Jaarverslag 2004
Jaarverslag 2004
Vereniging VU-Windesheim De Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg (Vereniging VU-Windesheim) is het resultaat van een fusie van de Windesheim- en de VU-vereniging. De Vereniging is de koepel boven de Vrije Universiteit, het VU medisch centrum en de Christelijke Hogeschool Windesheim. De bijzondere identiteit van de Vereniging is geworteld in de christelijke traditie. Bijbels geïnspireerde kernwaarden staan centraal, zoals maatschappelijke betrokkenheid, een goed (mede)mens zijn, zorg en respect voor de ander waarbij 'elk talent telt', en zorg voor de kwaliteit van leven, cultuur en natuur. De Vereniging biedt een uniek draagvlak aan de VU, VUmc en Windesheim als instellingen met een bijzondere identiteit. Ook draagt zij bij aan hun maatschappelijke verbinding. De drie organisaties zijn ervan overtuigd dat zij samen beter dan elk afzonderlijk kunnen inspelen op een aantal maatschappelijke tendensen. De belangrijkste rollen van de Vereniging zijn: koepel-rechtspersoon, georganiseerd relatienetwerk en sponsor van 'bijzondere' projecten.
3
Inhoud
5 5 5 5 7 13 111 112 113 114
I
Algemene gegevens naam en vestigingsplaats raad van toezicht per ultimo verslagjaar raad van bestuur en directeuren per ultimo verslagjaar
II
Verslag en verklaring raad van toezicht
III
Verslag raad van bestuur
IV
Jaarrekening Balans per 31 december 2004 Resultatenrekening over 2004 Grondslagen voor de waardering van de balans en resultatenrekening
118 134 135 145 147 148 149 152 154 157 158 164 165 174 175 176
Toelichting bij de balans per 31 december 2004 Kasstroomoverzicht 2004 Toelichting bij de resultatenrekening over 2004 Segmentatie over 2004 V
Overige gegevens Accountantsverklaring Bekostigingsparameters Besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie Besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde
VI
Bijlagen 1 Materiële vaste activa 2 Tarievenoverzicht januari 2003 tot en met december 2004 3 Tabellen 4 Opbouw budget aanvaardbare kosten 2003, 2004 5 Verbonden ondernemingen 6 Hoofden van medische afdelingen en (overige) hoogleraren per 1 januari 2005
181 186 189 190 191 197
7 Overige organisatiegegevens per 31 december 2004 8 Commissies per 31 december 2004 9 Programmagroepen per 31 december 2004 10 Onderzoekinstituten per 31 december 2004 11 Oraties en promoties 12 Basisset Prestatie indicatoren 2004
4
jaarverslag 2004 -
5
I
Algemene gegevens
naam en vestigingsplaats VU medisch centrum De Boelelaan 1117 1081 HV AMSTERDAM uitgaande van: Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg te Amsterdam
raad van toezicht per ultimo verslagjaar prof. drs. P. Bouw mr. drs. L.C. Brinkman drs. J.M. Bleichrodt mw. I.E.E. van der Dussen dr. B. Sangster D.J. Terpstra prof. dr. P.M.E. Volten mr. A.A. Westerlaken mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen mr. F.J. Faber dr. J. Siersma
Amsterdam Leiden Olst Veenendaal Leidschendam Leerdam Groningen Culemborg Hoogeveen Amstelveen Amsterdam
voorzitter vice-voorzitter lid lid lid lid lid lid lid ambtelijk secretaris VUmc ambtelijk secretaris VU
raad van bestuur en directeuren per ultimo verslagjaar drs. E.B. Mulder prof. dr. T.J.F. Savelkoul prof. dr. E.A. van der Veen mr. F.J. Faber
Maarssen Vleuten Castricum Amstelveen
voorzitter lid lid, tevens decaan secretaris
C.J.H. Buren MBA RC drs. K.W. Stegenga drs. E. Baars mw. dr. J.A.A.M. van DiemenSteenvoorde
Amsterdam Utrecht Naarden Houten
directeur financiën directeur facilitair bedrijf directeur personeel en organisatie directeur onderwijs
6
jaarverslag 2004
7
II
Verslag en verklaring raad van toezicht
Sinds 1 januari van het verslagjaar fungeert een gemeenschappelijke raad van toezicht voor het VU medisch centrum, de Vrije Universiteit en de christelijke hogeschool Windesheim. In 2004 kwam deze raad zeven maal bijeen. De raad heeft een concept profiel voor de raad van toezicht en zijn leden aangeboden aan het bestuur van de Vereniging VU-Windesheim en een reglement voor zijn werkwijze vastgesteld. De werkzaamheden van de raad zijn vastgelegd in een jaarschema. In juni legt de raad verantwoording af over het gevoerde toezicht aan het bestuur van de Vereniging. Voor het uitoefenen van zijn toezichthoudende taak op jaarrekening en begroting van de drie instellingen wordt de raad bijgestaan door een uit zijn midden aangewezen financiële commissie. Deze commissie bereidt besluitvorming van de raad op het terrein van financiën voor. De raad van toezicht gaf in het verslagjaar goedkeuring aan de financiële verslaglegging van het VU medisch centrum over 2003. Daarbij maakte de raad kenbaar een streven naar tussentijdse resultatenrekeningen toe te juichen onder de aanmoediging de jaarrekening niet als afzonderlijk project te zien. De raad betuigde steun aan de idee van het inventariseren van risico’s. In lijn met richtlijnen inzake corporate governance is op verzoek van de raad in het over 2003 uitgebrachte jaarverslag voor het eerst de bezoldiging van bestuurders verantwoord. Met name onder invloed van zorgelijke financiële ontwikkelingen en de verre van riante vermogenspositie, vormden financiën voortdurend punt van aandacht in welhaast elke raadsvergadering. Gezondmaking van de financiële positie gold als prioriteit nummer één. Vandaar ook dat de raad de voorgenomen straffe bezuinigingsoperatie onder de kwalificatie ‘Gerichte Groei’ vierkant steunde. In het verlengde van de gedachtewisseling over die operatie, die een zware inspanningsverplichting behelst, hechtte de raad goedkeuring aan de begroting 2005. De raad noemde de confrontatie met de noodzaak om ‘productie’ te beperken door het uitblijven van daarbij passende vergoedingen schrijnend, uitgerekend bij het bestaan van wachtlijsten. Het na terugtreding van de heer Halma uit de raad van bestuur gedane voorstel om de omvang van de raad te bepalen op drie, verkreeg goedkeuring van de raad van toezicht; datzelfde gold ook de aangepaste portefeuilleverdeling. De raad van toezicht sprak met de raad van bestuur voorts over onder andere de volgende onderwerpen:
8
jaarverslag 2004 -
• de herschikking van taken als gevolg van de overgang van het radionuclidencentrum en de BV cyclotron van de VU naar het VUmc; • de plannen om met substantiële aanwending van private middelen, verkregen van enkele vermogende particulieren, bij het VUmc te komen tot de oprichting van het Cancer Center Amsterdam; • de deregulering van huisvestingsmiddelen en de perspectieven die dat opent; • de strategische beleidsontwikkeling op basis van de notitie "VUmc op Koers" met aandacht voor de zwaartepunten; • competentieontwikkeling gebaseerd op dienstbaar leiderschap; • kwaliteitsbeleid in relatie tot het project Sneller Beter waar het VUmc tot één van de acht koploperziekenhuizen werd verkozen. Bij alle agenda’s werd een beknopt overzicht gevoegd van de voornaamste in de vergaderingen van de raad van bestuur besproken onderwerpen. De raad van toezicht hecht eraan op deze plaats waardering te uiten voor de inspanningen van de raad van bestuur en van de medewerkers ten gunste van het VU medisch centrum.
Namens de raad van toezicht,
Prof. drs P. Bouw, voorzitter
9
De raad van toezicht
prof. drs. P. Bouw voorzitter
mr. drs. L.C. Brinkman vice-voorzitter
drs. J.M. Bleichrodt lid
mw. I.E.E. van der Dussen lid
dr. B. Sangster lid
D.J. Terpstra lid
prof. dr. P.M.E. Volten lid
mr. A.A. Westerlaken lid
mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen lid
10
jaarverslag 2004 -
Nevenfuncties leden van de raad van toezicht
Naam:
Beroep:
P. Bouw (63)
Econoom
Nevenfuncties: voorzitter RvC Swiss International Air Lines A.G. voorzitter RvC CSM N.V. lid RvC: NUON N.V. en OCE N.V. voorzitter Bankraad Nederlandse Bank
J.M. Bleichrodt (58)
Econoom
niet van toepassing
L.C. Brinkman (57)
Bestuurder
vice-voorzitter Dagelijks en Algemeen Bestuur VNO/NCW voorzitter Bestuur Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds voorzitter Centraal Fonds Volkshuisvesting lid VROM-raad (adviesraad ministerie VROM) voorzitter Vereniging het Nederlandse rode Kruis voorzitter Prins Bernhard Cultuur Fonds lid Bestuur De Nederlandse Opera lid RvT Staatsbosbeheer lid RvC bij DUPont Nederland N.V. lid RvC bij Philips Morris Holland N.V. lid RvC bij Fries-Groningse Hypotheekbank N.V. lid RvC bij Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. lid RvC bij Amstelland MDC N.V.
` B. Sangster (57)
Arts
voorzitter Bestuur NICTIZ (Nationaal Instituut ICT in de Zorg) senior Vice President Safety and Environmental Assurance Unilever lid Management Board European Food Safety Authority lid Raad voor de Kwaliteitsbevordering van de LOI lid Bestuur Toxicology Forum lid Bestuur Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster penningmeester Industry Council for Development
11
Naam:
Beroep:
D.J. Terpstra (49)
Bestuurder
Nevenfuncties: lid SER db lid SER raad penningmeester STAR bestuur (stichting van de Arbeid) voorzitter RvC SBI lid RvC AXENT lid RvC FMO lid RvA Gak Holding lid Bankraad Nederlandse Bank lid Bestuur Stichting Aidsfonds lid Algemeen Bestuur Christelijke Pers lid Bestuur Christelijk Sociaal Congres STIMO (Stichting Maatschappelijk Ondernemen MKB NL) voorzittersoverleg VKMO lid Curatorium Leerstoel Christelijk Sociaal Denken bestuur Europees Verbond van Vakverenigingen voorzitter initiatiefgroep Europese Sociale Week penningmeester bestuur WVA (Wereld Verbond vd Arbeid) WVA Europese Sectie)
P.M.E. Volten (58)
Hoogleraar
A.A. Westerlaken (49)
Bestuurder
niet van toepassing lid Raad voor Volksgezondheid en Zorg lid RvT NIZW
Mw. I.E.E. vd Dussen (60)
Bestuurder
Mw. A. de Widt-Nieuwenhuizen (56)
Bestuurder
lid Unesco werkgroep Onderwijs Raad van Toezicht ziekenhuis Bethesda Hoogeveen lid Raad van Toezicht Stichting Zorgpalet Hoogeveen lid Bestuur Cooperatieve Servicevereniging Olympusflat U.A.Rotterdam lid landelijke Auditcommissie van de VVD lid bestuur RHZ Drents Archief
12
jaarverslag 2004 -
13
III
Verslag raad van bestuur
Voorwoord Het jaarverslag 2004 past inmiddels in een traditie waarbij met behulp van het INK (Instituut Nederlandse Kwaliteit) – model gestructureerd en transparant verslag wordt gedaan van het werk dat de medewerkers van het VU medisch centrum in het afgelopen jaar hebben verzet. Het succesvolle model van het jaarverslag 2003, dat met betrekking tot de eisen van Corporate Governance positief werd beoordeeld, is ook in dit jaarverslag opnieuw toegepast. Dit jaar wordt ook uitgebreid stil gestaan bij de prestatie-indicatoren van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De wijze waarop vorig jaar het publiek hierover is geïnformeerd heeft een eervolle vermelding van de Consumentenbond opgeleverd. In tijden van ingrijpende wijzigingen in het Nederlandse stelsel van gezondheidszorg heeft het VU medisch centrum (VUmc) in 2004 zijn koers voor de komende jaren nader bepaald. Een veranderende opstelling van de overheid, strakke financiële kaders, nieuwe eisen aan opleiding en onderwijs en inrichting van de organisatie naar de behoeften van de patiënt, vragen van het VUmc duidelijke ambities en durf om deze in een veranderend maatschappelijk speelveld waar te maken. Het voorliggende jaarverslag 2004 geeft aan op welke wijze het VUmc middels vele strategieën en activiteiten heeft getracht deze ambities waar te maken. Veel daarvan is al in eerdere jaren ingezet. Met het formuleren van de ambities geeft het VUmc meer richting aan zijn inspanningen en tracht het op een heldere wijze verantwoording af te leggen voor de behaalde resultaten. U zult de ambities in de verschillende hoofdstukken terug kunnen vinden met een eerste uitleg in hoofdstuk 2 en verdere bespreking – bij wijze van voorbeeld - over de inzet voor een krachtig netwerk in hoofdstuk 2, de invulling van het werkgeverschap in hoofdstuk 3 en onze inzet voor kwaliteit in zorg, onderwijs en onderzoek in hoofdstuk 5. De foto’s in dit jaarverslag zijn allen gemaakt in het in 2004 geopende nieuwe beddenhuis. Deze fotoserie laat het ‘leven in de nieuwbouw’ in al zijn facetten zien. De raad van bestuur is trots op de geleverde prestaties van medewerkers, studenten, leerlingen en vrijwilligers en wil zich samen met hen blijven inzetten voor de gezamenlijke ambities. Met het in hem door de raad van toezicht gestelde vertrouwen is de raad van bestuur vereerd.
14
j a a r ve rs l a g 2 0 0 4 - l e i d e r s c h a p
15
1 Leiderschap
Op basis van een heldere missie & visie en een cultuur van leiderschap wordt de organisatie geleid, de koers bepaald en gewerkt aan het verwezenlijken van de ambities. Dit hoofdstuk beschrijft hoe hieraan invulling is gegeven in 2004.
Missie & visie Een krachtige missie, goed verankerde kernwaarden en een gedeelde visie geven richting aan de identiteit van de organisatie. Mede door het ontstaan van het VU medisch centrum in 2001 en de recente koerswijzigingen zoals kanteling en clustering heeft het VU medisch centrum behoefte aan een duidelijke en onderscheidende identiteit. Deze moet zowel recht doen aan de historie als eigentijds en herkenbaar zijn. Met deze leidende uitgangspunten vroeg de raad van bestuur, de dienst communicatie het project missie & visie op te zetten. De raad van bestuur koos in dit project voor een werkwijze waarin betrokkenheid en inhoudelijke inbreng van de medewerkers centraal stond. Dit omdat zij er van overtuigd is dat het VU medisch centrum gevormd wordt door zijn medewerkers. In 2004 werden medewerkers van het VU medisch centrum dan ook uitgenodigd mee te praten over de (gewenste) identiteit. Op verschillende manieren en via diverse soorten werkvormen hebben in totaal bijna 2.000 VUmc'ers inbreng op een aantal thema's gehad, zoals de christelijke achtergrond van het VU medisch centrum, de kernwaarden van de organisatie en wat het VUmc onderscheidt van andere universitaire centra. Naast deze thema's geeft de missie en visie ook de kerntaken, beleidsvoornemens en ambities weer. In de eerste maanden van 2005 zijn de nieuwe missie, visie en kernwaarden vastgesteld. Afgeleid van de missie koos de raad van bestuur ook voor een ‘pay-off’ of slogan die weergeeft waar het in het VU medisch centrum in de kern om gaat. Voorafgaand aan de bekendmaking van de nieuwe missie en visie maakte de raad van bestuur deze in maart 2005 alvast bekend: VU medisch centrum. Kennis maakt ons beter. Bij dit project ging het om meer dan alleen het formuleren van een nieuwe visie en missie. Heel nadrukkelijk stelt de raad van bestuur dat de missie en visie ook moeten leven. Concreet betekent dit dat medewerkers actief aan de slag gaan om gezamenlijk de nieuwe identiteit van het VU medisch centrum gestalte te geven, om te bereiken dat het imago wat het VU medisch centrum heeft bij zijn verschillende doel- en publieksgroepen overeen komt met de gewenste identiteit. In de loop van 2005 start dan ook een project dat er voor moet zorgen dat de medewerkers die missie, visie en kernwaarden gaan kennen en herkennen.
16
j a a r ve rs l a g 2 0 0 4 - l e i d e r s c h a o
Leiderschap Goed leiderschap is nodig om resultaten neer te zetten. Er wordt veel gevraagd in de aansturing van de organisatie. Leidinggevenden moeten leiding geven volgens de principes van dienend leiderschap. Dienend leiderschap is erop gericht om medewerkers te laten groeien en zelf verantwoordelijkheid te laten nemen. Door dienend leiderschap halen leidinggevenden het beste uit hun medewerkers naar boven. Het helpt medewerkers de juiste balans te vinden tussen hun persoonlijke waarden en ambities en de waarden van de organisatie. Management Development (MD) ondersteunt leidinggevenden in hun ontwikkeling naar dienend leiderschap en resultaatgericht sturen. Leidinggevenden worden door MD in de gelegenheid gesteld om kennis en ervaring op te doen en zich het gewenste gedrag eigen te maken. Het moet helder zijn welke competenties gaan gelden voor het management De raad van bestuur is in 2004 gestart met het benoemen van competenties voor de 2e besturingslaag en jaargesprekken met afdelingshoofden uit de 2e besturingslaag.
MD programma cultuur & leiderschap MD ondersteunt cultuurverandering. Verandering van een cultuur komt alleen tot stand als de individuele leden van een organisatie hun gedrag en overtuigingen daadwerkelijk veranderen. Het cultuur & leiderschapstraject is in 2001 gestart en komt in een nieuwe fase. De uitkomsten dragen mede bij tot de missie en visie van het VUmc. Het heeft geleid tot het vaststellen van waarden op diverse plaatsen in de organisatie. Er is kennis genomen van het concept dienend leiderschap. Het resultaat is dat de cultuur meer open is en er meer aandacht is voor leiderschapsontwikkeling. De volgende fase is dat voor alle leidinggevenden vastgesteld wordt welke competenties nodig zijn voor de functie. Assessment, jaargesprekken en 360º feedback wordt geïntroduceerd. Gestart wordt in de 2e besturingslaag waarna doorgeleiding kan plaatsvinden naar de 3e besturingslaag (het werkplekmanagement). De Amstel Academie biedt vervolgworkshops aan waarin leidinggevenden kunnen kennis maken met en verdieping vinden in het concept dienend leiderschap.
Beleid individuele MD-trajecten Naast het traject cultuur & leiderschap zijn meer op maat programma’s nodig om leidinggevenden te ondersteunen in hun ontwikkeling. In 2004 is het individuele MD beleid gericht op het ondersteunen van leidinggevenden uit de 2e besturingslaag. De uitkomsten van de jaargesprekken hebben geleid tot opleidings- en coachingsvragen die een vervolg hebben gekregen in meer op maat gesneden aanbod van MD activiteiten. In 2005 zal opnieuw budget gereserveerd worden voor individuele wensen.
17
Leiderschap Elmer Mulder, voorzitter raad van bestuur
"Al in 2001 heeft het VU medisch centrum de notitie Kiest Koers uitgebracht. Daarin staan de hoofdlijnen van beleid beschreven. We zijn inmiddels vier jaar verder en we kunnen met gepaste trots zeggen dat we op koers liggen. Op koers in de samenleving: door de volksgezondheid te verbeteren en in stand te houden en door de inbreng van patiënten hierbij te vergroten. Op koers als excellent kenniscentrum: door toonaangevend te zijn in wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en opleiding en topzorg. Op koers in de zorg voor medewerkers en de inrichting van een kwaliteitsorganisatie. De VUmc-organisatie heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Maar we willen nog beter worden en daarom hebben we ambitieus strategisch beleid geformuleerd voor 2005 – 2009 onder de titel VUmc op Koers.
Richtinggevend zijn onze tien ambities. Ze zijn allen gericht op innovatie en verbetering, waarbij we onze kerntaken nauw in het oog houden en natuurlijk ook onze missie en visie als universitair medisch centrum. Ambities die richting geven aan nieuw beleid, doordat ze zijn uitgewerkt in concreet geformuleerde en meetbare doelen, aanpak en gewenste resultaten. Als raad van bestuur volgen we de voortgang nauwlettend. Jaarlijks actualiseren we het beleid en stellen we het waar nodig bij."
Ambities VU medisch centrum 1.
Uitstekende kwaliteitsorganisatie
2.
Vijf zwaartepunten met scherpe focus
3.
Koploper in patiëntenlogistiek
4.
Onderscheidende patiëntencentra
5.
Wervend onderwijscurriculum in top drie van Nederland
6.
Toonaangevend onderzoek
7.
Innovatieve ICT
8.
Krachtige positie in regio en netwerk
9. 10.
Aansprekende werkgever Financieel gezond
18
j a a r ve rs l a g 2 0 0 4 - l e i d e r s c h a p
N i e u ws f l i t s e n Kinderhospice van start
In het kinderhospice verblijven kinderen van nul tot achttien jaar. Het is bedoeld voor ernstig zieke kinderen die vanuit het ziekenhuis (nog) niet naar huis kunnen, of thuis wonen, maar intensieve zorg nodig hebben, bijvoorbeeld in geval van een chronische aandoening of een progressief ziektebeeld. Ook kinderen in de terminale fase kunnen in het Lindenhofje worden opgenomen. Het hospice wil vooral een Burgemeester Cohen verrichtte op
vervangend thuis zijn.
5 juni 2004 de openingshandeling van
Het kinderhospice biedt ruimte aan
kinderhospice het Lindenhofje aan de
twaalf kinderen, tien bedden voor
Lindengracht in Amsterdam.
reguliere opvang, twee voor
Het kinderhospice is gestart door het
crisissituaties.
Leger des Heils, maar tot stand gekomen met steun van de afdeling kindergeneeskunde van het VU medisch centrum. Deze afdeling houdt 24 uur per dag een arts beschikbaar om medische steun te verlenen.
19
Assessment Assessment van hoogleraren zal in de toekomst worden ingezet bij alle leidinggevenden die een positie innemen in de 2e en 3e besturingslagen. Het VUmc onderkend het belang van goed management, juist vanuit hoogleraarsposities. Er is een pakket van wensen en eisen vastgesteld waaraan een hoogleraar zou moeten voldoen om te kunnen spreken van goed management. Gedrag speelt daarin een belangrijke rol: niet alleen de resultaten tellen, ook de manier waarop deze bereikt worden is van belang. Een in te richten assessment voor hoogleraren moet inzicht geven in de mate waarin bepaalde managementkwaliteiten aanwezig zijn en waar mogelijkheden voor verbetering liggen. In 2005 zal gestart worden met de eerste assessments in dit kader.
Vrouwen hogerop In 2003 en 2004 heeft het VUmc deelgenomen aan het Mixed-project dat zich richt op een betere vertegenwoordiging van vrouwen in hogere posities. Dit project wordt gefinancierd uit het Eropees Sociaal Fonds (ESF) en subsidies van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Vanuit het VUmc hebben acht vrouwen een MD-programma gevolgd. Doel van dit deelproject was om de managementvaardigheden van deze vrouwen te versterken, waardoor zij beter in staat zijn in hogere posities terecht te komen. Daarnaast is het VUmc in de gelegenheid gesteld om ervaring op te doen met een dergelijk MD programma met als doel input te verzamelen voor toekomstige MD programma’s voor vrouwen. Het verbeteren van posities van vrouwen in hogere functies is één van de doelstellingen voor de komende jaren. Elementen als intervisie en coaching werden hoog gewaardeerd, het mentorsysteem is onvoldoende tot zijn recht gekomen, maar werd niettemin als zeer waardevol ervaren. Het Mixed-project is succesvol afgerond en de ervaringen vanuit dit project worden dan ook meegenomen in toekomstige MD-programma's. Met alle deelnemende vrouwen zijn vervolgafspraken gemaakt over de loopbaan binnen het VUmc. In 2005 zal blijken of deelname aan dit programma daadwerkelijk heeft bijgedragen tot het vervullen van een (hogere) management functie.
Raad van bestuur Na het uitbrengen van het jaarverslag 2003 hebben zich in de samenstelling van de raad van bestuur geen wijzigingen voorgedaan. In 2004 heeft de raad van bestuur 41 keer vergaderd. Op enkele uitzonderingen na zijn deze vergaderingen door alle leden van de raad van bestuur bijgewoond. Daarnaast voert de raad van bestuur regelmatig overleg met de medezeggenschapsorganen (ondernemingsraad en studentenraad) over advies- en instemmingsplichtige besluiten en eveneens regelmatig met de vertegenwoordiging van de medische staf (stafconvent). Tot de onderwerpen van overleg behoorden onder meer de beleidsvoornemens zoals geformuleerd in het jaarplan en de verantwoording over het gevoerde beleid in de vorm van het jaarverslag alsmede het strategisch meerjarenbeleid, Gerichte Groei, netwerkontwikkeling en het kwaliteitsbeleid. In 2004 is bijzonder veel aandacht besteed aan de uitleg en bespreking van het financieel beleid voor de komende jaren en het strategische traject ‘Gerichte Groei’ (zie hoofdstuk strategie & beleid).
20
jaarverslag 2004 - strategie & beleid
21
2
Strategie & beleid
Meerjarenbeleid In mei 2004 heeft het VUmc een werkdocument voor het meerjarenbeleid 20042009 uitgebracht, genaamd ‘VUmc op Koers’. In deze notitie staan niet alleen de ambities van het VUmc, maar ook de vertaling daarvan in concrete doelstellingen, aanpak en meetbare resultaten. Met dit werkdocument geeft het VUmc richting aan de koers in de komende jaren. Ook zorgt dit document voor een koppeling tussen het meerjarenbeleid en de planning & control- cyclus. Het meerjarenbeleid biedt enerzijds kaders voor de komende jaarplannen op centrumniveau en de managementcontracten op decentraal niveau. Anderzijds zal jaarlijkse evaluatie van de behaalde resultaten leiden tot aanpassing van het meerjarenbeleid. De ambities van het VUmc zijn kort samengevat:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Uitstekende kwaliteitsorganisatie Vijf zwaartepunten met scherpe focus Koploper in patiëntenlogistiek Onderscheidende patiëntencentra Wervend onderwijscurriculum in top drie van Nederland Toonaangevend onderzoek Innovatieve ICT Krachtige positie in regio en netwerk Aansprekende werkgever Financieel gezond
Bij de totstandkoming van het werkdocument heeft de raad van bestuur ervoor gekozen om de interactieve beleidsvorming in het VUmc verder te stimuleren door het opzetten van een internetdiscussie over het meerjarenbeleid. Deze discussie is in februari 2004 gevoerd aan de hand van een notitie. De notitie was een raamwerk, een beleidsvisie-in-wording. Bewust heeft de raad van bestuur deze notitie in een vroeg stadium van beleidsontwikkeling voorgelegd aan leidinggevenden en vertegenwoordigers van adviesorganen. Op deze wijze wil het bestuur zich open stellen voor reacties uit de organisatie en hoopt zo tot een gedragen en gedeeld meerjarenbeleid te komen. De internetdiscussie leverde ruim 750 reacties op, die vervolgens gebruikt zijn bij het aanpassen van de notitie. Op de beleidsconferentie eind maart 2004 heeft de raad van bestuur vervolgens de resultaten van de internetdiscussie gepresenteerd aan afdelings- en diensthoofden en directeuren en een aangepaste notitie aan de conferentiegangers voorgelegd. Op de conferentie bleek grote
22
j a a r ve rs l a g 2 0 0 4 - strategie & beleid
instemming met de gevolgde aanpak én met de inhoudelijke uitkomsten van de discussie. Na de beleidsconferentie heeft de raad van bestuur de notitie meerjarenbeleid nog verder aangescherpt en uiteindelijk in juni 2004 definitief vastgesteld als ‘VUmc op Koers, beleid 2004-2009’. Daarmee werd binnen een meerjaren werkdocument aan de al langer bestaande jaarcyclus toegevoegd. Het werkdocument zal jaarlijks worden bijgesteld. De voortgang van alle inspanningen is zo beter te volgen en ‘af te vinken’.
Gerichte Groei In december 2004 nam de raad van bestuur een voorgenomen besluit over een bezuiniging van 17 miljoen euro. Van de 5000 formatieplaatsen zouden er naar verwachting vanaf 2005 ongeveer 200 moeten verdwijnen. Een groot deel van het banenverlies kan naar verwachting worden opgevangen door natuurlijk verloop en het begeleiden van medewerkers van ‘werk naar werk’. Aanleiding voor deze bezuinigingsoperatie is de financiële positie van het VUmc. Om de centrale doelstellingen van het financieel meerjarenbeleid te realiseren zijn maatregelen nodig. In de notitie Naar een gezonde financiële positie VUmc gaf de raad van bestuur al in maart 2004 zijn visie op de financiën van het VUmc. De raad van bestuur concludeerde dat bezuinigingen noodzakelijk zijn om te komen tot een sluitende exploitatie en opbouw van reserves. Verder wilde de raad van bestuur door middel van bezuinigingen geld vrij maken voor een innovatiefonds. In de beleidsconferentie van 26 maart 2004 werd de voorkeur uitgesproken voor een aanpak van onderop, waarbij voorstellen voor bezuiniging door het tweede besturingsniveau geformuleerd worden en de raad van bestuur uiteindelijk beslist. De raad van bestuur stelde in mei een plan van aanpak vast voor de ombuigingsstrategie, die Gerichte Groei werd gedoopt. De strategie houdt in dat het VUmc gerichte keuzes maakt in het opbouwen én afbouwen van activiteiten. De keuzes zijn onderdeel van het meerjarenbeleid ‘VUmc op Koers’. Voorop staan keuzes die de financiële positie gezonder maken en aansluiten bij inhoudelijke kaders zoals de zwaartepunten. De ingestelde projectgroep Gerichte Groei kreeg de opdracht de raad van bestuur te adviseren over de meest wenselijke keuzes. De projectgroep moest het advies baseren op de ingediende voorstellen van de clusters en de diensten. De projectgroep adviseerde niet alleen de raad van bestuur maar ondersteunde ook clusters en diensten, door te helpen bij het maken van keuzes en hulpmiddelen aan te reiken voor het opstellen van de voorstellen. Naast de projectgroep stelde de raad van bestuur drie centrumbrede werkgroepen voor de aandachtsgebieden patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleiding in. De opdracht aan deze drie werkgroepen was een advies aan de projectgroep te geven, specifiek voor het aandachtsgebied, met behulp van de ingediende voorstellen van de clusters. Aanvankelijke inzet van Gerichte Groei was een structurele bezuiniging van 10 miljoen euro vanaf 2005. De clusters en diensten kregen de opdracht om uiterlijk 30 september 2004 voorstellen in te dienen die optellen tot de gestelde structurele bezuiniging. In oktober bleek dat de bezuinigingsdoelstelling moest worden bijgesteld naar 17 miljoen euro in 2005 oplopend tot 21 miljoen euro in 2006. Met name externe factoren - zoals extra bezuinigingen opgelegd door de minister van VWS en een verhoging van de sociale lasten – veroorzaakten deze bijstelling. De projectgroep Gerichte Groei bracht op 15 november 2004 zijn advies aan de raad van bestuur uit, waarna de raad van bestuur tijdens een
23
Strategie en beleid Ronnie van Diemen, directeur onderwijs Ambitie: wervend curriculum geneeskunde in top drie van Nederland "Om de top drie te halen hebben we een volledig nieuw curriculum ontwikkeld conform de nieuwste inzichten en landelijke ontwikkelingen. Maar dit is niet genoeg, als wij werkelijk naar een toppositie willen, moeten we met z’n allen investeren om die nieuwe koers te varen. Onze strategie is erop gericht om docenten te professionaliseren, carrièrebeleid te ontwikkelen, de organisatie rond onderwijs en opleiding van het VUmc te verbeteren, bijvoorbeeld door kwaliteitsbeleid zo op te stellen dat onderwijs er ook deel van uitmaakt en te investeren in partnerinstellingen. Hierdoor creëren we een klimaat waarbij opleiden en onderwijs op hoog niveau mogelijk wordt.
We zijn de laatste twee jaar in een stroom versnelling geraakt. In de fase daarvoor is als het ware het huis getekend, de bouw en inrichting vinden nu plaats. In deze twee jaren is er inzicht in de uitvoering ontstaan. Op alle niveau’s in de organisatie is er commitment en zijn de rollen bepaald om de ambitie te halen. Zo heeft de raad van bestuur een belangrijke rol om het hele veld te betrekken en de veranderingen in gang te zetten. De clusters moeten willen nadenken hoe zij onderwijs en opleiding als kerntaak integreren. Niet alleen de patiënt moet optimaal verzorgd worden, ook de student en assistent mogen een uniek leerklimaat verwachten. Professionalisering van docenten en opleiders, continue kwaliteitsbewaking van opleiding en onderwijs moeten een normaal iets worden. Ik realiseer me dat de top drie een ambitieus doel is. Het is een lange weg, maar ik heb er alle vertrouwen in dat we het gaan halen."
24
jaarverslag 2004 - strategie & beleid
beleidsconferentie op 2 december zijn standpunt over de bezuinigingsvoorstellen presenteerde aan afdelings- en diensthoofden en directeuren. De raad van bestuur volgde hierbij grotendeels het advies van de projectgroep Gerichte Groei. Om de benodigde 17 miljoen euro te realiseren heeft de raad van bestuur circa 80% van de door de clusters ingediende bezuinigingsvoorstellen overgenomen. Ook werd besloten dat de paramedische diensten een bezuiniging van 40% moeten realiseren. Dit zorgt voor een forse reductie van paramedische activiteiten in het ziekenhuis. Hiermee werd echter nog niet het totale bezuinigingsbedrag gerealiseerd. De ontwikkeling en invoering van een normeringsysteem in 2005 moet leiden tot nog zeker 2,5 miljoen euro extra bezuiniging en vanaf 2006 4,5 miljoen. Vanaf 2006 kan met deze normeringsystematiek de noodzakelijke personele inzet van verschillende functies (verpleegkundig, administratief, medisch en wetenschappelijk) worden bepaald.
Netwerkontwikkeling Netwerkontwikkeling is een belangrijk middel voor het VUmc om inhoud te geven aan de missie: een excellent academisch kenniscentrum en ziekenhuis zijn. Intensieve samenwerking met andere faculteiten, onderzoekinstituten en zorgaanbieders draagt bij aan de kwaliteit van onderzoek, onderwijs & opleiding (O&O) en patiëntenzorg in het VUmc en in de hele regio daaromheen. Programmatische aanpak De raad van bestuur heeft de uitgangspunten en de doelstellingen voor verschillende samenwerkingsinitiatieven met andere instellingen in 2004 samengebracht in een programma netwerkontwikkeling. Kenmerkend voor deze aanpak is het benoemen
25
van doelstellingen, inspanningen en middelen. Prioriteiten zijn bepaald, taken en verantwoordelijkheden belegd. De raad van bestuur stelde een programmagroep netwerkontwikkeling in, die het programma verder zal ontwikkelen, uitwerken en de stand van zaken zal bijhouden. De groep bespreekt externe ontwikkelingen en de strategie. De strategie vertaalt de groep naar de activiteiten binnen het programma. Navolgend worden deze aktiviteiten toegelicht. Intensieve samenwerking Het VUmc is met diverse partners in haar directe omgeving in gesprek om intensieve vormen van samenwerking te bewerkstelligen. Met ziekenhuis Amstelveen werden in 2004 prioriteiten bepaald voor samenwerkingsprojecten in de komende twee jaar. Die projecten betreffen met name ondersteunende functies zoals de apotheek en afspraken rond de acute zorg. Met het Spaarne ziekenhuis vonden oriënterende gesprekken plaats voor het aangaan van een hechte bestuurlijke samenwerking. Dit als basis voor intensieve samenwerking in de patiëntenzorg, onderwijs en opleiding, onderzoek en faciliteiten. De gesprekken krijgen in 2005 een vervolg. Dat geldt ook voor de uitbouw van de samenwerking tussen VUmc en het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) Met GGZ Buitenamstel en Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) wordt gewerkt aan de bouw van zorgvoorzieningen op het terrein van het VUmc. Met de stichting Fontis is in 2004 verdere invulling gegeven aan de transferunit in het VUmc. De samenwerking met huisartsen in de directe regio kreeg in 2004 een sterke impuls. Tijdens de werkconferentie Basiszorg op Orde trokken VUmc en huisartsen uit de regio de banden aan. Netwerken Het VUmc onderhoudt met haar partners een drietal netwerken om belangrijke beleidsontwikkelingen te kunnen afstemmen en samen activiteiten uit te voeren. 1. Kernnetwerk huisartsen: dit netwerk bestaat uit een dertigtal huisartsenpraktijken met wie de universitaire huisartsenpraktijk van het VUmc een kernnetwerk vormt. Doel van het kernnetwerk is een infrastructuur bieden waarbinnen zorginnovatie, (experimenteel) onderwijs en onderzoek plaats kunnen vinden. Participatie in het kernnetwerk van het huisartsennetwerk VUmc biedt de kans om voorop te lopen in de ontwikkeling van de huisartsengeneeskunde en draagt bij aan de uitstraling van de kernpraktijken richting potentiële collega’s. 2. Traumazorgnetwerk noord-west Nederland: dit netwerk is een samenwerking van het VUmc, het AMC, partnerziekenhuizen en overige ketenpartners (vooral ambulancezorg). 2004 stond vooral in het teken van afspraken maken over de inzet van het mobiel medisch team en de ingebruikname van het nieuwe type traumahelikopter. Daarnaast is besloten een regionaal traumaregistratiesysteem op te gaan zetten. 3. OZON-netwerk: binnen OZON (onderwijs & opleiding (O), zorg (Z), onderzoek(O), netwerk noordwest Noord-Holland (N)) werkt het VUmc samen met algemene ziekenhuizen. In een werkconferentie voor OZON is aandacht besteed aan modernisering van opleidingen en onderwijs in de gezondheidszorg en de wijze waarop dit in de regio een verdere invulling kan krijgen. Daarnaast zijn in 2004 de afspraken geactualiseerd over de omvang en spreiding van opleidingsplaatsen voor medisch specialisten in de academische regio van het VUmc. Deze plaatsen staan vermeld in het Regioplan.
26
jaarverslag 2004 - strategie & beleid
Kwaliteitsbeleid Visie op kwaliteit Het VU medisch centrum bouwt aan een integraal kwaliteitsbeleid, om zo zijn ambities als excellent academisch ziekenhuis en kenniscentrum waar te kunnen maken. Dat betekent dat alle werkplekken en besturingsniveaus systematisch en continu werken aan verbeteringen. Kwaliteitsbeleid is dan ook sterk verankerd in de beleidscycli. Het INK- managementmodel wordt gebruikt om richting te geven aan de organisatie. De visie van het VUmc is dat de kwaliteit van de patiëntenzorg het beste gediend is met een patiëntgeoriënteerde benadering. Leidraad voor het inrichten van de zorgprocessen is meer en meer het perspectief van de patiënt, waarbij de focus ligt op het doelgericht, veilig en tijdig aanbieden van de zorg. Programma kwaliteit De raad van bestuur, clusters, afdelingen en werkplekken zijn verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid. Zij integreren kwaliteitsdoelen in het meerjarenbeleid, de managementcontracten en de rapportages. Ter ondersteuning van het kwaliteitsbeleid is in januari 2004 de nieuwe programmagroep kwaliteit van start gegaan. Deze heeft de opdracht de verdere totstandkoming en het onderhouden van integraal kwaliteitsbeleid te bevorderen. De programmagroep heeft in 2004 met name activiteiten in gang gezet rond de interne en externe communicatie over kwaliteitsbeleid. De programmagroep heeft geadviseerd over het gebruik van het INKmanagementmodel en had diverse besprekingen over het gebruik van kwaliteitsystemen en accreditatie, ter voorbereiding van een plan van aanpak continue kwaliteit. De inbedding van het kwaliteitsbeleid in de kaderbrief en de kwartaalrapportages krijgt steeds meer vorm. Op de agenda van de programmagroep stonden ook de uitwerking van de thema’s patiëntveiligheid en patiënttevredenheid, afstemming met de coördinatiegroep patiëntenlogistiek, voorbereiding van deelname aan het door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) geïnitieerde project Sneller Beter en het bevorderen van continue kwaliteitsbevordering in onderzoekinstituten en op afdelingen. Een inhoudelijke toelichting op de activiteiten binnen de hoofdthema’s continue kwaliteit, patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid en tevredenheid patiënt en verwijzer treft u aan in hoofdstuk 5. Communicatie kwaliteit In het VU medisch centrum worden veel kwaliteitsprojecten uitgevoerd. Om kwaliteitsbeleid een extra impuls te geven is gestructureerde communicatie een belangrijk middel. De communicatie over het kwaliteitsbeleid richtte zich in 2004 in het bijzonder op het informeren van medewerkers en publiek over deze kwaliteitsprojecten. Niet alleen kunnen medewerkers en afdelingen op deze manier makkelijker van elkaar leren, óók is het motiverend te zien dat de inspanningen gewaardeerd worden en hun vruchten afwerpen. In 2004 is informatie over de kwaliteitsprojecten in het VUmc verzameld en is een uitgebreide intranetsite kwaliteit opgezet. Ook internet is uitgebreid met een website over kwaliteit in het VUmc. Tevens werd een speciaal kwaliteitskatern uitgebracht om medewerkers en externen, waaronder huisartsen in de regio een beeld te geven van de vele activiteiten.
27
INK-managementmodel In 2004 is een beleidsnotitie opgesteld over het INK-managementmodel in het VUmc. INK heeft meerdere functies in het VUmc. Het INK-model bevordert een eenheid in taal en geschrift en wordt door het VUmc in toenemende mate gebruikt voor het ordenen van beleidsinformatie. Zo is in 2004 voor het eerst een jaarverslag opgesteld conform de INK-indeling. INK wordt niet alleen gebruikt als ordeningsmodel, maar ook als besturingsmodel. Daarom was INK in 2004 een van de onderdelen in het scholingsprogramma voor de leidinggevenden op het derde besturingsniveau. Het VUmc blijft INK gebruiken als een middel om de organisatie te verbeteren, zonder dat dit model een doel op zich gaat worden.
Sneller Beter Het VU medisch centrum heeft zich medio 2004 aangemeld voor deelname aan het programma Sneller Beter. Dat is een landelijk programma voor het verbeteren van de doelmatigheid, de kwaliteit en de innovatie in de ziekenhuiszorg in Nederland. Het Sneller Beterprogramma is opgezet door het ministerie van VWS, samen met de Consumentenbond, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Orde van Medisch Specialisten. Het programma bestaat uit drie onderdelen: •
pijler 1: een benchmarkproject voor ziekenhuizen en de eerstelijn;
•
pijler 2: de ontwikkeling van prestatie-indicatoren voor de gezondheidszorg en
•
pijler 3: kwaliteit, innovatie en doelmatigheid in ziekenhuizen.
In september 2004 is bekend geworden dat het VUmc mag deelnemen aan de eerste ronde van pijler 3. In de periode oktober 2004 tot en met eind 2006 zal het VUmc samen met zeven andere koploperziekenhuizen extra inspanningen leveren om de instroom, doorstroom en uitstroom van patiënten (patiëntenlogistiek) en de patiëntveiligheid aanzienlijk te verbeteren. Het VUmc is het enige Amsterdamse ziekenhuis en het enige universitair medisch centrum dat deelneemt. De andere deelnemende ziekenhuizen zijn: Atrium medisch centrum (Heerlen), Groene Hart Ziekenhuis (Gouda), Jeroen Bosch Ziekenhuis (Den Bosch), Meander Medisch Centrum (Amersfoort), St. Elisabeth Ziekenhuis (Tilburg), TweeSteden ziekenhuis (Tilburg) en het Westfries Gasthuis (Hoorn). De acht ziekenhuizen zijn geselecteerd uit 31 aanmeldingen. Criteria voor deelname waren: •
het ambitieniveau van het ziekenhuis komt overeen met de doelen van Sneller Beter;
•
aantoonbare en succesvolle ervaring met verbetertrajecten;
•
ambitieuze topleiding die actief betrokken is bij opzet, uitvoering en verspreiding van Sneller Beter;
•
breed draagvlak op verschillende niveaus: raad van bestuur, medische staf, cliëntenraad, OR, etc.;
•
interne programmacoördinator uit het hoger management;
•
voldoende menskracht en tijd uit eigen ziekenhuis;
•
invoering van de DBC-systematiek verloopt volgens schema.
Eind 2005 starten opnieuw acht ziekenhuizen; het jaar daarop nog eens acht. Deze 24 ziekenhuizen vormen samen 20% van het totale aantal ziekenhuizen in Nederland. De resultaten in deze ziekenhuizen worden vervolgens normgevend voor alle overige ziekenhuizen. Het VUmc doet mee aan Sneller Beter om verschillende redenen. Eerste reden is dat Sneller Beter aansluit bij de al eerder geformuleerde ambities en doelen in het meerjarenbeleid VUmc 2004-2009.
28
jaarverslag 2004
N i e u ws f l i t s e n Opening nieuwbouw; een week lang feest De officiële opening van het nieuwe beddenhuis ging gepaard met feestelijke activiteiten voor alle VUmc medewerkers. Van 23 tot 27 februari 2004 werden medewerkers getrakteerd op optredens van stand-up comedian Javier Guzman, cabaretiers ‘De Gemeentereiniging’, jazzband the New Cool Collective, meezingers Bas en Ralf Grevelink, auteurs Martin Bril en Max Pam en musicus-dichter Huub van der Lubbe. Daarnaast bood de raad van bestuur de medewerkers van de zorgeenheden in de nieuwe beddenhuizen een bijzondere lunch aan. Zij hadden immers tijdens
Sneller Beter; VUmc geselecteerd
de vier jaren durende bouwperiode de meeste overlast ondervonden.
Het VU medisch centrum neemt vanaf 1 oktober 2004 deel aan Sneller Beter. Dit overheidsprogramma wil in twee jaar de doelmatigheid, de kwaliteit en de
Op donderdag 26 februari was de
vernieuwing in de zorg in Nederland versterken. In totaal doen acht ziekenhuizen
officiële opening voor genodigden.
mee aan dit koplopersprogramma. Het VU medisch centrum werd met nog zeven
Professor P. Bouw, voorzitter van de
andere ziekenhuizen geselecteerd uit 31 aanmeldingen om aan het Sneller Beter
raad van toezicht verrichtte de
programma deel te nemen. Enkele selectiecriteria waarop de deelnemende
openingshandeling.
ziekenhuizen beoordeeld zijn: het ziekenhuis heeft reeds aantoonbare en succesvolle ervaring met het uitvoeren van (multidisciplinaire) verbetertrajecten; er is een breed draagvlak voor deelname op verschillende niveaus; het is voor het ziekenhuis mogelijk om voldoende menskracht in te zetten en de invoering van de DBC (Diagnose Behandeling Combinatie) systematiek verloopt volgens schema. Sneller Beter sluit aan bij de ambities van het VUmc om een kwaliteitsorganisatie te willen zijn met een goede reputatie.
29
Vooral de ambities kwaliteitsorganisatie, goede reputatie en koploper in patiëntenlogistiek zijn ook voor Sneller Beter van toepassing. Tweede reden is dat Sneller Beter inhoudelijk naadloos past bij het in gang gezette kwaliteitsbeleid. Derde reden is dat de thema’s binnen Sneller Beter sterk overeenkomen met de thema’s van het kwaliteitsbeleid. De overeenstemming tussen het kwaliteitsbeleid van het VUmc met de bijbehorende thema’s en projecten en Sneller Beter staat in onderstaand schema weergegeven. Kwaliteitsbeleid VUmc Thema’s Continue kwaliteit
Projecten Thema’s Protocollen,visitaties, accreditaties,medical audit, IGZ-indicatoren,etc.
Patiënten logistiek
Zorg op maat, Kort verblijf, Transferafdeling,Medisch Psychiatrische Unit, Patiëntenmix, Triage SEH Doorbraak CVA, Werken zonder wachtlijsten, Doorbraak diabetes, Basiszorg op orde, Ontslag en nazorg, Bereikbaarheid, Zorgpaden, ect Medicatieveiligheid VUmc breed,Indicatoren per afd. nieuwe werkwijze MIP ect.
Patiënt veiligheid
Patiënt Nulmeting, verbeter tevredenheid projecten op afdeling
Sneller Beter Projecten Leiderschap & organisatie ontwikkeling professionele kwaliteit Patiëntenlogistiek
Patiëntveiligheid
Patiënttevredenheid
Directienetwerk; scholing
OK, werken zonder wachtlijsten Proces-herinrichting
Medicatieveiligheid, Decubitus Post-operatieve Wondinfecties Vrijwillige incidenten melding in alle Sneller Beter-projecten
Laatste reden om deel te nemen aan, is dat Sneller Beter een motor zal zijn voor het grote aantal projecten en activiteiten dat al loopt. Naast deze vier redenen wil het VUmc via Sneller Beter zich extra profileren, kennis verspreiden naar andere ziekenhuizen wat aansluit op de missie van kenniscentrum en leerervaringen opdoen bij het uitvoeren van kwaliteitsprojecten. De doelstellingen van Sneller Beter zijn ambitieus, het VUmc sluit zich daarbij aan. Deze doelstellingen zijn het verminderen van de toegangstijd tot de poliklinieken tot minder dan een week; de doorstroomtijden verminderen met 40-90%; de ligduur met 30% terugbrengen en de productiviteit van de OK doen toenemen met 30%. Verder zal er een blame free reporting systeem ingevoerd worden, het aantal medicatiefouten en postoperatieve wondinfecties met 50% verminderen en het percentage decubitus teruggebracht worden tot 5%. De resultaten moeten zich na de projectperiode binnen en buiten de ziekenhuizen verspreiden. Het VU medisch centrum zal deze doelstellingen nastreven onder begeleiding van het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, het IBMG (instituut Beleid & Management Gezondheidszorg) en de Orde van Medisch Specialisten.
30
jaarverslag 2004 - strategie & beleid
Het VUmc wil een begin maken met het realiseren van de genoemde doelstellingen door te starten met de volgende eerste ronde van projecten: -
Doorbraak Medicatieveiligheid
-
Doorbraak Decubitus
-
Doorbraak Post Operatieve Wondinfecties
-
Doorbraak Werken zonder Wachtlijst
-
Doorbraak De OK oké
-
Doorbraak Vrijwillige Incidenten Melding
-
Procesherinrichting electieve ingrepen
-
Procesherinrichting tumoren
Naast deze eerste ronde van projecten participeert het VUmc in activiteiten over: •
leiderschap & organisatie-ontwikkeling, waaronder het Directienetwerk
•
patiëntenparticipatie: komt in diverse projecten aan de orde
•
professionele kwaliteit: is landelijk nog in voorbereiding
Beleidscommunicatie Eén van de speerpunten van de raad van bestuur voor het beleid in 2004 was verbetering van de beleidscommunicatie. Medewerkers op alle niveaus moeten op de hoogte kunnen zijn van belangrijke beleidsonderwerpen. De raad van bestuur heeft in 2004 twee beleidsconferenties georganiseerd voor clusterbesturen, directeuren, hoofden stafdiensten en een vertegenwoordiging van de ondernemingsraad en het stafconvent. Daarnaast heeft de raad van bestuur tien maal een RvB online uitgebracht. De RvB online is een nieuwsbrief over strategie en beleid van het VUmc, die per email is verzonden aan leidinggevenden. Eind 2004 is een evaluatie van de RvB online gestart, door de gebruikers te vragen naar hun ervaringen. De raad van bestuur zal begin 2005 een besluit nemen over de toekomst van RvB online. Ook de agenda van elke vergadering van de raad van bestuur en de berichtgeving achteraf over de genomen besluiten werden periodiek op intranet gezet. Een belangrijk middel om de organisatie op de hoogte te brengen van beleidsonderwerpen waren de beleidsconferenties met het tweede besturingsniveau. Bij de beleidsconferentie in maart stonden de onderwerpen meerjarenbeleid VUmc 2004-2009 en Gerichte Groei centraal. De aanwezigen tonen commitment voor een forse bezuiniging. Voor de aanpak zijn meerdere manieren bedacht: afdelingen dienen voorstellen in en/of een projectgroep komt met voorstellen. Begin december vond nogmaals een conferentie met het thema Gerichte Groei plaats. Tijdens die conferentie heeft de raad van bestuur zijn standpunt over de bezuinigingen gepresenteerd en konden aanwezigen hierop reageren.
31
Programmagroep informaticabeleid (PIB) In mei 2004 is er een programmagroep informaticabeleid opgericht. De programmagroep heeft als doel het informaticabeleid en daaraan gekoppelde ICT van het VUmc te kunnen sturen en prioriteren. De programmagroep is verantwoordelijk voor het opstellen van het meerjaren ICT beleid en coördineert de uitvoering van dat meerjarenbeleid. Verder stuurt de programmagroep de beschikbare ICT capaciteit binnen de dienst informatica en procesondersteuning (IPO). In de programmagroep zijn alle clusters en diensten vertegenwoordigd. In 2004 zijn een aantal belangrijke besluiten genomen: •
Overgang naar moderne en bedrijfszekere gegevensopslag (NAS: network attached storage);
•
Vervanging van de Exchange-serverconfiguratie (mail, agenda, contactpersonen, etc);
•
Vergroting op termijn van de capaciteit voor decentraal beheer;
•
Uitgangspunten voor prioritering van IPO projecten;
•
Goedkeuring opstart project digitale leeromgeving voor het medisch curriculum;
•
Inrichting van een structuur voor beheerde werkplekken in het hele VUmc;
•
Manieren van doorberekenen vanuit IPO: dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s).
De eerste resultaten zullen in 2005 geboekt worden.
De universitaire huisartsenpraktijk De universitaire huisartsenpraktijk (UHP) opende op 9 februari 2004 haar deuren voor de eerste patiënten. De UHP is uniek in Nederland. Een eigen huisartspraktijk voor een afdeling huisartsgeneeskunde, waarbij de praktijk volledig geïntegreerd is in het universitair medisch centrum, is nog niet eerder vertoond. De missie van de UHP is om een uitstekende academische modelpraktijk te worden, door de academische functies patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek uit te voeren op een transparante en toetsbare manier. Zover is het UHP echter nog niet. Het UPH richt zich nu op het opbouwen van een stevige huisartspraktijk van enige omvang met een sterk netwerk in de regio. Gestart is met een compleet nieuw team bestaande uit vier huisartsen die samen 1,5 fte patiëntenzorg verrichten, twee praktijkassistenten, een assistent-manager en een projectmanager. Na een eerste veelbewogen jaar hebben zich ruim 900 patiënten bij de UHP ingeschreven en heeft zich een stabiele groei van gemiddeld vijftien patiënten per week afgetekend. De UHP is werkplaats voor studenten van de Vrije Universiteit en er loopt een pilot waarbij onder bepaalde voorwaarden medewerkers van het VUmc tijdens kantooruren gebruik kunnen maken van de UHP. De UHP is opgenomen in de lokale huisartsengroep en participeert in de regionale dienstenstructuur. Voor de afdeling huisartsgeneeskunde lijkt de constructie zoals nu gekozen ideaal. Factoren die van doorslaggevend belang zijn geweest voor succes tot nu toe zijn een duidelijke hiërarchie, een sterke sponsor in de vorm van de raad van bestuur, huisartsen in dienstverband, een start vanuit een nulscenario en een klein en slagvaardig projectteam. De UHP is een experimenteel model dat continue geëvalueerd en bijgestuurd moet worden.
32
jaarverslag 2004 - strategie & beleid
Het VUmc Cancer Center Amsterdam Het VUmc Cancer Center Amsterdam (CCA) is een academisch kankerexpertisecentrum dat door bundeling van oncologisch onderzoek, in combinatie met een multidisciplinaire aanpak, topzorg en topbehandeling biedt aan patiënten met kanker. Het CCA is opgericht op 1 januari 2004. Binnen het VU medisch centrum is de zorg voor kankerpatiënten al jaren een belangrijk zwaartepunt. Het aantal kankerpatiënten dat de polikliniek bezoekt ligt met ruim 25% van het totaal aantal patiënten ver boven het gemiddelde voor een academisch medisch centrum. Missie Het VUmc Cancer Center Amsterdam bundelt en versterkt de expertise die al aanwezig is in het VU medisch centrum. Alle 26 disciplines die zich met kanker bezighouden werken daarbij samen, zodat sneller resultaten kunnen worden geboekt. Doel van de gecoördineerde zorg en behandeling van patiënten met kanker is meer mensen te genezen en als dat niet mogelijk blijkt, de kwaliteit van leven te vergroten. Publiek-private financiering Het CCA wil haar ambities verwezenlijken met middelen uit zowel de publieke als private sector. Het VUmc investeert veel in het CCA. Daarnaast krijgt het CCA steun van enkele stichtingen, die deelprojecten mee helpen realiseren met hulp van particuliere donaties en schenkingen. Dankzij deze steun kan het CCA de nieuwe, innovatieve aanpak van kankerbestrijding verder ontwikkelen en is het een stap verder op weg naar een betere, effectievere behandeling en zorg van kankerpatiënten. In 2005 wordt gestart met de bouw van het CCA researchlaboratorium. Vier pijlers De activiteiten van het VUmc CCA zijn ondergebracht in vier pijlers: 1. Behandeling en zorg 2. Onderzoek en ontwikkeling 3. Preventie en vroegdiagnostiek 4. Kennis en educatie
33
Pilot arbocuratieve zorg Op 1 november is het VUmc met KLM Arbo services en ABN AMRO Arbo services de pilot arbocuratieve zorg gestart. Bedrijfsartsen van beide Arbo services kunnen arbeidsongeschikte werknemers direct doorverwijzen naar de polikliniek van het VUmc. De doelstelling van deze pilot is het registreren van het patiëntenaanbod van beide bedrijven gedurende zes maanden. Het VUmc wil inzicht krijgen in het aantal patiënten, het specialisme waarnaar de bedrijfsartsen verwijzen en de zorgvraag van die bedrijfsartsen. Dit inzicht is nodig om de organisatorische, de logistieke en de financiële gevolgen van het opzetten van een arbo poli te kunnen bepalen. Gedurende deze pilot zullen de patiënten geen specifiek op reïntegratie gerichte behandeling krijgen, maar gewoon instromen in de reguliere zorg. Na afloop van de pilot bekijkt het VUmc of het zinvol is een arbo poli in te richten. Het toekomstige project is gericht op het zo snel en efficiënt mogelijk kunnen behandelen van zieke werknemers om het ziekteverzuim terug te dringen en de reïntegratie in het arbeidsproces te bespoedigen. Werkgevers en arbo services hebben hier belang bij en zijn bereid hier een financiële vergoeding tegenover te stellen.
34
jaarverslag 2004 - management van medewerkers
35
3
Management van Medewerkers
De gezondheidszorg is een arbeidsintensieve sector. Op verschillende manieren investeert het VUmc in zijn medewerkers.
Human Resource Management (HRM) algemeen HRM-plan 2004-2009 Vanuit strategisch management is het van belang ook het daaruit afgeleide HRMbeleid voor de langere termijn uit te werken. Doelstelling was dan ook om in 2004 een nieuw meerjarenbeleid op te stellen dat jaarlijks wordt geëvalueerd en aangepast. Het meerjarenbeleid HRM is in concept gereed gekomen en besproken met de raad van bestuur en de OR. Het accent zal de komende jaren komen te liggen op het ontwikkelen van goed leiderschap en goed medewerkerschap. Goed leiderschap is nodig ten tijde van verandering en om te stimuleren dat medewerkers zelfstandig en resultaatgericht kunnen werken. Dat betekent dat de focus de komende jaren ligt op het ontwikkelen van MD programma's voor leidinggevenden, het stimuleren van het werken met competenties en zorgen voor een cultuur waarin leidinggevende en medewerker weten van elkaar wat de verwachtingen zijn over en weer en dat er gezamenlijk wordt gewerkt aan het neerzetten van resultaten. Omdat in het voorjaar 2005 de missie, visie en kernwaarden van het VUmc worden vastgesteld wordt het meerjarenbeleid HRM hierna verder aangepast.
Werving en selectie Merkteam De arbeidsmarkt is sterk veranderd. Daar waar het VUmc in 2002 nog te maken had met (ernstige) tekorten aan (gespecialiseerd) personeel, zijn in 2004 de tekorten grotendeels weggewerkt en is er op veel plekken een vacature stop afgekondigd. Het is minder eenvoudig om aan een sterk merk te bouwen. Budgetten zijn gedecentraliseerd en geconstateerd kan worden dat arbeidsmarktcommunicatie vooral is ingegeven door een korte termijn visie waarbij vooral naar beschikbare budgetten wordt gekeken. Inzetten van arbeidsmarktcommunicatie is kostbaar. Minder vacatures leidt tot minder uitingen in de media en daardoor bestaat de kans dat het merk Vumc zich uit de markt prijst. De zichtbaarheid van organisaties in schriftelijke media is het grootst door vacature-uitingen. Vacatures met een passende uitstraling dragen bij aan het corporate imago van een organisatie. Meer inspanningen zijn nodig om het merk, het imago, weer op te bouwen. In 2004 is het VUmc merkteam opgericht dat zich bezighoudt met het bouwen van een sterk werkgeversmerk. Om ervoor te zorgen dat het VUmc zichtbaar blijft
36
jaarverslag 2004 - management van medewerkers
in de media, is het merkteam in 2004 gestart met het sponsoren van de blauwe steunkleur voor één (verzamel) advertentie per maand in de Volkskrant. Verder heeft het merkteam in 2004 een evaluatie uitgevoerd van de huidige arbeidsmarktcommunicatie, het proces van interne en externe werving en de samenwerking met het arbeidsmarktcommunicatiebureau ACA. Dit heeft inzicht gegeven in de verbeterpunten waar in 2005 aan gewerkt gaat worden. Ook wordt de visie op arbeidsmarktcommunicatie voor de komende jaren in 2005 opgesteld. Introductie nieuwe medewerkers De algemene introductie voor nieuwe medewerkers is in 2004 uitgebreid met een clusterintroductie. Doel van deze uitbreiding was om een meer persoonlijke introductie te verzorgen in kleinere groepen, die meer inzicht geeft in het cluster waar de medewerker gaat werken. In het najaar is de nieuwe opzet geëvalueerd bij de deelnemers en organisatoren. De reacties waren positief. Wel moet op enkele plaatsen de clusterintroductie beter worden afgestemd op de algemene introductie. Verder kregen de clusters te maken met een beperkte instroom van nieuwe medewerkers waardoor de groepen kleiner waren. In 2005 wordt verder gewerkt aan de verbetering van de introductie van nieuwe medewerkers.
Beoordelen en belonen Werken met competenties Het VUmc is de laatste jaren steeds meer resultaatgericht gaan werken. In de meerjarenplannen, de jaarplannen en managementcontracten worden concrete afspraken gemaakt over te behalen resultaten en in de planning & control cyclus wordt de voortgang bewaakt en waar nodig bijgestuurd. Om succesvol te zijn in het behalen van resultaten, is het nodig om ook te sturen op hoe de resultaten behaald moeten worden en wat voor kennis, vaardigheden en gedrag (competenties) medewerkers hiervoor nodig hebben. Het werken met competenties is een hulpmiddel om daarin te sturen. Niet alleen voor leidinggevenden, maar ook voor medewerkers zelf. De visie op het werken met competenties in het VUmc is in 2004 uitgewerkt en vastgesteld door de raad van bestuur. Er is voor gekozen om te starten met VUmc kerncompetenties en kerncompetenties op afdelingsniveau die gekoppeld zijn aan de doelstellingen van het VUmc respectievelijk de afdeling. Voor de invoering van werken met competenties wil het VUmc niet afhankelijk zijn van externe bureaus. Daarom hebben de P&O adviseurs en twee HRM beleidsadviseurs in het najaar een training gekregen in het werken met competenties en de begeleiding van de invoering. Het jaar 2005 staat in het teken van leren werken met competenties in pilots en het verder ontwikkelen van ondersteunende instrumenten voor het werken met competenties. Jaar en beoordelingsgesprekken De bestaande jaar- en beoordelingsdocumenten zijn in 2004 geactualiseerd. Het beoordelingsreglement is herschreven en vervat in een beoordelingsregeling zoals genoemd in de CAO Academische Ziekenhuizen. In deze beoordelingsregeling is de bezwaarprocedure nader uitgewerkt. De informatiefolder over het jaargesprek is herschreven en in een andere vorm gegoten.
37
Management van medewerkers Menno Witter, directeur onderzoekinstituut voor klinische en experimentele neurowetenschappen (ICEN) Ambitie: toponderzoek "Als ICEN willen we op het gebied van hersenonderzoek tot de nationale en international top behoren. Als je deze ambitie wilt verwezenlijken heb je toponderzoekers nodig. Maar minstens zo belangrijk is het team er omheen, medewerkers die het hele scala van ondersteunende taken uitvoeren. Zo’n team kan alleen functioneren als ze gewaardeerd wordt. De glans moet op het hele team afstralen, niet alleen op de toponderzoeker die het gezicht naar buiten is. Wij zoeken toponderzoekers op een beperkt aantal gebieden die aansluiten bij onze accenten en ambities. Een toponderzoeker is het figuurlijke schaap met de vijf poten: hij/zij heeft visie op het vak, voelt de ontwikkelingen in het vakgebied goed aan, kan zijn/haar eigen activiteiten toetsen aan ontwikkelingen in een buurveld zodat er ‘kruisbestuiving’ plaats kan vinden, heeft een goed netwerk, kan goed functioneren in een universitaire structuur en kan opereren in een team. Kortom een toponderzoeker kan de totale verantwoordelijkheid voor onderzoek handen en voeten geven.
Jonge talenten worden gescout en gestimuleerd om bij ons te komen werken. We ondersteunen waar mogelijk en sturen deze veelbelovende mensen in hun ontwikkeling. Bijvoorbeeld door trainingen, cursussen of uitwisselingen aan te bieden, maar ook door ze een deel van hun tijd onderwijs te laten geven of directe patiëntenzorg uit te laten voeren. Projectleiders houden deze onderzoekers in de gaten, wat zijn hun mogelijkheden, wat hebben ze nodig om uit te groeien tot toponderzoeker. Carrièreperspectief is een knelpunt. Door de beperkte middelen is een vaste aanstelling niet altijd mogelijk. De keerzijde is dat onderzoekers met een vaste aanstelling, blijven zitten, ook als ze hun top gehad hebben. Het is dus moeilijk om talenten te behouden, maar we hebben al een pré als ze bij ons zijn opgeleid. Het is toch fantastisch om te kunnen zeggen ‘wij hebben de Nobelprijswinnaar opgeleid’.
38
jaarverslag 2004 - management van medewerkers
De verschillen tussen het jaargesprek en het beoordelingsgesprek zijn inzichtelijk gemaakt en toegevoegd aan de informatie. Doel van de aanpassingen is om leidinggevenden en medewerkers een bruikbaarder instrument te bieden met handvatten voor het jaargesprek en beoordelingsgesprek tussen de leidinggevende en medewerkers. De bepalingen uit de CAO Academische Ziekenhuizen (hoofdstuk 3) hebben als uitgangspunt gediend bij het vormgeven van de documenten. Het beoordelingsreglement ligt thans voor ter instemming bij de ondernemingsraad. FUWAVAZ De invoering van Fuwavaz, het nieuwe functiewaarderingssysteem voor de acht academische ziekenhuizen en universitair medische centra, is eind 2004 grotendeels voltooid. Dit betekent dat de meeste medewerkers inmiddels geïnformeerd zijn over de waardering van hun hun functie aan de hand van Fuwavaz. Binnen het VUmc vormen de bestaande functiebeschrijvingen het uitgangspunt voor de technische omzetting. In voorkomende gevallen worden echter normfuncties van toepassing verklaard, bijvoorbeeld wanneer een beschrijving ontbreekt of sterk verouderd is. Van de medewerkers, vallend onder de functiefamilie Verpleging & Verzorging, die in 2003 in kennis waren gesteld van de waardering van hun functie heeft ongeveer 20% bezwaar tegen de waardering aangetekend. Na samenvoeging resulteerde dit in 19 zaken. Deze bezwaren zijn in de eerste helft van 2004 door de Bezwarencommissie behandeld. In alle gevallen heeft de raad van bestuur conform het advies van de commissie een besluit genomen. In 13 zaken werd het bezwaar ongegrond verklaard; in 3 gevallen werd het bezwaar tegen de waardering erkend, wat tot een hogere waardering heeft geleid, en in 3 andere zaken is besloten eerst een nieuwe beschrijving op te stellen. De komst van Fuwavaz heeft binnen deze beroepsgroep tot een forse reductie van het aantal functies geleid. Zo valt nu meer dan 90% van de verpleegkundigen onder één van een zeven nieuwe organieke functietyperingen. Het is een duidelijke wens van de raad van bestuur om ook voor de overige functiefamilies te komen tot verdergaande functiereductie. Fuwavaz heeft met name door het instellen van tussenschalen binnen de functiefamilie Verpleging & Verzorging geleid tot extra personele kosten.
Kinderopvang Kinderopvang is een belangrijke secundaire arbeidsvoorwaarde in het VUmc gegeven de wachtlijst die een omvang kent van ruim 400 aanvragers. Voor 2004 werd het budget voor kinderopvang door de raad van bestuur met 8% verhoogd. Helaas bleef een financiële wachtlijst bestaan. Er stroomden in dat jaar ongeveer 300 kinderen in terwijl het aantal wachtenden op de financiële wachtlijst eind 2004 nog ruim 400 medewerkers bedroeg. In verband met de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 zijn twee voorlichtingsbijeenkomsten over dit onderwerp voor alle medewerkers verzorgd. Tijdens deze bijeenkomsten is uitleg gegeven over de nieuwe wet en de wijze waarop er in het VUmc uitvoering aan wordt gegeven. De nieuwe Wet houdt een ander systeem in wat betreft de bijdrage in de kosten van de kinderopvang en wat betreft kwaliteitseisen. Voor wat betreft de kosten wordt als uitgangspunt genomen dat de ouders 1/3 bijdragen, de werkgevers 1/3 (per werkgever 1/6) en de overheid 1/3.
39
Opleiden en ontwikkelen Nieuwe beroepen Het rapport taakherschikking in VUmc is in 2004 besproken met de raad van bestuur en aangepast aan de landelijke inzichten (NFU-standpunt). De aanbevelingen van het rapport zullen in 2005 uitvoering krijgen. Daarin zullen de overeenkomsten en verschillen in de reeds bestaande landelijke functieprofielen van verpleegkundig specialist en nurse practitioner worden onderzocht op consequenties voor VUmc. Voor de physician assistants (PA) wordt nauwgezet de landelijke trend gevolgd en de behoefte in VUmc en in de regio gepeild. In overleg met hogeschool INHOLLAND wordt de opleiding tot PA vormgegeven. Focus op opleiden Het VUmc heeft in 2004 met de gelden van het Schaarsteoffensief en de extra middelen vanuit het ministerie van VWS (1,3 mln.) 93 extra leerlingen in de basis opleiding (duaal + stage) opgeleid. Vanaf 2005 worden deze middelen afgebouwd. De financiële situatie rond de SoFoKles (Sociaal Fonds voor de Kennissector) gelden zijn in 2004 voor de interne organisatie inzichtelijk gemaakt en het besluit is genomen om – gelet op de noodzaak tot blijven opleiden - de nog beschikbare gelden voor dit doeleinde te blijven gebruiken. Mede door het wegvallen van de SoFoKles subsidies is eind 2004 gekozen om ESF subsidies (Europees Sociaal Fonds) te gaan aanvragen. Bij de Amstel Academie werd direct gestart met de voorbereiding van een aanvraag hiervoor. Inventarisatie van overige opleidingen voor ESF-subsidiering begon in 2005. Een projectorganisatie is hiervoor opgericht. Er is een symposium georganiseerd rond ‘focus op opleiden’ waar het VUmc de resultaten van het project studentenvolgsysteem heeft gepresenteerd. In 2005 staat weer een symposium op het programma met het thema competentiegericht opleiden in de zorg. Wederom zal het VUmc het symposium mee voorbereiden.
40
jaarverslag 2004 - management van medewerkers
Gezondheidsbeleid en arbeidomstandigheden (ARBO) De raad van bestuur heeft met de goedkeuring van de richtlijn ‘Gezondheid in het VU medisch centrum’ de basis gelegd voor gezondheidsbeleid. Een heldere verdeling van verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden tijdens het reïntegratieproces is daarbij als uitgangspunt gehanteerd. In 2004 is veel aandacht besteed aan de communicatie over het gezondheidsbeleid richting leidinggevenden en medewerkers. Beleidsverklaring arbeidomstandigheden Het VUmc hecht aan een goed arbeidsomstandigheden beleid, zoals blijkt uit de beleidsverklaring van de raad van bestuur uit november 2004. "Arbeidsomstandighedenbeleid is een integraal onderdeel van het algemene beleid van het VU medisch centrum. In afstemming met het algemene beleid op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg wordt gestreefd naar optimale arbeidsomstandigheden." De beleidsverklaring zal handen en voeten krijgen met de invoering van een arbomanagementsysteem waarmee de prestaties betreffende het arbeidsomstandighedenbeleid jaarlijks in kaart gebracht gaan worden en een auditsysteem om de doeltreffendheid van het beleid te toetsen. De raad van bestuur heeft met de goedkeuring van de richtlijn ‘Gezondheid in het VU medisch centrum’ hiervoor de basis gelegd. Een heldere verdeling van verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden tijdens het reïntegratieproces is essentieel. In 2004 is veel aandacht besteed aan de communicatie in de richting van leidinggevenden en medewerkers.
41
Arboplusconvenant In januari 2004 is door de raad van bestuur in NFU-verband (Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra) het Arboplusconvenant getekend. In het plan van aanpak van dit convenant zijn de volgende doelstelling opgenomen: •
Reductie ziekteverzuimpercentage met minimaal 20% t.o.v. 2001;
•
Reductie van de risicopopulatie betreffende fysieke belasting (incl. RSI) en psychische belasting, door voortgang van de uitvoering van de preventieprogramma’s ontwikkeld in het arboconvenant. Uiterlijk 31 december 2006 heeft 8% van de hoog en middelhoog risicogroep minimaal 1x deelgenomen aan een preventieprogramma;
•
Zorgdragen dat uiterlijk 31 december 2006 0,5 % van het aantal formatieplaatsen voldoet aan de criteria die gelden voor werkplekken beschikbaar voor reïntegratie.
Het afgelopen jaar (2004) is binnen het VUmc vanuit de dienst P&O een projectteam opgesteld om deze doelstellingen te vertalen en uit te werken. Eén van de uitgangspunten hierbij is dat de uitvoering van het arboplusconvenant nauw moet aansluiten bij de al opgestarte en geplande, activiteiten en handelswijze met betrekking tot het ARBO beleid en het gezondheidsbeleid in het VUmc.
Bedrijfsmaatschappelijk werk In het verslagjaar hebben ongeveer 340 hulpvragers de weg naar het bedrijfsmaatschappelijk werk gevonden. Met een gemiddelde van 5 gesprekken per hulpvrager, zijn in dit jaar ongeveer 1700 hulpverleningsgesprekken gevoerd. De belangrijkste hulpvragen hebben betrekking op stress, werkdruk en psychische klachten, maar ook valt de vraag op naar bemiddeling bij samenwerkingsproblemen en communicatie. De verwijzingen kwamen van de bedrijfsartsen – ter bekorting van het ziekteverzuim – of van leidinggevenden ter voorkoming van verzuim. Daarmee is de individuele hulpverlening de kerntaak van het bedrijfsmaatschappelijk werk gebleven. Naast de individuele hulpverlening zijn een aantal interventies in afdelingen verricht. Zo is er een minicursus ‘feedback geven’ voor een administratieve afdeling op maat gemaakt en een langer durende cursus ‘communicatie en samenwerking’ voor een paramedische afdeling ontworpen en uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan is samenwerking met de Amstel Academie gestart en geïntensiveerd. Verder heeft het bedrijfsmaatschappelijk werk op verschillende zorgeenheden bijeenkomsten begeleid als opvang na schokkende of traumatische gebeurtenissen. Een project ‘collegiale opvang na schokkende gebeurtenissen’ is in voorbereiding genomen. Een van de bedrijfsmaatschappelijk werkers zal het project gaan leiden. In een aantal projecten heeft het bedrijfsmaatschappelijk werk actief deelgenomen: zoals de pilot psychische belasting (uitvoering van het eerste Arboconvenant) op een zorgeenheid in cluster III en een pilot in een poliklinische eenheid in cluster II. Beide zijn dit jaar afgerond. In het najaar zijn de voorbereiding van projecten in het kader van het Arboplusconvenant ter hand genomen. Het bedrijfsmaatschappelijk werk zal een aantal deelprojecten gaan leiden.
42
jaarverslag 2004 -management van medewerkers
Met betrekking tot de voorbereidingen van de operatie Gerichte Groei heeft het bedrijfsmaatschappelijk werk opvang aangeboden in de vorm van telefonische spreekuren en lunchbijeenkomsten en heeft het een aandeel gehad in de training gespreksvaardigheden voor leidinggevenden, georganiseerd door het Amstel Academie. In het verslagjaar is de registratie gerealiseerd in het register van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers.
Overige ontwikkelingen PeopleSoft fase 2 Met de implementatie van de eerste fase PeopleSoft, het personeelsinformatiesysteem dat de basis heeft gelegd voor een goed functionerende personeels- en salarisadministratie, is in 2004 alle aandacht uitgegaan naar deskundigheidsbevordering van de gebruikersgroepen. Het systeem biedt veel meer mogelijkheden dan ZIS het oude informatiesysteem. Het systeem is gebruikervriendelijker en geeft allerlei mogelijkheden tot het verkrijgen van rapportages waarmee op termijn meer gestuurd kan worden. Deskundigheidsbevordering van gebruikers heeft vooral in 2004 aandacht gekregen. Het voorkomen van foutieve invoer en het herstellen van fouten heeft veel van de centrale en decentrale P&O functionaliteit gevraagd. Het plan van aanpak voor fase 2 waarin ook de andere mogelijkheden van Peoplesoft kunnen worden gebruikt, wordt in 2005 voorbereid.
Europees Sociaal Fonds (ESF) In oktober 2004 is een stuurgroep ESF gestart met als doel onderzoek te doen naar de mogelijkheden om gebruik te maken van ESF subsidies. Onderzocht is of opleidingen die plaatsvinden bij zowel de Amstel Academie als ook elders in de organisatie alsmede activiteiten in het kader van het Aboplusconvenant voor subsidie in aanmerking komen. Een projectorganisatie zal in 2005 concrete subsidieaanvragen voorbereiden.
43
N i e u ws f l i t s
Tussendoortje verkort opname duur
Drie nieuwe bestralingsbunkers in gebruik "De bestralingscapaciteit in Nederland helpen uitbreiden", zo motiveert de afdeling radiotherapie de plaatsing van drie nieuwe bestralingsbunkers binnen het VU medisch centrum. Vanaf de polikliniek is richting A10 ondergronds fors gebouwd. Het resultaat mag er zijn. Naast een stijlvolle wachtruimte zijn er twee lineaire versnellers voor stereotactische bestraling bijgekomen. Met de twee lineaire versnellers is het ondermeer mogelijk ademhalingsgekoppelde bestraling uit te voeren.
Een investering van ongeveer 34 euro per slecht gevoede patiënt verkort de gemiddelde opnameduur bij deze groep met één dag. Dit blijkt uit onderzoek van de dienst diëtetiek en voedingswetenschappen van het VUmc. Zij ontwikkelde de Short Nutritional Assessment Questionnaire ( SNAQ©), een screeningslijst bestaande uit drie vragen. De SNAQ© blijkt goed toepasbaar om slecht gevoede patiënten in een vroeg stadium te herkennen. Op macroniveau kan implementatie van de SNAQ©screening en –behandeling leiden tot kostenbesparing door verkorting van de opnameduur van slecht gevoede patiënten. Als uit de screening blijkt dat de patiënt slecht gevoed is krijgt
Daarvoor werd in 2003 al een uiterst
deze twee keer per dag een tussen-
moderne CT-scanner geplaatst. Deze
doortje naar keuze uit het assorti-
vierdimensionale CT-scanner is de
ment van de speciaal ontworpen
enige in Europa. Hij helpt om bewegen-
SNAQ©-kar en is er extra aandacht
de tumoren, zoals slokdarm-, long-,
voor de hoofdmaaltijden. Zo nodig
maag,- lever-, pancreas of niertumoren,
wordt de diëtist ingeschakeld.
ondanks ademhaling van de patiënt, met zeer grote precisie te bestralen.
44
jaarverslag 2004 - middelen
4
Middelen
Financieel beleid Doel van het financiële beleid voor 2004 is een sluitende begroting en exploitatie geweest. Uitbreidingen in de patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek (met uitzondering van door derden gefinancierd onderzoek) kunnen pas plaatsvinden als er extern geld beschikbaar komt. Daarnaast moest de efficiencykorting 2003/2004 volledig gerealiseerd worden. De resultaatontwikkeling is allereerst beïnvloed door een stijgende productie in de reguliere zorg waar onvoldoende vergoeding door verzekeraars tegenover staat. De reguliere overproductie bedroeg in 2004 ca. € 1,7 miljoen. De bijzondere productie lag ca. € 0,8 miljoen boven de afspraak en is wel vergoed door verzekeraars. Ten gevolge van de nieuwe CAO medisch specialisten en de gestegen pensioen lasten zijn de personeelslasten met ca. € 7,6 miljoen sterker gestegen dan begroot. De invulling van de efficiencykortingen is grotendeels gelukt. De kortingen worden in 2005 geheel ingevuld. De beoogde versterking van de reservepositie is niet gerealiseerd. In de meerjarenbegroting wordt hiervoor jaarlijks € 2,5 miljoen gereserveerd en het streven is een eigen vermogen op te bouwen van 8% van het budget patiëntenzorg plus de rijksbijdrage.
Afspraken met verzekeraars Met verzekeraars zijn de volgende productieafspraken voor 2004 overeengekomen, hetgeen betekende: •
stabilisatie reguliere productie t.o.v. afspraak 2003, lichte groei t.o.v. realisatie 2003
•
uitbreidingen in bijzondere productie ten opzichte van afspraak 2003 met name voor:
•
beenmergtransplantaties
•
dialyse
•
cochleaire implantaten
•
revalidatiedagbehandelingen
•
open hart operaties
•
tele/ brachytherapie
•
projectfinanciering via lokale toeslag voor de volgende onderwerpen:
•
transferbureau
•
zorgpaden lage rugklachten
•
robotchirurgie
46
jaarverslag 2004 -middelen
•
medicatieveiligheid
•
bijdrage in dure prothesen en implantaten en epilepsiechirurgie
•
bijdrage in kosten dure geneesmiddelen
•
verhoging budget dubieuze debiteuren
•
bijdrage in dieetadvisering (via AWBZ)
ICT In 2004 is voortgaand gewerkt aan een modernisering en professionalisering van ICT beleid en uitvoering voor het VUmc. Genoemd kunnen worden: •
In 2004 is door de raad van bestuur de programmagroep informaticabeleid (PIB) in het leven geroepen, met vertegenwoordigers o.a. uit alle clusterbesturen en voorgezeten door de portefeuillehouder raad van bestuur. Deze groep heeft aanzetten gemaakt voor sturing en prioriteringsmodellen en heeft een aantal concrete maatregelen goedgekeurd;
•
De organisatie voor de ondersteuning van eindgebruikers is succesvol aangepast met de enige opmerking dat de gebruikersorganisatie er in 2004 niet in is geslaagd om de werkplekondersteuning op te zetten;
•
De bedrijfszekerheid van de IT voorzieningen is in 2004 aanmerkelijk vergroot;
•
Ten behoeve van de netwerkontwikkeling is het VUmc aangesloten op een stedelijk glasvezelnetwerk tussen negen ziekenhuizen (MANza); deze structuur is operationeel.
Inkooplogistiek en Financieel systeem (project LIFT) Eind oktober 2004 heeft de raad van bestuur, na een zorgvuldig aanbestedingstraject, leveranciersselectie en –weging door de gebruikersorganisatie dat in 2003 heeft plaatsgevonden, het contract ondertekend met software leverancier Oracle voor een nieuw ERP-systeem. In november 2004 is de implementatie van de Oracle modules voor financiën, projectadministratie, inkoop en logistiek van start gegaan. De implementatie is verdeeld in twee delen: het 1e deel dat naar schatting een jaar zal duren (tot november 2005) waarin het fundament van de financiële en inkooplogistieke processen gelegd wordt en het 2e deel dat daarna (in 2006) zal plaatsvinden en waarin aanvullende modules geïmplementeerd worden. Met het project dat de naam LIFT (Logistiek, Inkoop en Financieel Transparant) draagt, streeft het VUmc naar een efficiëntere inrichting van de ondersteunende processen en het onderbrengen van meer processen in een integraal systeem waardoor o.a. trage formulierenstromen vervangen worden door het systeem. Uitgangspunt voor de inrichting van de processen is dat het systeem zoveel mogelijk leidend is. Deze verbetering is van belang om tegen lagere kosten sneller informatie beschikbaar te hebben. Het nieuwe systeem zal bovendien bijdragen aan het geven van meer online informatie, waardoor afdelings- en diensthoofden sneller inzicht hebben in de stand van zaken van hun afdeling/dienst. Ook zal het nieuwe systeem als platform dienen voor de huidige ontwikkelingen op het gebied van patiëntenlogistiek en DBC’s. De totale kosten van het project worden in tien jaar terugverdiend met name door middel van personele besparingen. Ook het uitgangspunt om de software zoveel mogelijk ‘standaard’ te houden is op de lange termijn kostenbesparend op het onderhoud.
47
Management van middelen Marcel van der Haagen, hoofd zorgadministratie Ambitie: innovatieve ICT "Al in 1980 is met de introductie van ‘patreg’ de eerste stap gezet om tot een digitaal UMC te komen zoals ons dat nu voor ogen staat. Eindresultaat is het elektronisch patiëntendossier (EPD), maar de ontwikkeling hiervan is een evolutionair in plaats van een revolutionair proces. Het doel blijft zich dus nog wel een tijdje voor ons uit bewegen.
Een elektronisch patiëntendossier (EPD) vraagt een cultuurverandering. In een professionele zorgorganisatie is men geneigd informatie bij zichzelf te houden of bij de eigen beroepsgroep. Maar naarmate de zorg steeds meer multidisciplinair wordt, is informatie-uitwisseling en vooral ook patiëntenplanning van steeds groter belang. De doorlooptijd moet geminimaliseerd worden zodat patiënten zo klantvriendelijk mogelijk langs de diverse afdelingen worden geleid. Goed plannen geeft inzicht in de benodigde capaciteit, daardoor draait de organisatie efficiënter en worden kosten bespaard. Dit is een complex traject. Eerst moet vastgesteld worden welke behandelingen volgens een bepaalde standaard kunnen worden uitgevoerd. Daarna kan er de juiste ICT ondersteuning bij worden gezocht. De transmurale behandeling van patiënten komt met het EPD dichterbij. We werken nu keihard aan een uniek patiëntenidentificatiesysteem met behulp van het burgerservicenummer. We richten ons informatiesysteem zo in dat wij, maar ook onze relaties zoals huisartsen, veilig patiëntengegevens uit kunnen wisselen. Wordt de patiënt beter van al deze digitale ontwikkelingen? Ja! Door gebrekkige informatievoorziening worden jaarlijks 60.000 patiënten opgenomen. Door ICT doelmatig aan te wenden voorkom je onnodig leed voor de patiënt, maar is er ook veel geld te besparen."
48
jaarverslag 2004 - middelen
DBC-traject In 2004 is het VUmc verder voorbereid op de invoering van de DBC ( Diagnose Behandel Combinatie) systematiek. Volgens de oorspronkelijke planning werd er naartoe gewerkt dat per 1 juli 2004 voor een beperkt deel van de DBC’s zou worden gefactureerd. Dit zo geheten segment B betreft landelijk 10% van de patiëntenzorg en bedraagt voor het VUmc ca. 4%. Per maart 2004 is vervolgens door het ministerie van VWS een bijgestelde planning bekendgemaakt, waarin de eerder genoemde datum van 1 juli 2004 naar 1 januari 2005 is verschoven. Voor het resterende deel van 2004 is volgens deze planning aan de volgende onderdelen gewerkt: •
verder op orde brengen van de basisregistratie, zodanig dat in 2004 de controle door het ministerie van VWS op kwaliteitseisen positief is verlopen;
•
bepalen van kostprijzen van DBC’s gebaseerd op gegevens van 2002, op basis hiervan is begin 2005 de prijslijst op het internet gepubliceerd;
•
medewerking verlenen aan het onderzoek door de accountantsdienst en Ernst & Young t.b.v. de zogenaamde nulmeting. Deze nulmeting heeft eind september tot een rapport geleid met overwegend goede bevindingen t.a.v. de aan de DBC registratie gestelde kwaliteitseisen;
•
testen van validatie en facturering zowel automatiseringstechnisch als organisatorisch;
•
ontwikkelen van bedrijfseconomische aspecten van de DBC systematiek zoals: interne budgettering, prijs onderhandeling en marketing;
•
verder ontwikkelen van informatievoorziening t.b.v. het VUmc management o.a. DBC kubussen per specialisme.
In 2005 zal de organisatie verdere ervaring opdoen met de praktische werking van de DBC-systematiek.
Nieuwbouw en renovatie In 2004 zijn het nieuwe beddenhuis (februari) en drie nieuwe bunkers (mei) inclusief stafruimten van de afdeling radiotherapie feestelijk geopend. Beide vernieuwingen zijn duurzame investeringen in de toekomst van het VUmc en de patiëntenzorg in het bijzonder. In het najaar van 2004 is de bouwvergunningsaanvraag ingediend bij de lokale overheid voor de renovatie van de B-vleugel (voorheen Oost vleugel). Aan de Westflank van het VUmc-terrein worden voorbereidingen getroffen om te komen tot de bouw van het Regionaal Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (RCG) van de GGZ Buitenamstel, de Randstadkliniek van de Stichting Epilepsie Instellingen in Nederland (SEIN) en de spoedeisende hulp (SEH). Deze initiatieven worden in samenhang ontwikkeld. De nieuwbouw van dakopbouw A op de polikliniek is in december 2004 afgerond en is begin 2005 officieel in gebruik genomen. De nieuwbouw van dit gebouw dient als vervangende huisvesting om verschuivingen in ruimte op te vangen als gevolg van de geplande sloop aan de Westflank van het VUmc terrein.
49
Begin 2004 is gestart met de voorbereidingen van de bouw van Ronald McDonald VU Kinderstad. In de Kinderstad kunnen zieke patiëntjes even vergeten dat ze ziek zijn. De bouw van Kinderstad is een samenwerkingstraject tussen VUmc, Schiphol en Ronald McDonald VU Huis/Kinderstad en wordt gefinancierd door Ronald McDonald VU Huis/Kinderstad met sponsorgelden. Ten oosten van de polikliniek zal nieuwbouw worden gerealiseerd voor de laboratoria van het VU medisch centrum. Het betreft grotendeels nieuwbouw voor vrijwel alle laboratoria van het VUmc en deels een uitbreiding. In deze nieuwbouw wordt ook pathologie opgenomen.
Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen. Per 1-1-2004 is de Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen (DHAZ) officieel ingevoerd. Op basis van het Lange Termijn Huisvestings Plan (LTHP) is het instandhoudinginvesteringsvolume bouw per academisch ziekenhuis voor een periode van 10 jaar vastgelegd, jaarlijks worden deze bedragen geïndexeerd. Binnen de strekking van de DHAZ valt: •
Functionele instandhouding, dit betreft alle werkzaamheden noodzakelijk om de infrastructuur aan te passen aan gewijzigde functionele wettelijke eisen en wensen. Dit kan nieuwbouw betreffen, dan wel grotere verbouwingen, waarbij de eigenschappen wijzigen.
•
Groot onderhoud, dit betreft onderhoud met een periodiciteit > 5 jaar, waarbij de levensduur minimaal met 10 jaar verlengd wordt.
•
Kleine werken, dit betreft kleinere werken met meestal functionele aanpassingen, welke minder planbaar zijn en niet op projectniveau omschreven in het LTHP. De jaarlijks veronderstelde investeringen zijn wel opgenomen in de financiële planning van het LTHP.
Door de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een instandhoudingvoorziening komen te vervallen. Een dergelijke voorziening moet volgens de nieuwe regeling minimaal het achterstallig onderhoud dekken.
Claim medisch specialisten Eind september 2003 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een zaak die een groep van medisch specialisten had aangespannen tegen het VU medisch centrum. De rechter besliste toen dat het VU medisch centrum in 1999 (was toen: VU ziekenhuis) voor de berekening van het referte-inkomen geen 12% voor faciliteiten van de honorariuminkomsten had mogen inhouden. Het VU medisch centrum is in hoger beroep gegaan en op 31 maart 2005 heeft het Gerechtshof Amsterdam de uitspraak van de kantonrechter vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Daarmee kwam de betreffende reservering die hiervoor was opgenomen in de begroting te vervallen.
50
jaarverslag 2004 - management van processen
5
Management van processen
De belangrijkste processen van het VUmc zijn de patiëntenzorg, onderwijs en opleiding en het wetenschappelijk onderzoek.
MANAGEMENT VAN PROCESSEN PATIËNTENZORG In het kwaliteitsbeleid voor de patiëntenzorg stonden in 2004 de thema’s continue kwaliteit, patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid en tevredenheid patiënt en verwijzer centraal. Activiteiten binnen deze thema’s staan hierna verder beschreven.
THEMA CONTINUE KWALITEIT Het thema continue kwaliteit is één van de vier hoofdthema’s van het kwaliteitsbeleid. Continue kwaliteit betreft het bewaken en bevorderen van kwaliteit en is de basis voor het kwaliteitsbeleid. Continue aandacht voor kwaliteit is nodig om te bepalen welke verbeterprojecten nodig zijn, ervoor te zorgen dat verbeterprojecten daadwerkelijk uitgevoerd worden en de kwaliteit te blijven bewaken, ook als de veranderingen geïmplementeerd zijn. Kwaliteitssystemen als het INK-managementmodel en accreditatie volgens NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen) bevorderen de continue bewaking en verbetering van kwaliteit. Ook prestatie-indicatoren dragen hieraan bij, evenals medical audit en protocollen. Enkele kenmerkende voorbeelden van continue kwaliteit binnen het VUmc zijn: •
De afdeling pathologie, de afdeling klinische chemie, het hematologisch laboratorium en de afdeling microbiologie en infectiepreventie hebben hun kwaliteitssysteem in 2004 bekroond gezien met een CCKL-accreditatie. CCKL staat voor Coordinatie Commissie ter bevordering van de Kwaliteitsbeheersing op het gebied van Laboratoriumonderzoek.
•
De afdeling hematologie heeft in 2004 meegewerkt aan een proefvisitatie van JACIE (een Europese accreditatie) en heeft een aanvraag voor een formele accreditatie uit doen gaan.
•
De afdeling nefrologie heeft haar kwaliteitssysteem in 2004 verder uitgebreid en zich voorbereid op een HKZ-accreditatie in 2005. HKZ staat voor de stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector.
•
De afdeling radiotherapie heeft in het multidisciplinaire team alle protocollen bijgesteld en in 2004 ondergebracht in een nieuw documentbeheersysteem.
•
Sinds 2001 beschikt het VUmc over Webwijzer: een intranetsite met vele verpleegkundige protocollen.
52
jaarverslag 2004 - management van processen
Prestatie-indicatoren Ziekenhuizen en medisch specialisten willen meer inzichtelijk maken wat zij doen en met welk resultaat. Ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vraagt ziekenhuizen nadrukkelijk om geleverde prestaties meer zichtbaar te maken. Om dit te kunnen doen, zijn prestatie-indicatoren voor ziekenhuizen opgesteld. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Orde van Medisch Specialisten, de Nederlandse Federatie van UMC’s (NFU) en de IGZ hebben deze eind 2003 (Basisset prestatie-indicatoren) voor het eerst gebundeld aangeboden aan de ziekenhuizen. Nu heeft IGZ gevraagd, in licht gewijzigde vorm, de gegevens over 2004 op 1 juli 2005 bekend te maken. Omdat de raad van bestuur deze prestatieindicatoren onderdeel wil laten zijn van het jaarverslag, doch de ruimte voor verslaglegging dan gering is, wordt hieronder volstaan met een korte samenvatting van vrijwel elke gevraagde indicator. Het doel is de kwaliteit van de zorgverlening binnen de instelling te meten, benchmarking te introduceren (vergelijking tussen ziekenhuizen mogelijk te maken) en een verdere aanzet te geven tot verbeteringen. Zoals de initiatiefnemers echter ook al benadrukken, vormt de gevraagde set een eerste aanzet, en geven deze vooralsnog geen werkelijke doorsnede van de kwaliteit in een individueel ziekenhuis. Een ander initiatief tot een aanzet voor verbeteringen nam de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. Deze heeft een dertigtal afdelingen van Nederlandse ziekenhuizen geselecteerd als innovatieve voorbeelden van goede zorgpraktijk in de curatieve zorg en deze onder de aandacht van andere gezondheidsinstellingen gebracht. Van het VUmc zijn de pijnpoli en de dagpolikliniek geheugenstoornissen in deze lijst van ‘best practices’ opgenomen. In de tekst is de volgorde aangehouden van de basisset indicatoren van de IGZ. Per indicator wordt een korte omschrijving van de gevraagde indicator gegeven. Vervolgens staan de gegevens van het VU medisch centrum vermeld. Het overzicht prestatieindicatoren is in eerste aanzet geschreven als toelichting voor de IGZ en bevat derhalve veel medisch terminologie. De prestatie-indicatoren zijn in bijlage 12 uitgewerkt.
Medical Audit Medical audit is een belangrijk onderdeel van het kwaliteitssysteem van het VUmc en betreft de bevordering, borging en toetsing van de kwaliteit van de medischprofessionele beroepsuitoefening. Medical audit richt zich tot op heden met name op ziekenhuisbrede medisch inhoudelijke zaken en raakt daarmee aan de corebusiness van het ziekenhuis. In 2004 is voortgang geboekt binnen diverse werkgroepen: peri-operatieve antibioticumprofylaxe, bloedtransfusiebeleid, ontstollingsbeleid, pre-operatief onderzoek, reanimatiebeleid en statusvoering. Daarnaast is in 2004 besloten medical audit op een andere wijze gestalte te geven. De ervaring leerde namelijk dat de gekozen afdelingsoverstijgende aanpak niet werkte, omdat onduidelijk was wie de probleemeigenaar is. Een andere beperkende factor waren de ICT-faciliteiten. De stuurgroep medical audit zal zich voortaan bezig houden met het meten van indicatoren cq het ontwikkelen van meetinstrumenten. De meetresultaten inclusief adviezen zal de stuurgroep vanaf 2005 aan het stafconvent voorleggen. En de uitkomsten zullen worden afgestemd met de programmagroep kwaliteit. De afdelingen en clusters dienen de uitkomsten te implementeren. Zie de figuur met flowchart.
53
Project Bloedtransfusiebeleid Binnen de VUmc-bloedtransfusiecommissie bestond het vermoeden dat patiënten soms onnodig een bloedtransfusie krijgen, omdat het hemoglobinegehalte (Hb) te hoog is om een bloedtransfusie van rode bloedcellen (packed cells, PC’s) te rechtvaardigen. Aan de andere kant krijgen een aantal patiënten geen PC’s, die daarvoor wél in aanmerking komen aangezien hun Hb te laag is. Er is een pilotonderzoek gedaan bij de afdeling geneeskundige oncologie om de twee vermoedens te toetsen. En om welke aantallen patiënten gaat het dan? Zijn er factoren die ervoor zorgen dat het aantal na te zoeken patiëntendossiers kan worden verlaagd? De pilot was als volgt opgezet: uit de beschikbare geautomatiseerde databestanden is vastgesteld wie in het 1e kwartaal van 2004 op de afdeling een PC-transfusie heeft gekregen en wat het Hb-gehalte voor transfusie was. Verder is bij alle 179 opgenomen patiënten in die periode het Hb-gehalte nagekeken. Belangrijkste conclusie van deze pilot is dan ook dat door bestanden op een bepaalde manier te koppelen, het aantal dossiers dat dient te worden onderzocht om inzicht te krijgen of men zich aan het afgesproken transfusiebeleid houdt, sterk kan worden gereduceerd. Verder is veel ervaring opgedaan die direct van belang is voor het Sneller Beter-project over bloedtransfusie op de afdeling verloskunde & gynaecologie.
54
jaarverslag 2004 - management van processen
Management van processen Elise Bijvank: zorgmanager Ambitie: koploper in patiëntenlogistiek "Het VUmc wil dat de zorg patiëntvriendelijker wordt. Geen onaanvaardbare wachtlijsten, snellere doorstroming, kortere routes, minder schakels en beschikbare capaciteit optimaal benutten. De deelname aan het overheidsprogramma Sneller Beter heeft de patiëntlogistieke projecten een flinke impuls gegeven. Een jaar geleden wisten we nog niet dat we hieraan mee zouden doen. Nu worden de onderwerpen al met een extra snelle vaart aangepakt en beraden we ons op de volgende ronde. Er zijn al veel projecten gerealiseerd of op de goede weg. Neem de kort verblijf en transferafdeling of het OK-doorbraakproject. We proberen de efficiëntie op de OK te verbeteren, zodat we met hetzelfde aantal mensen meer patiënten kunnen opereren. Op bepaalde poliklinieken hebben we het project ‘Werken zonder Wachtlijst’ afgerond. De wachttijden op die poliklinieken zijn verdwenen.
Zorgpaden lopen als een rode draad door alle patiëntlogistieke projecten. Voor ongeveer zeventig procent van de patiënten is het mogelijk een zorgpad uit te stippelen omdat ze met een voorspelbare zorgvraag binnenkomen. De verschillende behandelingen en interventies liggen vrijwel vast. We weten dan ook hoeveel röntgen capaciteit of OK tijd we nodig hebben en wanneer de fysiotherapeut aan de slag kan. Die capaciteit gaan we vooraf al reserveren. De kracht van het zorgpad is dat het niet alleen de kwaliteit van zorg verbetert, maar ook kostenvoordeel oplevert doordat er efficiënter gewerkt wordt. En patiënten hoeven minder lang te wachten en zijn dus tevreden. Bovendien is de kwaliteit van de gegeven zorg makkelijker te meten doordat het hele traject vastligt inclusief de te halen resultaten en de tijd die dat mag kosten. Zo is van iemand die eind maart met een hernia binnenkomt, al duidelijk wat er half april voor zorg nodig is en die is dan ook al gereserveerd."
55
THEMA PATIËNTENLOGISTIEK Het programma patiëntenlogistiek Verbeteringen in de patiëntenlogistiek krijgen al zo’n vier jaar veel aandacht in het VUmc. Ook in 2004 was patiëntenlogistiek één van de hoofdthema’s van het kwaliteitsbeleid. In 2004 is het programma patiëntenlogistiek verder ontwikkeld. In dit programma brengt de coördinatiegroep patiëntenlogistiek samenhang in de projecten en activiteiten op het gebied van patiëntenlogistiek en monitort de voortgang volgens de methode van het werken met: ambities (op langere termijn), doelstellingen (concreet), inspanningen (in projecten en in reguliere activiteiten in de lijn) en resultaten (SMART geformuleerd en gemeten). Overzicht van patiëntenlogistieke projecten binnen het programma 1.
Project Patiëntenmix
2.
Project Basiszorg op Orde
3.
Overkoepelend project Zorg op Maat: a) Project Transferafdeling b) Project Kort Verblijf c) Project Coordinated Care d) Project Medisch Psychiatrische Unit e) Project Intermed f) Project Ontslag- en nazorgmanagement/transferbureau g) Project Zorgpaden: I.Project zorgpad Lage rugklachten II. Project zorgpad Mammacarcinoom III. Project Gewrichtsvervangende heup- en knieoperaties ‘joint care’
4.
Project Werken zonder Wachtlijst: a) Project Werken zonder Wachtlijst neurologie/neurochirurgie b) Project Werken zonder Wachtlijst cardiologie c) Project Werken zonder Wachtlijst kindergeneeskunde
5.
Project (Telefonische) bereikbaarheid poliklinieken
6.
Project Verwijsafspraken tussen internisten en huisartsen
7.
Project Aanmelding patiënt per e-mail
8.
Project Pre-operatieve screening
9.
Doorbraakproject CVA ketenzorg
10.
Project Triage SEH
11.
Project Daling no show patiënten polikliniek dermatologie
Een selectie van deze projecten wordt navolgend toegelicht.
56
jaarverslag 2004 - management van processen
Projecten Patiëntenmix en Basiszorg op Orde De patiëntenmix is een instrument waarmee elk specialisme kan nagaan hoe het geheel van behandelde patiënten is onder te verdelen in homogene groepen patiënten en welke behandelkarakteristieken deze patiëntengroepen hebben. Doel van de patiëntenmix is het creëren van ruimte in de beschikbare capaciteit door patiëntenlogistieke verbeteringen. Die ruimte kan worden benut voor het (verder) op orde krijgen van de basiszorg (zie hieronder) en voor het versterken van de zwaartepunten. Daarnaast kan worden gekeken naar de opleidingseisen of naar de financiële positie van de afdeling. De patiëntenmix biedt stuurinformatie om consequenties van keuzes inzichtelijk te maken. Behalve capaciteitenbeslag, kunnen straks ook de kostprijzen van behandeling van patiëntengroepen worden aangegeven. VUmc breed zijn in 2004 medische afdelingen begonnen hun huidige én gewenste patiëntenmix in kaart te brengen en een plan op te stellen hoe zij voor 70 à 80% van de patiëntengroepen met voorspelbare zorg het zorgproces beter kunnen inrichten. Verbeteringen in het zorgproces kunnen afdelingen bereiken door bijvoorbeeld wachtlijsten weg te werken, zorgpaden te ontwikkelen, multidisciplinaire poli’s op te zetten, de patiëntveiligheid te vergroten etcetera. In 2005 zullen de laatste afdelingen zich buigen over hun patiëntenmix. In 2004 én 2005 is het jaarthema: basiszorg op orde. Door een capaciteitsgebrek van het VUmc moeten te veel patiënten uit de directe omgeving nu nog worden overgeplaatst naar een ander ziekenhuis. Door afspraken te maken over de aanwending van de beschikbare capaciteit wordt met dit project getracht dit probleem op te lossen. Voor de acute zorg streeft het VUmc naar een opnamegarantie voor de regio. Een acute patiënt met de postcode van onze basisregio zal het VUmc in dit streven altijd zien, beoordelen en indien nodig ook opnemen. In 2004 heeft het VUmc voorbereidingen getroffen voor een pilot acute zorg die in 2005 wordt uitgevoerd, waarbij de hoofdvraag is in welke mate het VUmc aan de acute zorgvraag uit de regio kan voldoen. De aanpak van de capaciteitsproblematiek binnen de electieve zorg staat ook op de agenda voor 2005.
Zorg op Maat In de loop van 2003 en 2004 is het VUmc brede project Zorg op Maat ontwikkeld. Het gaat hier om het praktisch vormgeven van de zorgvisie: de juiste zorg door de juiste hulpverlener, op het juiste moment, op de juiste plek, door de juiste instelling en tegen de juiste financiering. Binnen het project is vanuit deze zorgvisie de bestaande zorgorganisatie in het VUmc geanalyseerd, onder andere op ligduur, en zijn verbeteracties ontwikkeld. Zo is een aantal initiatieven in succesvolle projecten omgezet. Het gaat hier om enkele nieuwe zorgafdelingen binnen de kliniek: een transferafdeling en een kort verblijfafdeling. Door deze initiatieven is de gemiddelde ligduur gedaald van 7,8 in 2003 naar 7,5 in 2004 en kan het VUmc meer patiënten opnemen. Rond deze projecten is in 2003 en 2004 een projectorganisatie Zorg op Maat opgebouwd, aanvankelijk geconcentreerd op de kliniek. In 2004 is Zorg op Maat in de polikliniek en transmuraal verder uitgewerkt in projecten als Werken zonder Wachtlijsten, de ontwikkeling van zorgpaden en de ontwikkeling van ontslag- en nazorgmanagement. De coördinatiegroep gaat in 2005 het project Zorg op Maat verder uitwerken met behulp van ontwikkelingen in proces- en capaciteitsmanagement.
57
Projecten binnen Zorg op maat Binnen Zorg op Maat is in 2004 een aantal projecten uitgevoerd: •
Patiënten die geen ziekenhuisindicatie hebben en (door wachtlijsten) nog niet kunnen doorstromen naar een verpleeghuis kunnen worden opgenomen op de transferafdeling. Deze afdeling is opgezet in samenwerking met ouderenzorg organisatie Fontis. Halverwege 2004 is de capaciteit op de transferafdeling uitgebreid tot 24 bedden. Ten opzichte van 2003 is het aantal verkeerde beddagen gehalveerd. De belangrijkste patiëntengroepen op de transferafdeling zijn: traumatologiepatiënten, CVA-patiënten en nazorg neurochirurgische en oncologische patiënten. Er is een contract getekend over de inzet van de activiteitenbegeleiding van het VUmc voor de transferafdeling.
•
De zorgeenheid kort verblijf is een volwaardige afdeling sinds oktober 2003 voor patiënten van vooral snijdende specialismen. De zorg die deze patiënten nodig hebben, kenmerkt zich door hoge protocollering en korte verpleegduur.
•
Transmurale zorg is in de eerste helft van 2004 via een breed project ontslag- en nazorgmanagement en een transferbureau opgezet. Dit bureau is in voorbereiding.
•
Momenteel lopen drie pilots voor de ontwikkeling van zorgpaden, namelijk mammacarcinoom, lage rugklachten en gewrichtsvervangende heup- en knieoperaties ‘joint care’. Vele afdelingen zijn al met voorstellen en ideeën voor te ontwikkelen gekomen, o.a. voor diverse groepen oncologiepatiënten.
Project werken zonder wachtlijsten Doelstelling van het project Werken zonder Wachtlijsten is een toegangstijd tot de polikliniek van minder dan twee weken of één week (verschilt per polikliniek en per patiëntencategorie) en het verlagen van de doorloop van het poliklinisch behandelproces inclusief de tijd voor aanvullende onderzoeken. In 2004 liepen drie projecten Werken zonder Wachtlijsten bij de poliklinieken neurologie/neurochirurgie, cardiologie en kindergeneeskunde. Het project bij neurologie/neurochirurgie is afgerond, omdat de toegangstijd tot op het gewenste niveau is gereduceerd. De doelstelling is gerealiseerd door een inhaalslag te maken, nadat was gebleken dat er een balans was tussen vraag aan aanbod van zorg. Ook bij cardiologie is het project afgerond. De belangrijkste resultaten hier waren: nieuwe patiënten kunnen binnen een week terecht, de gemiddelde toegangstijd voor nieuwe en controle patiënten is gedaald naar vier weken (daling van 60%), de herhaalfactor (aantal controle-afspraken) is gedaald van 5,1 naar 3,8 en het percentage telefonische consulten is gestegen met 15,9%. De polikliniek algemene kindergeneeskunde heeft door het project geleerd efficiënter en flexibeler met spreekuurtijden om te gaan. De dagbehandeling functioneert beter, omdat de arts daar meer aanwezig kan zijn als gevolg van het structureren van de spreekuren. Op deze polikliniek kan de patiënt nu binnen drie dagen terecht. De huisarts kan veel sneller een afspraak maken voor een spoedpatiënt. Verder zijn de eerste consulten toegenomen met 12% en de herhaal consulten met 15% afgenomen. Het VUmc is van plan binnen enkele jaren het project Werken zonder Wachtlijsten op alle poliklinieken te realiseren. Dit is vastgelegd in het meerjarenbeleid 20042009. Veel andere poliklinieken hebben aangegeven ook een dergelijk project te willen starten. Op dit moment is het project echter tijdelijk geparkeerd omdat duidelijk werd dat bij een (te) snelle implementatie op de polikliniek in zijn
58
jaarverslag 2004 - management van processen
totaliteit nieuwe capaciteitsproblemen ontstaan. Het gaat hier om capaciteitsvraagstukken in het zorgproces (MRI, echo, e.d.), het inzichtelijk krijgen en beheersbaar maken van deze capaciteiten en het anticiperen op te voorziene knelpunten.
Telefonische bereikbaarheid poliklinieken Eén van de knelpunten op de polikliniek is de telefonische bereikbaarheid. Om dat probleem op te lossen zijn twee verbeteringen gerealiseerd. Op de eerste plaats is het voor patiënten vanaf oktober 2003 mogelijk via internet een afspraak op de polikliniek te maken of een afspraak wijzigen. In toenemende mate maken patiënten hier gebruik van. Op de tweede plaats zijn medisch administratief medewerkers getraind in het efficiënter later verlopen van telefoongesprekken. In twee dagdelen leerden zij hoe een goed en efficiënt telefoongesprek met patiënten gevoerd moet worden. Het afspraken maken per e-mail is verder ontwikkeld en uitgebreid als aanvulling voor verdere verbetering van de bereikbaarheid.
Pre-operatieve screening polikliniek Alle patiënten die een geplande operatie ondergaan, hebben vóór de operatie een afspraak bij de polikliniek pre-operatieve screening. Inmiddels is de polikliniek pre-operatieve screening ruim een jaar operationeel. Doelstelling van deze screening is het aantal (anesthesiologische) afwijzingen voor een operatie te beperken tot een minimum. Daarnaast biedt deze wijze van OK voorbereiding logistieke voordelen voor de patiënt. Alle onderzoeken vinden gecentraliseerd poliklinisch plaats, wat bijvoorbeeld de pre-operatieve opnameduur verkort. In 2004 zijn 7619 patiënten pre operatief gescreend. Patiënten zijn gevraagd naar hun tevredenheid over dit proces. Daarop reageert menigeen positief. De toegangstijd is vrijwel nul dagen: indien een operatie binnen drie maanden staat gepland kunnen de patiënten vrijwel onmiddellijk gescreend worden. Nu wordt gewerkt volgens het ‘inloopprincipe’. Vraag is of het patientvriendelijker is om op afspraak te gaan werken. Dit is dan ook een aandachtspunt voor 2005. Verder start er een aanvullende opleiding voor verpleegkundigen, zodat zij taken kunnen overnemen van de anesthesioloog.
Rampenoefening Op 27 oktober 2004 organiseerde de commissie ZIBO (ziekenhuis in bijzondere omstandigheden) een oefening met dertig lotusslachtoffers. Het scenario en draaiboek werd voorbereid door de werkgroep. Het was een interne oefening, gericht op het oefenen van een grote toestroom van ‘slachtoffers’ op hetzelfde moment. De triage (eerste beoordeling) van de slachtoffers vond plaats op de spoedeisende hulp. Daar werd tevens het scenario van medische afhandeling tot en met het behandelplan geoefend. De oefening was met name gericht op het transport van slachtoffers naar de afdeling kortverblijf, het leegmaken van de bedden en de opvang van slachtoffers aldaar. Bij deze oefening waren waarnemers aanwezig om de resultaten van de oefening te evalueren. De evaluatie heeft geresulteerd in aanpassing van het rampenopvangplan.
59
N i e u ws f l i t s e n
Pilot arbocuratieve zorg van start
Zieke medewerkers sneller weer aan het werk. Dat is het doel van het project arbocuratieve zorg dat het VUmc per 1 november 2004 is gestart met KLM en ABN AMRO. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de nieuwe wettelijke mogelijkheid die arbo-artsen toestaat medewerkers rechtstreeks door te verwijzen naar de tweede lijn. Voorheen kon dat alleen via de huisarts. Bij ziekteverzuim is snelle interventie van groot belang voor een (voor) spoedige terugkeer in het arbeidsproces. Nu zitten patiënten soms lang thuis alvorens ze terecht kunnen bij specialisten voor een diagnose en een behandeling. Kostbare tijd waarin ze niet aan hun herstel kunnen
Hoogervorst op werkbezoek in VUmc
werken. Begrijpelijk dus dat bedrijven zoeken naar wegen om hun mede-
Minister Hans Hoogervorst bracht op maandag 26 april een werkbezoek aan het
werkers eerder behandeld te krijgen.
VUmc Cancer Center Amsterdam. Professor Bob Pinedo, directeur van het Cancer
Het project arbocuratieve zorg moet
Center, en Elmer Mulder, voorzitter van de raad van bestuur, spraken met de
daar een bijdrage aan leveren.
minister over de nieuwe ideeën in de zorgvernieuwing en publieke private financiering, die door middel van het Cancer Center worden geïntroduceerd. Professor Peter Huijgens leidde de minister vervolgens rond in het researchlaboratorium. In het kader van de werkbezoek verrichtte de minister tevens de openingshandeling van de eerste multidisciplinaire polikliniek van het VUmc Cancer Center Amsterdam.
60
jaarverslag 2004 - management van processen
THEMA PATIËNTVEILIGHEID In het VU medisch centrum is patiëntveiligheid gekozen als één van de thema's voor kwaliteitsbeleid in de komende jaren. Concrete verbeteracties in 2004 betroffen het grote project Medicatieveiligheid en de voorbereiding van diverse Sneller Beter projecten. De programmagroep kwaliteit heeft medio 2004 een werkdocument opgesteld met als doel het thema patiëntveiligheid in het VUmc in de komende jaren verder aan te scherpen en te verdiepen. Leidinggevenden in alle zorgclusters zijn uitgenodigd om de inventarisatie van lopende projecten aan te vullen en wensen voor nieuwe initiatieven in te brengen. De programmagroep kwaliteit beoogt zo de samenhang tussen de projecten te verbeteren en het van elkaar leren te bevorderen.
Medicatieveiligheid Doel van het project Medicatieveiligheid is het realiseren van een optimaal veilig en meetbaar medicatieproces in het VU medisch centrum, nu en in de toekomst. De ambitie is om het aantal medicatiefouten te halveren. De eind 2003 geformuleerde opdracht aan het projectteam luidde: ontwerp een nieuw en gedragen concept voor het medicatieproces in 2004 en werk een implementatieplan uit in 2004. De uiteindelijke implementatie zal in 2005 plaatsvinden. Het concept beslaat het herontwerp van processen en de eisen die deze processen stellen aan techniek, infrastructuur, organisatie en besturing en medewerkers en cultuur. De scope beslaat alle zorgafdelingen, het gehele medicatieproces en alle medicatiestromen. Gekozen is voor een projectaanpak, met een stuurgroep, kernteam en projectgroepen. In totaal zijn zo’n veertig medewerkers betrokken bij het project. De aanpak is fasegewijs. In de eerste en tweede fase is een plan van aanpak geschreven en een basisconcept ontwikkeld (in 2003). Vervolgens is in 2004 het detailontwerp gemaakt per zorgsegment en zijn business cases ontwikkeld en beschreven. De ‘kick-off’ vond plaats op 4 februari 2004, waarna de gehele projectorganisatie is ingericht en gestart. De afdelingen en clusters zijn vanaf dit moment via presentaties, informatiebijeenkomsten en berichten in het medewerkersblad Tracer, over doel en voortgang van het project geïnformeerd. In september 2004 is het totale ontwerp ter besluitvorming voorgelegd aan de raad van bestuur. Leidend bij dit ontwerp zijn de verschillende zorgsegmenten, waarbinnen het medicatie-proces optimaal uniform kan worden ingericht. In onderstaand overzicht worden deze getypeerd: Zorgsegment
Meest onderscheidende criteria
1. OK en SEH
Hoog spoedkarakter, hoge turnover patiënten en geen Medicatie-Opdrachten (MO’s)
2. IC en Medium Care
Medium spoedkarakter, hoge turnover patiënten en veel MO-wisselingen en bereidingen
3. Poli, dagbehandeling, functie-afdeling en beeldvorming Laag spoedkarakter, hoge turnover patiënten en laag verbruik medicatie 4. Short stay, verpleegafdeling en transferafdeling
Laag spoedkarakter, lage turnover en verschillende hoeveelheden bereidingen
61
In 2003 zijn de knelpunten in het medicatieproces binnen alle zorgsegmenten geanalyseerd, waarbij geconcludeerd werd dat de meeste oorzaken van medicatieincidenten liggen aan het begin en het einde van het zorgproces. De drie scenario’s Bij het herontwerp van het medicatieproces is een drietal scenario’s bekeken: 1. medicatieverstrekking via de centrale apotheek met behulp van een robot 2. medicatieverstrekking via gedecentraliseerde depotheken 3. medicatieverstrekking via de zorgeenheden met behulp van geautomatiseerde voorraadkasten Van deze scenario’s is verder onderzocht wat de effecten binnen elk zorgsegment zouden zijn en welke ondersteunende technologie hiervoor nodig is. Dit is in business cases verder uitgewerkt, waarin tevens een kosten-baten analyse en kwaliteitselementen werden opgenomen. Dit onderzoek resulteerde in de volgende conclusies en aanbevelingen: -
niet één scenario heeft VUmc-breed een positief effect;
-
depotheek (scenario 2) invoeren voor het zorgsegment intensive care vanwege de grote toegevoegde waarde;
-
depotheek (scenario 2) niet invoeren bij andere zorgeenheden vanwege de geringe behoefte en de hoge kosten;
-
distributierobot (scenario 1b) niet meteen invoeren. De toegevoegde waarde en de kosten in de Nederlandse situatie dienen nog verder onderzocht te worden en
-
geautomatiseerde voorraadkasten (scenario 3) invoeren op OK/ spoedeisende hulp. Hiervoor dient een nadere analyse plaats te vinden hoe deze optimaal ingezet kunnen worden.
Naast de aandacht voor de verschillende scenario’s is een set van aanvullende maatregelen bedacht om de medicatieveiligheid te bevorderen. Een voorbeeld is de directe invoer van een medicatie-opdracht aan het bed van de patiënt. Daarnaast zijn er in 2004 nog snelle verbeteracties uitgevoerd. Plannen 2005 In 2005 start, na besluitvorming door de raad van bestuur, de implementatie van de voorgestelde scenario’s met de bijbehorende en aanvullende business cases. Ook de snelle verbeteracties worden afgerond. Binnen het project Sneller Beter is eveneens aandacht voor medicatieveiligheid binnen de projecten antibiotica switch en het voorkomen van onnodige bloedtransfusies. In 2005 zullen deze Sneller Beter projecten en het project Medicatieveiligheid elkaar aanvullen en versterken.
62
jaarverslag 2004 - management van processen
Meldingen incidenten patiëntenzorg (MIP) In 2004 bedroeg het aantal meldingen betreffende incidenten in de patiëntenzorg, 513 tegenover 365 in 2003, 405 in 2002 en 476 in 2001. Een mogelijke verklaring voor deze stijging is het projekt medicatieveiligheid. Wellicht heeft dit project medewerkers bewuster gemaakt van de noodzaak om incidenten te melden. Overzicht meldingen Spreiding van de meldingen over de onderscheiden categorieën laat het volgende beeld zien. N= 513
In %
384
75
Professioneel handelen Bejegeningsaspekten
0
Organisatie aspecten
37
7
Gebouw en techniek
12
2
Facilitaire aspecten
14
3
Medische apparatuur
30
6
Financiële aspekten
0
Diversen
9
2
Van het totaal aantal gemelde incidenten had 75 % betrekking op professioneel handelen. Spreiding van deze incidenten over de onderscheiden subcategorieën laat het volgende beeld zien. N= 384
In %
Diagnostiek
0
Behandeling
20
5
216
56
Verzorging
19
5
Val
83
22
Communicatie
20
5
Diversen
26
7
Medicatie
Van het totaal aantal gemelde incidenten over 2004 had 42% betrekking op medicatie. Nadere bestudering van deze incidenten heeft uitgewezen dat het in 76% van de situaties een toedieningsfout betrof. Bij dit type fout moet gedacht worden aan: •
Het (nog) niet verstrekken van voorgeschreven medicatie
•
Het verstrekken van verkeerde medicatie
•
Het verstekken van een verkeerde dosering
•
Het verstekken van intraveneuze medicatie (IV) volgens een verkeerde inloopsnelheid
•
Het verstekken van medicatie op het verkeerde tijdstip
•
Het verstekken van medicatie volgens een onjuiste toedieningsweg
63
Schematisch ziet de verdeling van de toedieningsfouten over de onderscheiden subcategorieën er als volgt uit: N=190
In %
(nog) Niet verstrekken voorgeschreven medicatie
49
25
Verstrekken verkeerde medicatie
69
36
Verstrekken van een verkeerde dosering
60
32
Verstrekken van medicatie IV volgens verkeerde inloopsnelheid
3
2
Verstrekken medicatie op verkeerd tijdstip
6
3
Verstrekken medicatie volgens onjuiste toedieningsweg
3
2
In vergelijking met 2002 (20%) is hier sprake van een lichte daling van het aantal valincidenten. De valincidenten hebben te maken met fysieke kenmerken van de patiënt (ziekte, zwakte, flauwvallen, slecht ter been); psychische kenmerken (desoriëntatie, onrust, geen ziekte-inzicht); gedragskenmerken van de patiënt (handelen op eigen initiatief) en omgevingskenmerken (bedhekken, gladde vloer). Afhandeling meldingen De meldingscommissie incidenten patiëntenzorg (MIP) bespreekt alle incidenten. De commissie beoordeelt elke melding op:ernst van het incident, inzicht in oorzaken kans op herhaling en preventieve maatregelen. Na deze beoordeling registreert de commissie de melding en archiveert deze melding of legt de melding voor nadere analyse aan derden voor. De MIP heeft in 2004 twee thema’s onder de aandacht gebracht van de raad van bestuur. Deze thema’s waren: patiëntidentificatie inzake bloedgroepbepaling en de centrale sterilisatie afdeling. Nieuwe werkwijze MIP De commissie heeft in 2004 een nieuwe werkwijze ontwikkeld. De commissie MIP werd te veel als politieagent gezien. Daarnaast wijst de praktijk uit dat, zeker bij ernstige incidenten en calamiteiten, de medewerkers van de betrokken afdeling zelf het beste in staat zijn een gedegen analyse uit te voeren naar de oorzaken van het incident of de calamiteit. Ook zijn de medewerkers beter in staat preventieve maatregelen te bedenken en uit te voeren. Daarnaast leidt behandeling van incidenten/calamiteiten op de afdeling tot een grotere meldingsbereidheid en betrokkenheid van de medewerkers. Doelstelling van de nieuwe werkwijze van de MIP is zorgen voor een laagdrempelige, effectieve afhandeling van incidenten waarbij de organisatie op systematische wijze leert van haar fouten. Om dit te realiseren gaat de commissie een aantal hulpmiddelen ontwikkelen: •
een nieuw en elektronisch meldingsformulier, waardoor het mogelijk is via het intranet on-line te melden;
•
een analyse-instrument voor het werkplekmanagement om op afdelingsniveau incidenten te kunnen analyseren. Hierbij denkt de MIP aan de methodiek volgens SIRE (Systematische Incident Reconstructie en Evaluatie).
•
een risicomatrix: aan elk incident kent het werkplekmanagement een risicoscore toe. Deze score wordt bepaald door de ernst van de gevolgen van het incident voor de patiënt in combinatie met de kans op herhaling. Bij een hoge risicoscore is toepassing van SIRE geïndiceerd.
64
jaarverslag 2004 - management van processen
De meldingscommissie op ziekenhuisniveau blijft verantwoordelijk voor de registratie van alle incidenten op ziekenhuisniveau. Zij zal zich in de nieuwe situatie expliciet toeleggen op advisering over afdelingsoverstijgende problematiek en adequate informatievoorziening voor alle medewerkers in het ziekenhuis. Tenslotte is van belang te melden dat de ideeën van de commissie over de nieuwe werkwijze optimaal aansluiten bij de ideeën van het project veilig incidenten melden binnen het project Sneller Beter. Dit Sneller Beter-project start in 2005 op drie pilotafdelingen starten.
Decubitus Al sinds 1985 kent het VU medisch centrum een decubituscommissie (DC). Deze commissie adviseert de raad van bestuur over de kwaliteit van de patiëntenzorg op het gebied van decubituspreventie en -behandeling en zorgt hiermee voor een eenduidig preventie- en behandelingsbeleid. In 2004 is begonnen met het vervangen van het standaard ziekenhuismatras voor een traag foammatras met een anti-decubituswerking. In het voorjaar van 2005 zal dit afgerond worden, waarna de huidige lakens vervangen worden door hoeslakens van een zachter materiaal. In februari 2004 hebben de wond en decubitus verpleegkundigen een symposium ‘Wonden bedekken met kennis’ voor verpleegkundigen georganiseerd. Het symposium is goed bezocht en mag een succes genoemd worden. Deskundigheidsbevordering blijft een continue aandachtspunt. De website wond en decubitus voor verpleegkundigen is sinds 2004 operationeel. Daarop staat informatie over ondere andere decubitus en richtlijnen. In 2004 zijn twee afdelingen gestart met een decubitusproject binnen het project Sneller Beter. Deze projecten beogen de preventie en behandeling van decubitus op beide afdelingen te verbeteren. Tot slot zijn in 2004 kwartaalmetingen op de intensive care en de medium care uitgevoerd. Aanleiding was het hoge prevalentiecijfer voor die afdelingen bij het Landelijk Onderzoek Prevalentie Decubitus (LPOD)in 2003. Bovendien zijn gerichte maatregelen getroffen, onder andere de aanschaf van traagfoam hoofdkussens en wigkussens. Ook zijn de preventieve maatregelen geïntensiveerd. Het resultaat was dat het LOPD in 2004 een veel gunstiger beeld gaf voor de intensive care en de medium care. Het prevalantiecijfer was op al deze afdelingen gehalveerd.
TEVREDENHEID PATIËNT EN VERWIJZER Klachtencommissie In 2004 heeft het VUmc 248 klachten van patiënten ontvangen. Met ‘klacht’ wordt hier bedoeld een veelal schriftelijke uiting van ongenoegen. Van dit aantal zijn 16 klachten op verzoek van klagers voorgelegd aan de klachtencommissie. De overige klachten zijn in de bemiddelingsprocedure opgenomen. Er werden in totaal 189 klachten afgehandeld. De klachtencommissie heeft in 2004 over 16 klachten uitspraak gedaan, waarvan 7 over klachten die in 2003 waren ingediend. De aard van de klachten is onder te verdelen in diagnostiek (12,9 %), behandeling (18,1%), medicatie (3,5 %), verzorging (6,5%), communicatie (18,5%), bejegening (7,3%), organisatie (20%), techniek en apparatuur (1,2%), facilitair (7,3%), financieel (0,8%) en overig (0,4%). Er zijn geen opvallende trends ten opzichte van 2003 vastgesteld.
65
N i e u ws f l i t s e n
Per zorgeenheid zijn contactpersonen decubitus actief, verpleegkundigen worden voorgelicht middels klinische lessen en de nieuwe matrassen die het VUmc in 2004 aanschafte, hebben allemaal standaard een decubitus preventieve werking. Vooral de IC en medium care blinken uit volgens de cijfers van het Landelijk Onderzoek Prevalentie
Daling doorligwonden zet door
Decubitus.
Eerste masters in neurosciences ontvangen bul Bij de Vrije universiteit zijn in 2004 de eerste masters in neurosciences afgestudeerd. De master neurosciences is een interfacultaire master, waaraan het VUmc, de faculteit psychologie en pedagogiek en de faculteit aard- en levenswetenschappen in gelijke mate bijdragen. De master neurosciences blijkt een grote aantrekkingskracht uit te oefenen op aankomende bachelors. In 2002 werd gestart met 15 masterstudenten: het merendeel met een Het percentage patiënten met doorligplek-
biologische achtergrond en driekwart
ken is in het VUmc in 2004 wederom
afkomstig van de VU. In 2003 zijn 23 stu-
gedaald. Graad II, III en IV - de vormen van
denten ingestroomd, waar-
doorliggen waarbij daadwerkelijk sprake is
van een kwart met een psy-
van een wond - bedraagt 5,6%, terwijl dat
chologische of medische
vorig jaar nog 9,3% was. De initiatieven die
achtergrond en voor de helft
het VUmc de afgelopen drie jaar heeft geno-
afkomstig van buiten de VU.
men, werpen hun vruchten af.
Dit jaar zijn er 26 kandidaten, waarvan tweederde van buiten de VU, waaronder 7 studenten uit het buitenland. Ook de toename van het aantal studenten met een psychologie achtergrond is opmerkelijk.
66
jaarverslag 2004 - management van processen
Opvallend in 2004 was wel dat de klachtencommissie veel klachten van houders van een invalidenparkeerkaart heeft ontvangen, als gevolg van een wijziging in het parkeerbeleid in februari 2004. Dit heeft geleid tot aanpassing van het parkeerbeleid. De relatief nieuwe bevoegdheid van de klachtencommissie om tevens klachten over gedragingen van de medisch-ethische toetsingscommissie te behandelen, heeft geleid tot de behandeling van één klacht. Die klacht was ingediend door een proefpersoon, die deelnam aan een onderzoek. Medio 2004 is een nieuw registratieprogramma (Regipro) in gebruik genomen, waarmee gerichte stuurinformatie kan worden gegenereerd. Tot nu toe werd het hoofd van een afdeling per klacht geïnformeerd. Met het sturen van periodieke klachtoverzichten is het wellicht mogelijk om trends te onderscheiden. In 2005 zal een begin worden gemaakt met het periodiek zenden van stuurinformatie naar de hoofden van de afdelingen. De klachtencommissie verwacht dat het aanleveren van deze informatie de kwaliteit van de zorgverlening ten goede zal komen. Na een jaar zal er een evaluatie plaatsvinden om te bezien in hoeverre de stuurinformatie ook daadwerkelijk bruikbaar was.
HASVU en tevredenheid huisartsen Het HASVU is het Huisartsen-Specialistenoverleg VUmc en heeft als doel de samenwerking tussen huisartsen en specialisten te bevorderen. Aangezien het centrale thema voor 2004 ‘Basiszorg op Orde’ was bood dit het HASVU een mooie kans om de samenwerking tussen specialisten uit het VUmc en de huisartsen in de basisregio extra onder de aandacht te brengen en verder te verbeteren. Om zicht te krijgen op bestaande knelpunten in de samenwerking en de verbeteringen te kunnen prioriteren is er op 18 mei een werkconferentie georganiseerd waarvoor alle huisartsen uit de basiszorgregio en alle specialisten van het VUmc werden uitgenodigd. Met name de voorzitters van de huisartsengroepen (HAGRO’s) en afdelingshoofden van poortspecialismen waren bij de conferentie aanwezig. Knelpunten werden ervaren in de bereikbaarheid over en weer, de beschikbaarheid van zorg (spoedhulp, patiënten met complexe zorg, wachtlijsten), de onderlinge communicatie, de continuïteit van zorg en de patiëntenlogistiek. Deze knelpunten zijn tijdens de conferentie omgezet in actiepunten. Een aantal van deze actiepunten is in 2004 reeds afgehandeld, aan andere punten wordt nog gewerkt. De raad van bestuur van het VUmc heeft duidelijkheid verschaft over de genzen van de verwijsregio, waardoor patiënten die in AmsterdamZuid of Amstelveen-Noord wonen of een huisarts in die regio hebben van spoedhulp in het VUmc verzekerd zijn. Verder hebben de huisartsen hun 06-nummers beschikbaar gesteld voor specialisten uit het VUmc (opvraagbaar via telefooncentrale) en is vastgesteld wie de eerst aanspreekbare specialist van een afdeling is voor spoedoverleg. Deze gegevens worden binnenkort op een momenteel in ontwikkeling zijnde huisartsen-website geplaatst en is nu al schriftelijk beschikbaar voor alle huisartsen in de regio. Ook is er een begin gemaakt met het samenstellen van een smoelenboek (weten wie je aan de lijn hebt) en er is een uitgebreid nascholingsprogramma van en voor huisartsen samengesteld dat nu reeds op volle toeren draait. In 2005 zullen de andere actiepunten aangepakt worden waaronder het beleid voor de voorlopige en definitieve berichtgeving.
67
Werkgroep patiëntentevredenheid Eind 2003 hebben de acht universitair medische centra samen met de cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ) een patiënttevredenheidsonderzoek gehouden onder patiënten van zowel de kliniek als polikliniek. De vragen richten zich op zes items: ontvangst bij opname, bejegening en verzorging door de verpleegkundigen, bejegening en behandeling door artsen, informatie, zelfstandigheid en vertrek en nazorg. Ruim 12.000 vragenlijsten zijn verstuurd en leverde een mooie respons, de kliniek scoorde 40 %, de polikliniek 51 %. De werkgroep patiënttevredenheid heeft de resultaten van het onderzoek op 3 september 2004 gepresenteerd op een intern minisymposium ‘kwaliteit laat zich meten’. De polikliniek KNO-heelkunde scoorde een best practise. De andere uitslagen liggen zo dicht bij elkaar dat de gemeten verschillen statistisch gezien te verwaarlozen zijn. Ontvangst en nazorg blijven voor verbetering vatbaar. De werkgroep patiënttevredenheid ontwikkelt een beleid en geeft aan welke ziekenhuisbrede projecten gestart zullen worden, de afdelingen zullen in hun managementcontract twee verbetertrajecten opnemen.
Medische ethiek De commissie medische ethiek heeft tot taak zich te buigen over algemeen medisch-ethische kwesties in het VUmc. Zij brengt hierover gevraagd of ongevraagd advies uit aan de raad van bestuur. In 2004 zijn negen vergaderingen belegd. Eén van de belangrijkste onderwerpen was het levensbeëindigend handelen bij ernstig gehandicapte pasgeborenen met uitzichtloos lijden. De commissie medische ethiek heeft meerdere vergaderingen aan dit onderwerp gewijd. In september 2004 heeft de commissie hierover een symposium georganiseerd om de meningen van de medewerkers en de studenten van het VU medisch centrum te peilen. Uit de discussie op het symposium kwam duidelijk naar voren dat het onderwerp voor velen relevant, maar erg moeilijk was. Vervolgens heeft de commissie een advies opgesteld over een VUmc-protocol voor levensbeëindigend handelen bij ernstig gehandicapte pasgeborenen met uitzichtloos lijden. Dit advies hebben zij in november aangeboden aan de raad van bestuur. De verwachting is dat de raad van bestuur in 2005 een besluit neemt over dit advies.
Orgaanbanken Op 1 juli 2004 is de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal in werking getreden. Deze wet verplicht instellingen lichaamsmateriaal dat beschikbaar komt en bestemd is voor gebruik bij een geneeskundige behandeling aan te bieden aan een orgaanbank. Deze orgaanbanken dienen daarvoor een erkenning aan te vragen. In het VUmc heeft de afdeling orthopedie een aanvraag voor erkenning van de Botbank gedaan. De afdeling hematologie heeft een aanvraag gedaan voor hun Orgaanbank allogene stamceltransplantaties. Beide orgaanbanken hebben een voorlopige vergunning gekregen. In november 2004 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg een toezichtbezoek gebracht aan de Botbank van het VUmc. De Inspectie moet het ministerie van VWS adviseren over het verlenen van een definitieve vergunning. Volgens de Inspectie was de uitvoering van de Botbank in orde, maar ontbrak een samenhangend kwaliteitssysteem. De afdeling Orthopedie werkt hard aan het onderbrengen van een botbankprotocol in een kwaliteitssyteem.
68
jaarverslag 2004 - management van processen
MANAGEMENT VAN PROCESSEN ONDERWIJS EN OPLEIDING Onderwijsorganisatie Eind 2003 zijn de eerste stappen gezet naar een aanpassing van de organisatie van het onderwijsinstituut waarbij doelmatigheid en klantgerichtheid centraal staan. Dit project kent een aantal stappen, die zijn omschreven in projecten voor 2004-2005. Gestart is met het beschrijven van alle processen voor de opleiding geneeskunde in Protos en het opstellen van functiebeschrijvingen. Deze procesbeschrijvingen voor de huidige opleiding geneeskunde zijn in september 2004 afgerond. Zij zullen in 2005 worden aangevuld met de processen, die de invoering van het nieuwe curriculum met zich meebrengt. Ook op het personele vlak is in 2004 geïnvesteerd. De investeringen waren nodig om enerzijds een personele achterstand weg te werken (formatie was niet meegegroeid met de uitbreiding van de taken) en anderzijds om de nodige deskundigheid binnen te halen om het onderwijsprogramma - huidig en nieuw - goed te organiseren. De verbetering van de communicatie over onderwijs heeft in 2004 al een belangrijke impuls gekregen met de invoering van Blackboard als digitale leeromgeving voor de studiejaren 1-4 van het huidige curriculum per 1 september 2004 en met de vernieuwing van de website van het onderwijsinstituut. Verder is regelmatig gepubliceerd over de ontwikkelingen binnen het onderwijs in de medewerkersbladen Tracer en Ad Valvas. Ook wordt voor het nieuw curriculum een nieuwsbrief gemaakt. De eerste bachelordag over het nieuw curriculum is goed verlopen.
69
Meerjarenplanning De vele ontwikkelingen binnen het onderwijsinstituut en de noodzaak om daarbij heldere prioriteiten te stellen maakten het noodzakelijk een meerjarenplanning op te stellen. Eind september 2004 hebben de discussies hierover geresulteerd in een Meerjarenbeleidsplan 2005-2011, dat in oktober is aangeboden aan de raad van bestuur van het VUmc. Het Meerjarenbeleidsplan beschrijft de doelstellingen, activiteiten en verwachte resultaten voor vier kernpunten van beleid: onderwijsorganisatie, onderwijsinnovatie, samenwerken en netwerken, professionalisering van docenten. Van de activiteiten voor de volledige planperiode zijn projecten afgeleid voor 2005 en opgenomen in het managementcontract 2005 van het onderwijsinstituut.
Accreditatie opleiding geneeskunde Bij omzetting van de opleiding in de bachelor-masterstructuur moet accreditatie worden aangevraagd bij het Nederlands Vlaamse Accreditatie-orgaan. Voor bacheloren masteropleidingen die voortkomen uit een ongedeelde opleiding, die onlangs is gevisiteerd, kan dit via een verkorte procedure. De deadline voor indienen van het accreditatierapport bij de beoordelingscommissie is 1 maart 2005. Tegelijk met het accreditatierapport zal een ‘stand van zaken’ notitie worden opgesteld voor de Inspectie van het Hoger Onderwijs. In deze notitie wordt verslag gedaan van de aanpak van de verbeterpunten van de onderwijsvisitatie 2003/2004 in het huidige curriculum. Deze notitie zal tegelijk met het accreditatierapport worden uitgebracht. Medio januari 2005 wordt het concept-rapport voor de accreditatie van de bacheloren de masteropleiding geneeskunde aangeboden aan de adviesorganen. Begin februari zal het rapport worden vastgesteld door de raad van bestuur.
Vervolg onderwijsvisitatie 2003 In juni 2004 is het rapport van de Onderwijsvisitatie Geneeskunde 2003 verschenen. In aansluiting daarop is een plan opgesteld voor de aanpak van de knelpunten. Gelet op de investering in tijd en geld in het nieuwe curriculum waren keuzes noodzakelijk. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het probleem, het te verwachten nuttig effect van een verbeteractie, de noodzakelijke input in menskracht in de verbeteractie en de mogelijkheid om de verbeterprojecten tevens in te zetten als pilotexperiment voor het nieuwe curriculum. Uiteindelijk is gekozen voor vier speerpunten: •
bevorderen studievoortgang;
•
verbetering wetenschappelijke vorming;
•
verbeteren kwaliteit toetsing;
•
verbetering kwaliteitsbewaking co-assistentschappen.
Dit plan zal na bespreking in de onderwijscommissie verder worden uitgewerkt.
70
jaarverslag 2004 - management van processen
VUmc compas VUmc compas is de naam waaronder de vernieuwing van het curriculum geneeskunde plaatsvindt. Kenmerken van het VUmc compas zijn: competentiegericht, toetsingsgestuurd en contextgesitueerd. In 2003 is besloten het nieuwe curriculum een jaar later (in september 2005) te starten. Begin 2004 is van start gegaan met het ontwerp van de bachelor fase en de verdere ontwikkeling van jaar 1. Op basis van een blauwdruk is een concept onderwijsprogramma voor de eerste drie jaar van de opleiding ontwikkeld. In het onderwijsprogramma zijn onder andere de didactische uitgangspunten en de vormgeving van de toetsing uitgewerkt. De dialoog met de docenten over het concept onderwijsprogramma vond plaats in werkconferenties en via een internet discussie. De veelheid van reacties (ook van andere medische faculteiten) vanuit een eigen professionele invalshoek zorgde voor bruikbare suggesties. De wijzigingen zijn verwerkt waarop het definitieve onderwijsprogramma op 12 oktober 2004. aan de raad van bestuur is aangeboden. Om de omslag naar competentiegericht onderwijs te bewerkstelligen en betrokken docenten en de onderwijsorganisatie op een totale (cultuur) omslag voor te bereiden is in september een professionaliseringstraject gestart. In dit traject zijn cursussen opgenomen uiteenlopend van algemene inleidingen tot portfolio leren en de constructie van taken en toetsen. De docenten worden extra getraind omdat een cursusweek er drastisch anders uitziet dan voorheen: de patiënt staat centraal en het ziektebeeld dient als aanknopingspunt om de basiskennis van de toekomstige arts te integreren. Het ontwikkel(ings)werk gebeurt in teams die zo zijn opgezet dat er aandacht is voor het project in de volle breedte. Zo zijn er ontwikkelteams voor ontwerp, realisatie van het ontwerp en overdracht naar de staande onderwijsorganisatie. Per leerjaar moeten zo’n tien cursussen worden ontwikkeld en voorbereid: practica, stages, de wijze en inhoud van toetsing, lesmateriaal, de wetenschappelijke vorming, regels voor toelating en vrijstelling, roosters voor kleine groepen onderwijs, een website en de digitale leeromgeving aangepast. De activiteiten waren in het afgelopen jaar voornamelijk gericht op het naast elkaar ontwikkelen van lesmateriaal, patiëntenverhalen, studieopdrachten, practica etc opdat op 5 september 2005 de deuren kunnen opengaan voor de eerste 350 ‘artsen van de toekomst’.
Regioplan OZON Het Regioplan OZON is een onderdeel van een brede samenwerking tussen VU medisch centrum en tien partner ziekenhuizen op het gebied van onderwijs en opleiding, zorg en onderzoek: een netwerk van ziekenhuizen in noordwest Noord-Holland (OZON). Het Regioplan OZON 2004-2007 is op 16 februari 2004 vastgesteld. Het Regioplan is het onderwijs- en opleidingsplan voor het opleiden van artsen en medisch specialisten in de regio Noord-West Noord-Holland. De coördinatie van het regioplan voor 2005-2008 is per 1 augustus 2004 overgenomen door het onderwijsinstituut VUmc. In december 2004 is gestart met het verzamelen van de gegevens. Om dit proces efficiënter en effectiever te laten plaatsvinden is een adequater registratiesysteem ontworpen. De procedure van het verzamelen van de gegevens is gewijzigd ten opzichte van vorige jaren;
71
de universitaire opleiders leveren de gegevens aan. De gegevens zijn voorgelegd aan de coördinatoren van de verschillende ziekenhuizen. In maart 2005 wordt het Regioplan OZON 2005-2008 opgeleverd.
Praktijkopleiding Het werkplan van de praktijkopleiders 2003-2004 ‘Wie werkt blijft leren’ is geëvalueerd. De positieve waardering voor de resultaten heeft als input gediend voor de plannen 2005-2006. Het nieuwe activiteitenplan komt begin 2005 gereed en richt zich op de verdere ontwikkeling van een krachtige leeromgeving in het VUmc en op de ontwikkeling van het verpleegkunde curriculum samen met de onderwijspartners van het VUmc, te weten ROC-ASA en de hogeschool INHolland. Het curriculum wordt aangepast aan competentiegericht leren met als doelstelling om het eindniveau van de MBO- en de HBO-opleidingen te verhogen.
Opleidingsbeleid Aanleiding voor het expliciet maken van het opleidingsbeleid is de behoefte die is ontstaan om meer inzicht te krijgen in de samenhang tussen en het effect van verschillende opleidingen. Zo moet een standpunt ingenomen worden over de gewenste verhouding tussen aantallen op te leiden MBO- en HBO-verpleegkundigen. Een helder intern beleid is tevens nodig vanwege de relaties met externe onderwijsinstellingen en de noodzaak om sneller en beter te anticiperen op de arbeidsmarkt. De beleidsontwikkeling voor het opleiden van medewerkers in de verpleging en de verzorging (V&V) is in de fase van verkenning en vaststellen van de kaders. Het rekenmodel voor de personeelsplanning V&V wordt steeds verder verfijnd. Inmiddels is ook vanuit de faculteit exacte wetenschappen expertise beschikbaar om het model te verbeteren. Deze ontwikkeling heeft landelijk ook aansluiting en afstemming. De ontwikkeling in de arbeidsmarkt en de regionale ontwikkelingen worden gevolgd en meegewogen. Voor 2005 is afgesproken om 25 duale studenten (voornamelijk HBO) en 50 stagevariant studenten op te leiden Het stagebeleid voor de beroepspraktijkvorming Gezondheidszorg Dienstverlening en Sport is in 2004 vastgesteld. Dat was noodzakelijk voor de erkenning door het landelijk orgaan van het beroepsonderwijs in deze sector. Stagiaires MBO niveau 4 zijn welkom binnen verpleegkunde, apothekers-, dokters-, en tandartsassistenten. Voor de sectie welzijn en sport levert het VUmc geen stage. Het loopbaanadviesbureau neemt de coördinatiefunctie op zich.
PAOG cursus- en congresorganisatie In 2004 organiseerde PAOG (Post Academisch Onderwijs Geneeskunde) 34 bijeenkomsten met in totaal 3775 deelnemers, waarvan 1 internationaal congres met ruim 1100 deelnemers. Het aanbod bestond voor ruim 80% uit vaste, d.w.z. jaarlijks terugkerende nascholing; een stijging van 5% ten opzichte van 2003.
72
jaarverslag 2004 - management van processen
In oktober 2004 werd voor het eerst een nascholingsprogramma voor huisartsen in de regio aangeboden. Het programma is samengesteld door de verschillende secties van de afdeling huisartsgeneeskunde van het VUmc, te weten het basiscurriculum, de huisartsopleiding, de onderzoeksgroep huisartsgeneeskunde van het EMGO-instituut, het huisartsennetwerk VU en de universitaire huisartsenpraktijk. Het interactieve programma richt zich op de speerpunten van de huisartsgeneeskunde aan het VUmc in combinatie met belangrijke actuele onderwerpen. De eerste nascholingscyclus 2004-2005 bestaat uit negen maandelijkse bijeenkomsten, waarvan er drie in 2004 plaatsvonden met in totaal 58 deelnemers. Het Huisartsen Specialisten Overleg VUmc (HASVU) ontwikkelde in het kader van het Stedelijk Verwijsproject een nascholingspilot met regionale huisartsen en VUmc internisten, met als doel het verbeteren en onderhouden van persoonlijke contacten tussen huisartsen en specialisten van het VUmc, het uitwisselen van kennis en het toepassen van vernieuwde onderwijsvormen. Hoewel de huisartsen in het basiszorggebied hadden aangegeven hier wel behoefte aan te hebben, moest de pilot wegens het lage aantal inschrijvingen worden geannuleerd. Uit een telefonische enquête bleek dat de huisartsen toch liever de voorkeur geven aan nascholing die meer op de huisartsenpraktijk gericht is. In 2005 zal door het HASVU en de afdeling huisartsgeneeskunde een VU-huisartsendag over veroudering worden georganiseerd. Als dit aanslaat, zal er elk jaar een studiedag over een belangrijk klinisch thema plaatsvinden. In het najaar van 2004 heeft het onderwijsinstituut van het VUmc onder leiding van twee docenten uit het Academisch Ziekenhuis Groningen twee keer de Groningse Teach the Teacher-cursus als pilot in de regio van het VUmc georganiseerd. Deze cursus is gericht op onderwijsprofessionalisering van specialisten/huisartsen, waarin de noodzakelijke professionalisering voor het opleiden van arts-assistenten centraal staat. Vanaf 2005 zal PAOG de praktische organisatie van de cursus op zich nemen. Tot 2007 wordt de cursus nog onder leiding van de Groningse docenten georganiseerd, terwijl intussen docenten uit het VUmc en de affiliatieziekenhuizen worden opgeleid om de cursus straks op hetzelfde niveau te kunnen gaan geven. In het kader van het meerjarenbeleid 2005–2009 zijn de visie- en actiepunten voor PAOG vastgesteld. PAOG gaat zich de komende jaren richten op een gefaseerde uitbreiding van het aanbod en een verdere kwaliteitsborging van het aanbod en van de dienstverlening. Om dit te realiseren zal o.a. een PAOG-commissie worden ingesteld die hiaten in het aanbod kan opsporen en nascholing kan entameren. Er zal een plan van aanpak worden ontwikkeld om de regionale positie van PAOG te versterken en het regionale aanbod uit te breiden. Verder zal aan de hand van het INK-model de kwaliteit van dienstverlening worden geëvalueerd en verbeterd, en zullen de mogelijkheden voor het verkrijgen van een instellingsaccreditering en/of een INK-verbetercertificaat worden geïnventariseerd.
73
Specialistisch verpleegkundige en paramedische opleidingen 2004 heeft voor het Opleidingscentrum VUmc voor een belangrijk deel gestaan in het teken van het samengaan met de BIGRA. Door het plaatsen van 700 m2 tijdelijke huisvesting op de Laan van Kronenburg konden staf en studenten, die vanouds ondergebracht waren bij INHOLLAND in Diemen, daadwerkelijk in Amstelveen gehuisvest worden. Tijdens het overnameproces is steeds benadrukt dat beide instituten een nieuw geheel zouden vormen. De keuze van een nieuwe naam en huisstijl zijn hiervan getuige. Het opleidingscentrum gaat verder onder de naam Amstel Academie. De komst van de BIGRA betekent- naast uitbreiding met een twintigtal collega’s tevens uitbreiding van het productassortiment. Nieuw zijn de opleiding tot Radio Diagnostisch Laborant (RDL) en de specialistisch verpleegkundige opleiding Spoedeisende Hulp (SEH). Daarnaast is de opleiding tot operatieassistent /anesthesiemedewerker qua volume toegenomen tot zo’n 250 studenten (was 75). Veel energie wordt gestoken in integratieprocessen in de meest brede betekenis: op bedrijfsmatig niveau, op leerplan niveau en op cultureel niveau. De Amstel Academie heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt een omvangrijk onderwijsinnovatietraject te starten onder de naam ‘Atlas’. Deze onderwijsvernieuwing strekt zich uit over het ‘binnenschools’ en het praktijkleren zodat er behalve veel opleiders meer dan 30 ziekenhuizen bij betrokken zullen worden. Hoofdkenmerken van de vernieuwing zijn te vatten in begrippen als ‘competentiegericht leren’, ‘ontschotting’ en ‘individualisering van leertrajecten’. Op hoofdlijnen werkt Atlas samen met collega-instituten uit Nijmegen en Rotterdam in een zogenoemd ERA-verband. De architecten van het traject gaan ervan uit dat de veranderingsrichting aansluit bij landelijke ontwikkelingen, zoals die te verwachten zijn van de stuurgroep VBOC (Verpleegkundige Beroepenstructuur en OpleidingsContinuüm) die op haar beurt weer aansluit bij de MOBG (Modernisering Opleidingen en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg). Hoewel bovenomschreven integratieproces op schema ligt zal het ook in 2005 en 2006 veel aandacht vragen.
MANAGEMENT VAN PROCESSEN ONDERZOEK Wetenschappelijk onderzoek positief beoordeeld In 2004 is het VUmc gestart met een evaluatie van het wetenschappelijk onderzoek. Het VUmc volgt het landelijke evaluatiesysteem voor het onderzoek, dat beschreven staat in het Standard Evaluation Protocol van de KNAW en de VSNU. Dit protocol schrijft één keer per drie jaar een zelfstudie en één keer per zes jaar een externe evaluatie voor. In 2004 zijn voor het VUmc zowel de zelfstudie als de externe evaluatie aan de orde. Uit de CWTS-analyse is gebleken dat het VUmc behoort tot de top drie van de universitair medische centra in Nederland wat betreft de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek. Een andere belangrijke uitkomst is dat de impact van het VUmc-onderzoek in vergelijking met de voorgaande periode zich positief heeft ontwikkeld. Deze impact ligt nu ongeveer 50% boven het wereldgemiddelde. Ook is gebleken dat de resultaten van alle onderzoekinstituten van het VUmc kwalitatief ruim boven het wereldgemiddelde uitkomen.
74
jaarverslag 2004 - management van processen
De CWTS-analyse hebben de acht universitair medische centra laten uitvoeren om het niveau van hun onderzoeksprestaties over de periode 1998-2002 vast te stellen. De analyse kijkt naar het aantal publicaties, de kwaliteit van de publicaties en het aantal citaties (hoe vaak andere publicaties één specifieke publicatie citeren). De resultaten van de CWTS-analyse hebben de onderzoekinstituten EMGO (zwaartepunt extramurale zorg), ICaR-VU (zwaartepunt cardio-vasculair), ICEN (zwaartepunt hersenen) en V-ICI (zwaartepunt kanker en afweer) gebruikt voor hun zelfstudies. In de zelfstudie beschrijven de instituten hun sterke en zwakke punten zowel op het niveau van het instituut als geheel als het op het niveau van de onderzoekprogramma’s. Vanzelfsprekend blikken de instituten niet alleen terug op de prestaties van de afgelopen jaren, maar beschrijven zij ook de toekomstplannen. Alle zelfstudies van de instituten waren in 2004 gereed. De zelfstudies vormen belangrijk materiaal voor de visitaties van de vier onderzoekinstituten door externe commissies met deskundigen op een overeenkomstig onderzoeksterrein. ICEN, EMGO en V-ICI zijn gevisiteerd in 2004 en kregen goede beoordelingen. ICaR-VU zal in janauri 2005 gevisiteerd worden. Naast de CWTS-analyse hebben de universitair medische centra ook afgesproken een visitatie van het onderzoekmanagement te laten uitvoeren. De externe commissie analyseert van alle universitair medische centra de inrichting en aansturing van het onderzoek, het beleid en de strategische keuzen. Deze commissie is zijn werkzaamheden eind 2004 gestart en zal in 2005 een rapport uitbrengen met hun bevindingen.
Onderzoeksbureau Het onderzoeksbureau VUmc biedt ondersteuning bij het verwerven van subsidies en verzorgt de bescherming en vermarkting van (bio)medische vindingen. Het onderzoeksbureau is eind 2003 van start gegaan met een octrooideskundige en in augustus van het afgelopen jaar versterkt met een subsidiespecialist. Sinds het laatste kwartaal van 2004 draait het bureau op volle sterkte. Wetenschappers binnen het VUmc weten het onderzoeksbureau inmiddels prima te vinden. Een uitgebreide website op het intranet die sinds oktober in de lucht is, heeft daaraan zeker bijgedragen. Een groot aantal adviezen over alternatieve subsidiebronnen en over subsidievoorwaarden zijn verstrekt. Voor een aantal grotere projecten zoals subsidieaanvragen in het kader van de Europese kaderprogramma’s werd uitgebreide ondersteuning en advies geleverd. Op het gebied van kennisbescherming werden een twintigtal uitvindingen gemeld. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het indienen van vijf nieuwe octrooiaanvragen en het intrekken van een lopende aanvraag. Een tweetal octrooiaanvragen is aan derden in licentie gegeven/verkocht. Daarnaast staan een aantal nieuwe bedrijfjes op stapel die begin 2005 het levenslicht zullen zien. Producten die via deze nieuwe bedrijfjes zullen worden ontwikkeld en vermarkt zijn o.a. autologe gekweekte huid, vaccins tegen kanker en een bril met instelbare lenzen voor de derde wereld. Ook heeft het onderzoeksbureau geholpen bij het beoordelen van en onderhandelen over tal van contracten met het bedrijfsleven. In 2005 zal de naam van het onderzoeksbureau wijzigen in bureau kennisexploitatie en subsidies, zodat duidelijker is waarvoor onderzoekers bij dit bureau terecht kunnen. Ook zal er versterking komen voor de kennisexploitatie activiteiten. De medewerkers van het onderzoeksbureau hopen in 2005 verder te kunnen bouwen op een succesvol eerste jaar.
75
Medisch-ethische toetsingscommissie De Medisch-ethische toetsingscommissie (METc) heeft in 2004 249 protocollen op het gebied van mensgebonden onderzoek ontvangen en getoetst. Dit is een toename van ruim 20% ten opzichte van het gemiddeld aantal protocollen over 2001-2003. Het beoordelen van de protocollen heeft in 2004 geleid tot een aantal bespreekpunten voor de commissie. Deze punten zijn besproken tijdens vergaderingen en betroffen onderwerpen als de leeftijdsgrens van deelnemers aan onderzoek, het publicatiebeleid rondom het onderzoek, de aanpassing van de wet naar aanleiding van de invoering van een EU-richtlijn en scholing van de leden. Naast de toetsing van protocollen heeft de METc de eigen werkwijze onder de loep genomen. Er is een enquête gehouden onder de commissieleden om de meningen over het functioneren van de commissie te bepalen. De opvallende resultaten zijn besproken in een vergadering en hebben geleid tot aanbevelingen over het aantal protocollen per vergadering, de samenstelling van de commissie en de patiënteninformatiebrief. In het verslagjaar is de METc tevens door een commissie van de Nederlandse Vereniging van METc’s gevisiteerd. Deze visitatiecommissie heeft gesproken met leden van de commissie, onderzoekers, een directeur van een onderzoekinstituut en een lid van de raad van bestuur. De resultaten van de visitatie verwacht de METc begin 2005 en zal de METc bespreken met de raad van bestuur.
76
jaarverslag 2004 - klanten en leveranciers
77
6
Klanten en leveranciers
Als maatschappelijke onderneming kent het VUmc vele stakeholders, waaronder patiënten en studenten. Hun waardering voor de inspanningen van het VUmc is mede maatstaf voor het succes van de organisatie.
Cliënten Raad Academische Ziekenhuizen (CR AZ) Het contact met de CRAZ heeft in 2004 vorm gekregen door de driemaandelijkse ledenvergaderingen, bijgewoond door een bestuurslid van het VUmc, en een bijeenkomst van de contactpersonen van alle UMC’s. Tijdens deze vergaderingen werden thema’s en lopende zaken besproken. De CRAZ-aandachtspersoon voor het VUmc heeft in 2004 twee keer een bezoek gebracht aan het VUmc. Tijdens één van deze bezoeken is gesproken over de rol van de CRAZ ten aanzien van het project Sneller Beter, waar het VUmc met ingang van eind 2004 deel van uitmaakt. Uit deze bespreking kwam naar voren dat de CRAZ graag op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het project, waarbij de ervaringen van het VUmc in Sneller Beter mogelijk een leereffect kunnen zijn voor de andere UMC’s. Net als de vorige jaren had ook in 2004 een CRAZ-lid zitting in de jury ter beoordeling van de VUmc-verpleegkundeprijs.
Inspectie voor de Gezondheidszorg De Inspectie heeft een nieuwe vorm aan haar toezichthoudende taak toegevoegd. Samen met de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de NVZ (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen) is een basisset prestatie-indicatoren ontwikkeld, waarover alle ziekenhuizen dienen te rapporteren. In 2004 heeft in het VU medisch centrum de eerste rapportage retrospectief plaatsgevonden over 2003 (zie publicatie op internet) en in 2005 zal eveneens retrospectief een rapportage plaatsvinden over 2004 (zie eerder in hoofdstuk 5 en in de bijlage). Naast deze nieuwe vorm van toezicht houden, heeft de Inspectie ook rapportages van het VU medisch centrum ontvangen naar aanleiding van meldingen en daar adviezen over uitgebracht. Daarnaast heeft het VU medisch centrum haar medewerking verleend aan thematische onderzoeken van de Inspectie onder meer op het gebied van tilliften, hoofdbehandelaarschap en seksuele intimidatie. Voor zover daartoe aanleiding is, worden adviezen uit de door de Inspectie uitgebrachte algemene rapporten geïmplementeerd in het ziekenhuis.
78
jaarverslag 2004 - klanten en leveranciers
Patiënttevredenheid In 2004 heeft Prismant het landelijk rapport ‘Tevreden, maar het kan beter’ gepubliceerd van het patiënttevredenheidsonderzoek onder de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), dat in 2003 heeft plaatsgevonden. Dit is het eerste grootschalige patiënttevredenheidsonderzoek waar alle acht universitaire medische centra (UMC’s) aan hebben deelgenomen. Het onderzoek is een benchmark van de verschillende UMC’s en moet een stimulans zijn voor de afzonderlijke centra om de eigen kwaliteit te verbeteren. Ook binnen het VUmc geldt het onderzoek als een nulmeting, op basis waarvan verbeteringen in de kwaliteit van zorg kunnen worden gerealiseerd. Dit moet leiden tot hogere scores bij de volgende NFU-meting in 2005. Ruim twaalfduizend VUmc-patiënten zijn voor dit onderzoek schriftelijk bevraagd op zes aspecten: ontvangst, bejegening en verzorging door verpleegkundige, bejegening en behandeling door arts, informatie, zelfstandigheid en vertrek en nazorg. Bijna de helft (5800) van de respondenten heeft de vragenlijst ingevuld en geretourneerd. Het rapport toont geen noemenswaardige verschillen tussen de UMC’s in de mate van tevredenheid. Patiënten uit alle UMC’s zijn min of meer duidelijk tevreden (score 4). Vooral de aspecten bejegening en behandeling of verzorging en het aspect ontvangst scoorden hoog. Iets minder tevreden waren patiënten over de aspecten informatie, zelfstandigheid en nazorg. Ten opzichte van andere UMC’s heeft het VUmc onder de gemeten medisch specialismen drie best practices gescoord voor het specialisme keel-, neus-, en oorheelkunde. Gestreefd wordt het aantal best practices voor het VUmc te verhogen. Tevens zijn in het rapport de verschillende afdelingen binnen het VUmc onderling vergeleken. Hier kwamen zeventien best practices naar voren verdeeld over acht verschillende specialismen. De werkgroep patiënttevredenheid heeft een aanvullend rapport verspreid, waarin de tevredenheid per afdeling in percentages zichtbaar is gemaakt. Dit leverde extra informatie op voor clusters en afdelingen om verbeterprojecten te starten. Beide rapportages zijn op 2 september intern gepresenteerd op een VUmc minisymposium ‘Kwaliteit laat zich meten’. Ieder cluster heeft naar aanleiding van het tevredenheidsonderzoek verbeteracties in het managementcontract opgenomen. Om de komende jaren de continuïteit van het thema patiënttevredenheid te waarborgen blijft een werkgroep actief, die aan de programmagroep kwaliteit rapporteert. De activiteiten ten behoeve van patiënttevredenheid zullen dan, mede in het kader van Sneller Beter, worden uitgebreid.
79
Klant Jeroen Terlingen, patiënt zorgeenheid hematologie Ambitie: uitstekende kwaliteitsorganisatie "Hoewel de noodzaak van het verbeteren van patiëntveiligheid niet ter discussie staat, heb ik er zelf geen behoefte aan er een aktieve bijdrage aan te leveren Liever ga ik ervan uit, dat alles goed gaat.
Het is net als met reizen per vliegtuig: ik wil helemaal niet weten wat er allemaal mis kan gaan. Overigens roept de term ‘het niet vermijden van onbedoelde schade aan de patiënt’ -als definitie voor patiëntveiligheid- geen gevoel bij mij op. Het is beter te spreken over fouten. Maar ook dan blijft de kans groot dat weinig patiënten zullen aangeven dat zij met fouten te maken hebben gehad. Gewoonweg omdat je heel veel accepteert als het gaat om je gezondheid, en ook omdat het je aan kennis ontbreekt om te beoordelen of je wel de juiste medicijnen krijgt en of de gekozen behandeling de beste is. Waar patiënten naar mijn mening behoefte aan hebben, is respect voor hun individuele opvattingen en wensen. Daarnaast heeft zij of hij behoefte aan vermindering van stress. Uit een top tien van veiligheidrisico’s waarvoor ik 122 e-mailtjes van medepatiënten kreeg, blijkt dat de angst dat persoonlijke spullen gestolen worden op één te staan. Ver boven alle medische angsten’.
80
jaarverslag 2004 - klanten en leveranciers
Kengetallen onderwijs en opleiding Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kengetallen van de opleidingen geneeskunde van het VUmc. College
College
College
College
jaar 2004 –
jaar 2003-
jaar 2002
jaar 2001-
2005
2004
2003
2002
351
350
324
285
-
8
7
-
10
10
10
12
Opleiding Geneeskunde - reguliere instroom propedeuse - instroom Noorse studenten in propedeuse - instroom hogere studiejaren (vnl. buitenlandse artsen) - instroom tandartsen voor verkort doctoraalprogramma
4
5
5
3
- instroom masterclass
19
20
12
12
- totaal aantal studenten
2031
1853
1705
1642
- % vrouwelijke studenten
63%
62%
62%
62%
- propedeusediploma’s
343
290
288
- doctoraal diploma’s
177
170
216
- afgestudeerde basisartsen
199
225
210
81
Benoeming teaching professor Het VUmc kent sinds 1 maart 2004 als eerste academisch ziekenhuis in Nederland een teaching professor. Deze eer valt te beurt aan de 43-jarige gynaecoloog Fedde Scheele uit het St. Lucas Andreas Ziekenhuis. De aanstelling maakt deel uit van het opleidingsoffensief dat het VUmc samen met ziekenhuizen in Noord-
N i e u ws f l i t s e n
Holland heeft opgezet. Doel is het tekort aan basisartsen en medischspecialisten te bestrijden. Scheele is voor vijf jaar één dag in de week benoemd aan het VU medisch centrum en blijft daarnaast actief als specialist in het St. Lucas Andreas Ziekenhuis. Naast Scheele zullen nog enkele
Verpleegkunde prijs voor voedingsverpleegkundigen
teaching professors worden aangesteld. Ze zullen een bijdrage leveren aan het nieuwe curriculum voor de basisopleiding aan het VUmc en in hun eigen
‘Naar een geïntegreerde voedingszorg’,
ziekenhuis de specialistenopleiding
dat is de titel van het projectvoorstel
verbeteren.
waarmee twee voedingsverpleegkundigen de verpleegkundeprijs 2004 in de wacht sleepten. De verpleegkundigen willen een actief voedingsbeleid realiseren door aanpassingen in het reguliere verpleegkundig dossier en overdrachtsformulieren. In totaal beoordeelde de jury zes zendingen. De jury – bestaande uit in- en externe deskundigen van onder meer hogescholen en de cliëntenadviesraad (CRAZ) – beoordeelden de inzendingen op het verbeteren van de kwaliteit van de patiëntenzorg, het expliciet belichten van het perspectief van de patiënt, op het gebruik van eigentijdse, nieuwe verpleegkundige beroepskennis en inzichten, de relatie tussen het beleid van de zorgeenheid en andere projecten, de praktische uitvoerbaarheid en een duidelijk tijdspad.
82
jaarverslag 2004 - medewerkers
Medewerkers
Onderstaande gegevens geven een indruk van de ontwikkelingen van het personeelsbestand van het VUmc. In 2006 zal opnieuw een medewerkerstevredenheidsonderzoek worden gehouden.
Ontwikkelingen personeelsbestand In- en uitstroom van medewerkers (alle geldstromen) In 2004 is de instroom van personeel in loondienst met 5,5% ten opzichte van het jaar daarvoor opnieuw gedaald naar 954 nieuwe medewerkers. De uitstroom laat in 2004 een tegengesteld beeld zien, namelijk een toename van 12,8% naar 924 medewerkers. De uitstroom is daarmee bijna zo groot geworden als de instroom zodat aan het eind van 2004 het personeelsbestand met 0,4% is gegroeid naar 5.045 fte (inclusief derde geldstroom PIL + NIL)
In- en en uitstroom van medewerkers 1200 1100 waarden
7
1000 900 800 0 2002
instroom
2003
2004
uitstroom
De groei uitgedrukt in formatieplaatsen (fte) was echter 3,4% hetgeen verklaard kan worden door het feit dat medewerkers gemiddeld meer zijn gaan werken. Zo steeg de deeltijdfactor in 2004 voor het eerst weer van 76,9% naar 79,2%.
jaarverslag 2004 - medewerkers
Groei personeelsbestand vanaf 2001 tot en met 2004 6500 6000 5500 waarden
84
5000 4500 4000 0 2001
2002
2003
instroom
2004
uitstroom
Mobiliteit op de arbeidsmarkt In 2004 is het mogelijk geweest het benodigde gekwalificeerde personeel te werven. Er is op enkele specialistische functies na - nauwelijks meer sprake van moeilijk vervulbare vacatures. De mobiliteit als geheel leek tot het 3e kwartaal van 2004 af te nemen maar onder meer door de ontwikkelingen van Gerichte Groei ontstond vooral aan het eind van 2004 een stijgende uitstroom.
85
Medewerkers Marieke Visser, Neuroloog en medisch hoofd zorgeenheid neurologie Ambitie: aansprekende werkgever "Het maken van een carrière in de gezondheidszorg is nog niet vanzelfsprekend voor vrouwen. Bij sollicitaties werd het me soms rechtstreeks gezegd, dat ik het niet werd omdat ik een vrouw was. Op mijn huidige plek ben ik echter mede terecht gekomen omdat ik vrouw ben. Feit is wel dat de helft van de tegenwoordig instromende artsen vrouw is, maar dat er slechts zo’n zes procent doorstroomt in richtinggevende functies. Door het management development programma ‘Mixed’, gefinancierd door het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid en de Europese Unie, weet ik beter wat ik zelf wil. Bovendien zijn we, de acht deelnemende vrouwen van het VUmc, zichtbaarder geworden. Mixed geeft steun, het helpt om de vaardigheden te verkrijgen die je als manager nodig hebt. Zo heb ik een persoonlijk ontwikkelingsplan moeten schrijven en kreeg ik begeleiding van een coach. Ook waren er intervisiebijeenkomsten. Leuke en goede gesprekken waarin we ervaringen uitwisselden en elkaar adviseerden. Mijn opdracht in het kader van Mixed was het schrijven van een jaaractiviteitenplan voor de klinische afdeling neurologie. Ook het houden van beoordelingsgesprekken met de arts-assistenten is een nieuwe verantwoordelijkheid. Niet alleen heb ik het nooit geleerd, ik heb gesprekken in die vorm zelf nooit meegemaakt.
Ik vind vooral het contact met vrouwen die in dezelfde positie verkeren zeer leerzaam. In totaal deden er aan Mixed 48 vrouwen mee. Ze komen uit allerlei bedrijven en organisaties, van gemeenten en de belastingdienst tot Akzo Nobel en Randstad. Het VU medisch centrum was het enige ziekenhuis dat meedeed. Zo zie je dat sommige problemen universeel zijn. Het Mixed programma moet wat mij betreft een vervolg krijgen om talent, mannelijk en vrouwelijk, in het VUmc op te sporen en te begeleiden."
jaarverslag 2004 - medewerkers
Opbouw personeelsbestand Het personeelsbestand groeide licht. De bezetting in de clusters op peildatum 31 december 2004 laat zien dat de groei van 3,4% in fte vooral gelegen is in de groei in de clusters V en VI alsmede de stafdiensten.
Bezetting in clusters hoofdelijk op peildatum 31 december gemiddelde bezetting hoofdelijk
86
1400 1200 1000 800 600 400 200 0 Cl-1
2001
Cl-2
Cl-3
2002
Cl-4
Cl-5
2003
Cl-6
FB
Stafd.
2004
Als gevolg van de dalende instroom en de stijgende uitstroom bleven meer medewerkers langer in het VU medisch centrum werken en steeg hun gemiddelde leeftijd in 2004 met 0,5 jaar relatief snel. De toenemende vergrijzing van de Nederlandse bevolking zorgt jaarlijks voor een verhoging van de gemiddelde leeftijd van grofweg 0,1 jaar. Dus de dalende mobiliteit draagt in de organisatie het meeste bij aan de veroudering van de populatie.
87
N i e u ws f l i t s e n Een miljoen euro subsidie voor onderzoek naar posttraumatische dystrofie
VUmc scoort hoog met wetenschappelijke prestaties Het VU medisch centrum staat op een mooie derde plaats waar het gaat om
De afdeling anesthesiologie van het
de kwaliteit van het wetenschappelijk
VUmc heeft van het kabinet een
onderzoek in Nederland.
miljoen euro gekregen om samen
Dit blijkt uit de CWTS-analyse die de
met vijf andere universiteiten het
acht universitaire medische centra
mechanisme achter de complexe
hebben laten uitvoeren om het niveau
aandoening CRPS, ook wel post-
van hun onderzoeksprestaties over de
traumatische dystrofie genoemd,
periode 1998–2002 vast te stellen.
te ontrafelen. Aan het consortium
In de CWTS-analyse werd gekeken
nemen naast het VUmc ook het
naar het aantal publicaties, de
Erasmus MC, het LUMC, het UMCU,
kwaliteit van de publicaties gemeten
de TU Delft en het AZM deel. Samen
naar de aard van de wetenschappelijke
hebben zij elf miljoen euro te besteden.
tijdschriften waarin wordt gepubliceerd
Complex Regional Pain Syndrome
en naar het aantal citaties.
(CRPS) is een aandoening die
De uitkomsten hiervan zijn vergeleken
voorkomt na een trauma of operatie.
met internationale gegevens binnen
Het is een weefselontsteking die vele
de medische wetenschappen.
verschijningsvormen kent. Het leidt vaak tot functieverlies of invaliditeit. Het is een zeer pijnlijke aandoening die mensen in een maatschappelijk isolement kan brengen. CRPS is voor alle medische disciplines die ermee te maken hebben eigenlijk nog een
Start missie & visie; op zoek naar de identiteit van het VUmc
groot raadsel. Het VUmc onderzoekt de acute vorm van CRPS.
Op zaterdag 14 februari startte het missie&visie project. Iedere medewerker kreeg die dag een Valentijnskaart waarop de leden van de raad van bestuur hun waardering uitspraken voor de medewerkers en hun werk. Tegelijkertijd deden ze ook een beroep op de medewerkers door te stellen ‘het VUmc, dat bent u!’. Hiermee geeft de raad van bestuur aan dat de identiteit van de organisatie wordt gevormd door haar medewerkers, zij zijn dan ook hard nodig bij het vaststellen van die identiteit. In de loop van 2004 is medewerkers dan ook op vele (ludieke) manieren gevraagd hierin mee te denken. Grote, ingrijpende trajecten en projecten zoals de integratie tot VUmc, de organisatiekanteling en de zwaartepuntendiscussie waren voor de raad van bestuur reden om nu vast te stellen wat het VU medisch centrum precies is.
jaarverslag 2004 - medewerkers
0 gemiddelde bezetting hoofdelijk
Procentueel aandeel medewerkers per leeftijdsklasse 20 15 10 5 0 00-20
20-25
25-30
2002
2001
30-35
35-40
2003
40-45
45-50
50-55
55-..
2004
Verzuim in cijfers Het verzuim laat al vanaf 2001 een flinke daling zien. Deze daling heeft zich ook weer in 2004 doorgezet. Lag het kort verzuim (< 1 jaar) in 2001 nog op 5,6% in 2004 daalde het ten opzichte van 2003 met 0,67% naar een laagterecord van 4,18%. Het totaal verzuim (kort, zwangerschap en bevalling, lang verzuim) als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid daalde in 2004 ten opzichte van het jaar ervoor met 1,05% naar 6,17%. Ook het lang verzuim en het verzuim als gevolg van zwangerschap en bevalling droeg bij aan deze daling: dat daalde van 1,38% in 2003 naar 1,15% in 2004. De daling van de verzuimpercentages blijven – evenals bij andere grotere instellingen – voor een belangrijk deel gecorreleerd aan de verbetering van de arbeidsmarkt. Toch mag het actieve arbo- respectievelijk gezondheidsbeleid in het VU medisch centrum niet ongenoemd worden gelaten. Het heeft bijgedragen aan betere arbeidsomstandigheden, preventie, verzuimbegeleiding en uiteindelijk het terugdringen van het verzuim.
Verzuimpercentages 2001 tot en met 2004 ziekteverzuim percentage
88
10 8 6 4 2 0 2001
2002
2003
2004
verzuim korter dan een jaar verzuim langer of gelijk aan 1 jaar verzuim a.g.v. zwangerschap en bevalling
89
N i e u ws f l i t s e n Tienduizendste PTCA in VUmc Op 4 juni 2004 vond de tienduizendste PTCA of dotterbehandeling in het VUmc plaats. "Een getal waar we wel even bij
Veni-en Vidi subsidies toegekend aan onderzoekers VUmc
stil willen staan", aldus een van de cardiologen. Met de komst van de hartchi-
Twee onderzoekers van de afdeling
rurgie in 1991, werd het mogelijk in het
moleculaire celbiologie en immunologie
VUmc dotterbehandelingen (een tech-
ontvingen in 2004 een Veni-subsidie.
niek waarbij met behulp van een bal-
De Nederlandse Organisatie voor
lonnetje of een metalen gaasje (stent)
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
een vernauwing in een kransslagader
kende aan de onderzoeksvoorstellen
wordt opgeheven) uit te voeren. De
elk een bedrag van tweehonderddui-
aanwezigheid van cardiochirurgie was
zend euro toe. Een onderzoek richt
destijds een voorwaarde om dotterbe-
zich op ontstekingsprocessen bij mul-
handelingen te mogen doen. Dotteren
tiple sclerose. Het andere betreft de
is een belangrijke behandeling bij een
genetische achtergronden van het
hartinfarct. Jaarlijks doet het VUmc
afweermechanisme.
zo’n 1400 PTCA’s.
Ook twee Vidi-subsidies gingen naar onderzoekers van het VUmc. Het onderzoek bij geneeskundige oncologie richt zich op het ontwerp van genetisch aangepaste verkoudheidsvirussen, die als kankervaccins zouden kunnen fungeren. Het andere onderzoek bij het metabool laboratorium heeft als doel om een behandeling te vinden die het creatineniveau in de hersenen op peil brengt. Een tekort aan deze stof is verantwoordelijk voor het ontstaan van een geestelijke handicap. Beiden onderzoekers ontvangen een bedrag van 600.000 euro.
90
jaarverslag 2004 - maatschappij
8
Maatschappij
In 2004 zijn verdere stappen gezet om de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het VUmc nader in te vullen.
Milieu Sinds 2002 is gewerkt aan de ontwikkeling van milieuzorg in het VUmc, zo ook in 2004. Naar aanleiding van de ondertekening van de Meerjarenafspraak energieeffiency (MJA-2) met academische ziekenhuizen is het milieubeleid van het VUmc in 2004 aangepast. Het VUmc verplicht zich met dit convenant om verdergaand onderzoek naar energieverbruik uit te voeren, energiebesparende maatregelen op te stellen en te implementeren en energiezorg op een hoger niveau te brengen. Daarnaast zijn adviezen opgesteld (door o.a. medewerkers uit laboratoria, verpleging en onderzoek) voor een structuur met arbo- en milieucontactpersonen, welke in 2005 zal worden ingevoerd. De beleidskaders voor inkoop, energiezorg, automatisering en duurzaam bouwen zijn opgesteld en de implementatie is gestart. Bij 87% (t.o.v. 71% in 2003) van alle afdelingen en diensten is met behulp van het milieuregister onderzocht of zij hun activiteiten minder milieubelastend kunnen uitvoeren en of zij voldoen aan wet- en regelgeving. Dit heeft geleid tot een specifiek milieuplan van aanpak met milieubesparende acties bij 70% van de afdelingen en diensten. Door middel van interviews met de eerste en tweede managementlaag is geëvalueerd in hoeverre milieuzorg momenteel is verankerd in de planning & controlcyclus van het VUmc. Verbeterpunten zijn opgenomen in het milieumeerjarenprogramma. Zodra milieu-audits in 2005 zijn ontwikkeld, ter toetsing op werkplekken in hoeverre milieubeleid en milieuzorg is geïmplementeerd, doorloopt milieuzorg de planning en controlcyclus volledig. Op basis van het milieuzorgsysteem heeft het VU medisch centrum eind 2004 een eerste concept versie van een aanvraag voor een nieuwe milieuvergunning geleverd aan het bevoegd gezag. Dit traject wordt in 2005 in samenwerking met Dienst Milieu en Bouwtoezicht van gemeente Amsterdam voortgezet en moet leiden tot een nieuwe milieuvergunning op maat.
92
jaarverslag 2004 - maatschappij
Een aantal resultaten waar het milieuzorgsysteem toe heeft geleid (ten opzichte van het referentiejaar 2000) zijn: •
Er is gekozen voor het milieuvriendelijke TCF-papier (volledig gebleekt zonder chloor) bij het sluiten van een nieuw inkoop contract voor papier.
•
Door digitalisering van de medische fotografie is de hoeveelheid gevaarlijk afval afgenomen (afname van de hoeveelheid fixeer en ontwikkelaar in deze afvalstroom).
•
Het afvaldepot is gedeeltelijk vernieuwd en levert minder geluidsoverlast. Bovendien zijn door de aanschaf van grotere perscontainers minder transporten naar de afvalverwerker nodig.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen ‘De waardering van ziekenhuizen door de maatschappij staat ter discussie. De burger als (toekomstig) patiënt of als medewerker eist dat de publieke sector haar verantwoordelijkheid neemt. En terecht, zo redeneert het VU medisch centrum. Daarom kiest het VUmc een gerichte koers. Door het selecteren van zwaartepunten in patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs/opleiding. Door rekening te willen houden met de behoefte van de patiënt en de medewerker. Door slagvaardig voor de dag te komen en zich op te maken voor marktwerking. Uitgaande van het zo optimaal mogelijk dienen van het maatschappelijk belang. Want dát is de bestaansreden van het VUmc. Nu, en in de toekomst.’ Uit ‘Sprekende verhalen’, een uitgave van het VU medisch centrum in het kader van het missie & visie traject, oktober 2004
De raad van bestuur heeft zich in 2004 verder georiënteerd op het begrip ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Er is een beleidsnotitie verschenen die een aanzet is om tot beleid op dit terrein te komen. De raad van bestuur schaart zich achter de door de INK-werkgroep maatschappelijk verantwoord ondernemen beschreven definitie: ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen is bewust en structureel inhoud geven aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de organisatie op het gebied van duurzaamheid met betrekking tot mensen (people), milieu (planet) en profijt (profit), op een wijze die vernieuwend is, verder gaat dan de kerntaken, die verder gaat dan de wet verplicht en die leidt tot een toegevoegde waarde voor de organisatie en de maatschappij.’ In de visie van de raad van bestuur bieden maatschappelijke ontwikkelingen mogelijkheden voor nieuwe vormen van zorg. Nieuwe vormen die aansluiten bij de vraag van de klant of een maatschappelijk issue. Hierdoor ligt effectievere en efficiënter zorg in het verschiet met daarnaast een vernieuwingsdynamiek. Een goed voorbeeld hiervan is de in 2004 geopende universitaire huisartsen praktijk VUmc waarbij kennis en vaardigheden van de instelling worden gebruikt om een maatschappelijk vraagstuk (in het geval van de UHP de vraag hoe je eerstelijnszorg vormgeeft en concreet een regionaal tekort aan huisartsen opvangt) tot een goede oplossing te brengen. De UHP staat letterlijk en figuurlijk midden in de maatschappij, het is een voorbeeldpraktijk voor de opleiding van een nieuwe generatie huisartsen en voor moderne huisartsenzorg.
93
Maatschappij Bob Pinedo, directeur Cancer Center Amsterdam en vice-voorzitter ZonMw Ambitie: goede reputatie "Het Veni-Vidi-Vici programma van ZonMw bestaat nu zo’n vijf jaar. Met deze prestigieuze beurzen wil ZonMw veelbelovende, excellente onderzoekers onderscheiden en ze helpen een onderzoekslijn op te zetten. De onderzoekswereld beaamt het belang van deze subsidies. Jaarlijks krijgen we veel aanvragen. Ook VUmc medewerkers delen jaarlijks in de subsidies van ZonMw. Vorig jaar ontving het VUmc drie Veni subsidies. In 2004 waren dat er ook drie, maar daarnaast ontvingen vijf VUmc onderzoekers een Vidi subsidie en werd er zelfs een Vici toegekend aan het VUmc. Ook de Mozaïeksubsidie, bedoeld voor allochtone afgestudeerden, ging drie keer naar het VUmc. Dit alles maakt duidelijk dat de wetenschappelijke prestaties van het VUmc op hoog niveau staan en zich ontwikkelen. Ook de citatieanalyse in opdracht van de Nederlandse Federatie van Universitair medische centra (NFU) laat zien dat het VUmc op het gebied van onderzoek een goede reputatie heeft. In deze analyse is gekeken naar het aantal publicaties, de kwaliteit van de wetenschappelijke publicaties naar de aard van de wetenschappelijke tijdschriften waarin wordt gepubliceerd en naar het aantal citaties. De uitkomsten hiervan werden vergeleken met internationale gegevens binnen de medische wetenschappen.
Het VUmc staat op een verdienstelijke derde plaats. Dit verdient een groot compliment, zeker omdat het VUmc een aantal jaren daarvoor veel slechter scoorde. Om binnen het VUmc ook de komende jaren het wetenschappelijk onderzoek nationaal en internationaal competitief te laten zijn en waar mogelijk zelfs toonaangevend zal het onderzoek zich steeds meer moeten focussen op de vijf zwaartepunten: kanker, hersenen, vitale functies, bewegen en extra- en transmuraal. Inherent hieraan is ook de keuze van patiëntengroepen, een belangrijk doel de komende jaren."
94
jaarverslag 2004 - maatschappij
Ook het project Werken zonder Wachtlijst, waardoor de wachttijden op de poliklinieken in 2004 drastisch zijn afgenomen is een antwoord op een belangrijk en al jaren spelend maatschappelijk issue. Een ander voorbeeld is het onderzoek naar overgewicht bij kinderen, iets wat het VUmc al jaren eerder aankaartte en nu als een algemeen maatschappelijk probleem wordt gezien. Het VUmc startte eind 2003 als eerste met een obesitaspolikliniek voor kinderen met overgewicht. Daar worden de lichamelijke complicaties bij kinderen met overgewicht geïnventariseerd en behandeld. De poli is een initiatief van het kenniscentrum overgewicht van het VU medisch centrum. De daarbij betrokken artsen en onderzoekers weten dat obesitas bij kinderen kan leiden tot metabole aandoeningen. Welke complicaties zich daarbij op de kinderleeftijd voordoen, is niet bekend. Het is in Nederland voor het eerst dat hierop screening plaatsvindt. Ander voorbeeld van een maatschappelijk issue gericht op patiëntenzorg, namelijk het gebrek aan doorstroming naar verpleeghuiszorg en de ‘verkeerde bed problematiek’, heeft na de oprichting in 2003, in 2004 verder vorm gekregen op de transferafdeling van het VUmc. Ook was het VUmc in 2004 betrokken bij de opzet en verdere ontwikkeling van het kinderhospice het Lindenhofje in de Amsterdamse Jordaan. Het Lindenhofje biedt plaats aan twaalf kinderen met een beperkte levensverwachting. De afdeling kindergeneeskunde van het VU medisch centrum ondersteunt dit initiatief van het Leger des Heils, zij houdt 24 uur per dag een arts beschikbaar om medische steun te verlenen. Met het Alzheimer centrum en de oprichting van het Cancer Center Amsterdam (CCA) in 2004 krijgt maatschappelijke relevantie van wetenschappelijk onderzoek meer aandacht. Het CCA geldt bovendien als voorbeeld van ondernemerschap in de wetenschap. Op het gebied van kerntaak onderwijs is het proces om het basiscurriculum aan te passen aan behoeften van de maatschappij en de studenten volop gaande, dit krijgt in 2005 zijn uitwerking. Een project wat al een aantal jaren loopt, zo ook in 2004, is de samenwerking van het facilitair bedrijf en SVO Atlant waarbij stagetraining wordt geboden aan kinderen uit het speciaal voortgezet onderwijs. Deze kinderen leren binnen het VUmc basale vaardigheden om zich te kunnen handhaven in de maatschappij: op tijd komen, eigen verantwoordelijkheid dragen en omgaan met regels en richtlijnen. Werken is daarbij een hulpmiddel, maar geen doel op zich. Netwerkontwikkeling met ziekenhuizen in Noord-Holland was ook in 2004 een belangrijk punt op de (maatschappelijke) agenda van het VUmc. Rondom het VUmc is het netwerk Onderwijs en opleiding, Zorg en Onderzoek Noord-West Nederland (OZON) opgericht. Dit is gebeurd in het kader van Onderwijs- en OpleidingsRegio’s (OOR) gelieerd aan universitaire medische centra. Gezamenlijk zijn de opleidingsplaatsen voor co-assistenten en arts-assistenten uitgebreid. In enkele van de netwerkziekenhuizen zijn inmiddels onderwijshoogleraren benoemd. De samenwerking gaat verder dan onderwijs en opleiding. Er zijn gezamenlijke initiatieven om patiëntenzorg en onderzoek te intensiveren. De partnerziekenhuizen zullen daarbij gebruik kunnen maken van faciliteiten in het VUmc zoals de academische bibliotheek. De medisch ethische commissie van het VUmc beoordeelt voor een aantal partnerziekenhuizen al onderzoeksprotocollen. Tot zover de voorbeelden.
95
De raad van bestuur wil maatschappelijk verantwoord ondernemen een vaste plaats geven binnen het beleid. In de nieuw vast te stellen missie & visie in 2005 zal worden omschreven welke verantwoordelijkheden het VUmc neemt ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen, welk ambitieniveau het VUmc heeft op dit gebied, welke indicatoren worden vastgesteld en welke eisen op basis hiervan aan de medewerkers worden gesteld. Het is een maatstaf voor het handelen en geeft aan welke kwaliteit de klant mag verwachten. Deze maatstaf krijgt in 2005 verder vorm in een gedragscode. Concrete uitgangspunten ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn tijdens de beleidsconferentie 2004 en in de hierop volgende notitie ‘VUmc op Koers’ geformuleerd. In deze notitie zijn de beleidsvoornemens beschreven voor 2004 tot 2009. Beleidsvoornemens die allen voortkomen uit de bestaande kerntaken van het VUmc. De notitie ‘VUmc kiest koers’ kan worden gezien als een basis voor het verder uitbouwen van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In 2005 worden de SMART-doelstellingen geformuleerd en indicatoren vastgesteld. Ook wordt intern de discussie verder gevoerd over innovatie in de zorg en inspelen op maatschappelijke issues. De raad van bestuur en clusters/diensten zullen dit onder de aandacht brengen van medewerkers, OR, CRAZ, inspectie, ziektekostenverzekeraars en overheid. De visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt in de organisatie verankerd door maatschappelijk verantwoord ondernemen regelmatig te laten terugkomen in de overlegvormen/vergaderingen en in de beoordelingsgesprekken van medewerkers. In de uitwerking van alle organisatiegebieden van het INK-model (leidraad bij het opstellen van jaarplannen en managementcontracten) krijgt maatschappelijk verantwoord ondernemen in 2005 een duidelijke plaats.
96
jaarverslag 2004 - bestuur en financiers
97
9
Bestuur en financiers
Resultaten financieel beleid Het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening bedraagt € 0,5 miljoen positief. Hierdoor is het eigen vermogen gestegen tot € 9,5 miljoen. De reservepositie van het bedraagt VUmc 2,7% van de som van het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage. Met name de volgende redenen zijn van invloed geweest: •
realisatie efficiencykorting 2003/2004
•
stijgende productie in de reguliere zorg waar onvoldoende vergoeding door verzekeraars tegenover staat
•
stijging personele lasten ten gevolge van: - de CAO-medisch specialisten: € 1 miljoen; - stijging pensioenlasten met € 6,6 miljoen (27% premiestijging); - functiewaardering Fuwavaz; - gemiddelde hogere personele lasten dan begroot
•
vrijval voorzieningen ter waarde van € 8,2 miljoen als gevolg van: - een gerechtelijke uitspraak inzake claim medisch specialisten (zie middelen); - afronding van het fiscale onderzoek over functiegebonden kosten; - vervallen noodzaak tot het houden van een voorziening voor eigen risico gedeelte verzekeringen; - waardering onderhoudsreserve.
•
resultaten uit voorgaande jaren ter waarde van € 1,7 miljoen
Het positieve resultaat is met name tot stand gekomen door vrijval van een aantal voorzieningen en incidentele baten. Het resultaat exclusief voorgaande vrijval en baten is € 10 miljoen negatief. De structurele oorzaken hiervan, zoals de gestegen bruto salariskosten, de gestegen pensioenpremie en de niet gerealiseerde besparingen, zijn gedeeltelijk verwerkt in de begroting van 2005 en volgende jaren. Deze meerkosten en de door de overheid opgelegde bezuiniging zijn de belangrijke aanleidingen voor de meerjaren bezuinigingsoperatie Gerichte Groei. Het werkkapitaal is door een verschuiving tussen kort- en langlopende schulden verlaagd met € 63 miljoen naar een niveau per ultimo 2004 van € 22 miljoen.
98
jaarverslag 2004 - bestuur en financiers
Reservepositie Het licht positieve resultaat van 2004 zorgt niet voor de beoogde versterking van de reservepositie. Het weerstandsvermogen om financiële tegenvallers op te vangen is gering.
Meerjarenbezuinigingsoperatie De raad van bestuur heeft in 2004 het startsein gegeven voor Gerichte Groei. Gerichte Groei is een belangrijk strategisch traject, gericht op het maken van keuzes. De strategische beslissingen moeten, beginnend in 2005, leiden tot een structurele bezuiniging van circa € 17 miljoen. De uitwerking en implementatie van het besluit van de raad van bestuur vinden in 2005 plaats. Nu al is duidelijk dat het om een ingrijpend meerjarentraject gaat met verschillende facetten: •
financieel: een sluitende exploitatie, de opbouw van een reservepositie en de start van een innovatiefonds;
•
profilering: een scherpere focus op zwaartepunten en kerntaken en meer ruimte voor innovatie.
Gerichte Groei wordt gerelateerd aan andere strategische ontwikkelingen zoals de gewenste patiëntenmix, patientenlogistiek, patientenveiligheid, concernvorming en Sneller Beter.
99
Bestuur en financiers Cees Buren, directeur financiën Ambitie: financieel gezond ‘De ambitie financieel gezond staat voor een gezonde exploitatie en een groter weerstandsvermogen. Het nieuwe financieringssysteem van de gezondheidszorg (DBC’s) leidt tot meer marktwerking en toename van financiële risico’s. Om deze risico’s te kunnen opvangen zullen wij ons eigen vermogen (EV) moeten uitbouwen. In de meerjarenbegroting is hiervoor ruimte opgenomen. Ook is ruimte gecreëerd voor een zogenoemd ‘revolving fund’. Een fonds waaruit nieuw beleid en innovaties gefinancierd kunnen worden.Om de komende jaren een continue positief exploitatieresultaat te verwezenlijken, wordt veel gevergd van de organisatie. Clusters en afdelingen moeten hun eigen patiëntengroepen en de daarbij behorende zorgprofielen goed in kaart brengen en naast de verbetering van de logistiek sturing aanbrengen in de kosten. Marktwerking dwingt ons hiertoe, maar dit vraagt een cultuurverandering.
Financieel gezond betekent dus ook het eigen gedrag aanpassen en verantwoordelijkheid dragen voor beslissingen. Elk cluster en afdeling moet zijn inkomsten en uitgaven tegenover elkaar zetten en instrumenten hebben om hierop te sturen, want bij overschrijding van het budget is het niet mogelijk om aan te kloppen bij de raad van bestuur. We hebben nu te maken met forse bezuinigingen. In goede samenspraak met de clusters en afdelingen zijn hier plannen voor gemaakt onder de titel Gerichte Groei. Dit was een zwaar en pijnlijk proces, wat veel discussie gaf. Maar uiteindelijk zijn, denk ik, de goede afwegingen gemaakt en gaan we de beoogde financiële doelstelling, een sluitende exploitatie en reservevorming, halen.’
100
jaarverslag 2004 - hoofdlijnen van beleid
101
10
Hoofdlijnen van beleid 2005
De raad van bestuur heeft in het najaar van 2004 in het jaarplan 2005 de hoofdlijnen van beleid voor het nieuwe jaar uiteengezet. Hierna een korte samenvatting.
Gerichte Groei 2004 stond in het teken van de voorbereidingen van een omvangrijke bezuinigingsoperatie gericht op een duurzame ontwikkeling van het VUmc (Gerichte Groei). Een sluitende exploitatie en een scherpere focus op de zwaartepunten en kerntaken van het VUmc zijn noodzakelijke voorwaarden voor verdere innovatie op de gebieden patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek, opleiding en onderwijs. In 2005 is na afronding van het formele besluitvormingstraject realisatie van de bezuinigingstaakstellingen de kern van het financieel beleid. Voor 2005 betekent dit een bezuinging van circa € 17 miljoen en vanaf 2006 een structurele bezuiniging van € 21 miljoen.
Sociale maatregelen Gerichte Groei Als gevolg van de financiële situatie van het VU medisch centrum heeft de raad van bestuur besloten om Gerichte Groei in te zetten als maatregel om de organisatie financieel weer gezond te maken. (Zie ook hoofdstuk 2 onder 'Gerichte Groei' en hoofdstuk 9 onder 'Meerjarenbezuinigingsoperatie: Gerichte Groei'.) Gerichte Groei kan niet zonder personele consequenties worden uitgevoerd maar de raad van bestuur acht een goed sociaal plan onontbeerlijk, hetgeen geresulteerd heeft in een herzien Sociaal Beleidskader en aanvullende maatregelen die met de centrales zijn overeengekomen. Uitgangspunt is om boventallige medewerkers zo goed mogelijk te begeleiden van werk naar werk. In afwachting van het advies van de Ondernemingsraad dat in april 2005 wordt gegeven, is een inschatting gemaakt van de totale kosten van de personele consequenties als gevolg van Gerichte Groei. Deze kosten worden naar verwachting gemaakt om uiteindelijk de beoogde jaarlijkse bezuiniging als gevolg van loonkostenreductie te kunnen realiseren. Voor de duidelijkheid wordt hier opgemerkt dat die baten hieronder niet zijn opgenomen. Een eerste schatting van de verschillende kosten over de gehele looptijd van Gerichte Groei levert het volgende beeld op:
102
jaarverslag 2004 - hoofdlijnen van beleid
De gecalculeerde personele kosten zijn gebaseerd op de gemiddelde personele loonkosten (GPL) voor de categorieën niet wetenschappelijk personeel (NWP), wetenschappelijk personeel doorstromers (WPD) en wetenschappelijk personeel staf (WPS). Op basis van de GPL zijn vervolgens de kosten voor de werkloosheidsuitkeringen (WW en RBWAZ) respectievelijk aanvullingen op de FPU als bedoeld in het SBK berekend. Deze kosten zijn vermenigvuldigd met bovengenoemde fte. Niet zijn meegenomen de kosten van de remplaçantenregeling voor paramedische diensten en de algemene vrijwillig vertrekstimulerende maatregel. Deze regelingen drukken uiteindelijk bovengenoemde kosten, maar in hoeverre hiervan gebruik gemaakt zal worden is nog niet goed in te schatten.
Aantal
fte
geschatte
medewerkers
kosten
WW en RBWAZ kosten a.g.v. het aflopen van contracten voor bepaalde tijd
34
26
€ 560.000
(Vroegtijdige) pensionering
30
24
€ 1.550.000
102
72
€ 2.860.000
WW en RBWAZ kosten a.g.v. ontslagen boventalligen Uit te zetten outplacementtrajecten
€ 400.000
40
Overige begeleiding van medewerkers € 300.000
naar ander werk Een extra formatieplaats voor het loopbaanadviesbureau Totaal
€ 50.000
1
€ 100.000
Opleidingskosten 206
123
€ 5.820.000
Marktwerking Met de invoering van de nieuwe DBC financieringssystematiek per 1 januari 2005 is een begin gemaakt met de introductie van elementen van marktwerking in de gezondheidszorg. Invoering van de DBC systematiek in het VUmc is volgens planning verlopen. In 2005 staan in het kader van de DBC invoering de volgende zaken voorop: verdere uitbreiding van de kostprijssystematiek, organisatie van het factureringsproces en het ontwikkelen, beschikbaar maken van managementinformatie op basis van DBC’s en optimaliseren van patiëntenlogistiek.
Netwerkontwikkeling De ontwikkeling van het VUmc tot kenniscentrum, toonaangevend ziekenhuis en extramuraal ontwikkelcentrum is gebaat bij de vorming van krachtige netwerken met andere zorgaanbieders in de regio. In 2005 zullen verdere impulsen gegeven worden aan verstevigde samenwerking met ziekenhuizen in de regio, partners in de zorgketen (huisartsen, verpleeg-en verzorgingshuizen) en categorale instellingen.
103
Organisatieontwikkeling De inrichting van de organisatie staat in dienst van het bereiken van de strategische doelen van het VUmc. De in 2001 ingezette organisatieontwikkeling met als kernelementen decentralisatie van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, procesoriëntatie en resultaatgerichtheid wordt in 2005 geëvalueerd. Deze evaluatie vormt de basis voor de volgende stappen in het proces van organisatieontwikkeling.
Onderzoek Na gereedkoming van het meerjaren onderzoeksbeleid 2004-2009 komt in 2005 de aandacht te liggen bij goed onderzoeksmanagement. De beoordeling van het onderzoeksbeleid met behulp van externe visitaties van de onderzoekinstituten en de evaluatie van de bibliometrische analyse van de impact van publicaties (periode 1997-2002) zijn daarbij belangrijke hulpmiddelen.
Nieuw curriculum opleiding geneeskunde Vanuit de instelling zelf en de maatschappij worden nieuwe eisen gesteld aan het onderwijs van studenten. In 2005 zal met de invoering van een nieuw onderwijscurriculum voor de opleiding geneeskunde de daad bij het woord worden gevoegd. Nog meer dan voorheen zal de nadruk liggen op professioneel gedrag en competentiegericht onderwijs.
Kwaliteitsbeleid Ook 2005 staat in het teken van een grote inzet voor verbetering van kwaliteit en doelmatigheid. Deelname aan Sneller Beter zal van professionals en managers in het VUmc grote betrokkenheid vragen zowel voor de interne verbeterprojecten als ook voor de deelname aan landelijke bijeenkomsten en discussies.
Amsterdam, 12 april 2005 drs. E.B. Mulder
prof.dr. T.J.F. Savelkoul
voorzitter raad van bestuur
lid raad van bestuur
prof. dr. E.A. van der Veen
mr. O.G.A. van der Beek
lid raad van bestuur, tevens decaan
secretaris raad van bestuur
104
Bijlage 1
jaarverslag 2004
HRM kengetallen VU medisch centrum t/m 2004
datum: 18 februari 2005 Onderwerp
Kengetal
functie-
VUmc gemiddeld aantal medewerkers
bestand
in loondienst
2001
2002
2003
2004 Verschil in %
- aantal leidinggevenden - aantal niet-leidinggevenden - aandeel leidinggevenden - aandeel niet-leidingevenden
5.411
5.812
6.126
6.154
369
391
419
435
0.5% 3.8%
5.042
5.420
5.708
5.719
0.2%
6.8%
6.7%
6.8%
7.1%
0.3%
93.2%
93.3%
93.2%
92.9%
-0.3%
VUmc totaal (incl. personeel niet in loondienst)
6.245
6.721
7.163
6.905
-3.6%
- aandeel patientgebonden personeel (a)
58.6%
59.5%
58.6%
60.4%
1.8%
- aandeel personeel algemeen26.9%
26.3%
27.1%
23.7%
-3.4%
- aandeel personeel hotelfuncties (c)
en administratieve functies (b)
7.2%
6.6%
6.3%
6.6%
0.3%
- aandeel personeel niet in loondienst (d)
2.6%
2.6%
2.3%
2.5%
0.2%
- aandeel personeel terrein- en gebouwgebonden functies (e) - aandeel stagiares (f)
0.8%
0.7%
0.6%
0.6%
0.0%
3.0%
2.7%
3.4%
4.6%
1.2%
- aandeel verpleegkundigen in opleiding (g) Aandeel indirect personeel %(b + c + e) loonkosten
1.0%
1.7%
1.7%
1.4%
-0.3%
34,9%
33,5%
33,8%
30.9%
-2,9%
€ 205.014.994 € 227.386.644 € 248.870.022 € 274.957.466
10.5%
Totale loonkosten
ontwikkeling (incl. soc. lasten en plusplaatsen) - niet wetenschappelijk personeel
€ 125.496.109
- wetenschappelijk personeel staf
€ 57.525.712
€ 137.413.975 € 149.480.032 € 163.619.705 € 65.942.226
€ 73.715.219
€ 81.861.310
11.1%
€ 8.753.847
€ 9.377.660
€ 9.746.173
€ 10.238.371
5.1%
€ 205.014.994 € 227.386.644 € 248.870.022 € 274.957.466
10.5%
9.5%
- wetenschappelijk personeel doorstroom Totaal looncomponenten (incl. soc. lasten en plusplplaatsen) - Salaris - Overwerk - Toelage Onregelmatige Diensten (TOD) - Gratificaties/geschenken
€ 176.272.566 € 192.480.205 € 209.062.344 € 242.712.573
16.1%
€ 677.248
€ 795.031
€ 927.919
€ 801.629
€ 6.698.673
€ 7.064.140
€ 7.428.682
€ 8.256.538
11.1%
€ 830.320
€ 684.179
€ 914.076
€ 1.335.427
46.1%
-13.6%
- Niet in Loondienst
€ 3.796.855
€ 4.121.444
€ 4.746.909
€ 4.607.760
-2.9%
- Uitzendkrachten
€ 6.219.564
€ 6.565.225
€ 6.114.850
€ 4.775.095
-21.9%
€ 10.519.769
€ 15.676.421
€ 19.675.242
€ 12.468.445
-36.6%
- Toelage
Met betrekking tot de loonkostenontwikkeling in 2004: zie ook toelichting bij bijlage B.1.2 pagina 137
105
Onderwerp
Kengetal
2001
2002
2003
2004
Verschil in %
Loonsomverdeling - salaris
86.0%
84.6%
84.0%
88.3%
4.3%
- overwerk
0.3%
0.3%
0.4%
0.3%
-0.1%
- TOD
3.3%
3.1%
3.0%
3.0%
0.0%
- gratificatie/geschenk
0.4%
0.3%
0.4%
0.5%
0.1%
- niet in loondienst
1.9%
1.8%
1.9%
1.7%
-0.2%
- uitzendkrachten
3.0%
2.9%
2.5%
1.7%
-0.8%
- toelage
5.1%
6.9%
7.9%
4.5%
-3.4%
per (ingezette) fte
€ 47.550
€ 50.102
€ 52.794
€ 56.420
6.9%
gemiddeld bruto salaris in referteperiode per fte
€ 40.884
€ 42.410
€ 44.349
€ 51.487
16.1%
gemiddelde loonkosten in referteperiode
Mobiliteit
2.311
1.174
1.010
954
-5.5%
Cluster 1
Instroom hoofdelijk VUMC
283
175
150
132
-12.0%
Cluster 2
356
181
119
116
-2.5%
Cluster 3
269
151
153
120
-21.6%
Cluster 4
347
274
239
157
-34.3%
Cluster 5
428
148
158
143
-9.5%
Cluster 6 2
465
105
95
134
41.1%
89
92
65
67
3.1% 174.2%
Facilitair bedrijf Stafdiensten 3
74
48
31
85
42.7%
20.2%
16.5%
15.5%
-1,0%
Uitstroom hoofdelijk VUMC
924
876
820
925
12.8%
Cluster 1
121
109
115
123
7.0%
Cluster 2
122
137
135
129
-4.4%
Cluster 3
122
114
129
119
-7.8%
Cluster 4
183
192
191
209
9.4%
Cluster 5
148
118
90
128
42.2%
Instroomratio
Cluster 6
74
87
86
78
-9.3%
Facilitar bedrijf Stafdiensten 4
90
85
58
67
15.5%
64
34
16
72
350.0%
Uitstroomratio
17.1%
15.1%
13.4%
15.1%
1,7%
Personeels-
Gemiddelde hoofdelijk bezetting
5.411
5.812
6.126
6.154
0.5%
bestand
Niet leidinggevend verplegend & verzorgend personeel
1.164
1.183
1.263
1.307
3.4%
2 De toegenomen instroom is bij cluster 6 grotendeels veroorzaakt door de registratie van uurdocenten. 3 Bij de Stafdiensten zijn in 2004 voor het eerst de flexpoolers erbij gekomen. 4 De extra uitstroom van de Stafdiensten is eveneens vooral bepaald door de flexpoolers
106
Onderwerp
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Kengetal
2001
2002
2003
2004
Verschil
Gemiddelde personeelsomvang in fte
4.312
4.539
4.714
4.873
3.4% 2.3%
in % Deeltijdfactor Leeftijdsopbouw van alle medewerkers in loondienst
79.7%
78.1%
76.9%
79.2%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
00 tot 20
1.1%
1.3%
1.3%
1.2%
-0.1%
20 tot 25
5.8%
6.5%
7.5%
6.8%
-0.7%
25 tot 30
13.2%
13.8%
14.3%
14.0%
-0.3%
30 tot 35
16.4%
15.2%
14.0%
14.1%
0.1%
35 tot 40
17.7%
16.5%
15.3%
14.3%
-1.0%
40 tot 45
15.7%
15.8%
15.7%
15.5%
-0.2%
45 tot 50
12.5%
12.5%
12.6%
13.2%
0.6%
50 tot 55
10.5%
10.7%
10.7%
11.0%
0.3%
55 tot ..
7.1%
7.8%
8.8%
10.1%
1.3%
36.1
30.5
30.0
31.9
6.3%
zijn getreden
34.7
33.8
33.7
34.1
1.2%
Gemiddelde leeftijd medewerkers bij VUMC
38.9
38.9
39.0
39.6
1.5%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
51.6%
54.4%
53.4%
37.0%
-16.4%
3–4
8.6%
8.9%
10.5%
25.3%
14.8%
5–6
4.8%
5.2%
5.7%
6.6%
0.9%
7–8
4.3%
3.0%
3.4%
3.9%
0.5%
9 – 10
6.3%
5.0%
3.1%
2.4%
-0.7%
Gemiddelde leeftijd van medewerkers die in dienst zijn gekomen Gemiddelde leeftijd van medewerkers die uit dienst
diensttijdverdeling <= 2 jaar
>= 10 jaar
24.1%
23.5%
23.9%
24.8%
0.9%
Percentage mannen
36.0%
35.4%
35.1%
35.2%
0.1%
Percentage vrouwen
64.0%
64.6%
64.9%
64.8%
-0.1%
Aantal medici in schaalklasse:
636
680
716
729
1.8%
11A (arts-assistenten)
286
308
329
353
7.3%
30
33
36
30
-16.7%
207
219
231
3
56
62
59
1
HM4 (hoogleraren / medisch specialisten)
21
21
23
24
4.3%
HH5 (hoogleraren / afdelingshoofden)
36
37
39
37
-5.1%
MSP (medisch specialisten) AM2 (academisch medisch specialisten) AH3 (academisch hoofdspecialisten) UMS (universitair medisch specialist, nieuwe schaal per 1/1/2004)
282
-3.0%
Voltijds_deeltijds
5.411
5.812
6.126
6.154
0.5%
- aandeel deeltijdcontracten
53.9%
55.7%
57.5%
55.0%
-2.5%
- aandeel voltijdcontracten
46.1%
44.3%
42.5%
45.0%
2.5%
27,9%
28,0%
27,9%
-0,1%
72,1%
72,0%
72,1%
0,1%
1.56
1.57
1.63
3.8%
- aandeel tijdelijke contracten - aandeel vaste contracten Ziekteverzuim Meldingsfrequentie (aantal keer ziek gemeld per periode)
1.63
107
Onderwerp
Kengetal
2001
2002
2003
2004
Verschil
8.862
9.144
9.723
9.692
-0.3%
1-2 dagen
35.2%
35.3%
36.9%
36.5%
-0.4%
3-7 dagen
41.9%
41.5%
40.6%
41.0%
0.4%
2 weken
9.9%
10.2%
10.2%
10.6%
0.4%
3-4 weken
4.3%
4.4%
3.7%
4.1%
0.4%
in % Verzuimduur aantal (100%)
5-6 weken
1.3%
1.2%
1.1%
1.6%
0.5%
7-26 weken
5.3%
5.1%
5.4%
4.6%
-0.8%
27-53 weken
1.5%
1.3%
1.1%
1.2%
0.1%
> 1 jaar
0.7%
0.9%
1.2%
0.5%
-0.7%
Aantal ziekmeldingen in periode totaal
8.812
9.053
9.598
10.061
4.8%
- Ziekteverzuim
8.690
8.925
9.392
9.895
5.4%
Ziektepercentage (totaal)
8.06%
7.65%
7.22%
6.17%
-1.05%
Ziekteverzuim(< 1 jr ziek)
5.60%
5.31%
4.85%
4.18%
-0.67%
Langziek(>= 1 jr ziek)
1.46%
1.54%
1.38%
1.15%
-0.23%
Gravida
1.00%
0.80%
0.99%
0.83%
-0.16%
Kort verzuim (< 1 jr) VUMC
5.60%
5.31%
4.85%
4.18%
-0.67%
CL-Cluster 1
4.69%
4.17%
3.94%
3.31%
-0.63%
CL-Cluster 2
4.57%
4.74%
4.10%
3.03%
-1.07%
CL-Cluster 3
5.59%
4.98%
4.69%
4.03%
-0.66%
CL-Cluster 4
6.12%
5.72%
5.57%
5.13%
-0.44%
CL-Cluster 5
5.13%
5.19%
4.15%
3.26%
-0.89%
CL-Cluster 6
4.60%
4.02%
3.52%
3.47%
-0.05%
10.26%
10.03%
9.23%
8.72%
-0.51%
3.98%
3.91%
3.72%
3.94%
0.22%
Facilitair bedrijf Stafdiensten
108
jaarverslag 2004
bijlage 2
kengetallen VUmc 1996 – 2004
gemiddelde verpleegduur
opnamen (x 1.000)
35
14
30
12
25
10
20
8
15
6
10
4 1996
1998
2000
2002
2004
opnamen (x 1.000)
22,1
21,7
19,2
17,7
20,6
gem. verpleegduur
8,9
8,9
8,3
8,2
7,5
verpleegdagen (x 1.000)
bedden
300
800
250
780
200
760
150
740
100
720
50
700 680
0 verpleegdagen (x 1.000) bedden
1996
1998
2000
2002
2004
195,9
192,0
159,0
145,6
154,9
733
733
733
733
733
consulten (x 1.000) (excl.radiotherapie)
dagbehandelingen (x 1.000)
400
20
350 16 300 12
250 200
8 150 4
100 consulten (x 1.000)
1996
1998
2000
2002
2004
268,8
262,1
261,0
263,7
289,5
9,9
10,7
11,4
17,9
17,7
(excl. radiotherapie) dagbehandelingen (x 1.000)
109 GPL per fte ( in € 1)
gem. personeelsbezetting (in fte) 5.500
60.000
5.000 4.500
50.000 4.000 40.000 3.500 3.000 gem. personeelsbez. (in fte) GPL per fte (in € 1)
30.000 1996
1998
2000
2002
2004
3,487
3,605
3,827
4,724
5,055
38,114
40,531
44,693
51,749
56,766
budget patiëntenzorg (in € 1.000)
rijksbijdrage (in € 1.000)
totaal extern kader (in € 1.000) 400.000
300.000
200.000
100.000
0 budget pat. zorg (in € 1.000) rijksbijdrage (in € 1.000) totaal extern kader (in € 1.000)
1996
1998
2000
2002
2004
151.514
166,622
188,263
237,318
267,979
34,526
42,880
47,931
79,639
88,270
186,040
209,502
236,194
316,957
356,249
investeringen in bouw* (in € 1.000)
investeringen in apparatuur
totaal investeringen (in € 1.000)
(in € 1.000)
120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000
inv. in bouw* (in € 1.000)
1996
1998
2000
2002
2004
10,667
5,230
609
2,978
77,544
inv. in apparatuur (in € 1.000)
14,054
9,953
11,036
18,210
20,417
totaal investeringen (in € 1.000)
24,721
15,183
11.645
21,188
97,961
*exclusief bouwprojecten in uitvoering
110
jaarverslag 2004 - jaarrekening
111
IV.
Jaarekening 2004
112
jaarverslag 2004 - jaarrekening
IV.1
Balans per 31 december 2004 (in € 1.000,-)
Balans per 31 december 2004 (in € 1.000,-) (na resultaatverwerking)
2004
2003
264.821
258.308
ACTIVA A
Vaste activa
1
Materiële vaste activa
2
Financiële vaste activa Totaal vaste activa
B
3.647
1.209
268.468
259.517
Vlottende activa
1
Voorraden
2.889
3.161
2
Vorderingen
54.851
73.749
Totaal vlottende activa
57.740
76.910
326.208
336.427
1.102
Totaal activa PASSIVA C
Eigen vermogen
1
Collectief gefinancierd gebonden vermogen
1.176
2
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
8.282
7.315
Totaal eigen vermogen
9.458
8.417
86.433
89.792
D
Egalisatierekening afschrijvingen
E
Voorzieningen
F
5.805
12.046
Langlopende schulden
133.273
63.932
G
Kortlopende schulden
79.547
161.167
H
Financieringsoverschot
11.692
1.073
326.208
336.427
Totaal passiva
113
IV.2
Resultatenrekening over 2004 (in € 1.000,-)
Resultatenrekening over 2004 (in € 1.000,-)
2004
2003
A
Bedrijfsopbrengsten
1a
Budget patiëntenzorg
267.979
252.665
1b
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
54.385
53.502
1c
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen
32.045
29.282
1d
Specialistenopleiding
641
608
1e
Onderwijs dienstverlening andere faculteiten
963
769
1f
Dieetadvisering AWBZ
236
0
356.249
336.826
2
Overige bedrijfsopbrengsten
57.901
50.237
414.150
387.063
286.926
266.358
25.488
22.729
Som der bedrijfsopbrengsten B
Bedrijfslasten
1
Personeelskosten
2
Afschrijvingen materiële vaste activa Onttrekking egalisatierekening afschrijvingen à fonds
3
C
perdu bijdrage in bouw, eerste inrichting en inventaris
-5.554
-5.867
Subtotaal afschrijvingen
19.934
16.862
Overige bedrijfskosten
100.883
99.737
Som der bedrijfslasten
407.743
382.957
-5.928
-6.683
Resultaat
479
-2.577
Overige vermogensmutaties
562
0
1.041
-2.577
Financiële baten en lasten
Totaalresultaat
114
jaarverslag 2004 - jaarrekening
IV.3
Grondslagen voor de waardering van de balans en resultatenrekening
Grondslagen van waardering Algemeen Alle bedragen zijn in duizenden euro’s vermeld, tenzij anders is aangegeven. De activa en passiva zijn, tenzij anders vermeld, tegen nominale waarde opgenomen. Vergelijkende cijfers Per 1 januari 2004 is het Radionuclidencentrum overgenomen van de Vrije Universiteit. Het per die datum ingebrachte vermogen bedraagt € 562.000. Consolidatie Het VU medisch centrum, hoewel onderdeel van de Vereniging voor Christelijk Wetenschappelijk Onderwijs, brengt een eigen verslag uit. Dit uitgangspunt geldt eveneens voor de andere entiteiten binnen de Vereniging, te weten de Vrije Universiteit en de Christelijke Hogeschool Windesheim. Voor deze verslagwijze is gekozen, omdat een geconsolideerde jaarrekening met de andere entiteiten, de Vereniging en de VU, niet bijdraagt aan het door de wet vereiste inzicht. Consolidatie met Boelevaar Holding BV vindt niet plaats gezien de beperkte materiële omvang. Materiële vaste activa De materiële vaste activa (inventarissen indien groter dan € 1.000,- per eenheid) worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde, verminderd met afschrijvingen op basis van de door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) gehanteerde afschrijvingspercentages. Tot en met 1987 is afgeschreven vanaf het jaar na ingebruikneming. Vanaf 1988 worden de investeringen in bouw en eerste inrichting afgeschreven vanaf de maand van ingebruikneming. Op de investeringen in inventarissen wordt in het jaar van aanschaf een vol jaar afgeschreven. De à fonds perdu investeringen, alsmede gedane investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen en apparatuur welke worden gefinancierd door bijdragen derden, worden zowel onder de materiële vaste activa als onder de egalisatierekening afschrijvingen verantwoord. De afschrijvingen ervan worden in mindering gebracht op zowel de actiefpost als op de passiefpost. Financiële vaste activa De tot de financiële vaste activa behorende deelneming is gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. De grondslagen voor de waardering van de deelneming zijn gelijk aan die van het medisch centrum.
115
Voorraden De magazijnvoorraden zijn gewaardeerd tegen verrekenprijzen welke zijn gebaseerd op de actuele inkoopprijzen. Met de mate van incourantheid is rekening gehouden. Zelf geproduceerde medicijnen zijn gewaardeerd tegen materiaal- en loonkosten. Debiteuren Voor debiteuren is een voorziening wegens verwachte oninbaarheid getroffen. De voorziening wordt procentueel berekend over de totalen van debiteuren, gerubriceerd naar ouderdom. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regeling, individueel beoordeeld. Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden Bijdragen van derden in apparatuur worden toegevoegd aan een egalisatierekening. De jaarlijkse onttrekkingen aan deze rekening, gelijk aan de afschrijvingslasten, vallen vrij ten gunste van de resultatenrekening en neutraliseren daarmee de afschrijvingslasten. Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten Op verzoek van het ministerie van VWS wordt de vergoeding voor afschrijving in het budget en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie ten gunste van deze voorziening geboekt. De afschrijvingslast wordt ervan ten laste gebracht. Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw In de rijksbijdrage werkplaatsfunctie is een (genormeerde) vergoeding opgenomen voor rente en afschrijving grote bouw. Dit deel wordt toegevoegd aan de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Tegenover deze vergoeding staan de werkelijke kosten, welke ten laste van de egalisatierekening worden geboekt. Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in materiële vaste activa Dit betreft beschikbaar gestelde à fonds perdu bijdragen van het ministerie van OCenW en de Vereniging in terreinen, gebouwen en inventarissen, alsmede investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen. Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ) Tussen OCenW, VWS en NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de planning en uitvoering van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in werking getreden. De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de plaats van de egalisatierekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, onder aftrek van de werkelijke afschrijvingen, aan de egalisatierekening gedoteerd.
116
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Saldi projecten Gedurende de looptijd van meerjarige projecten worden de reeds gerealiseerde opbrengsten inclusief ontvangen voorschotten onder aftrek van gerealiseerde kosten gepassiveerd onder de overige schulden.
Grondslagen van resultaatbepaling Algemeen Als prijsgrondslag wordt de historische uitgaafprijs gehanteerd. Voor de vaststelling van het resultaat wordt uitgegaan van het baten- en lastenstelsel. Voor zover de materiële vaste activa (waaronder inventarissen) à fonds perdu alsmede uit voorzieningen worden gefinancierd, worden de afschrijvingen in de resultatenrekening als afschrijvingslast opgenomen en als bate onder de post afschrijvingen ten laste van de egalisatierekeningen afschrijving. De afschrijvingen van de overige materiële vaste activa zijn als last onder de post afschrijvingen opgenomen. De baten zijn berekend aan de hand van de door het CTG goedgekeurde aanvaardbare kosten aangevuld met intern berekende aanpassingen daarvan. Baten en lasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, zijn aan dit boekjaar toegerekend. Wachtgelden Met de invoering in 1991 van de budgettering van de wachtgelden wordt een uitzondering gemaakt op het baten- en lastenstelsel. In dit geval wordt de last verantwoord in het jaar van betaling in plaats van in het jaar van ontstaan. Seniorenregeling Op 1 maart 2004 is de nieuwe CAO Academische Ziekenhuizen in werking getreden. De kosten van de in deze CAO opgenomen seniorenregelingen worden verantwoord in het jaar van uitbetalen. Opbrengsten werk voor derden / mutaties saldi projecten De baten en lasten van derde geldstroom projecten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening gebracht in de periode van gereedkomen van het project of een afgerond deel daarvan. Verliezen op lopende projecten worden genomen zodra zij zich manifesteren.
117
Voorziening groot onderhoud Ingevolge de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstallig onderhoud komen te vervallen. Inventaris en apparatuur Inventaris en apparatuur kleiner dan € 1.000,- per eenheid wordt niet geactiveerd maar als last opgenomen in het jaar van aanschaf. Rente De kosten van rente op bouwprojecten in uitvoering (met uitzondering van de kleine bouwprojecten) werden tot en met 2001 geactiveerd (bouwrente). Op grond van een CTG beleidsregel wordt vanaf 1 januari 2002 rente tijdens de bouw niet meer geactiveerd. De rentelasten met betrekking tot de leningen o/g zijn in de resultatenrekening opgenomen onder de post rentelasten.
118
j a a r ve rs l a g 2 0 0 4 - j a a r r e ke n i n g
IV.4
Toelichting bij de balans per 31 december 2004 (in € 1.000,-)
A
VASTE ACTIVA
A.1.
Materiële vaste activa (in € 1.000,-)
De specificatie van de boekwaarde van de materiële vaste activa is als volgt: Materiële vaste activa Terreinen en gebouwen Andere vaste bedrijfsmiddelen Bouwprojecten in uitvoering Totaal materiële vaste activa
31-12-2004
31-12-2003
194.224
128.848
61.398
55.323
9.199
74.137
264.821
258.308
In deze opstelling zijn de investeringen gefinancierd volgens de verschillende bekostigingssystematieken onder één noemer geplaatst. Voor een nader onderscheid wordt verwezen naar bijlage 1. In bijlage 1a is de verantwoording DHAZ-middelen 2004 opgenomen. Het per 1 januari 2004 van de Vrije Universiteit overgenomen Radionuclidencentrum is separaat opgenomen.
Verloop van de materiële vaste activa Terreinen en gebouwen
Andere vaste bedrijfsmiddelen
Bouwprojecten in uitvoering
Totaal materiële vaste activa
Aanschafwaarde
273.792
115.140
74.137
463.069
Cumulatieve afschrijvingen
-144.944
-59.817
0
-204.761
128.848
55.323
74.137
258.308
0
411
0
411
Cumulatieve afschrijvingen
0
-126
0
-126
Boekwaarde
0
285
0
285
Stand 1 januari
Boekwaarde Radionuclidencentrum Aanschafwaarde
Mutaties boekjaar Investeringen
77.544
20.417
-64.938
33.023
Afschrijvingen
-12.168
-14.258
0
-26.426
Totaal
65.376
6.159
-64.938
6.597
Aanschafwaarde
-5.854
-10.342
0
-16.196
Afschrijvingen
5.854
10.342
0
16.196
0
0
0
0
Aanschafwaarde
0
-2.969
0
-2.969
Afschrijvingen
0
2.600
0
2.600
Totaal
0
-369
0
369
Aanschafwaarde
345.482
122.657
9.199
477.338
Cumulatieve afschrijvingen
-151.258
-61.259
0
-212.517
Boekwaarde
194.224
61.398
9.199
264.821
Terugname geheel afgeschreven activa
Totaal Desinvesteringen
Stand 31 december
119
Desinvesteringen De aanschafwaarde en de cumulatieve afschrijving van verbouwingen uit 1984, inventarissen uit 1994 en computerapparatuur uit 1999, welke inmiddels geheel zijn afgeschreven, zijn als desinvesteringen verwerkt. Tevens is er een aantal reeds afgekeurde of verkochte investeringen uit de jaren 1995 tot en met 2004 als desinvestering verwerkt.
Investeringen in gebouwen In het verslagjaar kwamen de volgende projecten1 gereed:
Investeringen in gebouwen • beddenhuis • uitbreiding radiotherapie (megavolt)
67.859 6.942
• vervangen verdeelinrichting
670
• vervangen brandmeldinstallaties polikliniek
575
• beleidsplan productie apotheek
519
• universitaire huisartsen praktijk
449
• veiligheid algemeen
274
• tijdelijke indeling VH-oost
128
• aanpassingen verloskunde & gynaecologie
67
• netwerk OK i.v.m. digitalisering
34
• diversen
6
Subtotaal
77.523
Daarnaast werden aan de reeds in 2003 als voltooid aangemerkte projecten de navolgende uitgaven toegevoegd: • verplaatsen cardiologie
17
• aanpassen nefrologie
13
• betonreiniging brug
12
• betonreparatie parkeergarage
10
• aanpassen OK-6 WCD’s • vervangen apparatuur i.v.m. robotisering Totaal
1 De afschrijving hierop wordt ten laste gebracht van de 'egalisatierekening kleine bouwkundige projecten’.
1 -32 77.544
120
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Projecten in voorbereiding of in uitvoering Ultimo 2004 zijn de navolgende projecten nog in voorbereiding of in uitvoering: Omschrijving spoedeisende hulp
WZV-type
onderhanden
nominaal
jaar van
t/m 2004
bedrag WZV
oplevering
vergunning
44
kantooropbouw poli
melding
7.050
7.690
2008 2005
diverse kleine bouwkundige werken
melding
1.242
6.438
2005 e.v.
diverse bouwprojecten gefinancierd door derden
niet WZV
Subtotaal PBA-middelen
307 8.643
ontsluiting westflank
DHAZ
29
labgebouw
DHAZ
6
nieuwbouw meander
DHAZ
6
renovatie VH oost
DHAZ
283
diverse kleine bouwkundige werken
DHAZ
232
Subtotaal DHAZ-middelen Totaal projecten in uitvoering
556 9.199
2008
3.115
2005 e.v.
121
Investeringen in inventarissen In het verslagjaar zijn de volgende investeringen in inventarissen gedaan: Investeringen in inventarissen • investeringen > € 1.000,- en < € 12.000,-
2.584
• vervoermiddelen
38
• huishoudelijke apparatuur
75
• kantoorapparatuur
14
• computerapparatuur • veiligheidsapparatuur
3.489 9
• sterilisatie- en desinfectieapparatuur
132
• behandel- en verpleegapparatuur
479
• radiotherapie apparatuur
2.780
• chirurgische apparatuur
2.761
• anesthesie- en beademingsapparatuur
1.080
• laboratoriumapparatuur
3.716
• functieonderzoek en bewaking
1.002
• röntgenapparatuur
1.334
• apparatuur ten behoeve van nucleaire geneeskunde • echografieapparatuur • beeldverwerkende apparatuur • werktuigen / machines / gereedschappen • overig Totaal
61 177 6 17 663 20.417
Op basis van de algemene richtlijn 'Investeringen in medische en overige inventarissen' is het investeringsplafond 2004 € 9,8 miljoen. Voor vervangings- en uitbreidingsinvesteringen in apparatuur artikel 2 WBMV (Wet Bijzondere Medische Voorzieningen) is het plafond 2004 verhoogd met € 2,1 miljoen. Vanuit de Vrije Universiteit is € 0,7 miljoen beschikbaar gesteld voor onderwijs en onderzoek (faculteit geneeskunde). Uit eigen middelen is € 13,2 miljoen beschikbaar gesteld, voornamelijk voor ICT projecten. Derden leverden een financiële bijdrage aan de investeringen van circa € 3,1 miljoen. In 2004 is € 8,5 miljoen minder geïnvesteerd dan op basis van de richtlijnen en de bijdragen uit eigen middelen en van derden beschikbaar was. De overloop ultimo 2003 van de extern gefinancierde investeringsruimte was circa € 8,9 miljoen. Na verwerking van de investeringen in 2004 resteert een overschot ultimo 2004 van circa € 17,4 miljoen.
122
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Financiële vaste activa (in € 1.000,-)
A.2.
Financiële vaste activa • Waarborgsommen • Deelneming Boelevaar Holding BV • Kosten herfinanciering langlopende leningen
2004
2003
42
34
518
495
1.799
0 1.023
• Leningen u/g: -
vorderingen op lange termijn per 1 januari
680
-
vorderingen op korte termijn per 1 januari
343
367
1.023
1.390
Subtotaal -
bij: nieuw verstrekte lening
-
af: aflossingen 2004
966
0
-363
-367
1.626
1.023
-338
-343
Boekwaarde per 31 december
1.288
680
Totaal financiële vaste activa
3.647
1.209
Stand per 31 december -
af: aflossingen 2005, opgenomen onder kortlopende vorderingen
Waarborgsommen De waarborgsom betreft een depotbedrag bij TPG Post gebaseerd op de gemiddelde factuurwaarde. Deelneming Boelevaar Holding BV In juni 1998 is door het VU medisch centrum de Boelevaar Holding BV opgericht met een maatschappelijk kapitaal van € 91 duizend, waarvan € 18 duizend geplaatst en volgestort. Primaire doelstelling is het oprichten van, het voeren van beheer over, het deelnemen in, het financieren van, het samenwerken met, het besturen van vennootschappen en andere ondernemingen en het verlenen van adviezen en andere diensten in het belang van het VU medisch centrum. De vennootschap is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Amsterdam onder nummer 33304336. De directie van de vennootschap wordt gevormd door de raad van bestuur van het VU medisch centrum. Waardering geschiedt tegen de netto vermogenswaarde. Het resultaat van de deelneming bedroeg in 2004 € 24 duizend positief. Kosten herfinanciering langlopende leningen In 2004 is kans gezien om een groot deel van de bestaande leningenportefeuille te herfinancieren. De kosten van de herfinanciering, groot € 2,2 miljoen, worden over vijf kalenderjaren verdeeld.
123
Leningen u/g lening
afsluit-
oorspr.
totale
restvord.
resterende
aflossings-
restschuld
restschuld
jaar
bedrag
looptijd
31-12-04
looptijd
bedrag
op lange
op lange
2005
termijn
termijn
op 31-12-04
over 5 jaar
VU
1991
3.116
15 jaar
312
2 jaar
208
104
0
SAC
1995
363
10 jaar
36
1 jaar
36
0
0
VCL
1996
11
10 jaar
0
0 jaar
0
0
0
Cyclotron 1997
908
11 jaar
273
3 jaar
91
182
rente %
5,65
0
6,00
SPF
1998
25
10 jaar
16
4 jaar
3
13
0
5,65
SPF
1999
29
10 jaar
0
0 jaar
0
0
0
5,65
STEGA
2000
23
onbep.
23
onbep.
0
23
23
SAC
2004
2.400
onbep.
966
onbep.
0
966
966
338
1.288
989
Totaal
6.875
1.626
4,50
Het in 2005 af te lossen bedrag van € 0,3 miljoen is in mindering gebracht op de restvordering van € 1,6 miljoen en opgenomen onder ‘vorderingen’. Alle leningen zijn onderhands afgesloten en worden lineair afgelost. Aan de Vrije Universiteit is in 1991 een lening verstrekt ter gedeeltelijke financiering van de bouw van de warmte/krachtcentrale (Stoom- en Gasturbine STEG) voor het energiecentrum, waarvan het medisch centrum circa 45% afneemt. De in 1995 aan de Stichting Arateus van Cappadocië (SAC) verstrekte lening is voor de gedeeltelijke financiering van de bouw van een onderzoekscentrum te Hoorn. De lening verstrekt aan het Virtueel Centraal Laboratorium (VCL) is in 2004 in zijn geheel afgelost. De in 1997 aan Cyclotron BV verstrekte lening is voor gedeeltelijke financiering van apparatuur. De in 1998 en 1999 verstrekte leningen aan de Stichting Personeelsfonds zijn voor de financiering van een tweetal personeelscaravans. De in 1999 verstrekte lening is in 2004 i.v.m. de verkoop van de caravan in zijn geheel afgelost. In 2000 is door de faculteit der geneeskunde VU een lening verstrekt aan de STEGA (Skeletal Tissue Engineering Group Amsterdam) ten behoeve van het commercialiseren van de aan de VU ontwikkelde Anti-Microbiële Peptiden (AMP’s). In 2004 is de SAC begonnen met de bouw van een nieuw onderzoekcentrum te Hoorn. Ter gedeeltelijke financiering heeft het VUmc een lening van maximaal € 2,4 miljoen beschikbaar gesteld. De aflossing geschiedt uiterlijk bij de toekomstige verkoop van het pand.
124
jaarverslag 2004 - jaarrekening
B
Vlottende activa
B.1.
Voorraden (in € 1.000,-) 31-12-2004
31-12-2003
511
469
Voorraden: • centraal magazijn • textielmagazijn • centraal sterilisatie magazijn • apotheek • medische kunst- en hulpmiddelen • emballagemateriaal Totaal voorraden
0
39
178
177
1.620
1.561
569
910
11
5
2.889
3.161
Onder de voorraden zijn die voorraden opgenomen die centraal worden beheerd en geregistreerd. Een uitzondering betreft de voorraad pacemakers en PTCA-materialen, die als medische kunst- en hulpmiddelen staan vermeld. Bij de overgang naar lease van de bedrijfskleding, is de waarde in het textielmagazijn op nul gesteld.
B.2.
Vorderingen (in € 1.000,-)
Rekening-courant verhouding met Stichting Specialistenrekening
31-12-2004
31-12-2003
-86
338
0
0
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie Vorderingen op debiteuren • debiteuren
36.692
51.025
• te factureren vergoedingen
11.490
16.308
• voorziening dubieuze debiteuren
-2.508
-2.548
Subtotaal vorderingen op debiteuren
45.674
64.785
• bevoorschotting
-76
-1.724
45.598
63.061
• vooruitbetaald op bestellingen
2.864
3.928
• overige kortlopende vorderingen
1.986
341
Totaal andere kortlopende vorderingen
4.850
4.269
374
599
4.115
5.482
54.851
73.749
Totaal vorderingen op debiteuren Andere kortlopende vorderingen
Korte-termijndeel financiële vaste activa Transitoria debiteuren Totaal vorderingen en overlopende activa
In het totaal van de vorderingen en overlopende activa zijn ook de van de Vrije Universiteit te vorderen posten opgenomen ter grootte van € 2,0 miljoen. Rekening-courant verhouding met Stichting Specialistenrekening Dit betreft nog af te dragen honoraria voor het specialisme mondziekten en kaakchirurgie.
125
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
2004
• Saldo per 1 januari
2003
0
0
• Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
54.385
53.502
• Totaal
54.385
53.502
• Door OCenW uitgekeerd in het kalenderjaar
54.385
53.502
0
0
Saldo per 31 december
Vorderingen op debiteuren Vorderingen op debiteuren
Openstaand per
Openstaand per
01-03-2005
31-12-2004
01-03-2004
1-12-2003
• ouderdom < 1/2 jaar
6.057
30.062
8.369
42.057
• ouderdom 1/2 - 1 jaar
1.711
3.358
3.117
3.599
• ouderdom 1 - 2 jaar
1.541
2.298
3.635
4.603
• ouderdom 2 - 3 jaar
573
658
339
467
• ouderdom > 3 jaar
332
316
246
299
10.214
36.692
15.706
51.025
Totaal debiteuren Te factureren vergoedingen
11.490
16.308
Totaal
48.182
67.333
De vergoedingen ter dekking van het budget bedragen in 2004 € 280,1 miljoen (in 2003 € 283,4 miljoen). De vorderingen op debiteuren met een leeftijd van minder dan een 1/2 jaar daalt fors (€ 12,0 miljoen). Dit wordt veroorzaakt door een daling van de verpleeggelden per augustus 2004 met € 600-€ 1.000 per dag, resulterend in een lagere dekking van circa € 39 miljoen. De afname van vorderingen met een ouderdom van 1-2 jaar is het gevolg van intensieve inspanningen om probleemgevallen uit 2003 en ouder af te wikkelen. Facturen ouder dan 2 jaar zijn in overwegende mate vorderingen op buitenlandse patiënten en lopende incassozaken. De krediettermijn is gedaald van 60 dagen in 2003 naar 56 dagen in 2004. Te factureren vergoedingen De afname van te factureren vergoedingen met € 4,8 miljoen is het gevolg van het lagere verpleegtarief.
Voorziening dubieuze debiteuren
2004
2003
Saldo per 1 januari
2.548
1.554
Af: in het boekjaar ten laste van de voorziening gebracht
-1.995
-1.560
resultatenrekening
1.955
2.554
Saldo per 31 december
2.508
2.548
Bij: in het boekjaar aan de voorziening toegevoegd ten laste van de
De algemene rekenregel voor het bepalen van de voorziening is als volgt: de vorderingen per 31 december 2004 met een looptijd langer dan één jaar worden voor 100% als dubieus aangemerkt en de vorderingen van de kostendelen met een looptijd van een halfjaar tot één jaar voor 50%. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regeling, individueel beoordeeld. Transitoria debiteuren De transitoria debiteuren bedragen totaal € 4,1 miljoen. Deze post omvat onder andere nog te factureren omzet (€ 1,6 miljoen) en vorderingen op twee stichtingen ter grootte van € 0,9 miljoen. Sinds 2004 is het saldo nog te factureren personele lasten van de plusplaatsen vervallen en opgenomen onder de kortlopende schulden (in 2003 €1,4 miljoen).
126
jaarverslag 2004 - jaarrekening
C
Eigen vermogen (in € 1.000,-)
Het verloop van het eigen vermogen in het boekjaar is als volgt: 31-12-2003
01-01-2004 resultaat 2004 31-12-2004
Collectief gefinancierd gebonden vermogen • reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling Totaal collectief gefinancierd gebonden vermogen
1.102
1.348
-172
1.176
1.102
1.348
-172
1.176
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen • algemene reserve
476
476
24
500
6.839
7.155
627
7.782
Totaal niet collectief gefinancierd vrij vermogen
7.315
7.631
651
8.282
Totaal eigen vermogen
8.417
8.979
479
9.458
• specifieke reserve O & O
Vermogensmutaties per 1 januari 2004 Toegevoegd werd het eigen vermogen van het per 1 januari van de Vrije Universiteit overgenomen radionuclidencentrum. Ultimo 2002 werd de bij derden in rekening gebrachte opslag voor decentrale overhead toegevoegd aan de reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Deze opslag had echter volgens bestaande regels toegevoegd moeten worden aan de specifieke reserve O & O. Nu is afgesproken niet-bestede deel van deze opslag ten goede te laten komen aan de reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.
C.1.
Collectief gefinancierd gebonden vermogen
Reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling Dit betreft de algemene reserve voor de gecumuleerde resultaten uit patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Per 1 januari 2004 werd de opslag decentrale overhead ter grootte van € 2.090 onder aftrek van het niet bestede deel van € 2.051gecorrigeerd. Per saldo is € 35 verschoven naar de specifieke reserve O & O. Afgeboekt is het negatieve resultaat 2004 dat betrekking heeft op patiëntenzorg. In het boekjaar 2004 is de begripsverwarring over de opslag decentrale overhead opgelost en is het resultaat op deze opslag verplaatst van de specifieke reserve O & O naar de reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Het eigen vermogen van het radionuclidencentrum (voorzover besteed aan vastgelegde middelen) ad € 285 werd toegevoegd.
C.2.
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
Algemene reserve Dit betreft de waarderingswijziging alsmede de gecumuleerde resultaten van de deelneming Boelevaar Holding BV. Bijgeboekt is het resultaat 2004 van de deelneming. Specifieke reserve O & O Dit betreft gecumuleerde resultaten voor de vervanging van apparatuur, voor het ontwikkelen van innovaties en overige bestemmingen alsmede resultaten op derde geldstroomactiviteiten en specifieke bedrijfsmatige activiteiten, specifiek te benutten door de projectleiders. Per 1 januari 2004 werd de opslag decentrale overhead ter grootte van € 2.090 onder aftrek van het niet bestede deel van € 2.051gecorrigeerd. Het eigen vermogen van het radionuclidencentrum (onder aftrek van het in vastgelegde middelen geinvesteerde deel) ad € 277 werd toegevoegd. Toegevoegd is het resultaat 2004 dat betrekking heeft op tweede en derde geldstroom onderwijs en onderzoek.
127
D
Egalisatierekening afschrijving (in € 1.000,-)
Het verloop van de egalisatierekeningen in het boekjaar is als volgt: 31-12-2003
dotaties
onttrekkingen
31-12-2004
• apparatuurbijdragen derden
4.111
3.118
1.335
5.894
• kleine bouwkundige projecten
7.389
1.399
1.418
7.370
• rente en afschrijving grote bouw
6.130
2.691
2.249
6.572
72.162
0
5.554
66.608
Egalisatierekening
• à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris. • Deregulering Huisvesting Academische Ziekenhuizen (DHAZ) Totaal
0
35
46
-11
89.792
7.243
10.602
86.433
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden Vanaf 1988 worden de bijdragen van derden voor investeringen in apparatuur ten gunste van deze egalisatierekening gebracht. De jaarlijkse vrijval ten gunste van de resultatenrekening is gelijk aan de afschrijvingslast van het met geld van derden gefinancierde deel van de apparatuur. Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten Ingaande 1991 is in overleg tussen de ministeries van VWS en OCenW overeengekomen om bouwprojecten (tussen € 0,1 miljoen en € 2,3 miljoen) per project te verantwoorden in een egalisatierekening kleine bouwkundige projecten. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Voor 2004 bedroeg deze € 1,4 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op een taakstellend investeringsbudget van € 1,4 miljoen voor 1991, € 1,6 miljoen voor 1992 en € 2,3 miljoen voor de jaren 1993 tot en met 2003. Vanaf 2004 is dit budget opgenomen in de regeling DHAZ. De totale dotatie heeft plaatsgevonden via terrein- en gebouwgebonden kosten. Daarnaast werden middelen toegevoegd voor bouwprojecten kleiner dan € 2,3 miljoen die niet uit de daarvoor bestaande regelingen kunnen worden gefinancierd (Investeringsplan Academische Ziekenhuizen). De afschrijvingslasten van de voltooide projecten zijn ten laste van de egalisatierekening gebracht. Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw Vanaf 1991 geldt het stelsel van genormeerde toewijzing voor rente- en afschrijvingslasten. Tegenover deze vergoeding staan de werkelijke lasten welke voor een deel in latere jaren worden geboekt. Dit deel is in deze egalisatierekening opgenomen volgens onderstaand overzicht. Het verschil tussen de normbijdrage en de werkelijke lasten ad € 0,4 miljoen is verantwoord onder de post dotaties. norm-bijdrage
t/m 2000
werkelijke lasten
saldo
13.636
9.662
3.974
2001
2.406
1.233
1.173
2002
2.060
1.600
460
2003
2.077
1.554
523
2004
2.691
2.249
442
22.870
16.298
6.572
Totaal
128
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris De tot 1988 door het ministerie van OCenW beschikbaar gestelde middelen voor à fonds perdu financiering van de vaste activa zijn enerzijds onder materiële vaste activa en anderzijds als egalisatierekening afschrijvingen verantwoord op de balans. Hetzelfde gebeurde met het aandeel in de financiering van de vaste activa van de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs en de investeringen in apparatuur uit eigen voorzieningen. Door de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs werd tijdens de bouw van het ziekenhuis en het opleidingscentrum een bedrag van € 1,3 miljoen geïnvesteerd. De jaarlijkse afschrijvingen worden voor gelijke bedragen zowel op de vaste activa als op de egalisatierekening afschrijving afgeboekt en beïnvloeden daardoor het resultaat niet. 31-12-2004
31-12-2003
66.499
72.042
• De bijdragen à fonds perdu door OCenW ten behoeve van de financiering van gebouwen, installaties en terreinen • Aandeel van de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs in de financiering van het ziekenhuis en het opleidingscentrum Totaal egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, en inventaris
109
120
66.608
72.162
Egalisatierekening Deregulering Huisvesting Academische Ziekenhuizen (DHAZ) Tussen OCenW, VWS en NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de planning en uitvoering van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in werking getreden. De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de plaats van de egalisatierekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. De werkelijke afschrijvingslasten komen ten laste van de egalisatierekening.
129
Voorzieningen (in € 1.000,-)
E
31-12-2003
dotaties
onttrekkingen
31-12-2004 2.400
• onderhoud en aanvulling terreinen, 5.835
3.101
6.536
• eigen risico WA
gebouwen en installaties
1.024
0
1.024
0
• sociale- en reorganisatiekosten
1.000
1.227
1.227
1.000
277
924
1.165
36
3.810
0
1.641
2.169
• ziekterisico • compensatieregeling IZA-AZ • lustrum Totaal
100
100
0
200
12.046
5.352
11.593
5.805
Voorziening onderhoud en aanvulling terreinen, gebouwen en installaties Door de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstallig onderhoud komen te vervallen. De in het lange termijn onderhoudsplan voorziene dotatie van € 5,5 miljoen kon daardoor met € 2,4 miljoen gecorrigeerd worden. Deze dotatie heeft plaatsgevonden via de terrein- en gebouwgebonden kosten. Voorziening eigen risico WA In verband met de WA-schadeverzekering met een eigen risico van € 0,7 miljoen per schadejaar is er een voorziening gevormd. Aan deze voorziening worden de uitgekeerde schades onttrokken. Door een verandering in de algemene toepassing van voorzieningen, kan het VUmc de hoogte van de voorziening naar eigen inzicht bepalen. Gezien de geringe hoogte van de kosten van de afgelopen 10 jaar zal er in de toekomst geen voorziening meer worden opgenomen. De vrijval heeft ten gunste van het resultaat plaatsgevonden. Voorziening sociale- en reorganisatiekosten Deze voorziening is bestemd voor uitgaven die samenhangen met reorganisaties als gevolg van de in gang gezette organisatie-ontwikkeling. De reguliere dotatie van € 0,2 miljoen is verantwoord onder de post overige personeelskosten. In 2004 heeft naast de reguliere dotatie ook een aanvullende dotatie van € 1,0 miljoen plaatsgevonden. Deze dotatie is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotaties voorzieningen. Voorziening ziekterisico Deze voorziening is gevormd in verband met het ziekteverzuimrisico van personeel op derde-geldstroomprojecten. De dotatie is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotatie voorzieningen. Voorziening compensatieregeling IZA-AZ In het kader van de CAO 2002-2004 voor Academische Ziekenhuizen is een collectieve verplichte ziektekostenverzekering voor werknemers afgesloten bij IZA-AZ. Werknemers, die hierdoor meer premie zijn gaan betalen, worden hiervoor tijdelijk gecompenseerd middels een overbruggingsregeling. Deze voorziening is bestemd voor de op grond van deze regeling te verwachten uitgaven. De voorziening zal middels jaarlijkse onttrekkingen in de periode tot en met 2007 ten gunste van het resultaat worden afgebouwd. Voorziening lustrum Deze voorziening is gevormd voor twee lustra in 2006: het elfde van de faculteit der geneeskunde en het achtste van het ziekenhuis. De dotatie is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotatie voorzieningen.
130
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Langlopende schulden (in € 1.000,-)
F
Langlopende schulden nr.
afsluit- oorspr.
totale
restschuld resterende
aflossings-
restschuld op
restschuld op
jaar
looptijd
31-12-04
bedrag
lange termijn
lange termijn
2005
op 31-12-04
over 5 jaar
bedrag
looptijd
rente %
1
1990
2.042
20 jaar
613
6 jaar
102
511
0
2
1992
9.076
20 jaar
3.630
8 jaar
454
3.176
907
5,40 5,55
3
1993
22.008
20 jaar
13.172
9 jaar
1.464
11.708
4.390
4,26
4
1995
10.891
40 jaar
8.440
31 jaar
272
8.168
6.807
2,34
5
1996
18.151
10 jaar
3.630
2 jaar
1.815
1.815
0
2,40
6
1996
4.538
40 jaar
3.630
32 jaar
113
3.517
2.950
2,62
7
1997
2.723
40 jaar
2.229
33 jaar
68
2.161
1.821
2,86
8
1997
13.613
10 jaar
3.744
3 jaar
1.361
2.383
0
2,58
9
1998
4.538
40 jaar
3.800
34 jaar
113
3.687
3.120
3,10
10 1998
3.630
20 jaar
2.450
14 jaar
182
2.268
1.361
3,05
11 1998
9.983
10 jaar
3.494
4 jaar
998
2.496
0
2,71
12 2000
1.271
61/4 jaar
364
2 jaar
182
182
0
5,65
13 2001
4.197
10 jaar
2.938
7 jaar
420
2.518
420
5,04
14 2001
18.151
10 jaar
11.798
7 jaar
1.815
9.983
907
5,45
15 2004
20.000
10 jaar
19.000
10 jaar
2.000
17.000
7.000
3,53
16 2004
23.000
20 jaar
22.425
20 jaar
1.150
21.275
15.525
3,54
42.000
40 jaar
41.475
40 jaar
3,38
17 2004 Totaal
209.812
146.832
1.050
40.425
35.175
13.559
133.273
80.383
Het in 2005 af te lossen bedrag van € 13,6 miljoen is in mindering gebracht op de restschuld van € 146,8 miljoen en opgenomen onder ‘kortlopende schulden’. De leningen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 13, 14, 16 en 17 werden aangetrokken ter financiering van investeringen in gebouwen. De leningen 5, 8, 11 en 15 werden aangetrokken ter financiering van inventaris en apparatuur. De lening vermeld onder 12 dient ter financiering van het aandeel van het VU medisch centrum in de bouw van de STEG-installatie. Alle leningen worden lineair afgelost. Lening 1 en 13 vallen onder de zogenoemde rijksgarantie. In december 1995 is met een bankconsortium onder leiding van C en E Bankiers N.V. een financieringsarrangement gesloten, groot € 136,1 miljoen. Het financieringsarrangement is in 1999 en 2002 uitgebreid met respectievelijk € 7,3 miljoen en € 13,6 miljoen tot € 157,0 miljoen. Omdat het krediet voor de post nog in tarieven te verrekenen niet meer nodig is, is de limiet met € 30,0 miljoen verlaagd tot € 127,0 miljoen. Met dit krediet heeft het VU medisch centrum tot het jaar 2005 geheel kunnen voorzien in de vermogensbehoefte voortkomend uit investeringen in apparatuur en de (ver)nieuwbouw en bijbehorende investeringen. Binnen het financieringsarrangement werd in 2004 € 85 miljoen kaskrediet omgezet in langlopende leningen. Voor wat de looptijden, en dus de aflossingsverplichtingen betreft, wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijnen volgens de richtlijnen van het CTG. Als voorwaarde voor de beschikbaarstelling van geld voor bouwprojecten is de goedkeuring van het ministerie van VWS vereist. Daarnaast geldt een negatieve pledge/pari passu en cross default verklaring. Dat wil zeggen dat het VU medisch centrum geen zekerheden aan anderen verschaft, tenzij onder aanbieding van deze zekerheid (gelijk in soort en waarde) aan bovengenoemde banken.
131
G
Kortlopende schulden (in € 1.000,-)
Kortlopende schulden en overlopende passiva
31-12-2004
31-12-2003
• Crediteuren
11.994
11.177
• Transitoria crediteuren
16.322
17.143
3.623
87.595
11.203
15.023
• Schulden aan kredietinstellingen • Belastingen en premies sociale verzekeringen • Te betalen salarissen
33
834
• Te betalen vakantiedagen, vakantiegeld en interimuitkering
13.119
12.002
• Aflossingsverplichtingen
13.559
9.359
9.694
8.034
79.547
161.167
• Overige schulden Totaal
In het totaal van de kortlopende schulden en overlopende passiva zijn aan de Vrije Universiteit te betalen posten opgenomen voor € 3,7 miljoen. Schulden aan kredietinstellingen • ABN AMRO Bank N.V. rekening-courant • C en E Bankiers N.V. rekening-courant • Postbank rekening-courant
31-12-2004
31-12-2003
-2.626
-301
22.121
23.871
-15.872
-15.975
• ABN AMRO Bank N.V. kasgeldlening
0
40.000
• C en E Bankiers N.V. kasgeldlening
0
40.000
3.623
87.595
Totaal
Door de banken is een rekening-courant kredietfaciliteit verstrekt voor de financiering van het werkkapitaal tot € 30,0 miljoen. De kasgeldleningen in verband met nieuwbouw zijn in 2004 omgezet in langlopende leningen.
Belastingen en premies sociale verzekeringen Dit betreft de nog te betalen loonbelasting, omzetbelasting en premies sociale verzekeringen. De daling van de nog te betalen belastingen en premies sociale verzekeringen wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling van de nog af te dragen loonbelasting (€ 4,0 miljoen) en premie ziektekosten (€ 0,7 miljoen) en een stijging van de nog af te dragen pensioenpremies (€ 0,7 miljoen) als gevolg van de toegenomen pensioenlasten 2004.
Te betalen vakantiedagen, vakantiegeld en interimuitkering Naar aanleiding van richtlijnen van de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen zijn de nog te betalen vakantiegelden over de periode juni tot en met december opgenomen onder de kortlopende schulden. Tevens is er, naar aanleiding van deze regeling een verplichting opgenomen voor het saldo vakantiedagen ultimo 2004.
Aflossingsverplichtingen De aflossingsverplichtingen voor het jaar 2005 op de langlopende schulden zijn hier als schuld op korte termijn opgenomen. Overige schulden
31-12-2004
31-12-2003
8.281
6.792
• Verplichtingen voor inrichtingskosten kliniek
580
607
• Overig
833
635
9.694
8.034
• Saldi projecten
Totaal
132
jaarverslag 2004 - jaarrekening
H
Financieringsoverschot (in € 1.000,-) 2004
2003
211.325
200.773
• Berekend wettelijk budget: Kostendeel Rente en afschrijvingen investeringen
19.344
17.798
Honorarium (ziekenfonds artskostenbudget en particulier)
31.049
28.651
Klinische genetica
6.261
5.443
267.979
252.665
Verpleeggelden
150.297
164.009
Overige vergoedingen
124.930
114.279
Totaal budget • Vergoedingen ter dekking van het wettelijk budget:
Klinische genetica
5.606
5.138
Totaal vergoedingen
280.833
283.426
Financieringsverschil
-12.854
-30.761
Het saldo nog in tarieven te verrekenen tot en met vorig boekjaar
-1.073
27.006
Nadere herberekening budget over voorgaande jaren
2.235
2.682
-11.692
-1.073
Saldo te verrekenen per 31 december De nacalculaties tot en met 2001 zijn door het CTG in de rekenstaat verwerkt.
Het financieringsverschil van € 12,9 miljoen is veroorzaakt door een hoog verpleegtarief in het eerste halfjaar 2004. De verlaging van het verpleegtarief in augustus wordt grotendeels tenietgedaan door de stijging van overige vergoedingen als gevolg van meerproductie. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van het verpleegtarief anuari t/m december 2004
Vergoeding ter dekking van het wettelijk budget Verpleeggelden
2004 Dagen *
Bedrag
2003 Dagen *
Bedrag
Klasse 2B
1.006
1.422
995
1.482
Klasse 3A
51.033
51.166
49.155
56.124
Klasse 3B
95.838
96.844
92.482
105.247
2.917
449
2.385
366
218
33
169
26
2.660
383
5.309
764
153.672
150.297
150.495
164.009
Gezonde zuigelingen Gezonde moeders Verkeerd bed Totaal
* de verpleegdagen zijn exclusief niet declarabele dagen, zoals bijvoorbeeld dagen op titel onderwijsbed.
Verpleegdagen Ten opzichte van 2003 is het aantal verpleegdagen gestegen met 2,1%. Deze stijging is niet zichtbaar in de omzet omdat in augustus het verpleegtarief fors gedaald is en er in 2004 een correctie in de opbrengsten verpleegdagen heeft plaatsgevonden in verband met een foutieve registratie verkeerde-bed-patienten over de periode 2000-2001 ad € 1,9 miljoen.
133
Overige vergoedingen (inclusief artikel 2 WBMV) 2004
2003
Totaal
Totaal
Diagnostische verrichtingen
23.909
21.218
Therapeutische verrichtingen
65.432
60.973
Opbrengst jaarkaartenaandeel
8.448
7.407
575
544
97
95
Dagbehandeling
3.801
3.580
Vergoeding medische en verzorgingsmiddelen
5.404
3.685
Opname tarief Tijdelijke onderbreking
Poliklinische bevallingen
265
231
Revalidatiebehandeluur
662
646
Bovenregionale toeslag
10.406
9.924
498
285
Neurochirurgie (toeslag per dag) Neonatologie (toeslag per dag)
23
0
Beademing IC (toeslag per dag)
1.795
2.005
Neonatale IC (opnametarief)
3.001
3.057
Pediatrische IC (opnametarief) Subtotaal Klinische genetica Totaal
614
629
124.930
114.279
5.606
5.138
130.536
119.417
De hogere productie in 2004 heeft geleid tot een stijging van de overige vergoedingen van € 11,1 miljoen. De grootste toename zit in de therapeutische verrichtingen (€ 4,5 miljoen) welke veroorzaakt wordt door een stijging van het aantal televolt-therapiebehandelingen als gevolg van uitbreiding van het aantal versnellers, toename hemodialyse en een forse stijging van het aantal beenmergtransplantaties. De diagnostische verrichtingen zijn gestegen met € 2,7 miljoen waarvan € 0,5 miljoen betrekking heeft op radiochemisch onderzoek. De stijging van het aantal 1e polikliniekbezoeken heeft geleid tot hogere opbrengsten jaarkaarten.
I
Niet uit de balans blijkende verplichtingen
De in het verslag van de raad van bestuur gememoreerde kosten van het sociaal plan met betrekking tot de personele gevolgen van de meerjarenbezuinigingsoperatie ‘Gerichte Groei’, geschat op circa € 5,8 miljoen, zijn niet in de jaarrekening opgenomen.
134
jaarverslag 2004 - jaarrekening
IV.5
Kasstroomoverzicht 2004 (in € 1.000,-)
Voor de bepaling van de kasstromen is uitgegaan van de indirecte methode. 2004
2003
Kasstroom uit operationele activiteiten Exploitatieresultaat
479
-2.577
Aanpassingen voor: - afschrijvingen
26.794
23.842
- mutaties egalisatierekeningen
-3.359
-5.484
- mutaties voorzieningen
-6.241
-1.053 17.194
17.305
Veranderingen in vlottende middelen: - voorraden
272
-596
- vorderingen
18.898
-6.245
- financieringsoverschot
10.619
28.078
- kortlopende schulden (exclusief kredietinstellingen)
2.353
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
7.039 32.142
28.276
49.815
43.004
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa Mutatie leningen u/g Overige investeringen in financiële vaste activa
-33.308
-36.782
-608
343
-1.830
18 -35.746
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
-36.421
-35.746
-36.421
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Nieuw opgenomen leningen
85.000
0
Aflossing langlopende schulden
-15.659
-9.359
Overige mutaties eigen vermogen
562
0 69.903
-9.359
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
69.903
-9.359
Mutatie geldmiddelen
83.972
-2.776
Geldmiddelen per 1 januari
-87.595
-84.819
-3.623
-87.595
Geldmiddelen per 31 december
135
IV.6
Toelichting bij de resultatenrekening over 2004 (in € 1.000,-)
A
Bedrijfsopbrengsten
A.1.
Wettelijk budget (in € 1.000,-)
Budget patiëntenzorg, kostendeel en artskosten / honorarium
2004
2003
267.979
252.665
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
54.385
53.502
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen
32.045
29.282
Specialistenopleiding
641
608
Onderwijs dienstverlening andere faculteiten
963
769
Budget dieetadvisering AWBZ
236
0
356.249
336.826
Totaal budget
Het budget patiëntenzorg is als volgt opgebouwd: 2004 Budget patiëntenzorg 2003
252.665
Mutaties op grond van: Productieafspraken 2004
4.977
Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
2.582
Prijsindexatie materiële kosten
-331
Groei normatieve kapitaalslasten
570
Klinische genetica
818
Beleidsmaatregelen overheid: • AGIO’s • Herallocatie • Demogroei • Helikoptervoorziening
1.593 895 995 1.156 4.639
Nacalculeerbare kapitaalslasten: • Rente • Afschrijvingen
-846 3.196 2.350
Overige mutaties Budget patiëntenzorg 2004
-291 267.979
136
jaarverslag 2004 - jaarrekening
De samenstelling van het budget patiëntenzorg is als volgt:
• Personele en materiële lasten • Rente
2004
2003
217.102
206.216
6.071
6.916
• Afschrijving
13.757
10.882
• Artskosten / honorarium
31.049
28.651
267.979
252.665
Totaal budget patiëntenzorg
Het budget patiëntenzorg 2004 is als volgt berekend: 2004 Budget patiëntenzorg volgens CTG-rekenstaat 21 februari 2005
260.446
Nog te verwerken: • Aanvullende afschrijvingscomponent 4e en 5e versneller • Rentenormeringsbalans • Correctie AGIO’s
515 -1.905 332
• Meerproductie 2004
1.100
• Afschrijvingslasten beddenhuis, bunkers en DHAZ-regeling
1.667
• Overig
-437
Totaal nog te verwerken door CTG
1.272
• Klinische genetica
6.261
Totaal budget patiëntenzorg
A.2.
267.979
Overige bedrijfsopbrengsten (in € 1.000,-)
Zorgprestaties tussen instellingen (WDS) Overige dienstverlening
2004
2003
1.857
1.992
49.362
47.951
Overige opbrengsten
5.678
-767
Overige personele subsidies
1.004
1.061
57.901
50.237
Totaal
De totale overige bedrijfsopbrengsten zijn ten opzichte van 2003 met € 7,7 miljoen toegenomen, met name als gevolg van incidentele baten en lasten van voorgaande boekjaren.
137
Overige dienstverlening
2004
2003
Algemene en administratieve diensten
2.669
2.463
Doorberekende huren
40
320
Exploitatie projecten laboratoria
1.161
2.725
Maaltijdvergoedingen
1.042
994
Personele activiteiten ten behoeve van derden Vergoedingen projecten Vergoeding materiaalkosten onderwijs en onderzoek Vergoeding opleidingen ten behoeve van derden Universitaire huisartsenpraktijk
4.988
5.670
35.377
33.167
32
51
3.358
1.842
66
0
Overig
629
719
Totaal
49.362
47.951
De daling van de exploitatie projecten laboratoria met € 1,6 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door opbrengsten van het MS-MRI centrum (€ 0,8 miljoen) welke in 2004 gerapporteerd worden onder personele activiteiten ten behoeve van derden. De personele activiteiten ten behoeve van derden zijn met € 0,7 miljoen gedaald, voornamelijk als gevolg van de wijziging van het opslagpercentage wachtgeld van 6,5% naar 2% (€ 0,8 miljoen). Door een wijziging van de systematiek met betrekking tot de plusplaatsen wordt medio 2004 een deel van de opbrengsten verantwoord in de projectadministratie. De vergoedingen projecten ten bedrage van € 35,4 miljoen geven weer wat het VU medisch centrum aan opbrengsten in 2004 heeft ontvangen van projecten die door derden worden gefinancierd. Deze opbrengst heeft betrekking op nog lopende èn afgeronde projecten. De toename in de vergoeding opleidingen ten behoeve van derden (€ 1,5 miljoen) wordt voor € 1,3 miljoen veroorzaakt door het samengaan per 1 januari 2004 van het opleidingscentrum van het VU medisch centrum en de stichting BIGRA.
Overige opbrengsten
2004
2003
Overige baten (+) en lasten (-) • Andere baten en lasten
101
15
• Baten en lasten voorgaande boekjaren
5.577
-782
Totaal
5.678
-767
De post baten en lasten voorgaande boekjaren bestaat uit incidentele posten. Deze post stijgt ten opzichte van 2003 met € 6,4 miljoen. Het saldo 2004 bestaat voornamelijk uit: restitutie premie WAO over de jaren 1998 t/m 2001 van € 1,2 miljoen (bate), vrijgevallen reservering met betrekking tot nog te betalen honoraria medisch specialisten van € 2,9 miljoen (bate), nader herrekende budgetten patiëntenzorg over de jaren 2000-2003 van € 1,7 miljoen (bate), naheffing premie ZFW over de jaren 2000-2002 van € 0,3 miljoen (last), personele kosten van € 0,3 miljoen (last), overige bedrijfskosten € 0,3 miljoen (last) en een vrijval van de voorziening eigen risico WA verzekering van € 0,8 miljoen (bate).
138
jaarverslag 2004 - jaarrekening
B
Bedrijfslasten
B.1.
Personeelskosten
B.1.1.
Gemiddelde personeelsbezetting (in fte) 2004
2003
1.190,3
1.123,5
327,0
322,3
- Management en staf
36,4
34,2
- Personeel medische elektronica en revalidatie techniek
57,8
50,7
- Personeel onderzoeksfuncties
574,8
553,3
- Personeel behandel- en ondersteunende functies
234,5
229,1
• Personeel algemene en administratieve functies • Personeel hotelfuncties • Personeel patiëntgebonden functies:
- Personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies
40,5
40,5
- Verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel
1.087,5
1.059,3
- Medische en sociaal-wetenschappelijke functies
1.371,4
1.339,8
93,4
117,2
• Leerling-verpleegkundig personeel • Personeel terrein- en gebouwgebonden functies Totaal
40,8
36,8
5.054,4
4.906,7
In de tabel is het personeel (personeel in loondienst en personeel niet in loondienst) verdeeld naar de diverse functiecategorieën. De opstelling is inclusief personeel toegerekend aan 3e geldstroom projecten (2004: 574,92 fte – 2003: 572,5 fte). De personele bezetting in 2004 is ten opzichte van de bezetting in 2003 met 147,7 fte toegenomen voor alle functiecategorieën. In vergelijking met 2003 is de gemiddelde personeelsbezetting gestegen met 3%. Door de ruimere arbeidsmarkt zijn met name in de eerste maanden van het jaar vacatures in verplegende en administratieve functies ingevuld. In de algemene en administratieve functies betrof dit voornamelijk vervanging van uitzendkrachten. Voor de patientgebonden functies zijn, door uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen, meer arts-assistenten in dienst gekomen. In de loop van het jaar is als gevolg van een steeds bredere vacaturestop de totale bezetting weer afgenomen.
139
B.1.2.
Personele lasten (in € 1.000,-)
411 • Personeel algemene en administratieve functies 412 • Personeel hotelfuncties
2004
2003
37.178
34.801
8.784
8.713
1.247
1.240
413 • Personeel patiëntgebonden functies: -Management en staf -Personeel medische elektronica en revalidatie techniek
2.079
1.791
-Personeel onderzoeksfuncties
17.715
16.854
-Personeel behandel- en ondersteunende functies
7.534
7.332
-Personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies
1.512
1.489
-Verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel
38.697
36.987
-Medische en sociaal-wetenschappelijke functies
85.097
80.545
414 • Leerling-verpleegkundig personeel
2.158
2.835
415 • Personeel terrein- en gebouwgebonden functies
1.531
1.315
203.532
193.902
416 Afdracht honorariumbudget aan SSR
626
465
417 Stagiaires
208
184
Totaal salarissen personeel in loondienst
418 Vergoedingen personeel niet in loondienst: Uitzendkrachten
4.833
6.174
Overig
5.561
5.405
214.760
206.130
58.170
46.973
Totaal salarissen en vergoedingen 422 Sociale lasten Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten
423 Andere personeelskosten Totaal
2.633
2.728
60.803
49.701
11.363
10.527
286.926
266.358
De salarissen van personeel in loondienst zijn in 2004 gestegen met € 9,6 miljoen (5%) ten opzichte van 2003. Dit komt door een gestegen bezetting, de werking van het jaarlijkse anciënniteiteffect en de aanpassingen als gevolg van de beoordeling van de functies (Fuwavaz). Bij de uitzendkrachten zijn de kosten afgenomen met € 1,3 miljoen. De stijging in sociale lasten van € 11,2 miljoen is voor € 2,3 miljoen verklaard door de stijging in bezetting en voor € 6,6 miljoen door een stijging in pensioenpremies met 27%. Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening Met de Stichting Specialistenrekening AZVU was overeengekomen dat het honorariumbudget medisch specialistische activiteiten voor particulier verzekerden, onder aftrek van de gebruikelijke inhoudingen, via deze stichting beschikbaar werd gesteld aan de declaratiegerechtigden. Als gevolg van de nieuwe honoreringsregeling is deze afspraak met ingang van 1 juni 1999 vervallen, met uitzondering van het specialisme mondziekten en kaakchirurgie.
140
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders De bezoldiging van de bestuurders van het VU medisch centrum is schematisch als volgt: Naam en Functie
Bruto- Werkgevers-
Pensioenen
Totaal
Bruto-
Werkgevers-
Pensioenen
Totaal
salarissen deel sociale
en
2004
salarissen
lasten
soortgelijke
deel sociale
en
2003
lasten
soortgelijke
vergoedingen
vergoedingen
drs. E.B. Mulder
181.681
6.977
31.218
219.876
181.599
7.327
18.934 207.860
85.533
3.538
14.023
103.094
164.676
6.645
16.996 188.317
164.748
8.253
28.046
201.047
164.676
6.645
16.996 188.317
155.754
5.530
25.560
186.844
143.705
5.604
14.134 163.443
587.716
24.298
98.847
710.861
654.656
26.221
67.060 747.937
voorzitter ir. T.J. Halma (gewezen) lid prof. dr. T.J.F. Savelkoul lid prof. dr. E.A. van der Veen lid Totaal
Voor de bezoldiging van de leden van de raad van toezicht en gewezen leden van de raad van toezicht kwam in 2004 een bedrag van € 46.859 ten laste van het VU medisch centrum: Naam
Functie
Bezoldiging
Belastbaar
Bezoldiging
Belastbaar
loon
loon
2004
2003
prof. drs. P. Bouw
toezichthouder
6.429
6.429
9.643
9.643
mr. drs. L.C. Brinkman
toezichthouder
5.672
5.672
8.508
8.508
drs. J.M. Bleichrodt
toezichthouder
4.916
4.916
7.374
7.374
dr. B. Sangster
toezichthouder
4.916
4.916
7.374
7.374
drs. K.J. Storm
gewezen toezichthouder
0
0
3.072
3.072
toezichthouder
4.916
4.916
7.374
7.374
prof. dr. P.M.E. Volten mr. A.A. Westerlaken
toezichthouder
5.672
5.672
7.374
7.374
D.J. Terpstra
toezichthouder
4.506
4.506
4.301
4.301
I.E.E. van der Dussen
toezichthouder
4.916
4.916
0
0
drs. A. de Widt-
toezichthouder
4.916
4.916
0
0
46.859
46.859
55.020
55.020
Nieuwenhuizen
141
B.1.3.
Sociale lasten (in € 1.000,-) 2004
• Loonsom
203.532
2003 100%
193.902
100%
15.826
7,78%
14.888
7,68%
7.816
3,84%
8.102
4,18%
-pensioenkosten
31.202
15,32%
23.481
12,11%
-premie WAO
11.980
5,89%
11.951
6,16%
• Premiegevoelige sociale lasten: -vakantietoelagen -premie ziektekosten
-pseudo-premies Totaal premies • Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten • Ontvangen ZW/WAO/AAW • Mutatie verplichting vakantiedagen • Overig – niet premie gevoelig Totaal
-5.197
-2,55%
-5.258
-2,71%
61.627
30,28%
53.164
27,42%
2.633
2.728
-5.258
-4.888
644
-460
1.157
-843
60.803
49.701
Het percentage premiegevoelige sociale lasten is vooral door een premiestijging van 27% het gevolg van een toename van de pensioenkosten. De stijging van de overige sociale lasten wordt voornamelijk veroorzaakt door een lagere vrijval van de voorziening compensatieregeling IZA en door een voorziening (€ 1,3 miljoen) met betrekking tot de eenmalige uitkering inzake het terugdringen van het ziekteverzuim.
142
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Afschrijvingen materiële vaste activa (in € 1.000,-)
B.2.
• Afschrijvingen WZV vergunningsplichtige vaste activa (grote bouw) • Afschrijvingen WZV meldingsplichtige vaste activa (kleine bouw) • Afschrijvingen WTG gefinancierde vaste activa (inventaris en apparatuur) • Afschrijvingen niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa • Afschrijvingen DHAZ-middelen
2004
2003
10.499
8.778
1.173
1.128
13.291
12.313
1.786
1.623
46
0
26.795
23.842
eerste investering en inventaris
-5.554
-5.867
ten laste van egalisatierekening afschrijvingen kleine bouwkundige projecten
-1.360
-1.321
vrijval bijdragen door derden
-1.335
-1.163
Af: ten laste van rekening afschrijving à fonds perdu bijdrage in bouw,
ten laste van egalisatierekening DHAZ Bij: dotatie egalisatierekening afschrijvingen kleine bouwkundige projecten dotatie egalisatierekening afschrijvingen DHAZ-middelen Totaal
-46
0
18.500
15.491
1.399
1.371
35
0
19.934
16.862
2004
2003
Overige bedrijfskosten (in € 1.000,-)
B.3
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten
11.268
11.451
Algemene kosten
17.434
18.128
Patiëntgebonden kosten
50.654
48.120
8.382
9.903
Onderhoud en energiekosten Huur en leasing Kosten voor onderwijs en onderzoek
987
899
4.228
4.501
Mutatie saldi projecten
1.470
1.535
Dotaties
6.460
5.200
100.883
99.737
Totaal Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten
2004
2003
431
2.679
2.513
Voedingskosten
432 Keuken- en restauratieve apparatuur en benodigdheden 441
Huishouding en inrichting
442 Linnenvoorziening 443 Vervoers- en emballagekosten
180
155
4.762
4.987
2.456
2.385
1.211
1.203
445 Kosten beveiliging en bewaking
24
95
449 Andere hotelmatige voorzieningen
-44
113
11.268
11.451
Totaal
De kosten van huishouding en inrichting zijn verlaagd door het afsluiten van een lumpsum-contract met de Arbo- en Milieu Dienst van de Vrije Universiteit. De kosten van dit contract worden geheel gepresenteerd onder de personele lasten. De onder ditzelfde hoofd gepresenteerde kosten van meubilair zijn gedaald met € 0,3 miljoen; de kosten van schoonmaak zijn gestegen met € 285. De kosten van andere hotelmatige voorzieningen zijn gedaald door het vervallen van huur van externe accommodatie en het doorberekenen van enkele kosten.
143
Algemene kosten
2004
2003
451
Kosten van administratie en registratie
4.934
4.543
452
Communicatieve kosten
1.561
1.675
453
Kosten algemeen beheer
7.878
6.766
454
Zakelijke lasten en verzekeringen
1.825
1.699
455
Kosten audiovisuele apparatuur en benodigdheden
579
677
459
Andere algemene kosten
657
2.768
17.434
18.128
Totaal
De algemene kosten 2004 zijn ten opzichte van 2003 met € 0,7 miljoen gedaald, voornamelijk door een stijging van de kosten algemeen beheer (€ 1,1 miljoen) en een daling van de andere algemene kosten (€ 2,1 miljoen). De kostenstijging van algemeen beheer wordt veroorzaakt door hogere bijdragen (€ 0,3 miljoen) en kosten van uitbesteed werk (€ 0,4 miljoen). De daling van de andere algemene kosten wordt voornamelijk veroorzaakt door verbeterde verbijzondering van de kosten. Door een gewijzigde procedure met betrekking tot de WA verzekering kon een besparing worden bereikt van € 0,4 miljoen. Patiëntgebonden kosten
2004
2003
461
Kosten diagnostische functies
10.453
9.882
462
Kosten behandel- en ondersteunende functies
27.771
26.429
463
Kosten psychosociale, behandel- en begeleidende functies
15
16
464
Kosten verpleging en verzorging
1.061
1.138
Kosten niet specifiek voor onderzoek, behandeling,
6.677
6.103
4.656
4.544
21
8
50.654
48.120
465
verpleging of verzorging 466
Instrumentarium en apparaten
467
Kosten ontspanning en recreatie patiënten
Totaal
De patiëntgebonden kosten zijn ten opzichte van 2003 met € 2,5 miljoen gestegen. De kosten van diagnostische functies zijn met € 0,6 miljoen toegenomen, waaronder reagentia (€ 0,2 miljoen) en laboratorium onderzoek door derden (€ 0,2 miljoen). De stijging van de kosten van behandel- en ondersteunende functies (€ 1,3 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging in de kosten voor middelen bij maligne aandoeningen (€ 0,4 miljoen), bloed en bloedproducten (€ 0,3 miljoen) en middelen ter behandeling van tractus digestivus (€ 0,3 miljoen). De stijging in de kosten niet specifiek voor onderzoek, behandeling, verpleging of verzorging komt geheel voor rekening van het hogere verbruik aan catheters en toebehoren. In het verleden werden de kosten van onderhoud welke niet ten laste van de voorziening werden gebracht, gepresenteerd onder kosten instrumentarium en apparaten. De kosten van onderhoud zijn per saldo € 0,4 miljoen lager dan het voorgaande jaar; daartegenover staan hogere kosten van onderhouds-contracten van € 0,6 miljoen. Onderhoud en energiekosten 471
Onderhoud
472 473
2004
2003
701
0
Dotatie vooziening onderhoud en kleine bouwkundige projecten
3.043
5.447
Energiekosten
4.638
4.456
8.382
9.903
Totaal
De kosten van onderhoud bedroegen in 2004 per saldo € 0,7 miljoen. Daarnaast werd een bedrag van € 6,5 miljoen rechtstreeks ten laste van de voorziening onderhoud geboekt. Volgens de bepalingen van de DHAZ mag de voorziening onderhoud niet uitstijgen boven het bedrag aan achterstallig onderhoud. Hierdoor kon de dotatie aan de voorziening onderhoud tot € 3,0 miljoen beperkt blijven.
144
jaarverslag 2004 - jaarrekening
Kosten voor onderwijs en onderzoek
2004
2003
491
Specifieke kosten onderwijs en onderzoek
2.393
2.595
492
Affiliaties
1.748
1.856
493
Octrooiaanvragen
Totaal
87
50
4.228
4.501
De daling in de kosten voor onderwijs en onderzoek (€ 0,3 miljoen) wordt veroorzaakt door de daling in de overige specifieke kosten onderwijs en onderzoek (€ 0,2 miljoen). 2004
2003
Vooruitontvangen opbrengsten
Mutatie saldi projecten
44.725
37.468
Vooruitbetaalde kosten
37.885
32.098
Saldi projecten
6.840
5.370
Saldi projecten voorgaand jaar
5.370
3.835
Mutatie saldi projecten
1.470
1.535
Met betrekking tot de lopende projecten bedragen de vooruitontvangen opbrengsten tot en met 2004 € 44,7 miljoen en de vooruitbetaalde kosten € 37,8 miljoen. Per saldo zijn de vooruitontvangen opbrengsten € 6,9 miljoen hoger dan de vooruitbetaalde kosten. Ultimo 2003 waren de vooruitontvangen opbrengsten € 37,5 miljoen, de vooruitbetaalde kosten € 32,1 miljoen. Per saldo was dit € 5,4 miljoen. De toename van € 1,5 miljoen is door middel van de mutatie saldi projecten uit de resultatenrekening gehaald en ultimo 2004 in de balans verwerkt. Dotaties
2004
2003
Dotatie dubieuze debiteuren
1.955
2.554
Dotatie projecten t.g.v. egalisatierekening apparatuur bijdragen derden
1.995
766
Dotatie voorziening reorganisatiekosten
1.000
0
Dotatie rente en afschrijving grote bouw
486
1.046
Dotatie voorziening ziekterisico
924
734
Dotatie voorziening lustrum
100
100
6.460
5.200
Totaal
De toelichtingen op de dotaties staan opgenomen bij de desbetreffende egalisatierekeningen en voorzieningen.
C
Financiële baten en lasten (in € 1.000,-)
Rentelasten Rente lopende bouw t.l.v. egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw Rentebaten Resultaat Boelevaar Holding BV Totaal
2004
2003
6.239
7.274
-43
-523
-244
-87
-24
19
5.928
6.683
De rentelasten zijn in 2004 gedaald door de herfinanciering van een groot deel van de leningenportefeuille. De rentebaten zijn in 2004 toegenomen omdat er gedurende het jaar een hoger liquiditeitssaldo beschikbaar was.
145
IV.7
Segmentatie over 2004
De segmentatie geeft een indicatieve verdeling tussen enerzijds patiëntenzorg en anderzijds onderwijs en onderzoek. Resultatenrekening (in € 1.000.000,-)
patiëntenzorg*
onderwijs en onderzoek 1e
2e en 3e
geldstroom
geldstroom
VUmc totaal
Bedrijfsopbrengsten Bedrijfsopbrengsten Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
320,8
35,4
0,0
356,2
22,5
0,0
35,4
57,9
343,3
35,4
35,4
414,2
227,7
28,2
31,0
286,9
Bedrijfslasten Personeelskosten Afschrijvingen materiële vaste activa
19,9
0,0
0,0
19,9
Overige bedrijfskosten
87,9
9,3
3,7
100,9
335,5
37,5
34,8
407,7
-5,9
0,0
0,0
-5,9
1,9
-2,1
0,6
0,5
Som der bedrijfslasten Financiële baten en lasten Resultaat * inclusief werkplaatsfunctie
146
jaarverslag 2004 - overige gegevens
147
V
Overige gegevens
148
jaarverslag 2004 - overige gegevens
V
Overige gegevens
Accountantsverklaring
Opdracht Wij hebben de jaarrekening 2004 van VU medisch centrum te Amsterdam gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van VU medisch centrum. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken. Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die de Raad van Bestuur van VU medisch centrum daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Oordeel Wij zijn van oordeel dat deze jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2004 en van het resultaat over 2004 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen.
Arnhem, 27 april 2005
Ernst & Young Accountants
149
Bekostigingsparameters Met ingang van 1 januari 1997 is het Functiegericht Budgetteringsmodel (FB-model) voor universitair medische centra en het nieuwe Rijksbijdrage verdeelmodel ten behoeve van de werkplaatsfunctie in universitair medische centra ingevoerd. Met ingang van 2001 is de bijdrage van de VU aan de faculteit geneeskunde toegevoegd aan het kader van het VUmc. Het FB-model is opgebouwd uit een verschillend aantal componenten met eigen parameters. De parameters voor de beschikbaarheids- en capaciteitsgebonden-component zijn het aantal adherente inwoners, specialisteneenheden en bedden. Het aantal adherente inwoners wordt ten minste eenmaal per drie jaar op basis van de werkelijkheid aangepast. Het aantal specialisteneenheden en bedden is in principe bevroren op erkend aantal ultimo 1995. Over de reguliere parameters en de bijzondere voorzieningen worden afspraken gemaakt in het lokaal overleg met zorgverzekeraars AGIS en een vertegenwoordiger van Ziektekostenverzekeraars Nederland. Voor 2004 is overeengekomen dat voor de reguliere productie de afspraken leidend zijn en dat over de bijzondere voorzieningen nagecalculeerd wordt. In de tabel zijn zowel de afspraken 2004 als de realisatie 2003 en 2004 opgenomen. Naast de FB-parameters kennen de universitair medische centra ook een academische component. Deze component dient ter dekking van meerkosten topreferente zorg, opleiding tot medisch specialist en kosten voor ontwikkeling en innovatie. Het verdeelmodel voor de Rijksbijdrage maakt onderscheid in enerzijds de infrastructuur en anderzijds de directe ondersteuning van onderwijs en onderzoek. Het verdeelmodel bevat drie componenten. De investeringscomponent heeft een directe relatie met de werkelijke investeringslasten, welke voor 75% gefinancierd worden uit het budget patiëntenzorg en voor 25% uit de rijksbijdrage werkplaatsfunctie. De component basisvoorziening bestaat uit een vast bedrag aangevuld met een bedrag per m2. De onderwijs en onderzoekscomponent is gebaseerd op de parameters eerstejaars studenten, artsdiploma’s en promoties, waarbij is uitgegaan van het gemiddelde over de jaren 2000, 2001 en 2002. De Vrije Universiteit maakt bij de verdeling van haar middelen over de faculteiten gebruik van het Intern Verdeelmodel VU (IVVU). Het IVVU kent de volgende parameters: promoties, 2e geldstroom medewerkers, inschrijvingen, eerstejaars en einddiploma’s. Voor de parameters geldt het jaar 2002 als basis. Naast de parameters kent het IVVU voor wat betreft het onderzoeksdeel een vast bedrag per jaar, de zogenaamde strategische overwegingen component (SOC). Naast het IVVU kent de VU ook aparte bedragen toe zoals de gelden met betrekking tot de verhoging numerus fixus en middelen uit de centrale beleidsruimte van de VU.
150
jaarverslag 2004 - overige gegevens
Functiegerichte budgettering realisatie
2004
2003
afspraken
realisatie
• Adherente inwoners, klinisch
225.505
• Adherente inwoners, poliklinisch
192.989
• Gewogen specialisteneenheden
132,53
• Erkende bedden (incl. wiegen) • Gewogen opnamen
733 21.057
19.940
19.608
• Verpleegdagen
154.872
156.417
152.314
• Gewogen 1e polikliniekbezoeken
110.626
106.533
105.428
• Dagverpleging
16.356
13.859
13.807
• Dagverpleging (zwaar)
1.299
1.241
1.230
• Poliklinische verstrekking cytostatica
4.357
4.971
4.139
• Revalidatiebehandeluren
6.446
5.500
6.311
• Radiotherapie apparatuur (lineaire versnellers)
3
3
3
659
650
650
• PTCA behandelingen
1.325
1.400
1.259
• Cardiovasculaire stents (inclusief basisjaar)
1.684
1.400
1.458
1.327
1.200
1.046
7.729
7.400
7.022
• Open hart operaties
• Dialyse -
hemodialyse exclusief EPO1 hemodialyse inclusief EPO1
-
CAPD exclusief EPO
616
1.000
1.170
-
CAPD inclusief EPO
9.598
9.000
8.884
-
CCPD exclusief EPO
80
1.000
79
-
CCPD inclusief EPO
7.753
9.000
8.823
8
6
6
-
• BMT autoloog A.M.L. • BMT allogeen • IVF labfasen • HIV-opnamen
39
25
27
2.700
2.599
2.625
34
30
21
• HIV-verpleegdagen
262
400
386
• HIV-eerste polikliniekbezoeken
309
300
295
36
30
39
3.024
3.005
2.567
119
137
129
• HIV-dagverplegingen • Teletherapie T2 equivalenten • Brachytherapie B2 equivalenten • Cochleaire implantaten volwassenen • Opnamen neonatale IC • Opnamen pediatrische IC • Beademingsdagen intensive care (incl 1000) 1 exclusief aantallen SLAZ
20
10
10
443
467
453
328
372
368
4.956
5.000
5.566
151
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie Nuttige vierkante meters
2004
2003
91.629
91.629
Aantal eerste jaars (gemiddeld)
238
213
Artsdiploma’s (gemiddeld)
211
211
70
67
2004
2003
Promoties (gemiddeld) Rijksbijdrage geneeskunde (conform IVVU 2004) Promoties
76
72
2e geldstroom medewerkers
45
44
1.790
1.717
Aantal eerstejaars
Inschrijvingen
249
227
Einddiploma’s
210
203
Besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie De Rijksbijdrage werkplaatsfunctie bedraagt in 2004 € 54,4 miljoen (2003: € 53,5 miljoen). De indicatieve besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt als volgt verantwoord: Besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie (in € 1.000.000,-):
2004
2003
3,4
3,2
• Gebouw- en apparatuurgebonden kosten - rente en afschrijving bouw - gebouwgebonden kosten
2,8
3,2
- rente en afschrijving apparatuur
2,6
2,6
- kosten onderhoud apparatuur
1,6
1,5
• Ter beschikking gestelde capaciteit - bijdrage ziekenhuis O & O formatie - ondersteuning WP bij O & O-taak
6,0
6,1
11,4
10,6
18,5
17,9
• Vertragingskosten - meerkosten patiëntgebonden functies • Overig - compensatie salaris WP - overheadkosten - wachtgelden Totaal
0,2
0,1
12,1
11,5
2,6
2,7
61,2
59,4
De methodiek van de verantwoording is ontleend aan het VAZ-rapport ‘Bepaald Betaalbaar’. Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van een leidraad die is opgesteld door de werkgroep gedragscode van de VAZ en VSNU.
152
jaarverslag 2004 - overige gegevens
Toelichting besteding van de Rijksbijdrage werkplaatsfunctie Gebouw- en apparatuurgebonden kosten De rente- en afschrijvingskosten bouw betreffen de vergoeding die als zodanig herkenbaar is opgenomen in de Rijksbijdrage. In deze vergoeding zijn behalve rente- en afschrijvingskosten voor goedgekeurde ‘grote’ bouwprojecten (> € 2,3 miljoen) ook rente- en afschrijvingskosten voor de ‘kleine bouw’ (< € 2,3 miljoen) begrepen. Onder de (overige) gebouwgebonden kosten vallen de personele en materiële kosten verbonden aan onderhoud aan gebouwen, installaties en terreinen, kosten van heffingen, verzekeringen en belastingen verbonden met gebouwen en energiekosten. De afschrijvingskosten apparatuur hebben betrekking op investeringen in medische en overige inventarissen, ongeacht de financieringsstructuur. De rentekosten apparatuur hebben betrekking op rentekosten van het geïnvesteerd vermogen. Afschrijvings- en rentekosten over investeringen in artikel 2 WBMV apparatuur worden buiten beschouwing gelaten, aangezien deze geheel door VWS worden vergoed. De onderhoudskosten apparatuur hebben betrekking op personele en materiële kosten van onderhoud van medische inventarissen. Van de gebouw- en apparatuurgebonden kosten is 25% toegerekend aan de Rijksbijdrage. Ter beschikking gestelde capaciteit De ter beschikking gestelde capaciteit heeft enerzijds betrekking op de financiële bijdrage van het ziekenhuis in de (salaris)kosten van de onderwijsen onderzoeksformatie wetenschappelijk personeel (O&O-WP), en anderzijds op de kosten van ondersteunend personeel ten behoeve van de O&O-WP formatie. Met betrekking tot de bijdrage van het ziekenhuis aan de O&O formatie zijn de volgende bestedingen geraamd voor het O&O deel: 30% van de salariskosten van de fellows en salariskosten van 30 fte WP-staf. Het ziekenhuis geeft personele en materiële ondersteuning aan alle klinische WP-ers bij de uitvoering van hun onderwijs- en onderzoekstaak. De directe ondersteuningskosten zijn geraamd op € 45.965 per fte O&O-formatie, uitgaande van 0,75 fte NWP per WP stafplaats. De totale O&O-formatie (gefinancierd door faculteit en ziekenhuis) in de klinische vakgroepen bedraagt 172 fte. Daarnaast worden door het ziekenhuis de extra kosten gedragen van de WP formatie uit tweede en derde geldstroom met O&O taak waarvoor de doorberekende opslagen niet voldoende zijn. De totale WP-formatie uit tweede en derde geldstroom met O&O taak bedraagt ongeveer 131 fte. Bij de toerekening van de ondersteuningskosten is rekening gehouden met de ontvangen subsidie voor NWP en materiële kosten.
153
Vertragingskosten Hieronder worden verstaan de kosten die ontstaan in de patiëntenzorg door uitvoering van de werkplaatsfunctie i.c. de meerkosten van de patiëntenzorg ten gevolge van onderwijs en onderzoek. Geraamd wordt dat 10% van de totale kosten van de patiëntenzorg wordt veroorzaakt door de uitvoering van de werkplaatsfunctie. Als benadering voor de kosten patiëntenzorg is gekozen voor de opbrengst van het FB-model voor academische ziekenhuizen. Overige kosten De overheadkosten zijn de kosten die niet specifiek patiëntenzorg en/of onderzoek betreffen maar die dienen als ondersteuning van deze afdelingen. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de Rijksbijdrage is een percentage van 12,5 gehanteerd. De post wachtgelden betreft de uitkeringen na ontslag en hieraan gerelateerde kosten.
154
jaarverslag 2004 - overige gegevens
Besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde De Rijksbijdrage geneeskunde bedraagt in 2004 € 35,4 miljoen. Dit bedrag is inclusief € 0,9 miljoen radionuclidencentrum (RNC) , € 0,7 miljoen projectgelden, € 0,6 miljoen medische vervolgopleidingen en € 1,0 miljoen bijdrage onderwijs dienstverlening aan andere faculteiten. De indicatieve besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde wordt als volgt verantwoord: Indicatieve besteding in €1.000.000
geneeskunde
medische
onderwijs
incl. RNC vervolgopleiding
dienstverlening
totaal
• Personele lasten -WP-staf onderwijs en onderzoek
16,6
0,6
1,0
18,2
- Ondersteunend NWP
8,3
8,3
- Promovendi
1,7
1,7
- Andere personele kosten
1,1
1,1
- Wachtgeld
0,2
0,2
- Langdurig zieken
0,2
0,2
- Dekking uit 3e geldstroom
-1,5 26,6
-1,5 0,6
1,0
28,2
• Materiële lasten - Materiële lasten preklinische afdelingen
2,1
2,1
- Onderwijsbureau
2,7
2,7
- Onderzoekinstituten
0,4
0,4
- Laboratoriumkosten ziekenhuis
0,5
0,5
- Faculteit algemeen
1,0
1,0
- Toewijzing naar klinische afdelingen
0,6
0,6
- Dekking uit 3e geldstroom
-1,6
-1,6
5,7
0
0
5,7
• Overig - Radionuclidencentrum
0,9
0,9
- Projecten USF / KNAW / vernieuwingsimpuls
0,7
0,7
0,1
0,1
1,0
1,0
0,9
0,9
- Verbouwingskosten (decentrale trekkingsrechten) - Valeriuskliniek AM-deel (medische staf patiëntenzorg psychiatrie) - Valeriuskliniek AZ-deel (kosten werkplaatsfunctie)
Totaal
3,6
0
0
3,6
35,9
0,6
1,0
37,5
155
Toelichting besteding van de Rijksbijdrage geneeskunde Personele lasten De WP-staf formatie onderwijs, onderzoek en opleiding bedraagt 41% van de totale WP-staf formatie. De ondersteunende NWP formatie is gesteld op 0,75 fte per WP-staf formatie. De promovendi betreffen de promovendi in loondienst bij het VU medisch centrum. De andere personele kosten, het wachtgeld en de langdurig zieken ten behoeve van onderwijs en onderzoek bedragen 9,4% van het geheel van deze lasten. Dit percentage is normatief vastgesteld op basis van de verhouding formatie faculteit der geneeskunde VU tot de totale formatie van het VU medisch centrum. Materiële lasten De materiële lasten zijn opgenomen conform de uitgaven welke in het boekjaar ten laste van de betreffende afdelingen of instituten zijn geboekt. In verband met de integratie met reeds bestaande afdelingen of diensten van het ziekenhuis geldt dat voor laboratoriumkosten, faculteit algemeen en toewijzingen naar klinische afdelingen het budget- of toewijzingsbedrag is aangehouden. Overig In de verantwoording is het bedrag ten behoeve van het radionuclidencentrum gelijk gehouden aan de toewijzing van de VU. De baten ten behoeve van projecten USF / KNAW / EMGO en de vernieuwingsimpulsgelden worden in de exploitatierekening verantwoord onder overige dienstverlening (vergoeding projecten); in deze verantwoording zijn de lasten gelijk aan de baten. De decentrale trekkingsrechten betreffen de uitgaven voor kleine technische aanpassingen. De Valeriuskliniek betreft de patiëntenzorg formatie in GGZ Buitenamstel welke aan het VU medisch centrum wordt doorberekend.
156
jaarverslag 2004
157
VI.
Bijlagen
158
jaarverslag 2004 - bijlage
Bijlage 1
Materiële vaste activa
WZV vergunningsplichtige vaste activa (in € 1.000,-) Terreinen
Afschrijvingspercentages
0
Gebouwen
2-10
Verbouwingen
Onderhanden
Subtotaal
projecten
vergunning
5
0
Stand 1 januari Aanschafwaarde
1.498
198.937
42.774
71.833
315.042
0
-104.829
-29.712
0
-134.541
1.498
94.108
13.062
71.833
180.501
Investeringen
0
74.799
0
-71.789
3.010
Afschrijvingen
0
-8.439
-2.060
0
-10.499
Totaal
0
66.360
-2.060
-71.789
-7.489
Aanschafwaarde
0
-3.826
-2.028
0
-5.854
Afschrijvingen
0
3.826
2.028
0
5.854
Totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen Aanschafwaarde Afschrijvingen
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
0
0
Stand 31 december Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
1.498
269.910
40.746
44
312.198
0
-109.442
-29.744
0
-139.186
1.498
160.468
11.002
44
173.012
159
WZV meldingsplichtige vaste activa (in € 1.000,-) Instandhouding
Afschrijvingspercentages
Onderhanden
Subtotaal
Subtotaal
projecten
instandhouding
melding
25.579
25.579
5-10
0
23.437
2.142
Stand 1 januari Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen
-6.569
0
-6.569
-6.569
Boekwaarde
16.868
2.142
19.010
19.010
Investeringen
1.821
6.150
7.971
7.971
Afschrijvingen
-1.173
0
-1.173
-1.173
648
6.150
6.798
6.798
Mutaties boekjaar
Totaal Terugname geheel afgeschreven activa Aanschafwaarde
0
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
0
Desinvesteringen Aanschafwaarde
0
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
0
25.258
8.292
33.550
33.550
Stand 31 december Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen
-7.742
0
-7.742
-7.742
Boekwaarde
17.516
8.292
25.808
25.808
160
jaarverslag 2004 - bijlage
WTG gefinancierde vaste activa (in € 1.000,-) Inventarissen
Automatiserings-
Subtotaal
apparatuur Afschrijvingspercentages
10
20
91.916
13.541
105.457
Cumulatieve afschrijvingen
-47.638
-6.675
-54.313
Boekwaarde
44.278
6.866
51.144
Stand 1 januari Aanschafwaarde
Mutaties boekjaar Investeringen
13.302
4.064
17.366
Afschrijvingen
-9.744
-3.178
-12.922
Totaal
3.558
886
4.444
Aanschafwaarde
-7.865
-1.717
-9.582
Afschrijvingen
7.865
1.717
9.582
0
0
0
Aanschafwaarde
-2.969
0
-2.969
Afschrijvingen
2.600
0
2.600
-369
0
-369
Aanschafwaarde
94.384
15.888
110.272
Cumulatieve afschrijvingen
-46.917
-8.136
-55.053
Boekwaarde
47.467
7.752
55.219
Terugname geheel afgeschreven activa
Totaal Desinvesteringen
Totaal Stand 31 december
161
Niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa (in € 1.000,-) Gebouwen
Afschrijvingspercentages
Inventarissen
Automatiserings-
Onderhanden
apparatuur
projecten
Subtotaal
5-10
10
20
0
7.146
9.021
1.073
162
17.402
-3.834
-5.100
-530
0
-9.464
3.312
3.921
543
162
7.938
Stand 1 januari Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde Mutaties boekjaar Investeringen
0
2.692
359
145
3.196
Afschrijvingen
-450
-1.076
-260
0
-1.786
Totaal
-450
1.616
99
145
1.410
Terugname geheel afgeschreven activa Aanschafwaarde
0
-625
-135
0
-760
Afschrijvingen
0
625
135
0
760
Totaal
0
0
0
0
0
Desinvesteringen Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
0
0
7.146
11.088
1.297
307
19.838
-4.284
-5.551
-655
0
-10.490
2.862
5.537
642
307
9.348
Stand 31 december Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
162
jaarverslag 2004 - bijlage
DHAZ gefinancierde vaste activa (in € 1.000,-) Nieuwbouw/ Nieuwbouw/
Verbouwingen/ Kleine / Onderhanden subtotaal Totaal
gebouwen
renovaties
installaties
werken
projecten
materiële
LTO
vaste activa
Afschrijvings-percentages
2
5
5
10
0
Stand 1 januari Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
0
463.480
Cumulatieve afschrijvingen
0
0
0
0
0
0
-204.887
Boekwaarde
0
0
0
0
0
0
258.593
Mutaties boekjaar Investeringen
0
0
0
924
556
1.480
33.023
Afschrijvingen
0
0
0
-46
0
-46
-26.426
Totaal
0
0
0
878
556
1.434
6.597
Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
0
-16.196
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
0
16.196
Totaal
0
0
0
0
0
0
0
Terugname geheel Afgeschreven activa
Desinvesteringen Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
0
-2.969
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
0
2.600
Totaal
0
0
0
0
0
0
-369
Stand 31 december Aanschafwaarde
0
0
0
924
556
1.480
477.338
Cumulatieve afschrijvingen
0
0
0
-46
0
-46
-212.517
Boekwaarde
0
0
0
878
556
1.434
264.821
163
Bijlage 1a
DHAZ-middelen
Verantwoording DHAZ-middelen 2004 (in € 1.000,-) OCenW
VWS
Totaal
4.975
14.925
19.900
Saldo oude jaren
0
0
0
Indexering oude jaren VWS deel
0
0
0
4.975
14.925
19.900
- DHAZ - nieuwbouw
0
0
0
- DHAZ - verbouwingen
0
0
0
- DHAZ - renovaties
0
0
0
231
693
924
0
0
0
- DHAZ – onderhanden werk
139
417
556
Totaal DHAZ - bestedingen
370
1.110
1.480
4.605
13.815
18.420
Toegekende middelen 2004
Totaal DHAZ-middelen Bestedingen 2004
- DHAZ - kleine werken - DHAZ - lange termijn onderhoud
Saldo DHAZ middelen ultimo 2004
164
jaarverslag 2004 - bijlage
Bijlage 2
II B
Tarievenoverzicht januari 2003 tot en met december 2004 in €
basis
tijd. toeslag
totaal 1.260,00
Tarieven per -
01-01-03
1.237,00
23,00
-
01-02-03
1.240,00
27,00
1.267,00
-
01-05-03
1.349,00
224,00
1.573,00
-
01-10-03
1.358,00
215,00
1.573,00
-
01-12-03
1.371,00
446,00
1.817,00
-
01-01-04
1.433,00
430,00
1.863,00
-
01-04-04
1.439,00
464,00
1.903,00
-
01-07-04
1.439,00
34,00
1.473,00
-
01-08-04
1.294,00
-795,00
499,00
-
01-09-04
1.343,00
-664,00
679,00
-
01-11-04
1.335,00
-679,00
656,00
basis
tijd. toeslag
totaal
945,00
18,00
963,00
III A Tarieven per -
01-01-03
-
01-02-03
947,00
20,00
967,00
-
01-05-03
1.030,00
171,00
1.201,00
-
01-10-03
1.037,00
164,00
1.201,00
-
01-12-03
1.046,00
340,00
1.386,00
-
01-01-04
1.094,00
328,00
1.422,00
-
01-04-04
1.099,00
354,00
1.453,00
-
01-07-04
1.099,00
26,00
1.125,00
-
01-08-04
988,00
-607,00
381,00
-
01-09-04
1.025,00
-507,00
518,00
-
01-11-04
1.019,00
-519,00
500,00
basis
tijd. toeslag
totaal 963,00
III B Tarieven per -
01-01-03
945,00
18,00
-
01-02-03
947,00
20,00
967,00
-
01-05-03
1.030,00
171,00
1.201,00
-
01-10-03
1.037,00
164,00
1.201,00
-
01-12-03
1.046,00
340,00
1.386,00
-
01-01-04
1.094,00
328,00
1.422,00
-
01-04-04
1.099,00
354,00
1.453,00
-
01-07-04
1.099,00
26,00
1.125,00
-
01-08-04
988,00
-607,00
381,00
-
01-09-04
1.025,00
-507,00
518,00
-
01-11-04
1.019,00
-519,00
500,00
165
Bijlage 3 Tabellen
Tabel 1 Capaciteitsgegevens Aantal bedden per 31 december
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
713
713
713
713
713
713
713
(incl. dagverpleging, excl. wiegen) Wiegen per 31 december Totaal aantal bedden
20
20
20
20
20
20
20
733
733
733
733
733
733
733
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
Tabel 2 Kernproductiegegevens Aantal Opnamen
20.631
19.510
17.749
17.692
19.213
20.010
21.686
Dagopnamen
17.655
17.380
17.888
14.315
11.401
11.251
10.731
Totaal opnamen
38.286
36.890
35.637
32.007
30.614
31.261
32.417
Verpleegdagen
154.872
152.314
145.555
150.293
158.980
173.512
192.014
88.693
93.136
93.812
Eerste polikliniekbezoeken
115.100
110.447
109.350
109.020
108.358
116.369
Poliklinische consulten
302.414
281.516
277.547
274.637
274.837
277.895
274.120
36.284
35.333
36.722
37.893
38.482
39.567
37.882
7,5
7,8
8,2
8,5
8,3
8,7
8,9
52,2
50,3
48,6
43,7
41,8
42,6
44,2
Poliklinische jaarkaarten
Spoedeisende hulp patiënten Verhoudingsgetallen Gemiddelde verpleegduur in dagen Aantal klinische opnamen per bed (inclusief dagverpleging)
Tabel 3 Financiële gegevens (in € 1.000.000,-) 2004
2003
2002
2001
2000**
1999
1998
Personele lasten
286,9
266,4
244,5
221,9
208,8
159,6
146,1
Materiële lasten
126,7
123,3
117,7
106,4
97,1
81,5
89,4
(w.v. rente/afschr.) Budget patiëntenzorg
25,9
23,5
23,6
21,3
22,0
20,5
25,5
268,0
252,7
237,3
209,8
188,3
179,1
166,6
45,5
42,9
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
54,4
53,5
51,5
49,9
47,9
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde
32,0
29,3
26,7
27,0
24,7
Investeringen in apparatuur
20,4
20,5
18,2
7,1
11,8
7,4
9,9
Investeringen in bouw *
12,6
16,3
19,1
18,0
18,2
9,2
5,7
*) inclusief projecten in uitvoering **) inclusief faculteit der geneeskunde VU
166
jaarverslag 2004 - bijlage
Tabel 4: Opnamen, verpleegdagen en gemiddelde verpleegduur per specialisme Aantal opnamen 2004
2003
Verpleegdagen
2002
2004
2003
Gemiddelde verpleegduur 2002
2004
2003
2002
Anesthesiologie
2
1
0
3
5
0
1,5
5,0
-
Cardiochirurgie
566
565
515
6.731
6.756
6.550
11,9
12,0
12,7
Cardiologie
858
820
745
7.598
7.605
7.397
8,9
9,3
9,9
Dermatologie Heelkunde Intensive care volwassenen
51
72
50
771
866
725
15,1
12,0
14,5
2.637
2.384
2.431
26.111
25.671
25.673
9,9
10,8
10,6
100
159
0
1.405
925
0
14,1
5,8
-
Inwendige geneeskunde
3.956
3.344
3.130
35.356
32.006
29.201
8,9
9,6
9,3
Keel-, neus- en oorheelkunde
1.514
1.517
1.279
8.596
9.377
9.020
5,7
6,2
7,1
442
414
411
2.415
2.720
3.028
5,5
6,6
7,4
1.378
1.361
1.106
14.031
13.954
11.961
10,2
10,3
10,8
357
364
342
908
1.216
1.244
2,5
3,3
3,6 10,0
Kinderchirurgie Kindergeneeskunde Mondziekten en kaakchirurgie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogheelkunde
994
930
769
7.897
7.484
7.691
7,9
8,0
1.069
1.054
912
8.553
9.191
9.029
8,0
8,7
9,9
124
135
112
302
361
270
2,4
2,7
2,4
1.146
1.155
1.031
5.067
5.615
5.009
4,4
4,9
4,9
Orthopedie
623
578
546
4.716
4.176
4.851
7,6
7,2
8,9
Plastische chirurgie
669
723
589
3.013
3.397
2.765
4,5
4,7
4,7
Radiotherapie
24
27
24
88
94
69
3,7
3,5
2,9
Reumatologie
161
117
113
1.601
1.184
1.123
9,9
10,1
9,9
Revalidatiegeneeskunde
0
0
0
0
0
0
-
-
-
442
480
516
2.213
2.884
2.880
5,0
6,0
5,6
Verloskunde en gynaecologie 2.496
2.315
2.158
15.268
14.773
14.852
6,1
6,4
6,9
995
970
2.229
2.054
2.217
2,2
2,1
2,3
154.872 152.314 145.555
7,5
7,8
8,2
Urologie Gezonde zuigelingen Totaal
1.022 20.631
19.510 17.749
167
Tabel 5 Aantal eerste polikliniekbezoeken en consulten per specialisme eerste polikliniek bezoeken
consulten
Specialisme
2004
2003
2002
2004
2003
2002
Anesthesiologie
1.735
2.475
1.608
13.319
5.921
5.136
Cardiochirurgie
587
557
522
862
716
670
Cardiologie
4.711
4.232
4.068
10.767
9.576
8.826
Dermatologie
7.588
7.059
6.892
23.942
22.953
23.001
0
0
0
0
0
0
Heelkunde
25.537
25.189
26.040
23.547
22.532
22.131
Inwendige geneeskunde
14.689
13.212
12.908
54.667
49.034
47.591
8.474
8.164
7.496
24.812
24.323
23.282
936
937
894
4.114
4.170
3.985
Geriatrie
Keel-, neus- en oorheelkunde Kinderchirurgie Kindergeneeskunde
6.334
5.928
5.520
16.474
16.293
15.820
Mondziekten en kaakchirurgie
6.922
6.833
7.258
12.060
11.578
11.986
Neurochirurgie
1.692
1.409
1.311
3.714
3.290
3.033
Neurologie volwassenen
5.952
5.784
5.357
13.778
13.119
12.113
Oogheelkunde
8.829
8.288
8.291
24.781
23.335
22.924
Orthopedie
4.387
3.917
4.114
9.391
8.186
8.831
Plastische chirurgie
3.323
3.263
3.349
8.530
9.075
9.130
0
0
0
730
849
1.077 13.847
Psychiatrie Radiotherapie
0
0
0
12.894
13.513
Reumatologie
1.416
1.329
1.275
4.927
4.632
4.416
Revalidatiegeneeskunde
1.612
1.531
1.604
3.947
4.086
4.765
Urologie
1.954
1.965
2.854
4.846
5.025
7.084
Verloskunde en gynaecologie Totaal
8.422
8.375
7.989
30.312
29.310
27.899
115.100
110.447
109.350
302.414
281.516
277.547
168
jaarverslag 2004 - bijlage
Tabel 6 Dagverpleging per specialisme Dagopnamen Specialisme Anesthesiologie Cardiochirurgie Cardiologie Dermatologie
2004
2003
2002
2
0
1
1
7
1
4.327
3.831
4.014
2
4
107
Heelkunde
2.393
1.460
830
Inwendige geneeskunde
6.443
4.129
4.991
Keel-, neus- en oorheelkunde
823
862
616
Kinderchirurgie
201
246
246
1.361
1.757
1.726
149
126
128
73
47
59
372
345
498
2
1
0 999
Kindergeneeskunde Mondziekten en kaakchirurgie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogheelkunde
1.201
1.092
Orthopedie
148
105
122
Plastische chirurgie
431
400
340
0
0
0
Psychiatrie Radiotherapie
1
0
2
Reumatologie
772
782
528
Revalidatiegeneeskunde
154
126
91
Urologie
173
184
212
Verloskunde en gynaecologie Totaal
940
1.014
925
17.655
17.380
17.888
169
Tabel 7 Wachtlijst voor klinische opnamen per specialisme (stand per 31 december) Opnamen Specialisme Cardiochirurgie
2004
2003
2002
106
67
87
Cardiologie
0
1
0
Dermatologie
9
13
5
460
392
433
64
79
69 496
Heelkunde Inwendige geneeskunde Keel-, neus- en oorheelkunde
301
267
Kinderchirurgie
21
17
24
Kindergeneeskunde
27
41
43
Mondziekten en kaakchirurgie
93
87
77
249
168
211
19
23
21
0
0
0
290
252
320
Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogheelkunde Orthopedie
265
272
374
Plastische chirurgie
286
303
465
Radiotherapie
1
4
4
Reumatologie
4
6
5
Revalidatie Urologie Verloskunde en gynaecologie Totaal
1
1
1
89
89
118
153
128
177
2.438
2.210
2.930
170
jaarverslag 2004 - bijlage
Tabel 8 Percentage (zeer) zeldzame diagnosen van klinisch ontslagen patiënten Specialisme
2004
2003
2002
2001
9,1
5,3
5,7
6.0
5,6
Cardiologie
16,6
14,3
11,2
10,0
12,3
Dermatologie
10,4
9,9
15,4
10,4
12,1
Gastro-enterologie
31,1
26,9
26,2
23,2
26,6
Heelkunde
59,1
56,3
59,0
58,9
59,7
Inwendige geneeskunde*
64,5
67,5
65,6
58,6
59,7
Keel-, neus- en oorheelkunde
50,2
51,3
54,1
57,6
53,1
Kindergeneeskunde
65,2
67,0
65,4
83,4
80,7
Longziekten
42,4
38,1
33,8
30,1
22,5
Mondziekten en kaakchirurgie
12,5
15,5
15,4
11,2
13,9
Cardiochirurgie
2000
Neurochirurgie
41,2
41,9
43,2
45,4
44,1
Neurologie
30,8
31,5
30,7
29,5
22,3
Oogheelkunde
10,6
13,1
15,2
13,5
14,6
Orthopedie
20,5
26,3
24,6
24,0
21,8
Plastische chirurgie
44,2
50,5
46,7
41,7
48,0
Urologie
37,9
38,2
38,3
37,7
37,6
Verloskunde en gynaecologie
36,0
36,1
38,7
37,2
36,3
Percentages over 2004 zijn berekend aan de hand van de landelijke cijfers van 2001 Percentages over 2000 en 2001 zijn aangepast aan de laatst bekende landelijke cijfers Bron: LMR-View (2000, 2001, landelijke gegevens) en MDB (2002, 2003, 2004 VU medisch centrum) *) In 2003 en 2004 incl. Intensive Care Volwassenen
171
Tabel 9 Herkomst klinische patiënten naar regio per opnemend specialisme, uitgedrukt in percentages (inclusief gezonde zuigelingen) 2004 Specialisme
Amsterdam *
Regio *
Buitenregio *
Anesthesiologie
50,0
50,0
0,0
Cardiochirurgie
10,5
7,0
82,5
Cardiologie
43,3
22,9
33,8
Dermatologie
28,0
18,0
54,0
Heelkunde
39,1
17,6
43,3
Inwendige geneeskunde
30,4
11,2
58,4
Intensive care volwassenen
40,6
15,8
43,6
Keel-, neus- en oorheelkunde
23,8
6,0
70,2
Kinderchirurgie
32,8
17,8
49,4
Kindergeneeskunde
31,6
8,0
60,4
Mondziekten en kaakchirurgie
33,8
7,0
59,2
Neurochirurgie
18,5
10,4
71,1
Nucleaire geneeskunde
32,3
6,5
61,2
Neurologie
41,7
18,1
40,2
Oogheelkunde
38,7
6,9
54,4
Orthopedie
33,1
17,3
49,6
Plastische chirurgie
28,0
11,2
60,8
Radiotherapie
41,7
8,3
50,0
Reumatologie
30,9
11,1
58,0
Urologie
30,6
16,0
53,4
Verloskunde en gynaecologie
49,8
11,9
38,3
Totaal
35,1
12,4
52,5
*) Amsterdam: gemeente Amsterdam Regio: Diemen, Ouder-Amstel, Amstelveen en Uithoorn Buitenregio: overig
172
jaarverslag 2004 - bijlage
Tabel 10 Aantal klinisch ontslagen patiënten per hoofddiagnosegroep
Ontslagdiagnose Aandoeningen perinatale periode
2004
Procent
2003
Procent
2002
Procent
2001
Procent
929
4,5
967
4,9
929
5,2
1.008
5,7
Ademhalingswegen
985
4,7
926
4,8
797
4,5
788
4,5
Bewegingsstelsel en bindweefsel
945
4,6
883
4,5
751
4,2
803
4,5
96
0,5
97
0,5
92
0,5
95
0,5
572
2,8
645
3,3
599
3,4
590
3,3
Bloed en bloedvormende organen Congenitale afwijkingen Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten Hartvaatstelsel Huid en subcutis
259
1,3
311
1,6
259
1,5
272
1,5
2.461
11,9
2.389
12,2
2.124
12,0
2.025
11,4
193
0,9
195
1,0
153
0,9
132
0,8
Infectieziekten en parasitaire ziekten
242
1,2
235
1,2
180
1,0
210
1,2
Nieuwvormingen
3.615
17,5
3.895
20,0
3.806
21,5
3.951
22,3
Ongevalletsels en vergiftigingen
2.133
10,3
2.102
10,8
1.980
11,2
1.666
9,4
Psychische stoornissen Spijsverteringsstelsel
117
0,6
149
0,8
121
0,7
102
0,6
1.184
5,7
1.091
5,6
948
5,3
954
5,4
535
2,6
623
3,2
531
3,0
504
2,9
Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden Urogenitaal systeem Zenuwstelsel en zintuigen
747
3,6
736
3,8
675
3,8
621
3,5
1.626
7,9
1.742
8,9
1.531
8,6
1.507
8,5
1.582
7,6
1.433
7,4
1.374
7,7
1.388
7,8
11,8
1.065
5,5
882
5,0
1.097
6,2
100,0 19.484
100,0
17.732
100,0
17.713
100,0
Zwangerschap, bevalling en kraambed Overig
2.445
Totaal
20.666
173
Tabel 11 Aantal dagbehandelingspatiënten per hoofddiagnosegroep
Ontslagdiagnose Aandoeningen perinatale periode
2004
Procent
2003
Procent
2002
Procent
2001
Procent
46
0,3
30
0,2
40
0,2
28
0,2
507
2,7
505
2,9
372
2,1
368
2,6
1.273
6,9
1.209
7,0
976
5,5
612
4,3
Bloed en bloedvormende organen
197
1,1
299
1,7
212
1,2
225
1,6
Congenitale afwijkingen
353
1,9
339
2,0
382
2,1
349
2,4
Ademhalingswegen Bewegingsstelsel en bindweefsel
Endocriene, voedingsen stofwisselingsziekten Hartvaatstelsel Huid en subcutis
497
2,7
335
1,9
425
2,4
290
2,0
3.174
17,1
2.935
16,9
4.003
22,4
2.777
19,4
54
0,3
50
0,3
54
0,3
44
0,3
Infectieziekten en parasitaire ziekten
82
0,4
98
0,6
68
0,4
76
0,5
Nieuwvormingen
3.099
16,7
4.145
23,8
4.664
26,1
3.894
27,2
Ongevalletsels en vergiftigingen
1.046
5,6
783
4,5
560
3,1
540
3,8
139
0,7
68
0,4
137
0,8
107
0,7
1.353
7,3
1.063
6,1
1.010
5,6
512
3,6
1.872
10,1
1.431
8,2
1.268
7,1
1.054
7,3
448
2,4
432
2,5
413
2,3
484
3,4
1.841
9,9
1.651
9,5
1.415
7,9
1.168
8,2
Psychische stoornissen Spijsverteringsstelsel Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden Urogenitaal systeem Zenuwstelsel en zintuigen Zwangerschap, bevalling en kraambed
377
2,0
330
1,9
327
1,8
337
2,3
Overig
2.202
11,9
1.677
9,6
1.562
8,7
1.450
10,2
Totaal
18.560
100,0
17.380
100,0
17.888
100,0 14.315
100,0
Tabel 12 Instroom klinische patiënten uitgedrukt in percentages 2004
2003
2002
Polikliniek en huisarts
73,9
73,1
69,7
71,9
Spoedeisende hulp
15,1
15,9
17,7
15,0
6,2
6,1
7,2
7,6
Van ander ziekenhuis Geboren in het ziekenhuis Totaal
2001
4,8
4,9
5,4
5,5
100,0
100,0
100,0
100,0
174
jaarverslag 2004 - bijlage
Bijlage 4
Opbouw budget aanvaardbare kosten 2003, 2004 en mutatie in het boekjaar (in € 1.000,-) Budget
Berekende Herrekend
kasbasis
nacalc.
2004
2003
2003
Budget Berekende Herrekend Mutatie
budget kasbasis 2003
nacalc.
budget
2004
2004
2004
Loonkosten Loonkosten functioneel budget
62.295
314
62.609
65.111
125
65.236
2.627
Loonkosten bijzondere functies
22.128
-286
21.842
22.729
270
22.999
1.157
Loonkosten gebouwgebonden
3.330
0
3.330
3.573
0
3.573
243
Loonkosten academische component
34.958
-1.746
33.212
34.288
0
34.288
1.076
Loonkosten medisch specialisten
27.239
1.412
28.651
30.905
144
31.049
2.398
2.204
0
2.204
2.573
-240
2.333
129
480
539
128
667
187
152.328 159.718
427
160.145
7.817
Overige loonkosten Eerstelijn
480
0
152.634
-306
Materiële kosten functioneel budget
22.451
-124
22.327
22.817
69
22.886
559
Materiële kosten bijzondere functies
19.873
-57
19.816
22.137
68
22.205
2.389
6.926
0
6.926
7.368
0
7.368
442
17.545
-860
16.685
18.167
0
18.167
1.482
5.072
3.256
8.328
6.633
295
6.928
-1.400
Totaal loonkosten Materiële kosten
Materiële kosten gebouwgebonden Materiële kosten academische component Overige materiële kosten Eerstelijn Totaal materiële kosten
123
0
123
152
32
184
61
71.990
2.215
74.205
77.274
464
77.738
3.533
6.177
21
6.198
6.373
-3
6.370
172
1.630
87
1.717
1.815
515
2.330
613
Kapitaalslasten Afschrijvingskosten inventarissen Afschrijvingskosten art. 2 WBMV inventarissen Afschrijvingskosten dubieuze debiteuren
1.400
0
1.400
2.100
0
2.100
700
Afschrijvingskosten nacalculeerbaar
2.590
377
2.967
3.168
1.667
4.835
1.868
Rentekosten
7.975
-1.059
6.916
7.975
-1.905
6.070
-846
55
0
55
55
0
55
437
-276
161
20.264
-850
19.414
21.486
-156
273
117
117
612
240
852
1.756
-286
1.470
618
Huur en leasing Voorlopige budgetmutaties Totaal kapitaalslasten
0 -161
274
21.760
2.346
Overig Voorlopige budgetmutaties Lokale productiegebonden toeslag Samenwerkingsverbanden
424
0
424
488
0
488
64
Klinische genetica
4.943
499
5.442
6.261
0
6.261
819
Totaal overig
5.979
739
6.718
8.349
-13
8.336
1.618
250.867
1.798
252.665 266.827
1.152
267.979
15.314
Totaal aanvaardbare kosten boekjaar
175
Bijlage 5
Verbonden ondernemingen
Verbonden partijen Stichting Centrum voor Radio-Isotopen Research en de daarvan uitgaande BV Cyclotron Amsterdam De onderneming produceert radionucliden en radiofarmaca welke zowel aan het VU medisch centrum als aan derden worden afgezet. Stichting Klinische Genetica Amsterdam De Stichting Klinische Genetica Amsterdam (SKGA) kent twee participanten, het VU medisch centrum en het Amsterdams Medisch Centrum. Vanaf het jaar 2000 werden geen productieve activiteiten ontwikkeld en ingevolge het bestuursbesluit van 28 december 2004 zal de stichting met ingang van 31 december 2004 worden ontbonden. Naar verwachting zal de liquidatie in 2005 afgerond kunnen worden. Boelevaar Holding BV De onderneming is voor 100% eigendom van het VU medisch centrum en houdt zich bezig met activiteiten o.a. met betrekking tot het oprichten en beheren van vennootschappen, het verstrekken van zekerheden voor schulden van gelieerde ondernemingen, al in het belang van het VU medisch centrum.
176
jaarverslag 2004 - bijlage
Bijlage 6
Hoofden van (medische) afdelingen en (overige) hoogleraren per 1 januari 2005
anatomie
prof. dr. H.J. Groenewegen* prof. dr. H.B. Uylings** prof. dr. M.P. Witter
anesthesiologie
prof. dr. J.J.L.M. Bierens dr. F.H. Werner* prof. dr. J.J. de Lange prof. dr. W.W.A. Zuurmond **
apotheek cardio-thoracale chirurgie
drs. A.C. van Loenen* prof dr. L. Eijsman dr. M.A.J.M. Huybregts*
centrum voor ethiek en levensbeschouwing
prof. dr. E. van Leeuwen
cardiologie
prof. dr. A.C. van Rossum prof. dr. C.A. Visser* prof. dr. F.C. Visser
dermatologie
prof. dr. D.P. Bruynzeel prof. dr. Th.M. Starink*
EMGO
prof. dr. L.M. Bouter* mw. prof. dr. D. Deeg mw. prof.dr.ir. F.E. van Leeuwen ** mw. prof.dr. H.C.W. de Vet
endocrinologie
prof. dr. L.J.G. Gooren prof. dr. R.J. Heine prof. dr. P.T.A.M. Lips prof. dr. J.A. Maassen** prof. dr. J.C. Netelenbos*
fysiologie
prof.dr. C.J. van Echteld ** prof. dr. V.W.M. van Hinsbergh prof. dr. W.J. Paulus prof. dr. G.J. Tangelder*
fysica en medische technologie geneeskundige oncologie
prof. dr. R.M. Heethaar* prof. dr. N.K. Aaronson** mw. prof. dr. E. Boven prof. dr. D.T. Curiel** prof. dr. G. Giaccone* prof. dr. G.J. Peters prof. dr. H.M. Pinedo
177
heelkunde
prof. dr. M.A. Cuesta prof. dr. H.J.Th.M. Haarman* prof. dr. R.W. Kreis** prof. dr. P.A.M. van Leeuwen prof. dr. S. Meijer prof. dr. J.A. Rauwerda
hematologie
prof. dr. P.C. Huijgens* prof. dr. G.J. Ossenkoppele
huisartsgeneeskunde
prof. dr. M. de Haan prof. dr. J.T.V.M. de Jong prof. dr. W.A.B. Stalman* prof. dr. I.N. Wolffers
intensive care volwassenen
prof. dr. A.R.J. Girbes* prof.dr. A.B.J. Groeneveld
inwendige geneeskunde
prof. dr. S.A. Danner* prof. dr. J.C. Seidell prof. dr. J.S. Yudkin**
keel-, neus- en oorheelkunde
prof. dr. A.A.M.S. van Dongen prof. dr. ir. T. Houtgast prof. dr. C.R. Leemans* prof. dr. H.F. Mahieu
kinderchirurgie kindergeneeskunde
prof. dr. H.A. Heij* mw. prof. dr. H.A. Delemarre-van de Waal prof. dr. W.P.F. Fetter prof. dr. R.J.B.J. Gemke mw. prof. dr. M.S. van der Knaap prof. dr. H.N. Lafeber prof. dr. J.J. Roord* prof. dr. A.J.P. Veerman
klinische chemie
prof. dr. M.A. Blankenstein* prof. dr. ir. C.A.J.M. Jakobs
klinische epidemiologie en biostatistiek
prof. dr. M. Boers*
178
jaarverslag 2004 - bijlage 6
klinische genetica en antropogenetica
mw. prof. dr. D.I. Boomsma mw. prof. dr. M.C. Cornel prof. dr. H. Joenje** prof. dr. L.P. ten Kate* prof. dr. P. Heutink prof. dr. H.P. te Riele ** prof. dr. M. Verhage
informatica en procesondersteuning
dr. M. Sprenger
longziekten
prof. dr. P.E. Postmus*
maag-, darm- en leverziekten
prof. dr. C.J.J. Mulder* prof. dr. A.S. Peña
medische farmacologie
prof. dr. N. Burnashev prof. dr. A.N.M. Schoffelmeer prof. dr. F.J.H. Tilders prof. dr. Th.P.G.M. de Vries
medische microbiologie en infectiepreventie medische psychologie
mw. prof. dr. C.M.J.E. Vandenbroucke-Grauls* prof. dr. H.M. van der Ploeg* mw. prof. dr. P.T. Cohen-Kettenis prof. dr. F.J. Snoek
metamedica
prof. dr. E.S. Houwaart* prof. dr. H. Jochemsen** prof. dr. F.J. Meijman**
moleculaire celbiologie
prof. dr. R.H.J. Beelen mw. prof. dr. C.D. Dijkstra* mw. prof. dr. Y. van Kooyk prof. dr. G. Kraal mw. prof. dr. A. Kruisbeek** prof. dr. P.J. Peters prof. dr. C.L. Verweij
mondziekten en kaakchirurgie
prof. dr. I. van der Waal*
nefrologie
prof. dr. M.J. Nubé** prof. dr. P.M. ter Wee*
neurochirurgie
prof. dr. W.P. Vandertop*
179
neurologie
prof. dr. J.J. Heimans* prof. dr. C.H. Polman prof. dr. Ph. Scheltens prof. dr. C.J. Stam prof. dr. E.Ch. Wolters
nucleaire geneeskunde en PET research
prof. dr. G.J.J. Teule*
oogheelkunde
mw. prof. dr. B.C.P. Polak prof. dr. G.M.H.B. van Rens** prof. dr. P.J. Ringens
orthopedie
prof. dr. R.G. Pöll prof. dr. P.I.J.M. Wuisman*
pathologie
prof. dr. P.J. van den Elsen prof. dr. C.J.L.M. Meijer* prof. dr. J.M. Middeldorp** prof. dr. W.J. Mooi prof. dr. G.A. Meijer prof. dr. J.W.M. Niessen prof. dr. R.J. Scheper prof. dr. P. van der Valk
plastische chirurgie
prof. dr. J.W. Mulder prof. dr. M. Ritt*
psychiatrie
prof. dr. A.J.L.M van Balkom prof. dr. A.T.F. Beekman prof. dr. Th.A.H. Doreleijers prof. dr. R. van Dyck prof. dr. P. Eikelenboom prof. dr. W.J.G. Hoogendijk prof. dr. C. Jonker** prof. dr. W. van Tilburg*
radiologie
prof. dr. F. Barkhof prof. dr. J. Castelijns prof. dr. R.A. Manoliu*
radiotherapie
prof. dr. B.J. Slotman* prof. dr. S. Senan prof. dr. M. Verheij **
reumatologie
prof. dr. B.A.C. Dijkmans*
180
jaarverslag 2004 - bijlage 6
revalidatiegeneeskunde
prof. dr. J. Dekker prof. dr. G.J. Lankhorst*
sociale geneeskunde
mw. prof. dr. P.M. Bongers ** prof. dr. R.A. Hira Sing prof. dr. W. van Mechelen mw. prof. dr. Th.M. Marteau ** prof. dr. ir. T. Smid** prof. dr. G. van der Wal*
urologie
prof. dr. B.L.H. Bemelmans*
verloskunde en gynaecologie
prof. dr. H.A.M. Brölmann prof. dr. H.P. van Geijn* prof. dr. R. Homburg prof. dr. P. Kenemans prof. dr. R.H.M. Verheijen prof. dr. J.M.G. van Vugt
verpleeghuisgeneeskunde
prof. dr. J.A. Eefsting** prof. dr. M.W. Ribbe*
onderwijsinstituut
prof. dr. H.J.M. van Rossum prof. dr. F. Scheele prof. dr. A.B. Bijnen prof. dr. A.E.R. Arnold
raad van bestuur
prof. dr. T.J.F. Savelkoul prof. dr. E.A. van der Veen
*
hoofd van de afdeling
**
bijzonder hoogleraar
181
bijlage 7
Overige organisatiegegevens per 31-12-2004
Hoofden van diensten accountantsdienst
drs. K. Witteveen, RA
Amstel Academie
drs. A.R.J. Kleijn
audiovisueel centrum
dr. J.T. Goldschmeding
bedrijfseconomie, inkoop en zorgadministratie
C.J.H. Buren MBA, RC
bureau decaan
mw. M. van Tinteren-Bosje
bureau medische zaken
mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G
bureau raad van bestuur
mr. F.J. Faber
dienst arbo en milieu
drs. M.J. van Til
dienst diëtetiek en voedingswetenschappen
mw. dr. M.A.E. van Bokhorst-de van der Schueren
dienst ergotherapie en activiteitenbegeleiding
mw. S. Bakker-Renema
dienst fysiotherapie
R. van Klaveren
dienst medisch maatschappelijk werk
drs. H.J. Kaufman
dienst communicatie
mw. M. Bolluijt
facilitair bedrijf
drs. K.W. Stegenga
pastoraal centrum
mw. ds. J.A. Delver a.i.
personeel en organisatie
mw. drs. E. Baars
projectbureau nieuwbouw
ing. G.A.P.P. Hermsen
Clusterbesturen Cluster I Clustervoorzitter
prof. dr. S.A. Danner
Clustervoorzitter elect
prof. dr. P.M. ter Wee
Manager bedrijfsvoering
drs. A. Leemhuis
Zorgmanager
mw. G.M.J. Berkhout
algemene inwendige geneeskunde, dermatologie, endocrinologie, geneeskundige oncologie, hematologie, longziekten, maag-, darm- en leverziekten, nefrologie, nucleaire geneeskunde en PET research, reumatologie, klinische en poliklinische zorgeenheden, dienst diëtetiek en voedingswetenschappen Cluster II Clustervoorzitter
prof. dr. J.J. Heimans
Clustervoorzitter elect
prof. dr. I. van der Waal
Manager bedrijfsvoering
mw. drs. D. Bonink
Zorgmanager
mw. E.M. Bijvank, MM
anatomie, keel-, neus- en oorheelkunde, medische farmacologie, mondziekten en kaakchirurgie, neurochirurgie, neurologie, oogheelkunde, plastische chirurgie, psychiatrie, revalidatiegeneeskunde, urologie, klinische en poliklinische zorgeenheden, dienst ergotherapie en activiteitenbegeleiding, dienst fysiotherapie
182
jaarverslag 2004 - bijlage 7
Cluster III Clustervoorzitter
prof. dr. J.J. Roord
Clustervoorzitter elect
prof. dr. H.P. van Geijn
Manager bedrijfsvoering
J.C. Klarenbeek, RB
Zorgmanager
L. de Haan
kinderchirurgie, kindergeneeskunde, klinische genetica en antropogenetica, medische psychologie, verloskunde en gynaecologie, klinische en poliklinische zorgeenheden, dienst medisch maatschappelijk werk Cluster IV Clustervoorzitter
prof. dr. C.A. Visser
Clustervoorzitter elect
prof. dr. A.R.J. Girbes
Manager bedrijfsvoering
M.F. Caljouw
Zorgmanager
B.C. Nijman
anesthesiologie en operatieve zorg, cardio-thoracale chirurgie, cardiologie, fysiologie, heelkunde, intensive care volwassenen, orthopedie, klinische en poliklinische zorgeenheden, spoedeisende hulp Cluster V Clustervoorzitter
prof. dr. C.J.L.M. Meijer
Clustervoorzitter elect
prof. dr. B.J. Slotman
Manager bedrijfsvoering
mw. drs. F. Barbieri
apotheek, fysica en medische technologie, hematologische laboratoria, informatica en procesondersteuning, klinische chemie, medische microbiologie en infectiepreventie, moleculaire celbiologie, pathologie, radiologie, radiotherapie, poliklinische zorgeenheden Cluster VI Clustervoorzitter
prof. dr. L.M. Bouter
Clustervoorzitter elect
drs. A.R.J. Kleijn
Manager bedrijfsvoering
drs. F.J.M. Tolsma
EMGO, huisartsgeneeskunde, klinische epidemiologie en biostatistiek, metamedica, sociale geneeskunde, verpleeghuisgeneeskunde audiovisueel centrum, klinisch dierexperimenteel laboratorium, onderwijsbureau, opleidingscentrum Stafdirecteuren directeur facilitair bedrijf
drs. K.W. Stegenga
directeur financiën
C.J.H. Buren MBA, RC
directeur onderwijs
mw. dr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde
directeur personeel en organisatie
mw. drs. E. Baars
183
Dagelijks Bestuur stafconvent prof. dr. C. H. Polman
voorzitter
prof. dr. W.A.B. Stalman
vice-voorzitter
mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G
adviseur
prof. dr. L.M. Bouter prof. dr. H.A. Heij drs. Y.P. Henry drs. A. Beeker prof. dr. J.A. Rauwerda dr. M. Sprenger prof. dr. G.J. Tangelder prof. dr. C.J.J. Mulder prof. dr. M.A. Blankenstein mw. drs. C.A.M. Bezuijen
ambtelijk secretaris
Ondernemingsraad mw. I. Schadee- Eestermans
voorzitter
dhr. J. Leseman
vice- voorzitter
mw. E.H.Kostelijk mw. I. Kooij- Bösel
lid dagelijks bestuur
dhr. dr. A.A. van Lambalgen mw. M.A. Voet dhr. W. Knaap mw. Q. Anderegg mw. C. van Beers mw. I. Zuiderwijk mw. dr. M.S.A. Suttorp-Schulten dhr. dr. E.D. Schmidt dhr. F. de Weerdt dhr. dr. F. Pouwer
buitenlid
dhr. A. Gonzalez Saez mw. E. Veendorp
lid dagelijks bestuur
dhr. R.A. van Andel
sr. ambtelijk secretaris
dhr. N. Groos
jr. ambtelijk secretaris
Onderdeelcommissie cluster I mw. M. Plieger
voorzitter
mw. A. Handgraaf dhr. K. Herscheid Onderdeelcommissie cluster II mw. dr. H. Beckerman dhr. dr. E.D. Schmidt
voorzitter
184
jaarverslag 2004 - bijlage 7
Onderdeelcommissie cluster III mw. R. Poort-Keesom
voorzitter
mw. E.H. Kostelijk mw. N. Siteur dhr. dr. F. Pouwer Onderdeelcommissie cluster IV mw. A. Broek-Schuurkamp
voorzitter
mw. G. Ramsaran dhr. M. Sloove mw. V. Brouwer dhr. A. Gonzalez Saez mw. J. van Berkel Onderdeelcommissie V mw. D. Bosch
voorzitter
mw. C. van Beers dhr. E. Bernabela dhr. A.F.A.M. de Lange mw. S. Thonhauser Onderdeelcommissie cluster VI prof. dr. A. Pieters
voorzitter
dhr. dr. M.Paardekooper Onderdeelcommissie facilitair bedrijf dhr. W. Peters
voorzitter tot 04-05-‘04
dhr. S.J. Jager
waarnemend voorzitter
dhr. L. Brand mw. A.J. van der Linden dhr. T. Moumen dhr. A.B.T. Smeltink dhr. J. Toele
185
Facultair overleg VU medisch centrum Studentenraad Pieter Postema
voorzitter
Nienke Josephus Jitta
secretaris
René Andriessen Nizette Bazen Björn Dijkstra Peter van Manen Karlijn Vermeulen Commissie onderwijs en onderzoek dr. A.A. van Lambalgen
voorzitter
mw I. Schadee-Eestermans prof. dr A. Pieters mw D. Bosch mv V. Brouwer mw. A.W.M. Glaudemans dr. F. Pouwer Zilveren legpenning De zilveren legpenning wordt sinds 1991 uitgereikt als blijk van waardering voor medewerkers van het VU medisch centrum met een uitzonderlijke staat van dienst. Voor 2004 is de legpenning uitgereikt aan de heer J.T. Meeues.
186
jaarverslag 2004 - bijlage 8
bijlage 8
Commissies per 31-12-2004
Commissie privacybescherming prof. dr. M. Boers
voorzitter
dr. H. Walg
lid tot 31 mei 2004
F. de Weerdt
lid vanaf 1 juni 2004
mw. H. Kort
lid
mw. G. Visser
lid
mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G
lid vanaf 1 februari 2004
mr. O.G.A. van der Beek
secretaris
ir. G.A.M. Zonneveld
adviseur
M.A.M. van der Haagen
adviseur
mw. A.F. van Manen
adviseur
Meldingscommissie incidenten patiëntenzorg prof. dr. J.J. Heimans
voorzitter
L. de Haan dr. F.C. Bakker mw. I. van der Jagt E.A.P.M. Pompe mw. dr. E.L. Swart prof. dr. P.M. ter Wee mw. drs. N.E.A.H. Smeets
secretaris
Commissie medische ethiek dagelijks bestuur prof. dr. W.P.F. Fetter
voorzitter
ds. J.J.A. Doolaard
vice-voorzitter
mw. drs. J.J. Pook
secretaris
overige leden: mw. J.M. Balcombe-Fennis dr. C.M.F. Dirven mw. mr. Y.M. Drewes, arts M&G drs. W.J. Engelbrecht drs. A.C. van Loenen prof. dr. E. van Leeuwen mw. C.A. van Rheenen mw. M. Smits drs. M. Vervloet mw. H. van Voornveld prof. dr. E. Ch. Wolters
187
Medisch-ethische toetsingscommissie drs. A.C. van Loenen
voorzitter
prof. dr. C.H. Polman
vice-voorzitter
mw. dr. B. van Baarsen mr. O.G.A. van der Beek dr. P.D. Bezemer dr. R.H. Brakenhoff drs. S. Ekkelkamp dr. K. Hoekman drs. G.K. Kimsma mw. dr. E.S.M. de Lange-de Klerk mw. mr. N.W.J Lopes Cardozo mw. M. Mulder
lekenlid
mw. dr. E. Swart prof. dr. F.J.H. Tilders mw. F. Wegener Sleeswijk mw. dr. M.M. Weissenbruch dr. P. de Haan
secretaris
mw. drs. W.E. van der Voet
secretaris
Klachtencommissie mr. P.J. Boukema
voorzitter (extern)
mr. Th. G. Drupsteen
plaatsvervangend voorzitter (extern)
mw. drs. E.H. Collette A.M. Eeckhout dr. C.J. van Groeningen mw. prof. dr. B.C.P. Polak mw. A. Lanser mw. P. H. Veenvliet M.A.M. van der Haagen mw. drs. C. Vercouteren drs. T. de Gee
huisarts (extern)
mw. drs. S.U. Sijthoff
huisarts (extern)
mw. drs. M.R. Franx
secretaris
mw. mr. A.H. Bakker
plaatsvervangend secretaris
Vaste commissie voor de wetenschapsbeoefening mw. prof. dr. C.M.J.E. Vandenbroucke-Grauls
voorzitter
dr. R.H.J. Beelen (tot 1 april 2004) prof dr. G. Kraal (vanaf 1 april 2004) prof. dr. G.A.M.S. van Dongen dr. B. Drukarch prof. dr. W. Fetter dr. P. de Haan
secretaris
prof. dr. H.C.G. Kemper
(tot 1 april 2004)
prof. dr. R. de Vet
(vanaf 1 april 2004)
dr. P.T.A. Lips prof. dr. C.J. Stam dr. G.J.M. Stienen
188
jaarverslag 2004 - bijlage 8
Commissie topkader prof. dr. L.M. Bouter
voorzitter
prof. dr. G. Giaccone prof. dr. H.A. Delemarre-van de Waal prof. dr. R.J. Scheper prof. dr. F.J.H. Tilders prof. dr. C.A. Visser prof. dr. E.A. van der Veen
decaan, adviseur q.q.
mw. M. van Tinteren-Bosje
ambtelijk secretaris
Bibliotheekcommissie prof. dr. M.P. Witter
voorzitter
drs. T. Erich mr. F.J. Faber prof. dr. E.S. Houwaert dr. C.B. Lambalk dr. G.J. Peters dr. N. van Rooijen prof. dr. C.D.A. Stehouwer dr. M.W. van Tulder mw. dr. A.M.J.J. Verweij-van Vught dr. P. de Haan
secretaris
Dagelijks Bestuur Centrale Opleidingscommissie prof. dr. J.J. de Lange
voorzitter
prof. dr. S.A. Danner
lid
prof. dr. H.P. van Geijn
id
prof. dr. W.P. Vandertop
plv.lid
prof. dr. J.J. Heimans
plv.lid
prof. dr. C.H. Polman
namens stafconvent
prof. dr. T.J.F. Savelkoul
lid raad van bestuur, adviseur
Arts-assistenten: M.F. Schreuder Mw. E.M.T. Dieleman
189
bijlage 9
Programmagroepen per 31-12-2004
Programmagroep netwerkontwikkeling drs. E.B. Mulder
voorzitter
prof. dr. T.J.F. Savelkoul prof. dr. E.A. van der Veen
voorzitter
prof. dr. S.A. Danner drs. D. Bonink prof. dr. C.H. Polman prof. dr. J.A. Rauwerda mw. drs. H.K. Geschiere
programmacoördinator
Programmagroep kwaliteit prof. dr. P.C. Huijgens
voorzitter
prof. dr. T.J.F. Savelkoul mw. E.M. Bijvank, MM L. de Haan drs. J.C.Baayen drs. K.W. Stegenga prof. dr. M.A. Blankenstein mw. mr. YM. Drewes, arts M&G mw. drs. I. van Wijk mw. drs. H.K. Geschiere
programmacoördinator
Coördinatiegroep patiëntenlogistiek mw. E.M. Bijvank, MM,
voorzitter
C.J.H. Buren MBA RC drs. H.H.J. Fransen L. de Haan E.A.P.M. Pompe drs. R.L.C. Smit drs. R.J.M. Strack van Schijndel mw. dr. M.C. Visser ir. G.A.M. Zonneveld Programmagroep informaticabeleid prof. dr. E.A. van der Veen vertegenwoordigers clusterbesturen: •
prof. dr. P.M. ter Wee, cluster I
•
prof. dr. C.R. Leemans, cluster II
•
J.C. Klarenbeek RB, cluster III
•
B.C. Nijman, cluster IV
•
prof. dr. B.J. Slotman, cluster V
•
prof. dr. L.M. Bouter, cluster VI
vertegenwoordiger stafdiensten •
C.J.H. Buren, MBA. RC
vertegenwoordiger onderwijs en transmurale ICT •
prof. dr. W.A.B. Stalman
Vaste adviseurs: •
mw. drs. F. Barbieri, vaste adviseur
•
dr. M. Sprenger, vaste adviseur
•
ir. G.A.M. Zonneveld, secretaris
voorzitter
190
jaarverslag 2004 - bijlage 10
bijlage 10
Onderzoekinstituten per 31-12-2004
onderzoekinstituut voor extramuraal geneeskundig onderzoek (EMGO), directeur: prof. dr. L.M. Bouter onderzoekinstituut voor cardiovasculaire research Vrije Universiteit (ICaRVU), directeur: prof. dr. V.W.M. van Hinsbergh VU medisch centrum onderzoekinstituut voor kanker en immunologie (V-ICI) directeur: prof. dr. P.C. Huijgens onderzoekinstituut MOVE directeur: prof. dr. G.J. Lankhorst onderzoekinstituut voor klinische en experimentele neurowetenschappen (ICEN), directeur: prof. dr. M.P. Witter
191
bijlage 11
Oraties en promoties
prof. dr. W.J. Paulus
18-2-2004
Relaxatietherapie voor het Falend Hart
prof. dr. H.C.G. Kemper
26-3-2004
Mijn beweegrede(n)
prof. dr. J.W. Mulder
16-4-2004
Over Leven en Herstellen
prof. dr. S. Senan
7-5-2004
De toekomst is in beweging
prof. dr. P.J. van den Elsen
14-5-2004
Geregeld, ontregeld
prof .dr. P.A.M. van Leeuwen
17-6-2004
Goede perioperatieve zorg, ontnuchterend simpel
prof. dr. E. Bloemena
18-6-2004
Voorgekauwd
prof. dr. A.N.M. Schoffelmeer
23-6-2004
Leven met drugs. Een hersenziekte met farmacotherapeutisch perspectief
prof. dr. H. Joenje
25-6-2004
Maligne ontaarding: op zoek naar de wortels van het kwaad
prof. dr. F. Scheele
20-9-2004
Hoogleraar: leraar?
prof. dr. M. Verheij
29-9-2004
Translationele radiotherapie: twee richtingsverkeer tussen onderzoek en klinische zorg
prof. dr. P.T.A.M. Lips
18-11-2004
Te weinig bot of te weinig mineraal?
prof. dr. F.J. Snoek
1-12-2004
Bij Hoog en bij Laag
192
jaarverslag 2004 - promoties
Promoties
A. zur Hausen
7-1-2004
Epstein-Barr virus-carrying gastric carcinomas: pathogenesis and clinical aspects
E.H. Jacobs
7-1-2004
Addiction from a molecular perspective
A.F. Hoeksma
8-1-2004
Obstetrical brachial plexus injury
G.E. Bekkering
8-1-2004
Physiotherapy guidelines for low back pain: development, implementation, and evaluation
F.A.M. Weijers-Poppelaars
14-1-2004
Preconceptional cystic fibosiscarrier screening
S.M. Peerdeman
14-1-2004
Cerebral microdialysis as a monitoring method for brain injury
F.E.A. Udink ten Cate
16-1-2004
Congenital complete atrioventricular block from fetal life to childhood
M. van Dijk
23-1-2004
M. Verschraagen
23-1-2004
Bioabsorbable cage devices for lumbar interbody fusion Preclinical and Clinical Pharmacological Aspects of BNP7787 in Combination with Cisplatin
Wu. WenHua
28-1-2004
Pregnancy-related Pelvic girdle Pain (PPP)
M. Klinkenberg
6-2-2004
The last phase of life of older people: health, preferences and care
H. Rijna
13-2-2004
Implementation of laparoscopic cholecystectomy around different clinical presentations of cholelithiasis and ductal stones
M.A. Veening
13-2-2004
Consequences of a low birth weight
H.L. Hoeksma
25-2-2004
Manual therapy in osteoarthritis of the hip
A. Dols
27-2-2004
Immunotherapy strategies in breast cancer and melanoma
S.L. Meijer
27-2-2004
Tumor-reactive T cells in clinical immunotherapy for the treatment of cancer
M.P. Bergman
5-3-2004
Helicobacter Pylori and Gastric Autoimmunity
P.J.G. Zwijnenburg
10-3-2004
Local inflammatory response in bacterial meningitis
M.I. Bisschop
17-3-2004
Psychosocial resources and the consequences of specific chronic diseases in older age
E.L.J. Hoogervorst
19-3-2004
Clinical Outcome Measures in Multiple Sclerosis: Changing Perspectives
H.J.M. Finkenflugel
31-3-2004
Empowered to Differ
193
M.C. Lodder
31-3-2004
Osteoporosis in Rheumatoid Arthritis
M. van Duin
2-4-2004
Insight into HPV mediated carcin ogenesis: viral and host aspects
M.T. van Meeteren-Schram
14-4-2004
Pathophysiology of diabetic complications
A.M. de Kreuk
16-4-2004
Transplantation Potential of Unprocessed Mobilized Whole Blood
N.R. Brady
21-4-2004
Coordinate Dynamics of Heart Cell Mitochondrial Energetics
C. Das
21-4-2004
Overlijdensverklaringen en artsen: wet en praktijk
M.G.W. Bol
23-4-2004
Proliferation biomarkers, computerized morphometric and whole genome DNA analysis of TaT1 urinary bladder cancers
J.H.J. Huck
28-4-2004
Polyols
M.P. Tabor
28-4-2004
Second Field Tumors in head and neck cancer patients
F. Hauet-Broere
7-5-2004
Regulatory T Cells in Oral Tolerance
Y. van Hensbergen
12-5-2004
The role of CD13/Aminopeptidase N in vascular and ovarian cancer biology
M.C. Adriaanse
14-5-2004
Psychological aspects of targeted screening for type 2 diabetes
J.A.E. Kammeraad
14-5-2004
Paediatric Cardiac Dysrhythmias
F.J. Lagerwaard
26-5-2004
Towards 4-dimensional conformal radiotherapy for early stage non-small cell lung cancer
J.R. van Sornsen de Koste
26-5-2004
Optimizing three-dimensional conformal radiotherapy in lung cancer
T. Rustemeyer
28-5-2004
Immunological aspects of environmental and occupational contact allergies
N.S. Hessel
2-6-2004
Snoring and obstructive sleep apnea syndrome: diagnostic and therapeutic aspects
G. Bos
2-6-2004
Interactions of fat metabolism and glucose metabolism in the Hoorn Study
R.G. IJzerman
9-6-2004
H.R.W. Pasman
9-6-2004
Birth weight, microvascular function and cardiovascular risk factors Forgoing artificial nutrition and hydration in nursing home patients with dementia
G. Valocik
11-6-2004
Three-Dimensional Echocardiography in Mitral Valve Disease
194
jaarverslag 2004 - promoties
H.F.J. Mannaerts
11-6-2004
J.M. Taymans
14-6-2004
Clinical Applications of 3D Echocardiography Regulators of G-protein signalling: neuroanatomical distribution and drug induced gene expression in the basal ganglia
A. de Jongh
14-6-2004
The localization of pathological MEG activity in patients with tumor-related epilepsy
M.G. Wulffele
16-6-2004
Effects of Metformin in Patients with Type 2 Diabetes Intensively Treated with Insulin
S.T. Goverts
16-6-2004
Assessment of spatial and binaural hearing in hearing impaired listeners
F.W. Bloemers
16-6-2004
New resorbable bone substitute material in trauma surgery
M.B. Snijder
18-6-2004
Body composition in relation to type 2 diabetes mellitus and cardiovascular disease risk
L. Benaroyo
23-6-2004
Ethique et médecine, le lien retrouvé
E.A.L.M. Verhagen
24-6-2004
Ankle sprains in volleyball
C.J. van Vlijmen-van Keulen
25-6-2004
Familial Abdominal Aortic Aneurysm
R.S. Sitorus
25-6-2004
Molecular and epidemiological aspects af three congenital eye diseases in Indonesian patients
M.I. Ferreira de Sousa
30-6-2004
Fitness and Fatness as Determinants of Pre-clinical Atherosclerosis and Arterial Stiffness in Young Adults
D.R. Colnot
30-6-2004
G.D. Zielinski
1-7-2004
Radioimmunotherapy Human Papilloma Virus and Development of Cervical Cancer: Implications for Management of Cin Lesions
H. Lavreysen
2-7-2004
The mGlu1 receptor as target for therapeutic agents: investigation of the development of supersensitivity
M. de Graaf
2-7-2004
Selective chemotherapy with glycoside prodrugs of anthracyclines
J.R. Homberg
8-9-2004
Vulnerability and Drug Addiction
K.M. Lammers
10-9-2004
Pouchitis, a model to study the pathogenesis of intestinal inflammation
R. de Jonge
15-9-2004
Diversity of (curs) Helicobacter pylori (end curs) Virulence Mechanisms
195
M.A.I. Abou El Hassan
15-9-2004
Monoher and gene therapy against doxorubicin-induced cardiotoxicity
M.J.A. Jannink
17-9-2004
Usability of custom-made orthopaedic shoes
D.L. Gerritsen
17-9-2004
Quality of life and its measurement in nursing homes
A.J. van den Bogaerdt
22-9-2004
Fibroblasts and the modulation of wound healing
H.M. Schrijver
24-9-2004
Cytokine gene polymorphisms in Multiple Sclerosis
A.G.A. Welten
29-9-2004
Glucose and Glucose Degradation Products: insight in their actions during peritoneal dialysis
B. Maraha
1-10-2004
Chlamydia pneumoniae and vascular diseases
H.F. Berg
1-10-2004
Chlamydia pneumoniae and atherosclerosis: facts or fiction
M.L.M. Lieuw-A-Fa
6-10-2004
Endothelium and Diabetes
J.J.M. van der Hoeven
8-10-2004
Prospects for positron emission tomography in the staging and treatment of breast cancer patients
M.L. Stek
8-10-2004
S. Hulshof
13-10-2004
Late life depression: natural history, treatment and prognosis MS Neuropathology: implications for anti-inflammatory cytokines, chemokines and growth factors
E.J. de Boer
13-10-2004
Subfertility and menopause in an IVF-treated population
J.J.A. Hendriks
18-10-2004
Neuro-inflammation and Flavonoids
J. Stekelenburg
22-10-2004
Health care seeking behaviour and utilisation of health services in Kalabo District, Zambia
S.J. te Velde
27-10-2004
Birth weight and adult health
J.M.J. Piek
29-10-2004
Hereditary serour ovarian carcinogenesis, a hypothesis
E.H. van der Poest Clement
3-11-2004
Postfracture bone loss and its prevention
W.W.J. Unger
5-11-2004
Regulatory T cells: key players in nasal tolerance
E.G. Haarman
5-11-2004
Glucocorticoid resistance in childhood leukemia; mechanisms and modulation
M. de Bruin
10-11-2004
Role of platelet derived endothelial cell growth factor / thymidine phosphorylase in drug sensitivity and angiogenesis
196
jaarverslag 2004 - promoties
E.M.F. van Sluijs
11-11-2004
Effectiveness of physical activity promotion: the case of general practice
R.M. Rijsman
12-11-2004
E.N. Yilmaz
12-11-2004
Restless legs syndrome and periodic limb movement disorder The pathophysiology of colon ischemia after surgery for abdominal aortic aneurysms
M.J. Dijkstra-Tiekstra
17-11-2004
Biomedical Excellence for Safer Transfusions of Platelet Concentrates
R.G.V. Smolders
24-11-2004
M.W. Heymans
25-11-2004
Oestrogens and Homocysteine The cost-effectiveness of back schools in occupational care, the BOC study
J.A. Vollebregt
26-11-2004
From learning objectives to student's competence
E. Kanters
26-11-2004
NF-kB in atherosclerosis
E.C. Eringa
1-12-2004
Selective insulin resistance in the microcirculation
H.J. Smit
3-12-2004
Clinical assessment of the hemodynamical characteristics of the pulmonary vascular bed by Electrical Impedance Tomography
F.B. van der Wurff
08-12-2004
Depression in later life: the effects of vascular and cultural factors on epidemiology, sympton profiles and treatment adherence
I.A. Steenstra
09-12-2004
Back pain management in Dutch occupational health care
J.R. Anema
09-12-2004
Low back pain, workplace intervention & return-to-work
A. van Stijn
15-12-2004
Apoptosis parameters in acute myeloid leukemia and the relation with minimal residual disease
N.C.W. van der Ven
15-12-2004
Cognitive Behavioural Group Training (CBGT) for people with type 1 diabetes in poor glycaemic control
W.P. Achterberg
15-12-2004
Caring for quality
J.M. Lyons
17-12-2004
An integrated approach to the study of Chlamydia trachomatis infection of the female genital tract
197
Bijlage 12
Basisset Prestatie-Indicatoren 2004
Inhoudsopgave VUmc I. Ziekenhuisbrede indicatoren I.1 Decubitus (doorliggen) I.2 Bloedtransfusies I.3 Medicatieveiligheid I.4 Zorg-ICT I.5 Postoperatieve wondinfectieregistratie I.6 Complicatieregistratie 2 Indicatoren hoog risico afdelingen II.1 Pijn na een operatie II.2 Volume van risicovolle interventies II.3 Laparoscopie II.4 Afgezegde operaties II.5 Ongeplande heroperaties II.6 Intensive care (IC) 3 Aandoening specifieke indicatoren III.1 Zwangerschap III.2 Diabetes mellitus (suikerziekte) III.3 Hartfalen III.4 Acuut myocardinfart (AMI, hartinfarct) III.5 CVA (hersenbloeding) III.6 Heupfractuur III.7 Mammatumor (borstkanker) III.8 Cataract (staar) IV.1 Kwaliteitsborging en kwaliteitssystemen IV.1.1 Accreditatie IV.2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) IV.3 Financiële positie V.1 Klinische indicatoren (optioneel) V.1.1 (5.2 S) Heroperaties Hernia inguinalis (liesbreuk, optionele indicator) V.1.2 (4.2S) Mortaliteit in de eerste drie maanden na opname voor een AMI (hartinfarct), ongeacht de oorzaak van het overlijden (optioneel) V.2 Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en benchmarking V.2.1 Patiëntentevredenheid V.2.2 Organisatie & Kwaliteit V.2.3 Organisatie & randvoorwaarden V.2.4 Onderwijs, opleidingen en onderzoek
198
jaarverslag 2004 - bijlage 12
Prestatie-indicatoren VU medisch centrum 2004 Ziekenhuizen en medisch specialisten willen meer inzichtelijk maken wat zij doen en met welk resultaat. Ook de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vraagt ziekenhuizen nadrukkelijk om geleverde prestaties meer zichtbaar te maken. Om dit te kunnen doen, zijn prestatie-indicatoren opgesteld door de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Orde van Medisch Specialisten, de Nederlandse Federatie van UMC’s en de IGZ. Omdat pas eind januari 2004 bekend was hoe elke indicator precies was gedefinieerd, moest het verzamelen van deze gegevens achteraf plaatsvinden. Van enkele indicatoren konden hierdoor de gegevens niet op tijd (geheel) worden gepubliceerd. In de tekst is de volgorde aangehouden van de Basisset Prestatie Indicatoren. In deze bijlage wordt per indicator een korte omschrijving gegeven. Vervolgens staan de gegevens van het VU medisch centrum vermeld. Het overzicht prestatie-indicatoren is in eerste aanzet geschreven als toelichting voor de inspectie en bevat daardoor veel medische terminologie. Op de VUmc-website worden binnenkort alle resultaten met uitgebreide toelichting gepubliceerd (www.VUmc.nl/kwaliteit). Deze website is door de Consumentenbond als patiëntvriendelijk beoordeeld. Het doel is de kwaliteit van de zorgverlening binnen de instelling te meten, benchmarking te introduceren (vergelijking tussen ziekenhuizen mogelijk te maken) en een verdere aanzet te geven tot verbeteringen. Zoals de initiatiefnemers echter ook al benadrukken, vormt de gevraagde set een eerste aanzet en geven deze vooralsnog geen werkelijke doorsnede van de kwaliteit in een individueel ziekenhuis. Een ander initiatief tot een aanzet voor verbeteringen nam de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. Deze heeft een dertigtal afdelingen van Nederlandse ziekenhuizen geselecteerd als innovatieve voorbeelden van goede zorgpraktijk in de curatieve zorg en deze onder de aandacht van andere gezondheidsinstellingen gebracht. Van het VUmc zijn de pijnpoli en de dagpolikliniek geheugenstoornissen in deze lijst van ‘best practices’ opgenomen. Uit het patiënttevredenheidsonderzoek dat vorig jaar is afgerond, kwam de polikliniek KNO naar voren als best practice. De publicatie van ziekenhuisgegevens vindt plaats met gegevens over 2004. Omdat pas eind januari 2004 bekend was hoe elke indicator precies was gedefinieerd, moest het verzamelen van deze gegevens achteraf plaatsvinden. Van enkele indicatoren konden hierdoor de gegevens niet op tijd (geheel) worden gepubliceerd. In de tekst is de volgorde aangehouden van de Basisset Prestatie-Indicatoren. IGZ onderscheidt 29 indicatorgebieden waarover 46 vragen worden gesteld. In totaal zijn 165 verzoeken aan 52 afdelingen in het VUmc uitgegaan om deze vragen te beantwoorden. Uit de response bleek dat er over 2004 zes indicatoren meer konden worden beantwoord dan over 2003. In een bijlage bij dit jaarverslag wordt per indicator een korte omschrijving van de gevraagde indicator gegeven. Vervolgens staan de gegevens van het VU medisch centrum vermeld. Het overzicht prestatie-indicatoren is in eerste aanzet geschreven als toelichting voor de Inspectie en bevat daardoor veel medisch terminologie.
199
I.
Ziekenhuisbrede indicatoren
I.1
Decubitus (doorliggen)
I.1.1
Decubitusregistratie
Vraagstelling: a) beschikt u over een systematische decubitusregistratie, dan wel een jaarlijkse puntprevalentiemeting? b) registreert u volgens het LPOD-systeem (Landelijk Prevalentie Onderzoek Decubitus)? c) worden a en/of b aantoonbaar gebruikt in beslissingen van het management? VUmc: Jaarlijks wordt een prevalentie-onderzoek naar decubitus gehouden. Het VUmc beschikt over een decubitusregistratie (waarbij het LPOD-protocol wordt gevolgd), echter alleen van de patiënten die bij de wond- en decubitusverpleegkundigen zijn aangemeld. In het kader van het landelijke kwaliteitsprogramma ‘Sneller Beter’ waaraan het VUmc sinds 2004 deelneemt, zijn twee eenheden bezig met decubitus-verbeterprojecten. Op de intensive care en special care afdelingen vinden kwartaalmetingen plaats. Het VUmc heeft 2 decubitusconsulenten en op alle verpleegeenheden is een decubituscontactpersoon aangesteld. Aangeschaft zijn nieuwe traagfoam-ziekenhuismatrassen met de bijbehorende hoeslakens. Voor patiënten is er een informatiefolder over het voorkomen (preventie) van decubitus beschikbaar. I.1.2
Puntprevalentie decubitus ziekenhuisbreed
Vraagstelling: wat is de prevalentie van decubitus (graad 2 t/m 4) bij alle in het ziekenhuis opgenomen (klinische) patiënten gemeten op een vast tijdstip in 2004 (puntprevalentie)? VUmc: op 6 april 2004 werden bij 19 van de 333 daarvoor volgens het LPOD-protocol in aanmerking komende patiënten, nieuwe graad 2 t/m 4 wonden vastgesteld. Dus de wond-puntprevalentie bedraagt 5,7 %.
200
jaarverslag 2004 - bijlage 12
I.2
Bloedtransfusie
I.2.1
Hemovigilantiebeleid (hemovigilantie is het registreren van complicaties als gevolg van transfusies van bloedproducten)
Vraagstelling: a) rapporteert u transfusiereacties in de TRIP-registratie (TRIP: Transfusie Reacties in Patiënten)? b) rapporteert u intern transfusiereacties (alle transfusie gerelateerde bijwerkingen moeten aan het transfusielaboratorium worden gemeld)? c) rapporteert u alle transfusiefouten aan de MIP-(FONA-)commissie? VUmc: het VUmc kent een vastgelegd beleid voor de kwaliteitsbewaking van de bloedtransfusieketen. Onderdelen daarvan zijn dat alle transfusiegerelateerde bijwerkingen aan de bloedtransfusiedienst worden gemeld en dat de hemovigilantieconsulent van die dienst, na analyse, de transfusiereacties rapporteert aan TRIP (voor landelijke registratie). Verder worden alle transfusiefouten gerapporteerd in de MIP-registratie (Melding Incidenten Patiëntenzorg). Over transfusie en bloedproducten is een uitgebreide informatiebrochure beschikbaar. I.2.2
Transfusiereacties graad 3 en 4
Vraagstelling: wat is het percentage transfusiereacties (alleen graad 3 en 4) in het afgelopen jaar (graad 3 is direct levensbedreigend en graad 4 betreft een dodelijke afloop)? VUmc: in 2004 zijn in totaal 23.337 eenheden getransfundeerd. Twee patiënten kregen een graad 3 reactie. Graad 4 kwam niet voor. Het percentage transfusiereacties per getransfundeerde eenheid bedraagt derhalve 0,0086 %.
I.3
Medicatieveiligheid
I.3.1
Beschikbaarheid gegevens over voorgeschreven en verstrekte medicatie tijdens het patiëntencontact
Vraagstelling: a) zijn gegevens over in het ziekenhuis (klinisch en poliklinisch) voorgeschreven medicatie elektronisch beschikbaar op de polikliniek en de verpleegafdeling, in de ziekenhuisapotheek en buiten het ziekenhuis? b) zijn gegevens over extramuraal voorgeschreven medicatie geautomatiseerd beschikbaar op de polikliniek en verpleegafdeling en in de ziekenhuisapotheek?
201
VUmc: a1) klinisch voorgeschreven medicatie is elektronisch beschikbaar op 100% van de polispreekkamers, op 100% van de verpleegafdelingen en in de ziekenhuisapotheek, maar niet buiten het ziekenhuis. a2) poliklinisch voorgeschreven medicatie is elektronisch beschikbaar op geen van de polispreekkamers of verpleegafdelingen en niet in de ziekenhuisapotheek of buiten het ziekenhuis. In 2004 is wel een start gemaakt met de cytostaticakuren voor hematologiepatiënten die zijn opgenomen voor een dagbehandeling. b) extramuraal voorgeschreven medicatie is elektronisch beschikbaar op geen van de polispreekkamers of verpleegafdelingen. Wel in de ziekenhuisapotheek bij het apotheekservicepunt met de kanttekening dat dit voor de regio Amsterdam is geautomatiseerd; de extramurale medicatiegegevens komen via OZIS binnen bij het apotheekservicepunt, vervolgens wordt een uitdraai voor de opnamestatus gemaakt.
I.4. I.4.1
Zorg-ICT Beschikbaarheid van elektronische gegevens en proces ondersteunende ICT
Vraagstelling: a) hoe is de beschikbaarheid van elektronische gegevens op de spreekkamer en op de afdeling (bij voorkeur op de patiëntenkamers) voor administratieve basisgegevens, laboratoriumgegevens, correspondentie vanuit het ziekenhuis, radiologieverslagen, bacteriologieverslagen, medicatiegegevens, pathologieverslagen, operatieverslagen en beelden. Het betreft hier het inzien van gegevens? b) hoe is de beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de spreekkamer en op de afdeling (bij voorkeur op de patiëntenkamers voor elektronische registratie van medische en/of verpleegkundige intake, medische en/of verpleegkundige decursus, elektronische verslaglegging voor overige zorgverleners (dit betreft steeds het elektronisch registreren van gegevens) en ordercommunicatie (het elektronisch aanvragen van orders)?
202
jaarverslag 2004 - bijlage 12
VUmc: 4.a)
beschikbaarheid van electronische gegevens op de spreekkamers en op de zorgeenheid.
Beschikbaarheid van:
Op polikliniek/
Op eenheid
spreekkamer VUmc 2004
VUmc 2004
Administratieve basisgegevens
Ja
Ja
Correspondentie vanuit het VUmc
Ja
Ja
Radiologieverslagen
Ja
Ja
Bacteriologieverslagen
Ja
Ja
PA verslagen
Ja
Ja
Medicatiegegevens
Gedeeltelijk (voor zover
Ja
het klinische gegevens betreft van een opname binnen het VUmc) Operatieverslagen
Ja
Ja
Beelden (X-foto’s, CT, MRI, etc.)
Ja
Ja
Overige, nl. diagnosegegevens
Ja
Ja
Laboratoriumgegevens
Ja
Ja
Landelijke medische registratiegegevens
Ja
Ja
EEG-uitslagen, ECHO, EMG, EP, DOP, MEG
Ja
Ja
Temperatuurlijst + vochtbalans
Ja
Ja
Longdossier chemotherapie
Gedeeltelijk
Gedeeltelijk (Inw. Gen.)
203
4b)
beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de spreekkamer en op de afdeling (het gaat hier om het invoeren van gegevens en orders en om het elektronisch plannen).
Beschikbaarheid van:
Op polikliniek/
Op afdeling
spreekkamer VUmc 2004
VUmc 2004
Nee
Ja
Nee
Ja
decursus
Nee
Ja
Elektronische medische decursus
Nee
Gedeeltelijk
Elektronische medische intake Elektronische verpleegkundige intake Elektronische verpleegkundige
(IC-afdeling) Multidisciplinair patiënttrajectplanning-systeem
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor lab
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor medicatie
Ja
Ondersteuning bij voorschrijven
Ja
Ordercommunicatie voor klinische medicatie
Ja
Ordercommunicatie voor poliklinische medicatie
Nee
Ordercommunicatie voor radiologie
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Gedeeltelijk (IC)
Ordercommunicatie m.b.v. geprotocolleerde ordersets Ordercommunicatie voor overige zorgdiensten Elektronische bewaking van het behandeltraject Ja = voor iedereen beschikbaar Nee = deze functie is niet geautomatiseerd beschikbaar Gedeeltelijk = aangegeven is op welke afdeling deze functie beschikbaar is.
204
jaarverslag 2004 - bijlage 12
I.5
Postoperatieve wondinfectieregistratie
1.5.1
Surveillance van postoperatieve wondinfecties
Vraagstelling: worden postoperatieve wondinfecties geregistreerd, en zo ja, hoe? VUmc: in ons ziekenhuis wordt doelbewust gekozen voor "surveillance by objective" en niet voor ziekenhuisbrede surveillance. Een dergelijke aanpak wordt onder andere door de CDC (Centers of Disease Control) te Atlanta aanbevolen, omdat dit de meest kosten-effectieve vorm van surveillance is. Dit betekent dat de incidentie van wondinfecties projectgewijs wordt geregistreerd in het kader van specifieke vraagstellingen. In 2004 heeft de surveillance tot een succesvolle interventie geleid.
I.6
Complicatieregistratie
1.6.1
Complicatieregistratie
Vraagstelling: welke specialismen/disciplines in uw ziekenhuis werkten het afgelopen jaar met een landelijke complicatieregistratie? VUmc: van de 35 door IGZ genoemde specialismen / disciplines hanteren er 20 (57%) een eigen (18) en/of landelijk (4) complicatieregistratiesysteem. Deze specialismen zijn: algemene heelkunde, cardiochirurgie, cardiologie, gynaecologie, hematologie, intensive care, keel-, neus- en oorheelkunde, klinische chemie, klinische pathologie, maag-, darm- en leverziekten, medische microbiologie, neurochirurgie, oogheelkunde, orthopedie, plastische chirurgie, radiotherapie, thoraxchirurgie, urologie, vaatchirurgie en verloskunde. Alle 14 in het VUmc aanwezige snijdende specialismen (dat is inclusief kinderchirurgie en mondziekten en kaakchirurgie, specialismen die niet door IGZ worden genoemd) hebben een complicatieregistratiesysteem (100%). Voor de niet-snijdende specialismen ligt registratie moeilijker, omdat niet altijd duidelijk is wat een complicatie moet worden genoemd. Vele beroepsverenigingen zijn bezig om complicaties te definiëren en registratiesystemen te bouwen. Vrijwel elke afdeling houdt teambesprekingen waarbij complicaties en complexe situaties aan de orde komen.
205
2
Indicatoren hoog risico afdelingen
II.1
Pijn na een operatie
II.1.1
Pijnmeting bij postoperatieve patiënten
Vraagstelling: a) heeft u de beschikking over een ziekenhuisbreed pijnprotocol? b) heeft u de beschikking over een acute pijnservice? c) doet uw ziekenhuis gestandaardiseerde pijnmetingen bij alle postoperatieve patiënten? Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de direct postoperatieve fase en de fase na overplaatsing naar een verpleegafdeling. VUmc: pijnmeting na operaties vindt nog niet systematisch plaats. Wel zijn er een aantal zaken betreffende de acute pijn service geregeld of in ontwikkeling. Kenmerken Acute Pijnservice in het VUmc
Ja
Nee
In ontwikkeling
Multidisciplinair samenwerken van verpleegkundigen, specialistisch verpleegkundige, snijdend specialist en anesthesioloog
X
Gebruik systematische pijnscore 1e 24 uur postoperatief
X
Gebruik systematische pijnscore na 1e 24 uur postoperatief Gebruikte pijnscore Sedatiescore (Ramsey)
X Ja, VAS
X
Aanwezigheid gestandaardiseerde pijnbestrijdingsmethode
X
Aanwezigheid pijnverpleegkundige
X
Continue scholing alle betrokken disciplines op gebied van postoperatieve pijnbehandeling
X
24-uurs beschikbaarheiddiensten voor pijnbestrijding
Ja
Beschikbaar van pijnbestrijding voor alle postoperatieve patiënten in het ziekenhuis
X
VAS = Visual Analog Score Op dit moment wordt de pijnmeting door verpleegkundigen ingevoerd op de zorgeenheid voor oncologische patiënten. Dit wordt begeleid door de pijnverpleegkundige oncologische zorg. De ervaringen hier opgedaan, zullen worden gebruikt om dit ook geleidelijk in te voeren op de chirurgische afdelingen voor postoperatieve patiënten. Totdat dit is gerealiseerd, zal de postoperatieve pijnbestrijding op de oude voet worden voortgezet met ondersteuning door de arts-assistenten anesthesiologie.
206
jaarverslag 2004 - bijlage 12
Verder beschikt het ziekenhuis over een uitgebreid pijnprotocol dat aangeeft hoe met pijn bij verschillende patiëntengroepen (na een operatie, bij kinderen, na een bevalling, bij de oudere patiënt, etc.) moet worden omgegaan. De pijnpoli is door de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie geselecteerd als innovatief voorbeeld ("best practice") van goede zorgpraktijk in de curatieve sector. II.1.2
Percentage patiënten met een pijnscore lager dan 4 in de eerste 72 uur na een operatie
Vraagstelling: wat is het percentage patiënten dat in de eerste 72 uur na een operatie gemiddeld een acceptabele pijnscore aangeeft? VUmc: vooralsnog onbekend, zie II.1.1
II.2 II.2.1
Volume van risicovolle interventies Volume van aneurysma van de abdominale aorta (scheur in de buikaorta) operaties
Vraagstelling: wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een aneurysma van de abdominale buikaorta (AAA) is geopereerd in uw ziekenhuis verdeeld naar endovasculaire en open (laparotomische) ingrepen van 1 januari tot en met 31 december? VUmc: a) aantal endovasculaire AAA-operaties : 16 b) aantal open AAA-operaties II.2.2
: 25
Volume oesophaguscardiaresecties (slokdarm-maag-verwijdering)
Vraagstelling: wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een oesofaguscardiaresectie is uitgevoerd in uw ziekenhuis? VUmc: er werden 17 oesofaguscardiaresecties uitgevoerd.
II.3 II.3.1
Laparoscopie Laparoscopie (kijkoperatie) versus laparotomie (buikoperatie) bij cholecystectomie (galblaasverwijdering)
Vraagstelling: wat is het percentage laparoscopische (via een kijkbuis) cholecystectomieën van het totale aantal cholecystectomieën? VUmc: er bestaat nog enige onduidelijkheid over de definitie van de indicator. Derhalve is het percentage op moment van verschijnen van het jaarverslag nog onbekend.
207
II.3.2
Gallekkage na cholecystectomie (galblaasverwijdering)
Vraagstelling: hoe vaak komt gallekkage na cholecystectomie voor in 2004? VUmc: er is geen gallekkage geconstateerd, dus het percentage is 0 %.
II.4
Afgezegde operaties
II.4.1
Percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor een geplande electieve (niet-acute) operatie
Vraagstelling: wat is het percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor geplande operatie, verdeeld naar afgezegd ‘door het ziekenhuis’ en afgezegd ‘door de patiënt’? VUmc: het totaal aantal electieve (geplande, niet-acute) operaties (tijdens een opname) bedroeg 7795. Hiervan bedraagt het aantal ‘door het ziekenhuis’ afgezegde operaties 518 (6,6%) en ‘door de patiënt’ 62 (0,8%). II.4.2
Gemiddeld hoe lang van tevoren worden patiënten opgeroepen voor een operatie?
Vraagstelling: hoeveel dagen worden patiënten gemiddeld van tevoren opgeroepen voor een electieve operatie in het afgelopen jaar? VUmc: dit is onbekend voor het VUmc in zijn totaliteit. De KNO-afdeling rapporteert voor de algemene KNO binnen 2 weken, voor oncologische hoofd-hals-chirurgie 1 week. Op verzoek van patiënt kan ook worden getracht ruimer van tevoren te plannen. Oogheelkunde geeft 1 dag aan, mondziekten en kaakchirurgie noemt 3 weken wanneer een bezoek aan de pre-assessment-polikliniek aan de operatie voorafgaat, anders 7-10 dagen, voor de heelkunde geldt in het algemeen 0-1 dag.
II.5
Ongeplande heroperaties
II.5.1
Ongeplande heroperaties
Vraagstelling: a) wat is het percentage ongeplande heroperaties na een operatieve ingreep in 2004? b) bij welke drie operatieve ingrepen komen heroperaties het meest voor? VUmc: het VUmc kent de term ongeplande heroperatie niet als zodanig. Hetzelfde geldt voor de 3 meest voorkomende ingrepen bij een heroperatie. Wanneer in de electronische bestanden geselecteerd, wordt op heroperaties met spoedindicatie binnen een zelfde opname of op ongeplande heropnames met een operatie waarbij de patiënt ook eerder is geopereerd, blijkt het aantal heroperaties 1072 te bedragen terwijl het totaal aantal operaties 15349
208
jaarverslag 2004 - bijlage 12
bedroeg. Het gevraagde percentage is dan 7,0 %. Wanneer de termen "complicaties kenmerkend voor bepaalde gespec. verrichtingen" of "overige complicaties van verrichtingen, niet elders geclass." worden gebruikt, is het percentage 1,6 % (251/15349). De huidige methode gaat mank voor bijvoorbeeld patiënten van de afdeling vaatchirurgie waar min of meer te verwachten ingrepen de term spoed krijgen. Bij neurochirurgie worden patiënten met recidief-hersentumoren vaak ongepland en met spoed voor heroperatie opgenomen terwijl dit dan geen complicatie wordt genoemd, bij orthopedie vinden binnen 1 opname vaak meerdere operatiesessies plaats, bij de afdeling traumatologie is vaak bij een zelfde patiënt sprake van meerdere operaties na elkaar die allemaal noodzakelijk zijn vanwege dat zelfde trauma, toch is dan geen sprake van een complicatie. De aanvulling die IGZ geeft op de definitie van een heroperatie ('omdat de vorige operatie tot complicaties heeft geleid of niet het verwachte resultaat heeft gehad') geeft helaas onvoldoende mogelijkheid tot aanvullingen op de bovengenoemde selectiecriteria.
II.6
Intensive care prestatie-indicatoren afdeling Intensive Care (IC) Volwassenen
II.6.1
Level-indeling van de IC
Vraagstelling: aan welk level voldoet uw IC-afdeling en is dit level bij visitatie bevestigd? II.6.2
Totaal aantal opname en beademingsdagen op een IC afdeling
Vraagstelling: a) wat is het totale aantal beademingsdagen** verdeeld naar cardiochirurgische (a) en niet-cardiochirurgische volwassenen (b) en kinderen (c) in verhouding tot het totale aantal opnamedagen** op de IC-afdeling? b) hoeveel FTE geregistreerde intensivist is er voor de IC beschikbaar? VUmc 6.1 en 6.2: de IC-volwassenen (ICV) is een gemengde IC (IC-level I) waar alle categorieën patiënten zijn opgenomen: patiënten met interne aandoeningen en chirurgische patiënten, inclusief neurochirurgie en cardiopulmonale chirurgie. Op de IC is er 24 uur per dag en 7 dagen per week een intensivist beschikbaar en overigens ook gedurende 7 dagen per week in ieder geval overdag aanwezig. De ICV is in 2004 gevisiteerd in het kader van de opleiding tot intensivist, waarbij is gebleken dat de afdeling aan alle kwaliteitseisen voldoet. In het VUmc zijn in 2004 in totaal 1.433 opnames op de ICV gerealiseerd, waarvan 659 cardiochirurgische opnames. Het totaal aantal verpleegdagen was 9.299 dagen, waarvan 2.499 dagen t.b.v. cardiochirurgische patiënten. Het aantal beademingsdagen is vrijwel identiek aan het aantal ligdagen, aangezien de afdeling ICV beschikt over een medium care, waar nietbeademde patiënten kunnen worden opgenomen. Patiënten die niet beademd worden, liggen slechts bij hoge uitzondering op de IC.
209
Bij deze omschrijving wordt beademingsdag gedefinieerd als beademing op enig moment van de dag. De gemiddelde ligduur van patiënten op de ICV was 5,4 dagen, met een standaard deviatie van 12,2 dagen.De mediane ligduur was 1 dag. Het aantal beademingsdagen per fte intensivist gedefinieerd als het aantal beademingsdagen dat één fte intensivist medische verantwoordelijkheid draagt voor de beademing kan worden geschat op 1000 tot 1500. Het aantal fte intensivisten voor 26 beademingslevel I intensive care bedden én 9 medium care bedden bedraagt 10,8. De mortaliteit op een IC is afhankelijk van de ernst van de ziekte van de patiënten en de aard van de ziekte. Hoe zieker een patiënt is, hoe groter de kans dat hij overlijdt. Om mortaliteit af te zetten tegen de ernst van de ziekte is de internationaal geaccepteerde standardized mortality rate (SMR) beschikbaar. Daarbij worden de patiënten onderverdeeld in ernst van de ziekte, weergegeven als APACHE II score (hoe hoger de score, hoe zieker) en diagnose categorie. Een SMR van 1,0 duidt op een mortaliteit zoals verwacht mag worden op een IC. Een SMR groter dan 1,0 duidt op een hogere sterfte dan verwacht mag worden op grond van de literatuur, terwijl een SMR kleiner dan 1,0 duidt op een hogere overleving op de IC. Op de IC van het VU medisch centrum is voor alle categorieën van ernst van ziekte de SMR ruim lager dan 1,0 (zie onderstaande tabel). Er zitten beperkingen aan het gebruik van de scores en SMR, waarover de afdeling ICV van het VUmc ook uitgebreid heeft gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften als The Lancet en Intensive Care Medicine. Maar aangezien al vele jaren de SMR kleiner is dan 1,0 kan wel worden aangenomen dat de opnieuw uitstekende getallen van dit jaar niet berusten op een toevalsbevinding. APACHE II
SMR IC
SMR IC
SMR IC
niet-cardiochirurgie
cardiochirurgie
0-10
0,17
0*
0,08
totaal
11-24
0,52
0,18
0,41
25-32
0,75
0,79
0,75
>32
0.87
-**
0,87
* Er overleden geen cardiochirurgische IC patiënten met een lage APACHE II score ** Het betrof slechts één patiënt (die in leven bleef) Op het moment van aanleveren bij de raad van bestuur waren geen gegevens van de kinder IC beschikbaar.
210
jaarverslag 2004 - bijlage 12
3
Aandoening specifieke indicatoren
III.1
Zwangerschap
III.1.1
Het percentage uitgevoerde bevallingen met een keizersnede in verhouding tot het verwachte percentage (VOKS-percentiel)
Vraagstelling: a) wat is de omvang van de verloskundepraktijk in jaarlijks aantal bevallingen en is er sprake van derdelijns perinatale zorg? b) wat is de VOKS (Verloskundige Onderlinge KwaliteitsSpiegeling)-percentiel voor keizersneden bij een voldragen zwangerschap (37 tot 42 weken)? VUmc: in het VUmc is er sprake van een perinatologisch centrum en derdelijns perinatale zorg. Het totaal aantal bevallingen in het VUmc bedroeg 1585 (waarvan ongeveer 150 onder leiding van een verloskundige). De VOKS-percentielen zijn op het moment van het verschijnen van dit jaarverslag nog onbekend.
III. 2
Diabetes mellitus (suikerziekte)
III.2.1 Geïntegreerde diabeteszorg Vraagstelling: is er in uw ziekenhuis sprake van geïntegreerde diabeteszorg? VUmc: het VU medisch centrum beschikt over een diabetescentrum, waar geïntegreerde diabeteszorg in vergaande ontwikkeling is (www.diabetescentrum.nl). Middels de ontwikkeling van een elektronisch patiëntendossier (EPD) en het CBO-doorbraakproject Diabetes streeft het centrum ernaar eind 2005 hieraan verder vorm te hebben gegeven. Op dit moment wordt door het diabetescentrum geïntegreerd gewerkt door multidisciplinaire zorg te verlenen: er is een wekelijks multidisciplinair diabetesteam-overleg, er zijn zwangerenspreekuren (multidisciplinair spreekuur met gynaecoloog, diabetoloog, diabetesverpleegkundige en diëtist) en er zijn multidisciplinaire (internist/endocrinoloog, diabetesverpleegkundige en diëtist) jaarconsulten, met specifieke aandacht voor educatie, complicatiescreening (voet- en oogonderzoek) en kwaliteit van leven. Bovendien vindt elk kwartaal een multidisciplinair overleg plaats met de oogartsen. III.2.2 Gemiddelde HbA1C - waarde bij diabetes type I en II Vraagstelling: wat is de gemiddelde HbA1c-waarde bij patiënten met diabetes type I en II voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2004? VUmc: voor de HbA1c-waarden (een maat voor het effect van de behandeling) is het VUmc uitgegaan van patiënten met DM type 1 en DM type 2, die patiënt zijn op de poli inwendige geneeskunde en poli endocrinologie. De zwangere patiënten zijn geëxcludeerd. Bij diabetes type I patiënten is het gemiddelde HbA1c 8,24 %, bij diabetes type II patiënten 7,83 % (normaalwaarde: 4,0 – 6,0 %).
211
III.2.3 Tweejaarlijkse oogheelkundige controle bij diabetes Vraagstelling: wat is het percentage van de bij de internist bekende patiënten met diabetes die in de periode van 1 januari tot en met 31 december een fundusscopie of fundusfotografie hebben ondergaan? VUmc: patiënten zonder gedocumenteerde complicaties worden met de retinacamera onderzocht, alle overige patiënten worden verwezen naar de oogarts. 318 patiënten werden door de internist doorgestuurd naar de oogheelkunde voor een ICC; 294 patiënten werden gefotografeerd met de funduscamera, waarvan er 31 werden doorgestuurd naar de oogheelkundige kliniek. Totaal dus 318+294–31= 581. Aangezien het aantal bij de internist bekende diabetespatiënten 1648 bedraagt, is het gevraagde percentage 35,3 %. Dit betekent niet dat ruim 60% verstoken is van een oogarts, veel patiënten consulteren een eigen oogarts buiten het VUmc.
III.3
Hartfalen
III.3.1
Hartfalenpoli
Vraagstelling: beschikt uw ziekenhuis over een hartfalenpoli? VUmc: ja, de patiënten worden verwezen naar de hartfalenpoli van het VUmc door eigen cardiologen en door verwijzers voor screening biventriculaire pacemaker. De kenmerken van onze poli zijn: A Nazorg - Medische controle binnen 1 maand na ontslag
Ja
- Huisbezoek door hartfalenverpleegkundige binnen 2 weken na ontslag - Vaste momenten van herevaluatie met de patiënt
Nee Ja
- Laagdrempelige mogelijkheid voor patiënt tot telefonisch contact met contactpersoon (=hartfalenverpleegkundige) - Verpleegkundig spreekuur
Ja Ja
B Snelle signalering van verslechtering - Waarschuwen door de patiënt zelf als toestand achteruit gaat (patiënt weet wanneer dit het geval is) Ja - Patiënt krijgt ontslagbrief mee met medische en verpleegkundige informatie
Ja
- Goede afspraak wie voor patiënt bereikbaar is (naam en telefoonnummer)
Ja
C Welk programma gebruikt u om life style changes te registreren/monitoren? - voorlichtingsmateriaal van de Hartstichting
Ja
- eigen voorlichtingsmateriaal
Ja
D Coördinatie van zorg: wie is hiervoor verantwoordelijk - cardioloog
Ja
- hartfalenverpleegkundige
Ja
212
jaarverslag 2004 - bijlage 12
III.3.2 Heropname voor hartfalen Vraagstelling: wat is in 2004 het percentage heropnames voor hartfalen binnen 12 weken na ontslag, gescheiden voor patiënten jonger dan 75 jaar en patiënten van 75 jaar en ouder? VUmc: Het Vumc heeft geen onderscheid in leeftijd gemaakt. Verder zijn ook als heropnames gerekend de dagbehandelingen en overplaatsingen naar een ander ziekenhuis. Het totaal aantal personen met hoofd- of nevendiagnose hartfalen bedroeg 231. het aantal personen met een heropname binnen 1 jaar 33 (14%) en binnen 12 weken 21 (9%).
III.4 III.4.1
Acuut myocardinfarct (AMI, hartinfarct) 30-daagse mortaliteit na opname voor een AMI (bij ontbreken gegevens te vervangen door ziekenhuissterfte)
Vraagstelling: wat is het percentage patiënten dat in de eerste 30 dagen na opname met de diagnose AMI is overleden, ongeacht de oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder). Indien gegevens over sterfte binnen 30 dagen niet beschikbaar zijn, kan de rapportage worden vervangen door ziekenhuissterfte. VUmc: de prestatie-indicator wordt in belangrijke mate bepaald door de zogeheten case-mix van patiënten. Naast de patiëntenkarakteristieken zijn er nog andere belangrijke factoren die de uiteindelijke mortaliteit bepalen. Zo is er bij de acute opvang van infarctpatiënten sprake van een zorgketen waarvan de schakels ieder op zich invloed hebben op de uitkomst. Het VUmc fungeert in deze zorgketen als dotterkliniek voor belangrijke delen van de regio Amsterdam, Kennemerland en de Zaanstreek. Het VUmc maakt daarbij onderdeel uit van het zogeheten Lifenet. Dit is een systeem dat operationeel is sinds begin 2004 en dient ter bekorting van de wachttijd van een acute hartinfarctpatiënt voor de dotterprocedure. De ambulancedienst faxt direct na aankomst bij een patiënt een ECG via GSM-techniek naar onze hartbewaking en vrijwel direct kan worden vernomen of een patiënt naar de dotterkamer kan worden vervoerd. Het Lifenetsysteem geeft een aanzienlijke tijdswinst zodat patiënten zeer snel worden gedotterd. Dit heeft een directe en gunstige invloed op de overleving. Patiënten van wie de mortaliteit zwaar meetelt in de prestatie-indicator zijn de gecompliceerde patiënten, die op medische gronden na een eventuele dotterbehandeling niet kunnen worden terugverwezen naar een verwijzend centrum. Vaak is een ballonpomp nodig of zelfs beademing. Soms moet er een acute bypassoperatie plaatsvinden met de nodige risico’s. Ook worden regelmatig patiënten opgenomen, die verwezen worden van elders ter behandeling van complicaties van het acute hartinfarct zoals septum- of papillairspierruptuur, gedekte vrije wandperforatie of refractaire ventriculaire ritmestoornissen. Het VUmc fungeert als tertiair centrum voor deze patiëntencategorieën en levert integrale topreferente zorg met behulp van een team van interventiecardiologen,
213
echografisten, electrofysiologen, cardiochirurgen en anesthesiologen, met als back-up een volwaardige hartbewaking, intensive care afdeling en klinisch chemisch laboratorium. De prestatie-indicator geeft in belangrijke mate weer hoe een ziekenhuis zijn zorgketen in de regio heeft georganiseerd om te komen tot een zo snel en optimaal mogelijke acute behandeling van de hartinfarctpatiënt. Een patiënt die primair voor zijn/haar infarct is gedotterd, heeft nadien betrekkelijk weinig specifieke ziekenhuisgebonden zorg nodig. De belangrijkste determinant voor sterfte in een dergelijke patiënt bevindt zich in de snelheid van transport naar het dottercentrum en het succes van de dotterbehandeling. Vooralsnog ontbreken de 30-daagse mortaliteitscijfers van patiënten die in ons ziekenhuis zijn opgenomen met een acuut hartinfarct. Er wordt gewerkt aan een prospectief registratiesysteem waarin de 30- en 90-daagse mortaliteit van alle patiënten die in het VUmc worden opgenomen met een acuut myocardinfarct, zullen worden opgenomen. Hierbij zal het gaan om registratie van álle patiënten die in de acute fase van het hartinfarct in ons ziekenhuis zijn behandeld, dus ook van de patiënten die na de dotterbehandeling direct worden doorverwezen naar een andere kliniek.
III.5
CVA (hersenbloeding)
III.5.1
Stroke service/ stroke unit
Vraagstelling: beschikt uw ziekenhuis over een strokeservice en/of stroke-unit? VUmc: de strokeservice van het VUmc bestaat uit een: -
poliklinisch traject (TIA-service en -protocol, duplex-onderzoek), omdat de doorlooptijd nog te lang is, is dit traject inzet voor het proces Herinrichting "Sneller Beter". Doel is dat patiënten binnen 24 uur na een TIA worden gezien, dat de aanvullende diagnostiek binnen 72 uur is afgerond en dat patiënten die in aanmerking komen voor carotisendarterectomie binnen 2 weken geopereerd kunnen worden. In het 2e half jaar van 2005 moet dit zijn gerealiseerd.
-
klinisch traject: trombolysebehandeling volgens protocol
-
ziekenhuis-stroke-unit (ZSU): 6 CVA-bedden
-
verpleeghuis-stroke-unit (VSU): 6 bedden voor klinische revalidatie in verpleeghuis St. Jacob
-
revalidatie-stroke-unit (in Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) en Thuiszorg Amsterdam)
214
jaarverslag 2004 - bijlage 12
Elementen van de VUmc-Stroke Service zijn: er bestaan schriftelijk vastgelegde afspraken over samenwerking binnen de keten met de huisartsen (nee), ambulance (ja), verpleeghuizen (ja), revalidatiecentra (ja), thuiszorginstellingen (ja), patiëntenverenigingen (nee) en verzekeraars (ja). Verder bestaan er schriftelijk vastgelegde afspraken over de criteria voor opname in vervolginstellingen (ja), maximale ligduur in het ziekenhuis (ja), beschikbaarheid bedden (ja) en opname garanties (ja). Er is sprake van een multidisciplinaire behandeling volgens protocol, de behandeldoelen zijn opgesteld voor stoornis, beperking, handicap, cognitie en communicatie, de uitvoering gebeurt door specifiek geschoolde medewerkers. Het VUmc heeft verder 6 gelabelde bedden, 6 bedden met bewakingsmogelijkheden en tenminste 1 bed voor trombolyse.
III.6
Heupfractuur
III.6.1 Percentage patiënten met een heupfractuur dat binnen een kalenderdag is geopereerd. Vraagstelling: wat is het percentage patiënten van 65 jaar of ouder met een heupfractuur dat in het afgelopen jaar binnen één kalenderdag na presentatie geopereerd is, verdeeld naar ASA-klasse? VUmc: het percentage patiënten van 65 jaar en ouder met een heupfractuur, opgenomen op de traumatologie in 2004, dat binnen een kalenderdag is geopereerd, bedraagt in het VUmc 69 % (96 van de 140). De ASA-klasse van deze patiënten wordt hierbij niet geregistreerd. De gegevens van de afdeling orthopedie zijn op moment van verschijnen van het jaarverslag nog in bewerking.
215
III. 7
Mammatumor (borstkanker)
III.7.1 Mammapoli Vraagstelling: beschikt uw ziekenhuis over een mammapoli en hoe heeft u dat vormgegeven? VUmc: ja, het VUmc beschikt over een mammapoli sinds 1 mei 2004. De poli is volgens de normen van het CBO georganiseerd in een multidisciplinaire benadering. Evaluatie over de periode mei 2004 – november 2004 én steekproeven vanaf november 2004 tot februari 2005 tonen aan dat de normen grotendeels worden gehaald: 1. Niet bij alle patiënten was het mogelijk de toegangstijd te meten. Indien bekend, was de toegangstijd altijd binnen 7 werkdagen. 2. Diagnostisch onderzoek gebeurde bij alle patiënten op één dag. 3. De diagnose van onderzoek werd in alle gevallen binnen 5 werkdagen met de patiënt besproken. Bij twijfel over de voorlopige diagnose vond aanvullend onderzoek plaats. De uitslag van het aanvullend onderzoek werd ook binnen 5 werkdagen met patiënt besproken. 4. Bij maligne diagnose is altijd een mammacare-verpleegkundige aanwezig voor aanvullende informatie. 5. Alle nieuwe patiënten zijn besproken op het multidisciplinair overleg (MDO). 6. De uitslag van onderzoek was altijd compleet op het MDO. 7. De wachtlijst voor operatie dreigde soms langer te worden dan 2 weken. Deze toegangstijd wordt voortdurend gevolgd en zo nodig bijgesteld door de oncologisch chirurg. 8. Alle operatiepatiënten zijn besproken op het MDO. Onder "zorg patiënt met een mammatumor" wordt in het VUmc verstaan: Kunnen versnellen van tripeldiagnostiek: de tripeldiagnostiek wordt toegepast. De uitslag van de pathologische anatomie kan na 4 dagen bekend zijn. Mogelijkheid om de toegangstijd tot een operatie te verkorten: voor de mamma-patiënten zijn slots ingebouwd op het OK-programma. Echter, wanneer het aanbod van mammapatiënten groter is dan het aantal gereserveerde slots, is het moeilijk de toegangstijd binnen 2 weken te houden. Elke casus wordt ingebracht in een preoperatieve multidisciplinaire bespreking: ja, elke patiënt wordt besproken in de multidisciplinaire bespreking. Patiënt met verontrustende symptomen wordt verwezen naar gespecialiseerd mammachirurg: patiënten met een mamma-afwijking worden altijd gezien door een oncologisch chirurg. Alle onderzoeken tijdens één bezoek aan het ziekenhuis: ja, alle onderzoeken vinden op één dag plaats. Bij diagnose maligniteit vindt 2e afspraak plaats met mammaverpleegkundige en specialist van het mammateam: bij diagnose maligniteit is altijd een mammacare-verpleegkundige beschikbaar voor aanvullende informatie op dezelfde dag of op een nader te bepalen tijdstip.
216
jaarverslag 2004 - bijlage 12
Diagnose maligniteit wordt nooit telefonisch meegedeeld: de diagnose maligniteit wordt alleen tijdens een polibezoek meegedeeld. Gebruikelijk aantal dagen tussen eerste contact en diagnostiek: eerste polibezoek en diagnostiek is meestal op dezelfde dag. Uitslag van diagnostiek binnen 5 werkdagen. III.7.2
Diagnose binnen 5 dagen
Vraagstelling: wat is het percentage dat binnen 5 werkdagen na het eerste poli consult voor een mammatumor een uitslag ‘benigne’ of ‘maligne’ heeft gekregen in het onderzoeksjaar? VUmc: Bij onzekere uitkomst van het onderzoek was de diagnose binnen 5 werkdagen na het aanvullend onderzoek bekend. Het is niet bekend hoeveel patiënten aanvullend onderzoek nodig hadden na de eerste diagnostiek. Omdat álle patiënten binnen 5 werkdagen op de poli terugkwamen om te worden geïnformeerd over de (voorlopige) diagnose wordt 100 % aangegeven. Het % dat werkelijk na 5 werkdagen de definitieve uitslag heeft gekregen, is op dit moment niet bekend. De evaluatie en steekproeven worden nog verder uitgewerkt in de loop van 2005.
III.8
Cataract
III.8.1
Cataract (staar) complicatieregistratie
Vraagstelling: houdt u bij cataractoperaties een complicatieregistratie bij? VUmc: ja, de afdeling oogheelkunde hanteert 2 systemen voor de registratie van complicaties: 1) het zogenoemde "Breebaart"-systeem. Dit is een in Nederland ontworpen systeem voor de complicatieregistratie, dat uitgebreid landelijk wordt gehanteerd. Alle cataractoperaties, die worden verricht in het VUmc worden hierin ingevoerd. 2) de afdeling oogheelkunde van het VUmc participeert in een internationaal registratiesysteem, dat in de Europese Unie is ingevoerd. Dit systeem omvat de cataractoperaties in meerdere klinieken (niet alle) in meerdere Europese landen (niet alle). Steekproef-gewijs wordt een registratie gedurende één of twee maanden per jaar gehouden. Complicatie-registratie is daar één aspect van en het doel is "bench marking".
217
IV.1 Kwaliteitsborging en kwaliteitssystemen IV.1.1
Accreditatie
Vraagstelling: aan welke vormen van accreditatie en certificering neemt uw ziekenhuis deel? VUmc: IGZ vraagt dit voor 35 met name genoemde specialismen / disciplines. Het VUmc ziet deze vraag echter uitgebreider en acht accreditatie van paramedische afdelingen en ondersteunende afdelingen ook van belang. Het VUmc gebruikt het INK-model als instrument voor integrale kwaliteits bevordering. Het kwaliteitsbeleid is geïntegreerd in de planning- en controlcyclus en betreft alle kerntaken van het academisch centrum: onderzoek, opleiding en patiëntenzorg. De, ook binnen NIAZ bekende, verbetercyclus wordt als motor gebruikt voor verbetering en vernieuwing. Met name voor de patiëntenzorg kan de nieuwe NIAZ-norm Kwaliteitssysteem, die nu ook is aangepast aan het INK-model, een goede aanvulling zijn op ons kwaliteitsbeleid. In 2004 is een tijdspad uitgezet om op verschillende niveaus integrale kwaliteitssystemen in te voeren en uit te bouwen. De accreditatiesystematiek van het NIAZ maakt daar onderdeel van uit. In het verleden heeft ons ziekenhuis actief geparticipeerd in de ontwikkeling van PACE (de voorloper van NIAZ), en bijvoorbeeld de afdeling centraal medisch archief heeft toen een externe proefaccreditatie goed doorstaan en plukt daar nog steeds de vruchten van. In de laatste 5 jaar zijn ten aanzien van de patiëntenzorg en medische ondersteuning de volgende afdelingen geaccrediteerd: medische microbiologie en infectiepreventie (NIAZ en CCKL) en klinische chemie, klinische pathologie en het hematologisch laboratorium (alle CCKL). De Amstel Academie is CEDEO-erkend (Centrum voor documentatie en Informatie over bedrijfsexterne opleidingen). De afdeling oogheelkunde is geaccrediteerd door de European Board of Ophthalmology, de longfunctieafdeling door de Nederlandse Longfunctiekring, kinderchirurgie door de European Board of Pediatric Surgery, de accountantsdienst door Koninklijk NIVRA, de dienst Arbo en Milieu door Certificatie-Arbodiensten en de onderzoekinstituten door internationale visitatiecommissies volgens het Standard Evaluation Protocol. Op de afdeling hematologie is een JACIE-proefvisitatie uitgevoerd en de ziekenhuisapotheek heeft een NIAZ-accreditatie ondergaan en is in afwachting van de beslissing. De afdeling klinische genetica en antropogenetica heeft een NIAZ-accreditatie aangevraagd en de afdeling IVF is hierop in voorbereiding, evenals de afdeling radiotherapie op een SMART-accreditatie. Vele andere afdelingen maken gebruik van kwaliteitsdocumenten op basis van de NIAZ-systematiek. Naast deze initiatieven worden vanzelfsprekend alle medisch afdelingen gevisiteerd in het kader van de opleidingsbevoegdheid.
218
jaarverslag 2004 - bijlage 12
IV. 2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) IV.2.1 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) Vraagstelling: wat is het totaal van het aantal incidenten dat centraal gemeld is en hoeveel % hiervan heeft geleid tot maatregelen? VUmc: de meldingscommissie incidenten patiëntenzorg (MIP) registreert, analyseert en doet aanbevelingen naar aanleiding van gemelde incidenten. Doel is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de patiëntenzorg in het algemeen en het verbeteren van de patiënt-veiligheid in het bijzonder. De MIP houdt zich niet bezig met de vraag naar verwijtbaarheid. De commissie richt zich op de vermijdbaarheid van incidenten en legt daarmee het accent op preventieve maatregelen. De commissie streeft naar een toename van het aantal meldingen. Om dit te bereiken wordt benadrukt dat er blame-free gemeld kan worden. Met de deelname van het VU medisch centrum aan het project Sneller Beter en m.n. het project Veilig Incident Melden wordt een overstap gemaakt naar decentrale verwerking/analyse van de meldingen. In 2004 zijn in het VUmc 513 Incidenten in de patiëntenzorg gemeld. Maatregelen naar aanleiding van voorgekomen incidenten worden op verschillende niveaus in de organisatie genomen. In eerste instantie worden maatregelen, waar mogelijk, getroffen op afdelingsniveau. Dit betreft het grootste deel van de maatregelen. Hiervan vindt op centraal niveau géén registratie plaats. Wel wordt bekeken in hoeverre deze maatregelen ook relevant zijn voor andere afdelingen. Daar waar de gepresenteerde problematiek afdelingsoverstijgend en/of van zeer ernstige aard is, worden maatregelen op cluster- of centrumniveau getroffen.
IV.3
Financiële positie
IV.3.1 Budgetgrootte Vraagstelling: wat is het budget dat het ziekenhuis in totaal ter beschikking had voor 2004? VUmc: zie elders in dit jaarverslag.
219
V.1
Klinische indicatoren (optioneel)
V.1.1(5.2 S)Heroperaties Hernia inguinalis (liesbreuk, optionele indicator) Vraagstelling: wat is het percentage heroperaties na een hernia inguinalis in 2004? VUmc: het percentage bedraagt 7,6 %. De uitgevoerde 6 heroperaties vonden echter plaats bij patiënten die niet in het VUmc aan de oorspronkelijke hernia waren geopereerd maar elders.
V.2
Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en bench-marking
V.2.1
Patiëntentevredenheid
V.2.1.1
Patiënttevredenheidsmetingen
Vraagstelling: Onderzoekt u systematisch de tevredenheid van patiënten betreffende de zorgverlening: a. continu bij alle patiënten van het ziekenhuis ja/nee b. jaarlijks bij een cohort of steekproef van alle patiënten ja/nee c. systematisch, maar alleen bij specifieke afdelingen ja/nee Het VUmc neemt deel aan het landelijk patiënttevredenheidsonderzoek van de NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische centra), waarvan de eerste meting heeft plaatsgevonden in het najaar van 2003. Eind 2005 zal een tweede meting worden gedaan. Het VUmc is op dit moment aan het onderzoeken of het mogelijk is in de toekomst electronische continuemetingen te gaan verrichten. Een aantal afdelingen houdt zelf patiënttevredenheidsenquêtes onder hun patiëntenpopulatie, met de mogelijkheid gericht onderzoek te doen naar afdelingsspecifieke factoren. Voorbeelden zijn het MS-centrum en de afdelingen nucleaire geneeskunde, neuro-oncologie en kort-verblijf. Op een enkele afdeling gebeurt dit reeds al vele jaren systematisch. Een ander voorbeeld is de klinische zorgeenheid algemene inwendige geneeskunde / maag-, darmen leverziekten / nefrologie/ reumatologie en dermatologie. Deze laatste enquête is gehouden onder patiënten, verwijzers en samenwerkende zorgeenheden binnen het VUmc, zoals poli, IC en paramedische diensten. Het houden van spiegelgesprekken is nog in onderzoek.
220
jaarverslag 2004 - bijlage 12
V.2.1.2
Klachten
Vraagstelling: a.
absoluut aantal, ingediend bij de Klachtencommissie
b.
relatieve aantal: absoluut aantal per gewogen patiënteenheid
c.
percentage van a. dat is gegrond verklaard
d.
percentage van c. dat heeft geleid tot maatregelen
e.
aantal klachten dat niet via de Klachtencommissie is binnengekomen
In 2004 heeft het VUmc 248 klachten van of namens patiënten ontvangen. Met "klacht" wordt hier bedoeld een veelal schriftelijke uiting van ongenoegen. Het percentage klachten per gewogen patiënteneenheid (zie hiervoor de toelichting bij "milieubelasting") is 0,051 %. Van de 248 schriftelijk ingediende klachten zijn er 232 in de bemiddelingsprocedure opgenomen. De klachtencommissie heeft op verzoek van klagers 16 klachten in behandeling genomen (dit is 0,003 % per gewogen patiënteneenheid). Over 16 klachten is in 2004 uitspraak gedaan, waarvan 7 over klachten die in 2003 waren ingediend. Van de 9 in 2004 ontvangen en afgehandelde klachten zijn er 2 gegrond verklaard (22 %). Voor 1 gegronde klacht zijn passende maatregelen op de betreffende afdeling genomen, voor de andere was dit niet nodig. Indien een klacht aanleiding vormt om maatregelen te nemen, worden deze maatregelen zo mogelijk al direct op de afdeling genomen, zonder dat hierover centraal een registratie werd bijgehouden. Het voornemen is ook deze maatregelen vast te gaan leggen. V.2.2
Organisatie & Kwaliteit
V.2..2.1Wachttijden Vraagstelling met de situatie die voor het VUmc geldt: a. publiceert u minstens eens per maand gemakkelijk toegankelijke publieksgegevens (bijvoorbeeld op Internet) over wachttijden? Ja b. zo ja, welk percentage van de aandoeningen waarvoor Treeknormen bestaan, betreft dit? 100%* c. in welke mate participeert U in het nationale wachttijdenoverzicht dat de NVZ onderhoudt? **
I. Poliklinisch:
100 %
II. Dagbehandeling:
100 %
III. klinisch:
100 %
* betreft in ieder geval 100% van de specialismen waarvoor Treeknormen bestaan. ** de NVZ is per februari 2005 gestopt met het nationale wachttijdenoverzicht.
221
V.2.2.2
Risico-inventarisatie
Vraagstelling: a. voert u tenminste elke 2 jaar een risico-inventarisatie uit (of wordt dit door een externe instantie uitgevoerd)? b. wordt deze analyse, al dan niet door een externe instantie (bijvoorbeeld uw schade-verzekeraar), in vergelijkende zin beoordeeld en leidt dit tot concrete conclusies c.q. aanbevelingen? c. rapporteert u over dit onderwerp in uw jaarverslag of elders? Het VU medisch centrum heeft deelgenomen aan de Voorfase Programma Patiëntveiligheid in Nederland (in samenwerking met het EMGO-instituut van het VUmc en NIVEL). Hierbij is het optreden van incidenten systematisch onderzocht. Bovendien is er in het kader van medicatieveiligheid een risicoanalyse verricht om de meest risicovolle momenten te inventariseren. Daarnaast neemt het VUmc in 2004 deel aan het project Sneller Beter. In dit project worden rond bepaalde thema’s (bijvoorbeeld Veilig Incident Melden, postoperatieve wondinfecties en decubitus) systematische metingen uitgevoerd, die de risico’s op bepaalde incidenten in kaart brengen. Deze gegevens zullen extern worden vergeleken met de andere ziekenhuizen die in Sneller Beter participeren. Bovendien kent het VUmc een nauwgezette archivering van schriftelijk gemelde klachten en MIP-meldingen, waarover in het jaarverslag wordt gerapporteerd. V.2.3
Organisatie & randvoorwaarden
V.2.3.1
Welbevinden medewerkers
Vraagstelling: a. verzuimpercentage b. verlooppercentage c. WAO-instroom: VUmc: a.
het verzuimpercentage (verzuim < 1 jaar) bedraagt 4,2%, in totaal is het verzuimpercentage 6,2% waarvan 4,2% < 1 jaar ziek, 1,2% minimaal 1 jaar ziek en 0,83% arbeidsongeschikt wegens zwangerschap en bevalling;
b.
het verlooppercentage bedraagt 15,1%
c. de WAO-instroom 0,52% (aantal WAO-instromers / gemiddeld aantal medewerkers in 2004 = 32/6154).
222
jaarverslag 2004 - bijlage 12
V.2.3.2
Milieubelasting
Vraagstelling: a. totaal energieverbruik: in euro / gew patiënteenheden b. totaal afvalproductie in kg / gew. patiënteenheden waarvan Specifiek Ziekenhuisafval in kg / gew. patiënteenheden Vumc: in 2004 gaf het VUmc voor het energieverbruik 8,96 euro / gewogen patiënteneenheid uit. De totale afvalproductie bedroeg 2,94 kg / gewogen patiënteneenheid, waarvan 0,16 kg / gewogen patiënteneenheid specifiek ziekenhuisafval. De term "gewogen patiënteneenheid" is een productie-eenheid die wordt gebruikt in algemene ziekenhuizen. Een universitair medisch centrum als het VUmc kent naast de patiëntenzorg ook onderwijs en onderzoek, meer dan een algemeen ziekenhuis. Hoeveel van de gemeten afvalproductie en energiekosten het gevolg is van deze 2 laatste werkzaamheden is onbekend. Daardoor kunnen deze cijfers afwijken van algemene ziekenhuizen, maar ook van andere academische ziekenhuizen, wanneer daar bijvoorbeeld wel onderscheid kan worden gemaakt in soorten afval. Verder wordt de interpretatie van de cijfers gecompliceerd door het feit dat het VUmc bestaat uit het ziekenhuis en de medische faculteit. Het afval dat door de laatste instelling wordt geproduceerd (denk aan vakgroepen als anatomie en fysiologie), is niet meegenomen in bovenstaande cijfers. V.2. 4
Onderwijs, opleiden en onderzoek
V.2.4.1.
Onderwijs & Opleidingen
Vraagstelling en antwoorden VUmc: a. participeert U in het klinisch onderwijs aan studenten geneeskunde (co-schappen)?
ja
Zo ja, hoeveel co-assistenten, gemiddeld over 52 weken/jaar, betreft dit?
248
b. participeert U in het klinisch onderwijs aan hogeschoolstudenten verpleegkunde (HBO-V)?
ja
Zo ja, hoeveel studenten, gemiddeld over 52 weken/jaar, betreft dit?
89
c. participeert U in het klinisch onderwijs aan leerlingen van het middelbaarberoepsonderwijs verpleegkunde (MBO-V)? ): I. duaal, n.l.: (aantal)
29 studenten, gemiddeld over 52 weken/jaar
II. anderszins, n.l.: (aantal) 24 studenten/jaar d
hoeveel plaatsen voor assistenten geneeskunde in opleiding (AGIO’s) heeft u?
464 plaatsen, exclusief vooropleidingsplaat
sen en opleidingsplaatsen t.b.v. extramurale geneeskunde e
hoeveel studenten in het kader van de verpleegkundige vervolg opleidingen (LRVV) hebt u? 287, uitsluitend LRVV
223
f. hoeveel OK-assistenten hebt u in opleiding?
7 / jaar
g.hoeveel Anaesthesie-assistenten hebt u in opleiding?
4 / jaar
V.2.4.2
Onderzoek
Vraagstelling en antwoord van het VUmc: a. Neemt u deel aan klinisch vergelijkend wetenschappelijk onderzoek?
ja
b. Zo ja, Hoeveel clinical trials betreft dit (aantal lopende trials op 31 december jl.) I. Fase III: 21 II. Fase IV: 1 Het aantal van 22 lopende trials betreft vermoedelijk een onder schatting daar vrijwel volledige registratie van gegevens als beoog de en definitieve start- en einddatum sedert januari 2003 plaatsvindt. c. Functioneert (exclusief voor) uw ziekenhuis een METC?
ja
d. Zijn aan uw ziekenhuis (part time) hoogleraren betrokken bij geneeskundig wetenschappelijk onderzoek?
ja
Zo ja hoeveel? Alle hoogleraren zijn betrokken bij geneeskundig wetenschappelijk onderzoek, ook onderwijshoogleraren. Het juiste aantal is op moment van verschijnen van het jaarverslag onbekend. e. Publiceert U over de wetenschappelijke productie in uw Jaarverslag?
ja
224
jaarverslag 2004 - colofon
colofon
uitgave VU medisch centrum © Postbus 7057 1007 MB Amsterdam bezoekadres De Boelelaan 1117 Amsterdam Telefoon (020) 444 4444 Fax (020) 444 4645 redactie projectgroep jaarverslag vormgeving document productie centrum / VU medisch centrum fotografie audiovisueel centrum VU / VU medisch centrum druk Kwak & van Daalen & Ronday mei 2005
mei 2004
v o r m g e v i n g D P C / h u i s d r u k ke r ij Ro b J o n ke r s