JAARVERSLAG 2014 WRAKINGSKAMER RECHTBANK ROTTERDAM
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding
………………………………………………
3
2.
Wrakingspool
………………………………………
4
3.
Zittingen van de wrakingskamer
4.
………………………
6
Wrakingszaken
………………………………………
7
5.
Verschoning
………………………………………
15
6.
Informatie
………………………………………………
16
7.
Publicatie
………………………………………………
16
2
1.
Inleiding
Voor u ligt het jaarverslag van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam. Dit jaarverslag betreft het jaar 2014. Dit jaarverslag is opgesteld om meer duidelijkheid te verschaffen, met name met betrekking tot de hoeveelheid en het soort wrakingen die aan de wrakingskamer zijn voorgelegd in het betreffende jaar. Dit jaarverslag heeft betrekking op de werkzaamheden van de wrakingskamer op beide locaties van de rechtbank Rotterdam.
3
2.
Wrakingspool
Gedurende het jaar 2014 hebben zich in de samenstelling van de wrakingskamer ten aanzien van de rechters verschillende mutaties voorgedaan: - mr. P.W. van Baal is per 1 januari 2014 teruggetreden als plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer op de locatie Dordrecht; - mr. L.A.C. van Nifterick is per 1 januari 2014 teruggetreden als lid van de wrakingskamer op de locatie Rotterdam; - mr. R.F. de Knoop is per 1 februari 2014 teruggetreden als lid van de wrakingskamer op de locatie Rotterdam; - mr. A.A.J. van Rijen is per 1 februari 2014 teruggetreden als lid van de wrakingskamer op de locatie Rotterdam; - mr. W.J. Roos-van Toor, mr. A.A. Kalk en mr. J.H. de Wildt zijn per 4 februari 2014 benoemd tot lid van de wrakingskamer voor de locatie Rotterdam; - mr. W.P.M. Jurgens is per 4 februari 2014 benoemd tot lid van de wrakingskamer voor de locatie Dordrecht. De wrakingskamer was per 31 december 2014 samengesteld als volgt: Algemeen voorzitter:
mr. A.N. van Zelm van Eldik voorheen afdeling privaatrecht, team haven & handel, thans rechter-plaatsvervanger
Plaatsvervangend voorzitters: locatie Rotterdam
mr. A.J.P. van Essen afdeling publiekrecht, team straf 1,
locatie Dordrecht
mr. R.R. Roukema afdeling privaatrecht, team kanton 2,
Leden: locatie Rotterdam mr. P. Vrolijk
afdeling publiekrecht, team bestuur 3,
mr. W.J.J. Wetzels
afdeling privaatrecht, team kanton 1,
mr. P.H. Veling
voorheen sector kanton, thans rechter-plaatsvervanger
mr. H. van Lokven-van der Meer
voorheen afdeling privaatrecht, team familie 1, thans rechter-plaatsvervanger
mr. O.E.M. Leinarts
afdeling privaatrecht, team jeugd,
mr. M.G.L. de Vette
afdeling publiekrecht, team bestuur 1,
4
mr. W.M.P.M. Weerdesteijn
afdeling publiekrecht, team bestuur 3,
mr. A.P. Hameete
afdeling publiekrecht, team bestuur 2,
mr. M. Fiege
afdeling privaatrecht, team familie 1,
mr. P.C. Santema
afdeling privaatrecht, team haven & handel,
mr. A.A. Kalk
afdeling publiekrecht, team straf 1
mr. W.J. Roos-van Toor
afdeling privaatrecht, team insolventie
mr. J.H. de Wildt
afdeling publiekrecht, team bestuur 1
locatie Dordrecht mr. E.D. Rentema
afdeling privaatrecht, team handel,
mr. A. Eerdhuijzen
afdeling privaatrecht, team handel,
mr. G.A.F.M. Wouters
afdeling publiekrecht, team straf 3,
mr. J.A.J.M. Janssen
afdeling privaatrecht, team straf 3,
mr. P. Joele
afdeling publiekrecht, team straf 3,
mr. H.J.M. van der Kaaij
voorheen afdeling publiekrecht, team straf 2, thans rechter-plaatsvervanger
mr. W.P.M. Jurgens
afdeling privaatrecht, team kanton 2
Secretariaat: Gedurende het jaar 2014 is J.A. Faaij opgetreden als algemeen secretaris van de wrakingskamer op de locatie Rotterdam en zijn mr. A. Versloot, mr. N. Jallal, mr. E.M. Beumer-van der Niet, mr. J.S. Beukema, mr. C.J.C. Korteland en mr. S.A. Commandeur opgetreden als griffiers. Gedurende het jaar 2014 is S.H. Groesbeek opgetreden als algemeen secretaris van de wrakingskamer op de locatie Dordrecht en zijn D.J. Boogert en mr. R.H. Nieuwenhuis opgetreden als griffier. Mr. W. van Moergastel is per 1 april 2014 teruggetreden als griffier van de wrakingskamer.
5
3.
Zittingen van de wrakingskamer
In 2014 vonden de zittingen van de wrakingskamer op de locaties Dordrecht en Rotterdam plaats volgens een tevoren vastgesteld zittingsrooster. Het rooster van zittingen ging voor de locatie Rotterdam in beginsel uit van gemiddeld (bijna) twee zittingen van de wrakingskamer per maand. In 2014 zijn er op die locatie 22 van deze ingeroosterde zittingen gepland. Drie van deze zittingen werden uiteindelijk geannuleerd bij gebreke van te behandelen wrakingsverzoeken. Het rooster van zittingen ging voor de locatie Dordrecht uit van één zitting van de wrakingskamer per maand. In 2014 zijn er op die locatie 12 van deze ingeroosterde zittingen gepland. Zeven van deze zittingen werden uiteindelijk geannuleerd bij gebreke van te behandelen wrakingsverzoeken. Naast deze ingeroosterde zittingen werd door de wrakingskamer vijf maal een extra zitting – dat wil zeggen buiten het zittingsrooster om, maar niet op de dag van de indiening van het wrakingsverzoek – georganiseerd voor de behandeling van verzoeken, die wel enig uitstel konden velen, maar niet tot aan een ingeroosterde zitting. In 2014 heeft de wrakingskamer geen enkele keer een kamer hoeven te formeren voor behandeling van wrakingsverzoeken die geen enkel uitstel kon dulden (een zogenaamde ‘ad hoc’ zitting). Tevens werd de wrakingskamer vier maal verzocht voor een zitting een college “stand by” te hebben om een wrakingsverzoek – met de indiening waarvan werd rekening gehouden – aanstonds te kunnen behandelen. In één van deze vier gevallen kwam het daadwerkelijk tot een zitting. In totaal werden in 2014 25 zittingen gehouden op de locatie Rotterdam en vijf op de locatie Dordrecht. In beginsel zitten de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters om beurten de behandeling van een zitting van de wrakingskamer voor. In een aantal gevallen werd daarvan afgeweken. In voorkomende (nood-)gevallen is het ook mogelijk rechters in te zetten die geen deel uitmaken van de wrakingspool. In 2014 is dit ten aanzien van één zitting van de wrakingskamer noodzakelijk gebleken, waarbij het ging om een extra zitting van de kamer ten behoeve van de behandeling van één wrakingsverzoek.
6
4.
Wrakingszaken
A.
Cijfers
Gedurende het jaar 2014 zijn er 60 wrakingsverzoeken ingediend. Door deze 60 verzoeken werden in totaal 84 rechters gewraakt, omdat 12 van de verzoeken betrekking hadden op alle rechters van een meervoudige kamer van de rechtbank. Ter vergelijking: in het jaar 2013 zijn er 58 wrakingsverzoeken ingediend; in het jaar 2012: 90 verzoeken en in het jaar 2011: 50 verzoeken. Daarbij moet worden opgemerkt dat voormelde aantallen van 2012 en 2011 telkens betreffen de som van de ingediende verzoeken bij de rechtbank Rotterdam en bij de rechtbank Dordrecht. In het jaar 2014 heeft geen enkele rechter naar aanleiding van een gedane wraking berust. In 2014 werden er door de wrakingskamer 55 uitspraken gedaan met betrekking tot een wrakingsverzoek. De discrepantie tussen het aantal ingediende wrakingsverzoeken (60) en het aantal uitspraken (55) laat zich verklaren door de navolgende omstandigheden: - drie uitspraken in 2014 hadden betrekking op wrakingsverzoeken die waren ingediend in 2013; - vijf wrakingsverzoeken werden nog voor de mondelinge behandeling ervan ter zitting van de wrakingskamer ingetrokken; - ten aanzien van drie in 2014 ingediende wrakingsverzoeken was op 31 december 2014 nog niet beslist. De 55 uitspraken in 2014 kunnen als volgt worden onderverdeeld: - één uitspraak, inhoudende onbevoegdverklaring en verwijzing van het wrakingsverzoek naar het gerechtshof te ’s-Gravenhage; - één uitspraak, inhoudende buitenbehandelingstelling van het verzoek vanwege kennelijke niet-ontvankelijkheid; - vijf uitspraken, inhoudende niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek; - 45 uitspraken, inhoudende afwijzing van het verzoek; - drie toewijzingen van het verzoek. Bij twee van de uitspraken, houdende afwijzing van het verzoek, werd(en) verzoeker(s) tevens niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van onderdelen van het verzoek. Bij één van voormelde 45 beslissingen tot afwijzing van het verzoek werd tevens bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van de behandelend rechter niet in behandeling zou worden genomen, omdat de wrakingskamer van oordeel was dat er sprake was van misbruik van het middel van wraking. De aantallen van 2014 in vergelijking met de drie voorafgaande jaren, waarbij de aantallen van 2012 en 2011 zien op de som van de aantallen van de rechtbank Rotterdam en de rechtbank Dordrecht:
7
Uitspraak onbevoegd bb.gesteld niet-ontv. tussen-besch. afgewezen toegewezen totaal
2014 1 1 5 0 45 3 55
2013 0 3 8 0 41 2 54
2012 0 7 15 1 54 6 83
2011 0 3 4 1 31 5 44
De 60 in 2014 ingediende verzoeken waren gericht tegen rechters uit de volgende rechtsgebieden1: Rechtsgebied Kanton Handel, Haven & Handel, Insolventie Familierecht en Jeugdrecht Bestuur Straf totaal
2014 13 6
2013 18 4
10
7
11 20 60
8 21 58
Er werd in 2014 geen verzoek ingediend tegen de rechters van een geformeerde wrakingskamer. De gemiddelde doorlooptijd van de 55 wrakingszaken, die in 2014 zijn geëindigd met een einduitspraak van de wrakingskamer, bedroeg (afgerond) 31 dagen. In 2013 was de gemiddelde doorlooptijd 29 dagen. Er waren in 2014 geen verzoeken tot wraking welke nog op de dag van indiening zijn behandeld en waarop vervolgens ook meteen is beslist.
1
De strafrechtelijke jeugdzaken zijn meegeteld in het rechtsgebied straf; de civielrechtelijke jeugdzaken (zoals ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing) zijn meegeteld in het rechtsgebied Civiel)
8
B.
Inhoud beslissingen
De hierna gehanteerde verwijzingen naar uitspraken aan de hand van de ECLI zijn verkort weergegeven in die zin, dat bij de verwijzing telkens is weggelaten: “ECLI:NL:RBROT:”, omdat dit deel van de aanduiding binnen het kader van dit jaarverslag geen onderscheid maakt. De beslissing, inhoudende onbevoegdverklaring van de wrakingskamer, vindt zijn grond in het volgende:
de gewraakte rechter-commissaris in strafzaken doet onderzoek in een strafzaak, die door het gerechtshof in hoger beroep is verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van twee getuigen (2014:4557).
De beslissing, inhoudende buitenbehandelingstelling van het verzoek vanwege kennelijke niet-ontvankelijkheid, vindt zijn grond in het volgende:
het wrakingsverzoek is ingediend (ruim) na de uitspraak van het door de rechter gewezen eindvonnis (2014:8921).
De vijf beslissingen, inhoudende niet-ontvankelijkverklaring van verzoek(st)er(s) in het verzoek, alsmede de twee beslissingen waarbij verzoek(st)er(s) deels niet-ontvankelijk werd(en) verklaard in het verzoek, vinden hun grond in het volgende:
de zaak is niet, althans niet meer, in behandeling bij de rechter-commissaris in strafzaken, nu hij thans zittingsrechter is en geen werkzaamheden als rechter-commissaris meer zal verrichten (2014:5448); de wraking is niet gedaan onmiddellijk na het bekend worden aan verzoek(st)er van de feiten en omstandigheden waarop de wraking is gegrond (meermalen, waaronder 2014:8763, 2014:8869 en 2014:10793); ten aanzien van de eerst ter zitting van de wrakingskamer naar voren gebrachte wrakingsgrond kan niet worden gezegd dat de wraking is gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden (2014:8764); de rechter heeft in de zaak, met betrekking tot welke het wrakingsverzoek is gedaan, reeds beslist (2014:8872); één van verzoekers was geen procespartij in de zaak waarin de rechter door twee andere procespartijen is gewraakt (2014:8874);
Het criterium aan de hand waarvan de wrakingskamer beoordeelt of sprake is van een grond voor wraking, luidt: Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een subjectieve vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
9
De drie toewijzingen van een verzoek tot wraking werden gegrond op het oordeel dat de vrees voor een vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker objectief gerechtvaardigd was. Dat oordeel werd gegrond op de volgende omstandigheden:
De raadsman heeft voorafgaande aan de zitting van 5 maart 2014 getracht de beschikking te krijgen over het dossier van de zaak, dit is echter niet gelukt. De raadsman heeft vervolgens een aanhoudingsverzoek gedaan. Nadat dit verzoek dreigde te worden afgewezen heeft de raadsman opgemerkt dat dit wellicht een grond voor wraking zou kunnen zijn. Deze opmerking aan de zijde van de raadsman is bij de rechter kennelijk niet goed gevallen. De rechter heeft voorts gezegd “ik ken u niet, wie bent u eigenlijk” en “ik ga een klacht tegen u indienen”, of woorden van gelijke strekking. Dat kan door zijn cliënt zo uitgelegd worden dat de raadsman niet serieus wordt genomen waardoor zijn zaak bij voorbaat minder kansrijk zou kunnen zijn (2014:4962).
Verzoeker werd in het vonnis van een medeverdachte in een nadere bewijsoverweging ten aanzien van het medeplegen van een gijzeling twee keer met zijn naam uitdrukkelijk genoemd, waarbij hij eenmaal wordt aangeduid als medeverdachte en eenmaal zondermeer met zijn naam wordt vermeld. Dat is gebeurd ter nadere motivering van het oordeel dat de medeverdachte medepleger is van de gijzeling waarvoor verzoeker nog moet terechtstaan. Het is niet aannemelijk geworden dat het bij de berechting van de medeverdachte noodzakelijk was voor de vaststelling van de schuld van de medeverdachte de naam van verzoeker op deze wijze in de nadere bewijsoverweging te vermelden (2014:8765).
De feitelijke gang van zaken ter zitting zoals die uit de stukken en de gegeven toelichtingen naar voren komt, rechtvaardigt de geuite vrees voor vooringenomenheid, nu de opmerking ‘ik had gehoopt dat u dit verzoek zou doen’, lijkt te impliceren dat de rechter reeds een oordeel had gevormd omtrent het ter zitting gedane mondelinge verzoek tot ondertoezichtstelling. Dat de rechter haar oordeel daadwerkelijk reeds had gevormd – zonder het standpunt hierover van verzoekster te kennen – wordt bevestigd door de schriftelijke reactie van de rechter (2014:10795).
Geen grond voor wraking werd gevonden in de volgende omstandigheden, verkort weergegeven: Verzoek mist (feitelijke) grondslag of is gebaseerd op onjuiste (feitelijke) grondslag:
uit de vraagstelling van de rechter ter zitting blijkt niet dat het beginsel van hoor en wederhoor niet zou zijn toegepast (2014:631); uit het proces-verbaal van de zitting blijkt niet dat de rechter er blijk van gaf van oordeel te zijn dat er geen sprake was van een vaststellingsovereenkomst; daarover werd ter zitting juist discussie gevoerd (2014:2301); wraking op grond van de bejegening door de rechter op de zitting in vorige beroepen, alsmede de wijze van behandeling en afhandeling van die eerdere beroepen, terwijl verzoeker toen geen aanleiding zag om te wraken en de wrakingskamer niet kan vaststellen dat op eerdere zittingen is gebeurd wat verzoeker daarover stelt (meermalen waaronder 2014:3825); wraking is gegrond op de stelling dat op verzoek van verzoekster door de rechter geen uitstel werd verleend, terwijl juist wel uitstel is verleend en uit de stukken niet blijkt van een verzoek tot uitstel (meermalen waaronder 2014:8734); 10
het verwijt aan de rechter-commissaris dat hij zich teveel laat leiden door de curatoren in de faillissementen en jegens hen ten onvoldoende kritische houding aanneemt, waarbij wordt verwezen naar beschikkingen van de rechter-commissaris waarbij verzoeken ex art. 69 Fw werden afgewezen (2014:8737); het gestelde verband dat door de rechter-commissaris in de faillissementen zou zijn gelegd over luxe goederen die bestuurders in hun bezit zouden hebben en zouden zijn betaald met geld van de schuldeisers, is door de rechter-commissaris betwist en is blijkens het proces-verbaal van de crediteurenvergadering niet gelegd. Dat dit verband wel wordt gelegd door een journalist in een artikel op de website van De Telegraaf maakt dit niet anders (2014:8737); de wrakingsgrond dat de rechter deel uitmaakt van een corrupte rechtbank, bij welke alle rechters niet onafhankelijk zijn, is niet voldoende specifiek gericht tegen de rechter die de zaak van verzoeker behandelt (2014:8871);
Processuele beslissingen van de rechter:
de beslissing van de kantonrechter een comparitie van partijen te gelasten, alsmede de beslissing die comparitie te laten doorgaan nadat verzoeker had verzocht de comparitie te annuleren omdat hij geen gemachtigde meer had (2014:8740); de beslissing van de kantonrechter een zitting te organiseren in het verpleeghuis waar betrokkene verblijft teneinde hem in bijzijn van verzoekster en zijn mentor te horen om zelf een indruk te krijgen van in hoeverre betrokkene bekwaam is om zijn wil te bepalen (2014:658); de beslissing van de rechter inhoudende honorering het verzoek van de IND tot een snelle behandeling van de voorlopige voorziening, terwijl de wederpartij gemotiveerd aangeeft geen snelle behandeling te wensen en verzoekt de behandeling achteruit te stellen (2014:8741); afwijzing door de rechter van het verzoek de zitting te verplaatsen naar een later tijdstip op dezelfde dag (2014:8736); de beslissing tot een (tweede) gedragskundig onderzoek, in de volle breedte van dat begrip, uit te voeren in het Pieter Baan Centrum in Utrecht (2014:630); de bij tussenvonnis gedane vaststelling dat door verzoekster verschillende verklaringen zijn afgelegd, terwijl het uitgebrachte deskundigenrapport vragen die de rechters hebben bij die verklaringen onbeantwoord heeft gelaten (2014:630); afwijzing van het verzoek van de verdediging tot het horen van verbalisanten als getuige (2014:10796); afwijzing van het verzoek van de verdediging tot nader onderzoek en het aanvullend horen van getuigen (meermalen, waaronder 2014:2186; 2014:758); afwijzing van het hernieuwd verzoek van de verdediging tot het horen van tolken, verbalisanten en de teamleider ten aanzien van de wijze van vertalen en selecteren van audio-bestanden (meermalen, waaronder 2014:758); afwijzing van het verzoek tot het horen van getuigen op grond van artikel 288 WvSv (meermalen, waaronder 2014:4961; 2014: 5060); afwijzing van het verzoek tot het horen van een getuige (2014:4625); afwijzing van het verzoek van de verdediging om de door de verdediging aangewezen tapgesprekken door een andere tolk te doen her-vertalen (2014:2519); afwijzing van het verzoek van de verdediging tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker, terwijl verzoeken tot schorsing van de voorlopige hechtenis van medeverdachten worden toegewezen (2014:10796); 11
de beslissing – zo die er is geweest – van de voorzieningenrechter om gedaagde niet toe te staan ter zitting stukken in het geding te brengen (2014:8870); de beslissing van de rechter-commissaris in strafzaken, houdende ongegrondverklaring van het bezwaar van de verdediging tegen de afwijzende beslissing van de officier van justitie op het verzoek van de verdediging bepaalde stukken in afschrift te verstrekken en bepaalde vragen te beantwoorden (2014:10794).
Eerdere / andere beslissingen van de rechter:
na de behandeling van de zaak van verzoeker zijn door de rechter in andere procedures uitspraken gedaan die kennelijk in de ogen van verzoeker niet juist zijn (2014:632); een in de ogen van verzoekster onjuiste beslissing van de rechter in andere procedures die soortgelijk zijn aan de onderhavige bodemprocedure (2014:631); eerdere beslissing van de rechter, die in de ogen van verzoekster niet juist is en waartegen zij hoger beroep heeft ingesteld (meermalen, waaronder 2014:3825); de rechter, die een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen in het kader van echtscheiding moet gaan beoordelen, was ook de rechter die de beschikking gaf waarin die voorlopige voorzieningen werden getroffen (2014:599); overweging van de rechter in beslissing houdende loonbepaling van een deskundige, die volgens verzoeker de schijn opwerpt dat het voor de rechter al vaststaat dat het deskundigenbericht geen onvolkomenheden, onjuistheden en onrechtmatigheden bevat; de beslissing van de rechter in een eerdere procedure, waarbij de medebrenging van verzoeker als getuige is gelast, welke situatie voor verzoeker zeer onaangenaam is geweest (2014:8867); het door de rechter ter zitting verslag doen van haar bevindingen omtrent de grieven van verzoekster ten aanzien van het verloop van de procedure tot aan de zitting, welk verslag in de beleving van verzoekster onvoldoende klaarheid brengt (2014:8868).
Verloop van de zitting:
het door een procespartij niet op het geplande tijdstip ter comparitie verschijnen en de beslissing van de rechter om – na nog enig respijt te hebben gegeven – niet langer op die procespartij te wachten (2014:4559); een stroef en ongemakkelijk verloop van de communicatie bij gelegenheid van de comparitie van partijen; het door de rechter stellen van kritische vragen en het kenbaar maken van een voorlopig oordeel; het beproeven van een minnelijke regeling tussen partijen en het zich daarbij ook rechtstreeks tot verzoekster wenden en niet alleen tot haar gemachtigde; het door de rechter stevig in de rede vallen van de gemachtigde (2014:2184); het door de rechter aan verzoeker en zijn gevolmachtigde niet toestaan de zaak ter comparitie te bepleiten, doch het volstaan met een selectieve vragenronde (2014:8739); het ter zitting door de rechter sturend handelen, waarbij zij de standpunten van partijen heeft geïnventariseerd en daarbij geen voorkeur heeft laten blijken voor het standpunt van één van partijen, waarbij de rechter heeft beoogd de voortgang ter zitting te bewaken en niet om inbreuk te maken op het recht van verzoeker zijn standpunt naar voren te brengen (2014:8764); een opmerking van de rechter – welke opmerking niet is komen vast te staan – naar aanleiding van een vraag van de advocaat aan de wederpartij, waardoor de advocaat en haar cliënt zich als een kind weggezet voelde (2014:2517); 12
de omstandigheid dat de rechter desgevraagd aan de advocaat van verzoekster te kennen geeft dat zij het rapport van de raad voor de kinderbescherming als advies aanmerkt en in haar beoordeling zal betrekken (2014:2516); de mededeling van de rechter ter zitting dat zij graag wil weten hoe X zou reageren als zij hem zou vragen of hij de samenleving met verzoekster nog wil en dat zij graag zou willen zien hoe X zijn wens ten aanzien van het verbreken van het samenlevingscontract op zijn eigen wijze kenbaar zou maken ten overstaan van verzoekster en de rechter (2014:2518); de rechter wijst er op dat zich door de aanwezigheid van Y ter zitting wellicht problemen kunnen voordoen indien zij als getuige zou worden voorgebracht (2014:2301); de begrijpelijke en systematische aanpak door de rechter van de mondelinge behandeling ter zitting diende juist om alle bij de zaak betrokken personen voldoende gelegenheid te bieden zich over het verzoek en het daartegen gevoerde verweer uit te laten. Die aanpak verzekert de naleving van het beginsel van hoor en wederhoor en impliceert dat alle procespartijen ook de minder welgevallige standpunten van de andere procespartijen moeten aanhoren, opdat zij ook daarop kunnen reageren (2014:4558); het in de beleving van verzoekers door de rechter onevenredig veel aandacht besteden aan de stukken van eiser en het van de rechter onvoldoende gelegenheid krijgen hun standpunt naar voren te brengen (2014:8874) het door de rechter onderwerpen van verzoekster – in haar beleving – aan een kruisverhoor en in plaats van verzoekster de tijd te gunnen een vraag te beantwoorden verzoekster in de rede vallen met nieuwe vragen (2014:8868); grieven van verzoekster ten aanzien van de wijze waarop de kinderrechter minderjarigen heeft gehoord bij gelegenheid van het kindgesprek en daarover verslag doet bij gelegenheid van het ouderverhoor (meermalen, 2014:8868 en 2014:8888); het ter zitting door de rechter kort en zakelijk reageren op de door verzoekster naar voren gebrachte bezwaren (2014:3824); het zich ter zitting verbazen door de rechter over een aangevoerde beroepsgrond, het aan de advocaat in overweging geven die beroepsgrond in te trekken en – indien gehandhaafd – aankondigen van publicatie van de uitspraak, waardoor de advocaat zich onheus bejegend voelt (2014:8742);
Overige gronden:
aankondiging een dag voor de zitting per brief dat de rechter ter zitting het karakter van de procesvolmacht aan de orde zal stellen (2014:8736); grieven ten aanzien van de inhoud van het proces-verbaal van de zitting (meermalen, waaronder 2014:4558, 2014:8868 en 2014:8874); het proces-verbaal van zittingen, inclusief de zitting alwaar het wrakingsverzoek is gedaan, is niet beschikbaar op het moment van behandeling van de wraking door de wrakingskamer (2014:758); de omstandigheid dat de rechter in het verleden eenmaal eerder is gewraakt door verzoekster (2014:3824); de omstandigheid dat de rechter in de tijd dat hij nog advocaat was een klacht heeft ingediend tegen de advocaat van verzoeker (2014:8873).
13
C.
Hoger beroep tegen beslissingen van de wrakingskamer
Voor zover bekend is er tegen beslissingen, door de wrakingskamer in 2014 gegeven, geen hoger beroep ingesteld.
14
5.
Verschoning
Aan de meervoudige kamer voor de behandeling van verzoeken tot verschoning werd in 2014 één verzoek voorgelegd, afkomstig van een rechter om zich in een bepaalde zaak te mogen verschonen. Dit verzoek werd ingediend door een rechter ten aanzien van een strafrechtelijke procedure. Dit verzoek werd toegewezen (2014:4964).
15
6.
Informatie
Informatie omtrent de inhoud van dit jaarverslag kan worden ingewonnen bij:
de algemeen secretaris van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam: de heer J.A. Faaij (tevens senior-juridisch medewerker in de afdeling privaatrecht, team familie 1, rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam), kamer F 10 18, telefoon: 010 – 297 20 19.
de algemeen secretaris van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht: mevrouw S.H. Groesbeek (tevens stafjurist, afdeling privaatrecht, team handel, rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht), kamer 3.60, telefoonnummer 078 – 63 91 344.
Het postadres van het secretariaat van de wrakingskamer op de locatie Rotterdam is: Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam. Het postadres van het secretariaat van de wrakingskamer op de locatie Dordrecht is: Postbus 7003, 3300 GC Dordrecht.
7.
Publicatie
Dit jaarverslag wordt ter beschikking gesteld van het Bestuur van de rechtbank Rotterdam en zal – na daartoe verkregen fiat van het Bestuur – worden gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Het jaarverslag is op 24-2-2015 vastgesteld door het gerechtsbestuur van de rechtbank. 16