis, & Francke, 2014)
Zorg op afstand
Zorg op afstand is het op afstand verlenen van zorg door gebruik te maken van informatie – en communicatietechnologie (ICT). Bij zorg op afstand benutten zorgaanbieders en cliënten die zich op verschillende plaatsen bevinden, ICT mogelijkheden voor zorgverlening: monitoring, consultatie en behandeling op afstand. (Duijvendijk & Krijgsman, 2013)
42
Afkortingen AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BAT
Bouw Advies Toegankelijkheid
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg
CPO
Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
ICT
Informatie- en communicatietechnologie
KBO
Katholieke Bond van Ouderen
PMD
Project Management Document
VV
Verzorging en Verpleging
Wlz
Wet langdurige zorg
WMO
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Zvw
Zorgverzekeringswet
ZZP
Zorgzwaartepakket
43
Bibliografie 50 plusplein. (2012). Seniorenwoning- of serviceflat. Opgeroepen op september 29, 2014, van 50 plusplein: http://www.50plusplein.nl/Lifestyle/art/9540/seniorenwoning-of-serviceflat Arcon. (2013). Langer zelfstandig wonen - Een onderzoek naar woonzorgconcepten voor ouderen. Arcon. Baarda, D., & De Goede, M. (2007). Basisboek enquêteren - handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van enquetes. Houten: Noordhoff Uitgevers B.V. Baarda, D., & De Goede, M. (2007). Basisboek interviewen - handleiding voor het voorbereiden en afnemen van interviews. Houten: Noordhoff Uitgevers B.V. Baarda, De Goede, & Teunissen. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Houten: Noordhoff Uitgevers B.V. Beld, H. v., & Verkroost, S. (2012). U bent aan zet! Praktijkgids voor het aanpassen van de woningvoorraad via Opplussen Nieuwe Stijl. Utrecht: Aedes Actiz Kenniscentrum WonenZorg en Vilans. Blijie, B., Groenemeijer, L., Gopal, K., & van Hulle, R. (2012). Wonen in ongewone tijden. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Brand, J. v., Gelder , E. v., & Sandick, H. v. (2008). Handreiking grondexploitatiewet. Den Haag: Sdu uitgevers. Doekhie, K., de Veer, A., Rademakers, J., Schellevis, F., & Francke, A. (2014). Ouderen van de toekomst - Verschillen in de wensen en mogelijkheden voor wonen, welzijn en zorg. Utrecht: Nivel. Dongen, I. v. (2010). Eenzaamheid: wetenschap en achtergrond. Tilburg: Brabantse Vereniging van instellingen voor Welzijn Ouderen. Duijvendijk, I. v., & Krijgsman, J. (2013). Een wegwijzer naar informatiebronnen voor zorg op afstand en domotica, in de caresector. Den Haag: Nictiz. Gemeente Bladel. (2012). Woonvisie gemeente Bladel - dáár wil je (blijven) wonen. Bladel: gemeente Bladel. Gemeente Bladel. (2013, april). Huurwoningen. Opgeroepen op december 16, 2014, van Gemeente Bladel: http://www.bladel.nl/wonen-leven/brochuresed_3359/item/huurwoningen_23101.html Giesbers, H., Verweij, A., & de Beer, J. (2013, maart 21). Vergrijzing: wat is de huidige situatie? Opgeroepen op september 16, 2014, van Nationaal Kompas Volksgezondheid: http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/vergrijzing/huidig/
44
GOW Welzijnswerk. (2014, oktober 7). Blijvend Thuis in Eigen Huis. Opgeroepen op december 4, 2014, van GOW Welzijnswerk: http://www.hetgow.nl/activiteiten-locatie.asp?id=253 Haaglanden. (2007). Classificatiesysteem. Opgeroepen op november 27, 2014, van Kenniscentrum Wonen-Zorg: http://www.kcwz.nl/doc/levensloopgeschikt/SVH_folder_%20classificatiesysteem.pdf Kenniscentrum Wonen-Zorg. (2013, september 3). Mantelzorgwoning, een alternatieve woonvorm. Opgeroepen op september 29, 2014, van Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg: http://www.kcwz.nl/dossiers/woonvariaties/mantelzorgwoning__een_alternatieve_woonvo rm Kenniscentrum Wonen-Zorg. (2014_a, augustus 11). Actuele besluitvorming. Opgeroepen op september 15, 2014, van Aedes-Acriz Kenniscentrum Wonen-Zorg: http://kcwz.nl/dossiers/scheidenwonenenzorg/actuele_besluitvorming Kenniscentrum Wonen-Zorg. (2014_b, juli 24). Levensloopgeschikt bouwen: met welk eisenpakket? Opgeroepen op november 27, 2014, van Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg: http://www.kcwz.nl/dossiers/levensloopgeschikt/levensloopgeschikt_bouwen_bouwen_voo r_de_toekomst/levensloopgeschikt_bouwen_met_welk_eisenpakket Krijgsman, J., & Klein Wolterink, G. (2014). Ordening in de wereld van eHealth. Den Haag: Nictiz. Leeuw , J. v. (2013). Functiewijzer Domotica/zorg op afstand voor thuiswonende mensen met dementie. Utrecht: Vilans. Leyden Academy & Medical Delta. (2013). Grijs is niet zwart wit: ambities van 55+. Medical Delta. LVGO. (2014). Wat is een woongemeenschap van ouderen eigenlijk? Opgeroepen op september 24, 2014, van LVGO: http://www.lvgo.nl/wat-een-woongemeenschap-van-ouderen-eigenlijk/ Marsman, G. (2014). Sociale woningvoorraad en doelgroep in Zuidoost-Brabant. Helmond: Gemeente Helmond. Ministerie van VWS. (2014, april). Hervorming langdurige zorg. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Naafs, J. (2010). Met zorg wonen. Bohn Stafleu van Loghum. Nauta, K., & Maas, H. (2013). Wonen met zorg en welzijn in tijden van verandering. provincie NoordBrabant. Ouderen Thuis! (2014). Overheidsplannen 2015. Opgeroepen op september 4, 2014, van Ouderen Thuis!: http://ouderen-thuis.nl/overheidsbeleid/overheidsplannen-2015 Oudijk, D., Boer, A. d., Woittiez, I., Timmermans, J., & Klerk, M. d. (2010). Mantelzorg uit de doeken. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 45
Peeters, J., Wiegers, T., de Bie, J., & Friele, R. (2013). Technologie in de zorg thuis - Nog een wereld te winnen! Utrecht: Nivel. Plaatsengids.nl. (z.d.). Bladel. Opgeroepen op december 19, 2014, van Plaatsengids.nl: http://www.plaatsengids.nl/bladel Provincie Noord-Brabant. (2014). Wonen met zorg en welzijn. Opgeroepen op november 5, 2014, van De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant: http://bevolkingsprognose.brabant.nl/hoofdstuk/wonen-met-zorg-en-welzijn Provincie Utrecht. (2011). Uw Huis, Uw Toekomst. Utrecht: Provincie Utrecht. Rijksoverheid. (2014). Decentralisatie van overheidstaken naar gemeenten. Opgeroepen op september 4, 2014, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/decentralisatie-van-overheidstakennaar-gemeenten Rijksoverheid. (z.d._a). Decentralisatie van overheidstaken naar gemeenten. Opgeroepen op september 12, 2014, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/decentralisatie-van-overheidstakennaar-gemeenten Samen Wonen . (2013, oktober 27). Intergenerationeel wonen. Opgeroepen op september 30, 2014, van Samen wonen in Mechelen: http://www.samenwonenmechelen.be/sensibiliseringscampagne/intergenerationeel-wonendoel Verkroost , S. (2011). Leidraad Opplussen. Arnhem: Provincie Gelderland. WoonKeur. (z.d.). Opgeroepen op November 27, 2014, van WoonKeur: http://www.woonkeurskw.nl/
46