JAARVERSLAG
OVER DE VERRICHTINGEN VAN HET DIENSTJAAR 2006 voorgelegd aan de gewone Algemene Vergadering van 24 mei 2007
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gesubsidieerd en gecontroleerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Administratieve en maatschappelijke zetel : Zomerstraat 73, 1050 Brussel Ond.nr. 0427.273.221
RAAD VAN BESTUUR Mevr. Cecilia Dhr. Francis Dhr. Daan Dhr. Benny Dhr. Edouard Dhr. Jacques Mevr. Martine Mevr. Brigitte Mevr. Lieve Dhr. Etienne Dhr. Michel Dhr. Jean-Pierre Mevr. Martine Mevr. Claudine
DE WULF-ROUX, Voorzitster GÄBELE, Ondervoorzitter DEHING DE LEENER DESMED DE WITTE FERON HOMBERGEN LALEMANT-SCHEERLINCK LAMBERT LEMAIRE SCORIELS van COEVORDEN VERSTRAETEN
COMMISSARISSEN VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING Dhr. Laurent DELVAUX Dhr. Gert NYS Mevr. Bety WAKNINE
vanaf 18 mei 2006 tot 18 mei 2006
tot 22 juni 2006
vanaf 23 november 2006
tot 22 juni 2006 vanaf 22 juni 2006
COMMISSARIS Mevr. Martine
BRANCART
ALGEMENE DIRECTIE Mevr. Myriam Dhr. Erik Mevr. Catherine
tot 30 april 2006 BERTIN, Directeur-generaal BERVOETS, Adjunct-directeur-generaal SCHEID, Directeur-generaal vanaf 1 augustus 2006
DIRECTEURS Mevr. Dhr. Dhr. Mevr. Dhr.
BEKÉ-VINCKE BISSCHOP GEEROMS KAATEE MASTARI
Christelle Stephan Mark Ria Saïd
AFKORTINGEN ______________
De verrichtingen verwezenlijkt door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vallen onder één van de volgende interne fondsen : Fonds B1. Deze benaming verwijst naar de verrichtingen die het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met eigen middelen verwezenlijkt. Op boekhoudkundig vlak behoort ook het Fonds voor Speciale Tussenkomsten (of F.S.T.) tot het Fonds B1. Met dit fonds worden uitzonderlijke verrichtingen gefinancierd en het wordt gespijsd door dotaties die het Fonds in het verleden ontving van FORTIS n.v. in het kader van de tijdelijke overlijdensverzekeringen met afnemend kapitaal die gekoppeld zijn aan de hypothecaire leningen. Fonds B2. Deze benaming geldt voor de verrichtingen die gerealiseerd worden met kapitalen die rechtstreeks of onrechtstreeks voortkomen uit: - leningen waaraan de Staat of het Gewest hun waarborg hebben gehecht en rentesubsidies tot 1989; - kapitaalsubsidies of terugvorderbare voorschotten die het Gewest heeft toegekend tussen 1990 en 1995 of in 2002 in het kader van de aanvullende leningen voor jonge gezinnen; - een lening aangegaan in 1993, integraal ten laste van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar waaraan het Gewest zijn waarborg heeft gehecht; - leningen die het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds 1996 heeft afgesloten, met waarborg van het Gewest, en kapitaalpremies, toegekend vanaf dezelfde datum; - kapitaalsubsidies komende uit opbrengsten van stedenbouwkundige lasten ontvangen door het Gewest en toegewezen aan het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf 2005. Fonds B3. Deze benaming slaat op de verrichtingen verwezenlijkt met terugvorderbare voorschotten toegekend door het Gewest vanaf 1998 in het kader van de tussenkomst voor de samenstelling van huurwaarborgen.
* *
*
4
VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR
Mevrouwen, Mijne Heren,
2006 gaat de geschiedenis in als het jaar gekenmerkt door een belangrijk vertrek. Na 25 jaar aan het hoofd te hebben gestaan van het Fonds, vertrok Mevrouw Myriam Bertin eind april welverdiend met pensioen. De deur trok ze dicht, haar stempel, waarden en idealen zijn gebleven. Al op de eerste regels van dit verslag wil het Fonds haar dan ook in de bloemetjes zetten en haar bedanken voor die jaren ononderbroken inzet ten dienste van de sociale waarden van deze organisatie, die zij heeft gemaakt tot wat ze vandaag is. Alsof ze deze eerste regels op die manier nog eens extra willen benadrukken, stegen ook het aantal toegekende hypotheekleningen in 2006 naar een nooit eerder gezien peil. Dit kan ongetwijfeld verklaard worden door, onder andere, de reglementswijzigingen voor de hypothecaire leningen die Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris voor de Huisvesting, in 2005 heeft goedgekeurd. Meer algemeen zijn er natuurlijk ook de rentevoeten die opnieuw stegen, gekoppeld aan de immobiliënprijzen die steeds verder de hoogte in gingen, net omwille van die eerdere daling van de toegepaste rentevoeten. Enkele belangrijke cijfers mogen hier zeker al worden vernoemd: binnen de algemene verrichtingen werden 740 hypothecaire leningen afgesloten, hoewel 82 % van ons ontlenerspubliek beantwoordde aan de inkomstenbarema’s van de sociale huisvesting. De aankoopkosten stegen intussen met 11 %, de bouwkosten met 13 %. De conjunctuur op de immobiliënmarkt is momenteel dus zeer ongunstig voor mensen met een beperkt inkomen en net daardoor tonen deze enkele cijfers het grote belang aan van het Fonds binnen de sociale woonkoopmarkt in Brussel. Heel concreet, dankzij het Fonds zijn de wachtlijsten voor een sociale woning in 2006 niet aangegroeid met meer dan 600 gezinnen. In de eerste sectie van dit verslag wordt deze activiteitensector gedetailleerd beschreven. De activiteiten van het Fonds binnen de huurhulp moeten intussen al niet meer worden bewezen. Het aantal kandidaat-huurders toont duidelijk de grote nood aan om verdere inspanningen te leveren. Maar hoe en met welke middelen? De rentabiliteit van deze sector blijft dalen door de stijgende bouw- en aankoopkosten enerzijds en de verder dalende koopkracht van de huurders anderzijds. De woonprojecten binnen de huurhulp worden steeds groter (omdat de één- of tweegezinswoningen op de Brusselse markt te duur geworden zijn) om ze financieel haalbaar te laten blijven. Dit verplicht ons wel om ook de sociaal-economische diversiteit opnieuw te bekijken: vroeger werden woningen gekocht verspreid over het hele Gewest met het oog op een optimale integratie en om ervoor te zorgen dat binnen het stadsweefsel bepaalde gezinnen niet zouden worden gestigmatiseerd. Op het financiële plaatje van de huurhulp wegen nog twee andere elementen zwaar door. Het Fonds creëert sociale woningen, maar betaalt nu voor de nieuwbouwconstructies wel 15 % meer dan de sociale huisvestingssector. Het valt niet te ontkennen dat de federale 5
maatregel om de BTW voor de sector te verlagen van 12 tot 6 % noodzakelijk en positief is. Maar het Fonds heeft de indruk dat het op dit vlak niet op de lijst van «rechthebbenden» staat, terwijl het toch dezelfde sociale doelstellingen nastreeft. De duurzame en energiebesparende bouwtechnieken vormen een tweede bezwarende factor voor de financiële toekomst van de huurhulp. Ook voor dit punt bestaat er allerminst twijfel over het nut van deze doelstelling, maar er moet wel nog een manier worden gevonden om deze bijkomende investeringen te kunnen financieren... en dit komt bovenop de eerder vernoemde moeilijkheden. Eigenlijk komt het hierop neer: hoe verzoen je de doelstellingen om kwaliteitsvolle, veilige, spaarzame woningen te creëren waarvan de huurprijs toch in verhouding staat tot het inkomen van de huurders? In deze moeilijke financiële situatie zijn er ook twee lichtpuntjes: voor de huurhulp neemt het Gewest 2,00 % extra op zich en dit voor de hele leningsduur. Deze tegemoetkoming is een begin om de sector op lange termijn te kunnen uitbreiden. Daarnaast zijn er de opbrengsten uit de stedenbouwkundige lasten die het Gewest ontvangt en die het aan het Fonds toekent voor de creatie van bijkomende huurhulpwoningen. Deze financiële injectie getuigt niet alleen van het vertrouwen dat het Gewest in het Fonds stelt, ze is ook een niet te onderschatten ondersteuning voor het voortbestaan van de sector. Alle details van deze sector worden verder uitgewerkt in de tweede sectie.
6
Vastleggingen en verwezenlijkingen 2006 (fonds B2) (in EUR)
Verrichtingen
Vastleggingen aangegaan vóór 2006 en uitgevoerd in 2006
Vastleggingen aangegaan in 2006 en niet uitgevoerd in 2006
Totale vastleggingen 2006
Verwezenlijkingen 2006
(1)
(2)
(3)
(2) + (3) = (4)
(1) + (2) = (5)
Hypothecaire leningen : * gewone leningen * leningen voor jongen gezinnen
19.943.602,00
63.622.141,00
5.550.291,00
69.172.432,00
83.565.743,00
209.123,00
648.012,00
84.996,00
733.008,00
857.135,00
Totaal hypothecaire leningen
20.152.725,00
64.270.153,00
5.635.187,00
69.905.440,00
84.422.878,00
Huurkoop en verkoop na sanering of (weder)opbouw
2.058.347,72
558.082,26
172.108,20
730.190,46
2.616.429,98
22.211.072,72
64.828.235,26
5.807.395,20
70.635.630,46
87.039.307,98
Totaal aankoopsector
7 Huurhulp : ∗ programma 2006 ∗ bestaand immobiliënpark of bestaande programma’s
-
4.692.060,92
3.879.367,67
8.571.428,59
4.692.060,92
7.153.563,91
1.013.486,70
3.133.814,25
4.147.300,95
8.167.050,61
Totaal huurhulp
7.153.563,91
5.705.547,62
7.013.181,92
12.718.729,54
12.859.111,53
29.364.636,63
70.533.782,88
12.820.577,12
83.354.360,00
99.898.419,51
Totaal
N.B. De investeringen voor verrichtingen bestemd voor verkoop met een hypothecaire lening worden oorspronkelijk onder de rubrieken "huurkoop en verkoop na sanering of (weder)opbouw" opgenomen. Wanneer men overgaat tot de vereffening van een lening, worden zij als verwezenlijkingen opgenomen, in de rubriek "hypothecaire leningen".
Huurhulp : Via stedenbouwkundige lasten
1.487.119,90
Evolutie van het investeringsvermogen in het jaar en de hiertoe aangewende financieringsmiddelen(in het fonds B2) Bedragen in duizenden EUR
8
85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 -5.000
gewestelijke tussenkomsten
obligatieleningen
opnames uit thesaurie
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
investeringsvermogen
Jaar
Voor 2006 heeft de Regering het investeringsvermogen van het Fonds in fonds B2 vastgelegd op 83.354.360,00 EUR. In de volgende tabel wordt duidelijk hoe de verdeling van het investeringsvermogen aanvankelijk was voorzien en hoe het uiteindelijk werd aangewend: Investeringsvermogen (in EUR) Werkelijke Oorspronkelijk vastlegging op voorzien 31/12/2006
Activiteitensector
Hypothecaire leningen : - algemene verrichtingen (*) - aanvullende leningen voor jonge gezinnen
72.234.360,00 1.320.000,00
69.902.622,46 733.008,00
Totaal hypothecaire leningen (*)
73.554.360,00
70.635.630,46
Huurhulp : - programma 2006 - bestaand immobiliënpark
8.000.000,00 1.800.000,00
8.571.428,59 4.147.300,95
Totaal huurhulp
9.800.000,00
12.718.729,54
83.354.360,00
83.354.360,00
Totaal hypothecaire leningen en huurhulp
(*) Inbegrepen de verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw. Zij worden voorlopig ondergebracht bij de algemene verrichtingen. Het is echter niet uitgesloten dat bepaalde van deze verrichtingen uiteindelijk worden opgenomen in de rubriek aanvullende leningen voor jonge gezinnen.
De verdeling van het investeringsvermogen over de hypothecaire leningen en de huurhulp, zoals aangegeven in de eerste kolom van de tabel, is indicatief en niet dwingend. Het is onmogelijk om vooraf precieze bedragen vast te leggen per activiteitensector, omdat noch de Regering noch het Fonds aan het begin van het jaar al een duidelijk zicht hebben op alle gehanteerde parameters. Er is echter een belangrijk verschil in de verdeling van het budget tussen wat oorspronkelijk was voorzien en wat verwezenlijkt werd. Er is een verschil van 2.918.729,54 EUR ten voordele van de huurhulp. Dit wordt verklaard door grotere verwezenlijkingen a rato van 707.411,70 EUR voor de renovatie van het oude patrimonium, door een hogere eenheidskostprijs voor de 50 te verwezenlijken woningen, met name een supplement van 571.428,59 EUR en door de bijkomende investeringen voor vroegere programma’s a rato van 1.639.889,19 EUR ten opzichte van wat voorzien was. Ter herinnering: volgens de bepalingen van de beheersovereenkomst met het Gewest, is het Fonds echter verplicht om jaarlijks 50 nieuwe woningen te creëren in de huurhulp en om minstens 275 hypothecaire leningen toe te kennen.
9
De financiering van de verbintenissen die het Fonds aanging in fonds B2 gebeurde in 2006 met de volgende middelen: Geïnvesteerde bedragen Financieringsbronnen in EUR
%
Leningen
51.949.360,00
62,32
Gewestelijke kapitaalpremie
30.705.000,00
36,84
700.000,00
0,84
83.354.360,00
100,00
Opnames uit de onbeschikbare reserve van het fonds B2 Totaal
Voor de verwezenlijkingen in fonds B2 werden de bedragen in 2006 als volgt over de verschillende activiteiten verdeeld: Vrijgegeven bedragen Activiteitensector in EUR
%
Hypothecaire leningen : algemene verrichtingen aanvullende leningen voor jonge gezinnen
83.565.743,00 857.135,00
83,65 0,86
Totaal hypothecaire leningen
84.422.878,00
84,51
2.616.429,98
2,62
87.039.307,98
87,13
4.692.060,92
4,70
8.167.050,61
8,17
Totaal huurhulp
12.859.111,53
12,87
Totaal
99.898.419,51
100,00
Huurkoop en verkoop na sanering of (weder)opbouw Totaal aankoopsector Huurhulp : programma 2006 patrimonium en programma in voorbereiding
10
Financiële dekking van het investeringsvermogen in het fonds B2 Jaar 1996
Jaar 1997
Jaar 1998
Jaar 1999
Jaar 2000
Jaar 2001
Jaar 2002
Jaar 2003
Jaar 2004
Jaar 2005
Jaar 2006
gewestelijke tussenkomsten
obligatieleningen
100%
opnames uit thesaurie
11
Het interne fonds B3 waarmee de huurwaarborgleningen worden gefinancierd, is niet onderworpen aan dezelfde werkings- en financieringsregels als de andere activiteitensectoren van het Fonds. Er wordt niet gewerkt met een jaarlijkse financiering: het huurwaarborgfonds werd gedurende enkele jaren gespijsd door gewestelijke voorschotten die ervoor moeten zorgen dat deze sector langere tijd kan werken zonder bijkomende budgetten. Met het geld dat wordt terugbetaald voor de toegekende leningen, die binnen een tijdsspanne van maximum 18 maanden afgelost moeten worden, kunnen nieuwe leningen worden toegekend. In 2006 werden 459 huurwaarborgleningen vereffend. Algemeen beschouwd, hebben de verschillende activiteitensectoren van het Fonds, met de steun van het Gewest, er in 2006 voor gezorgd dat 1.307 nieuwe gezinnen, of in totaal 3.232 personen, zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest konden vestigen. 1.985 personen (61,42 %) deden dit via de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen, 67 personen (2,07 %) dankzij een aanvullende lening voor jonge gezinnen, 289 personen (8,94 %) konden een woning betrekken in de huurhulp en 891 personen (27,57 %) sloten een huurwaarborglening af. In dit jaarverslag vindt u verder: - in hoofdstuk I, de weergave van de activiteiten van het Fonds in 2006 aan de hand van zijn belangrijkste activiteiten: algemene verrichtingen van hypothecaire leningen, aanvullende leningen voor jonge gezinnen, verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw, huurhulp, bijzondere verrichtingen en de tussenkomst in de samenstelling van een huurwaarborg; - in hoofdstuk II, de belangrijkste gebeurtenissen sinds 1 januari 2007 en de te verwachten wijzigingen die een invloed kunnen hebben op de latere werking of op de activiteiten van het Fonds; - in hoofdstuk III, een schets van het administratieve leven van het Fonds en van de samenwerking met zijn rechtstreekse partners. Daarnaast is ook een opsomming opgenomen van de wetten, ordonnanties en besluiten van het dienstjaar die rechtstreeks of onrechtstreeks raken aan de activiteiten van het Fonds; - in hoofdstuk IV, de rekeningen van het dienstjaar en een analyse ervan, een reeks gegevens over de interne werking van het Fonds en de sociale balans.
* *
*
12
ALGEMENE VERRICHTINGEN VAN HYPOTHECAIRE LENINGEN (01.01.2006) Maximum inkomen van het gezin. Aantal personen ten laste
Maximum inkomen
0 1 2 3 4 en meer
€ 35.229,00 € 39.232,00 € 43.235,00 € 47.238,00 € 51.241,00
Maximale waarde van de woning. Aantal personen dat het gezin telt§
Maximale waarde
1 of 2 3 4 5 6 7 en meer
€ 171.153,00 € 194.492,00 € 217.831,00 € 241.170,00 € 264.509,00 € 287.847,00
Maximum bedrag van de lening. Aantal personen ten laste
Maximum bedrag
1 of 2 3 4 5 6 7 en meer
€ 114.102,00 € 132.773,00 € 151.444,00 € 170.115,00 € 188.786,00 € 207.457,00
AANVULLENDE HYPOTHEEKLENINGEN VOOR JONGE GEZINNEN (01.01.2006) Maximum inkomen van het gezin. Aantal kinderen ten laste
Maximum inkomen
0 1 2 3 4 en meer
€ 53.377,00 € 56.046,00 € 58.715,00 € 61.384,00 € 64.052,00
Maximum waarde van de woning. Aantal personen dat het gezin telt
Maximale waarde
1 of 2 3 4 5 6 per bijkomende persoon, vanaf de 7de
€ 204.000,00 € 214.200,00 € 224.400,00 € 234.600,00 € 244.800,00 + € 140.200,00
Bedrag van de lening. Minimum Maximum
€ 8.500,00 € 28.333,00
14
HOOFDSTUK I
INVENTARIS VAN DE ACTIVITEITEN
SECTIE I – DE HYPOTHECAIRE LENINGEN
A. ALGEMENE BESCHOUWINGEN.
1. INVESTERINGEN 2006. Op basis van de algemene begroting voor de gewestelijke uitgaven die het Brusselse Parlement op 23 februari 2006 heeft goedgekeurd en de daaropvolgende besluiten van de Brusselse Regering van 23 maart 2006, moest het investeringsvermogen voor 2006 het Fonds in staat stellen om 660 aanvragen te aanvaarden voor een hypothecaire lening in het kader van de algemene verrichtingen en 60 aanvragen voor een aanvullende hypothecaire lening voor jonge gezinnen. In totaal zou het Fonds in 2006 dus 720 hypothecaire leningen toegekend moeten hebben. Het Fonds heeft beslist om uiteindelijk 644 leningen toe te kennen: 616 in het kader van de algemene verrichtingen en 28 aanvullende hypothecaire leningen voor jonge gezinnen. Het aantal toegekende leningen is dus lager dan wat eigenlijk was vooropgesteld. Dit komt omdat er gemiddeld een hoger bedrag wordt geleend dan de gemiddelde som die aan het begin van het dienstjaar werd geraamd. Zo wordt in het kader van de algemene verrichtingen gemiddeld 113.478,28 EUR (*)geleend in plaats van de geschatte 109.446,00 EUR. Voor de aanvullende hypothecaire leningen voor jonge gezinnen is dat 26.178,86 EUR in plaats van de geschatte 22.000,00 EUR. Bovendien werd de totale investering voor de sector beperkt tot een bedrag van 70.635.630,46 EUR, tegenover het voorziene bedrag van 73.554.360,00 EUR, omdat er 2.918.729,54 EUR moest vrijgemaakt worden voor de huurhulp-verrichtingen. Omwille van de aanzienlijke stijging van het aantal leningsaanvragen werd in oktober 2006 bovendien beslist om 2.387.611,00 EUR aan ongerealiseerde investeringen of overblijvende bedragen van ongerealiseerde opdrachten (afkomstig van huurhulp- of verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw meer details daarover vindt u verder in dit jaarverslag) te gebruiken voor de toekenning van hypothecaire leningen. Dit gebeurde in samenspraak met Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris voor de Huisvesting. Dankzij deze transactie konden nog 18 extra leningen worden toegekend in het kader van de algemene verrichtingen en 2 in het kader van de aanvullende hypothecaire leningen voor jonge gezinnen.
(*)
inbegrepen 730.190,46 EUR voor bouw-verkoop en huurkoop.
15
Evolutie van de investeringen aangewend voor hypothecaire leningen (fonds B2) Bedragen in duizenden EUR 80.000 70.000 60.000 50.000
16 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2006 (*)
2005 (*)
2004 (*)
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
(*) Inbegrepen de verbintenissen voor creatie van woningen bestemd voor verkoop.
Jaar
Toch heeft deze verhoging van het budget het Fonds niet in staat gesteld om aan alle leningsaanvragen te voldoen die in de loop van het dienstjaar werden ingediend. De Raad van Bestuur heeft dan ook 76 dossiers goedgekeurd onder voorbehoud van het investeringsvermogen waarover het Fonds in 2007 zou beschikken. Gelukkig zagen de betrokken kandidaten hun woonproject daardoor niet in het water vallen. Het aantal leningsaanvragen is zo groot dat het Fonds in 2006 globaal gezien 740 nieuwe verrichtingen is aangegaan! De meeste van de vernoemde 664 leningen (waarvan 20 dankzij de hiervoor aangehaalde transactie) werden in de loop van 2006 vereffend - dit betekent dat de authentieke akte werd verleden. Andere zullen pas in 2007 vereffend worden. Tenslotte zullen er een aantal leningen wellicht nooit vereffend worden, omdat de gezinnen ze nog annuleren in het jaar volgend op dat waarin beslist werd om de investering goed te keuren.
2. JAARVERRICHTINGEN. We herinneren er ook dit keer aan dat in de jaarverslagen voornamelijk dieper wordt ingegaan op de jaarlijkse verwezenlijkingen en minder op de investeringen. a) In het kader van het fonds B2. Aanpassingen en hervormingen van de reglementen. In het jaarverslag van 2005 worden de aanpassingen en hervormingen toegelicht die Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris voor de Huisvesting, en het Fonds doorvoerden in het reglement van de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen en in dat van de aanvullende hypothecaire leningen voor jonge gezinnen. Ter herinnering: de wijzigingen zijn van kracht sinds 24 februari 2005 en hebben voornamelijk betrekking op de hierna opgesomde punten. In het kader van de algemene verrichtingen: - een verhoging van de maximumwaarde van de woningen en de invoering van één enkel waardebarema, of het nu gaat om een leningsaanvraag voor een bestaande woning of voor een nieuwbouw. De maximale basiswaarde van een woning voor een gezin dat uit 1 of 2 personen bestaat, wordt vastgelegd op 165.000,00 EUR (tegenover de vroegere 148.309,00 EUR voor een bestaande woning of 163.889,00 EUR voor een nieuwbouw). Als een gezin uit meer dan 2 personen bestaat, wordt per bijkomende persoon bovendien een verhoging toegestaan van 22.500,00 EUR. (tegenover de vroegere 14.831,00 EUR voor een bestaande woning of 16.389,00 EUR voor een nieuwbouw); - een verhoging van het maximumbedrag dat kan worden geleend. Het basisbedrag voor een gezin bestaande uit 1 of 2 personen werd opgetrokken 17
van 109.259,00 EUR tot 110.000,00 EUR. Per bijkomende persoon voor gezinnen die uit meer dan 2 mensen bestaan, is een verhoging toegekend van 18.000,00 EUR in plaats van 10.000,00 EUR; - een vermindering van de jaarlijkse referentierentevoet: vanaf 5 juli 2005 bedraagt die nog 4,10 % in plaats van 6,75 %. De rentevoet voor een bepaald ontlenersgezin wordt berekend op basis van een vaste formule. De maximale rentevoet die daar nog uit voortvloeit, bedraagt nu 3,85 % in plaats van de 6,00 % die vroeger mogelijk was. In het kader van het reglement voor de aanvullende hypothecaire leningen voor jonge gezinnen: - de instelling van één enkel waardebarema voor zowel bestaande woningen als nieuwe constructies. Het bestaande barema voor de nieuwbouwconstructies werd aangenomen voor de beide categorieën. In het kader van de twee reglementeringen: - de maximumwaarde van de woningen die het Fonds creëert in het kader van zijn verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw mag niet hoger liggen dan deze die geldt voor het leningtype waarbinnen de lening wordt afgesloten (algemene verrichting of jongerenlening) en de gezinssamenstelling. De juridische besluiten om deze reglementswijzigingen officieel van kracht te laten worden, waren eind 2006 nog niet genomen, omwille van legistieke redenen. Dit heeft het Fonds echter niet verhinderd om sommige nieuwe bepalingen wel al toe te passen, vooral omdat de huidige reglementen dit al toelaten in bepaalde of uitzonderlijke gevallen. Ter herinnering sommen we de reglementswijzigingen hier nogmaals op. In het kader van het reglement voor de algemene verrichtingen: - de ontlener is niet langer verplicht om een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal af te sluiten, die betaald moet worden met een eenmalige premie. Volgens het nieuwe reglement is het aan het Fonds zelf om te beslissen of een ontlener een dergelijke verzekering moet afsluiten en hiervoor ook de bepalingen te omlijnen. Dit laatste gebeurt op basis van een aantal factoren, zoals: het bestaan van een hypothecair risico, de leeftijd van de ontlener, de aard en verwachte evolutie van het inkomen van de ontlener, het al dan niet hebben van kinderen, de wens van de ontlener om zich al dan niet te verzekeren, enz...; - de aanpassing van de wijze waarop de vijfjaarlijkse herziening van de rentevoet berekend wordt. Dit gebeurt naar analogie met de regels die worden 18
toegepast op het moment dat de rentevoet wordt berekend bij de toekenning van de lening; - de regels voor de leningsduur werden ingrijpend aangepast. De maximale leningsduur is opgetrokken van 20 naar 30 jaar, in uitzonderlijke gevallen kan die termijn zelfs nog langer worden. Ook aan het feit dat de jongste ontlener maximum 65 jaar oud mocht zijn op het moment dat de lening volledig zou zijn terugbetaald, is gesleuteld. Die leeftijd is opgetrokken tot 70 jaar en ook hierop kunnen in specifieke gevallen uitzonderingen worden toegestaan; - er werden in het reglement bepalingen opgenomen die het Fonds toelaten om al dan niet een wederbeleggingsvergoeding te vragen wanneer de lening vervroegd wordt terugbetaald. In het kader van het reglement voor de aanvullende hypothecaire leningen voor jonge gezinnen: - invoeging van een bepaling in verband met de overlijdensverzekering. De regel is dezelfde als die aangenomen voor de algemene verrichtingen. Als we kijken naar de commentaren en statistieken die verder in dit verslag zijn opgenomen, mogen we ervan uitgaan dat de net opgesomde maatregelen een juiste reactie zijn op de voortdurende prijsstijging van de woningen. Maar misschien is dit antwoord nog steeds niet voldoende. In de loop van het voorbije jaar heeft de Raad dan ook verschillende keren een nieuwe verhoging besproken van zowel de maximumwaarde van de woningen als van het maximumbedrag dat ontleend kan worden. De mogelijkheid om al dan niet een verschil te behouden tussen deze twee parameters wordt momenteel nog open gehouden. Er zal hoedanook rekening moeten worden gehouden met het toegekende investeringsvermogen enerzijds en met de leencapaciteit van ons doelpubliek anderzijds. Moeten we ons trouwens niet afvragen of het wel zo logisch is dat we gezinnen die niet of nauwelijks over eigen middelen beschikken toch de mogelijkheid willen geven een eigen woning te kopen door hen een lening toe te kennen die tot 120 % kan bedragen van de verkoopwaarde, terwijl het maximumbedrag dat geleend kan worden ver onder de toegelaten maximumwaarde ligt? Om ons doelpubliek aan te sporen, kunnen nog andere maatregelen overwogen worden, zoals: - de rentevoet verminderen: probleem is wel dat het financiële evenwicht van het Fonds dan in het gedrang zou komen, tenzij de gewestelijke dotatie hierop afgestemd zou worden of dat het Fonds zelf leningen zou kunnen afsluiten aan een lagere rentevoet. Maar deze hypotheses lijken niet echt realistisch…; - de leningsduur nog verder optrekken: het is intussen bewezen dat een leningsduur van meer dan 30 jaar niet meer bijdraagt tot een voelbare daling van de afbetalingslast. Bovendien zou ook deze maatregel risico’s inhouden 19
voor de financiële stabiliteit van het Fonds, leningsvoorwaarden waaraan het zelf moet voldoen.
omwille
van
de
Er zouden wel aanpassingen kunnen gebeuren op het niveau van de verschillende terugbetalingswijzen. Momenteel wordt het kapitaal terugbetaald via vaste mensualiteiten. In bepaalde gevallen kan een opschorting van enkele maanden worden toegestaan. Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld: variabele maandgelden in functie van de evolutie van het inkomen, constante of groeiende kapitaalsaflossing, tijdelijke opschorting van de kapitaalsaflossing, enz… Nog steeds met de bedoeling om de aangeboden leningformules zo goed mogelijk af te stemmen op het kostenplaatje van een zware renovatie (de rehabilitatie van leegstaande gebouwen, bijv.) of van (herop)bouwwerken (zoals de verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw van het Fonds), heeft de Raad aan Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris voor de Huisvesting, gevraagd of er een aanpassing kon komen van het maximumbedrag dat kan worden geleend, zodat het de kostprijs dekt van de nieuwe woning (eventueel inclusief BTW). Een dergelijke maatregel zou geen gevolgen hebben voor het investeringsvermogen van het Fonds. We zien trouwens dat de investering voor een verrichting van verkoop na sanering of (weder)opbouw onder de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen valt. Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris, is echter niet akkoord gegaan met het voorstel van de Raad, omdat «… de afschaffing van het plafond voor de hypothecaire leningen toegekend in het kader van de bouw-verkoop-verrichtingen in de Hopstraat in strijd zou zijn met het principe van de billijke behandeling van alle dossiers die het Fonds bestudeert». Het Kabinet is van oordeel dat deze problematiek opnieuw kan worden aangekaart als blijkt dat de betrokken woningen omwille van de huidige leningslimieten niet verkocht raken. We wijzen er hier nog eens op dat de geproduceerde woningen hoofdzakelijk bestemd zijn voor grote gezinnen en dat ze architecturaal van hoge kwaliteit zijn, zowel op het vlak van ruimte als op dat van uitrusting en afwerking (tuin, terras, enz…). Deze woningen behoren tot de gedelegeerde of gelijkgestelde verrichtingen en dragen bij tot de herwaardering van de wijk waarin ze worden opgetrokken. We mogen ook niet vergeten dat de ontleners die eigenaar worden van een nieuwe woning dankzij een «klassieke» lening van het Fonds (geen woning die gecreëerd werd door het Fonds of door de GOMB) kleine gezinnen zijn. Gemiddeld bestaan ze uit 1,75 personen; 70 % van hen bestaat uit 1 persoon! Dit toont het belang en de inzet aan om via de verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw de toegang tot «nieuwe» woningen te promoten voor (middel)grote gezinnen met een klein of middelgroot inkomen.
20
Nog een ander element toont duidelijk het verschil aan tussen de verrichtingen in het kader van een project van verkoop na sanering of (weder)opbouw (en bijgevolg de leningen die ervoor worden toegekend) en de algemene, «klassieke» verrichtingen: in de verkoopaktes van alle «renovatie-bouw-verkoop-woningen» zijn zeer strenge clausules opgenomen. Verder in dit verslag, in het stuk over de verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw, worden deze clausules gedetailleerd besproken. Samengevat gaan deze clausules over: 1) het onroerende patrimonium van elke koper. Er wordt voorzien dat de koper een vergoeding tot 25,00 % van de verkoopprijs moet betalen wanneer hij zijn verbintenissen niet nakomt en dit tot 20 jaar na de oorspronkelijke verkoop; 2) beperkingen in verband met het gebruik, de aanpassing en bestemming van het goed; 3) de latere verkoop van de woning. In dat geval moet er een vergoeding betaald worden die kan overeenstemmen met het verschil tussen de oorspronkelijke verkoopprijs en de prijs die wordt betaald op het moment van de nieuwe verkoop; 4) het beding van wederinkoop en het voorkooprecht van het Fonds. Daarom en om de verkoop van de woningen in de Hopstraat niet in het gedrang te brengen, heeft de Raad beslist om, geval per geval, ook een beroep te doen op het fonds FST. Op die manier moeten kandidaat «kopers-ontleners» die onvoldoende eigen middelen kunnen inbrengen toch in staat zijn om het zorgwekkende verschil te overbruggen tussen het «klassieke» maximale leningsbedrag in fonds B2A en de kostprijs van de woning die het Fonds te koop aanbiedt. Een andere vraag die we ons moeten stellen, is de volgende: kan het wel dat het Fonds een hypothecaire lening aanbiedt (in het kader van de algemene verrichtingen of in dat van de jongerenleningen) voor de aankoop van een woning waarvan de kostprijs per m² eigenlijk «te hoog» lijkt? Dit is bijvoorbeeld het geval voor een studio van 40 m² die verkocht wordt voor 90.000,00 EUR ( wat neerkomt op 2.250,00 EUR per m²). Het perverse effect van een dergelijke situatie zou ook te wijten kunnen zijn aan de leningsvoorwaarden zelf: rentevoet van 2,00 %, terugbetalingstermijn tot 30 jaar, een lening die eventueel de door het Fonds vastgestelde waarde overschrijdt, enz... kortom, net al die maatregelen die aansporen om zelf eigenaar te worden, maken de verdere prijsstijgingen ook mogelijk. Het valt op dat we met zo’n situaties vooral worden geconfronteerd op de markt van de kleine woningen (type «flat»). Op basis van de leningen die voor dergelijke woonprojecten via het Fonds werden afgesloten, hebben we vastgesteld dat het voorbije jaar gemiddeld 1.881,04 EUR per m² werd betaald voor deze kleine woningen. In 2003 was dat nog 1.270,38 EUR per m². Een laatste punt binnen de reglementaire bepalingen is het niveau van het toegelaten maximaal belastbaar inkomen van de kandidaat-ontleners in het kader van de algemene verrichtingen.
21
Voor dit punt wordt rekening gehouden met het belastbaar inkomen van de aanvrager en met dat van alle andere personen die deel uitmaken van zijn gezin, behalve de kinderen jonger dan 25 jaar. Als de aanvraag wordt ingediend in de loop van de eerste zes maanden van het lopende kalenderjaar, wordt gewerkt met de inkomsten van het op twee na laatste jaar. Wordt de aanvraag ingediend in de loop van de laatste zes maanden van het lopende jaar, dan baseren we ons op de inkomsten van het voorlaatste jaar. Op deze regel wordt geen enkele uitzondering toegestaan. Er wordt met andere woorden geen rekening gehouden met, bijvoorbeeld, het plotse verlies van een job of een sterke vermindering van de inkomsten. Het reglement laat een kandidaat-ontlener dus niet toe om zijn aanvraag te baseren op het bewijs van de inkomsten waarover hij beschikt op het moment zelf van zijn aanvraag. In de reglementering voor de sociale huisvestingssector bestaat die mogelijkheid wel. Een laatste punt in verband met de toegangsvoorwaarden: het valt te betreuren dat het Fonds «jonge» ouders met 1 of meer kinderen niet kan bereiken via zijn algemene verrichtingen van hypothecaire leningen, wanneer beide ouders werken ze allebei een bescheiden inkomen ontvangen (bijvoorbeeld: allebei 1.200,00 EUR netto per maand). Het spreekt voor zich dat bij het antwoord op een dergelijke vraag, zoals bij elk vraagteken dat wordt geplaatst bij de uitbreiding van leningsvoorwaarden, rekening moet worden gehouden met, onder andere, de doelstellingen van het Fonds en met het gewestelijke huisvestingsbeleid (aan welk publiek wordt voorrang gegeven?), de economische en financiële context (de financiële en immobiliënmarkt enerzijds, het investeringsvermogen anderzijds), de sociaal-economische evolutie van de bevolking, enz... Het deskundig verslag. We herinneren eraan dat het Fonds in juni 2005 heeft beslist om zijn relatie met de externe experts te veranderen. Voortaan erkent het Fonds een aantal experts die bepaalde kwalificaties moeten kunnen voorleggen (zoals titel, ervaring, enz...) en waaraan het Fonds opdrachten doorgeeft. Het Fonds treedt enkel op als mandataris voor de kandidaat-ontlener. Het grote verschil met vroeger is dat de deskundige de volledige verantwoordelijkheid voor het geleverde werk op zich neemt, terwijl hij vroeger werkte voor rekening van het Fonds. Dit zorgt er onder andere voor dat het Fonds zich kritisch kan opstellen tegenover het deskundig verslag dat wordt opgesteld. Het model voor het deskundig verslag werd ook herwerkt en verbeterd. Zo wordt er verwezen naar de bepalingen in verband met veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen die opgenomen zijn in de Brusselse Huisvestingscode en die het Fonds ook wil laten naleven door zijn ontleners. Het deskundig verslag is nu vollediger, waardoor de kandidaat-ontlener zich een beter beeld kan vormen van de pluspunten en kenmerken van de woning die hij wil kopen en waardoor hij, op basis van de conclusies van de deskundige en de adviezen van het Fonds, beter kan inschatten welke werken eventueel uitgevoerd moeten worden en binnen welke termijnen dat moet gebeuren.
22
Het lastenboek waarop de experts zich moeten baseren, is zeer gestructureerd, waardoor het Fonds heel snel kan zien of het verslag al dan niet volledig is. Indien nodig kan het Fonds de deskundige dan ook wijzen op zijn verplichtingen. De belangrijkste gebreken waarmee we in dit verband worden geconfronteerd, zijn onder andere: - overschrijding van de indieningstermijn van het verslag; - voorstelling van niet-conforme plannen; - verwijzing naar onaangepaste vergelijkingspunten. Met elke deskundige wordt verschillende keren overlegd om de samenwerking en de kwaliteit van het geleverde werk te verbeteren. Info-onderhoud. Ook in 2006 werkte het Fonds met de algemene informatieprocedures, zoals het verspreiden van informatiebrochures, het organiseren van informatiesessies, enz... Ook de website van het Fonds blijkt een interessant communicatiemiddel. Bezoekers vinden er niet enkel een gedetailleerd overzicht van de leningsvoorwaarden, ze kunnen er ook zelf een volledige financiële balans opmaken van een aankoopverrichting, nieuwbouw of uitonverdeeldheidstreding. Op de website kunnen ook de nodige documenten gedownload worden om een leningsaanvraag in te dienen. Ook de «eerste-lijn-onthaalcel» die in mei 2005 werd opgericht, kent een groot succes. Deze cel spitst zich hoofdzakelijk toe op het verstrekken van informatie over de verschillende soorten verrichtingen van hypothecaire leningen die het Fonds aanbiedt. Steeds meer mensen lijken gewonnen te zijn voor het idee om eigenaar te worden van een woning. Deze tendens is merkbaar doorheen alle verschillende samenlevingsvormen en is ongetwijfeld te verklaren door de markante prijsstijgingen die de laatste jaren worden genoteerd op de immobiliënmarkt. Daarom was de oprichting van een «eerste-lijn-onthaalcel» ook noodzakelijk. De informatie wordt via de telefoon of via mail doorgegeven. Op 31/12/2006 werd deze dienst voltijds bemand door 1,8 personen. Binnenkort werken er 2,4 eenheden voltijds binnen deze cel. Het Fonds is een gewestelijk instrument dat mensen moet helpen om gemakkelijker eigenaar te worden van hun woning. Daarom is het goed dat wij de onthaalcel hebben opgericht, om zo te kunnen beantwoorden aan het stijgende aantal informatievragen. Als we echter geconfronteerd worden met een gevoelige stijging van het aantal leningsaanvragen zonder dat we de lening ook effectief kunnen toekennen, omdat het investeringsvermogen uitgeput is, zou dit wel eens kunnen leiden tot kritiek.
23
In 2006 werden 11.153 telefoontjes geregistreerd. 10.477 (93,94 %) daarvan gingen over algemene informatievragen van mensen die meer wilden weten over de activiteiten van het Fonds. De 676 andere gingen vooral over vragen omtrent aanvraagdossiers die op dat moment nog werden samengesteld. Van de 10.477 voormelde telefoongesprekken: - gingen er 7.745 over de voorwaarden verbonden aan de verschillende leningformules. Er werd op dat moment nog geen financiële balans opgemaakt, vooral omdat de beller op dat moment nog geen concreet project voor ogen had; - gingen er 1.556 over diezelfde voorwaarden, maar dan gekoppeld aan een concrete verrichting. Er werd in dat geval ook een financiële balans opgemaakt, die nadien via mail werd doorgestuurd als de beller dat wou; - belden 927 mensen om een afspraak vast te leggen. Ze stonden op het punt om een aankoopovereenkomst af te sluiten en wilden langskomen om hun concrete leningsaanvraag te bestuderen. Aan de telefoon kregen ze echter alle gewenste informatie en er werd ook een financiële balans opgemaakt, waardoor een afspraak in de burelen van het Fonds niet langer nodig bleek; - leidden 249 gesprekken tot het vastleggen van een afspraak voor een klassiek infogesprek. In deze gevallen konden de bellers niet volledig geïnformeerd worden via de telefoon, omwille van de complexiteit van hun situatie of van de gestelde vragen, of omwille van de moeizame communicatie. Bovendien werden 742 informatievragen die ons via mail werden doorgestuurd volledig door deze dienst opgevangen. We herinneren er wel aan dat mensen die dit verkiezen nog steeds langs kunnen komen voor een persoonlijk onderhoud met een medewerker van het Fonds. In 2006 kwamen op die manier 3.309 gezinnen één of meerdere keren voor een gesprek langs in de burelen van het Fonds. 3.222 (97,37 %) wilden vooral informatie over de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen. De 87 andere (2,63 %) kwamen langs in het kader van de aanvullende leningen voor jonge gezinnen. Op welke manier het infogesprek ook plaatsvindt, er moet vooral worden nagegaan of een eventuele leningsaanvraag ontvankelijk is, of ze, met andere woorden, kadert binnen de reglementaire beschikkingen. Daarnaast is het ook belangrijk om een antwoord te geven op vragen zoals: wat zijn de leningsvoorwaarden die het Fonds de bezoeker kan bieden, rekening houdend met zijn sociaal-economische situatie, en hoe wordt dit dan vertaald in realistische koopkracht op de Brusselse immobiliënmarkt? Tenslotte moet de ontlener een project kunnen uitwerken waarin er een evenwicht is tussen zijn leencapaciteit en de kostprijs van een goede woning. Een woning die bovendien zo goed mogelijk moet beantwoorden aan zijn noden en verwachtingen. Net op dit punt wordt het verschil duidelijk tussen de kandidaat-ontlener en de kandidaat-huurder. De eerste neemt zijn woonproject zelf volledig in handen, de 24
tweede staat op een lange lijst en wacht (rustig) zijn beurt af tot hem een woning wordt aangeboden... De eerste contacten met de gezinnen, het moment waarop ze «geïnformeerd» worden, is dan ook een cruciale fase. Hoe moet je gaan antwoorden, zowel wanneer je de «naïeve» geestdrift moet temperen van mensen die zich in een weinig of zelfs helemaal onrealistisch project willen storten, als wanneer je anderen moet motiveren om net in een project te stappen al zijn ze er zelf van overtuigd dat ze te zwak staan op de onverbiddelijk harde immobiliënmarkt? Evolutie van het aantal gezinnen dat een info-onderhoud bekwam. Aantal gezinnen 16000 742 14000 12000 10000 (*) 311 8000 5.164
6000
5.363
10.477
(*) 3.618
5.030
3.356
4000 2.345
2.788 4.798
2000
3.309
0 1999
2000
2001
onderhoud op het Fonds
2002
2003
telefonisch onderhoud
2004
2005
2006
2007 Jaar
per e-mail
(*) Deze cijfers betreffen de periode 01/07/2005 tot 31/12/2005.
We moeten er ons bewust van zijn dat de medewerkers van het Fonds hun verantwoordelijkheid op dit vlak niet uit de weg gaan. De reglementswijzigingen (in voege sinds het besluit van 06/12/2001) stellen ons al in staat om beter tegemoet te komen aan de noden van het doelpubliek. Maar we merken ook dat de markt intussen zo veel harder is geworden dat alle gezinnen die langskomen geconfronteerd worden met steeds meer problemen om hun woonproject te kunnen concretiseren. Hieruit vloeit dan ook voort dat de economisch en sociaal zwakste gezinnen zonder het Fonds helemaal uitgesloten zouden worden van het beleid dat er net op gericht is om de eigendomsverwerving te promoten. Van de 3.309 gezinnen die in 2006 langskwamen in de burelen van het Fonds, voldeden er 105 (3,17 %) niet aan alle voorwaarden. 251 andere (7,59 %) konden geen lening afsluiten op korte termijn, meestal omdat ze geen eigen middelen 25
konden inbrengen. Andere redenen waren: te weinig inkomen, een te grote schuldenlast of, in enkele uitzonderlijke gevallen, de matrimoniale situatie. De leningsaanvragen en de leningen verwezenlijkt in het kader van de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen. - De leningsaanvragen. In 2006 werden 953 nieuwe dossiers geopend. Dit resultaat werd nooit eerder bereikt en vloeit voort uit een sterke stijging van het aantal aanvragen in de loop van het eerste semester van het dienstjaar, als uitloper van de toevloed aan aanvragen die ook al in het laatste trimester van 2005 werd geregistreerd. De verklaring voor het stijgende aantal dossiers moet worden gezocht in de daling van de referentierentevoet die in juli 2005 werd doorgevoerd: van 6,75 % naar 4,10 %. Een andere reden werd hiervoor al vernoemd, namelijk de grotere motivatie van gezinnen om hun eigen woning te kopen, misschien uit de heel begrijpelijke reflex om zich te wapenen tegen de onzekerheden die eigen zijn aan het betrokken marktsegment. Ten slotte hebben we vastgesteld dat de rentevoeten in de banksector lichtjes gestegen zijn. Evolutie van het aantal nieuw geopende dossiers per jaar. Aantal gezinnen 1200 953
1000 841
835
800
755
777
2004
2005
648 591 600
498
400
200
0 1999
2000
2001
2002
2003
2006
Jaar
Bij de 953 dossiers die in 2006 werden geopend, moeten nog 171 dossiers worden geteld die in onderzoek waren op 1 januari 2006. In totaal werden er
26
dus 1.124 dossiers behandeld in de loop van het dienstjaar (tegenover 962 in 2005). Van deze 1.124 dossiers werden er: • 185 (16,46 %) geannuleerd nog voor ze aan de Raad van Bestuur werden voorgelegd, en wel om de volgende redenen: - 57 kandidaten zagen af van hun project nadat de deskundige zijn verslag had opgesteld; - 34 kandidaten zagen hun project de mist ingaan, omdat de woning intussen verkocht was aan een derde (24) of omdat de eigenaar intussen had beslist om niet te verkopen (10); - 24 kandidaten gaven er de voorkeur aan hun lening af te sluiten in de klassieke banksector; - 70 kandidaten gingen er niet mee door om nog andere redenen (onaangepaste woning, te hoge aankoopprijs, onvoldoende eigen middelen, overschrijding van de maximumwaarde of, ten slotte, de werken die absoluut uitgevoerd moesten worden, waren te groot); • 730 (64,95 %) door de Raad van Bestuur onderzocht; • 209 (18,59 %) nog samengesteld op 31 december 2006. De 730 gewone leningsaanvragen die aan de Raad van Bestuur werden voorgelegd, werden stuk voor stuk goedgekeurd. De meeste aan de gevraagde voorwaarden, in andere gevallen werden striktere voorwaarden opgelegd en voor enkele dossiers werden de voorwaarden voor de kandidaat-ontleners versoepeld. Van deze 730 dossiers werden er: • 18 gefinancierd dankzij een overheveling van investeringen die niet werden gebruikt. Het totale bedrag dat daarvoor vrijkwam was 2.387.611,00 EUR. De details van deze budgettaire overheveling worden verder in dit verslag toegelicht; • 76 gefinancierd met het investeringsvermogen voor 2007, omdat dat voor 2006 uitgeput was; • 3 opgesteld voor de aankoop van garages die nog eigendom waren van het Fonds – de garages liggen aan de Jetse Steenweg 417/421 te Jette; • 2 opgesteld voor de verkoop van woningen in het complex «Kleine Zenne» in Brussel. Deze woningen werden verkocht door het Fonds in het kader van zijn verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw. Deze dossiers vielen dan ook niet onder het investeringsvermogen van 2006; • 4 voorgelegd die deels in het kader vielen van het fonds B2A en deels in het F.S.T.; • 1 goedgekeurd, deels in het kader van het fonds B2A en deels in dat van de leningen aan het personeel.
27
In 2006 werden 29 dossiers nog ingetrokken nadat de Raad van Bestuur de leningsaanvraag had goedgekeurd. De redenen voor deze beslissing zijn dezelfde als die aangekaart voor de aanvragen die werden ingetrokken nog voor ze werden voorgelegd aan de Raad van Bestuur. Van die 29 dossiers werden er 15 geannuleerd in de loop van hetzelfde dienstjaar als dat waarin de aanvraag was goedgekeurd. De 14 andere vielen onder het investeringsvermogen van een vroeger dienstjaar. Er vielen met andere woorden 616 dossiers onder het investeringsvermogen voor 2006. - De verwezenlijkte leningen. In 2006 werden 740 leenaktes verleden, tegenover 554 in 2005. Dit is een stijging van 33,57 % die logisch te verklaren valt door de stijging van het aantal leningsaanvragen. Evolutie van het gemiddeld ontleend bedrag. Gemiddeld ontleend bedrag 120.000,00
112.926,68 102.269,50
100.000,00
97.740,78 92.855,38
89.899,04
93.068,00
80.000,00
60.000,00
40.000,00
20.000,00
0,00 2001
2002
2003
2004
2005
2006
Jaar
Dit zijn de belangrijkste opmerkingen: - 328 (44,33 %) ontlenersgezinnen bestaan uit één of meerdere personen, zonder personen ten laste. Dit is een stijging met 6,97 % tegenover 2005. Het aantal gemiddelde gezinnen (dit is een gezin met 1 of 2 personen ten laste) steeg met 1,51 % en vertegenwoordigt nu 38,52 % van het ontlenerspubliek. We merken daarentegen dat het aantal grote gezinnen 28
Woningen aangekocht en gerenoveerd door de ontleners van het Fonds
29
- (met 3 of meer personen ten laste) daalt, zowel in percent als in absolute cijfers ( 127 of 17,15 % tegenover 142 of 25,63 % in 2005); - een gezin telt gemiddeld minder personen dan in 2005: 2,68 personen in 2006 tegenover 2,97 in 2005; - het gemiddelde bedrag dat in 2006 werd geleend, bedraagt 112.926,68 EUR, tegenover 102.269,50 EUR in 2005. We stellen met andere woorden een verhoging vast van 10.657,18 EUR (10,42 %). Deze evolutie is vooral opmerkelijk, omdat in 2006 geen enkele ontlener nog bij het Fonds heeft aangeklopt om ook de eenmalige premie te lenen die de tijdelijke verzekering bij overlijden dekt. In 2005 bedroeg die premie nog 0,03 % van de gemiddelde lening, in 2004 was dat zelfs 0,99 %; Evolutie van het gemiddelde maandelijks netto-inkomen en van de gemiddelde nettomensualiteit.
Bedragen 2.500,00 €
2.000,00 €
1.946,65 1.823,93 1.766,49
1.722,05
1.665,36
1.726,86
1.500,00 €
1.000,00 €
524,58
507,10
492,20
483,54
475,50
496,30
500,00 €
0,00 € 2001
2002
mensualiteit
2003
inkomsten
2004
2005
2006
Jaar
- het gemiddelde maandinkomen (inclusief kinderbijslag) van 2006 bedroeg 1.726,86 EUR. In 2005 was dat 1.665,36 EUR, een verhoging dus van 61,50 EUR (3,69 %); - het maandgeld dat in 2006 gemiddeld werd betaald, bedraagt 496,30 EUR. Dit is 28,74 % van het gemiddelde maandinkomen. In 2005 was dat 28,55 %, een gelijkaardig percentage.
30
- het maandgeld dat onze ontleners de voorbije 5 jaar moesten betalen, is relatief stabiel gebleven. Het maandelijkse netto-inkomen daarentegen (inclusief kinderbijslag) daalde sterk, omdat sinds de reglementswijzigingen van kracht vanaf 6 december 2001 ook kleine gezinnen (alleenstaanden, koppels zonder kinderen, enz…) bij het Fonds terechtkunnen; - op het moment dat de lening werd toegekend, beschikten 406 van de 740 nieuwe ontlenersgezinnen (54,87 %) over een maandelijks netto-inkomen dat lager was dan 1.500,00 EUR (zonder kinderbijslag). 80 van hen (10,81 %) moesten zelfs met minder dan 1.000,00 EUR rondkomen! 211 gezinnen verdienden maandelijks tussen 1.500,00 EUR en 2.000,00 EUR. 123 gezinnen (16,62 %) hadden maandelijks meer dan 2.000,00 EUR; - 33,65 % van de ontleners hadden een belastbaar inkomen lager dan 10.000,00 EUR, 23,51 % had een belastbaar inkomen tussen 10.000,00 EUR en 15.000,00 EUR. Globaal gezien beschikte 77,15 % van ons ontlenerspubliek over een belastbaar inkomen lager dan 20.000,00 EUR. 77 gezinnen (10,41 %) had «geen» belastbaar inkomen. De helft van hen waren alleenstaanden of koppels zonder personen ten laste; We herinneren eraan dat rekening wordt gehouden met het belastbaar inkomen van 2003 wanneer de lening werd aangevraagd vóór 1 juli 2006 en met dat van 2004 als de leningsaanvraag na die datum werd ingediend. - in 2006 beantwoordden de meeste ontleners (608 gezinnen of 82,16 %) aan de inkomensvoorwaarden om aanspraak te kunnen maken op een sociale woning. In 2005 waren deze voorwaarden geldig voor 88,27 % van ons publiek; De volgende grafiek geeft de verdeling weer van de gezinnen in functie van de regels die toegepast worden op het belastbaar inkomen binnen de sociale huisvestingssector.
31
Onderverdeling van de ontlenersgezinnen volgens hun inkomensniveau in verhouding tot de toegepaste barema’s in de sociale huisvesting.
%
17,84
100,00
80,00
60,00
40,00
9,05
82,16
3,51 5,28
20,00 29,46
31,76
alleenstaanden
niet-alleenstaanden enig inkomen
20,94
niet-alleenstaanden meerdere inkomens
gezinnen die voldoen aan de barema's van de sociale huisvesting
totaal
andere gezinnen
Door zijn activiteiten voldoet het Fonds heel duidelijk aan een groot aantal vragen van een publiek dat anders wel eens terecht zou kunnen komen op de al lange wachtlijsten van de sociale huisvestings- of verwante sectoren. - het gemiddelde bedrag dat de ontleners zelf inbrengen, kan worden opgesplitst in eigen middelen (21.326,08 EUR) en vreemde middelen (2.747,43 EUR). De eigen middelen bestaan vooral uit spaargeld en «giften» van familie. De vreemde middelen vloeien voort uit schulden (hypotheeklening in tweede rang, tijdelijke lening, lening van familie, enz…). 68 van de 740 gezinnen (9,19 %) konden geen eigen middelen inbrengen. 148 ontleners (20,00 %) beschikten over minder dan 5.000,00 EUR, 125 (16,89 %) over 5.000,00 EUR tot 10.000,00 EUR. Globaal gezien konden 484 gezinnen (65,40 %) zelf minder dan 20.000,00 EUR investeren. 256 (34,60 %) konden zelf een hoger bedrag op tafel leggen. - wat de sociaal-professionele situatie betreft, stellen we vast dat 148 gezinnen (20,00 %) enkel over een vervangingsinkomen beschikten. 412 gezinnen (55,68 %) beschikten over slechts één beroepsinkomen. 180 (24,32 %) konden terugvallen op meerdere bronnen van inkomsten;
32
Financiering van de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen
Gemiddelde kostprijs in EUR 150.000 140.000 130.000 120.000 110.000 100.000
33
90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0
2002
2003
2004
2005
2006
Jaren
Gemiddelde kostprijs per verrichting
Lening van het Fonds
Spaargelden
Vreemde middelen en andere bronnen
- van de 1.076 personen die een lening hebben afgesloten bij het Fonds, hadden er 418 (38,84 %) het statuut van bediende, 249 (23,14 %) dat van arbeider, 36 (3,35 %) dat van zelfstandige en 373 (34,67 %) zaten zonder werk. In absolute cijfers is het aantal werklozen slechts lichtjes gestegen in vergelijking met 2005 (er zijn er 39 meer). 703 personen hadden een inkomen, tegenover 473 in 2005, dit is een stijging van 6,72 %. In vergelijking met 2005 zijn er vooral veel bedienden (+ 6,00 %) en arbeiders (+ 8,06 %) bijgekomen; - in 2006 bedroeg de gemiddelde aankoopprijs van een bestaande woning (buiten het BTW-stelsel) 122.141,98 EUR. In 2005 was dat 109.972,26 EUR. Dit is een verhoging van 12.169,72 EUR (11,06 %). Sinds 2003 is de gemiddelde prijs met 31.549,98 EUR of met 34,83 % gestegen. In diezelfde tijdsspanne is het maandelijkse netto-inkomen in absolute cijfers echter quasi gelijk gebleven. Als we kijken naar de gemiddelde kostprijs (∗) per bruto m² van de 641 woningen die niet werden verkocht door het Fonds en ook niet werden gesubsidieerd door het Gewest, dan zien we die prijsstijging nog veel scherper: van 921,31 EUR in 2003 naar 1.468,84 EUR in 2006, of een stijging van 59,43 %! De gemiddelde kostprijs (∗) per bruto bewoonbare m² van studio’s bedroeg 1.881,04 EUR (in 2005 was dat nog 1.528,78 EUR). Diezelfde kostprijs voor appartementen steeg van 1.296,18 EUR naar 1.529,47 EUR. - de gemiddelde terugbetalingsduur kende de volgende evolutie: 19,23 jaar in 2003, 20,18 jaar in 2004, 22,66 jaar in 2005 en 24,22 jaar in 2006. In 2006 werden 73,51 % van de leningen terugbetaald over meer dan 20 jaar. In 2005 was dat het geval voor 63,00 % van de leningen, in 2004 voor 25,51 % van de leningen en in 2003 voor slechts 2,00 % van de afgesloten leningscontracten; - sinds de maximale rentevoet verlaagd werd in juli 2005, zakte de gemiddelde rentevoet van 2,18 % naar 2,05 %. In 2004 en 2003 bedroeg de gemiddelde rentevoet nog respectievelijk 2,32 % en 2,41 %; - van de 740 gezinnen die in 2006 een lening afsloten, hebben er: 600 een bestaande woning gekocht, waarvan er 6 verkocht werden in het kader van de verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw («Kleine Zenne»-complex in Brussel); 86 een nieuwe woning gekocht of gebouwd; 54 een lening afgesloten voor andere doeleinden (waarvan 31 om hun renovatiewerken te financieren). ∗
Gebaseerd op de aankoopprijs van bestaande of nog op te trekken gebouwen en de kostprijs van de werken.
34
- van de 641 woningen die onze ontleners kochten (aankoop, aankoop + werken, nieuwbouw), die niet werden verkocht door het Fonds en die ook niet werden gesubsidieerd door het Gewest, waren er: 26 studio’s met een gemiddelde bruto bewoonbare oppervlakte van 45,23 m²; 516 appartementen met een gemiddelde oppervlakte van 80,96 m²; 29 delen van huizen of «duplex»-appartementen die gemiddeld 108,97 m² groot waren; 70 huizen met een gemiddelde oppervlakte van 139,19 m². - de nieuwe ontleners waren gemiddeld 34 jaar en 4 maanden oud. De andere personen die deel uitmaken van het gezin waren gemiddeld 9 jaar en 1 maand oud; - 93,24 % van de ontleners waren geen eigenaar van hun vorige woning. Wanneer enkel de ontleners die een lening afsloten voor de aankoop of bouw van hun woning in aanmerking worden genomen, ligt dat percentage zelfs op 98,25 %. 55,25 % van de nieuwe ontleners woonden in de volgende gemeenten: Anderlecht (15,26 %), Koekelberg (11,88 %), Ganshoren (11,62 %), Brussel – postcode 1000 (8,38 %), Schaarbeek (8,11 %); - van de 740 woningen waarvoor in 2006 een lening werd afgesloten, liggen er 283 (38,25 %) binnen de ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en renovatie. In 2002 lagen 40,93 % van de woningen in deze ruimte, in 2003 38,21 %, in 2004 44,46 % en in 2005 42,60 %; - 285 ontleners (38,51 %) bleven in dezelfde gemeente wonen, 399 (53,92 %) verhuisden naar een andere gemeente en 56 gezinnen (7,57 %) kwamen van buiten het Gewest. Deze cijfers liggen in dezelfde lijn als de voorbije jaren. Op de steeds duurdere immobiliënmarkt kopen de nieuwe ontleners steeds kleinere woningen: de gemiddelde bewoonbare oppervlakte is gedaald van 108,33 m² in 2003 naar 87,14 m² in 2006. Ondanks dit vrij grote verschil in oppervlakte (een daling met 19,56 %), ligt de gemiddelde kostprijs van de woningen die in 2006 werden gekocht (127.991,00 EUR) 28.185,35 EUR hoger dan de gemiddelde kostprijs die in 2003 werd betaald (99.805,65 EUR). Dit is een stijging van 28,24 %. De gemiddelde lening die werd afgesloten, heeft die evolutie gevolgd: in 2003 werd gemiddeld 89.899,04 EUR geleend, in 2006 was dat 112.926,68 EUR (of 25,62 % meer). Er werden drie belangrijke maatregelen uitgewerkt om de terugbetalingslast niet te zwaar te maken in verhouding tot het inkomen waarover de nieuwe
35
ontleners beschikten (want het inkomen bleef relatief stabiel: 1.766,49 EUR in 2003 – 1.726,86 EUR in 2006). Die 3 maatregelen zijn: 1. de terugbetalingsduur die werd opgetrokken van gemiddeld 19,23 jaar in 2003 tot 24,22 jaar in 2006; 2. de vermindering van de rentevoet die in 2003 nog gemiddeld 2,41 % bedroeg tegenover 2,05 % in 2006; 3. in de kantlijn, de afschaffing van de verplichting om een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal af te sluiten, te betalen via een eenmalige premie. De leningsaanvragen en de leningen verwezenlijkt in het kader van de aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen. Deze bijzondere formule van hypothecaire leningen werd uitgewerkt voor kandidaat-ontleners jonger dan 35 jaar die een woning willen kopen en daarvoor een lening in eerste of tweede rang afsluiten bij een andere kredietinstelling dan het Fonds voor een bedrag dat minstens 80 % vertegenwoordigt van de verkoopwaarde van de woning. De lening bij het Fonds wordt in hoofdorde afgesloten om de verschillende kosten te dekken die bovenop een dergelijke aankoop komen (aktekosten, BTW, enz...) en in bijorde om een deel van de aankoopprijs te financieren. - De leningsaanvragen. In de loop van het dienstjaar hebben 42 gezinnen, dat zijn er 14 minder dan in 2005, een aanvullende jongerenlening aangevraagd. We willen er hier wel op wijzen dat heel wat kandidaat-ontleners die wel voldoen aan de toekenningsvoorwaarden voor deze leningformule, er toch de voorkeur aan geven om hun aanvraag in te dienen in het kader van de algemene verrichtingen. De verlaging van de referentierentevoet voor deze laatste verrichtingen, doorgevoerd sedert juli 2005, heeft deze tendens nog versterkt. Bij de 42 vermelde dossiers moeten er nog 8 geteld worden die op 1 januari 2006 nog werden samengesteld. In totaal werden in 2006 dus 50 dossiers behandeld. Van de 50 dossiers die in 2006 werden behandeld, zijn er: • 11 (22,00 %) geannuleerd nog voor ze aan de Raad van Bestuur werden voorgelegd, en dit omwille van de volgende redenen: - 6 gezinnen gaven er de voorkeur aan hun lening volledig af te sluiten bij de bank; - 4 kandidaten zagen af van hun project nadat de deskundige zijn verslag had opgesteld; - 1 kandidaat haakte af om nog een andere reden; • 31 (62,00 %) besproken door de Raad van Bestuur; • 8 (16,00 %) die nog verder moesten worden samengesteld op 31 december 2006. 36
De 31 aanvragen die werden voorgelegd aan de Raad van Bestuur werden stuk voor stuk goedgekeurd. Van die 31 aanvragen: • werden er 2 (6,45 %) gefinancierd met de supplementen die voortvloeiden uit de overheveling van ongebruikte investeringen voor een totaal bedrag van 2.384.611,00 EUR. De details over deze overheveling worden verder in dit verslag toegelicht. Voor 1 dossier dat in 2006 werd goedgekeurd door de Raad van Bestuur, kwam het gezin nog op zijn beslissing terug en trok zijn aanvraag nog in de loop van 2006 in. De betrokken ontleners gaven er alsnog de voorkeur aan om de volledige lening af te sluiten bij de bank. Er vallen dan ook 28 dossiers onder het investeringsvermogen voor 2006. - De verwezenlijkte leningen. In 2006 werden 34 leningen afgesloten. Dat zijn er 9 minder dan in 2005. Voor het profiel van deze gezinnen en de kenmerken van de aangekochte woningen verwijzen we naar de tabellen opgenomen onder het punt b)2 hierna. De huur-verkoopverrichtingen en verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw. - De huur-verkoopverrichtingen. Ter herinnering: de huur-verkoopverrichtingen werden opgestart in de tweede helft van de jaren tachtig en kenden toen zeker succes. Toen het Fonds besloot om hypotheekleningen toe te kennen tot 120 % van de waarde van het aan te kopen goed, boette deze formule logischerwijze aan belang in. In 2006 werd het gebouw gelegen Félix Hapstraat 9 te Etterbeek overgeheveld naar de huurhulpsector. De huur-verkoopovereenkomst werd verbroken gezien de betrokkenen hun verbintenissen niet nakwamen. Eind van het dienstjaar, werden er nog 2 woningen verhuurd, maar de verkoop kon nog niet worden verwezenlijkt voornamelijk omwille van achterstalllen in de betalingen. - De verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw. De verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw hebben een dubbel doel.
37
Vooreerst gaat het om het aanbod aan koopwoningen te vergroten. Dit bekomt men hetzij door renovatie van vervallen gebouwen, waaronder verlaten woningen, oudere industriële gebouwen, zoals brouwerijen, drukkerijen, opslagplaatsen, enz...., hetzij door nieuwbouw van woningen op gronden die bouwrijp werden gemaakt eventueel na afbraak van totaal verloederde gebouwen of ruïnes. In dit perspectief, draagt het Fonds uiteraard bij tot de stedelijke renovatie en herwaardering, aangevat sedert eind van de jaren 70. Deze verrichtingen kaderen meestal in het beleid tot herwaardering van oudere wijken (wijkcontracten), rechtstreeks via het "Luik 2" of onrechtstreeks wanneer de verrichting gelegen is in de ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de renovatie (RVOHR). Bepaalde verrichtingen ontstonden ingevolge een rechtstreekse samenwerking tussen het Fonds en een gemeente in voormelde perimeters en uitzonderlijk in een woongebied met residentieel karakter (Requette-Lemaire-Candriesverrichting in Sint-Jans-Molenbeek). Een aantal verrichtingen maken het voorwerp uit van een gedelegeerde opdracht, zoals voorzien in de beheersovereenkomst (zie sectie III, hierna). De andere doelstelling van de verrichtingen van verkoop bestaat erin er voor te zorgen dat gezinnen die beantwoorden aan de voorwaarden van het reglement voor de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen of voor de aanvullende leningen voor jongeren een dergelijke woning kunnen kopen. De verkoopprijs van de woningen stemt overeen met de kostprijs ervan, zonder rekening te houden met de kosten voor de dienstverlening van het Fonds (personeelskosten voor de bedienden betrokken bij deze verrichtingen) en met de intercalaire interesten van de geïnvesteerde kapitalen. Voor de kopers is dit een substantieel voordeel: een identieke woning, met dezelfde kwaliteiten, wordt heelwat duurder verkocht door de privé-sector. Dit is dan ook de reden waarom er bijzondere clausules worden opgenomen in de verkoopakte van woningen die het voorwerp uitmaken van een verrichting van verkoop na sanering of (weder)opbouw. Het Fonds wenst alle speculatie te voorkomen voor woningen die met een overheidsfinanciering werden gecreëerd. Gezien het belang en de draagwijdte van deze bepalingen, goedgekeurd door de Raad van Bestuur in september 2006, worden deze hier integraal overgenomen. "Onderhavige verkoop kadert binnen het huisvestingsbeleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en is slechts mogelijk dankzij de financiële tussenkomst van de overheid. In dit bijzonder geval beoogt deze politiek om gezinnen met een laag of middelgroot inkomen de eigendom van een eigen woning te verwerven of te behouden. Daarom, en om te vermijden dat het goed zou afgewend worden van zijn sociale bestemming, zullen, behoudens het 38
tegendeel is bedongen, volgende bepalingen altijddurend tegenstelbaar zijn aan de koper en aan zijn rechtverkrijgenden ten algemene of bijzondere titel, kosteloos of ten bezwarende titel. Artikel 1: Terminologie In de artikels 2 tot 6 hierna, wordt verstaan onder: - het Fonds: het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hiervoor nader beschreven; - zakelijk recht: elk zakelijk recht, met uitzondering van de hypotheek, het genotspand en het recht van bewoning. Art. 2 Bepalingen m.b.t. het onroerend vermogen § 1 Op de datum van het verlijden van de authentieke akte mag de koper geen zakelijk recht bezitten m.b.t. een ander vastgoed dan hetgene dat het voorwerp uitmaakt van onderhavige overeenkomst of datgene dat uitsluitend voor de uitoefening van zijn beroep dienst doet; indien huidige aankoop gebeurt door meer dan één persoon, moet aan deze voorwaarde zijn voldaan door iedere koper. Onderhavig beding is echter niet van toepassing wanneer het betrokken recht wordt uitgeoefend in onverdeeldheid met andere personen die bij deze overeenkomst geen partij zijn of met wie de koper geen gezin vormt, al ware het feitelijk, en wanneer dit recht verworven is door erfenis of testamentaire schenking. § 2 Gedurende een termijn van 20 jaar die volgt op het verlijden van de authentieke akte die onderhavige verkoop vaststelt, verbiedt de koper er zich toe om ten bezwarende titel of door schenking onder levenden een zakelijk recht te verwerven op een ander vastgoed dan datgene dat het voorwerp uitmaakt van huidige overeenkomst of dat uitsluitend bestemd is voor de uitoefening van zijn beroep; wanneer de onderhavige aankoop gebeurt door meer dan een persoon legt iedere koper zich dit verbod op. § 3 De koper verbindt er zich toe om op eerste aanvraag van het Fonds elk attest voor te leggen waaruit blijkt dat de verbintenissen bedongen in de paragrafen 1 en 2 zijn nageleefd. Indien de koper deze verbintenis niet nakomt, wordt hij vermoed zich in een van de situaties beschreven onder voormelde paragrafen te bevinden. § 4 De bedingen in paragrafen 1 en 3 zijn van toepassing gedurende een periode van twintig jaar, die aanvang neemt op de dag volgende op het verlijden van de authentieke akte die onderhavige verkoop vaststelt. Zij zijn gedurende diezelfde periode tegenstelbaar aan elke rechthebbende ten bezwarende titel of begiftigde van de koper. § 5 Indien de ene of andere verbintenis bedongen in de paragrafen 1 of 2 niet wordt nageleefd, is de koper van rechtswege en zonder voorafgaande ingebrekestelling gehouden tot een vergoeding die overeenstemt met vijf en twintig percent van de in onderhavige overeenkomst vastgestelde 39
verkoopprijs, verminderd met een bedrag van een komma vijf en twintig percent van desbetreffende vergoeding per aangebroken jaar vanaf het tweede. De verkoopprijs die als basis geldt voor de toepassing van deze paragraaf wordt ieder jaar aangepast, op de eerste van de maand die volgt op de verjaardag van onderhavige akte, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die het verlijden van onderhavige akte voorafgaat. De voormelde termijnen worden berekend vanaf de dag die volgt op het verlijden van de authentieke akte heden verleden tot de dag die volgt op de verjaardag van ieder verlopen jaar. De vordering van het Fonds verjaart volgens de bepalingen van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek. Art. 3 Bestemming en aanpassing van het goed. § 1 Het goed is bestemd om uitsluitend te dienen als woning, tenzij een afwijking werd toegestaan door het Fonds. § 2 Het goed mag in geen enkel geval, geheel noch gedeeltelijk aangewend worden voor de uitbating van een drankslijterij of herberg. § 3 Elke aanpassing aan het goed, waarvoor de toelating van de bevoegde diensten voor stedenbouw en ruimtelijke ordening vereist is, evenals elke aanpassing van het buitenuitzicht van het goed moeten voorafgaandelijk aan de goedkeuring van het Fonds onderworpen worden. § 4 Indien de koper of zijn rechthebbende het goed verkoopt binnen een termijn van tien jaar, is hij van rechtswege gehouden jegens het Fonds van een vergoeding die overeenstemt met het verschil tussen de verkoopprijs die in onderhavige overeenkomst is vastgesteld en de verkoopprijs die is vastgesteld in het kader van de nieuwe vervreemding, verminderd met de noodzakelijke en de nuttige uitgaven, maar met uitsluiting van de luxe-uitgaven die in het goed op kosten van de koper zijn uitgevoerd, uitgezonderd de kosten, taksen en belastingen ingevolge onderhavige verkoop. De vergoeding die aldus is vastgesteld wordt vervolgens verminderd met een som die overeenstemt met tien percent van de aldus vastgestelde vergoeding per aangebroken jaar vanaf het tweede. De koper dient het bewijs te leveren dat het niet om een luxe-uitgave gaat. In alle gevallen kan de verkoop zich binnen de twintig jaar na het verlijden van onderhavige akte slechts voltrekken ten bate van een natuurlijke persoon die, zonder afbreuk te doen aan strengere voorwaarden die in het kader van onderhavige verkoop worden bedongen, inzake zijn inkomsten voldoet aan de voorwaarden voor het 40
bekomen van een hypothecaire lening van het Fonds, zoals opgenomen in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 december 2001 houdende goedkeuring van het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen en aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 december 2001 houdende goedkeuring van het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen. De voormelde termijnen worden berekend vanaf de dag die volgt op het verlijden van de authentieke akte verleden tussen het Fonds en de koper tot de dag van het verlijden van de authentieke akte tussen laatstgenoemde en een derde-koper. Art. 4 Het beding van wederinkoop. Het Fonds verklaart zich het recht voor te behouden het bij onderhavige akte verkochte goed terug te nemen mits aan de koper wordt terugbetaald de oorspronkelijk betaalde prijs in hoofdsom, te vermeerderen met de andere onkosten waarvan sprake in artikel 1673 van het Burgerlijk Wetboek. Dit recht van wederinkoop wordt verder beheerst door de bepalingen van artikel 1659 en volgende tot en met artikel 1673 van hetzelfde wetboek en wordt bedongen voor een termijn van vijf jaar, ingaande daags na het verlijden van onderhavige akte. De verkoper zal slechts van zijn recht van wederinkoop gebruik maken, indien de koper zich niet houdt aan de algemene voorschriften, voorwaarden en bedingen van huidige akte. Art. 5 Het beding van voorkoop. Het Fonds beschikt ten allen tijde en zonder enige beperking van duur, over een recht van voorkoop voor het geval het goed, om welke reden ook, uit de hand of openbaar zou verkocht worden. Elke latere vervreemding gebeurt onweerlegbaar onder de opschortende voorwaarde dat het Fonds niet zijn recht van voorkoop uitoefent. Door de overschrijving van huidige akte zijn deze clausules tegenstelbaar aan derden, die bijgevolg niet onwetend kunnen zijn over het bestaan van dit recht van voorkoop.
41
Fin
VERRICHTING VERKOOP NA SANERING OF (WEDER)OPBOUW
14 woningen
In realisatie
Mariemont
Gepland
8 woningen
Te koop
Requette-Lemaire Requette-Candries Hop
2 x 25 woningen
20 woningen Anderlecht Cureghem
Broederschap
22 woningen
25 woningen
Herder 15 woningen
Bergen 9 ééngezinswoningen
Vandenbranden
Van Volxem
6 woningen
12 woningen
125 WONINGEN IN REALISATIE 14 GEPLANDE WONINGEN -------------139 WONINGEN IN REALISATIE EN GEPLAND en 42 TE KOOP SITUATIE OP 31/12/2006
42
De uitoefening van dit recht wordt als volgt geregeld: § 1 Bij verkoop uit de hand : Indien het goed uit de hand wordt verkocht, verwittigt de koper dadelijk het Fonds. Om geldig te zijn, dient deze betekening alle essentiële elementen van de verkoop, de bewoningsvoorwaarden en, desgevallend, een afdruk van de onderhandse verkoopovereenkomst, te omvatten. De authentieke akte van verkoop kan slechts verleden worden na het verstrijken van een termijn van 2 maanden die ingaat op de dag volgend op deze waarop de verkoop zeker en definitief is. Het komt de verkoper toe om het Fonds te informeren over de datum waarop deze voorwaarde verwezenlijkt is. Deze termijn kan echter niet korter zijn dan een termijn van 2 maanden die ingaat de dag volgend op de ontvangst van de betekening waarvan sprake in vorige alinea. De notaris belast met het verlijden van de authentieke akte dient de naleving van deze termijnen te controleren. Hij betekent aan het Fonds zo snel mogelijk en minstens 15 dagen voor het verlijden van de authentieke akte, het ontwerp van de authentieke verkoopakte. Deze termijn van 15 dagen gaat in op de dag volgend op de betekening bedoeld in huidige alinea. Gedurende de termijn vastgesteld in de tweede alinea, kan het Fonds zich als koper aanbieden onder de voorwaarden vastgesteld in het kader van de verkoop waarvan sprake in de eerste alinea. Het Fonds betekent dit per aangetekend schrijven aan de verkoper, minstens 3 werkdagen voor het verstrijken van deze termijn. Deze betekening geldt als verkoop. De eigendomsoverdracht zal slechts plaatsvinden op de datum van het verlijden van de authentieke akte van verkoop, welke dient plaats te vinden binnen de 2 maanden van voormelde betekening. Ondertussen draagt de verkoper het risico. Elke andere termijn opgelegd door de verkoper is niet tegenstelbaar aan het Fonds. Deze laatste verliest zijn recht van voorkoop indien hij dit recht niet uitoefent binnen de vastgestelde termijnen. De verkoper mag het goed niet verkopen onder gunstigere voorwaarden, zonder het Fonds de mogelijkheid te bieden zijn recht van voorkoop uit te oefenen onder voormelde voorwaarden. De verkoper dient binnen een termijn van 1 maand volgend op de registratie van de verkoop, per aangetekend schrijven, aan het Fonds een attest over te maken, opgemaakt door de notaris die de verkoopakte verleden heeft, met vermelding van de prijs en de verkoopsvoorwaarden. Indien de verkoper het goed verkoopt met miskenning van de in deze paragraaf vermelde voorwaarden, dan zal het Fonds het recht hebben om 43
zich in de plaats te stellen van de rechthebbende van de verkoper, zonder dat deze laatste enige uitzondering zou kunnen inroepen. Deze vordering verjaart na verloop van 1 jaar ingaand de dag volgend op de dag van het verlijden van de authentieke akte van verkoop, indien de verkoper overgegaan is tot de betekening waarvan sprake in alinea 1 van deze paragraaf. Mocht dit niet het geval zijn, dan verjaart de vordering overeenkomstig de bepalingen van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek. § 2 Bij openbare verkoop: Indien het goed openbaar wordt verkocht, betekent de verkoper uur en datum van verkoop aan het Fonds. Om geldig te zijn, omvat deze betekening het lastenboek van de verkoop, dat het geheel aan bijzondere bepalingen die hier zijn opgenomen, inhoudt. Bij het einde van de opbieding en voor de toewijzing zal door de instrumenterende notaris in het openbaar de vraag worden gesteld of het Fonds zijn recht van voorkoop wil uitoefenen voor de laatst geboden prijs. Bij negatief antwoord, afwezigheid of stilzwijgen van het Fonds, wordt de verkoop voortgezet. In geval het goed terug openbaar zou worden opgeroepen ten gevolge van de uitoefening van het recht van hoger bod, zal eenzelfde kennisgeving als in de eerste alinea hierboven 8 dagen tevoren aan het Fonds moeten worden betekend en zal eenzelfde vraag als in de tweede alinea hem in het openbaar voor de definitieve toewijzing gesteld moeten worden. Indien de verkoper het goed verkoopt met miskenning van de voorwaarden opgenomen in deze paragraaf en voor zover het Fonds niet aanwezig was bij de openbare verkoop, zal deze laatste het recht hebben om zich in de plaats te stellen van de rechthebbende van de verkoper. Deze vordering verjaart na verloop van 1 jaar ingaande de dag volgend op de toewijzing indien de verkoper overgegaan is tot de betekening, waarvan sprake in de eerste alinea van deze paragraaf. Mocht dit niet het geval zijn, dan verjaart de vordering overeenkomstig de bepalingen van artkel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek. Art. 6 De koper verbindt er zich toe om de voorschriften, clausules en voorwaarden van deze akte in elke vervreemdingsakte in te lassen en verbindt zijn rechthebbenden, ten algemene en bijzondere titel, tot deze verplichting." Wat de productie van deze woningen betreft, kan men stellen dat deze overeenstemt met de productie van woningen in de huurhulpsector. De verschillende stappen die moeten doornomen worden en de moeilijkheden die overwonnen moeten worden, zijn identiek.
44
Het is echter duidelijk, dat de echte verkoopsfase, samen met het onderzoek van de leningsdossiers, heelwat personeel mobiliseert en een bijkomende specialisatie inhoudt voor deze medewerkers. Er dient hier opgemerkt dat tot op heden alle kopers beroep hebben gedaan op een lening van het Fonds, ook al was dit niet een vereiste. De aanvragen van de kandidaat-kopers moeten behandeld worden volgens de regels vastgesteld door de Raad van Bestuur. Deze regels zijn bedoeld om alle kandidaturen op een billijke wijze te behandelen en dit in alle openheid. Het spreekt voor zich dat dit, zoals voor elke toewijzing van een 'publieke' woning, enorm veel tijd vergt (wat leidt tot 'onbegrip' van buitenstaanders voor de hiermee gepaard gaande leegstand) omdat het respecteren van de chronologie van de kandidaturen een essentiële factor is om de toewijzing van de geproduceerde woningen billijk te laten verlopen. Elke kandidaat moet onder redelijke voorwaarden (onder andere wat betreft termijnen en het opmaken van geschriften) zich kunnen uitspreken over het aanbod dat hem werd gedaan. Het is dus niet verwonderlijk dat er verschillende maanden verlopen tussen het beëindigen van de werken en de verkoop van de woningen. Ter herinnering, volgende regels werden vastgelegd: Elke aanvraag van personen die een woning van het Fonds willen kopen, wordt opgenomen in een speciaal daarvoor aangelegd register. Zodra een woning te koop wordt gesteld, worden de kandidaten in chronologische volgorde gecontacteerd. Wie geïnteresseerd is, moet binnen de 21 dagen antwoorden op de uitnodiging. De ontvankelijkheid van de aanvraag wordt gecontroleerd in functie van de reglementering voor de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen of van die voor de aanvullende leningen voor jonge gezinnen. Afhankelijk van het geval, wordt ook nagegaan of de gezinssamenstelling van de kandidaat afgestemd is op de aangeboden woning. Daarna kan een bezoek aan de woning worden georganiseerd. De kandidaat krijgt 5 dagen de tijd om het Fonds zijn aankoopbod over te maken, gepaard met een opschortende voorwaarde voor het bekomen van de hypotheeklening. Wordt deze termijn niet nageleefd, dan kan het Fonds voorrang geven aan een andere kandidaat. Van de kandidaten wordt verwacht dat ze reageren op elke uitnodiging van het Fonds naar aanleiding van hun kandidatuur of in verband met het samenstellen van hun dossier voor de leningsaanvraag. Doen ze dit niet, dan wordt hun kandidatuur uit het register geschrapt. Het verkoopsvoorstel voor een bepaalde woning en de toekenning van een bijhorende lening worden voorgelegd aan de Raad van Bestuur. Gaat de Raad akkoord, dan houdt dit in dat het Fonds het bod van de kandidaat aanvaardt en dat er gestart wordt met de normale procedures om de aktes te verwezenlijken. Zoals gesteld, brengt deze procedure heelwat administratief werk met zich: versturen van folders, ontvangstmeldingen van de kandidaturen (datum van inschrijving en registernummer), mailings voor de verkopen (omschrijving van 45
het project, bijzondere verkoopsvoorwaarden wanneer het in een perimeter van een wijkcontract ligt, prijslijsten, prioritaire toewijzing van de woningen volgens gezinssamenstelling), het beheer van de antwoorden van de kandidaten, met name overgaan tot de schrapping in het register of het maken van een afspraak ter plaatse of het behoud van de kandidatuur, maar voor een ander project, het bezoek ter plaatse, het attest van dit bezoek, afspraak maken op de maatschappelijke zetel van het Fonds voor de samenstelling van het leningsdossier, ondertekening van het aankoopbod, het voorleggen van het aanbod en het leningsdossier aan de Raad, de bevestiging van de aanvaarding van het bod en het verlijden van de aktes. Buiten deze aspecten, herinneren wij eraan dat er hoofdzakelijk appartementen worden gecreëerd. Het is dan ook hoogstnoodzakelijk om een heel aantal punten te regelen in nauwe samenwerking met de betrokken notarissen en om bekwame syndici aan te stellen nog voor de eerste woningen worden verkocht. We vernoemen hier enkel het opstellen van de basisaktes (beschrijving van het gebouw, van de private en van de gemeenschappelijke delen, bepaling van de gemeenschappelijke delen die deel uitmaken van elk privaat gedeelte) en van de reglementen van mede-eigendom (beschrijving van de rechten en plichten van elke mede-eigenaar in verband met de gemeenschappelijke en de private delen, criteria en berekeningswijze van de verdeling van de lasten, convocatieen functioneringsregels, bevoegdheden van de algemene vergadering, enz...). Anderzijds is het Fonds in zijn hoedanigheid van professionele verkoper gehouden tot een aantal concrete verplichtingen. Dit houdt onder andere de informatieplicht aan de kandidaat-koper in (onder andere over de staat van het afgeleverde gebouw en de werken die nog moeten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld wanneer een gebouw wordt verkocht in de staat van gesloten ruwbouw). Dit betekent dat de plannen “as built” voorgelegd moeten kunnen worden, net zoals de stedenbouwkundige vergunning, de lastenboeken en beschrijvingen van de uitgevoerde werken, het dossier van de latere interventies en de notulen van de oplevering van de werken. Ook al heeft het Fonds totnogtoe geen woningen verkocht onder het regime van de wet Breyne, omdat de afgesproken werken worden uitgevoerd voor de woning wordt verkocht, en ook al vindt de overdracht van waarborgen voor de geleverde werken plaats op het moment van de verkoop, toch moeten er verschillende praktische vragen worden beantwoord. Het is ook belangrijk om de bijeenkomsten van de algemene vergadering van mede-eigenaars bij te wonen en zich neer te leggen bij de beslissingen, en dit zolang het Fonds mede-eigenaar is, met andere woorden, zolang niet alle loten zijn verkocht. Dit betekent onder andere dat het Fonds eventueel moet bijdragen in de gemeenschappelijke lasten en in het reservefonds en het werkkapitaal. In 2006 werden er door de dienst 124 folders over de verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw opgestuurd op vraag van geïnteresseerden. 426 kandidaturen werden geregistreerd, waaronder 243 na
46
ontvangst van het inschrijvingsformulier gevoegd bij de folder die in 2006 werd opgemaakt. Op 31 december 2006 telde het register 803 kandidaten. Tot slot dienen er nog twee belangrijke bedenkingen te worden geformuleerd. De eerste betreft het maximum leningsbedrag dat aan de koper kan worden toegekend. Zoals in de hiervoor vermelde algemene beschouwingen werd gesteld, werd er geen gevolg gegeven aan de vraag van het Fonds om een lening te mogen toekennen welke overeenstemt met de kostprijs van de woning (eventueel verhoogd met de BTW). Gelukkiglijk, zal het verschil, zo nodig, kunnen gedekt worden door een FST-lening. Gezien dit fonds beperkt is, wat zal er dan gebeuren met de verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw zolang er aan de vraag van het Fonds niet wordt voldaan? Zal men enkel nog op zoek moeten gaan naar kandidaten met forse eigen middelen? Moeten er nieuwe besparingen gemaakt worden op de kostprijs van de projecten, o.a. door de oppervlakte en de uitrusting te verminderen of de technieken te vereenvoudigen? Mocht dit de te volgen weg zijn om te besparen, dan moet men zich niet al te veel illusies maken. De kostprijs voor renovatie en bouw stijgt van jaar tot jaar, de prijs per m² stijgt onverbiddelijk. Wat de renovatie van verloederde sites betreft, is de kostprijs voor renovatie duurder dan voor nieuwbouw o.a. omdat men rekening moet houden met de bestaande ruimtes. Anderzijds mag men nieuwe verplichtingen verwachten: eco-bouw, technieken die respectvol zijn voor het milieu, hoge graad van thermische isolatie, enz... Deze laatste elementen zijn niet van nature om de kosten eigen aan de productie van nieuwe woningen te verminderen en zeker niet als het gaat om de renovatie van een bestaand gebouw. Hun nut ligt elders, met name de vermindering van de energiefactuur en de bescherming van het milieu. Zal men overgaan tot een vermindering van de normen voor bewoonbare ruimtes? Dit lijkt niet het geval te zijn; men kan moeilijk afwijken van de normen opgenomen in de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening, laatst hervormd in november 2006. Kunnen wij tenslotte hopen op een betere fiscale ondersteuning van de sector? Deze vraag is fundamenteel. Momenteel is de BTW-heffing van 21 % (behoudens uitzondering) op onze nieuwbouw-verrichtingen een grote handicap om de eerste doelstelling van onze verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw te verwezenlijken, met name via een op maat gesneden eigendomsverwerving, de maatschappelijke integratie te bevorderen. b) In het kader van andere fondsen.
In de loop van het dienstjaar heeft het Fonds 8 leningen vereffend in het FST, waarvan 6 ter aanvulling van een lening afgesloten in fonds B2 en 1 lening aan een personeelslid. Bovendien heeft de Raad beslist een lening toe te kennen in het FST, gezien de kandidaat de maximumleeftijd van 65 jaar overschreed, op het moment dat de lening volledig zal zijn terugbetaald. Zodra het nieuwe besluit wordt gepubliceerd waarin 47
de maximumleeftijd wordt opgetrokken (tot 70 jaar, en ouder indien gerechtvaardigd), zal deze lening worden overgeheveld naar het fonds B2.
3. LOPENDE LENINGEN. a) In het kader van het fonds B2.
Algemeen beheer. 5.414 leningen waren lopend eind 2006. 411 leningen werden gedurende het jaar gesaldeerd, waarvan 43 op termijn en 368 vervroegd werden terugbetaald. 3 van deze laatste leningen werden vervroegd terugbetaald ingevolge het overlijden van één van de ontleners. 44 leningen hadden in de loop van de terugbetaling een voorsprong opgebouwd met betrekking tot de normale leningsduur (bv. wegens de afboeking van een aankoop- of renovatiepremie) waardoor de lening vervroegd is afgelost, 26 ontleners betaalden het nog openstaande kapitaal af met eigen middelen. 85 leningen werden terugbetaald na de onderhandse verkoop van het pand en 3 na de vrijwillige (1) of gedwongen (2) openbare verkoop van het pand. 207 leningen werden geherfinancierd. In het merendeel van de gevallen hebben de ontleners elders allicht aan een goedkopere rentevoet kunnen lenen (o.a. na de vijfjaarlijkse herzieningen). Maar ook andere redenen liggen hier aan de basis van, 85 ontleners die hun lening hebben laten overnemen genoten immers van een rentevoet van minder dan 3 %. Onder deze andere motieven noteert men de aankoop van een tweede woning, de verhuring van de woning, het vertrek naar het buitenland, het uit onverdeeldheid treden, of nog om te ontsnappen aan de verplichtingen opgenomen in de leenakte met betrekking tot de uit te voeren werken. 3 leningen werden geherfinancierd nadat het Fonds de vervroegde terugbetaling had geëist, wegens het niet uitvoeren van de veiligheidswerken in het pand (1) en de niet-bewoning van het pand (2). In het kader van de specifieke en antispeculatieve clausules die sinds 1992 in de leenaktes worden opgenomen, hebben, overeenkomstig de verbintenissen die zij zijn aangegaan, 140 ontleners en 10 ex-ontleners aan het Fonds gevraagd om hun woning te mogen verkopen onder welbepaalde voorwaarden. De motieven voor de verkoop zijn uiteenlopend. In 24 gevallen liggen echtscheiding (17) of andere familiale problemen (7) aan de basis van dit verzoek. 18 gezinnen kennen financiële problemen (waarvan 3 omwille van de zware lasten van de medeeigendom). 52 gezinnen wensen een andere woning, 28 onder hen kijken uit naar een grotere woning, 10 gezinnen verkiezen een kleinere woning, 11 gezinnen verkopen hun appartement om een eengezinswoning te verwerven, 3 gezinnen verlangen naar een huis met een tuin. 14 gezinnen wensen Brussel te verlaten, waaronder 2 om naar het buitenland te vertrekken. 1 gezin opteert voor een andere gemeente binnen Brussel. 2 gezinnen wensen een handelspand te kopen, 2 48
andere verkiezen dichter bij het werk te gaan wonen. 2 gezinnen opteren voor een aangenamere buurt, 1 gezin verkoopt omwille van problemen met de buren. 4 gezinnen wensen te verhuizen om gezondheidsredenen en 1 ontlener omwille van problemen rond het uit onverdeeldheid treden na een overlijden. De 29 andere gezinnen gaven geen reden op waarom ze hun woning wensten te verkopen. Het Fonds achtte het niet opportuun om zijn recht van voorkoop uit te oefenen voor één van deze woningen. Alle gezinnen kregen de toestemming om de woning te verkopen. 51 van de betrokken woningen waren verkocht eind 2006. 2 ervan werden verkocht aan nieuwe ontleners van het Fonds. 46 andere gebouwen waarvan de verkoop werd voorgesteld vóór 2006, veranderden gedurende het dienstjaar van eigenaar. 2 werden aangekocht door nieuwe ontleners van het Fonds. 9 ontleners die een aanvraag tot verkoop hadden ingediend, lieten uiteindelijk de lening overnemen door een andere financiële instelling. 3 gezinnen genoten van een hypotheekoverdracht. De vijfjaarlijkse herziening van de rentevoeten, ingevoerd in 1993 op vraag van het Gewest, beoogt een grotere sociale rechtvaardigheid. Zij steunt op twee parameters: de evolutie van het aantal kinderen ten laste en van het belastbare inkomen. Om praktische redenen worden de herzieningen gegroepeerd op 1 juni en 1 december van elk jaar. In 2006 dienden 523 leningdossiers herzien te worden. Voor 153 onder hen betrof het een tweede herziening. 6 leningen werden binnen de vier maanden voorafgaand aan de herziening terugbetaald en 26 andere kort na de herziening. 18 ontleners hebben de nodige documenten voor herziening niet ingediend. De maximale rentevoet werd derhalve toegepast, overeenkomstig de bepalingen van de leenakte. Voor 16 dossiers werd op het einde van het dienstjaar nog gewacht op bijkomende elementen. De hierna vermelde gegevens houden geen rekening met deze 66 voornoemde dossiers en betreffen derhalve 457 herzieningen. Voor 133 dossiers betrof het een tweede herziening. Voor 200 van deze 457 overblijvende leningen bleef de rentevoet ongewijzigd. Voor 204 ontleners werd de rentevoet verhoogd, terwijl voor 53 ontleners deze werd verminderd. Voor 67,16 % van de ontleners die een verhoging van de rentevoet kenden, was deze het gevolg van hun verbeterde financiële situatie, voor 13,72 % lag een verminderde kinderlast aan de basis van de verhoging. Voor 18,14 % was dit te wijten aan een combinatie van beide factoren en voor 0,98 % was de verhoging het gevolg van een inwoning. Voor 26,42 % van de ontleners die van een verlaging genoten, was dit het gevolg van een verslechterde financiële situatie, voor 67,92 % van een verhoogde kinderlast, voor 5,66 % speelden zowel de inkomsten als de verhoogde kinderlast een rol. 49
Evolutie van de verdeling per inkomstenbarema (leningen die de eerste keer worden herzien). % 60,00 52,47 50,00 38,58
40,00 30,00
23,46 20,00
15,43
14,81
18,21 10,80
9,88 10,00
7,72
4,63
4,01 0,00
0,00 I
II
III
oorspronkelije situatie (1)
IV
V
BB
Barema
herziening 2006 (1)
(1) op basis van de 324 in acht genomen dossiers voor de vijfjaarlijkse herziening.
Evolutie van de verdeling volgens het aantal kinderen (leningen onderworpen aan een eerste herziening). % 35,00
32,71 28,09 28,09
30,00 25,00
23,46
23,46
20,00 15,74
15,00 10,17
10,49
10,00 5,00
7,10
8,02
3,09 3,39
2,16 0,00
0,62 0,93
0,00 0,31 0,93 0,31
0,62 0,31
0,00 0
1
2
oorspronkelijke situatie (1)
3
4
5
6
7
herziening 2006 (1)
(1) op basis van de 324 in acht genomen dossiers voor de vijfjaarlijkse herziening.
50
8
9
10
Aantal kinderen
Evolutie van de verdeling per inkomstenbarema (leningen onderworpen aan een tweede herziening). %
60,00 50,00 50,00 37,85 40,00
35,34
30,00 21,49 16,36 12,78
20,00
22,56 16,82 16,36
10,00
7,01 9,35 6,77
13,53
12,15 9,81
9,02 2,80
0,00
0,00 I
II
III
oorspronkelijke situatie (1)
IV
herziening 2001 (2)
V
BB
herziening 2006 (3)
Barema
(1) op basis van de 214 in acht genomen dossiers bij de eerste vijfjaarlijkse herziening. (2) op basis van de 214 in acht genomen dossiers bij de eerste vijfjaarlijkse herziening. (3) op basis van de 133 in acht genomen dossiers bij de tweede vijfjaarlijkse herziening.
Evolutie van de verdeling volgens het aantal kinderen (leningen onderworpen aan een tweede herziening) % 40,00 3 6 ,9 2
35,00 3 0 ,8 4 2 7,8 2
30,00
2 6 ,6 4 2 2 ,4 3 18 ,0 5
25,00 20,00
18 ,2 2 15,79
15,00
13 ,53 11,6 8
10 ,2 8 9 ,77 8 ,4 1
9 ,3 4
10,00
8 ,2 7
7,4 8 6 ,0 7
5,14
5,00
2 ,2 6
0 ,4 7 0 ,0 0
3 ,0 1 1,8 7 1,8 7
1,50 0 ,4 7 0 ,9 3
0,00 0
1
2
oorspronkelijke situatie (1)
3
4
herziening 2001 (2)
5
6
herziening 2006 (3)
(1) op basis van de 214 in acht genomen dossiers bij de eerste vijfjaarlijkse herziening. (2) op basis van de 214 in acht genomen dossiers bij de eerste vijfjaarlijkse herziening. (3) op basis van de 133 in acht genomen dossiers bij de tweede vijfjaarlijkse herziening.
51
7
8
0 ,0 0 0 ,0 0 0 ,4 7 0 ,0 0 0 ,4 7 0 ,0 0
9
10
Aantal kinderen
De belastbare inkomens van 43 ontleners vielen buiten het hoogste geïndexeerde barema. Voor hen werd de rentevoet toegepast van het hoogste inkomstenbarema volgens hun aantal kinderen ten laste, verhoogd met 1 %. Het valt trouwens op dat de inkomsten van de ontleners opschuiven naar de hogere inkomstenbarema’s. Deze trend wordt zowel waargenomen bij de leningen die aan een eerste herziening toe zijn als bij deze die een tweede herziening kennen. Globaal gezien steeg de gemiddelde rentevoet van de 457 gezinnen van 2,85 % naar 3,35 %. Voor de leningen die in 2006 voor de eerste maal werden herzien verhoogde de gemiddelde rentevoet van 2,54 % bij de toekenning van de lening tot 2,99 % bij de herziening. Voor de andere leningen ging de rentevoet van 3,62 % bij de eerste herziening naar 4,23 % bij de tweede herziening. Het gemiddelde maandgeld van alle herziene leningen verhoogde van 500,64 EUR naar 515,67 EUR. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat bepaalde ontleners die hun rentevoet verhoogd zagen, nog zouden kunnen beslissen om hun lening vervroegd terug te betalen. De leenaktes voorzien reeds jaren systematisch de verplichting voor de ontleners om binnen een bepaalde termijn, afhankelijk van de uit te voeren werken, een reeks veiligheidswerken en bijhorende controles te laten uitvoeren die de gelijkvormigheid van de werken aan de huidige vereiste veiligheidsnormen moeten waarborgen in het gebouw waarvan ze eigenaar zijn geworden. Het Fonds eist in dit kader dat bepaalde normen nagestreefd worden in verband met de stabiliteit van het gebouw, elektriciteits-, gas-, verwarmingsinstallatie, waterafvoer, verluchting van de ruimtes, evacuatie verwarmingsgassen,... Het Fonds eist eveneens de aanwezigheid in de woning van rookmelders die conform zijn aan de bepalingen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot bepaling van bijkomende verplichtingen inzake brandvoorkoming in de te huur gestelde woningen. Indien deze rookmelders niet aanwezig zijn, dienen ze dus te worden geplaatst. Het Fonds kijkt nauwlettend toe op de naleving van deze verplichtingen. Helaas moet men vaststellen dat een aantal ontleners het belang van deze werken miskent en talmt om de veiligheidswerken uit te voeren. Voor de vroegere leningen in het fonds B2 is de vervroegde terugbetaling van de volledige lening de enige sanctie die de leenakte voorziet wanneer de ontlener zijn verplichting niet nakomt wat betreft voornoemde werken en controles. Deze beantwoordt uiteraard niet aan het objectief dat wordt nagestreefd door het Fonds. Bij de laatste herziening van de twee reglementen van de leningen in het fonds B2 werd een tussenoplossing uitgewerkt, meer bepaald een verhoging van de rentevoet in geval van niet-naleving van de voornoemde verplichtingen. De maximumrentevoet kan oplopen tot 8,75 % voor de gewone leningen en tot 7 % voor de bijkomende leningen voor jongeren. Het Fonds heeft in de loop van 2004 beslist om gebruik te maken van deze sanctie voor de ontleners die in gebreke blijven voor wat het afleveren van de 52
veiligheidsattesten betreft, in de hoop dat dit hen ertoe zal bewegen zich snel in orde te stellen. Een strikte procedure - die in een vorig verslag werd omschreven werd uitgewerkt. Ze kan uiteindelijk wel nog uitmonden in de terugbetaling van de lening, zo de ontlener, na twee etappes van intrestverhoging en een verzoeningsprocedure die in de eerste plaats de uitvoering van de veiligheidswerken beoogt, nog steeds nalaat zijn verplichtingen terzake na te komen. Hoewel de oorspronkelijke procedure enigszins werd versoepeld (ze werd in totaal met twee maand verlengd), werd in 2006 toch de rentevoet van 56 leningen opgetrokken (leningen B2A of B2B). Voor een meerderheid van de betrokken ontleners was dit voldoende om hen wakker te schudden. 35 ontleners stelden zich in orde binnen de twee maand na toepassing van de verhoging. In voorkomende gevallen werd de verhoging tenietgedaan. 6 gezinnen hadden iets meer tijd nodig. Voor hen werd de verhoging aangehouden zolang de attesten niet werden afgeleverd. 15 andere gezinnen kwamen in de fase van de tweede verhoging: 10 onder hen regulariseerden hun dossier binnen de twee maand volgend op deze verhoging. 1 ontlener bracht zijn dossier in orde op het vlak van de veiligheidswerken voor het einde van het jaar. 1 ontlener werd opgeroepen in verzoening maar betaalde zijn lening terug voor de datum van verschijning. De 3 andere gezinnen lieten hun lening overnemen door een andere kredietinstelling. Tevens werden 2 ontleners die een lening hebben aangegaan in het fonds B2 opgeroepen in verzoening. 1 ontlener heeft zijn woning verkocht vóór de verschijning voor de rechter, de andere diende zich voor het einde van het jaar in orde te stellen. Hij heeft echter een bijkomende leningsaanvraag ingediend en wenst de werken waarvoor hij in gebreke bleef te integreren in een groter project. Van de 4 ontleners van wie het dossier eind 2005 nog niet in orde was, niettegenstaande de verschijning in verzoening voor de rechter, heeft 1 ontlener zijn dossier geregulariseerd in 2006, een andere ontlener deed dit gedeeltelijk en de twee overige ontleners zitten in de procedure van onroerend beslag. In 2006 werd aan 1 ontlenersgezin toestemming gegeven om een gedeelte van zijn woning te verhuren aan derden. 2 gezinnen hebben de toestemming gekregen om het pand gedurende een beperkte tijd te verhuren. Het Fonds past bij verhuring een verhoging van de rentevoet toe, vastgesteld in functie van de gevraagde huurprijs. Voor één van de tijdelijke verhuringen werd echter afgezien van de verhoging, omwille van de bijzondere omstandigheden waarin de ontleenster zich bevond. 32 ontleners hebben in 2006 de toestemming gekregen om een bijkomend familielid of een derde persoon op te nemen in hun woning. Dit wordt door het Fonds slechts toegestaan voor zover de bewoonbaarheid van het goed niet in het gedrang komt. 4 ontleners dienden een aanvraag in voor de domiciliëring van een familielid in het pand, 2 voor de vestiging van de sociale zetel van een v.z.w. Het Fonds heeft deze aanvragen aanvaard. In het kader van hun (echt)scheiding hebben 19 ontleners gevraagd om te worden ontheven van hun verplichtingen ten overstaan van het Fonds. Hun aanvraag 53
werd aanvaard. In 2 van deze dossiers heeft de mede-ontlener een bijkomende lening gevraagd teneinde het deel dat de ex-partner in het pand bezit te kunnen overkopen en enkele werken te kunnen uitvoeren. Deze leningen werden toegekend. Het Fonds heeft aan 4 ontleners een verlenging van de oorspronkelijke duur van de lening toegestaan. Hun financiële situatie was zo precair geworden dat de betaling van het maandgeld nog moeilijk te dragen was. Beheer van de betalingen. De achterstallen in de terugbetaling van de hypotheekleningen stegen lichtjes in 2006 lichtjes met 14.036,20 EUR. In 2004 en 2005 kenden we, uitzonderlijk, een daling met respectievelijk 37.733,49 EUR en 21.706,68 EUR. De jaren voordien, in 2001, 2002 en 2003, stegen de achterstallen respectievelijk met 113.261,85 EUR, 168.131,20 EUR en 100.165,41 EUR. Op 5 jaar tijd, steeg het aantal lopende leningen van 4.189 naar 5.414, zijnde een verhoging met 29,34 %. Deze enorme toename van ontleners leidt uiteraard tot een bijzondere groei van de bedragen verschuldigd door de ontleners. Zo waren de ontleners in 2006 een bedrag van 49.649.121,97 EUR verschuldigd, tegenover 27.051.230,53 EUR in 2002, zijnde een verhoging met 83,54 %. Om een correct beeld te verkrijgen van de evolutie van de achterstallen, dient te worden gekeken naar de evolutie van de verhouding tussen de gecumuleerde achterstallen en de gecumuleerde vervallen bedragen. Deze verhouding bedroeg 0,24 % in 2006, tegenover 0,31 % in 2005 en 0,36 % in 2002. Dagelijks dienen er terugbetalingsplannen te worden opgemaakt en zijn er contacten met allerhande sociale instellingen om deze plannen vast te stellen en te doen eerbiedigen door de ontleners. Niet zelden moeten deze worden aangepast omwille van een wisselende financiële en/of familiale situatie van de ontlener. Bij wet van 5 juli 1998 werd er een procedure van collectieve schuldenregeling ingevoerd. Het gaat hier om een vrijwillige procedure, waarbij een persoon met een overmatige schuldenlast vraagt om een regeling uit te werken voor al zijn schulden. Hij zal dan een verzoekschrift richten aan de bevoegde beslagrechter met vraag om een schuldbemiddelaar aan te stellen. De schuldbemiddelaar zal proberen om een aanzuiveringsregeling uit te werken en heeft een controletaak op de uitvoering van alle maatregelen. Zolang de procedure loopt, kunnen de schuldeisers geen onroerend beslag of loonsafstand uitvoeren. Sedert het in voege treden van deze wet, hebben 25 ontleners een verzoekschrift gericht aan de Beslagrechter tot aanduiding van een schuldbemiddelaar, waaronder 3 in 2006. Het is een tijdrovende procedure waarbij, indien alles correct verloopt, de achterstallen na vele jaren worden terugbetaald. Er wordt eveneens vastgesteld dat het Woningfonds en dit comform de leenakte, heelwat jaarpremies voor brandverzekeringen betaalt aan de verzekerings54
maatschappijen omdat de betrokken ontleners in gebreke blijven. Sedert 2002 dienen onze ontleners geen schuldsaldoverzekering meer te nemen middels een éénmalig te betalen premie die het overlijdensrisico voor de hele duur van de lening dekt. Nu kunnen deze premies jaarlijks betaalbaar zijn, waardoor ook hier het Woningfonds, in naam van de ingebreke blijvende ontlener, de premie moeten betalen en deze nadien van hem moet terugvorderen. Bij achterstallen in de terugbetaling van de lening, voorziet de leenakte de mogelijkheid om loonsafstand toe te passen. Dit kan uiteraard enkel voor ontleners met een inkomen uit arbeid. Bovendien moet het inkomen een bepaalde grens overschrijden, wat in de praktijk neerkomt op een inkomen uit een voltijdse betrekking. De sociaal-economische positie van onze ontleners laat loonsafstand zelden toe. Bij koninklijk besluit van 7 december 2005 werd voor het jaar 2006 het deel van het inkomen dat niet voor beslag vatbaar was, vastgesteld op 907,00 EUR. De inkomensschijf tussen 907,01 EUR en 974,00 EUR is beslagbaar a rato van één vijfde, de schijf tussen 974,01 EUR en 1.075,00 EUR is beslagbaar a rato van 30 % en de schijf tussen 1.075,01 EUR en 1.175,00 EUR a rato van 40 %. Al wat dit laatste bedrag overschrijdt is volledig beslagbaar. Bij voormelde bedragen dient een bedrag van 56,00 EUR per kind ten laste te worden toegekend. Wat dit laatste punt betreft, dient hier verwezen te worden naar het koninklijk besluit van 23 november 2006 dat o.a. het begrip kind ten laste definieert en enkele praktische modaliteiten vastlegt ter uitvoering van deze maatregel. Rekening houdend met wat voorafgaat, is loonsafstand zelden uitvoerbaar. Zo werd er in 2006 slechts 1 loonsafstand uitgevoerd. Wanneer ondanks aanmaningen de achterstallen voor een bepaald dossier toenemen en loonsafstand onmogelijk is, kan enkel nog de procedure van onroerend beslag worden ingezet. Het Gerechtelijk Wetboek bepaalt echter dat er voorafgaand aan het onroerend beslag, een verzoeningsprocedure bij de bevoegde Beslagrechter moet ingesteld worden. Zo werden er in 2006 27 verzoeningsprocedures ingezet (tegenover 26 in 2005), waaronder: -
-
5 konden worden stopgezet voor datum van de zitting, omdat er ondertussen een laatste terugbetalingsplan kon worden overeengekomen of omdat de achterstallen ondertussen werden terugbetaald; 11 tot een minnelijke schikking hebben geleid met vaststelling van een terugbetalingsplan; 4 niet tot een minnelijke schikking hebben geleid; de ontleners waren niet aanwezig op de zitting; 5 nog niet behandeld werden in 2006; 2 werden terugbetaald ingevolge verkoop van het pand.
55
Is er geen positieve reactie vanwege de ontlener in het kader van de verzoeningsprocedure en lopen de achterstallen alsmaar op, dan wordt er overgegaan tot het onroerend beslag van de woning, wat noodzakelijk is, wil men later overgaan tot de openbare verkoping van het goed. In 2006 werden er 13 procedures van onroerend beslag ingezet ( tegenover 10 in 2005). Indien, na deze procedure, de achterstallen nog steeds oplopen, dan blijft er voor de schuldeiser enkel de mogelijkheid om het goed openbaar verkopen. In 2006 werden er 6 nieuwe procedures van openbare verkoop ingezet, waaronder er 2 konden worden stopgezet, de éne ingevolge terugbetaling van de lening en de andere ingevolge vrijwillige verkoop van het pand. Een andere procedure kon worden stopgezet omdat er een ultiem terugbetalingsplan werd vastgesteld. De 3 andere procedures waren lopend eind 2006. Van de 3 procedures van openbare verkoping lopend eind 2005, werd er 1 procedure stopgezet ingevolge terugbetaling van de achterstallen, was 1 procedure nog lopend eind 2006 en was er 1 procedure beëindigd. Overeenkomstig de wettelijke verplichtingen terzake, werd de identiteit en de achterstallen van 177 ingebreke blijvende ontleners, wat overeenstemt met 102 leningsdossiers, medegedeeld aan de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank. b) In het kader van de andere fondsen.
Eind 2006, waren er 92 leningen in omloop in het kader van het F.S.T. en in het Fonds B, sensu stricto. Voor 82 verloopt de terugbetaling zonder noemenswaardige problemen; 10 leningen kenden een achterstand.
* *
56
*
B. STATISTIEKEN.
1. Algemene verrichtingen van hypothecaire leningen – Fonds B2. Tabel 1 - Spreiding van de gezinnen die voor een info-onderhoud langskwamen bij het Fonds en dit volgens hun grootte - 2006. Aantal
Samenstelling van de gezinnen in functie van het aantal personen ten laste
Absoluut
%
0
1.095
33,09
1
620
18,74
2
691
20,88
3
488
14,75
4 of meer
415
12,54
3.309
100,00
Totaal
Tabel 2 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de gezinnen die een aanvraag deden (*) en dit volgens hun grootte - 2006. Aantal
Samenstelling van de gezinnen in functie van het aantal personen ten laste
Absoluut
%
0
428
44,90
1
160
16,79
2
174
18,26
3
105
11,02
4
48
5,04
5 of meer
38
3,99
Totaal
953
100,00
(*) met name gezinnen die een leningsaanvraag indienden voor een welbepaalde woning.
57
Tabel 3 - Algemene verrichtingen - Samenstelling van de ontlenersgezinnen. Jaar
Totaal aantal gezinnen
Totaal aantal personen
Gemiddeld aantal personen per gezin
Totaal aantal ontleners
Totaal aantal inwonenden die geen ontleners zijn Ten laste
Niet ten laste
Totaal
Gemiddeld
2002
562
1.962
3,49
903
1.033
26
1.059
1,88
2003
602
1.795
2,98
922
868
5
873
1,45
2004
596
1.773
2,97
891
854
28
882
1,48
2005
554
1.648
2,97
807
838
3
841
1,52
2006
740
1.985
2,68
1.076
904
5
909
1,23
Tabel 4 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de ontlenersgezinnen volgens het aantal personen ten laste (*).
Jaar
Gezinnen zonder Gezinnen met 1 Gezinnen met 2 Gezinnen met 3 Gezinnen met 4 Gezinnen met 5 kinderen/ kind/persoon kinderen/ kinderen/ kinderen/ kinderen/ personen ten laste personen personen personen personen ten laste ten laste ten laste ten laste ten laste
Alle gezinnen samen
Nombre
%
Nombre
%
Nombre
%
Nombre
%
Nombre
%
Nombre
%
Nombre
%
2002
147
26,16
91
16,19
151
26,87
104
18,51
37
6,58
32
5,69
562
100,00
2003
242
40,20
109
18,11
107
17,77
78
12,96
41
6,81
25
4,15
602
100,00
2004
252
42,28
102
17,11
96
16,11
74
12,42
39
6,54
33
5,54
596
100,00
2005
207
37,36
110
19,86
95
17,15
74
13,36
40
7,22
28
5,05
554
100,00
2006
328
44,33
144
19,47
141
19,05
69
9,32
28
3,78
30
4,05
740
100,00
(*) Sinds 2002 is de term kind(eren) ten laste vervangen door perso(o)n(en) ten laste.
58
Tabel 5 - Algemene verrichtingen - Gemiddelde leeftijd van de ontleners. Jaar
Gemiddelde leeftijd van de ontleners
Gemiddelde leeftijd van de inwonenden die geen ontlener zijn (*)
2002
34 jaar 5 maanden
8 jaar 3 maanden
2003
33 jaar 6 maanden
9 jaar 1 maanden
2004
34 jaar 2 maanden
10 jaar 9 maanden
2005
34 jaar 5 maanden
9 jaar 11 maanden
2006
34 jaar 4 maanden
9 jaar 1 maand
(*) vanaf 2003 wordt rekening gehouden met de leeftijd van alle personen die deel uitmaken van het gezin van de ontlener, deze laatste uitgesloten.
Tabel 6 - Algemene verrichtingen - Sociaal-professioneel statuut van de ontleners (1) 2006. Statuut Zelfstandige
Aantal ontleners
%
36
3,35
Bediende
418
38,84
Arbeider
249
23,14
Zonder werk (2)
373
34,67
1.076
100,00
Totaal
(1) totaal van alle personen die ontlenen, onderverdeeld in 740 gezinnen. (2) waaronder 174 het statuut van uitkeringsgerechtigde werkloze hebben, 147 zonder enig inkomen zijn, 9 die genieten van een ziekteof invaliditeitsuitkering, 13 van een leefloon of gelijkwaardig inkomen, 4 van een ouderdoms- of overlevingspensioen en 26 andere.
59
Tabel 7 - Algemene verrichtingen - Evolutie van het maandelijks netto-inkomen van de ontlenersgezinnen (eventuele kinderbijslagen inbegrepen). Jaar
Netto-inkomen (in EUR)
Evolutie (2002 = 100)
2002
1.823,93
100,00
2003
1.766,49
96,85
2004
1.722,05
94,41
2005
1.665,36
91,31
1.726,86
94,68
2006
(*)
(*) In 2006 bedraagt het maandelijks netto-inkomen van de gezinnen die kinderbijslagen ontvangen 1.979,69 EUR, dat van de gezinnen die het zonder kinderbijslag moeten stellen, 1.440,51 EUR.
Tabel 8 - Algemene verrichtingen - Bron van inkomsten van de ontleners - 2006. Gezinsinkomen
Aantal
%
Eén beroepsinkomen
412
55,68
Twee of meer beroepsinkomens
111
15,00
69
9,32
Vervangingsinkomens
148
20,00
Totaal
740
100,00
Eén beroepsinkomen + vervangingsinkomen
60
Tabel 9 - Algemene verrichtingen - Samenstelling van het gemiddeld maandelijks netto gezinsinkomen - 2006. Samenstelling van het inkomen
Gemiddeld bedrag (in EUR)
%
1.529,32
88,56
16,12
0,93
181,42
10,51
1.726,86
100,00
Beroeps- of vervangingsinkomen van de ontleners Inkomen van de kinderen en/of andere samenwonenden Kinderbijslag Totaal
Tabel 10 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de gezinnen volgens hun gemiddeld netto-maandinkomen (zonder kinderbijslag) - 2006. Gemiddeld maandelijks netto-inkomen (in EUR) Gezinnen
< 1.000
> of = 1.000 en < 1.500
> of = 1.500 en < 2.000
> of = 2.000 en < 2.500
> of = 2.500 en < 3.000
> of = 3.000
Totaal
Aantal
80
326
211
72
43
8
740
%
10,81
44,06
28,51
9,73
5,81
1,08
100,00
61
Tabel 11 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de gezinnen in functie van het belastbaar inkomen (*) dat als basis diende voor het toekennen van de lening en het vaststellen van de rentevoet - 2006. Grootte van het gezin Bedrag van het belastbaar inkomen (in eur)
1 persoon
Aantal
2 personen
3 personen
4 personen
5 personen
Totaal
6 personen of meer
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
123
16,62
27
3,65
35
4,73
30
4,05
19
2,57
15
2,03
249
33,65
> of = 10.000 en < 15.000
52
7,03
34
4,59
24
3,24
35
4,73
13
1,76
16
2,16
174
23,51
> of = 15.000 en < 20.000
62
8,37
20
2,70
17
2,30
29
3,92
10
1,35
10
1,35
148
19,99
> of = 20.000 en < 30.000
45
6,08
18
2,43
33
4,46
26
3,51
20
2,70
6
0,81
148
19,99
3
0,41
1
0,14
7
0,95
4
0,54
3
0,41
3
0,41
21
2,86
285
38,51
100
13,51
116
15,68
124
16,75
65
8,79
50
6,76
740
100,00
< 10.000
62
> of = 30.000 Totaal
(*) Het gaat hier om de aan de personenbelasting onderworpen inkomsten voor het jaar 2003 of 2004, naargelang de leningsaanvraag is ingediend vóór of na 30/06/2006.
Tabel 12 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de gezinnen (1) volgens de barema’s van het jaarinkomen van toepassing in de sociale huisvestingssector (2) - 2006. Aantal personen ten laste (3)
A
B
C
Totaal
63
Barema (in EUR)
Aantal
in % (1)
Barema (in EUR)
Aantal
in % (1)
Barema (in EUR)
Aantal
in % (1)
Aantal
in % (1)
0
18.144,60
218
29,46
20.160,67
19
2,57
23.040,80
24
3,24
261
35,27
1
-
-
-
21.888,73
68
9,19
24.768,86
40
5,40
108
14,59
2
-
-
-
23.616,79
75
10,14
26.496,92
48
6,48
123
16,62
3
-
-
-
25.344,85
37
5,00
28.224,98
24
3,24
61
8,24
4
-
-
-
27.072,91
17
2,29
29.953,04
9
1,22
26
3,51
5
-
-
-
28.800,97
15
2,02
31.681,10
7
0,95
22
2,97
6
-
-
-
30.529,03
3
0,41
33.409,16
2
0,27
5
0,68
7
-
-
-
32.257,09
1
0,14
35.137,22
1
0,14
2
0,28
8
-
-
-
33.985,15
-
-
36.865,28
-
-
-
-
9
-
-
-
35.713,21
-
-
38.593,34
-
-
-
-
10
-
-
-
37.441,27
-
-
40.321,40
-
-
-
-
11
-
-
-
39.169,33
-
-
42.049,46
-
-
-
-
12
-
-
-
40.897,39
-
-
43.777,52
-
-
-
-
13
-
-
-
42.625,45
-
-
45.505,58
-
-
-
-
218
29,46
Totaal
(1) op 740 gezinnen die een lening hebben aangegaan in 2006 A = alleenstaande B = gezin met meer dan 1 persoon, dat slechts over 1 inkomen beschikt C = gezin met meer dan 1 persoon, dat over minstens 2 inkomens beschikt (2) op 01/01/2006 (3) de persoon ten laste volgens de reglementaire bepalingen van het Fonds.
235
31,76
155
20,94
608
82,16
Tabel 13 - Algemene verrichtingen - Evolutie van de gemiddelde maandgelden (*). Gezinnen zonder personen ten laste
Gezinnen met personen ten laste
Alle gezinnen samen
Jaar Bedrag (in EUR)
Evolutie
Bedrag (in EUR)
Evolutie
Bedrag (in EUR)
Evolutie
2002
437,27
100,00
531,84
100,00
507,10
100,00
2003
442,89
101,29
525,34
98,78
492,20
97,06
2004
444,44
101,64
512,18
96,30
483,54
95,35
2005
422,58
96,64
507,07
95,34
475,50
93,77
2006
458,03
104,75
526,77
99,05
496,30
97,87
(*) Sinds 2003 wordt er geen rekening gehouden met de maandgelden betaald voor andere leningen aangegaan voor eenzelfde doel als de lening van het Fonds.
Tabel 14 - Algemene verrichtingen - Verhouding tussen maandgeld en het maandelijks netto-inkomen (kinderbijslagen inbegrepen). Gezinnen zonder personen ten laste Jaar
Nettoinkomen (in EUR)
Maandgeld Bedrag (in EUR)
% van het inkomen
Gezinnen met personen ten laste Maandgeld
Nettoinkomen (in EUR)
Bedrag (in EUR)
% van het inkomen
Alle gezinnen samen Nettoinkomen (in EUR)
Maandgeld Bedrag (in EUR)
% van het inkomen
2002
1.454,64
437,27
30,06
1.934,75
531,84
27,49
1.823,93
507,10
27,80
2003
1.445,68
442,89
30,64
1.982,14
525,34
26,50
1.766,49
492,20
27,86
2004
1.395,53
444,44
31,85
1.961,23
512,18
26,12
1.722,05
483,54
28,08
2005
1.300,95
422,58
32,48
1.882,74
507,07
26,93
1.665,36
475,50
28,55
2006
1.441,75
458,03
31,77
1.953,84
526,77
26,96
1.726,86
496,30
28,74
64
Tabel 15 - Algemene verrichtingen - Verhouding tussen maandgeld en maandelijks netto-inkomen (eventuele kinderbijslag inbegrepen), volgens de aard van het inkomen - 2006. Gezinnen met uitsluitend vervangingsinkomen
Alle gezinnen samen
(in EUR)
Gezinnen met minstens één beroepsinkomen
Gemiddeld gezinsinkomen
1.822,33
1.344,97
1.726,86
508,92
445,85
496,30
27,93 %
33,15 %
28,74 %
Inkomen en maandgeld
Gemiddeld maandgeld Verhouding maandgeld en inkomen
Tabel 16 - Algemene verrichtingen - Duur van de leningen - 2006. Jaren
Aantal
%
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
7 1 3 1 2 18 5 10 7 7 135 5 13 13 15 330 3 10 6 3 146
0,95 0,14 0,41 0,14 0,27 2,42 0,68 1,35 0,95 0,95 18,23 0,68 1,76 1,76 2,03 44,58 0,41 1,35 0,81 0,41 19,72
Totaal
740
100,00
Gemiddelde duur van de leningen is 24 jaar en 3 maanden (in 2005: 22 jaar en 8 maanden).
65
Tabel 16 bis - Algemene verrichtingen - Evolutie van de gemiddelde duur van de leningen - 2006. Jaar
Gemiddelde duur in jaren
Evolutie
2002
19,24
100,00
2003
19,23
99,95
2004
20,18
104,90
2005
22,66
117,78
2006
24,22
125,86
Tabel 17 - Algemene verrichtingen - Bewoningstitel van de woning vóór toekenning van de lening. Ontlenersgezinnen Jaar
Eigenaars vóór de lening
Andere
Aantal
%
Aantal
%
2002
39
6,94
523
93,06
2003
41
6,81
561
93,19
2004
45
7,55
551
92,45
2005
46
8,30
508
91,70
2006
50
6,76
690
93,24
N.B. Zonder rekening te houden met de gezinnen die een lening hebben aangegaan voor het uitvoeren van werken, voor verdeling of voor het terugbetalen van een voordien aangegane schuld, waren er 12 gezinnen (1,75 %) voordien eigenaar en 674 niet.
66
ALGEMENE VERRICHTINGEN SPREIDING PER GEMEENTE VAN DE HYPOTHECAIRE LENINGEN TOEGEKEND IN 2006 (in percentages)
- dan 6 %
van 6 tot – dan 11 %
1 2A 3 4 5 6 2B 7 8 2C 2D
= = = = = = = = = = =
Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Haren Jette Koekelberg Laken Neder-Over-Heembeek
van 11 tot – dan 16 %
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
67
= = = = = = = = = = =
Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde
16 % en meer
Algemene verrichtingen Spreiding van de ontleende sommen in 2006, voor aankoop, werken, terugbetaling van schulden en kosten, zoals aktekosten, B.T.W en andere kosten 13,45% 1,43% 10,72%
aankoop werken terugbetaling van schulden kosten 74,40%
Algemene verrichtingen Vijfjaarlijkse herziening in 2006 Evolutie van de rentevoeten 1,47% 11,79% 36,86%
1,72%
status quo verhoging < of = 1% 14,99%
verlaging < of = 1% verhoging > 1% en < 2% verlaging > 1% en < 2% verhoging > of = 2%
9,83%
verlaging > of = 2% 23,34%
68
Tabel 18 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de hypothecaire panden per gemeente, volgens hun ligging in of buiten de R.V.O.H.R. (*) - 2006. R.V.O.H.R.
Buiten R.V.O.H.R.
Totaal
Gemeente Anderlecht Brussel (2) Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Haren Jette Koekelberg Laken Neder-over-Heembeek Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde Totaal
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
36 52 17 9 18 18 41 6 1 31 33 15 6 -
4,86 7,03 2,30 1,22 2,43 2,43 5,54 0,81 0,14 4,19 4,46 2,03 0,81 -
77 10 12 17 5 77 23 22 47 15 28 6 29 20 2 4 1 15 4 25 13 5
10,40 1,35 1,62 2,30 0,68 10,40 3,11 2,97 6,34 2,03 3,78 0,81 3,92 2,70 0,27 0,54 0,14 2,03 0,54 3,38 1,76 0,68
113 62 29 17 5 86 41 40 88 21 28 7 60 20 35 4 16 15 4 25 19 5
15,26 8,38 3,92 2,30 0,68 11,62 5,54 5,40 11,88 2,84 3,78 0,95 8,11 2,70 4,73 0,54 2,17 2,03 0,54 3,38 2,57 0,68
283
38,25
457
61,75
740
100,00
(1) R.V.O.H.R. = ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de renovatie. (2) De gemeente Brussel is opgesplitst in: Brussel (Vijfhoek), Haren, Laken en Neder-over-Heembeek.
Tabel 18 bis - Algemene verrichtingen - Evolutie van de hypothecaire panden volgens hun ligging in of buiten de R.V.O.H.R. (*) - 2006. R.V.O.H.R.
Buiten R.V.O.H.R.
Totaal
Jaar Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
2002
230
40,93
332
59,07
562
100,00
2003
230
38,21
372
61,79
602
100,00
2004
265
44,46
331
55,54
596
100,00
2005
236
42,60
318
57,40
554
100,00
2006
283
38,25
457
61,75
740
100,00
(*) R.V.O.H.R. = ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de renovatie.
69
Tabel 19 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de leningen volgens de gemeente van herkomst van het gezin - 2006. Herkomst
Aantal
%
Zelfde gemeente als het hypothecair pand
285
38,51
Andere gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
399
53,92
56
7,57
740
100,00
Gemeente buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Totaal
Tabel 20 - Algemene verrichtingen - Spreiding van het totaal ontleend bedrag in hoofdbedrag en overlijdensverzekeringspremie. Jaar
Aantal leningen
Hoofdbedrag
Overlijdensverzekering
Totaal bedrag
Totaal bedrag (in EUR)
%
Totaal bedrag (in EUR)
%
Totaal bedrag (in EUR)
%
2002
562
50.498.527,03
96,77
1.686.196,74
3,23
52.184.723,77
100,00
2003
602
52.535.013,81
97,07
1.584.208,27
2,93
54.119.222,08
100,00
2004
596
54.921.004,13
99,01
547.523,78
0,99
55.468.527,91
100,00
2005
554
56.639.945,45
99,97
17.355,16
0,03
56.657.300,61
100,00
2006
740
83.565.743,00
100,00
0,00
0,00
83.565.743,00
100,00
70
Tabel 21 - Algemene verrichtingen - Evolutie van de gemiddelde aankoopprijs en de gemiddelde kostprijs van de werken gepaard met een aankoop, met uitzondering van de nieuwbouwwoningen. Kostprijs van de verrichting Aankoop
Jaar
Werken
Prijs (in EUR)
Aantal
Prijs (in EUR)
Globale kostprijs (in EUR)
Evolutie
Aantal
2002
462
89.618,92
445
6.648,58
96.267,50
100,00
2003
499
90.525,48
493
7.918,55
98.444,03
102,26
2004
468
99.196,09
464
6.313,41
105.509,50
109,60
2005
449
109.972,26
449
6.953,62
116.925,88
121,46
2006
600
122.141,98
600
5.649,77
127.791,75
132,75
Tabel 22 - Algemene verrichtingen - Evolutie van de gecumuleerde achterstallen. Datum
Kleine achterstallen (< of = 2 mensualiteiten) (in EUR)
Contentieux (> 2 mensualiteiten (in EUR)
Betwiste zaken (leningssaldo na deficitaire verkoop) (in EUR)
Totaal (in EUR)
31.12.2002
153.257,75
527.116,73
355.794,72
1.036.169,20
+ 168.131,02
31.12.2003
76.176,56
663.284,57
396.873,48
1.136.334,61
+ 100.165,41
31.12.2004
88.777,89
610.445,14
399.378,09
1.098.601,12
-
37.733,49
31.12.2005
92.532,98
576.292,30
408.069,16
1.076.894,44
-
21.706,68
31.12.2006
99.386,98
586.477,58
405.066,08
1.090.930,64
+
14.036,20
71
Jaarlijkse evolutie (in EUR)
Tabel 23 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de totale kostprijs van de verrichtingen (zonder overlijdensverzekering) volgens de aanwending van de fondsen - 2006. Spreiding van de kostprijs (in EUR) Aard van de verrichting
Aantal leningen
Aankoop (1)
Werken
Terugbetaling van schulden
Aktekosten en B.T.W. (2)
Diverse kosten
86
1.645.118,15
8.929.624,14
-
2.394.109,33
309.275,65
13.278.127,27
-
-
-
-
-
-
600
73.285.187,03
3.491.299,00
-
7.970.496,00
29.691,96
84.776.673,99
31
-
1.027.339,28
-
34.093,07
29.825,65
1.091.258,00
-
-
-
Nieuwbouw + aankoop onder het BTW-stelsel
2.
Aankoop
3.
Aankoop + werken
4.
Werken
5.
Uit onverdeeldheid treden
-
6.
Uit onverdeeldheid treden + werken
3
7.
Uit onverdeeldheid treden + terugbetaling van schulden
-
8.
Uit onverdeeldheid treden + terugbetaling van schulden + werken
9
9.
Terugbetaling van schulden + werken
9
Andere verrichtingen (3)
2
21.000,00
740
75.578.797,84
72
1.
10.
Totaal
-
159.687,50 -
467.805,16
-
27.785,00 -
-
61.996,00
474.790,74
125.174,00
980.940,00
-
-
13.663.217,42
1.455.730,74
16.585,00
1.300,00
-
-
61.873,16
-
205.357,50 -
-
1.066.465,06
37.046,00
1.143.160,00
7.000,00 10.484.156,56
Totale kostprijs
407.139,26
(1) voor 1 = aankoopprijs van de grond, voor 2 en 3 = aankoopprijs van de woningen en voor 5, 6, 7 en 8 = prijs van het te bekomen deel. (2) BTW voor de nieuwbouwwoningen en aankopen onder het BTW-stelsel, inbegrepen de B.T.W. op subsidies toegekend via de GOMB voor de verkoop van zijn woningen. (3) Verkoop van twee parkings toebehorend aan het Fonds in een complex gelegen te Jette, Jetse steenweg.
28.000,00 101.589.041,82
Tabel 24 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de gemiddelde kostprijs van de verrichtingen (zonder overlijdensverzekering) volgens de aanwending van de fondsen - 2006. Bedrag (in EUR) bestemd voor Aard van de verrichting
1.
Nieuwbouw + aankoop onder het 2. BTW-stelsel 3.
Aankoop
4.
Aankoop + werken
5.
Aantal leningen
Aankoop (1)
%
86
19.129,28
12,39
-
-
-
73
600
122.141,98
86,44
31
-
-
Werken
-
-
-
6.
Uit onverdeeldheid treden
3
7.
Uit onverdeeldheid treden + werken
-
8.
Uit onverdeeldheid treden + terugbetaling van schulden
9
9.
Uit onverdeeldheid treden + terugbetaling van schulden + werken
9
Terugbetaling van schulden + werken
2
10.
53.229,17 -
51.978,35
10.500,00
77,76 -
43,87
75,00
Werken
%
Terugbetaling schulden
%
Aktekosten en BTW (2)
%
Diverse kosten
%
Totaal
-
-
27.838,48
18,03
3.596,23
2,33
154.396,83
-
-
-
-
-
-
-
-
4,12
-
-
13.284,16
9,40
49,49
0,04
141.294,46
33.139,98 94,15
-
-
1.099,78
3,12
962,12
2,73
35.201,88
-
-
-
-
-
-
-
-
5.528,33
8,08
433,33
0,63
-
-
-
-
-
-
44,52
6.874,80
5,80
-
-
118.496,12
108.993,33
85,81
-
-
4.116,22
3,24
127.017,77
-
-
3.500,00
-
-
14.000,00
103.832,84 67,25 5.818,83
-
-
9.261,67 13,53 -
6.888,44
-
5,81
13.908,22 10,95 -
-
52.754,53
25,00
Andere verrichtingen (3) (1) voor 1 = aankoopprijs van de grond, voor 2 en 3 = aankoopprijs van de woningen en voor 5, 6, 7 en 8 = prijs van het te bekomen deel. (2) BTW voor nieuwbouwverrichtingen en aankopen onder het BTW-stelsel, inbegrepen de B.T.W. op subsidies toegekend via de GOMB voor de verkoop van zijn woningen. (3) Verkoop van twee parkings toebehorend aan het Fonds in een complex gelegen te Jette, Jetse steenweg.
68.452,50 -
Tabel 25 - Algemene verrichtingen - Totale kostprijs (zonder overlijdensverzekering) en financieringsbronnen van de verrichting. Kostprijs van de verrichtingen (in EUR) Aantal leningen
Algemeen totaal
2002
562
62.056.569,23
2003
602
2004
Jaar
Eenheidsgemiddelde
Verdeling volgens bron van financiering (in EUR)
Leningen Woningfonds
Eigen middelen
Vreemde middelen
Andere bronnen (2)
Eenheidsgemiddelde
In % van de kostprijs
Algemeen totaal
Eenheidsgemiddelde
In % van de kostprijs
Algemeen totaal
Eenheidsgemiddelde
In % van de kostprijs
Algemeen totaal
Eenheidsgemiddelde
In % van de kostprijs
110.420,94
50.617.873,07
90.067,39
81,57
10.424.208,91
18.548,41
16,80
1.014.487,25
1.805,14
1,63
-
-
-
65.648.338,31
109.050,40
52.621.991,81
87.411,95
80,16
11.695.015,26
19.426,94
17,81
1.303.502,68
2.165,29
1,99
27.828,56
46,23
0,04
596
67.927.257,66
113.971,91
55.062.133,13
92.386,13
81,06
11.765.956,15
19.741,54
17,32
1.083.495,38
1.817,95
1,60
15.673,00
26,30
0,02
2005
554
68.819.558,52
124.223,03
56.863.414,45
102.641,54
82,63
10.794.572,82
19.484,79
15,68
1.146.953,25
2.070,31
1,67
14.618,00
26,39
0,02
2006
740
101.589.041,82
137.282,49
(1) 83.774.642,00
113.208,98
82,47
15.781.299,76
21.326,08
15,53
2.033.100,06
2.747,43
2,00
-
-
-
74
Algemeen totaal
(1) inbegrepen een bedrag van 208.899,00 EUR, dat 6 leningen in het FST en 1 lening aan het personeel dekt, in combinatie met een lening in het fonds B2A. (2) bijvoorbeeld, premies van het Gewest.
Tabel 25 bis - Algemene verrichtingen - Verdeling van de gezinnen in functie van de middelen die zijzelf investeerden - 2006. Eigen geïnvesteerde middelen
Aantal
%
68
9,19
1 tot 5.000 EUR
148
20,00
5.001 tot 10.000 EUR
125
16,89
10.001 tot 15.000 EUR
92
12,43
15.001 tot 20.000 EUR
51
6,89
> 20.001 EUR
256
34,60
Totaal
740
100,00
0 EUR
Tabel 26 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de gezinnen volgens de aard van de woning waarover zij beschikken - 2006. Aard van woning (1)
Aantal kamers
Gemiddelde bewoonbare brutooppervlakte (2)
Aantal gezinnen
%
Studio
Subtotaal 0 1 2 3 4 en meer Subtotaal 0 1 2 3 4 en meer Subtotaal 0 1 2 3 4 en meer Subtotaal
45,23 88,17 67,52 87,42 103,82 117,75 82,49 126,00 99,58 108,00 121,00 135,33 109,15 96,33 112,10 141,37 169,28 141,73 90,77
26 12 198 299 62 4 575 1 12 14 3 3 33 6 20 46 32 104 738
3,52 1,63 26,83 40,50 8,40 0,54 77,90 0,14 1,63 1,90 0,41 0,41 4,49 0,81 2,71 6,23 4,34 14,09 100,00
Appartement
Gedeelte van huis-duplex
Huis
Totaal (3)
(1) studio = woning bestaande uit 1 ruimte, met een sanitaire hoek/wc en een keukenhoek. appartement = woning bestaande uit minstens 2 vertrekken. (2) in m². (3) 2 verrichtingen, waar geen rekening mee werd gehouden, betreffende de aankoop van garages verkocht door het Fonds, gelegen te Jette, Jetse steenweg.
75
Tabel 26 bis - Algemene verrichtingen - Evolutie van de gemiddelde bewoonbare brutooppervlakte per type woning in m² - 2006. Jaar
Studio
Appartement
Gedeelte van huis-duplex
Huis
Algemeen gemiddelde
Evolutie
2003
39,33
88,79
130,84
154,60
110,47
100,00
2004
45,00
86,12
110,71
153,04
103,46
93,65
2005
42,38
86,38
116,50
155,60
101,08
91,50
2006
45,23
82,49
109,15
141,73
90,77
82,17
76
Tabel 27 - Algemene verrichtingen - Gemiddelde oppervlakte, aantal kamers en kostprijs van de woningen, volgens type, aangekocht door de ontleners, eventueel met werken, een nieuwbouw of een aankoop onder het BTW-stelsel (1) - 2006. Aard van de woning (2) Studio
Appartement
Subtotaal
77
Gedeelte van huis-duplex Subtotaal
Huis
Subtotaal Totaal
Aantal woningen Aantal 26 9 179 269 56 3 516 1 11 11 3 3 29 3 14 31 22 70 641
% 4,06 1,40 27,93 41,96 8,74 0,47 80,50 0,16 1,71 1,71 0,47 0,47 4,52 0,47 2,18 4,84 3,43 10,92 100,00
Aantal kamers
0 1 2 3 4 en meer 0 1 2 3 4 en meer 0 1 2 3 4 en meer -
Gemiddelde bewoonbare bruto-oppervlakte
Gemiddelde kostprijs zonder onkosten (3)
45,23 74,67 65,81 86,47 102,14 114,33 80,96 126,00 99,00 106,91 121,00 135,33 108,97 81,00 113,79 139,81 162,41 139,19 87,14
85.081,08 118.999,44 107.214,33 129.211,65 150.072,76 156.916,67 123.827,75 168.597,00 125.455,25 128.543,91 152.395,00 165.956,00 135.091,06 152.966,67 152.697,71 170.185,20 188.406,95 171.676,60 127.991,00
Gemiddelde kostprijs zonder onkosten/m² 1.881,04 1.593,74 1.629,15 1.494,26 1.469,24 1.372,45 1.529,47 1.338,07 1.267,22 1.202,37 1.259,46 1.226,28 1.239,76 1.888,48 1.341,98 1.217,29 1.160,08 1.233,44 1.468,84
Gemiddeld maandgeld 382,86 430,69 445,96 518,25 612,48 692,26 502,88 490,26 440,49 454,86 605,03 678,67 489,32 567,43 575,99 603,10 701,18 626,97 510,95
(1) Met uitzondering van de woningen verkocht door het Fonds of die, gesubsidieerd door het Gewest, te koop werden aangeboden in het kader van de activiteiten van de G.O.M.B., de gemeenten en de O.C.M.W.’s (2) - studio = woning bestaande uit 1 ruimte, met een gescheiden keukenhoek en sanitaire hoek/wc. - appartement = woning bestaande uit minstens 2 vertrekken. (3) De kostprijs bevat de prijs van aankoop (desgevallend deze van het terrein) en de kostprijs voor de werken.
Tabel 27 bis - Algemene verrichtingen - Evolutie van de gemiddelde oppervlakte en de kostprijs van de woningen, aangekocht door de ontleners, eventueel met werken, een nieuwbouw of een aankoop onder het BTW-stelsel, volgens hun type (1) - 2006. Jaar
Gemiddelde bewoonbare brutooppervlakte (2)
Evolutie (3)
Gemiddelde kostprijs zonder onkosten/m²
Evolutie (3)
2003
108,33
100,00
921,31
100,00
2004
98,46
90,89
1.078,56
117,07
2005
96,03
88,65
1.217,62
132,16
2006
87,14
80,44
1.468,84
159,43
(1) Met uitzondering van de woningen verkocht door het Fonds of gesubsidieerd door het Gewest en te koop aangeboden in het kader van de activiteiten van de G.O.M.B., de gemeenten of de O.C.M.W.’s. (2) in m² (3) 2003 = 100 %
78
Tabel 28 - Algemene verrichtingen - Spreiding van de gezinnen naar gelang de grootte en de aard van de woning (1) waarover zij beschikken - 2006. Aard van de woning Totaal Aantal personen die deel uitmaken van het gezin
Studio
Appartement
Deel van een huis of “duplex”
79
Aantal
%
Gemiddelde bewoonbare oppervlakte (in m²)
Aantal
%
Gemiddelde bewoonbare oppervlakte (in m²)
Aantal
%
Gemiddelde bewoonbare oppervlakte (in m²)
1
25
3,39
47,67
242
32,79
74,03
13
1,76
80,62
2
1
0,14
41,00
87
11,79
80,03
8
1,08
3
-
-
-
104
14,09
88,95
4
4
-
-
-
88
11,92
89,61
5
-
-
-
40
5,42
6
-
-
-
9
7 en +
-
-
-
Totaal (2)
26
3,53
47,32
Huis Aantal
%
Gemiddelde bewoonbare oppervlakte (in m²)
Aantal
%
5
0,68
89,00
285
38,62
97,75
4
0,54
121,00
100
13,55
0,54
138,50
8
1,08
121,86
116
15,71
4
0,54
111,00
31
4,20
137,11
123
16,66
104,55
2
0,27
119,00
23
3,12
146,09
65
8,81
1,22
108,50
1
0,14
91,00
15
2,03
155,80
25
3,39
5
0,68
89,40
1
0,14
152,00
18
2,44
145,33
24
3,26
575
77,91
83,36
33
4,47
100,27
104
14,09
142,76
738
100,00
(1) studio = woning bestaande uit 1 ruimte, met een gescheiden keukenhoek en sanitaire hoek/wc. appartement = woning bestaande uit minstens 2 vertrekken. (2) 2 verrichtingen, waar geen rekening mee werd gehouden, betreffende de aankoop van garages verkocht door het Fonds, gelegen te Jette, Jetse steenweg.
Tabel 29 - Evolutie van de aflossing van de hypothecaire leningen. Jaar
Aantal lopende leningen
Jaarlijks vervallen sommen sinds 1975 (*) (in EUR)
Gecumuleerde vervallen sommen (vereffende leningen sinds 1975) (in EUR)
Gecumuleerde achterstallen (in EUR)
% gecumuleerde achterstallen/vervallen sommen
2002
4.189
27.051.230,53
286.626.007,42
1.036.169,20
0,36
2003
4.581
33.323.147,98
319.949.155,40
1.136.344,61
0,36
2004
4.891
37.022.998,12
356.972.153,52
1.098.601,12
0,31
2005
5.051
47.049.195,07
404.021.348,89
1.076.894,44
0,27
2006
5.414
49.649.121,97
453.670.470,86
1.090.930,64
0,24
80 (*) Vervallen sommen : som van opeisbare normale maandgelden, van vervroegde terugbetalingen van de lening, van aangerekende kosten en achterstallige intresten, van verhoogde maandgelden voor gedeeltelijke verhuring, enz...
Tabel 30 - Algemene verrichtingen - Vergelijking van de gezinssamenstelling binnen het Gewest met die van gezinnen die in 2006 een lening afsloten bij het Fonds.
Aantal personen die deel uitmaken van het gezin
Gezinnen van het Gewest (*)
81
Gezinnen van het Fonds
1
2
3
4
5
6
7
8 en +
Totaal van de gezinnen
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
245.678
116.666
54.433
40.469
18.088
7.845
3.264
2.760
489.203
50,22 %
23,85 %
11,13 %
8,27 %
3,70 %
1,60 %
0,67 %
0,56 %
100,00 %
285
100
116
124
65
38,52 %
13,51 %
15,68 %
16,76 %
8,78 %
(*) Bron : ECODATA, FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, KMO, MIDDENSTAND & ENERGIE.
26 3,51 %
18 2,43 %
6 0,81 %
740 100,00 %
Tabel 31 - Vijfjaarlijkse herziening van de leningen - Evolutie van de rentevoet - 2006. Orde van de wijziging
Aantal dossiers waarvan de wijziging van de intrestvoet < of = aan 1 %
ligt tussen 1 % en 2 %
> of = aan 2 %
Totaal
Stijging
95
61
48
204
Daling
40
7
6
53
Totaal
135
68
54
257
Tabel 32 - Vijfjaarlijkse herziening van de leningen - Evolutie volgens de inkomensbarema’s - 2006. Verdeling van de gezinnen volgens het inkomensbarema op het ogenblik van de toekenning van de lening of van de vorige herziening
Inkomensbarema op het ogenblik van de vijfjaarlijkse herziening Barema I
Barema II
Barema III
Barema IV
Barema V
Buiten barema
Totaal
Barema I
150
34
27
6
7
5
229
Barema II
17
21
32
14
11
2
97
Barema III
1
8
22
17
17
12
77
Barema IV
3
2
4
1
7
5
22
Barema V
1
3
3
5
16
28
3
4
43
457
Buiten barema Totaal
1 172
65
82
89
41
47
Tabel 33 - Vijfjaarlijkse herziening van de leningen - Evolutie volgens het aantal kinderen ten laste - 2006. Verdeling van de gezinnen volgens het aantal kinderen ten laste op het ogenblik van de toekenning van de lening of van de vorige herziening
Verdeling van de gezinnen volgens het aantal kinderen ten laste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse herziening Zonderen kinderen
1 kind
2 kinderen
3 kinderen
4 kinderen
5 kinderen
6 kinderen
7 kinderen
8 kinderen
9 kinderen
10 kinderen
Totaal
83
Zonder kinderen
1
1
1 kind
4
19
15
4
2
2 kinderen
11
18
69
33
12
1
144
3 kinderen
2
5
6
67
32
7
119
4 kinderen
4
9
10
34
15
4
5 kinderen
1
1
8
8
15
2
2
6
2
4
5
4
7 kinderen
3
2
8 kinderen
1
1
6 kinderen
9 kinderen
44
76 37 2
23 1
2
4
1
10 kinderen Totaal
18
47
100
128
94
46
6
13
6
2
1
1
2
1
1
2
457
2. Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen. Tabel 1 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Samenstelling van de ontlenersgezinnen. Jaar
Totaal aantal gezinnen
Totaal aantal personen
Gemiddeld aantal personen per gezin
Totaal aantal ontleners
2002
51
84
1,65
2003
53
107
2004
53
2005 2006
Totaal aantal inwonenden die geen ontlener zijn Ten laste
Niet ten laste
Totaal
Gemiddeld
77
7
0
7
0,14
2,02
87
18
2
20
0,38
104
1,96
88
14
2
16
0,30
43
79
1,84
70
9
0
9
0,21
34
67
1,97
58
9
0
9
0,26
84
Tabel 2 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de ontlenersgezinnen naargelang hun samenstelling.
Gezinnen zonder kinderen ten laste
Gezinnen met kinderen ten laste
één ontlener
%
meerdere ontleners
%
subtotaal
%
één ontlener
%
meerdere ontleners
%
subtotaal
%
Algemeen totaal
2002
25
49,02
21
41,18
46
90,20
-
-
5
9,80
5
9,80
51
100,00
2003
19
35,85
21
39,62
40
75,47
-
-
13
24,53
13
24,53
53
100,00
2004
17
32,08
25
47,16
42
79,24
1
1,89
10
18,87
11
20,76
53
100,00
2005
16
37,21
20
46,51
36
83,72
-
-
7
16,28
7
16,28
43
100,00
2006
9
26,47
18
52,94
27
79,41
1
2,94
6
17,65
7
20,59
34
100,00
Jaar
%
85
Tabel 3 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de ontlenersgezinnen volgens het aantal kinderen ten laste. Gezinnen zonder kinderen ten laste
Gezinnen met 1 kind ten laste
Gezinnen met 2 kinderen ten laste
Gezinnen met 3 kinderen ten laste of meer
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
2002
46
90,20
3
5,88
2
3,92
-
-
51
100,00
2003
40
75,47
8
15,10
5
9,43
-
-
53
100,00
2004
42
79,25
8
15,09
3
5,66
-
-
53
100,00
2005
36
83,72
5
11,63
2
4,65
-
-
43
100,00
2006
27
79,41
5
14,71
2
5,88
-
-
34
100,00
Jaar
Totaal aantal gezinnen
Tabel 4 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Leeftijd van de ontleners - 2006. Leeftijd - 25 jaar
Aantal ontleners Aantal
%
0
0,00
van 25 tot - 30 jaar
18
52,94
van 30 tot - 35 jaar
16
47,06
Totaal
34
100,00
De gemiddelde leeftjid bedraagt 28 jaar en 2 maanden (28 jaar en 10 maanden in 2006).
86
Tabel 5 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Sociaal-professioneel statuut van de ontleners (*) - 2006. Aantal ontleners
Sociaal-professioneel statuut
Aantal
Zelfstandige
%
5
8,62
Bediende
45
77,59
Arbeider
7
12,07
Zonder werk
1
1,72
58
100,00
Totaal (*) Totaal van de ontleners, verdeeld over 34 gezinnen.
Tabel 6 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de gezinnen volgens het niveau van hun gemiddeld maandelijks netto-inkomen (zonder kinderbijslagen ) - 2006. Gemiddeld maandelijks netto-inkomen (in EUR) Gezinnen
< 1.000
> of = 1.000 en < 1.500
> of = 1.500 en < 2.000
> of = 2.000 en < 2.500
> of = 2.500 en < 3.000
> of = 3.000
Totaal
Aantal
0
1
7
6
8
12
34
%
0,00
2,94
20,59
17,65
23,53
35,29
100,00
Tabel 7 - Aanvullende hypotheekleningen aan jonge gezinnen - Bron van het inkomen van de ontleners - 2006. Aantal gezinnen
Gezinsinkomen
Aantal
%
Eén beroepsinkomen
10
Twee beroepsinkomens of meer
23
67,65
Eén beroepsinkomen + vervangingsinkomen
1
2,94
Enkel vervangingsinkomen
0
0,00
34
100,00
Totaal (*) waaronder 10 gezinnen bestaande uit 1 ontlener.
87
(*)
29,41
Tabel 8 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Samenstelling van de maandelijkse netto-inkomensbronnen van de gezinnen - 2006. Samenstelling van het inkomen
Gemiddeld bedrag (in EUR)
%
Beroeps- of vervangingsinkomen van de ontlener
2.574,66
99,40
0,00
0,00
15,52
0,60
2.590,18
100,00
Inkomen van de kinderen en andere samenwonenden Kinderbijslag Totaal
Tabel 9 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Bedrag van de gemiddelde maandgelden.
Jaar
Te betalen aan het Fonds Bedrag %
Gemiddelde maandgelden (in EUR) Te betalen aan derden Bedrag %
Totaal Bedrag
%
2002
164,82
21,83
590,29
78,17
755,11
100,00
2003
203,32
24,09
640,69
75,91
844,01
100,00
2004
204,05
23,82
652,52
76,18
856,56
100,00
2005
216,51
23,35
710,70
76,65
927,21
100,00
2006
222,17
22,71
756,16
77,29
978,32
100,00
Het hoogste maandgeld te betalen aan het Fonds bedraagt 260,47 EUR, dat aan derden 1.165,23 EUR.
88
Tabel 10 - Aanvullende hypotheekleningen aan jonge gezinnen - Spreiding van de gezinnen volgens het maandelijks netto-inkomen (kinderbijslag eventueel inbegrepen) en weerslag van het totale maandgeld (lening Fonds en lening van derden) op het gemiddeld maandelijks inkomen - 2006. Aantal gezinnen Bedrag van het inkomen (in EUR)
Aantal
Totaal gemiddelde mensualiteiten %
Bedrag (in EUR)
in % van het inkomen
< 750,00
-
-
-
-
> of = 750,00 en < 1.250,00
-
-
-
-
> of = 1.250,00 en < 1.750,00
6
17,65
860,32
52,04
> of = 1.750,00 en < 2.250,00
4
11,76
773,17
38,64
> of = 2.250,00 en < 2.750,00
8
23,53
961,26
38,93
> of = 2.750,00 en < 3.250,00
11
32,36
1.123,93
37,23
> of = 3.250,00 en < 3.750,00
4
11,76
934,01
27,96
> of = 3.750,00
1
2,94
1.218,94
31,89
34
100,00
978,32
37,77
Totaal
89
Tabel 11 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de hypothecaire panden per gemeente, volgens hun ligging in of buiten de R.V.O.H.R. (1) - 2006. R.V.O.H.R. (2)
Buiten R.V.O.H.R. (3)
Totaal
Gemeente Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
1 3 1 1 2 3 3 1 -
2,94 8,83 2,94 2,94 5,88 8,83 8,82 2,94 -
1 1 4 3 1 2 2 2 2 1
2,94 2,94 11,77 8,83 2,94 5,88 5,88 5,88 5,88 2,94
2 3 1 4 4 2 2 5 2 3 1 2 2 1
5,88 8,83 2,94 11,77 11,77 5,88 5,88 14,71 5,88 8,83 2,94 5,88 5,88 2,94
15
44,12
19
55,88
34
100,00
Anderlecht Brussel (4) Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Haren Jette Koekelberg Laken Neder-over-Heembeek Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde Totaal (1) (2) (3) (4)
R.V.O.H.R. = Ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en renovatie. De intrestvoet van de lening bedraagt 0 %. De intrestvoet van lening bedraagt 2 %. De gemeente Brussel is opgesplitst in: Brussel (Vijfhoek), Haren, Laken en Neder-over-Heembeek.
Tabel 12 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de leningen volgens de gemeente van herkomst van de gezinnen - 2006. Aantal leningen
Herkomst
Aantal
%
Zelfde gemeente als hypothecaire pand
12
35,29
Andere gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
17
50,00
5
14,71
34
100,00
Gemeente buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Totaal
90
Tabel 13 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de leningen in functie van het belastbaar inkomen (*) dat als basis diende voor de toekenning van de lening - 2006. Aantal gezinnen
Bedrag van het belastbaar inkomen (in EUR)
Aantal
%
< 10.000
6
17,65
> of = 10.000 en < 15.000
-
> of = 15.000 en < 20.000
4
11,76
> of = 20.000 en < 33.000
15
44,12
> of = 33.000 en < 50.000
9
26,47
> of = 50.000
-
Totaal
34
-
100,00
(*) Er wordt gewerkt met het aan de personenbelasting onderworpen inkomen uit 2003 of 2004 naargelang de aanvraag werd ingediend vóór of na 30/06/2006.
91
Tabel 14 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de totale kostprijs van de verrichtingen volgens de aard 2006. Aantal leningen Aard van de verrichting
92
1.
Aankoop
2.
Aankoop + werken
3.
Nieuwbouw of aankoop onder het BTW-stelsel
Totaal
Aantal
%
-
-
Bedrag bestemd voor (in EUR) Aankoop
-
Werken/ nieuwbouw -
Aktekosten en BTW (1) -
Diverse kosten (2)
-
Totaal bedrag (in EUR)
-
29
85,29
4.414.698,00
305.103,00
562.958,00
-
5.282.759,00
5
14,71
184.460,00
674.196,00
182.170,44
3.000,00
1.043.826,44
34
100,00
979.299,00
745.128,44
3.000,00
6.326.585,44
4.599.158,00 (3)
(1) BTW voor de nieuwbouwverrichtingen en aankopen onder het BTW-stelsel. (2) bijvoorbeeld, kosten voor landmeter, voor bijzondere verbintenissen t.a.v. de koper, ... (3) aankoopprijs bouwgrond.
Tabel 15 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de gemiddelde kostprijs van de verrichtingen volgens de aanwending van de fondsen - 2006. Aantal leningen Aard van de verrichting
93
1.
Aankoop
2.
Aankoop + werken
3.
Nieuwbouw of aankoop onder het BTW-stelsel
Totaal
Aantal
%
-
-
29
85,29
5
14,71
34
100,00
Gemiddeld bedrag bestemd voor (in EUR) Aankoop
-
152.230,97
36.892,00 (3)
135.269,35
(1) BTW voor de nieuwbouwverrichtingen en aankopen onder het BTW-stelsel. (2) bijvoorbeeld, kosten voor landmeter, voor bijzondere verbintenissen t.a.v. de verkoper, ... (3) aankoopprijs bouwgrond.
Werken/ nieuwbouw -
Aktekosten en BTW (1) -
Diverse kosten (2)
-
-
Gemiddeld totaal bedrag (in EUR)
-
10.520,79
19.412,34
182.164,10
134.839,20
36.434,09
600,00
208.765,29
28.802,91
21.915,54
88,24
186.076,04
Tabel 16 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Balans van de leningsverrichtingen - 2006. Kostprijs van de verrichtingen (in EUR)
Bronnen van financiering (in EUR) Lening Woningfonds
Aantal leningen
34
Algemeen totaal
6.326.585,44
Lening van de hypothecaire kredietinstelling
Eigen middelen
Andere bronnen (*)
Eenheidsgemiddelde
186.076,04
(*) bijvoorbeeld, regionale premies.
Algemeen totaal
Eenheidsgemiddelde
% van de kostprijs
Algemeen totaal
Eenheidsgemiddelde
% van de kostprijs
Algemeen totaal
Eenheidsgemiddelde
% van de kostprijs
Algemeen totaal
Eenheidsgemiddelde
% van de kostprijs
857.135,00
25.209,85
13,55
5.023.363,00
147.745,97
79,40
446.087,44
13.120,22
7,05
0,00
0,00
0,00
94
Tabel 17 - Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen - Spreiding van de woningen in functie van hun aard, het aantal kamers, de gemiddelde bewoonbare oppervlakte en de gemiddelde kostprijs - 2006. Aard van woning
Studio
Appartement
Subtotaal
95
Gedeelte van huis duplex Subtotaal
Huis
Subtotaal Totaal
Aantal woningen Absolu
%
1 8 19 1 29 1 2 3 2 2 34
2,94 23,53 55,89 2,94 85,30 2,94 5,88 8,82 5,88 5,88 100,00
Aantal kamers
Gemiddelde bewoonbare brutooppervlakte (in m²)
Gemiddelde kostprijs zonder onkosten (in EUR)
Gemiddelde kostprijs zonder onkosten/m² (in EUR)
0 1 2 3 4 en meer 0 1 2 3 4 en meer 0 1 2 3 4 en meer -
112,00 76,00 98,42 118,00 93,38 153,00 153,50 166,00 175,50 175,50 103,50
185.000,00 144.787,00 161.617,42 208.875,00 159.410,41 184.000,00 185.715,00 185.143,33 200.062,50 200.062,50 164.072,26
1.651,79 1.905,09 1.642,10 1.770,13 1.707,13 1.202,61 1.209,87 1.115,32 1.139,96 1.139,96 1.585,24
(1) De kostprijs bevat de aankoopprijs (desgevallend deze van het terrein) en de kosten voor werken.
Brussel Anderlecht Schaarbeek Vorst Elsene St.-Jans-Molenbeek St.-Jans-Molenbeek St.-Jans-Molenbeek St.-Jans-Molenbeek Totaal
Aard van verrichting (1)
Bijzonderheden
R C R R C C C C C
PCQ PFC CQ APP PFC PFC PFC CQ CQ
Vandenbrandenstraat Bergense steenweg Broederschapstraat Van Volxemlaan Herdersstraat Requette-Candrieslaan Requette-Lemairelaan Mariemontkaai Finstraat 9 sites
Type van woningen
Aantal woningen
Aantal kamers/ woning
Vorderingsstaat (3)
appartementen ééngezinswoningen appartementen en duplex appartementen en duplex appartementen appartementen appartementen appartementen en duplex appartementen
6 9 25 12 15 25 25 8 14 139
1 tot 3 3 tot 5 1 tot 4 2 tot 4 1 tot 4 1 tot 4 1 tot 4 1 tot 3 2 tot 4
TC TC AT PU PU AP AP AP NVA
(2)
96 AFGEWERKTE SITES
Brussel
Hopstraat Anderlechtsesteenweg/Kuregemsestraat 2
Brussel Totaal
Aard van verrichting (1)
Bijzonderheden (2)
C
CQ
R
P
(1) C = bouw R = renovatie (2) CQ = PCQ = PFC = APP = P =
luik II van een wijkcontract binnen een perimeter van een wijkcontract project dat voortvloeit uit de samenwerking tussen het Fonds en de gemeente aankoop van een openbaar patrimonium aankoop via een privépersoon
Type van woningen duplex duplex appartementen appartementen lofts
(3) FC = TC = AT = CC = PU = AP = AOS = NVA = AEN =
Aantal woningen
Observaties
totaal
te koop
verkocht
8 8 4 5 17 42
8 8 4 0 4 24
0 0 0 5 13 18
werf in eindfase werken in uitvoering aanbesteding van de werken in uitvoering lastenboek voor de werken in uitvoering wachten op de stedenbouwkundige vergunning architecturaal ontwerp in uitvoering offerteaanvraag voor architectenopdracht in uitvoering net aangekocht of op het punt staat aangekocht te worden aankoop in onderhandeling.
te koop gesteld eind 2006 blijft 1 kleine loft (welke afgewerkt wordt) en 3 grote
3. Verrichtingen verkoop na sanering of (weder)opbouw - Vorderingsstaat op 31 december 2006.
LOPENDE SITES
SECTIE II – DE HUURHULP
A. ALGEMENE BESCHOUWINGEN.
1. ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE SECTOR. «We moeten ons blijven focussen op de armsten en op die groep die in de slechtste woonomstandigheden leeft, namelijk: migrantengezinnen, gezinnen die moeten leven van een ontoereikend inkomen, de armste, de zwakste, de meest geïsoleerde gezinnen, gezinnen die tijdelijk in de marginaliteit terechtkomen, al die gezinnen waarvoor een aangepaste woning de eerste stap is om hen de kracht te geven hun leven weer op het juiste spoor te krijgen …». Verslag van de Raad van Bestuur – Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België – september 1974. «Tienduizenden woningen staan langzaam te verkrotten, terwijl hun bewoners geconfronteerd worden met allerhande problemen die een weerslag hebben op hun fysiek en psychologisch welzijn, en daardoor dus op hun sociaal leven. De evaluatie van de indirecte schade en uitgaven die door deze situatie berokkend worden, doet ons beseffen dat we bepaalde keuzes moeten herbekijken en dat prioriteit moet worden gegeven aan de verbetering van de woonomstandigheden …». «Huisvesting is in de allereerste plaats een middel dat het individu de mogelijkheid geeft acties te ondernemen die van vitaal belang zijn… Het is dan ook noodzakelijk dat dit middel doeltreffend is, zodat deze acties ondernomen kunnen worden aan een zo laag mogelijke economische, sociale en psychologische kostprijs en met het oog op een hogere rentabiliteit op menselijk vlak… Dit betekent dat de huisvesting van goede kwaliteit moet zijn… Dit betekent ook dat huisvesting een middel is dat optimaal moet worden gebruikt en beheerd… Huisvesting wordt dan «de zaak» van zijn bewoners, een plek waar wordt gecreëerd, waar het individu zich vervolmaakt…». Voorstel – Verbeteringsmodel van de woonomstandigheden van migrerende werknemers – Woningfonds – Brusselse entiteit – maart 1988. «Ik herhaal hier nogmaals dat de kloof tussen het leefloon, de pensioenen en de lage salarissen enerzijds en de gevraagde huurprijzen anderzijds intussen zo groot is geworden, dat een menswaardig bestaan in het gedrang komt. De woonomstandigheden van te veel kinderen hebben een negatieve invloed op hun schoolresultaten en op hun gezondheid, net zoals op die van hun ouders. Om te kunnen overleven, hebben veel ouders geen andere keuze meer dan structureel schulden aan te gaan of een uitkomst te zoeken in zwartwerk. Gescheiden ouders kunnen hun kinderen niet meer opvangen, omdat hun woning veel te klein is om er de kinderen bij te nemen…». Anne Herscovici, voorzitster van het OCMW van Elsene en vennoot van het Fonds – Voorstelling van de OCMW-begroting – november 2006. Deze tekstfragmenten werden geschreven op totaal verschillende tijdstippen, maar tonen alledrie aan dat huisvesting een fundamentele bekommernis is.
97
Evolutie van de investeringen in de huurhulp Bedragen in duizenden EUR
14.000 13.000 12.000 11.000 10.000 9.000 8.000
98
7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
Jaar
De sociale bijdrage, in zijn breedst mogelijke betekenis, van de huurhulpverrichtingen staat buiten kijf en rechtvaardigt ook de verdere (weldoordachte) ontwikkeling van deze sector, ondanks de even gekende structurele, financiële onleefbaarheid ervan. Voor dit punt is het Fonds zijn verbintenissen, zoals opgenomen in de beheersovereenkomst met het Gewest van 2 oktober 1997, trouwens nagekomen: «... de jaarlijkse investering van een bedrag dat een vijftigtal huurhulpverrichtingen dekt ...». De voorbije jaren werden in het jaarverslag de moeilijkheden en financiële inzet van de huurhulp al uitgebreid toegelicht. Wij komen er hier niet nog eens op terug, maar willen er toch aan herinneren dat de huurhulpsector langzaam maar zeker een hypotheek legt op de financiële situatie van alle activiteiten van het Fonds. Op basis van de laatste vooruitzichten zou dit deficit op de thesaurie onhoudbaar worden tegen 2020. Het Gewest heeft zijn dotatie voor de sector verhoogd door 2 % van het kapitaal (bovenop het dekken van de intresten) op zich te nemen. Deze verhoging vormt al een aanzienlijke tegemoetkoming. Wij hopen dat dit een stap in de goede richting is om op korte termijn een financieringssysteem voor de sector uit te werken dat vooral het voortbestaan ervan veilig stelt. De waarde van het huurhulppatrimonium werd reeds aangehaald, alsmede de mogelijkheden om dit patrimonium te verzilveren om het deficit te dekken. Is dit een oplossing? Volgens ons enkel een noodoplossing... Zullen de onderhouds-, beheers- of investeringskosten (aankoop van grond, zware renovatie, (her)opbouw) verminderen? Die hoop mogen we opbergen, want de kosten gaan net onverbiddelijk de hoogte in: de gemiddelde kostprijs van de bruto bewoonbare oppervlakte is sinds 2000 met 70 % gestegen! En wat met het gebrek aan aandacht dat totnogtoe werd besteed aan de activiteiten van het Fonds in het kader van de taxatie en fiscaliteit? Het punt over de BTW werd aangekaart in de algemene inleiding. En in het verlengde van deze stelling: kunnen we rekenen op een grotere financiële bijdrage van het doelpubliek, zonder uit het oog te verliezen dat de belangrijkste doelstelling van deze sector net is dat we ons blijven inzetten voor de minstbegoeden? Het antwoord op deze vraag is helaas negatief, net omdat gezinnen in een dergelijke situatie waarschijnlijk zullen blijven bestaan en zelfs nog zullen toenemen in aantal. Bovendien is er, momenteel tenminste, geen verbetering merkbaar, noch in het huidige huurderspubliek, noch bij de kandidaat-huurders, of het nu gaat om nieuwe mensen of om diegenen die er al lang toe behoren. De huurhulp vormt vooral een ondersteuning voor de «sociale integratie». Laat ons hopen dat de mensen die er momenteel een beroep op doen verder evolueren, zodat ze ons op een bepaald moment niet langer nodig hebben en plaats kunnen maken voor anderen. Is dat ook niet één van de doelstellingen van de «sociale huisvesting»? Gelukkig zijn er ook mooie perspectieven: zo heeft de Brusselse Regering beslist om het Fonds een belangrijk deel toe te kennen van de gewestelijke stedenbouwkundige lasten. Deze zullen geïnvesteerd worden in de huurhulpverrichtingen, waardoor de financiële last voor deze sector zal verminderen. De impact van deze financiële injectie zal wel pas duidelijk worden in functie van de projecten die eruit voortvloeien.
99
Naast deze steeds terugkerende, fundamentele vragen, worden we ook geconfronteerd met nieuwe problemen. Een kort overzicht: - de evolutie van het nieuwe patrimonium. Omwille van sociologische («antigetto»politiek) en economische (situatie op de immobiliënmarkt) redenen werden vroeger vooral kleine gebouwen gekocht en gerenoveerd. Tot voor kort bestond ons huurhulppatrimonium dan ook vooral uit eengezinswoningen, kleine gebouwen (zoals herenhuizen) waarin 2 tot 3 woningen werden gecreëerd (vooral duplex en triplex) en een paar grotere gebouwen bestaande uit maximum 10 appartementen. Slechts enkele gebouwen bestonden uit nog meer woningen, het grootste ervan telde er 30. De laatste tijd hebben we ons patrimonium uitgebreid met nieuwe gebouwen die opgetrokken of zwaar gerenoveerd zijn/zullen worden (verlaten sites, industriële gebouwen, gebouwen die voordien helemaal niet voor huisvesting werden gebruikt, enz...). Deze projecten zijn gericht op gebouwencomplexen waarin heel wat meer woningen worden gecreëerd: de cijfers gaan van 25 tot 75 wooneenheden. De verklaring van deze evolutie moet gezocht worden in de sterke prijsstijgingen van kleinere gebouwen. De productie van grotere gebouwencomplexen zou in principe moeten leiden tot besparingen. Rekening houdend met de kenmerken van de (toekomstige) huurdersgezinnen, moeten we stilstaan bij het fenomeen «gemengd publiek» (welke vermenging willen wij verdedigen en kunnen we die ook bereiken?). Met deze vraag begeven we ons binnen de huurhulpsector op vrij nieuw terrein. En nog belangrijker: welke rol gaat het Fonds daarin spelen als sociale verhuurder? Deze vragen stellen zich al bij het begin van het project, nl. de architecturale uitwerking van de woningen: de kwaliteit van de woningen (grootte, afwerking, uitrusting), de gemeenschappelijke ruimtes en voorzieningen, de bijzondere technieken (energie, thermische en akoestische aspecten), parking, enz... En ze stellen zich ook zolang de woon-eenheden bezet worden: zijn de diensten van het Fonds, zoals ze vandaag bestaan en werken, in staat om deze nog te definiëren rol op zich te nemen? Het lijkt ons in elk geval goed noodzakelijk zelfs- dat tussenpersonen, die beschouwd worden als volwaardige medewerkers van het Fonds, ter plaatse wonen. Het profiel dat we hier net vernoemen is dat van een nieuw beroep. We zouden het kunnen omschrijven als «woningwerker» naar analogie met de «straathoekwerker». Zijn functie zou zowel bestaan uit taken als toezicht houden (op bijvoorbeeld het naleven van bepaalde huurvoorwaarden of van de bepalingen opgenomen in het huishoudelijk reglement), een snelle tussenkomst wanneer er zich problemen voordoen in verband met het leven in een gemeenschap, maar ook de verdere ontwikkeling van het leven binnen de huurdersgemeenschap, zowel intern als extern. Voor het gebouw «Sint-Jozef» in Molenbeek heeft het Fonds zo’n «tussenpersoon» aangesteld. De resultaten zijn positief, maar een permanente evaluatie is noodzakelijk; - de verarming van steeds meer huurdersgezinnen zorgt voor een gevoelige stijging van onbetaalde schuldvorderingen en leidt bovendien tot risicosituaties. Zo zijn er steeds meer huurders die nog slechts een minimum aan gas en elektriciteit kunnen gebruiken, omdat hun meters afgesloten werden. Dit leidt niet alleen tot een sterke vermindering van de leefomstandigheden van de bewoners en tot een slechter 100
onderhoud van de woning, maar ook (en dat is nog erger) tot het gebruik van snelle verbrandingsbronnen voor licht en verwarming (gasflessen, zibro, enz...) zonder bescherming, waardoor er een groter risico is op brand, CO-vergiftiging, enz... Hoe kan je in die omstandigheden de veiligheid waarborgen van bewoners en, onder andere, medehuurders? En hoe de naleving afdwingen van de contractuele verbintenissen eigen aan het beheer «als een goede huisvader»? Op zo’n moment een beroep doen op een OCMW is eerder een formaliteit dan een efficiënte oplossing. En de beslissing van een Vrederechter zou hoogstwaarschijnlijk enkel leiden tot de verbreking van het huurcontract, wanneer de uitspraak niet wordt nageleefd, en dus tot een sociaal drama... Op dit domein moeten zeker nog oplossingen uitgedokterd worden; - de sterke stijging van de condensatieproblemen in de woningen die in 2006 werden vastgesteld. Deze problemen doen zich voor in woningen die slecht, onvoldoende of zelfs helemaal niet worden verwarmd of waarin onvoldoende aandacht wordt besteed aan een goede ventilatie. Dit heeft grote gevolgen, zowel voor de gezondheid van de huurders als voor het patrimonium zelf dat veel sneller verkrot; - de milieudoelstellingen vastgelegd in de Kyoto-normen en een rationeel energieverbruik enerzijds, de beperkte financiële middelen van onze huurders anderzijds… geen van beide aspecten laten het Fonds onberoerd. Respect voor het milieu, wie schaart zich vandaag de dag niet achter dat concept? Elke betrokken partij binnen de huisvestingssector, dat spreekt voor zich: de bewoners die het bedrag op hun grootste factuur, die voor verwarming, sterk zien dalen, de fabrikanten, de projectontwikkelaars, de bouwheren en zelfs de bouwpromotoren als ze tegemoet willen komen aan de steeds grotere eisen van hun kandidaat-huurders of -kopers. Het is dan ook onze taak om technische oplossingen uit te werken die, in de eerste plaats, onze huurders de kans geven om wezenlijk te besparen op hun energiefactuur en die daarnaast ook de Gewestelijke Regering helpen om haar doelstellingen te bereiken. De laatste schakels in de rij, de bouwheren en, meer nog, de sociale verhuurders, zullen extra fondsen moeten vinden om dergelijke woningen te kunnen produceren («deze realisaties moeten een voorbeeldfunctie krijgen», zoals staat vermeld in de gedelegeerde opdrachten voor 2005 en 2006!), tenzij ze daarvoor kunnen terugvallen op specifieke overheidssubsidies...; - tenslotte vermelden we nog een laatste, zeer zware verplichting voor de sector: sommige gemeentes willen pas een stedenbouwkundige vergunning geven wanneer er ook parkeermogelijkheid wordt voorzien. Eigenlijk komt het er gewoon op neer dat we ook de auto’s moeten «huisvesten». Over de auto in de stad is al heel wat inkt gevloeid en deze discussie is nog lang niet afgesloten, vooral omdat de auto ook een grote belasting vormt voor het milieu. Maar intussen moeten we er wel mee leven en moeten we de auto proberen weg te halen uit wijken waar hij voor te grote overlast zorgt (zoals in het historische centrum van Molenbeek, bijvoorbeeld). De constructie van een parking kost niet alleen heel veel (gemiddeld 20.000,00 tot 30.000,00 EUR), maar is ook nadelig voor de kostprijs van een woning, omdat heel veel huurdersgezinnen niet over het budget beschikken om de huur ervan te betalen, terwijl het Fonds wel instaat voor het beheer.
101
Ter herinnering, de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening legt op om 1 parkeerplaats te voorzien voor 2 gecreëerde sociale woningen en 1 parkeerplaats per gecreëerde, niet sociale, woning. Om dit overzicht van vragen en knelpunten van de huurhulpsector af te ronden, willen we nog wijzen op de noodzaak om voor de immobiliënproductie met nieuwe vormen van opdrachten te werken. De dienstenopdrachten voor architectuur en engineering enerzijds en de opdrachten voor de uitvoering van werken anderzijds worden totnogtoe gescheiden. Of, met andere woorden: de uitwerking van het project en de eigenlijke uitvoering ervan gebeuren los van elkaar. Maar systematisch moeten we vaststellen dat de uitvoerders niet in staat zijn om een realistische raming te maken van de kostprijs van het project zoals dat is uitgewerkt en daarna goedgekeurd door het Fonds in het kader van de dienstenopdracht voor architectuur. Het spreekt nochtans voor zich dat een evaluatie van de kostprijs van essentieel belang is om de haalbaarheid van het uitgewerkte project te kunnen evalueren. Daarom is eind 2006 met een studie gestart om een lastenboek op te stellen voor een wat wettelijk een opdracht van «conceptie-uitvoering» wordt genoemd, waarin de ontwerper en de aannemer van de werken van bij het begin worden verenigd. Op die manier hopen we (het is in elk geval de bedoeling) dat de 2 belangrijkste schakels in het proces een «volledige» offerte indienen waarin op het voorgestelde project ook meteen een prijsvoorstel wordt geplakt. Deze formule zal waarschijnlijk voor de eerste keer worden uitgetest op de site van de Finstraat in Sint-Jans-Molenbeek. a) De kandidaat-huurders.
Eind 2006 bestond het kandidatenregister uit 2.194 gezinnen, per inschrijvingsjaar als volgt verdeeld: • • • • • • • • • • •
1996 of vroeger: 23 gezinnen (1,05 %) 1997: 8 gezinnen (0,36 %) 1998: 6 gezinnen (0,27 %) 1999: 10 gezinnen (0,46 %) 2000: 9 gezinnen (0,41 %) 2001: 13 gezinnen (0,59 %) 2002: 25 gezinnen (1,14 %) 2003: 91 gezinnen (4,15 %) 2004: 576 gezinnen (26,25 %) 2005: 722 gezinnen (32,91 %) 2006: 711 gezinnen (32,41 %).
In 2006 heeft het Fonds 711 nieuwe kandidaturen geregistreerd. Net zoals het vorige boekjaar (722 nieuwe kandidaturen), weerspiegelt dit aantal aanvragen hoeveel moeilijkheden het betrokken publiek ondervindt om een leefbare en betaalbare woning te vinden.
102
Enkele voorbeelden van het ongezond karakter en de overbevolking van woningen verlaten door kandidaat-huurders.
103
Sociologisch beantwoorden deze gezinnen aan de volgende kenmerken: 59,50 % van de kandidaten zijn kleine gezinnen die op zoek zijn naar een woning met 1 (30,10 %) of 2 kamers (29,40 %). 28,97 % van de gezinnen zouden een woning moeten hebben met 3 slaapkamers. Gezinnen die op zoek zijn naar een woning met 4 kamers of meer vertegenwoordigen nog slechts 11,53 % van de aanvragen. 53,72 % van deze kandidaat-gezinnen hebben de Belgische nationaliteit (zowel autochtonen als allochtonen). 16,19 % hebben de Marokkaanse nationaliteit, 17,48 % zijn afkomstig uit andere Afrikaanse landen, 5,44 % zijn Europees, 2,01 % komen uit een Oostblokland en 5,16 % heeft nog een andere nationaliteit. 34,38 % van de kandidaten beschikken over een beroepsinkomen. 52,58 % leeft van een vervangingsinkomen (werkloosheidsuitkering of leefloon). 9,46 % komt rond met een ziekenkas- of invaliditeitsuitkering of leeft van zijn pensioen. 3,58 % van de gezinnen verklaart niet over een inkomen te beschikken of heeft het niet aangegeven. Uit deze gegevens kunnen we het volgende afleiden: - dit publiek blijft economisch zeer kwetsbaar en heeft slechts een beperkte capaciteit om een huurlast te kunnen dragen, zelfs als het gaat om een bescheiden bedrag dat ver onder de prijzen ligt die gevraagd worden op de privé-huurmarkt; - het type woning dat wordt gezocht, is niet meer hetzelfde als vroeger: de vraag naar kleinere woningen groeit; - het wordt een moeilijke opdracht om te zorgen voor een «sociale mix» in de vrij grote woningcomplexen die het Fonds vandaag de dag creëert. b) De huurders.
Op 31 december 2006 bestond de huurdersbevolking uit 710 gezinnen. Dat zijn er 21 meer dan eind 2005, en een vzw. In verband met de vzw verwijzen wij naar sectie III, D hierna. Van die 710 gezinnen huren er 34,60 % al minstens 10 jaar een woning in de sector, 26,48 % huren tussen 5 en 10 jaar en 38,92 % huren minder dan 5 jaar. Die 710 gezinnen tellen 1.964 kinderen, die 62,05 % uitmaken van de 3.164 gehuisveste personen. 91 gezinnen (12,82 %) hebben geen kinderen. 224 (31,55 %) hebben er 1 of 2. 283 gezinnen (39,86 %) hebben er 3 of 4 en 112 (15,77 %) hebben er minstens 5. Van de 619 gezinnen met kinderen zijn er 402 (64,94 %) tweeouder- en 217 (35,06 %) eenoudergezinnen. Die laatste groep maakt 48,94 % uit van de gezinnen met 1 kind, 36,92 % van de gezinnen met 2 kinderen, 43,23 % van die met 3 kinderen en 23,33 % van die met 4 tot 9 kinderen.
104
72,96 % van de huurdersgezinnen beschikt enkel over een vervangingsinkomen (eventueel aangevuld met kinderbijslag); 24,09 % beschikt over een salaris (16,20 % arbeiders en 7,89 % bedienden); 0,98 % hebben het zelfstandigenstatuut en 1,97 % is met pensioen. c) De gebouwen.
Het patrimonium van de huurhulp bestond eind 2006 uit 367 gebouwen. Het gaat enerzijds om gebouwen die verhuurd zijn of vroeger reeds verhuurd werden in het kader van de huurhulp (de zogenaamde «oude gebouwen») en anderzijds om gebouwen die gerenoveerd of heropgebouwd moeten worden en om bouwgronden die nooit eerder werden toegewezen in het kader van de huurhulp (de zogenaamde «nieuwe gebouwen»). Eén van de gebouwen is dit in de Slachthuisstraat te Brussel. Dit gebouw werd aangekocht in het kader van de besteding van de opbrengsten uit stedenbouwkundige lasten. De precieze bestemming van de op te trekken woningen is wel nog niet vastgelegd (worden het woningen bestemd voor de huurhulp sensu stricto of zullen ze passen binnen het kader van de gelijkgestelde verrichtingen?). Deze 367 gebouwen liggen voornamelijk in de volgende 5 gemeenten: Schaarbeek (21,80 %), Brussel (13,63 %), Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek (allebei 10,90 %) en Jette (10,63 %). Alle andere gebouwen liggen hoofdzakelijk in de verschillende gemeenten binnen de eerste kroon. 233 gebouwen (63,49 %) liggen in de ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en renovatie, waaronder 94 (40,34 %) binnen een perimeter van een wijkcontract (inclusief de wijkcontracten die al afgelopen zijn). 35 gebouwen (9,54 %) liggen binnen een initiatiefwijk (inclusief de projecten die intussen beëindigd werden). 31,88 % van de gebouwen zijn eengezinswoningen, 43,87 % zijn tweegezinswoningen, 10,35 % (zullen) bestaan uit 3 woningen, 9,54 % uit 4 tot 10 woningen. Slechts 4,36 % van de gebouwen tellen meer dan 10 woningen. d) De woningen.
Eind 2006 bestond het huurhulppatrimonium uit 830 «bestaande woningen», die op dat moment verhuurd werden, vroeger waren verhuurd of die klaar waren voor een eerste toewijzing. Daarnaast waren er 310 «woningen in creatie» (renovatie/(herop)bouw), en dit in gebouwen die ofwel in heel slechte staat waren, er verlaten bij lagen of op gronden die aangekocht werden in het kader van de uitbreiding van de huurhulpverrichtingen. De 20 woningen die gecreëerd zullen worden in het gebouw in de Slachthuisstraat te Brussel zitten in die 310 laatstgenoemde gebouwen vervat.
105
Verdeling van de gebouwen in de huurhulp in functie van het aantal woningen die deze omvatten 2006 0,82% 3,81% 5,72%
2,74%
31,88%
1 woning
10,10%
2 woningen 3 woningen 4 of 5 woningen van 6 tot 10 woningen van 11 tot 15 woningen 43,87%
meer dan 15 woningen
Verdeling van de woningen in de huurhulp in functie van het aantal kamers - 2006
1 kamer
7,81% 0,26%
2 kamers
12,02%
3 kamers
0,35% 1,05% 17,19%
6,93%
4 kamers 5 kamers 6 kamers meer dan 6 kamers nog niet vastgesteld
17,46% 27,54%
gelijkgestelde lokalen
817 (71,67 %) van de in totaal 1.140 woningen liggen in de ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting of de renovatie (of zullen er liggen), waaronder 419 (51,29 %) binnen een perimeter van een wijkcontract (inclusief de contracten die intussen afgelopen zijn). Van die 1.140 woningen zijn er 137 (12,02 %) met 1 kamer, 196 (17,19 %) met 2 kamers, 513 (45,01 %) met 3 of 4 kamers en 95 (8,33 %) met 5 kamers of meer. Voor 196 nog te creëren woningen (17,19 %) is het aantal kamers nog niet bepaald. De architectuurstudie daarvoor is nog niet afgerond of er moet nog aan worden begonnen. Bovendien worden de gemeenschappelijke ruimtes in het gebouw in de 106
Marconistraat te Vorst (dat momenteel opgetrokken wordt) gelijkgesteld met 3 woningen. De vastgestelde evoluties op het vlak van de gezinssamenstelling hebben ook een invloed op het patrimonium van de sector: jaar na jaar komen er minder ruime woningen bij. Een meerderheid van die woningen telt niet meer dan 1 tot 3 slaapkamers. Van de 830 «bestaande woningen» waren er op 31 december 2006: 721 woningen verhuurd aan 710 gezinnen, waarvan er 4 elk 2 woningen betrokken en waarvan 7 woningen verhuurd werden aan 1 vzw als «hoofdhuurder»; 24 woningen die net waren vrijgekomen; 2 woningen waarin we, door toedoen van derden, geconfronteerd werden met stabiliteitsproblemen of andere ernstige schade. Deze schade moet eerst hersteld worden; 11 woningen waarvoor de lastenboeken voor de renovatiewerken in de maak waren; 2 woningen waarvoor we wachtten op de stedenbouwkundige vergunning; 5 woningen waarvoor de dienstenopdracht voor de uitvoering van werken zich in de aanbestedingsfase bevond; 11 woningen in werf; 5 woningen waarin kleine renovatiewerken werden uitgevoerd door onze eigen technische ploeg; 9 woningen waarvoor de renovatiewerken in de afwerkingsfase zaten; 32 woningen die op het punt stonden om toegewezen te worden aan kandidaathuurders; 4 woningen die snel vrij zouden komen, omdat de huurders zouden worden overgeplaatst; 4 woningen (in het «Europees Dorp» in Ganshoren) die leeg bleven staan in afwachting van de renovatie van de site en van verwachte overplaatsingen van huurders. Bij de 310 «woningen in creatie» onderscheiden we: 20 woningen die opgetrokken zullen worden in een recent aangekocht gebouw; 80 woningen waarvoor we in het stadium zaten van de offerteaanvraag voor de architectuuropdracht of de architectuurstudie; 95 woningen waarvoor gewacht werd op de stedenbouwkundige vergunning; 50 woningen waarvoor de opdracht voor werken zich in de aanbestedingsfase bevond of waarvoor het lastenboek voor werken in de maak was; 65 woningen in werf: ze werden gerenoveerd of nieuw opgetrokken.
107
2. JAARVERRICHTINGEN. a) De huurders.
74 gezinnen en een vzw werden nieuwe huurders van het Fonds in de loop van het dienstjaar. 78,38 % van hen waren werkloos, terwijl 21,62 % beschikte over een beroepsinkomen. 44,60 % van de gezinnen moest rondkomen met een inkomen gelijk aan of lager dan (exclusief kinderbijslag) het leefloon dat 859,31 EUR bedroeg op 31 december 2006. 20 gezinnen (27,03 %) waren kinderloos. 20 andere (27,03 %) hadden 1 of 2 kinderen, 21 (28,38 %) hadden er 3 of 4, 12 (16,21 %) hadden er 5 of 6 en 1 gezin (1,35 %) telde 8 kinderen. 66,22 % van de nieuwe huurders woonden vroeger in een zeer ongezonde, overbevolkte en/of functioneel onaangepaste woning. 14,86 % had geen eigen woning (ze leefden in een instelling of woonden nog bij hun ouders). 18,92 % hadden om uiteenlopende redenen hun gezonde woning verlaten (einde van het huurcontract, te hoge huurprijs, enz...). Deze gegevens bevestigen het nagestreefde doel van de huurhulp: ook de minstbegoeden de kans geven om een degelijke woning te vinden. 9,46 % van de nieuwe huurders hadden hun kandidatuur meer dan 5 jaar geleden ingediend; 74,32 % 2 tot 5 jaar geleden. 16,22 % van de nieuwe huurders stonden minder dan 2 jaar op de wachtlijst, omdat zij waren voorgedragen door vzw’s waarmee het Fonds een samenwerkingsakkoord had ondertekend. Over het algemeen gaat het om contracten van beperkte duur. Van die nieuwe huurders betaalde 4,05 % minder dan 250,00 EUR huur voor hun vroegere woning. 28,38 % betaalde tussen 250,00 EUR en 375,00 EUR. 54,05 % betaalde meer dan 375,00 EUR; 13,52 % betaalde vroeger geen huur. De nieuwe huurders zonder kinderen of met 1 kind betaalden maandelijks gemiddeld 315,25 EUR, wat neerkomt op 39,10 % van hun maandelijks netto-inkomen. De middelgrote gezinnen (2 of 3 kinderen) betaalden 483,65 EUR, of 31,56 % van hun inkomen. Het gemiddelde bedrag dat grote gezinnen moesten ophoesten (4 en meer kinderen) bedroeg 599,93 EUR, of 27,19 % van hun inkomen. Deze bedragen wegen steeds zwaarder door op het gezinsbudget. Deze evolutie is enerzijds te wijten aan de zwakke stijging van de gezinsinkomens en anderzijds aan de gestage groei van de gemiddelde kostprijs van de «nieuwe» woningen of van de «oude» die zwaar gerenoveerd zijn. In vergelijking met het inkomen van deze gezinnen, liggen de gevraagde bedragen vrij hoog. We willen er hier wel op wijzen dat de huurprijzen (en meer bepaald de bedragen die de huurders maandelijks moeten betalen) worden bepaald 108
overeenkomstig de regels die de Raad van Bestuur heeft vastgelegd in 1977, 1981 en 1988. In vorige jaarverslagen werden deze al toegelicht. Zoals voor elke toewijzing van een woning worden de huurprijzen en de bedragen ten laste van de nieuwe huurder eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad van Bestuur. In de loop van het dienstjaar werden 17 gezinnen overgeplaatst naar een andere woning binnen de huurhulp: 3 omwille van onderbevolking, 9 omwille van overbevolking, 3 omwille van technische problemen die niet opgelost konden worden als de woning niet vrij was, 1 omwille van gezondheidsproblemen en de laatste omdat de woning verkocht werd. In de loop van het dienstjaar verlieten 53 gezinnen hun woning. Dat is 7,46 % van het totale aantal huurders op het einde van 2006. 16 gezinnen (30,19 %) konden naar een sociale woning verhuizen. 16 andere (30,19 %) vertrokken naar de private woonmarkt. 8 gezinnen (15,09 %) kochten een woning. Bij de 13 overblijvende gezinnen (24,53 %) waren de verschillende redenen van vertrek: 1 overlijden, 1 gerechtelijke uitzetting en 1 herhuisvesting door de familie. De 10 andere gezinnen zijn vertrokken zonder ons een reden te geven. 14 gezinnen verlieten een huurwoning van de zogenaamde nieuwe generatie. 71,43 % woonde minder dan 2 jaar in de huurwoning, 28,57 % heeft er 4 tot 5 jaar gewoond. 9 van deze gezinnen (64,29 %) hadden achterstallen in hun betalingen op het moment dat ze de woning verlieten (huur, water- en verwarmingsfactuur, enz...). Gemiddeld bedroegen de achterstallen 2.475,01 EUR. b) Het beheer van de verhuringen en de betalingen verschuldigd door de huurders.
Het algemeen beheer. Het beheer van de verhuringen omvat een waaier aan activiteiten. Het gaat hoofdzakelijk om repetitieve opdrachten zoals het verrekenen van het verbruik van water, gas en elektriciteit, het opvolgen van de vermindering van de onroerende voorheffing, de jaarlijkse huurdersenquête met de administratieve afhandeling van de punten die ze oproept, alsook de controle op het goede gebruik van de woning door de huurders in al zijn aspecten en het nazicht van het respect van de huurders van hun contractuele verbintenissen. Bij de jaarlijkse enquête wordt aan gezinnen gevraagd hun gezins- en financiële toestand mede te delen en deze te staven. Ook worden zij verzocht om het bewijs te leveren van de betaling van de brandverzekeringspremie en van het onderhoud van hun verwarmings- en warmwatertoestellen en het vegen van de gebruikte schoorstenen. Helaas verloopt het inzamelen van al deze bewijsstukken niet altijd even vlot en dient herhaalde malen te worden aangedrongen bij de huurders. De gegevens omtrent de gezinssamenstelling moeten toelaten na te gaan of de woning nog beantwoordt aan het effectief van het gezin. Bepaalde gezinnen 109
maken van de jaarlijkse enquête gebruik om zelf een mutatie aan te vragen, anderen doen dit in de loop van het jaar. 40 aanvragen waren in onderzoek op het eind van het jaar. De financiële gegevens van het gezin die bij de enquête worden opgevraagd zijn bepalend voor de vaststelling van het door de huurders te betalen bedrag op het ogenblik van de indexatie. Voor de regels die voor deze berekening worden gehanteerd verwijzen we naar een vorig verslag. Het gemiddeld te betalen bedrag van de bestaande huurders bedroeg in 2006, 423,23 EUR. 20,85 % van de huurders betaalden het strikte minimum bedrag dat voor hun woning werd vastgelegd. Voor 8,22 % lag het te betalen bedrag lager dan dit minimum bedrag dankzij de huurtoelagen waarvan ze genieten. In 2006 hebben 71 gezinnen een herziening aangevraagd van hun maandelijks te betalen bedrag. Voor 30 onder hen, die niet of onvoldoende hadden gereageerd op de enquête van 2005 en aan wie derhalve bij de indexatie ambtshalve de contractuele huur werd aangerekend, betrof het een regularisatie na het vervolledigen van hun dossier. Voor 25 huurders gaf dit aanleiding tot een vermindering van het maandelijks te betalen bedrag. 20 huurders vroegen een herziening aan omwille van een daling van de gezamenlijke inkomsten van het gezin. Voor 16 onder hen leidde dit ook tot een vermindering van het te betalen bedrag. 21 huurders achtten het te betalen bedrag te hoog. Gelet op zijn bijzondere situatie werd aan 1 gezin een vermindering toegestaan, 2 andere gezinnen genoten van een vermindering door tussenkomst van de huurtoelagen, de aanvraag van de 18 anderen werd niet gegrond geacht. In het raam van de enquête 2006 werden in het laatste trimester van het jaar 604 enquêteformulieren verstuurd. In het kader van deze enquête brachten 195 huurders een bezoek aan het Fonds en werden er 373 telefonische contacten geregisteerd. Bij het afsluiten van de enquête hadden 38 huurders geen enkel document binnengebracht. Bij 39 huurders was het dossier onvolledig. De contractuele huurprijs zal hen dus worden aangerekend bij de volgende indexatie tenzij zij intussen hun dossier hebben aangevuld. Het aantal onvolledige dossiers halveerde wel ten opzichte van de resultaten eind 2005. Het feit dat de huurders, buiten een schriftelijke aanmaning om hun dossier in orde te brengen ook meer telefonisch werden gecontacteerd, heeft dus duidelijk vruchten afgeworpen. Het Fonds onderzocht, volgens de wettelijke bepalingen terzake, de opportuniteit om 6 huurcontracten van korte duur te verlengen. Dit resulteerde in de afsluiting van 5 nieuwe contracten van beperkte duur en 1 contract van onbepaalde duur. In het kader van de overeenkomsten die afgesloten werden met de v.z.w.’s (C.I.R.E., BAITA/PAG ASA en LAMA), werden 9 contracten beëindigd. Omwille van hun weigering van voorstellen tot mutatie naar een geschikte woning, werd de opzeg gegeven aan 4 gezinnen. 110
In 2006 werd ook de nodige aandacht besteed aan het opstellen en verfijnen van 20 huishoudelijke reglementen. Het beheer van de betalingen. Ten overstaan van de situatie eind 2005, stelt men vast dat de achterstallen in 2006 stegen met 179.391,85 EUR. In 2005 stegen deze met 54.516,53 EUR en in 2004 met 37.437,65 EUR. Vooraleer, meer in detail, deze sterke verhoging van de achterstallen te bespreken, lijkt het aangewezen om eerst te definiëren wat men onder achterstallen verstaat. Het betreft onbetaalde huurgelden en huurlasten (water-, gas- en electriciteitsrekeningen), openstaande rekeningen van door het Fonds gedragen kosten voor huurschade bij vertrek van de huurders, terugvorderbare procedurekosten en achterstallige huur- en installatietoelagen. Verschillende elementen liggen aan de basis van voormelde verhoging. Het spreekt vanzelf dat de toename van het aantal huurders een invloed heeft op deze cijfers, maar de voornaamste oorzaak ligt in het feit dat het totale bedrag aan huurlasten 47,65 % hoger ligt dan in 2005. Zo werd er in 2006 een bedrag van 365.855,73 EUR ten laste gelegd van de huurders tegenover 247.787,38 EUR in 2005. Deze enorme verhoging is te verklaren door een omwille van administratieve redenen opgelopen achterstand in de doorberekening van deze lasten naar de huurders toe. Rekening houdend met de bijzonder kwetsbare financiële situatie van de meeste huurders, worden er dan ook vaak terugbetalingsplannen vastgelegd om deze huurlasten terug te betalen. Naast deze indrukwekkende verhoging, dient eveneens benadrukt te worden dat het totaal bedrag aan verschuldigde huurgelden 10,85 % hoger ligt dan in 2005; de in 2006 verschuldigde huurtoelagen stegen met 10,08 %. In 2006 werd er een totaal bedrag van 4.332.534,01 EUR ten laste gelegd van de huurders, wat een toename is van 13,71 % ten opzichte van 2005. We zullen in deze rubriek niet uitweiden over de snelle groei van de aankoopprijzen en de bouw- en renovatiekosten, maar dit leidt uiteraard ook tot een snelle verhoging van het door de huurders maandelijks te betalen bedrag. Zo stelt men vast dat de nieuwe huurders van 2006 gemiddeld 456,78 EUR per maand betaalden aan huur. De huurders die in 2002 hun intrek namen, betaalden toen gemiddeld 371,49 EUR. Het betreft een verhoging van 22,96 %, daar waar het gemiddeld maandinkomen (kinderbijslagen niet inbegrepen) van de nieuwe huurders in 2006 slechts met 6,98 % toenam ten opzichte van het inkomen van de nieuwe huurders in 2002. Deze toename is bovendien lager dan de evolutie van de gezondheidsindex over deze periode, met name 9,03 %. Het is dan ook niet verwonderlijk dat voornamelijk de nieuwe huurders het alsmaar moeilijker hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Zo stelt men eveneens vast dat het Fonds heden genoodzaakt is om sneller een gerechtelijke procedure in te stellen dan enkele jaren terug. Zo verbleven de huurders voor wie een gerechtelijke procedure werd ingesteld in 2006 gemiddeld 40 maanden in hun woning toen de procedure werd opgestart. Voor de procedures ingeleid in 2002 was dit gemiddeld 82 maanden. 111
Zoals reeds de voorgaande jaren gesteld, leeft 3/4 van de huurders van een vervangingsinkomen. Het spreekt vanzelf dat het wettelijk onmogelijk is om bij deze omvangrijke huurdersgroep met een laag sociaal-economisch profiel beslag te leggen op een deel van hun inkomen, mochten er huurachterstallen zijn. Bijgevolg worden er veelvuldige terugbetalingsplannen vastgelegd, vaak in samenspraak met OCMW's, private sociale instellingen of schuldbemiddelaars. Sedert het in voege treden van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling, hebben er 10 huurders een verzoekschrift ingediend bij de Beslagrechter tot aanduiding van een schuldbemiddelaar, waaronder 2 in 2006. Overeenkomstig artikel 1344septies van het Gerechtelijk Wetboek, moet elke verhuurder een poging tot minnelijke schikking instellen bij de bevoegde Vrederechter, wanneer de hoofdvordering slaat op de aanpassing van de huurprijs, de invordering van achterstallige huurgelden of de uithuiszetting van de huurder. Zo werden er in 2006 12 procedures tot minnelijke schikking ingezet. 8 ervan leidden tot de opstelling van een afbetalingsplan op de zitting, voor 3 andere werd er nadien nog een terugbetalingsplan overeengekomen en voor 1 huurder was de procedure nog hangende eind 2006. Bij niet-naleving van het overeengekomen terugbetalingsplan of bij afwezigheid van de huurder op de verzoeningszitting, moet er een gerechtelijke procedure worden ingezet om de achterstallen terug te vorderen. Zo werden er naast voormelde pogingen tot minnelijke schikking ook 23 gerechtelijke procedures opgestart in 2006. 15 daarvan leidden tot een vonnis met opstelling van een terugbetalingsplan, 6 leidden tot een vonnis bij verstek, waarvan er voor 2 nadien nog een terugbetalingsplan kon worden opgesteld en 2 procedures waren nog hangende eind 2006. 4 huurders verlieten vrijwillig hun woning na vonnis. 2 andere huurders werden verplicht om hun woning te verlaten op basis van een vonnis uitgesproken voor 2006. c) De evolutie van het patrimonium in de loop van het dienstjaar.
De investeringen. Overeenkomstig de beheersovereenkomst heeft het Fonds in 2006 investeringen vastgelegd om 50 nieuwe huurhulpwoningen te kunnen creëren. Deze 50 woningen zullen worden geproduceerd op een site in de Coenraetsstraat te Sint-Gillis. Het oude bestaande gebouw zal zwaar worden gerenoveerd tot een groot woningcomplex bestaande uit 70 woningen. Het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning werd in 2006 ingediend. Wanneer alle lopende projecten, waarvoor op 31 december 2006 investeringen waren vrijgemaakt, gerealiseerd zullen zijn zoals gepland, zal het huurhulppatrimonium uit 1.149 woningen bestaan. Hierin zitten ook de woningen 112
vervat die geproduceerd zullen worden dankzij de opbrengsten uit de gewestelijke stedenbouwkundige lasten voor 2005. De verwezenlijkingen. Eind 2006 bestond het huurhulppatrimonium van het Fonds uit 367 gebouwen. Er werden 3 nieuwe gebouwen gekocht (Coenraetsstraat in Sint-Gillis, Birminghamstraat in Sint-Jans-Molenbeek en Slachthuisstraat in Brussel). 1 gebouw (Félix Hapstraat in Etterbeek) werd overgeheveld van de huurverkoopverrichtingen naar de huurhulpsector. 2 gebouwen waarin maar 1 woning meer was ondergebracht (de Bolognelaan in Laken en Jetse Steenweg in Jette) werden verkocht en 1 gebouw (Vanderlindenstraat in Schaarbeek) werd voor 27 jaar in erfpacht gegeven aan de gemeente Schaarbeek. • De renovatie en het onderhoud van het oude patrimonium. In 2006 bedroegen de uitgaven voor renovatie en onderhoud van de woningen in het oude patrimonium (dat zijn de woningen die vroeger al werden bewoond in het kader van de huurhulp) in totaal 2.394.968,47 EUR, waarvan 1.098.683,22 EUR voor het onderhoud en 1.296.285,25 EUR voor de investeringen (renovatiewerken die voor de eerste keer werden uitgevoerd). Deze bedragen omvatten alle werken, ongeacht of de renovatiewerken al dan niet beëindigd werden in de loop van het jaar. Let wel op: de kostprijs van de werken die uitgevoerd werden door onze eigen technische ploeg zijn niet opgenomen in dit bedrag, wel het materiaal dat ervoor werd gekocht. In vergelijking met 2005 zijn deze uitgaven met 67,00 % gestegen. Deze stijging kan als volgt worden verklaard: - in 2006 werden de renovatiewerken voor 59 woningen beëindigd. In 2005 werden 39 woningen volledig afgewerkt, een verschil van 20 woningen; - in deze werken zit de zware renovatie vervat van 5 woningen binnen het complex «Bloemenkrans» (286.973,88 EUR). Ook de renovatie (bijna heropbouw) van de woning in de Vanderlindenstraat te Schaarbeek, die nadien in erfpacht werd gegeven aan de gemeente, weegt zwaar door op de globale kosten (455.823,00 EUR); - de gemiddelde kostprijs voor de grondige renovatie van een woning binnen het oude patrimonium is opgelopen tot 119.263,35 EUR tegenover 116.834,23 EUR in 2005, wat neerkomt op een stijging met 2,00 %.
113
HUURHULP NIEUWE WONINGEN Slachthuis
In realisatie
20 woningen
Gepland
Vanderlinden 9 woningen
Zwarte Paard
Madeliefjes
31 woningen 2 woningen
Vanderdussen
Wijnheuvelen
15 woningen 1 woning
Anderlecht
Mariën-Scutenaire
3 woningen
26 woningen
Potaerdegat 1 woning
Requette-Lemaire Requette-Candries 2 x 25 woningen Birmingham 1 woning
Félix Hap
Birmingham
1 woning
30 woningen
Herder
Bergen
25 woningen
12 woningen
Marconi Grisar
Coenraets
4 woningen
70 woningen
310 NIEUWE WONINGEN IN PRODUCTIE 9 NIEUWE WONINGEN GEPLAND SITUATIE OP 31/12/2006
114
18 woningen
Zware renovatie van een gebouw met atelier 7 wooneenheden voor de Huurhulp
Zware renovatie : Productie van 3 woningen voor de Huurhulp
115
We herinneren eraan dat het Fonds enkele jaren geleden heeft beslist om de woningen «van de eerste generatie» zeer grondig te renoveren naarmate ze zouden vrijkomen. Op 31 december 2006 moesten nog 82 woningen van het oude patrimonium, categorie 1, worden gerenoveerd. Als de woningen op hetzelfde ritme blijven vrijkomen als de voorbije jaren, dan zal het Fonds alle woningen van de oude generatie binnen enkele jaren volledig gerenoveerd hebben. De termijn die nodig is om deze woningen opnieuw te kunnen verhuren, hangt vanzelfsprekend af van de werken die erin moeten worden uitgevoerd. Sommige woningen moeten leeg blijven staan tot ook de aangrenzende woningen vrijkomen en het hele woonblok gerenoveerd kan worden. In de loop van het dienstjaar werd de renovatie van 59 woningen, die de huurders eerder hadden vrijgemaakt, volledig afgewerkt. Deze woningen kunnen onderverdeeld worden in 3 categorieën, namelijk: * 18 woningen in categorie 1: woningen van de eerste generatie zonder centrale verwarming of warm water. De ramen met enkel glas en het binnenschrijnwerk zijn vaak verouderd en de elektrische installaties zijn onvolledig.We worden er geconfronteerd met structuurproblemen die soms veroorzaakt worden door waterinsijpeling via ofwel het dak, ofwel de badkamer waarin geen aangepaste bekleding werd voorzien. Vaak zijn er ook nog andere elementen die gemoderniseerd moeten worden. * 18 woningen in categorie 2: woningen waarin grote werken werden uitgevoerd nadat ze werden gekocht, maar die intussen niet meer voldoen aan de laatste normen. Vaak zijn deze woningen uitgerust met centrale verwarming en dubbele beglazing, maar de afwerking van, bijvoorbeeld, de sanitaire ruimtes is beperkt. * 23 woningen in categorie 3: woningen van de laatste generatie. De huurders hebben ze verlaten na enkele maanden of jaren bewoning en, afhankelijk van de manier waarop zij hun woning hebben onderhouden, moeten ze nu worden opgeknapt of moeten er belangrijke werken in worden uitgevoerd. • Het patrimonium in creatie. De uitgaven voor de renovatie/(herop)bouw van de nieuwe woningen (dit zijn woningen die vroeger nog nooit toegewezen werden in het kader van een huurhulpverrichting) bedroegen in 2006 4.312.957,62 EUR. Dit bedrag geldt voor alle werken die in de loop van het jaar betaald werden, ongeacht of de woningen in 2006 volledig werden afgewerkt of niet. Voor 5 gebouwen waren de renovatie- of nieuwbouwwerken volledig afgewerkt in 2006. In deze 5 gebouwen zijn in totaal 30 woningen ondergebracht. We komen hier niet terug op de verschillende fases die moeten worden doorlopen om nieuwe woningen te produceren. Ze staan gedetailleerd beschreven in het jaarverslag van 2005. 116
De totale bruto-oppervlakte van de 30 woningen die in 2006 werden afgewerkt, bedraagt 3.848 m². De gemiddelde bruto-oppervlakte per woning bedraagt 128,27 m². De gemiddelde prijs per bruto m², inclusief de waarde van het terrein, komt neer op 1.326,11 EUR. De totale bruto bewoonbare oppervlakte van deze 30 woningen bedraagt 2.914,50 m². De gemiddelde bruto bewoonbare oppervlakte per woning bedraagt 97,15 m². De gemiddelde prijs per bruto bewoonbare m², inclusief de waarde van het terrein, komt neer op 1.750,90 EUR. Een woning kost gemiddeld 170.100,00 EUR. Daarvan is 34.057,66 EUR (of 20,02 %) voor de aankoop (inclusief kosten) en 136.042,34 EUR (of 79,98 %) voor de renovatie- of bouwwerken. In vergelijking met 2005 stellen wij voor de 30 woningen afgewerkt in 2006 het volgende vast: - de gemiddelde kostprijs is gestegen met 6,94 %; - de gemiddelde bruto bewoonbare oppervlakte is gedaald met 8,44 %; - de kostprijs per bruto bewoonbare m² is gestegen met 16,81 %. In vergelijking met 2000 is de volgende evolutie merkbaar: - de gemiddelde kostprijs per woning is van 116.830,18 EUR gestegen naar 170.100,00 EUR. Dit is een stijging van 45,60 %; - de gemiddelde bruto bewoonbare oppervlakte is geëvolueerd van 113,56 m² naar 97,15 m². Dit is een daling van 14,45 %; - de gemiddelde kostprijs per bruto bewoonbare m² is gestegen van 1.028,81 EUR naar 1.750,90 EUR. Dit is een verhoging van 70,19 %! d) De rentabiliteit van de nieuwe verhuringen.
In de loop van 2006 werden 98 nieuwe huurcontracten afgesloten, waarvan 81 met kandidaat-huurders en 17 met huurders die overgeplaatst moesten worden naar een andere woning. In onderstaande analyse wordt geen rekening gehouden met 34 nieuwe huurcontracten en wel om de volgende redenen: 8 verhuringen kaderen binnen de samenwerkingsovereenkomsten die het Fonds heeft afgesloten met de vzw’s LAMA, BAITA/PAG ASA en LES 3 POMMIERS. Door de specifieke aard van deze overeenkomsten is de rotatiegraad voor deze woningen veel hoger dan het gemiddelde binnen de huurhulp. Sommige contracten zijn van zeer korte duur; • 26 woningen werden opnieuw verhuurd zonder dat er bijzondere renovatiekosten moesten worden gemaakt. •
117
Van de 64 woningen die wel in de analyse zijn opgenomen, zijn er • 32 die betrekking hebben op oude woningen die, zoals hiervoor al werd toegelicht, technisch grondig en volledig werden aangepast; • 32 die betrekking hebben op nieuwe woningen die tot dat deel van het patrimonium behoren dat nooit eerder werd verhuurd in het kader van de huurhulp. We hebben vastgesteld dat de gemiddelde kostprijs van de nieuwe woningen (166.116,13 EUR) 39,28 % hoger ligt dan de gemiddelde kostprijs van de oude woningen die compleet werden gerenoveerd (119.263,35 EUR). Dit verschil bedroeg 37,50 % in 2005, 36,64 % in 2004, 27,80 % in 2003, 36,93 % in 2002, 59,55 % in 2001 en 40,79 % in 2000. Voor de oude woningen die in de loop van het jaar in huur werden gegeven, betalen de huurders maandelijks gemiddeld 519,33 EUR, wat neerkomt op een jaarrentabiliteit van 5,23 % op de gemiddelde kostprijs. Voor de nieuwe woningen werd maandelijks gemiddeld 486,02 EUR huur betaald, wat neerkomt op een jaarrentabiliteit van 3,51 % op de gemiddelde kostprijs. De maximale impact van de huurtoelagen op de rentabiliteit bedraagt respectievelijk 0,16 % en 0,05 %. Zonder rekening te houden met deze huurtoelagen, stellen we nog het volgende vast: de gemiddelde rentabiliteit van de nieuwe woningen ligt 1,72 % lager dan die van de oude woningen; • de rentabiliteit van 16 (50,00 %) van de 32 oude woningen is gelijk aan of hoger dan de fictief vereiste jaarlijkse rentabiliteit van 5,35 %. Als we geen rekening houden met de woningen die in erfpacht zijn gegeven, ligt de maximumrentabiliteit op 7,48 %. De bedoelde woning ligt op de Emile Bockstaellaan te Laken; • van de 32 nieuwe woningen heeft er geen enkele een rentabiliteit hoger dan 5,35 %. De maximumrentabiliteit bedraagt 5,07 %, de minimumrentabiliteit 2,26 %; • het verschil tussen de theoretische minimumrentabiliteit, berekend op basis van die 5,35 %, en de reële rentabiliteit die werd voorzien, ziet er als volgt uit: •
118
Totaal van de maandelijks te betalen bedragen (in EUR) Woningen
Verschillen (in EUR)
aan het fictieve referentiepercentage (5,35 %) (A)
aan het reële percentage (B)
totaal
gemiddelde per woning
Oude
17.014,90
16.618,68
-
Nieuwe
23.699,23
15.552,76
- 8.146,47
- 254,58
Totaal
40.714,13
32.171,44
- 8.542,69
- 133,48
(C) = (B) - (A)
* *
119
*
396,22
-
12,38
B. STATISTIEKEN.
Tabel 1 - Samenstelling van de huurdersgezinnen (*)- 2006.
Aantal gezinnen
Samenstelling van de gezinnen
Aantal
Aantal kinderen
%
Aantal huurders Aleenstaand
Samenwonend
Totaal aantal bewoners
Aantal inwonenden
Alleenstaand
65
9,16
-
65
-
4
69
Twee volwassenen
26
3,66
-
-
52
4
56
Gezinnen met 1 kind
94
13,24
94
45
96
4
239
Gezinnen met 2 kinderen
130
18,31
260
48
164
15
487
Gezinnen met 3 kinderen
155
21,83
465
67
176
9
717
Gezinnen met 4 kinderen
128
18,03
512
28
200
11
751
Gezinnen met 5 kinderen
61
8,59
305
17
88
5
415
Gezinnen met 6 kinderen
34
4,79
204
6
56
7
273
Gezinnen met 7 kinderen
13
1,83
91
4
18
1
114
Gezinnen met 8 kinderen
3
0,42
24
-
6
-
30
Gezinnen met 9 kinderen
1
0,14
9
1
-
3
13
710
100,00
1.964
281
856
63
3.164
Totaal
(*) op basis van de gegevens van de laatste huurdersenquête en de gegevens in verband met de nieuwe huurdersgezinnen.
Tabel 2 - Indeling van de huurdersgezinnen naargelang zij al dan niet huurtoelagen bekomen - 2006. Gezinnen die
Aantal
%
- aan 100 % (normale huurtoelagen)
101
14,22
- aan 50 % (normale huurtoelagen)
38
5,35
- aan 100 % (gehandicapten/bejaarden)
31
4,37
Totaal (A)
170
23,94
geen huurtoelage meer bekomen (B)
131
18,45
geen huurtoelagen bekwamen (C)
352
49,58
huurtoelagen afwachten (D)
57
8,03
Totaal (A) + (B) + (C) + (D)
710
100,00
huurtoelagen bekomen
120
SPREIDING VAN DE WONINGEN IN DE HUURHULP PER GEMEENTE IN 2006 (in percentages)
- dan 6 %
van 6 tot – dan 11 %
1 2A 3 4 5 6 2B 7 8 2C 2D
= = = = = = = = = = =
Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Haren Jette Koekelberg Laken Neder-Over-Heembeek
van 11 tot – dan 16 %
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
121
= = = = = = = = = = =
Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde
16 % en meer
Tabel 3 - Samenstelling van de nieuwe huurdersgezinnen - 2006.
Samenstelling van de gezinnen
Aantal gezinnen
Aantal kinderen
Aantal huurders
Aantal inwonenden
Totaal aantal bewoners
Alleenstaand
Samenwonend
-
17
-
-
17
4,05
-
-
6
-
6
7
9,46
7
3
8
-
18
Gezinnen met 2 kinderen
13
17,57
26
6
14
2
48
Gezinnen met 3 kinderen
12
16,22
36
8
8
2
54
Gezinnen met 4 kinderen
9
12,16
36
6
6
-
48
Gezinnen met 5 kinderen
8
10,81
40
1
14
-
55
Gezinnen met 6 kinderen
4
5,41
24
1
6
2
33
Gezinnen met 8 kinderen
1
1,35
8
-
2
-
10
74
100,00
177
42
64
6
289
Aantal
%
17
22,97
Twee volwassenen
3
Gezinnen met 1 kind
Alleenstaand
Totaal
Tabel 4 - Spreiding van de nieuwe huurdersgezinnen volgens hun sociaal-professioneel statuut (1) en hun maandelijks netto-inkomen (kinderbijslag niet inbegrepen) 2006. Inkomens (in EUR)
Sociaalprofessioneel statuut
Zonder beroep
< of = leefloon (2)
> leefloon en < of = maximale werkloosheidsuitkering (3)
> maximale werkloosheidsuitkering en < of = € 1.250,00
> € 1.250,00
Totaal
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
33
44,60
23
31,08
2
2,70
-
-
58
78,38
Arbeider
-
-
2
2,70
4
5,41
8
10,81
14
18,92
Bediende
-
-
-
-
-
-
1
1,35
1
1,35
Zelfstandige
-
1
1,35
-
-
-
-
1
1,35
26
35,13
6
8,11
9
12,16
74
100,00
Totaal
33
44,60
(1) Stemt overeen met het hoogste inkomen van een van de partners. (2) Het leefloon bedraagt op 31/12/2006, 859,31 EUR. (3) De maximale werkloosheidsuitkering bedraagt op 31/12/2006, 1.067,30 EUR.
122
Tabel 5 - Spreiding van de nieuwe huurdersgezinnen volgens hun grootte en hun gemiddeld maandelijks netto-inkomen (met of zonder kinderbijslag) - 2006. Samenstelling van de gezinnen
Aantal gezinnen
Gemiddeld nettoinkomen (in EUR) (zonder kinderbijslag)
Gemiddeld nettoinkomen (in EUR) (met kinderbijslag)
Gezinnen zonder kind
20
727,75
727,75
Gezinnen met 1 kind
7
878,14
1.030,29
Gezinnen met 2 kinderen
13
1.181,54
1.459,15
Gezinnen met 3 kinderen
12
1.014,75
1.611,67
Gezinnen met 4 kinderen
9
1.089,67
1.837,44
Gezinnen met 5 kinderen
8
1.222,00
2.315,00
Gezinnen met 6 kinderen
4
1.389,75
2.598,25
Gezinnen met 8 kinderen
1
1.771,00
3.085,00
74
1.015,57
1.467,72
Totaal
Tabel 6 - Gemiddeld maandelijks bedrag (1) ten laste van de nieuwe huurdersgezinnen en naargelang hun grootte in percentage van hun inkomen - 2006. Samenstelling van de gezinnen
Aantal gezinnen
Gemiddeld maandelijks bedrag (in EUR)
% van het inkomen (2)
Gezinnen zonder kind
20
293,38
40,31
Gezinnen met 1 kind
7
377,75
36,66
Gezinnen met 2 kinderen
13
471,52
32,31
Gezinnen met 3 kinderen
12
496,79
30,82
Gezinnen met 4 kinderen
9
561,21
30,54
Gezinnen met 5 kinderen
8
623,11
26,92
Gezinnen met 6 kinderen
4
653,62
25,16
Gezinnen met 8 kinderen
1
548,29
17,77
74
456,78
31,12
Totaal
(1) het betreft het maandelijks door de huurder te betalen bedrag. Het bestaat normaal uit een deel van de contractuele huur en het andere deel wordt ten laste genomen van het Fonds in functie van de modaliteiten bepaald door de Raad van Bestuur. (2) het betreft het gemiddeld maandelijks netto-inkomen, kinderbijslag inbegrepen.
123
Tabel 6 bis - Evolutie van het gemiddeld maandelijks bedrag ten laste van de nieuwe huurdersgezinnen, per jaar en naargelang hun grootte. 2002
2003
2004
2005
2006
Samenstelling Maande- % van Maande- % van Maande- % van Maande- % van Maande- % van het lijks het lijks het lijks het lijks het lijks van de bedrag inko- bedrag inko- bedrag inkobedrag inkobedrag inkogezinnen men men men men men (1) (1) (1) (1) (1) Gezinnen met maximum 1 kind
264,28
32,38
290,32
34,48
320,96
34,89
313,12
36,14
315,25
39,10
Gezinnen met 2 of 3 kinderen
401,91
27,39
445,77
30,61
440,57
30,44
512,33
33,67
483,65
31,56
Gezinnen met 4 kinderen of meer
469,14
23,14
484,06
25,49
537,41
25,19
599,15
24,26
599,93
27,11
(1) het betreft het gemiddeld maandelijks netto-inkomen, kinderbijslag inbegrepen.
Tabel 7 - Aard van de woning van de nieuwe huurders vóór hun herhuisvesting door het Fonds - 2006. Aard van de woning
Aantal
%
ONGEZOND 1) Verbeterbaar
14
18,92
2) Verbeterbaar en overbevolkt 3) Overbevolkt
3 25
4,05 33,78
0 7
0,00 9,46
ZONDER EIGEN WONING
11
14,87
Totaal (A)
60
81,08
1) Scheiding van de partner 2) Uit woning gezet
0 1
0,00 1,35
3) Te hoge huurprijs 4) Onderbevolkt
3 1
4,06 1,35
4) Niet verbeterbaar FUNCTIONEEL ONAANGEPAST
GEZOND, maar
5) Overbevolkt
9
12,16
Totaal B
14
18,92
Totaal (A) + (B)
74
100,00
124
Tabel 8 - Spreiding van de nieuwe huurdersgezinnen volgens hun grootte en het jaar van hun kandidatuurstelling - 2006 (*).
Gezinssamenstelling
Jaar van de kandidatuur Totaal Voor 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 1997
Alleenstaanden en gezinenn zonder kinderen
-
-
-
-
-
1
-
7
3
-
9
20
Gezinnen met 1 kind
-
-
-
-
1
-
2
2
1
-
1
7
Gezinnen met 2 kinderen
-
-
-
-
-
1
6
6
-
-
-
13
Gezinnen met 3 kinderen
-
1
-
-
1
2
1
6
1
-
-
12
Gezinnen met 4 kinderen
-
-
-
-
-
-
2
6
2
-
-
10
Gezinnen met 5 kinderen
-
-
-
-
-
-
-
3
3
1
-
7
Gezinnen met 6 kinderen
-
-
-
-
-
-
1
2
-
1
-
4
Gezinnen met 7 kinderen
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gezinnen met 8 kinderen
-
-
-
-
-
-
1
-
-
-
-
1
Totaal
-
1
-
-
2
4
13
32
10
2
10
74
(*)De jaarlijkse bijwerking laat toe om de gegevens van de wachtende kandidaten te actualiseren. Deze gebeurt globaal per jaar van kandidatuurstelling en/of bij een individuele convocatie.
Tabel 9 - Samenstelling van de huurdersgezinnen die de huurhulpsector verlieten - 2006.
Aatal gezinnen Gezinssamenstelling
Aantal kinderen
Aantal huurders Alleenstaanden
Samenwonenden
Aantal inwonenden
Totaal aantal bewoners
Aantal
%
13
24,53
-
13
-
1
14
2
3,77
-
-
4
-
4
10
18,87
10
7
6
2
25
Gezinnen met 2 kinderen
9
16,98
18
2
14
-
34
Gezinnen met 3 kinderen
6
11,32
18
1
10
1
30
Gezinnen met 4 kinderen
8
15,10
32
-
16
-
48
Gezinnen met 5 kinderen
2
3,77
10
-
4
-
14
Gezinnen met 6 kinderen
3
5,66
18
-
6
-
24
53
100,00
106
23
60
4
193
Alleenstaanden Twee volwassenen Gezinnen met 1 kind
Totaal
125
Tabel 10 - Evolutie van de huuropbrengst en van de achterstallen (in EUR).
Jaar
126
1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Jaarlijks vervallen te betalen sommen (*)
Gecumuleerde te betalen vervallen sommen sinds 1976 (*)
Recuperatie totaal vervallen huurlasten sinds 1976 (*)
Totaal vervallen huurtoelagen sinds 1976 (*)
Gecumuleerd totaal 2 + 3 + 4 sinds 1976
Totaal achterstallen huur + lasten sinds 1976
Totaal in verlies geboekt sinds 1976
Totaal 6 + 7 sinds 1976
% van 8 tot 5
1 958.315,41 1.055.141,49 1.111.533,47 1.227.499,97 1.358.014,77 1.491.328,71 1.613.723,24 1.668.976,75 1.763.846,07 1.782.975,27 1.755.478,87 1.849.142,69 2.134.792,21 2.361.246,03 2.605.592,12 2.951.594,94 3.275.690,99 3.631.133,82
2 5.760.551,09 6.815.692,58 7.927.226,05 9.154.726,02 10.512.740,79 12.004.069,49 13.617.792,73 15.286.769,48 17.050.615,54 18.833.590,81 20.589.069,68 22.439.203,94 24.573.996,15 26.935.242,18 29.540.834,30 32.492.429,24 35.768.120,23 39.399.254,05
3 586.049,87 703.035,23 814.129,48 937.524,54 1.073.957,22 1.239.965,17 1.400.486,76 1.598.714,49 1.805.622,87 2.032.082,75 2.243.400,16 2.464.529,76 2.702.710,65 2.898.327,61 3.150.281,65 3.409.131,51 3.656.918,89 4.022.774,62
4 2.567.347,66 2.848.134,38 3.139.491,55 3.473.576,71 3.806.598,16 4.099.848,78 4.389.432,35 4.642.064,83 4.840.293,21 5.013.319,62 5.161.766,20 5.303.610,74 5.449.935,51 5.623.519,30 5.836.828,76 6.062.146,95 6.366.967,46 6.702.511,92
5 8.913.918,62 10.366.862,19 11.880.847,08 13.565.827,26 15.393.296,17 17.343.833,45 19.407.711,84 21.527.548,80 23.696.531,62 25.878.993,18 27.994.236,05 30.207.344,44 32.726.642,31 35.457.089,09 38.527.974,71 41.963.707,70 45.792.006,58 50.124.540,59
6 277.646,52 264.541,48 237.366,18 224.093,99 249.926,28 293.742,32 356.909,61 329.041,10 314.804,94 292.344,30 293.760,77 310.997,47 387.865,19 472.319,03 490.619,81 502.384,77 546.533,58 674.356,86
7 106.046,12 182.084,41 236.452,05 274.057,47 290.273,18 324.796,86 347.285,64 386.467,67 450.675,73 499.888,72 539.309,37 574.704,03 593.615,11 639.173,44 717.734,71 743.407,40 753.775,12 805.343,69
8 383.692,65 446.625,90 473.818,23 498.151,46 540.199,46 618.539,19 704.195,25 715.508,76 765.480,68 792.233,02 833.070,14 885.701,50 981.480,30 1.111.522,47 1.208.354,52 1.245.792,17 1.300.308,70 1.479.700,55
9 4,30 4,31 3,99 3,67 3,51 3,57 3,63 3,32 3,23 3,06 2,98 2,93 3,00 3,13 3,14 2,97 2,84 2,95
(*) Te betalen sommen : het deel van de huur rechtstreeks ten laste van de huurders. Vervallen sommen : de te betalen sommen, de huurlasten (o.a. water-, gas- en elektriciteitsrekeningen), de kosten gedragen door het Fonds ingevolge huurschade na het verlaten van de woning, de terugvorderbare preocedurekosten en de huur- en installatietoelagen.
Tabel 11 - Verdeling van de gebouwen en woningen volgens gemeente - 2006. Gebouwen Gemeente
nieuwe (1)
Woningen
oude (2)
nieuwe (1) Aantal
127
Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Haren Jette Koekelberg Laken Neder-over-Heembeek Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde Totaal
aantal
%
aantal
%
4 2 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 0 1 6 0 0 0 0 1 0
1,09 0,55 0,27 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 1,09 0,00 0,27 1,63 0,00 0,00 0,00 0,00 0,27 0,00
36 32 20 16 7 1 0 39 8 16 2 0 76 2 18 34 25 0 2 4 10 0
9,81 8,72 5,45 4,36 1,91 0,27 0,00 10,63 2,18 4,36 0,55 0,00 20,71 0,55 4,90 9,26 6,81 0,00 0,55 1,09 2,72 0,00
40 34 21 16 7 1 0 39 8 16 2 0 80 2 19 40 25 0 2 4 11 0
19
5,17
348
94,83
367
oude (2)
%
Aantal
%
7,81 10,18 3,59 2,54 1,23 0,09 0,00 5,96 1,14 2,45 0,18 0,00 12,46 1,93 4,74 8,77 5,88 0,00 0,35 0,88 2,63 0,00
106 139 66 30 14 1 0 68 13 28 2 0 171 22 124 227 67 0 4 10 48 0
9,30 12,19 5,78 2,63 1,23 0,09 0,00 5,96 1,14 2,45 0,18 0,00 15,00 1,93 10,89 19,91 5,88 0,00 0,35 0,88 4,21 0,00
72,81
1.140
100,00
aantal
%
aantal
%
10,90 9,27 5,72 4,36 1,91 0,27 0,00 10,63 2,18 4,36 0,55 0,00 21,80 0,55 5,17 10,90 6,81 0,00 0,55 1,09 2,99 0,00
17 23 25 1 0 0 0 0 0 0 0 0 29 0 70 127 0 0 0 0 18 0
1,49 2,02 2,19 0,09 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,54 0,00 6,14 11,14 0,00 0,00 0,00 0,00 1,58 0,00
89 116 41 29 14 1 0 68 13 28 2 0 136 22 51 100 67 0 4 10 30 0
100,00
310
27,19
830
(1) Gebouwen of woningen die nog geen voorwerp hebben uitgemaakt van huurhulpactiviteiten, die in renovatie of te renoveren zijn of die in opbouw of te bouwen zijn. (2) Gebouwen of woningen die reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van huurhulpactiviteiten.
Tabel 12 - Verdeling van de gebouwen volgens het aantal woningen waaruit zij bestaan of zullen bestaan - 2006. Nieuw (1)
Oud (2)
Aard van het gebouw
Aantal
%
31,06
117
31,88
160
43,60
161
43,87
0,27
37
10,08
38
10,35
2
0,55
19
5,18
21
5,73
met 6 of 10 woningen
1
0,27
13
3,54
14
3,81
met 11 of 15 woningen
3
0,82
0
0,00
3
0,82
met meer dan 15 woningen
8
2,18
5
1,36
13
3,54
19
5,18
348
94,82
367
100,00
Aantal
%
Aantal
%
eengezinswoning
3
0,82
114
tweegezinswoning
1
0,27
driegezinswoning
1
met 4 of 5 woningen
Totaal
(1) Gebouwen die nog geen deel hebben uitgemaakt van huurhulpactiviteiten, die te renoveren of in renovatie zijn of te bouwen of in opbouw zijn. (2) Gebouwen die reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van huurhulpactiviteiten.
Tabel 13 - Verdeling van de woningen volgens het aantal kamers waaruit zij bestaan of zullen bestaan - 2006. Nieuwe (1)
Oude (2)
Aard van de woning
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
met 1 kamer
39
3,42
98
8,60
137
12,02
met 2 kamers
47
4,12
149
13,07
196
17,19
met 3 kamers
29
2,55
285
25,00
314
27,55
met 4 kamers
10
0,88
189
16,58
199
17,46
met 5 kamers
2
0,18
77
6,75
79
6,93
met 6 kamers
0
0,00
12
1,05
12
1,05
met meer dan 6 kamers
0
0,00
4
0,35
4
0,35
196
17,19
0
0,00
196
17,19
3
0,26
0
0,00
3
0,26
326
28,60
814
71,40
1.140
100,00
nog niet vastgesteld gelijkgestelde lokalen (3) Totaal
(1) Woningen die nog geen deel hebben uitgemaakt van huurhulpactiviteiten, die te renoveren of in renovatie zijn of die te bouwen of in opbouw zijn. (2) Woningen die reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van huurhulpactiviteiten. (3) Gemeenschappelijke lokalen, gelijkgesteld met 3 woningen, Marconistraat te Vorst.
128
Tabel 14 - Verdeling van de gebouwen en woningen (1) volgens de perimeter waarin ze zich bevinden - 2006. Gebouwen
Woningen
buiten R.VO.H.R.
enkel in R.V.O.H.R. (2)
in R.V.O.H.R. en PWC (3)
in R.V.O.H.R. en IW (4)
Totaal R.V.O.H.R.
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Gebouwen
134
36,51
104
28,34
94
25,61
35
9,54
233
63,49
Woningen
323
28,33
322
28,25
419
36,75
76
6,67
817
71,67
(1) (2) (3) (4)
Inbegrepen de gebouwen en woningen waarvan de verwezenlijking aan gang of gepland is. Ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en renovatie. Perimeter van een wijncontract (oude of lopende). Initiatiefwijk.
129
Tabel 15 - Kostprijs, oppervlakte en samenstelling van de nieuwe (1) gebouwen waarvan de renovatie of bouw beëindigd werd in 2006. Adres
Aard van de werken (2)
Anderlecht,
Liverpoolstraat
C
Brussel,
Yvonne Jospastraat
C
Schaarbeek,
Marbotinstraat
C
Brussel,
Kazernestraat
ZR
Sint-Gillis,
de Mérodestraat
ZR
130
TOTAAL : 5 GEBOUWEN Gemiddelde per woning
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)
Kostprijs (in EUR)
Bruto-oppervlakte in m²
Kostprijs (in EUR) per bruto-m²
Werken
Totaal
Totaal (3)
Bewoonbaar (4)
Totaal
Bewoonbaar
Aantal woningen
35.022,67
1.185.977,33 (5)
1.221.000,00 (5)
1.034
744,50
1.180,85
1.640,03
7
3 x 2 k., 4 x 4 k.
44.000,00
1.300.000,00 (6)
1.344.000,00 (6)
760
623
1.768,42
2.157,30
7
5 x 2 k., 2 x 3 k.
91.646,25
948.353,75
1.040.000,00
714
632
1.456,58
1.645,57
6
691.107,88
373.892,12 (7)
1.065.000,00 (7)
857
596
1.242,71
1.786,91
7
159.953,11
273.046,89 (8)
433.000,00 (8)
483
319
896,48
1.357,37
3
1.021.729,91
4.081.270,09
5.103.000,00
3.848
2.914,50
-
-
30
34.057,66
136.042,34
170.100,00
128,27
97,15
1.326,11
1.750,90
-
Aankoop
Woningtype
2 x 2 k., 2 x 3 k., 2 x 4 k. 1 x 1 k., 3 x 2 k., 3 x 3 k. 1 x 1 k., 1 x 2 k, 1 x 5 k.
Gebouwen die voorheen nooit het voorwerp uitmaakten van een huurhulpverrichting. ZR = zware renovatie C = constructie Totale oppervlakte van de niveaus, gevelmuren en helft van gemene muren inbegrepen. Oppervlakte van de woonvertrekken (en van de handelsruimten, zo die er zijn) met inbegrip van wanden, gevelmuren en de helft van de gemene muur, behoudens kelders, zolders en gemeenschappelijke delen (trapkasten, hall, sas, ...). Zonder kosten van de parkings (4 x 25.000 EUR). Zonder kosten van de 2 verhuurde parkings : (56.000 EUR). Zonder kosten van de parkings en het stockagelokaal (4 x 25.000 EUR + 50.000 EUR) Zonder kosten van de parkings (4 x 25.000 EUR)
Er werd een forfait vastgesteld voor de kostprijs van de garages. Deze werd van de totale kostprijs van de werken afgetrokken. De oppervlaktes van de garages worden afgetrokken van de totale bewoonbare bruto-oppervlaktes. De aangekondigde kostprijzen zijn afgerond en in bepaalde gevallen nog niet definitief; de laatste afrekeningen zijn soms nog niet beëindigd.
Tabel 16 - Evolutie van de gemiddelde kostprijs, van de gemiddelde bruto-oppervlakte en van de gemiddelde kostprijs per m² van de nieuwe woningen (*) waarvan de renovatie of bouw beëindigd werd in 2006. Gemiddelde kostprijs (in EUR)
Gemiddelde bruto-oppervlakte per m²
Jaar
131 (*)
Gemiddelde kostprijs (in EUR) per m² bruto
Aankoop
Werken
Totaal
Totaal
Bewoonbaar
2000
37.526,22
79.303,96
116.830,18
147,44
113,56
792,39
1.028,81
30 + 4 handelsruimtes
2001
40.667,55
85.117,57
125.785,22
153,86
123,75
817,52
1.016,45
35 + 1 handelsruimtes
2002
25.187,49
124.671,36
149.858,85
165,92
131,38
903,20
1.140,65
26
2003
15.398,47
119.938,77
135.337,24
120,82
97,20
1.120,17
1.392,29
44
2004
36.672,06
108.893,15
145.565,21
144,59
116,62
1.006,74
1.248,20
69
2005
33.237,85
125.817,71
159.055,56
135,61
106,11
1.172,89
1.498,97
18
2006
34.057,66
136.042,34
170.100,00
128,27
97,15
1.326,11
1.750,90
30
Evolutie in 2006 2000 = 100
-
-
145,60
87,00
86,43
167,36
170,19
Woningen die voorheen nog niet het voorwerp uitmaakten van een huurhulpverrichting.
Totaal
Aantal woningen
Bewoonbaar
-
Tabel 17 - Kostprijs, type en rentabiliteit van de nieuwe woningen (*) die in 2006 in huur gegeven werden.
Adres
132
Anderlecht, Anderlecht, Schaarbeek, Anderlecht, Jette, Koekelberg, Schaarbeek Jette, Brussel, Koekelberg, Brussel, Anderlecht, Anderlecht, Anderlecht, Anderlecht, Brussel, Brussel, Brussel, Brussel, Brussel, Vorst, Anderlecht, Brussel, Schaarbeek, Brussel, Brussel, Vorst, Anderlecht, Koekelberg,
Norbert Gillestraat Grondelsstraat Fernand Séverinstraat Norbert Gillestraat Longtinstraat Ste-Annakerkstraat Fernand Séverinstraat Longtinstraat Anderlechtsesteenweg Ste-Annakerkstraat Anderlechtsestraat Liverpoolstraat Liverpoolstraat Liverpoolstraat Liverpoolstraat Yvonne Jospastraat Yvonne Jospastraat Yvonne Jospastraat Yvonne Jospastraat Yvonne Jospastraat de Mérodestraat Grondelsstraat Anderlechtsestraat Fernand Séverinstraat Yvonne Jospastraat Yvonne Jospastraat de Mérodestraat Waskaarsstraat Ste-Annakerkstraat
Gedelegeerde opdracht X
X X X X X X X X X X
X X X
Aantal kamers 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 4 4 4
Kostprijs van de woning (2) 110.657,63 82.599,46 121.464,06 114.346,22 107.996,06 163.549,38 149.805,68 134.064,08 161.511,81 212.614,19 161.511,81 165.089,46 165.089,46 160.627,58 205.246,35 218.400,00 150.205,44 143.942,40 170.365,44 170.365,44 118.532,55 117.999,23 193.814,17 161.952,09 216.518,40 216.518,40 139.807,63 167.521,79 288.937,23
Contractuele huurprijs (3) 475,00 450,00 475,00 525,00 450,00 475,00 625,00 650,00 660,00 700,00 660,00 650,00 650,00 625,00 800,00 649,58 436,29 436,29 407,20 407,20 650,00 650,00 800,00 650,00 509,00 509,00 700,00 675,00 850,00
Te betalen bedrag (4) 401,38 349,10 374,04 392,51 361,57 374,04 465,58 429,04 498,74 400,00 525,70 461,33 502,35 468,22 573,56 649,58 436,29 436,29 407,20 407,20 486,27 492,68 598,50 508,74 509,00 509,00 573,56 523,68 691,99
Huurtoelagen (5)
132,24
132,24 150,00 171,91 145,46 145,46 72,73 198,36
125,00 171,91 50,00 150,00
175,00 171,91 198,36
Rentabiliteit jaarbasis (6) CH (3) 5,15 6,54 4,69 5,51 5,00 3,49 5,01 5,82 4,90 3,95 4,90 4,72 4,72 4,67 4,68 3,57 3,49 3,64 2,87 2,87 6,58 6,61 4,95 4,82 2,82 2,82 6,01 4,84 3,53
op
TBB (4) 4,35 5,07 3,70 4,12 4,02 2,74 3,73 3,84 3,71 2,26 3,91 3,35 3,65 3,50 3,35 3,57 3,49 3,64 2,87 2,87 4,92 5,01 3,71 3,77 2,82 2,82 4,92 3,75 2,87./.
Adres Anderlecht, Liverpoolstraat Anderlecht, Liverpoolstraat Anderlecht, Liverpoolstraat TOTAAL VAN 32 WONINGEN GEMIDDELDE (*)
Gedelegeerde opdracht
Aantal kamers
Kostprijs van de woning (2)
Contractuele huurprijs (3)
Te betalen bedrag (4)
Huurtoelagen (5)
X X X
4 4 4 76 2,38
205.246,35 214.170,11 205.246,35 5.315.716,25 166.116,13
800,00 850,00 800,00 19.649,56 614,05
573,56 598,50 573,56 15.552,76 486,02
198,36
Woningen die voorheen nog niet het voorwerp uitmaakten van een huurhulpverrichting.
198,36 2.587,30 80,85
Rentabiliteit op jaarbasis (6) CH (3) 4,68 4,76 4,68 4.44 4,44
TBB (4) 3,35 3,35 3,35 3,51 3,51
133
LEGENDE VAN TABELLEN 17 EN 18 (1) Nieuwe of oude woningen : (2) Kostprijs van de woning:
(3) Contractuele huurprijs : (4) Te betalen bedrag : (5) Huurtoelage : (6) Rentabiliteit op jaarbasis : X:
woningen geklasseerd in functie of zij voorheen al dan niet deel uitmaakten van een huurhulpverrichting. kostprijs (in EUR) (aankoopprijs + aktekosten + gefactureerde en/of bestelde werken, BTW inbegrepen, op 31/12/2006) voor het desbetreffend gebouw, gewogen in functie van de referentiewaarde van de desbetreffende woning, rekening houdend met de gecumuleerde referentiewaarde van alle woningen binnen hetzelfde gebouw. contractueel vastgestelde huurprijs (in EUR) voor de desbetreffende woning. maandelijks bedrag (in EUR) ten laste van de huurder voor de desbetreffende woning. bedrag van de verwachte maandelijkse huurtoelage (in EUR) voor de desbetreffende woning. opbrengsten uitgedrukt in % van de kostprijs van de woning. gedelegeerde opdracht van de Regering aan het Fonds.
134
Tabel 18 - Kostprijs, type en rentabiliteit van de oude woningen (*) in huur gegeven in 2006.
Adres
135
Brussel, Vorst, Anderlecht, St.-Joost-Ten-Node, Anderlecht, Jette, Ukkel, St.-Jans-Molenbeek, Evere, Schaarbeek, Schaarbeek, Brussel, Schaarbeek, Schaarbeek, St.-Jans-Molenbeek, Brussel, Brussel, Elsene, Schaarbeek, Elsene, Schaarbeek, Anderlecht, Jette, Elsene, Evere, St.-Jans-Molenbeek, Sint-Gillis, Anderlecht,
Kerkveldstraat W. Ceuppenslaan Veeartsenstraat Saksen-Coburgstraat Veeartsenstraat Firmin Lecharlierlaan Stille Oceaanstraat Voorspoedstraat E. Stuckensstraat Th. Rooseveltstraat Maarschalk Fochlaan Calvijnstraat Lochtstraat Lochtstraat Vanderstraetenstraat Hamerstraat Hamerstraat Mercelisstraat A. Delatourstraat Sans Soucistraat Rassonstraat Griffiestraat Jettelaan Van Volsemstraat E. Stuckensstraat Laekenveldstraat Lissabonstraat Eedstraat
Aantal kamers 1 1 1 1 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4
Kostprijs van de woning (2)
Contractuele huurprijs (3)
Te betalen bedrag (4)
57.557,56 67.897,27 58.090,71 77.391,38 81.636,81 69.354,66 78.398,35 96.176,98 114.173,30 106.237,35 112.010,20 93.268,26 134.223,71 109.251,84 102.337,04 123.286,77 143.919,41 111.572,91 104.110,10 208.495,71 139.419,65 221.311,05 145.773,11 152.790,80 149.406,88 144.344,05 126.095,05 154.524,56
350,00 350,00 400,00 400,00 525,00 500,00 475,00 400,00 550,00 525,00 525,00 640,00 660,00 525,00 600,00 630,00 750,00 525,00 700,00 775,00 800,00 900,00 750,00 750,00 750,00 700,00 750,00 800,00
274,28 287,25 299,22 324,16 497,56 411,45 374,04 392,15 436,39 448,86 511,35 567,52 536,15 436,39 473,80 497,02 573,56 525,00 516,46 564,34 586,03 649,95 561,09 573,56 573,56 700,00 620,52 623,44
Huurtoelagen (5)
50,00 90,00 73,00 40,00 198,36 125,00 171,91 185,14
80,00 137,50 198,36 185,14 185,14 158,69 198,36 185,14
Rentabiliteit op jaarbasis (6) CH (3) 7,30 6,19 8,26 6,20 7,72 8,65 7,27 4,99 5,78 5,93 5,62 8,23 5,90 5,77 7,04 6,13 6,25 5,65 8,07 4,46 6,89 4,88 6,17 5,89 6,02 5,82 7,14 6,21
TBB (4) 5,72 5,08 6,18 5,03 7,31 7,12 5,73 4,89 4,59 5,07 5,48 7,30 4,79 4,79 5,56 4,84 4,78 5,65 5,95 3,25 5,04 3,52 4,62 4,50 4,61 5,82 5,91 4,84 ./..
./.. Adres
Aantal kamers
Kostprijs van de woning (2)
Contractuele huurprijs (3)
Te betalen bedrag (4)
Huurtoelagen (5)
5 5 5 5 100 3,13
121.126,75 136.859,28 124.351,42 151.034,37 3.816.427,29 119.263,35
750,00 750,00 775,00 825,00 20.105,00 628,28
661,28 640,90 775,00 706,40 16.618,68 519,33
198,36 110,00
St.-Jans-Molenbeek, Karperstraat St.-Lambrechts-Woluwe, Kellestraat Brussel, E. Bockstaellaan St.-Jans-Molenbeek, Klimopstraat TOTAAL VAN 32 WONINGEN GEMIDDELDE (*)
Woningen die voorheen reeds het voorwerp uitmaakten van een huurhulpwoning.
198,36 2.768,46 86,51
Rentabiliteit op jaarbasis (6) CH (3) 7,43 6,58 7,48 6,55 6,32 6,32
TBB (4) 6,55 5,62 7,48 5,61 5,23 5,23
136
Tabel 19 - Gemiddelde rentabiliteit en gemiddelde kostprijs van de in huur gegeven woningen in 2006, per woningtype, naargelang ze oud of nieuw zijn. Oude woningen (1) Woningtype in functie van het aantal kamers
137 (1) (2)
Aantal woningen
Gemiddelde kostprijs (in EUR)
Nieuwe woningen (2)
Gemiddeld maandelijks te betalen bedrag (in EUR)
Rentabiliteit in %
Aantal woningen
Gemiddelde kostprijs (in EUR)
Verschil (2 - 1)
Gemiddeld maandelijks te betalen bedrag (in EUR)
Rentabiliteit in %
tussen gemiddelde kostprijzen en EUR
en %
van rentabiliteiten in %
1
4
65.234,23
296,23
5,45
6
116.768,80
375,44
3,86
51.534,57
79,00
- 1,59
2
5
87.948,02
422,32
5,76
14
169.202,80
475,79
3,37
81.254,78
92,39
- 2,39
3
10
114.021,76
508,61
5,35
6
170.889,14
517,37
3,63
56.867,38
49,87
- 1,72
4
9
160.240,10
605,83
4,54
6
203.988,24
589,14
3,47
43.748,14
27,30
- 1,07
5
4
133.342,95
695,67
6,26
TOTAAL
32
119.263,35
519,33
5,23
32
166.116,13
486,02
3,51
46.852,78
39,29
- 1,72
Woningen die voorheen reeds het voorwerp uitmaakten van een huurhulpverrichting. Woningen die voorheen nog niet het voorwerp uitmaakten van een huurhulpverrichting.
Tabel 20 - Evolutie per jaar van de kostprijs, van het aantal kamers, van het gemiddeld te betalen bedrag en van de rentabiliteit, volgens het jaar van inhuurgave, voor de oude en nieuwe woningen (1). Gemiddelde kostprijs (in EUR)
Gemiddeld aantal kamers (2)
Gemiddeld te betalen bedrag (in EUR)
Gemiddelde rentabiliteit in %
Oude woningen
Nieuwe woningen
Verschil tussen oude en nieuwe
Oude woningen
Nieuwe woningen
Oude woningen
Nieuwe woningen
Verschil tussen oude en nieuwe
Oude woningen
Nieuwe woningen
Verschil tussen oude en nieuwe
2000
84.425,32
118.860,51
+ 40,79 %
3,00
2,84
322,06
346,36
+ 7,55 %
4,58
3,50
- 1,08
2001
78.746,83 (- 6,73 %)
125.637,49 (+ 5,70 %)
+ 59,55 %
2,85
3,31
355,03 (+ 10,24 %)
397,49 (+ 14,76 %)
+ 11,96 %
5,41 (+ 0,83)
3,80 (+ 0,30)
- 1,61
2002
99.191,53 (+ 25,96 %)
135.825,54 (+ 8,11 %)
+ 36,93 %
3,49
2,74
394,36 (+ 11,08 %)
395,31 (- 0,55 %)
+ 0,24 %
4,77 (- 0,64)
3,49 (- 0,31)
- 1,28
2003
105.436,52 (+ 6,30 %)
134.748,63 (- 0,80 %)
+ 27,80 %
3,10
2,75
391,19 (- 0,80 %)
423,65 (+ 7,17 %)
+ 8,30 %
4,45 (- 0,32)
3,77 (+ 0,28)
- 0,68
2004
100.778,23 (- 4,42 %)
137.708,05 (+ 2,20 %)
+ 36,64 %
3,00
2,65
443,93 (+ 13,48 %)
455,39 (+ 7,49 %)
+ 2,58 %
5,29 (+ 0,84)
3,97 (+ 0,20)
- 1,32
2005
116.834,23 (+ 15,93 %)
160.649,42 (+ 16,66 %)
+ 37,50 %
2,93
2,74
472,96 (+ 6,54 %)
520,62 (+ 14,32 %)
+ 10,08 %
4,86 (- 0,43)
3,89 (- 0,08)
- 0,97
2006
119.263,35 (+ 2,08 %)
166.116,13 (+ 3,40 %)
+ 39,28 %
3,13
2,38
519,33 (+ 9,79 %)
486,02 (- 6,65 %)
- 6,41 %
5,23 (+ 0,37)
3,46 (- 0,43)
- 1,56
138
Jaar
(1) oude en nieuwe woningen, naargelang ze al dan niet deel uitgemaakt hebben van een huurhulpverrichting. (2) de flats worden beschouwd als woningen met 1 kamer. (….%) = evolutie in percentage t.o.v. het vorig werkjaar.
Tabel 21 - Vorderingsstaat van de renovatie- of bouwwerken van de nieuwe woningen op 31 december 2006. Sites
139
Aard van de verrichting (1)
Type van woningen
Aantal woningen
Aantal kamers/ woning
Vorderingsstaat (2)
appartementen eengezinswoning appartementen appartementen en duplex appartementen appartementen eengezinswoning eengezinswoning appartementen en duplex appartementen en duplex eengezinswoning (overdracht huur-verkoop) appartementen appartementen en duplex appartementen appartementen en duplex appartementen appartementen appartementen appartementen appartementen
8 1 3 2 4 18 1 1 11 15
2 tot 4 5 1 en 2 1 en 3 1 tot 3 2 en 3 3 3 1 tot 4 1 tot 4
TC TC TC TC TC TC TC TC TC TC
1
3
TC
1 en 2 1 tot 3 1 tot 4 1 tot 3 1 tot 4 onbepaald onbepaald onbepaald onbepaald
CC CC CC PU PU AP AP AOS NVA
Anderlecht Schaarbeek Brussel Schaarbeek Anderlecht Vorst St.-Jans-Molenbeek Anderlecht Schaarbeek Schaarbeek
Bergense steenweg Wijnheuvelenstraat Anderlechtsesteenweg Madeliefjesstraat Grisarstraat Marconistraat Potaerdegatstraat Birminghamstraat Marcel Mariënstraat Louis Scutenairestraat
C R R R R C R R C C
Etterbeek
Félix Hapstraat
R
Anderlecht St.-Jans-Molenbeek St.-Jans-Molenbeek Elsene Sint-Gillis St.-Jans-Molenbeek St.-Jans-Molenbeek St.-Jans-Molenbeek Brussel Totaal
Bergense steenweg Zwarte Paardstraat hoek Vanderdussenstraat/Kortrijkstraat terrein Herdersstraat/Keyenveldstraat Coenraetsstraat terrein Requette/Candries terrein Requette/Lemaire Birminghamstraat Slachthuisstraat 20 sites
(1) C R
= constructie = renovatie
(2) FC TC AT CC
= = = =
werf in eindfase werken in uitvoering aanbesteding van werken in uitvoering lastenboek voor de werken in uitvoering
C R en C C C R C C R R
PU AP AOS NVA
= = = =
wachten op de stedenbouwkundige vergunning architecturaal ontwerp in uitvoering offerteaanvraag voor architectuuropdracht in uitvoering net aangekocht
4 31 15 25 70 25 25 30 20 310
SECTIE III – BIJZONDERE VERRICHTINGEN
A. GEDELEGEERDE OPDRACHTEN.
In de term «gedelegeerde opdrachten» zitten de bijzondere verrichtingen vervat die door het Gewest worden bepaald en die het sinds 1993 toewijst aan het Fonds. Dit gebeurt overeenkomstig artikel 1.2.3. van de vorige beheersovereenkomst (voor de jaren 1991 tot 1994) en artikel 1.1.2. van die voor de periode 1997-2001 en volgende jaren. Deze opdrachten kaderen heel vaak binnen de perimeters van bestaande of op stapel staande wijkcontracten of binnen die van stadszones waarin gelijkaardige renovatieprojecten uitgevoerd moeten worden. In de meeste gevallen gaat het om gegroepeerde verrichtingen bestaande uit zware renovatie- of (her)opbouwprojecten. De selectie van de projecten gebeurt vaak op basis van hun uitzonderlijk effect op stedenbouwkundig vlak en ze komen tegemoet aan een grote sociale nood. De gedelegeerde opdrachten passen bijna uitsluitend binnen de huurhulpactiviteiten van het Fonds of binnen die voor de hypothecaire leningen (in dat laatste geval gaat het om verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw). De zeer specifieke eigenschappen van deze opdrachten en de procedures die gevolgd moeten worden om ze te verwezenlijken, zorgen in veel gevallen voor zeer lange uitvoeringstermijnen. Bovendien zorgen de vaak progressieve omschrijving en de onzekerheden die nu eenmaal bij bouwprojecten horen ervoor dat het vaak moeilijk is om de uiteindelijke kostprijs van dergelijke projecten te ramen. Daarom moet het oorspronkelijke investeringsbedrag nog aangepast worden tijdens de uitvoering van het project. We verwijzen naar de verslagen van de voorbije jaren waarin toelichting wordt gegeven bij sommige hindernissen of beperkingen waarmee we werden geconfronteerd in het kader van de gedelegeerde opdrachten. Hierna volgt een overzicht van de vorderingsstaat van de opdrachten die op 31 december 2006 nog niet voltooid waren. De projecten zijn geklasseerd in functie van het jaar van de oorspronkelijke investering. De projecten die op 1 januari 2006 af waren, worden hier niet meer vermeld.
1996 Etterbeek – Graystraat – Nieuwbouw – Oorspronkelijke investering: 818.048,63 EUR – Supplement 1998: 43.381,37 EUR – Eigenaar eind 2006: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Programma: 5 woningen bestemd voor verhuur. De verkoop van het terrein dat eigendom is van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is nooit georganiseerd, ondanks de herhaalde vragen van het Fonds.
140
Omdat het Fonds van dit project moet afzien, heeft Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris, er op vraag van het Fonds mee ingestemd om het bedrag dat ervoor vrijgemaakt was (861.430,00 EUR) in 2006 te gebruiken voor nieuwe verrichtingen van hypothecaire leningen.
1997 1) Anderlecht – hoekterrein Scheikundige/Liverpoolstraat – Nieuwbouw – Oorspronkelijke investering: 1.041.152,80 EUR – Supplementen 2003: 155.200,39 EUR; 2004: 14.037,60 EUR; 2005: 77.100,69 EUR; 2006: 32.043,53 EUR – Programma: 7 woningen bestemd voor verhuur. Dit gebouw was af in 2006. De woningen zijn intussen verhuurd. 2) Brussel – Hopstraat – Nieuwbouw – Oorspronkelijke investering: 991.574,10 EUR – Overheveling van geschrapte projecten: 1996: 570.155,11 EUR; 1997: 74.368,06 EUR – Supplementen 2002: 2.032.726,90 EUR; 2003: 684.385,41 EUR; 2004: 199.927,03 EUR; 2005: 119.677,03 EUR; 2006: 627.186,36 EUR - Programma: 27 woningen waarvan 7 bestemd voor verhuur en 20 voor verkoop + 13 parkeerplaatsen. We herinneren eraan dat dit terrein werd gekocht in 2003. Dit gebouw was af in 2006. De 7 huurwoningen zijn intussen verhuurd. De verkoop van de 20 andere zit in de opstartfase. Voor dit dossier verwijzen we ook naar de gedelegeerde opdrachten van 2003.
1998 1) Anderlecht – Birminghamstraat – Zware renovatie – Oorspronkelijke investering: 131.383,57 EUR – Programma: 1 woning bestemd voor verhuur. Met deze gedelegeerde opdracht werd gestart in 1998. Van de 18 woningen die gecreëerd moesten worden, moet enkel de laatste nog worden afgewerkt – wat voorzien is voor 2007. Het gaat om de zware renovatie van een kleine eengezinswoning in de Birminghamstraat 272. In de verslagen van de voorbije jaren wordt uitvoerig ingegaan op de moeilijkheden waarmee we in dit dossier werden geconfronteerd. Het resterende bedrag (43.112,00 EUR) werd in 2006 vrijgemaakt voor nieuwe verrichtingen van hypothecaire leningen en dit in samenspraak met Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris. 2) Brussel - Vandenbrandenstraat en Barthélémylaan – Zware renovatie – Oorspronkelijke investering: 966.784,75 EUR – Supplementen 2002: 177.860,19 EUR; 2003: 91.438,38 EUR; 2004: 122.821,46 EUR; 2005: 74.490,49 EUR; 2006: 47.746,60 EUR – Programma: 10 woningen waarvan 4 bestemd voor verhuur en 6 voor verkoop. De 4 huurwoningen worden sinds 2004 bewoond. De woningen bestemd voor verkoop (gesloten ruwbouw) zitten in de afwerkingsfase. In de loop van 2006 werd beslist om 141
de grote oppervlakte van het gelijkvloers te verdelen in 2 woningen. De moeilijkheden waarmee we werden geconfronteerd tijdens de uitvoering van deze opdracht staan beschreven in vorige jaarverslagen.
1999 1) Anderlecht – Waskaarsstraat en Liverpoolstraat – Aankoop/renovatie of heropbouw – Oorspronkelijke investering: 701.538,68 EUR – Programma: 3 woningen bestemd voor verhuur. Deze opdracht werd beëindigd in 2005. Het resterende bedrag ervan (190.997,00 EUR) werd in november 2006 vrijgemaakt voor nieuwe verrichtingen van hypothecaire leningen afgesloten in 2006, en dit in samenspraak met Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris. 2) Sint-Gillis – Coenraetsstraat, Claesstraat en de Mérodestraat - Aankoop/renovatie of heropbouw – Oorspronkelijke investering: 2.453.699,69 EUR – Supplementen 2002: 182.392,41 EUR; 2003: 110.427,59 EUR; 2004: 282.482,37 EUR; 2005: 17.201,56 EUR; 2006: 8.146,12 EUR – Programma: 19 woningen bestemd voor verhuur. Sinds 2005 zijn 16 woningen klaar en verhuurd. De afwerking van de 3 laatste woningen in de de Mérodestraat loopt vertraging op door de aannemer die de werken moet uitvoeren en waartegen hoogstwaarschijnlijk een gerechtelijke procedure opgestart zal moeten worden, omdat verschillende pogingen om tot een minnelijke schikking te komen niet het verwachte resultaat hebben opgeleverd. De voorlopige oplevering van de werken is wel nog steeds voorzien voor begin 2007.
2001 1) Schaarbeek – 2 terreinen in de verkaveling «Dailly», Marcel Mariënstraat en Louis Scutenairestraat – Nieuwbouw – Investering 2001: 3.544.877,40 EUR – Supplement 2006: 2.455.448,90 EUR – Programma: 26 woningen bestemd voor verhuur. Met de bouwwerken van de 2 gebouwen werd gestart in respectievelijk mei en augustus 2006. 2) Sint-Jans-Molenbeek – Gebouw Zwart Paardstraat – Renovatie/ (herop)bouw – Investering 2001: 2.425.687,72 EUR – Investering 2002: 2.054.312,28 EUR – Programma: 35 woningen bestemd voor verhuur. We verwijzen hiervoor ook naar de vorige jaarverslagen. Het gebouw is in 2003 gekocht. In november 2004 werd het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige aanvraag ingediend. In juni 2005 vroeg de gemeente om «het torentje» met 2 niveaus te verkleinen, om de natuurlijke lichtinval voor 2 woningen te
142
herbekijken en om een oplossing te zoeken voor de parkeerplaatsen, omdat die niet op de site zelf ingeplant kunnen worden. Het project werd aangepast in september 2005. Als oplossing voor het parkingprobleem stelt het Fonds voor om een aantal parkeerplaatsen te voorzien op de site van de Finstraat (zie verder), aan de andere kant van het Zwart Paardplein. De stedenbouwkundige vergunning kregen we pas in oktober 2006, en dit ondanks verschillende herinneringen bij de gemeentelijke diensten. Omwille van de aanpassingen die deze laatsten oplegden, is het aantal woningen teruggebracht van 35 tot 31. Met de werken zou midden 2007 kunnen worden gestart. Er zal heel goed moeten worden nagedacht over hoe we het doelpubliek van dit project zullen definiëren. Ter herinnering: de woningen staan open voor «artiesten» die voldoen aan de toegangsvoorwaarden voor de huurhulp. Voor het beheer van dit toch wel specifieke huurderspubliek, moet worden beslist of het zal worden toevertrouwd aan een gespecialiseerde vereniging en zeker of er ter plaatse een werknemer van het Fonds zal verblijven die dan over de nodige capaciteiten moet beschikken (toezicht, opvoeding, enz...).
2002 1) Sint-Jans-Molenbeek – Gebouw Zwart Paardstraat. Deze opdracht werd gespreid over 2001 en 2002. We verwijzen dan ook naar de commentaar hiervoor. 2) Vorst – Marconistraat – Bouw van een semi-gemeenschapshuis voor mensen van de 3e leeftijd – Programma: 15 woningen bestemd voor verhuur + gemeenschappelijke lokalen en parking – Investering 2002: 1.800.000,00 EUR – Investering 2003: 900.000,00 EUR – Supplement 2005: 199.901,95 EUR. Voor dit project worden woningen en collectieve voorzieningen gecreëerd voor valide personen ouder dan 65. Het terrein werd gekocht in mei 2003 en de stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd in december 2004. Er zal een gebouw opgetrokken worden van 5 verdiepingen, voorzien van een lift. Op de ondergrondse verdieping komen 9 parkeerplaatsen, 15 individuele kelders en een collectieve was- en stookruimte. Op het gelijkvloers zijn 2 appartementen voorzien (van 68 m² en 94 m²), een gemeenschappelijke ruimte met keuken en sanitair (126 m²) en een grote tuin van ± 8 are. Deze ruimte en de tuin zijn bestemd voor de toekomstige huurders in het kader van activiteiten en ontmoetingen georganiseerd door de huurders. Op de verschillende verdiepingen komen in totaal 13 woningen met een oppervlakte die varieert tussen 62 m² en 103 m². Op basis van de gekregen richtlijnen, worden het ruime woningen met 1 of 2 slaapkamers. Eén appartement telt er zelfs 3. 12 woningen vallen onder de gedelegeerde opdrachten van 2002. De 3 overige woningen, de gemeenschappelijke ruimtes (die gelijkgesteld worden met 3 woningen) en de parking vallen onder de gedelegeerde opdrachten van 2003. 143
De woningen beantwoorden aan de noden van mindervalide personen, omdat dit project ouder wordende mensen ook een alternatief wil bieden voor het traditionele bejaardentehuis. De afwerking van deze opdracht is gepland voor eind 2007. Omwille van de wel heel specifieke kenmerken van dit project is het noodzakelijk een goede omschrijving te hebben van het doelpubliek (kan het bijvoorbeeld opengesteld worden voor bejaarden behorend tot ons huurhulppubliek, die intussen geen inwonende kinderen meer hebben en nog als koppel of zelfs alleen achterblijven?). Andere punten waarover moet worden nagedacht: wat is de draagwijdte van het gemeenschappelijke project (welke activiteiten worden opengesteld?), welke bijkomende diensten en begeleiding moeten worden voorzien, enz... Het behoort niet tot de opdrachten van het Fonds om bijkomende diensten en begeleiding te voorzien. Naar het voorbeeld van de recente samenwerking met de vzw «Le 8ième Jour», zou er wel een samenwerkingsakkoord afgesloten kunnen worden met een gespecialiseerde vereniging. Dit project vergt ongetwijfeld nog een grondige bespreking.
2003 1) Vorst – Marconistraat - Bouw van een semi-gemeenschapshuis voor mensen van de 3e leeftijd. Deze opdracht werd gespreid over 2002 en 2003. We verwijzen dan ook naar de commentaar hiervoor. 2) Brussel – Hopstraat – Verrichting «Le 8ième Jour». Voor dit project verwijzen we ook naar de gedelegeerde opdrachten van 1997. We herinneren eraan dat de 7 huurwoningen en de gemeenschappelijke tuin zijn verhuurd aan de vzw «Le 8ième Jour» op vraag van de Heer Alain Hutchinson, voormalig Staatssecretaris. 3) Sint-Jans-Molenbeek – hoekterrein Vanderdussen-/Kortrijkstraat – Nieuwbouw – Oorspronkelijke investering: 1.500.000,00 EUR – Supplement 2005: 800.000,00 EUR Programma: 15 woningen bestemd voor verhuur. Oorspronkelijk was dit terrein eigendom van de gemeente. Eind 2004 heeft het Fonds het gekocht. Het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning werd ingediend in juni 2005. We kregen de vergunning in mei 2006. Er zou met de werken kunnen worden gestart in de lente van 2007. 4) Schaarbeek – Vanderlindenstraat – Afbraak van 4 gebouwen / heropbouw – Investering 2003: 1.262.500,00 EUR – Programma: 9 woningen bestemd voor de huurhulp – Eigenaar eind 2006: de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
144
Deze opdracht heeft betrekking op 4 gebouwen die eigendom zijn van de V.G.C. Eind 2005 kregen wij, na heel wat aandringen, de bevestiging dat de V.G.C. de site binnenkort aan het Fonds zou verkopen. Onlangs heeft de V.G.C. het Aankoopcomité opnieuw gevraagd om de waarde van de onroerende goederen te bepalen. We hopen dat de verkoop gesloten zal worden in de loop van 2007. Het programma (aantal woningen) en de investering zullen zeker opgetrokken worden. 5) Elsene – Herdersstraat en Keienveldstraat – Nieuwbouw – Investering 2003: 3.750.000,00 EUR; 2004: 3.200.000,00 EUR – Programma: 40 woningen, waarvan 15 bestemd voor verkoop en 25 voor verhuur + ruime parking – Eigenaar van het terrein in de Herdersstraat en van de parking in de Keienveldstraat eind 2006: het Fonds. Opdracht gespreid over 2003 en 2004. We herinneren eraan dat de gemeente Elsene het terrein in de Herdersstraat eind 2004 heeft gekocht en het in juli 2005 voor een bescheiden prijs heeft doorverkocht aan het Fonds. Dit kon omdat voor deze verrichting de opbrengsten werden vrijgemaakt uit stedenbouwkundige lasten, waaronder de lasten die het Fonds moest betalen voor de inrichting van zijn maatschappelijke zetel in de Zomerstraat. Op vraag van de gemeente heeft het Fonds er ook mee ingestemd om de ruime parking in de Keienveldstraat, waarvan het eigenaar is, aan te wenden voor deze verrichting. Over de financiële voorwaarden van de interne transfert van deze parking van het fonds B1 naar het fonds B2 moet het Fonds wel nog de nodige beslissingen nemen. In juli 2006 werd de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning ingediend. We werden intussen ook al met enkele problemen geconfronteerd. Zo is er lang onderhandeld met de omwonende eigenaars om een regeling uit te werken in verband met een erfdienstbaarheid van daglicht ter hoogte van een gemene muur. Verder is uit bodemonderzoek gebleken dat de grond vervuild is met lood. De sanering van de uit te graven grond zal waarschijnlijk een grote meerkost betekenen. Voor dit project stuiten we op heel wat weerstand, zowel bij de gemeentelijke dienst stedenbouw als bij een heel actief wijkcomité. Dit is verwonderlijk omdat het Fonds, na onderzoek van de offertes voor de dienstenopdracht voor architectuur, de gemeentelijke en gewestelijke administratie en de bevoegde schepen regelmatig heeft geraadpleegd. De financiële gevolgen voor het project zouden wel eens heel zwaar kunnen zijn.
2004 1) Elsene – Herdersstraat en Keienveldstraat – Deze verrichting werd gespreid over 2003 en 2004. We verwijzen dan ook naar de commentaar die we hiervoor hebben gegeven. 2) Schaarbeek – Broederschapstraat – Renovatie – Oorspronkelijke investering: 3.082.000,00 EUR – Supplement 2005: 680.000,00 EUR – Programma: 25 woningen bestemd voor verkoop. Het Fonds kocht dit vroegere schoolgebouw in 2005, in het kader van luik II van het wijkcontract «Brabant - Groen».
145
De stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd in augustus 2006. De «opdracht voor de uitvoering van werken» werd eind 2006 gepubliceerd, de aanbesteding wordt voorzien voor begin 2007. Het oorspronkelijke project werd opgevat als de renovatie van het gebouw tot een «gesloten ruwbouw». De afwerking zou gebeuren door de toekomstige ontleners, volgens hun eigen budget en smaak. Intussen heeft de ervaring ons geleerd dat aan een dergelijke uitwerking van een project ook heel wat negatieve kanten zitten: het is niet mogelijk om de technieken te controleren, er is schade in de gemeenschappelijke delen door het groter aantal aannemers, het risico bestaat dat er schade wordt toegebracht aan andere woningen of in de gemeenschappelijke delen, de termijnen die eigen zijn aan de reglementering voor wijkcontracten worden niet gerespecteerd, enz... Daarom heeft het Fonds beslist om het project volledig af te werken.
2005 en 2006 De gedelegeerde opdrachten voor 2005 werden in november 2005 bepaald door Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris. Na prospectie van de immobiliënmarkt werden 2 sites geselecteerd die voldeden aan de gewenste criteria: de creatie van woningen in leegstaande kantoorgebouwen, op ongebruikte industrieterreinen, binnen stadskankers of op braakliggende tereinen die ingesloten liggen tussen andere gebouwen. De sites werden eerst voorgesteld aan en daarna ook bezocht door Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris. Omdat er een honderdtal woningen kunnen worden gecreëerd, ging zij ermee akkoord om deze 2 projecten te beschouwen als de gedelegeerde opdrachten voor 2005 en 2006. Naast de problemen en moeilijkheden die nu eenmaal eigen zijn aan dergelijke projecten (op stedenbouwkundig, architecturaal en technisch vlak), wordt voor deze opdracht ook gevraagd om bijzondere aandacht te besteden aan een rationeel energieverbruik en de toepassing van biologische bouwtechnieken. Deze criteria zullen er ongetwijfeld voor zorgen dat de bouwkosten nog erg zullen stijgen, temeer omdat «... deze realisaties een voorbeeldfunctie moeten krijgen...». 1) Sint-Jans-Molenbeek – Birminghamstraat – Aankoop/renovatie – Investering: 4.900.000,00 EUR – Eigenaar eind 2006: het Fonds – Programma: 30 woningen bestemd voor verhuur. Het complex bestaat uit een industrieel gebouw en 2 gebouwen aan de straatzijde. Eén van de moeilijkheden voor de rehabilitatie van deze vroegere snoepjesfabriek is een oplossing te vinden voor het niveauverschil van de hoogtes onder de plafonds en voor de implantatie van een parking (zal stedenbouw de creatie van een parking vragen?). De aankoopakte is in maart 2006 getekend. Op het einde van het jaar werd gewacht op de offertes voor de dienstenopdracht voor architectuur en engineering.
146
2) Sint-Gillis – Coenraetsstraat – Aankoop/renovatie – Investering 2005: 1.200.000,00 EUR; 2006: 8.571.428,59 EUR – Eigenaar eind 2006: het Fonds – Programma: 70 woningen bestemd voor verhuur. De opdracht wordt gespreid over 2005 (7 woningen), 2006 (50 woningen) en 2007 (13 woningen). Dit grote industriële gebouw werd vroeger gebruikt als opslagplaats voor ziekenhuismateriaal. De taak van de ingenieurs zal er voornamelijk in bestaan om een compromis te vinden tussen de economische en de technische voorschriften. De verwezenlijking van het uitgewerkte programma (aantal en kwaliteit van de woningen) houdt zware werken in, zoals: de versteviging van de dragende elementen en de creatie, in één van de twee gebouwen, van een groot centraal atrium, waarvoor een complex stuk van het gebouw moet worden afgebroken. In augustus 2006 werd het aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning ingediend.
B. GELIJKGESTELDE VERRICHTINGEN.
Op stedenbouwkundig, onroerend en maatschappelijk vlak zijn de kenmerken en doelstellingen van deze verrichtingen te vergelijken met die van de gedelegeerde opdrachten. De meeste verrichtingen zijn ook opgenomen in de vorige secties. Voor de duidelijkheid worden ze hier nog eens allemaal samen geplaatst. Op 31 december 2006 was de vorderingsstaat van de lopende gelijkgestelde verrichtingen de volgende: 1) Anderlecht – «Transvaal»-verrichting – Nieuwbouw – Investering 2002: 3.041.744,10 EUR; 2005: 327.901,82 EUR – Supplement 2006: 223.875,75 EUR – Programma: 21 woningen. Voor de historiek van deze opdracht verwijzen we naar vorige jaarverslagen. 3e fase – Programma: 17 woningen, waarvan 9 bestemd voor verkoop en 8 voor verhuur. Momenteel wordt op de site aan de steenweg op Bergen gewerkt aan de bouw van 9 eengezinswoningen en 8 appartementen, respectievelijk bestemd voor verkoop en verhuur. Het Fonds werd verplicht om voor de verschillende eengezinswoningen een verbindingsweg aan te leggen, die beschouwd zal worden als openbare weg. We zullen er zorgen voor de aanleg van de weg, de verlichting en de andere wegvoorzieningen, zoals voorzien in het lastenboek van de gemeente. Er moest ook afgerekend worden met enkele problemen: de bodemvervuiling en de onverwachte aanwezigheid van kelders. De werken zitten momenteel in de afwerkingsfase, het einde is gepland voor juni 2007.
147
4e fase – Programma: 4 woningen bestemd voor verhuur. Op dezelfde steenweg wordt op het terrein een klein hoekgebouw opgetrokken bestaande uit 4 appartementen bestemd voor verhuur. In februari 2006 kregen we de stedenbouwkundige vergunning. De aanbesteding van de werken wordt voorzien voor half 2007. Bij onderzoek van het terrein zijn betonnen funderingen gevonden. De ruwbouwplannen moesten dan ook worden aangepast. Uit de analyse van nieuwe grondstalen is ook gebleken dat de grond vervuild is. 2) Vorst – Van Volxemlaan – Renovatie – Investering 2003: 1.481.000,00 EUR – Programma: 12 woningen bestemd voor verkoop. Het Fonds heeft dit gebouw in november 2003 gekocht in openbare verkoop. Eind 2004 was het architectuurontwerp klaar. Op dat ogenblik was het de bedoeling om het voorgebouw licht te renoveren, terwijl het centraal gelegen atelier afgebroken zou worden om het te vervangen door een gebouw van vergelijkbare omvang. Het atelier achteraan, tenslotte, zou in «gesloten ruwbouw» worden afgeleverd, zodat de toekomstige ontleners er grote appartementen in zouden kunnen maken met 3 tot 4 slaapkamers. Eén van de moeilijke punten in dit dossier was de toegang tot het gebouwencomplex in geval van brand en de evacuatie van de bewoners uit het atelier achteraan. Op vraag van de DBDMH werd het project op dit vlak verschillende keren aangepast, de laatste keer nog eind 2005. In januari 2006 werd de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd, maar die is nog niet goedgekeurd. Het zou kunnen dat het Fonds gerechtelijke stappen moet ondernemen om een vergunning te krijgen waarin rekening wordt gehouden met redelijke voorwaarden (termijnen en voorschriften). 3) Sint-Jans-Molenbeek – Carl Requette-/Joseph Lemairelaan en Carl Requette-/Edmond Candrieslaan – Nieuwbouw – Investering: 12.606.000,00 EUR, waarvan 7.564.842,66 EUR in 2004 en 5.041.157,34 EUR in 2005 – Programma: 100 woningen waarvan 50 bestemd voor verhuur en 50 voor verkoop. De gemeente Sint-Jans-Molenbeek verkocht de 2 terreinen op de voormelde lanen eind 2005 aan het Fonds. De dienstenopdracht werd in november 2006 toegekend. Het is de bedoeling om woningen te creëren met 1 tot 4 slaapkamers. Dit geldt zowel voor de woningen die zullen worden verkocht als voor die bestemd voor de huurhulp. Eén van de uitdagingen is om de «sociale» woningen harmonieus te integreren in deze residentiële wijk in Molenbeek. Een andere uitdaging is de keuze voor verwarmings- en isolatietechnieken die beantwoorden aan de vooropgestelde criteria in verband met het zuinige energieverbruik, zonder daarbij de uiteindelijke kostprijs van de woningen uit het oog te verliezen.
148
4) Brussel – Moorsledestraat – Nieuwbouw – Investering 2004: 1.210.100,00 EUR – Programma: 10 woningen bestemd voor verkoop. De geplande aankoop van dit terrein is niet doorgegaan, ondanks de verschillende voorstellen van het Fonds en de tussenkomst van de gemeente bij de eigenaar (een grote groep van mede-eigenaars bestaande uit de toekomstige bewoners, die deze verlaten site wil renoveren. Zij vinden dat ze niet gebonden zijn door de voorwaarden die het Fonds oorspronkelijk had uitgesproken in samenspraak met de promotors van het project – waaronder de Afvaardiging voor de Ontwikkeling van de Stad). Er is beslist om van dit project af te stappen, liever dan een gerechtelijke procedure op te starten waarvan de uitkomst onzeker is. De investering die was vrijgemaakt voor deze opdracht is overgeheveld naar de hypothecaire leningen die werden afgesloten in 2006, en dit in samenspraak met Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris. 5) Sint-Jans-Molenbeek – Finstraat – Nieuwbouw – Investering 2005: 1.646.400,00 EUR – Programma: 14 woningen bestemd voor verkoop – Eigenaar eind 2006: de gemeente. In juni 2006 deed het Fonds de gemeente een aankoopbod voor dit terrein in het kader van luik II van het wijkcontract «Gieterij-Pierron». Het bod werd aanvaard in september 2006. Het verlijden van de akte is gepland voor begin 2007. Op het terrein zullen een vijftiental (meestal grote) woningen worden gebouwd die verkocht zullen worden aan gezinnen die momenteel in slechte omstandigheden leven, moeten rondkomen met een bescheiden inkomen en begeleid worden door het wijkhuis «Bonnevie» en de «CIRE». Eind 2006 wachtte het Fonds op een antwoord in verband met zijn subsidie-aanvraag in het raam van het Huisvestingsplan van het Grote Stedenbeleid (2005–2007). Bovendien zal in dit project gewerkt worden met biologische bouwtechnieken om het energieverbruik in balans te houden. Hierbij zal wel rekening worden gehouden met de financiële mogelijkheden van het doelpubliek. In het «algemeen overzicht van de sector» van sectie II wordt de nieuw uitgewerkte formule voor de zogenaamde «opdracht van conceptie-uitvoering» toegelicht. Deze formule zal hoogstwaarschijnlijk voor het eerst worden uitgetest in het kader van dit project. 6) Sint-Jans-Molenbeek – Mariemontkaai – Nieuwbouw – Investering 1.062.500,00 EUR – Programma: 8 woningen bestemd voor verkoop.
2005:
In het kader van luik II van het wijkcontract «Heyvaert» heeft de gemeente in oktober 2005 het aankoopbod van het Fonds aanvaard. Eind 2006 werd de aankoopakte ondertekend. Het terrein moest worden verdeeld. Op dit terrein zal een klein hoekgebouw worden opgetrokken bestaande uit 8 appartementen die verkocht zullen worden aan toekomstige ontleners. Eind 2006 was de dienstenopdracht voor architectuur en engineering toegekend.
149
C. STEDENBOUWKUNDIGE LASTEN.
De Brusselse Regering heeft nogmaals getoond hoeveel vertrouwen ze heeft in het Fonds door het een deel van de opbrengsten uit de gewestelijke stedenbouwkundige lasten toe te kennen om zo woningen te kunnen creëren. Het Fonds is Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris, en het Gewest uiterst dankbaar voor deze extra financiële inspanning, die vooral de moeilijke budgettaire context van de huurhulpactiviteiten zal verlichten. Momenteel zijn er nog een aantal vragen over hoe die stedenbouwkundige lasten gebruikt kunnen worden, maar tijdens een vergadering met het Fonds op 12 december 2006 kon het kabinet van Mevrouw F. Dupuis wel al de hierna opgenomen verduidelijkingen geven. De komende tijd wordt de reeds meegedeelde informatie ongetwijfeld bevestigd en zal er ook meer duidelijkheid komen over de bijzondere verrichtingen. - De opbrengst uit stedenbouwkundige lasten kan vergeleken worden met subsidies die onder de economische code 51 vallen en gedefinieerd worden als «Transfert van kapitaal naar ondernemingen». Deze som moet dan ook gebruikt worden als subsidie en kan niet aangewend worden om de intrestlast te dekken van een af te sluiten lening. - De opbrengsten uit de gewestelijke stedenbouwkundige lasten kunnen enkel gebruikt worden voor investeringen. - Met de stedenbouwkundige lasten moeten nieuwe huurwoningen worden (herop)gebouwd of gecreëerd in om te vormen industriële of kantoorgebouwen. - Elke aanwending van stedenbouwkundige lasten moet worden vastgelegd in een Regeringsbesluit. - Overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juni 2003 moeten de opdrachten die worden gefinancierd met de stedenbouwkundige lasten «vlakbij de projecten liggen waaruit ze voortvloeien». Er moet met andere woorden gecheckt worden of er in de stedenbouwkundige vergunning bepalingen zijn opgenomen in verband met het gebruik van de stedenbouwkundige lasten. Is dit het geval, dan moet daar rekening mee worden gehouden in het project. Er moet ook aandacht worden geschonken aan de vragen van de «betrokken partijen» en aan het standpunt van de gemeenten. Hierna volgt een gedetailleerd overzicht van de opbrengsten uit stedenbouwkundige lasten die totnogtoe aan het Fonds werden toegekend. 1) 1.728.000,00 EUR afkomstig uit de stedenbouwkundige lasten van 2005 – Slachthuisstraat in Brussel. Begin 2006 heeft het Fonds vernomen dat de Regering in een besluit van 15 december 2005, op vraag van Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris, had vastgelegd dat het Fonds kon rekenen op een supplementair bedrag van 1.728.000,00 EUR, afkomstig uit de gewestelijke stedenbouwkundige lasten voor 2005. 150
In samenspraak met Mevrouw F. Dupuis zal dit bedrag gebruikt worden om een twintigtal huurhulpwoningen te creëren in een vroegere drukkerij gelegen in de Slachthuisstraat te Brussel. Het gebouw werd gekocht op 12 september 2006 en het uitgewerkte programma is dan ook al opgenomen in het totale aantal woningen in productie op 31 december 2006. Om deze hele verrichting te kunnen financieren, was aanvankelijk beslist om een lening af te sluiten van ongeveer 1.300.000,00 EUR, en dit zonder gewestelijke waarborg. Tijdens zijn zitting van 26 januari 2006 had de Raad van Bestuur van het Fonds er uitzonderlijk mee ingestemd om een dergelijke lening af te sluiten. De Raad had op dat moment echter ook nadrukkelijk gewezen op het financiële risico, omdat het ging om een verrichting voor de huurhulp. Aangezien het Kabinet op het einde van het jaar meedeelde dat de toegekende som niet gebruikt mag worden om de intrestlasten van een lening te dekken, stelt zich de vraag hoe het saldo van deze verrichting gefinancierd zal worden. In de loop van de volgende maanden zullen verschillende oplossingen worden besproken met het Kabinet, zodat de offerte-aanvraag voor de architectuuropdracht in 2007 gepubliceerd kan worden. Er zal ook contact worden opgenomen met de diensten van de stad Brussel om er zeker van te zijn dat voldaan wordt aan alle eventuele verwachtingen in verband met het project opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning (tot op vandaag niet gekend). 2) 591.000,00 EUR afkomstig uit de stedenbouwkundige lasten van 2006. In haar besluit van 21 november 2006 kent de Regering het Fonds een bedrag toe van 591.000,00 EUR afkomstig uit de stedenbouwkundige lasten die het Gewest heeft geïnd in 2006. Het Fonds is nog niet in het bezit van de stedenbouwkundige vergunning waaruit dit bedrag voortvloeit en heeft daardoor nog geen invulling kunnen geven aan deze opdracht. 3) 1.915.000,00 EUR afkomstig uit de stedenbouwkundige lasten voorzien voor 2007 – toekenningsbeslissing ten gunste van het Fonds. In haar brief van 15 november 2006 laat Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris, het Fonds weten dat zij van plan is ons een bedrag van 1.915.000,00 EUR toe te kennen, dat afkomstig zal zijn uit de stedenbouwkundige lasten die het Gewest zal ontvangen voor 2007. Dit bedrag vertegenwoordigt een deel van de stedenbouwkundige lasten die betaald worden voor de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd voor de gebouwen D4/D5, vlakbij het station Brussel-Luxemburg. De kans is groot dat dit bedrag geïnvesteerd zal moeten worden op het grondgebied van de gemeente Elsene. Het Regeringsbesluit waarin de toekenning wordt vastgelegd, is nog niet genomen. De exacte inhoud van deze opdracht is dan ook niet niet gedefinieerd.
151
D. DIVERSE SAMENWERKINGSAKKOORDEN MET DERDEN.
In 2006 heeft het Fonds zijn samenwerking met verschillende vzw’s verdergezet: - op voordracht van de vzw LAMA/HESTIA worden 2 huurwoningen bewoond door gezinnen die begeleid worden in het kader van een project met druggebruikers die aan het afkicken zijn; - 3 appartementen worden verhuurd aan alleenstaanden, en dit op voorstel van en met de nodige begeleiding door de vzw BAITA/PAG ASA (herintegratie van jongens en meisjes die het slachtoffer werden van mensenhandel); - 2 woningen dienen voor de alternatieve huisvesting van mensen met zware psychologische problemen. Ze worden begeleid door een Peulengemeenschap in het kader van een project van de vzw RAPA-L’AUTRE LIEU; - 1 woning is toegekend aan een klein gezin dat begeleid wordt door de vzw «3 POMMIERS-VOGELZANG»; - 2 woningen zijn toegekend aan gezinnen die begeleid worden door de vzw «ZORGWONEN». De bewoners leiden aan een ernstige ziekte; - voor het gebouw in de Vanderlindenstraat werd met de gemeente Schaarbeek een erfpacht getekend voor 27 jaar. Het gebouw wordt een sociale ontmoetingsplaats waar sociale permanenties, vergaderingen en culturele activiteiten zullen doorgaan; - 7 woningen in de Hopstraat te Brussel zijn verhuurd aan de vzw «Le 8ième Jour» in het kader van een project dat mentaal gehandicapte personen de kans moet geven op een autonoom bestaan en sociale integratie, en dit dankzij een eigen woning. Afhankelijk van de situatie, leven de bewoners alleen, met 2 of zelfs 3, of als koppel in hun eigen appartement (met 2 tot 3 slaapkamers). Twee «solidair-actieve gezinnen» (dit zijn mensen die de bewoners begeleiden in het dagelijks leven) hebben er eveneens hun eigen appartement. Eén kleine woning wordt vrij gehouden voor de «testperiode» van nieuwe kandidaten. De bewoners beschikken ook over een gemeenschappelijke ruimte en een grote tuin. Omdat het absoluut noodzakelijk is dat de vzw de bewoners van dichtbij kan volgen en zich borg kan stellen voor hen, heeft het Fonds er uitzonderlijk mee ingestemd om de vzw aan te stellen als «hoofdhuurder» en om ervoor te zorgen dat de bewoners, zowel de begunstigden als hun begeleiders, beantwoorden aan de toelatingsvoorwaarden van de huurhulp. Net zoals de voorbije jaren moet hier nog worden herinnerd aan de relatie met het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen en met het Fonds du Logement des Familles Nombreuses de Wallonie. In deze relatie staat de vereffening van het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België centraal. De ontbindingsakte werd ondertekend op 23 november 2005 en de procedure van vereffening was lopend eind 2006.
* *
*
152
SECTIE IV – TUSSENKOMST IN DE SAMENSTELLING VAN EEN HUURWAARBORG
A. ALGEMENE BESCHOUWINGEN.
1. ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE SECTOR. We herinneren eraan dat de tussenkomst in de samenstelling van een huurwaarborg gebeurt binnen de lijnen uitgestippeld door wettelijke en reglementaire bepalingen. We hebben het dan over de bepalingen opgenomen in de Brusselse Huisvestingscode met betrekking tot de samenstelling van tijdelijke leningen voor de samenstelling van een huurwaarborg, het besluit van 10 december 1998 betreffende de uitvoering van de Ordonnantie en de overeenkomst van 10 december 1998 tussen het Fonds en het Gewest. In de Huisvestingscode werden de bepalingen opgenomen, vervat in de Ordonnantie van 16 juli 1998 die de gewestelijke toelage voor de samenstelling van een huurwaarborg inzake huisvesting regelt. Deze laatste Ordonnantie werd opgeheven. Het gaat ook om de wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet, laatst aangepast door de wet van 27 maart 2006 en, nog belangrijker, om de wetten van 24 augustus 2005 en 24 maart 2003. Deze wet wil elke overmatige schuldenlast van de gezinnen vermijden, een zonder twijfel gerechtvaardigde doelstelling, en voorziet in die zin dan ook de nodige verplichtingen voor de hulp zoals die nu is georganiseerd. In de verslagen van de voorbije jaren worden de verschillende bepalingen ervan uitgebreid besproken en wordt duidelijk gemaakt in welke mate zij de tussenkomst beperken. Dit lijkt paradoxaal: waarom zou «deze tussenkomst» beperkt worden? De verklaring daarvoor ligt in de aard zelf ervan: het gaat tenslotte om een lening en dus moeten we automatisch rekening houden met de leencapaciteit van het doelpubliek. De term «tussenkomst» vindt zijn ware betekenis enkel in het feit dat de lening gratis wordt aangeboden, omdat er een «rentevoet van 0 %» op wordt toegepast. Een andere zeer belangrijke beperking waarmee we vandaag de dag worden geconfronteerd, situeert zich op economisch vlak, namelijk: de hoogte van de huurprijzen die gevraagd worden op de woningmarkt. Voor de economisch kwetsbare bevolkingsgroep of voor mensen die moeten rondkomen met een beperkt inkomen vormen zelfs de laagste huurprijzen een te grote hap uit hun inkomen. We denken dan meerbepaald aan mensen die het moeten stellen met het leefloon, een sociale uitkering, een «klassiek» pensioen, een werkloosheidsuitkering, een uitkering van de mutualiteit of een zogenaamd «klein salaris».
153
Als deze mensen bovendien ook al schulden hebben, ook al zijn het hele kleine, dan worden de huurprijzen simpelweg veel te zwaar. De tussenkomst in de samenstelling van een huurwaarborg kan dan ook enkel worden toegekend aan de personen die deze extra last ook daadwerkelijk aankunnen. Met andere woorden, de huurwaarborg kan enkel worden toegekend aan economisch beperkte of kwetsbare personen onder twee voorwaarden: ten eerste moeten zij een (fatsoenlijke) woning vinden waarvan de huur bovendien in verhouding staat tot hun (kleine) inkomen en ten tweede mogen zij geen schulden hebben. Is dit vandaag de dag een realistisch principe? Het antwoord is «neen», enkele uitzonderingen niet te na gesproken. De voortdurende stijging van de huurprijzen gekoppeld aan de verarming van een niet te onderschatten aantal gezinnen binnen het Gewest – of, eenvoudigweg, de algemene daling van de koopkracht – liggen ook dit jaar hoogstwaarschijnlijk aan de basis van het dalende aantal huurwaarborgleningen dat wordt toegekend. Ook al behandelt het Fonds de ingediende leningsaanvragen met zoveel mogelijk begrip, het kan de hiervoor vernoemde wettelijke richtlijnen niet naast zich neerleggen en daardoor kan het geen fundamentele oplossing bieden voor deze hele problematiek. Eigenlijk moeten er structurele antwoorden worden geformuleerd: er zou een rechtstreekse interventie moeten kunnen komen op de woningprijzen, of – ook al is dit eerder een utopie – er zou tenminste een andere oplossing moeten worden uitgewerkt dan het bestaande toelagemechanisme voor de samenstelling van een huurwaarborg. Momenteel wordt de mogelijkheid besproken om nieuwe wettelijke richtlijnen uit te werken waarin de te betalen huurwaarborg, onder andere, teruggeschroefd zou worden tot 2 maanden huur. Zou het dan geen goed idee zijn om, bijvoorbeeld, zoals het Fonds vroeger nog heeft voorgesteld, aan de meest kwetsbare bevolkingsgroep een niet terug te betalen, eenmalige premie toe te kennen waarmee dit bedrag kan worden samengesteld?
2. JAARVERRICHTINGEN. In 2006 vroegen bijna 3.000 mensen de informatiebrochure en het aanvraagformulier aan: 1.850 personen deden dit via de telefoon en 1.150 mensen klopten hiervoor aan bij het onthaal van het Fonds. Ook zo’n 125 instellingen hebben gevraagd of ze over ongeveer 900 folders en 950 informatiebrochures en aanvraagformulieren konden beschikken. In 2006 werden 738 leningsaanvragen ingediend. Daarbij moeten nog de 18 aanvragen worden geteld die in onderzoek waren op 31 december 2005. Van die 756 aanvragen hebben er 459 (60,72 %) geleid tot de toekenning van een lening op afbetaling. De totale som die werd uitgeleend, bedraagt 528.836,45 EUR. Ook dit jaar zette de daling van het aantal toegekende leningen zich verder: er werden 10,35 % minder leningen afgesloten dan in 2005 en 26,32 % minder dan in 2004. In de loop van het jaar hebben 45 ontleners de lening vervroegd terugbetaald. 5 van hen hebben nog binnen hetzelfde jaar een nieuwe lening afgesloten. 154
Het nieuwe publiek telt 459 ontleners, waarvan 241 (52,51 %) alleenstaanden en 46 (10,02 %) koppels zonder kinderen. 70 ontleners (15,25 %) hebben 1 kind, 42 (9,15 %) hebben er 2 en 24 (5,23 %) hebben er 3. 15 ontleners (3,27 %) vormen een gezin met meer dan 3 kinderen. 21 ontleners (4,57 %) komen uit een gezin met een minder klassieke samenstelling. Opvallend is het heel grote aantal éénoudergezinnen: 93 (61,59 %) van de 151 gezinnen met kind(eren). De gezinnen zonder kinderen vertegenwoordigen 62,53 % van het publiek. De leningscontracten werden ondertekend door 569 personen. 285 (50,09 %) van hen zijn alleenstaanden, 155 personen (27,24 %) zijn getrouwd, 118 mensen (20,74 %) zijn gescheiden of feitelijk gescheiden en 11 personen (1,93 %) zijn weduwe of weduwnaar. 242 (42,53 %) ontleners zijn jonger dan 30 jaar. 173 (30,40 %) van hen zitten in de leeftijdscategorie van 30 tot 39 jaar. 81 (14,24 %) zijn tussen 40 en 49 jaar oud en 73 (12,83 %) zijn ouder dan 50 jaar. Op het moment dat zij hun leningsaanvraag indienden, woonden 430 ontlenersgezinnen (93,68 %) al in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 16 (3,49 %) woonden in het Vlaams Gewest en 13 (2,83 %) in het Waals Gewest. 279 (60,78 %) ontlenersgezinnen woonden al in de gemeentes Brussel (109 of 23,75 %), Elsene (66 of 14,38 %), Sint-Gillis (44 of 9,59 %), Schaarbeek (37 of 8,06 %) en Anderlecht (23 of 5,01 %). 276 van hen (60,13 %) hebben ook hun nieuwe huurwoning gevonden in één van die gemeentes: 101 (22,00 %) in Brussel (waarvan 16 woningen eigendom zijn van de Grondregie van de Stad Brussel en 24 behoren tot het patrimonium van het OCMW van de Stad Brussel), 62 (13,51 %) in Elsene, 42 (9,15 %) in Schaarbeek, 41 (8,93 %) in Sint-Gillis en 30 (6,54 %) in Anderlecht. Het hoogste inkomen waarover de ontlenersgezinnen beschikken, bestaat in 234 (50,98 %) gevallen uit het loon van een arbeider of bediende, in 140 (30,50 %) gevallen uit een werkloosheidsuitkering, in 38 (8,28 %) gevallen uit een RIZIV- of invaliditeitsuitkering, in 25 (5,45 %) gevallen uit een rust- of overlevingspensioen, in 6 (1,31 %) gevallen uit de inkomsten als zelfstandige en in 14 (3,05 %) gevallen uit het leefloon. In de laatste 2 gevallen (0,43 %) beschikten de gezinnen enkel over kinderbijslag. Het maandelijkse netto-inkomen van de ontlenersgezinnen, inclusief kinderbijslag, bedraagt gemiddeld 1.289,24 EUR (dat is 32,60 EUR meer dan in 2005). Het laagste inkomen bedraagt 619,58 EUR, het hoogste 4.426,26 EUR. In het eerste geval bestaat het inkomen uit een werkloosheidsuitkering van een alleenstaande, in het tweede geval gaat het om de salarissen van een koppel dat bovendien kinderbijslag krijgt voor 5 kinderen. Voor de woning die werd verlaten, bedroeg de gemiddelde huur 420,03 EUR (tegenover 379,18 EUR in 2005, 379,01 EUR in 2004 en 363,72 EUR in 2003). Dit is het gemiddelde bedrag dat de 313 gezinnen neertelden die vroeger al huur moesten betalen. De 146 andere gezinnen betaalden voordien geen huur, omdat ze nog bij hun ouders woonden (58), bij vrienden (39), bij hun ex-partner (27) of omdat ze in een instelling verbleven (22). 155
288 gezinnen (62,75 %) verhuisden omdat de huurovereenkomst was verstreken. 124 ontleners (27,01 %) verlieten een woning die ze betrokken met derden (ouders, partner, vrienden) en 22 andere (4,79 %) verbleven in een instelling. 24 ontleners (5,23 %) leefden al een paar maanden in de woning en 1 ontlener (0,22 %) was eigenaar van zijn woning. 92 ontleners (20,04 %) beschreven hun vorige woning als ongezond, 33 (7,19 %) als overbevolkt en 14 (3,05 %) als ongezond én overbevolkt. De overige 320 ontleners (69,72 %) hebben geen opmerkingen in die trant doorgegeven over hun vroegere woning. De gemiddelde huurprijs voor de nieuwe woning bedraagt 471,66 EUR. In 2005 was dat 462,33 EUR (+ 2,02 %), 449,04 EUR in 2004 (+ 5,04 %) en 432,74 EUR in 2003 (+ 8,99 %). De laagste huurprijs bedroeg 67,00 EUR, de hoogste 1.300,00 EUR. In 363 gevallen (79,09 %) heeft de verhuurder een waarborg gevraagd van 3 maanden huur. In 74 gevallen (16,12 %) werd een waarborg van 2 maanden gevraagd en 5 huurders (1,09 %) betaalden een waarborg van 1 maand. Voor 17 dossiers (3,70 %) werd een waarborg gevraagd voor nog een andere duur, zonder evenwel het maximumbedrag van 3 maanden huur te overschrijden. De gemiddelde toegekende lening bedraagt 1.152,15 EUR, tegenover 1.139,61 EUR in 2005 (+ 1,10 %), 1.108,13 EUR in 2004 (+ 3,97 %) en 1.068,62 EUR in 2003 (+ 7,82 %). De kleinste lening die werd toegekend, bedraagt 180,90 EUR, het hoogste bedrag komt neer op 3.240,00 EUR. Maandelijks wordt er gemiddeld 73,01 EUR terugbetaald. In 2005 was dat 72,96 EUR (+ 0,07 %), 71,23 EUR in 2004 (+ 2,50 %) en 67,19 EUR in 2003 (+ 8,66 %). De laagste mensualiteit bedraagt 10,05 EUR, de hoogste 180,00 EUR. Gemiddeld wordt 42,25 % van het maandbudget besteed aan het betalen van de huur en aan de maandelijkse terugbetaling van de huurwaarborglening (tegenover 42,60 % in 2005, 41,15 % in 2004 en 41,55 % in 2003). De huishuur op zich vertegenwoordigt 36,58 % van het maandelijkse budget. In 309 gevallen (67,32 %) bedraagt de leningsduur 18 maanden, in 72 gevallen (15,69 %) is die teruggeschroefd tot 12 maanden en in 78 gevallen (16,99 %) werd een andere leningsduur toegekend, zonder echter de reglementaire maximumduur van 18 maanden te overschrijden. Voor de toekenning van 52 leningen (wat neerkomt op 11,33 % van het totale aantal afgesloten leningen in deze sector) werden speciale voorwaarden opgelegd. Zo heeft het Fonds in 31 gevallen een borg geëist en 1 ontlener heeft er zich toe verbonden de lening vervroegd terug te betalen zodra de woning was verkocht waarvan hij eigenaar was. Bovendien werden 16 leningen toegekend met de toestemming van een schuldbemiddelaar of een schuldbemiddelingsdienst. 4 leningen tenslotte werden ondertekend door een voorlopige bewindvoerder. 156
Van de 756 aanvragen die in 2006 werden behandeld, zijn er 27 (3,57 %) onontvankelijk verklaard op basis van het reglement. Het belastbaar inkomen van 19 kandidaten lag hoger dan het toegelaten maximuminkomen, 5 kandidaten wilden een woning huren die buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt en 3 andere kandidaten wilden een woning huren die eigendom is van een openbare vastgoedmaatschappij. Na schriftelijke verwittiging door het Fonds, werden 192 aanvragen (25,40 %) zonder gevolg geklasseerd, omdat de kandidaat niet meer reageerde. De meeste kandidaten zouden waarschijnlijk ook geen lening hebben kunnen afsluiten, en wel om de volgende redenen: de Centrale voor Kredieten aan Particulieren kende hen als nalatig schuldenaar (62), ze konden niet bewijzen dat ze hun vorige huur regelmatig betaalden (77) of ze zouden meer dan de helft van hun maandelijks inkomen moeten besteden aan de betaling van de huur en van de mensualiteit van de aangevraagde huurwaarborglening (97). 84 kandidaten (43,75 %) hadden af te rekenen met verschillende van deze moeilijkheden. In 1 geval had het Fonds het akkoord gevraagd van de schuldbemiddelaar, maar zonder resultaat. 5 kandidaten beantwoordden wel aan de leningsvoorwaarden en hadden ook een princiepsakkoord gekregen, maar konden nadien niet meer gecontacteerd worden of ze daagden niet op voor de afspraak om hun leningscontract te ondertekenen. Tenslotte was er 1 kandidaat die nog geen woning had gevonden. 28 kandidaten (3,70 %) hebben hun aanvraag zelf geannuleerd: 7 kandidaten namen de woning uiteindelijk niet in huur, ofwel omdat de verhuurder het storten van de waarborg op een geblokkeerde rekening weigerde, ofwel omdat de woning intussen was verhuurd aan een andere kandidaat. 4 kandidaten kozen ervoor een andere oplossing te zoeken (bijv: lening van familie of vrienden, regeling met de eigenaar), omdat de eigenaar de huurwaarborg niet op een geblokkeerde rekening wou storten, maar de kandidaten die bewuste woning toch wilden huren. 6 kandidaten hadden samen met de aanvraag bij het Fonds ook een aanvraag ingediend bij hun OCMW en gaven er de voorkeur aan hun huurwaarborg samen te stellen op basis van de dienstverlening waarop ze bij hun OCMW konden rekenen. 8 kandidaten gaven er de voorkeur aan een andere oplossing te zoeken, omdat ze de procedure te zwaar vonden. 2 kandidaten gaven er zich rekenschap van dat ze niet aan onze leningsvoorwaarden beantwoordden en dat de betaling van de huur en de afbetaling van de huurwaarborglening te zwaar zou doorwegen op hun maandbudget. 1 kandidaat tenslotte had de huurwaarborg intussen samengesteld. 31 (4,10 %) ontvankelijke aanvragen werden door het Fonds geweigerd. Deze weigering werd meegedeeld via een aangetekende brief, die aan de kandidaat de mogelijkheid biedt tegen deze beslissing in beroep te gaan bij de Staatssecretaris voor Huisvesting. Niemand heeft beroep aangetekend. Het zou onredelijk geweest zijn om aan deze kandidaten een lening toe te kennen en wel om de volgende redenen: - 16 kandidaten zouden meer dan 65 % van hun budget (en 9 van hen zelfs meer dan 80 %!) moeten besteden aan de betaling van de huur, de terugbetaling van de huurwaarborglening en de terugbetaling van andere openstaande schulden en zouden hierdoor over minder dan 250,00 EUR per consumptie-eenheid beschikken;
157
- 3 kandidaten zouden meer dan 65 % van hun budget moeten reserveren voor de betaling van de huur, de terugbetaling van de huurwaarborglening en van andere lopende kredieten waarvoor ze wegens wanbetaling al geregistreerd stonden bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren; - 6 kandidaten zouden meer dan 60 % van hun budget moeten reserveren voor de betaling van de huur, de terugbetaling van de huurwaarborglening en van andere lopende kredieten waarvoor ze wegens wanbetaling al geregistreerd stonden bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. Ze konden bovendien niet bewijzen dat ze hun huur de laatste 6 maanden regelmatig hadden betaald ; - 2 kandidaten zouden meer dan 75 % van hun budget moeten reserveren voor de betaling van de huur, de terugbetaling van de huurwaarborglening en van andere lopende kredieten. Ze konden bovendien niet bewijzen dat ze de huur van hun vorige woning regelmatig hadden betaald; - 3 kandidaten zouden maandelijks meer moeten uitgeven dan het budget waarover ze beschikten en stonden bovendien geregistreerd als wanbetalers bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren; - 1 kandidaat werd gevolgd door een schuldbemiddelingsdienst die niet akkoord ging met de lasten van een bijkomende lening. Deze 31 dossiers werden opgesteld voor 4 koppels met kinderen, 11 éénoudergezinnen en 16 alleenstaanden. Eén gezin beschikte over een arbeidersloon, 20 leefden van een werkloosheidsuitkering, 2 van een ziekenkas- of een invaliditeitsuitkering, 2 andere van een rust- of overlevingspensioen en 6 gezinnen kwamen rond met het leefloon. Het gemiddelde maandinkomen, inclusief kinderbijslag, bedroeg 908,57 EUR. De gemiddelde huurprijs die werd neergeteld voor de vorige woning bedroeg 338,42 EUR voor de 24 gezinnen die al huur betaalden. 7 gezinnen woonden in Sint-Gillis, 6 in Brussel, 3 in Anderlecht en 12 andere woonden in één van de andere gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 1 gezin woonde in het Waals Gewest en de laatste 2 gezinnen waren afkomstig uit het Vlaams Gewest. De gemiddelde huurprijs voor de woning die de kandidaten wilden huren, bedroeg 510,23 EUR (tegenover 471,66 EUR voor de toegekende leningen). De minimumhuurprijs bedroeg 322,00 EUR, het maximumbedrag was 950,00 EUR. 7 gezinnen wilden zich in Sint-Gillis vestigen, 5 in Schaarbeek, 4 in Anderlecht en de 15 overige in één van de andere gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het gemiddelde bedrag dat deze 31 gezinnen wilden lenen, kwam neer op 1.273,37 EUR (wat meer is dan het gemiddelde bedrag van 1.152,15 EUR voor de leningen die effectief werden toegekend). De laagste som die werd aangevraagd, bedroeg 399,96 EUR, het hoogste bedrag 2.565,00 EUR. De gemiddelde mensualiteit zou 84,60 EUR bedragen hebben (tegenover 73,01 EUR voor de toegekende leningen), met een minimum van 22,22 EUR en een maximum van 142,50 EUR. Op 31 december 2006 waren 19 aanvragen (2,51 %) nog in onderzoek. 158
3. HET BEHEER VAN DE TERUGBETALINGEN. In vergelijking met de situatie eind 2005, stegen de achterstallen in de loop van 2006 met 26.032,75 EUR. In 2005 stegen de achterstallen met 34.680,36 EUR en in het jaar 2004 met 30.845,28 EUR. Zoals reeds eerder gesteld, geeft de verhouding tussen de gecumuleerde achterstallen en de gecumuleerde verschuldigde sommen een correct beeld van de evolutie van de achterstallen. 5,56 % van alle door de ontleners verschuldigde bedragen sedert de oprichting van het huurwaarborgfonds in februari 1999 tot eind 2006, werden als achterstallen geboekt. Eind 2005 bedroeg dit percentage 6,07 %. 47,78 % van alle achterstallen werd eind 2006 als niet-terugvorderbaar geboekt. Sedert de oprichting van het huurwaarborgfonds, hebben 25 ontleners een verzoekschrift tot de beslagrechter gericht om een schuldbemiddelaar aan te duiden in het kader van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling, waaronder 2 in 2006. Dit bewijst eens te meer de vaak precaire financiële situatie van onze ontleners in het kader van de huurwaarborgleningen. Er dient hier nogmaals benadrukt hoe moeilijk het is om de ontleners er toe te brengen hun financiële afspraken na te komen en dit bij gebrek aan daadwerkelijke sancties, behoudens de registratie als wanbetaler bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank. Overeenkomstig de modaliteiten voor de terugvordering van de achterstallen opgenomen in de overeenkomst met de Regering op 10 december 1998 en overeenkomstig de wetgeving op het consumentenkrediet, werden er in 2006 • 214 • 33
•
88
ingebrekestellingen verstuurd, gerechtelijke procedures opgestart (tegenover 29 in 2005), waaronder: 21 leidden tot een vonnis bij verstek; 6 leidden tot een vonnis met vaststelling van een terugbetalingsplan; 1 werd stopgezet vóór zitting, na vaststelling van een ultiem terugbetalingsplan; 5 nog niet beëindigd waren eind van het jaar. ontleners geregistreerd bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank. De identiteit en de achterstallen van in gebreke blijvende ontleners dienen meegedeeld te worden, zodra er een achterstand van 3 mensualiteiten wordt opgetekend.
* *
*
159
Tabel 1 - Huurwaarborgleningen - Algemene evolutie. Dienstjaar
Behandelde aanvragen
Afgesloten contracten Aantal
zonder gevolg (1) Aantal
ingetrokken (2)
niet ontvankelijk (3)
%
Aantal
%
Aantal
%
geweigerd (4) Aantal
%
Aanvragen in onderzoek op het einde van het jaar Aantal
%
1999 (vanaf 23/02)
210
127 (5)
60,48
44
20,95
23
10,95
3
1,43
8
3,81
5
2,38
2000
321
204 (5)
63,55
75
23,36
11
3,43
11
3,43
15
4,67
5
1,56
2001
577
398
69,98
89
15,42
35
6,07
13
2,25
24
4,16
18
3,12
2002
927
601
64,82
195
21,04
53
5,72
30
3,24
38
4,10
10
1,08
2003
1.037
650
62,68
246
23,72
48
4,63
39
3,76
33
3,18
21
2,03
2004
988
623
63,06
256
25,91
30
3,04
27
2,73
43
4,35
9
0,91
2005
846
512
60,52
201
23,76
37
4,37
31
3,66
47
5,56
18
2,13
2006
756
459
60,72
192
25,40
28
3,70
27
3,57
31
4,10
19
2,51
Totaal
5.662
3.574
63,12
1.298
22,92
265
4,68
181
3,20
239
4,22
105
1,86
aanvragen waaraan geen gevolg werd gegeven nadat de kandidaten niet zijn ingegaan op een herinneringsbrief van het Fonds (onvolledige dossiers). aanvragen die de kandidaten hebben ingetrokken (woning is al verhuurd, eigenaar niet akkoord met de wettelijke waarborg, ...). aanvragen die niet voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden (belastbaar inkomen, woning gelegen buiten de 19 gemeenten). aanvragen die het Fonds weigert (schuldenlast, verhouding huurprijs/inkomen, insolvabiliteit,...) hier inbegrepen de afgesloten contracten maar zonder opname van het geleende bedrag (zijnde 9 in 1999, 11 in 2000). Sinds 2001 worden deze contracten in de statistieken opgenomen als verwezenlijkte verrichtingen.
B. STATISTIEKEN
151 (1) (2) (3) (4) (5)
%
Niet-weerhouden aanvragen
Tabel 2 - Huurwaarborgleningen - Behandelde aanvragen in 2006. Staat van de aanvragen
Absoluut aantal
in %
Afgesloten contracten
459
60,72
Geweigerde aanvragen
31
4,10
Niet ontvankelijke aanvragen
27
3,57
Ingetrokken aanvragen
28
3,70
192
25,40
19
2,51
756
100,00
Aanvragen zonder gevolg Aanvragen in onderzoek 31/12/2006 Totaal behandelde aanvragen
Tabel 3 - Huurwaarborgleningen - Verdeling van de afgesloten contracten en geleende bedragen in 2006, per maand. Geleend bedrag (in EUR)
Aantal afgesloten contracten
Totaal
Gemiddelde
Januari
35
40.529,51
1.157,99
Februari
49
65.986,50
1.346,66
Maart
43
45.469,13
1.057,42
April
38
45.532,51
1.198,22
Mei
37
38.269,35
1.034,31
Juni
45
50.405,79
1.120,13
Juli
39
47.136,76
1.208,63
Augustus
37
45.380,03
1.226,49
September
38
42.607,73
1.121,26
Oktober
30
31.960,57
1.065,35
November
41
44.341,31
1.081,49
December
27
31.217,26
1.156,19
459
528.836,45
1.152,15
Maand
Totaal
161
Tabel 4 - Huurwaarborgleningen - Evolutie van het aantal afgesloten contracten en geleende bedragen. Jaar
Aantal afgesloten contracten
Geleend bedrag (in EUR) Total
Moyenne
Evolutie in % tegenover het vorig jaar
1999 (vanaf 23 februari)
118
103.745,08
879,20
-
2000
193
169.448,78
877,97
- 0,14
2001
398
384.165,73
965,24
+ 9,94
2002
601
617.527,77
1.027,50
+ 6,45
2003
650
694.600,37
1.068,62
+ 4,00
2004
623
690.364,50
1.108,13
+ 3,70
2005
512
583.480,69
1.139,61
+ 2,84
2006
459
528.836,45
1.152,15
+ 1,10
3.554
3.772.169,37
1.061,39
-
Totaal
Tabel 5 - Huurwaarborgleningen - Samenstelling van de ontlenersgezinnen - 2006. Samenstelling van de gezinnen
Aantal gezinnen
Aantal kinderen
Aantal ontleners (*)
Totaal aantal bewoners
Aantal
%
241
52,51
0
241
0
0
241
Twee volwassenen
46
10,02
0
0
92
2
94
Gezinnen met 1 kind
70
15,25
70
48
44
7
169
Gezinnen met 2 kinderen
42
9,15
84
29
26
1
140
Gezinnen met 3 kinderen
24
5,23
72
10
28
0
110
Gezinnen met 4 kinderen
10
2,18
40
4
12
0
56
Gezinnen met 5 kinderen
3
0,65
15
1
4
0
20
Gezinnen met 6 kinderen
2
0,44
12
1
2
0
15
Andere
21
4,57
2
29
0
15
46
Totaal
459
100,00
295
363
208
25
891
Alleenstaand
Alleen- Samenstaand wonend
Aantal inwonenden nietontleners
(*) het betreft hier het totaal aantal ontleners.
162
Tabel 6 - Huurwaarborgleningen - Sociaal-professioneel statuut van de ontleners (*) 2006. Sociaal-professioneel statuut
Aantal
%
6
1,31
Bediende
144
31,37
Arbeider
90
19,61
Werkloos
140
30,50
Ziek of invaliditeitsuitkeringsgerechtigde
38
8,28
Gepensioneerd
25
5,45
Vervangingsinkomen
14
3,05
2
0,43
459
100,00
Zelfstandig
Andere Totaal (*) t.t.z. de ontlener die het hoogste inkomen heeft.
Tabel 7 - Huurwaarborgleningen - Burgelijke staat van de ontleners (*) - 2006. Burgelijke staat
Aantal
%
Alleenstaand
285
50,09
Gehuwd
155
27,24
Gescheiden
59
10,37
Feitelijk gescheiden
59
10,37
Weduwe/weduwnaar
11
1,93
569
100,00
Totaal (*) t.t.z. alle ontleners samen.
163
Tabel 8 - Huurwaarborgleningen - Leeftijd van de ontleners (*) - 2006. Leeftijd
Aantal
%
van 18 tot minder dan 20 jaar
6
1,05
van 20 tot minder dan 30 jaar
236
41,48
van 30 tot minder dan 40 jaar
173
30,40
van 40 tot minder dan 50 jaar
81
14,24
50 jaar en ouder
73
12,83
569
100,00
Totaal (*) t.t.z. alle ontleners samen.
Tabel 9 - Huurwaarborgleningen - Plaats waar de vorige woning van de ontleners zich bevindt - 2006. Plaats Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Haren Jette Koekelberg Laken Neder-over-Heembeek Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermael-Bosvoorde Vlaamse Gewest Waalse Gewest Totaal
Aantal
%
23 78 66 19 7 6 0 20 6 26 5 10 37 9 44 15 7 4 4 19 21 4 16 13
5,01 16,99 14,38 4,14 1,52 1,31 0,00 4,36 1,31 5,66 1,09 2,18 8,06 1,96 9,59 3,27 1,52 0,87 0,87 4,14 4,58 0,87 3,49 2,83
459
100,00
164
Tabel 10 - Huurwaarborgleningen - Gemeente waar de door de ontlener in huur genomen woning zich bevindt - 2006. Plaats Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Haren Jette Koekelberg Laken Neder-over-Heembeek Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde Totaal
Aantal
%
30 75 62 20 7 10 0 22 10 23 3 6 42 12 41 17 6 11 4 28 29 1
6,54 16,34 13,51 4,36 1,52 2,18 0,00 4,79 2,18 5,01 0,65 1,31 9,15 2,61 8,93 3,70 1,31 2,40 0,87 6,10 6,32 0,22
459
100,00
165
SPREIDING VAN DE TOEGEKENDE LENINGEN VOOR HUURWAARBORG IN 2006 PER GEMEENTE (in percentages)
- dan 6 %
van 6 tot – dan 11 %
1 2A 3 4 5 6 2B 7 8 2C 2D
= = = = = = = = = = =
Anderlecht Brussel Elsene Etterbeek Evere Ganshoren Haren Jette Koekelberg Laken Neder-Over-Heembeek
van 11 tot – dan 16 %
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
166
= = = = = = = = = = =
Oudergem Schaarbeek Sint-Agatha-Berchem Sint-Gillis Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-ten-Node Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Pieters-Woluwe Ukkel Vorst Watermaal-Bosvoorde
16 % en meer
Tabel 11 - Verloop van de terugbetalingen van de leningen voor huurwaarborg. Jaar
Aantal lopende leningen (in EUR)
Jaarlijks vervallen sommen (*) (in EUR)
1999
56
29.883,66
2000
252
2001
Gecumuleerde vervallen sommen (in EUR)
151
Gecumuleerde achterstallen (in EUR)
Gecumuleerde nietterugvorderbare schuldvorderingen (in EUR)
29.833,66
3.360,44
-
3.360,44
11,25
136.231,80
168.449,77
21.238,48
-
21.238,48
12,61
519
234.025,91
402.475,68
36.811,51
-
36.811,51
9,15
2002
774
439.491,99
841.967,67
57.448,10
8.343,20
65.791,30
7,81
2003
875
711.482,75
1.553.450,42
67.839,98
31.621,03
99.461,01
6,40
2004
865
711.503,15
2.264.953,57
91.367,75
38.938,54
130.306,29
5,99
2005
805
631.801,21
2.896.754,78
99.935,81
65.050,84
164.986,65
6,07
2006
701
600.853,23
3.497.608,01
99.744,55
91.274,85
191.019,40
5,56
(*) Vervallen sommen : de som van opeisbare normale maandgelden, van vervroegde terugbetalingen van de lening en van aangerekende kosten.
Totaal gecumuleerde achterstallen (in EUR)
% totaal achterstallen/ vervallen sommen
HOOFDSTUK II
MARKANTE FEITEN EN GEBEURTENISSEN SINDS 1 JANUARI 2007 – VERWACHTE WIJZIGINGEN
I.
Net zoals is gebeurd bij de opstelling van de begroting voor 2006, hebben de gewestelijke instanties ook dit jaar niet ingestemd met de voorstellen van Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris, om het investeringsvermogen, de dotatie en het ontleenvermogen van het Fonds voor 2007 te verhogen in vergelijking met het vorige jaar. Overeenkomstig de Ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 22 december 2006 houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2007 (B.S. 21-02-07) en de daaropvolgende uitvoeringsbesluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 januari 2007, ontvangt het Fonds een dotatie van 30.705.000,00 EUR (hetzelfde bedrag als in 2006) en wordt het ontleenvermogen met waarborg van het Gewest vastgelegd op 54.951.696,00 EUR. Het investeringsvermogen van het Fonds voor 2007 bedraagt 86.656.696,00 EUR, en dit op basis van de volgende vooruitzichten: Dotatie Ontleenvermogen Opname uit de onbeschikbare reserves van fonds B Investeringsvermogen
30.705.000,00 EUR 54.951.696,00 EUR 1.000.000,00 EUR 86.656.696,00 EUR
A. Hypothecaire leningen • gewone hypotheekleningen 644 aan 125.000,00 EUR: 80.566.696,00 EUR • aanvullende leningen voor jongeren 30 aan 25.000,00 EUR: 750.000,00 EUR ____________________________________________________________________ Totaal hypothecaire leningen 81.316.696,00 EUR B. Huurhulp • nieuwe woningen 13 aan 180.000,00 EUR 2.340.000,00 EUR • bijkomende investeringen werven opgestart voor 2007: 2.000.000,00 EUR renovatie van het oude patrimonium: 1.000.000,00 EUR ____________________________________________________________________ Totaal huurhulp 5.340.000,00 EUR
169
Over dit budget kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt: - Het investeringsvermogen voor 2007 is met 3,96 % gestegen in vergelijking met 2006, en dit ondanks een dotatie die dezelfde is gebleven. Door de blijvende stijging van de aankoop- en constructieprijzen, wordt het echter een onmogelijke opdracht om met dit bedrag dezelfde activiteitsgraad te halen als wat was voorzien voor 2006 en nog minder dan wat effectief is gerealiseerd in het voorbije dienstjaar. - Het budget waarover het Fonds nu beschikt, wordt eerst gebruikt voor de verrichtingen van hypotheekleningen en pas daarna voor de huurhulp, zodat in 2007 zeker 644 leningen kunnen worden toegekend binnen de algemene verrichtingen. Dit is heel wat minder dan de 740 leningen die we zouden hebben kunnen toekennen in 2006, als het budget het ons had toegelaten. In de praktijk werden er 76 leningen overgeheveld naar het investeringsvermogen voor 2007, waardoor de kans groot is dat we nog voor het einde van dit jaar in de problemen raken, omdat het aantal leningsaanvragen geenszins vermindert, integendeel zelfs. - Ook voor de huurhulp zitten we met een probleem. Momenteel kunnen slechts 13 woningen worden gecreëerd in plaats van de 50 die zijn voorzien in de beheersovereenkomst. Zelfs de uiterst positieve financiële injectie waarop we konden rekenen door de toekenning van de opbrengsten uit stedenbouwkundige lasten, stelt ons momenteel niet in staat om het totale aantal van 50 woningen te bereiken. - In de dotatie voor 2007 is een tussenkomst van 2,00 % opgenomen voor de terugbetaling van het kapitaal dat besteed zal worden aan de jaarlijkse huurhulpinvesteringen. Deze uiterst positieve inspanning die al voor het derde jaar op rij wordt geleverd ten gunste van de huurhulp toont nog maar eens aan dat het Gewest, en Mevrouw F. Dupuis in het bijzonder, oog hebben voor de groeiende financiële moeilijkheden waarmee het Fonds te kampen heeft door de uitbreiding van deze sector. Ter herinnering: voor zijn nieuwbouwconstructies is het Fonds onderworpen aan een hogere BTW-heffing dan de sociale huisvestingssector, ook al zijn de doelstellingen identiek. Financieel is dit een zware belasting. - Ook de toekenning van de opbrengsten uit stedenbouwkundige lasten betekent heel veel voor het Fonds, omdat zij de huurhulpactiviteiten verlichten én intussen ook een uitbreiding van de sector mogelijk maken. Op basis van de vooropgestelde bedragen, kan het Fonds 14 extra woningen creëren naast het project dat al was voorzien in de Slachthuisstraat. Het budget zou moeten worden aangepast als we willen tegemoetkomen aan alle leningsaanvragen en als we over voldoende middelen willen beschikken om het aantal woningen te creëren die in de beheersovereenkomst zijn vastgelegd. De eerste gesprekken hierover met het Kabinet hebben intussen plaatsgevonden.
170
II.
De bijzondere verrichtingen voor 2007 zijn nog niet gedefinieerd. Totnogtoe kennen we enkel de 13 woningen voor het project in de Coenraetsstraat die het aantal te creëren woningen voor de bijzondere verrichtingen van 2005-2006 overschreden en in samenspraak met Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris, overgeheveld werden naar die voor 2007.
III.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad van State heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in eerste lezing op 22 maart 2007 een nieuw ontwerp van besluit goedgekeurd waarin het reglement voor de hypothecaire leningen wordt vastgelegd. We geven hier nog eens een kort overzicht van de belangrijkste wijzigingen: - De maximale leningsduur wordt opgetrokken van 20 naar 30 jaar, in uitzonderlijke gevallen kan zelfs nog een langere duur worden toegekend; - In plaats van 65 jaar mag de jongste ontlener nu maximum 70 jaar oud zijn op het moment dat de lening volledig moet zijn terugbetaald; - De ontlener is niet langer verplicht een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal af te sluiten, te betalen via een eenmalige premie. Vanaf nu is het aan het Fonds zelf om eventueel te eisen dat de ontlener een overlijdensverzekering afsluit; - Het Fonds kan voortaan eisen dat er een wederbeleggingsvergoeding wordt betaald wanneer de lening vervroegd wordt terugbetaald.
IV.
Op Batibouw heeft het Fonds zijn stand dit jaar georganiseerd in dezelfde ruimte als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze meer gegroepeerde voorstelling heeft gezorgd voor een betere integratie, grotere zichtbaarheid en sterkere communicatie. Bovendien werden ook de kosten op deze manier gedrukt. Het resultaat in de media was zeer positief.
V.
Op 12 januari 2007 heeft het Fonds de aankoopakte getekend voor een terrein in de Finstraat te Sint-Jans-Molenbeek. De aankoopprijs bedroeg 60.000,00 EUR. In het kader van de gelijkgestelde verrichtingen komen op dit terrein 14 koopwoningen bestemd voor gezinnen met een zeer beperkt inkomen.
VI.
De vroegere maatschappelijke zetel van het Fonds in de Kapitein Crespelstraat 9 te Elsene is verkocht voor 1.200.000,00 EUR, exclusief commissie. De onderhandse aankoopovereenkomst werd getekend op 20 maart 2007.
VII. Begin dit jaar werd de Heer Laurent Gäbele, adviseur huisvesting op het Kabinet van Mevrouw F. Dupuis, Staatssecretaris, vervangen door Mevrouw Cécile Vainsel. Het Fonds dankt de Heer Gäbele voor de deskundige en vlotte samenwerking en heet Mevrouw Vainsel van harte welkom.
* *
*
171
HOOFDSTUK III
DANKWOORDEN - ADMINISTRATIE - WETGEVING
SECTIE I - DANKWOORDEN ADMINISTRATIE
Wat betreft het beleid van het Woningfonds, was 2006 duidelijk een scharnierjaar. Na 25 jaar op voortreffelijke wijze de functie van directeur-generaal te hebben uitgeoefend, nam Mevrouw Myriam Bertin op 30 april 2006 een welverdiend pensioen. Zij heeft met verve, met een groot hart en met doortastendheid hard gewerkt aan de oprichting van het Brussels Woningfonds in het kader van de regionalisering van het Woningfonds van de Bond van Kroostrijke Gezinnen van België en aan de uitbouw ervan. Dankzij haar grote inbreng werd het Brussels Woningfonds een middelgrote onderneming met een 120-tal personeelsleden. Zij heeft in haar carrière 8 Ministers of Staatssecretarissen overleefd. Wat ook hun respectievelijke taalrol of politieke tendens was, heeft zij steeds hun vertrouwen kunnen winnen. Het Fonds zal haar integriteit, haar engagement, haar goedlachsheid en levensvreugde echt missen. Na een externe aanwervingsprocedure, heeft de Raad van Bestuur op 23 maart 2006 Mevrouw Scheid aangeduid als nieuwe directeur-generaal. Mevrouw Scheid trad in dienst op 1 augustus 2006. Het Fonds wenst de Heer Erik Bervoets te danken voor het waarnemen van de functie van directeur-generaal ad interim tijdens de overgangsfase. Een harmonieuse en gedreven samenwerking met het kabinet van de voogdijminister is noodzakelijk, wil men de talrijke projecten initiëren en tot een goed einde brengen. Het Fonds wenst dan ook Mevrouw Françoise Dupuis, Staatssecretaris, te danken voor het vertrouwen en de daadwerkelijke steun aan het Woningfonds. Dit geldt eveneens voor haar medewerkers, met name haar voormalige Kabinetsdirecteur, de Heer Laurent Delvaux, zijn opvolger de Heer Bruno Vanleemputten, de Heer Christophe Magdalijns, Adjunct-Kabinetsdirecteur voor het budget, Mevrouw Béatrice Baugniet, AdjunctKabinetsdirecteur voor stedenbouw, Mevrouw Bety Waknine en de Heer Laurent Gabële, Adviseurs. Het Fonds wenst hen hier van harte te danken voor hun inzet en bekommernis ten aanzien van het Fonds. Het Fonds wenst hier eveneens de voltallige Regering en meer in het bijzonder de Heer Guy Vanhengel, Minister van Financiën, te danken voor de financiering van zijn activiteiten. Zoals ieder jaar wenst het Fonds eveneens de gewestelijke administratie te danken voor haar constructieve medewerking en positieve ingesteldheid, met name de Heren Jean-Paul Coene, Inspecteur-generaal van Financiën, Daniël Gruson, Directeur-Diensthoofd 'Financieel Beheer' en Dominique Outers, dd. Directeur. Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 juni 2006, werd de Heer Laurent Delvaux als franstalige Regeringscommissaris bij het Fonds vervangen door 173
Mevrouw Bety Waknine. Het Fonds wenst de Heer Delvaux te danken omwille van zijn dossierkennis en aandacht voor de ontplooiïng van de activiteiten van het Fonds en heeft Mevrouw Waknine leren kennen om haar onweerlegbare zin voor analyse en haar grote aandacht opdat het Fonds zijn vooropgezette doelstellingen zou bereiken. Een woord van dank gaat ook uit naar de Heer Gert Nys, nederlandstalige Regeringscommissaris. Zijn bekommernis wat de financiële mogelijkheden betreft van het Fonds om zijn opgelegde taken en doelstellingen te bereiken, wordt bijzonder gewaardeerd. Ook binnen de Raad van Bestuur van het Fonds werden er enkele wijzigingen doorgevoerd. Zo werd de Heer Daan Dehing op 18 mei 2006 door de algemene vergadering benoemd tot bestuurder en dit op voorstel van de Gezinsbond, in vervanging van de heer Benny De Leener en werd Mevrouw Claudine Verstraeten op 23 november 2006 door de algemene vergadering, op voorstel van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, benoemd tot bestuurder, in vervanging van Mevrouw Martine Feron. Het Fonds dankt Mevrouw Feron voor haar jarenlange samenwerking eerst als Regeringscommissaris en nadien als bestuurder. Haar grote sociale ingesteldheid, haar kennis van financiële zaken en haar gehechtheid aan de doelstellingen van het Fonds zullen niet licht vergeten worden. Op 22 juni 2006 werd er een akte van machtsoverdracht verleden, waardoor Mevrouw Scheid de machten overnam van Mevrouw Bertin, voormalig directeur-generaal. Uit dit jaarverslag blijkt nogmaals dat het aantal lopende hypotheekleningen en het patrimonium van de huurhulpsector alsmaar toenemen, wat uiteraard onmogelijk is zonder de daadkrachtige steun van het personeel. De algemene directie dankt eenieder die zich ingezet heeft om dit resultaat te bekomen. Zonder enthousiaste medewerkers zou dit onmogelijk geweest zijn. Op 31 december 2006 telde het Fonds 121 personeelsleden. 3 personeelsleden verlieten in 2006 het Fonds en 8 nieuwe medewerkers werden aangetrokken.
* *
*
174
SECTIE II – WETGEVING
Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 10 februari 2006. Deze ordonnantie, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 15 februari 2006, wijzigt voor wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. Zo wordt de belastbare grondslag voor de inning van de registratierechten verminderd met 60.000,00 EUR (ipv. 45.000,00 EUR) ingeval van verkrijging door een natuurlijke persoon van de geheelheid in volle eigendom van een geheel of gedeeltelijk tot bewoning aangewend of bestemd onroerend goed dat zal dienen tot hoofdverblijfplaats van de verkrijger. Voormeld abattement van 60.000,00 EUR wordt op 75.000,00 EUR gebracht wanneer het onroerend goed gelegen is binnen een ruimte voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de stadsvernieuwing.
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 maart 2006. Dit besluit, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 3 april 2006, wijzigt het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003 tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen. Het betreft enkele logistieke en technische correcties om een meer leesbare en meer coherente tekst te bekomen.
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 maart 2006. Dit besluit, niet-gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, kent aan het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een kapitaalpremie toe a rato van 30.705.000,00 EUR voor het begrotingsjaar 2006 en stelt de stortingsmodaliteiten ervan vast.
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 maart 2006. Dit besluit, niet-gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, machtigt het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om in 2006 een lening van 51.949.360,00 EUR aan te gaan met de waarborg van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Ministerieel Besluit van 24 april 2006. Dit besluit, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 12 juni 2006, vervangt de evaluatieroosters van de woningen die als bijlage gevoegd zijn bij het ministerieel besluit van 19 april 2005 tot vaststelling van het evaluatierooster van de woningen voor de controle van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting.
175
Koninklijk Besluit van 14 november 2006. Dit besluit, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 28 november 2006, keurt de regels van de Nationale Kamer van notarissen goed inzake de bemiddeling door de notarissen betreffende de minnelijke of gerechtelijke verkoop van onroerende goederen o.a. wat betreft de maximale duur van de bemiddelingsopdracht en het bemiddelingsloon.
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 november 2006. Dit besluit, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 18 december 2006, biedt in uitvoering van de Ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode de mogelijkheid om aan openbare vastgoedbeheerders, waaronder het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, leningen toe te kennen teneinde de uitvoeringskosten van de renovatiewerken van de woningen te dekken die het voorwerp uitmaken van een openbaar beheersrecht.
Koninklijk Besluit van 5 december 2006. Dit besluit, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 14 december 2006, tot uitvoering van artikel 1409§2 van het Gerechtelijk Wetboek, past de bedragen aan die niet voor beslag of loonsafstand vatbaar zijn. Vanaf 1 januari 2007 bedraagt het deel van het inkomen dat niet vatbaar is voor beslag 923,00 EUR. De schijf tussen 923,01 EUR en 992,00 EUR is beslagbaar a rato van één vijfde, de schijf tussen 992,01 EUR en 1.094,00 EUR is beslagbaar a rato van 30 % en de schijf tussen 1.094,01 en 1.197,00 EUR a rato van 40 %. Al wat dit laatste bedrag overschrijdt is volledig beslagbaar. Bij voormelde bedragen dient een bedrag van 57,00 EUR per kind ten laste worden toegevoegd.
Ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 22 december 2006. Deze ordonnantie, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 februari 2007, houdende de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2007, voorziet o.a.voor het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een kapitaalpremie van 30.705.000,00 EUR voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen, voor zijn verrichtingen van aanvullende leningen voor jongeren en voor zijn huurhulpverrichtingen, ten laste van het budget van het Gewest en machtigt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering haar waarborg te verlenen aan de in 2007 door het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan te gane leningen die een bedrag van 54.951.696,00 EUR niet mogen overschrijden.
Programmawet (I) van 27 december 2006. Deze wet, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, wijzigt o.a. het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.
176
Zo wordt o.a. het BTW-tarief voor de leveringen van privé-woningen aan de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en aan de door hen erkende maatschappijen voor sociale huisvesting en die door deze maatschappijen worden bestemd om als sociale woningen te worden verhuurd of verkocht, van 12 % naar 6 % gebracht. Het verlaagd tarief van 6 % zal eveneens van toepassing zijn op de afbraak en de daarmee gepaard gaande heropbouw van een woning, gelegen in één van de stadsgebieden zoals bepaald door de bevoegde overheid van de grote steden opgesomd in de koninklijke besluiten van 12 augustus 2000, 26 september 2001 en 28 april 2005 ter uitvoering van artikel 3 van de wet van 17 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de plaatselijke overheden een financiële bijstand kunnen genieten van de Staat in het kader van het stedelijk beleid.
* *
*
177
Evolutie van diverse balans - en andere gegevens sedert de regionalisering van de dossiers van het Fonds tot eind 2006 (1984 = 100%)
%
1984 2006
1.000 900 800 700 600 500
151
400 300 200 100 0 Aantal personeelsleden
Financiële schulden (Banken)
Brutowaarde terreinen en gebouwen
Terreinen en gebouwen (na afschrijvingen)
Balanstotaal
Balansen andere gegevens
HOOFDSTUK IV ONTLEDING VAN DE REKENINGEN
SECTIE I – VOORSTELLING EN INDELING VAN DE REKENINGEN
De jaarrekening van het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is volgens de normen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 houdende wetboek van vennootschappen opgesteld. De Minister van Economische Zaken heeft in toepassing van artikel 14 van de Boekhoudwet deze ondernemingen, die niet onderworpen zijn aan het koninklijk besluit van 23 september 1992, toegelaten hun jaarrekening op te stellen volgens een schema dat gedeeltelijk afwijkt van dat bepaald door het voormelde koninklijk besluit van 30 januari 2001. Het is dit afwijkend schema dat door het Fonds wordt toegepast. Zijn jaarrekening beantwoordt eveneens aan de bijzondere voorwaarden, opgelegd door specifieke besluiten: - het koninklijk besluit van 10 juli 1989 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder toelating wordt verstrekt aan het Fonds tot het aangaan van leningen met Gewestwaarborg en tussenkomst in de intrestlasten. - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 30 november 1989 tot vaststelling van de wijze van toekenning van kapitaalsubsidies aan het Fonds ten laste van het budget van het Gewest. - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 17 december 1992 tot vaststelling van de wijze van toekenning van terugvorderbare voorschotten zonder intrest aan het Fonds ten laste van de begroting van het Brussels Hoodstedelijk Gewest. - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 13 mei 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan het Fonds tot het aangaan van leningen met Gewestwaarborg maar zonder tussenkomst in de intrestlasten. - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 tot vaststelling van de wijze van toekenning van de tussenkomst, ten laste van de begroting van het Gewest, ten gunste van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Gewest vanaf 1996. - het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 oktober 1997 die de samenvoeging in de boeken van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, van de vroegere interne fondsen B2, B3, B4 en B5, met ingang van 1997 verleende.
179
De bepalingen van de eerste vijf besluiten blijven van toepassing voor zover zij niet tegenstrijdig zijn met de bepalingen van het zesde besluit. - de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning, door het Gewest, van een toelage voor de samenstelling van een huurwaarborg inzake huisvesting. - de overeenkomst ondertekend op 10 december 1998 tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in uitvoering van voormelde ordonnantie. Het Woningfonds heeft dus met inachtname van voormelde wettelijke bepalingen, in 2006, gescheiden balansen en resultatenrekeningen opgesteld voor : - het Fonds B1, gespijsd door eigen middelen van de maatschappij en voor het gedeelte F.S.T. vroeger door de A.S.L.K., en daarna de door de Fortis Bank gestorte bedragen overgemaakt in het kader van de tijdelijke verzekeringen bij overlijden met afnemend kapitaal van de ontleners; - het Fonds B2, gespijsd door : • leningen met gewestwaarborg afgesloten vóór 1991, met overheidstussenkomst in de intrestlasten; • kapitaalsubsidies en terugvorderbare voorschotten toegekend tussen 1990 en 1994 door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; of in het kader van aanvullende leningen aan jonge gezinnen in 2002; • een lening met gewestwaarborg (maar zonder gewestelijke intresttussenkomst) aangegaan in 1993; • kapitaalpremies gestort door het Gewest en leningen met gewestwaarborg, sedert 1996; • subsidies gestort door het Gewest die voortkomen uit de storting van geldsommen die worden opgelegd als stedenbouwkundige lasten. - het Fonds B3, gespijsd door gewestelijke terugvorderbare voorschotten. De drie hiervoor vermelde balansen en resultatenrekeningen worden nadien rubriek per rubriek samengevoegd in één globale situatie, die de onontbeerlijke compensaties tussen fondsen verwezenlijkt, zoals voorgesteld in dit verslag, overeenkomstig de wet op de vennootschappen, die de publicatie van één enkele situatie per vennootschap voorziet. Het zijn dan ook die samengevoegde rekeningen die hierna worden weergegeven met commentaar van de rekeningen in de vorm van bijlage, zoals voorgeschreven door de wet. In overeenstemming met het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 vindt u tevens in dit verslag de sociale balans die aan dezelfde regels als de jaarrekeningen is onderworpen. De sociale balans valt dus ook onder de controle van de commissaris en de goedkeuring door de Algemene Vergadering. Deze wordt medegedeeld en besproken in de Ondernemingsraad en neergelegd bij de Nationale Bank van België.
180
De volgende bladzijden geven, binnen de belangrijke deelaspecten van de rekeningen, een analyse weer van volgende punten : A. de hypothecaire leningen; 1) de evolutie van de uitstaande leningen, 2) het verloop van de terugbetalingen, 3) de afgeloste leningen. B. de huurhulpverrichtingen; C. de huurkoop en verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw; D. de leningen voor de samenstelling van huurwaarborgen; E. de waardewijzigingen op schuldvorderingen; F. de resultaten; G. de aanwending der saldi. A. DE HYPOTHECAIRE LENINGEN. 1) De evolutie van de uitstaande leningen. Eind 2005 bedroeg het saldo van de lenigen 325.329.108,07 EUR voor 5.143 leningen. Op 31.12.2006 bedroeg het saldo 369.773.573,05 EUR voor 5.506 leningen, dus een verhoging van 44.444.464,98 EUR of 13,66 %. 2) Het verloop van de terugbetalingen. Op 31 december 2006 waren het aantal ontleners die vroegtijdig betalingen deden (136) lager dan deze met een achterstand (570). De vroegtijdige betalingen bedroegen 58.150,72 EUR. Men noteert dat, indien het een volledige vervroegde terugbetaling betreft, ingeval van verkoop of overlijden, deze bedragen niet beschouwd worden als een vroegtijdige betaling, maar als een vervroegde totale terugbetaling. Het totaal van de achterstallen bedroeg eind 2006, 1.090.930,64 EUR. Het percentage ontleners, met een achterstand van méér dan drie mensualiteiten bedroeg 14,91 % van het totaal aantal ontleners met een achterstand in 2006, zijnde 85 op 570. Maar de achterstallige bedragen van meer dan drie mensualiteiten beliepen in hetzelfde jaar 48,28 % van het totaal, zijnde 526.656,36 EUR. Van de 3 procedures van openbare verkoping lopende eind 2005, werd er 1 procedure stopgezet ingevolge terugbetaling van de achterstallen, was 1 procedure nog lopend eind 2006 en was er 1 procedure beëindigd. In 2006 werden er 6 procedures van openbare verkoping ingezet, waarvan er 2 konden worden stopgezet, de éne ingevolge terugbetaling van de lening en de andere ingevolge vrijwillige verkoop van het pand. Een andere procedure kon worden stopgezet omdat er een ultiem terugbetalingsplan werd vastgesteld en de 3 andere procedures waren lopend eind 2006.
181
3) De afgeloste leningen. Het aantal leningen dat tijdens het jaar volledig terugbetaald werd, bedroeg 427 , waaronder 3 leningen die werden terugbetaald door verzekeringsinstellingen ingevolge het overlijden van de ontlener. B. DE HUURHULPVERRICHTINGEN. Men verwijst naar het geleverde commentaar in hoofdstuk I van dit verslag en o.a. naar de moeilijkheden die door het Fonds ondervonden worden om de projecten, in een bepaald soort activiteit onder te brengen en het feit dat de gebouwen, in uitzonderlijke gevallen, soms van activiteitensector veranderen in functie van diverse elementen. De hiernavolgende bedragen geven dus de voorlopige classificatie weer volgens de situatie per 31 december 2006. De opbrengsten en kosten eigen aan het beheer van de gebouwen bedragen : Opbrengsten:
Fonds B2
- vervallen huurgelden - terugvordering op huurders : kosten water, gas, elektriciteit, verwarming - terugvordering kosten van onderhoud - terugvordering allerlei kosten - verminderde onroerende voorheffing - boetes voor aannemers - diversen : lastenboeken - Ethias Totaal : Kosten:
3.966.678,28 EUR 288.075,71 EUR 50.179,49 22.415,24 5.185,29 2.734,60 10.051,04 4.345.319,65
EUR EUR EUR EUR EUR EUR
Fonds B2
- onroerende voorheffing - verzekeringen - water, gas, elektriciteit - onderhoud gebouwen - allerlei kosten - provisie voor delging van niet geïnde huurgelden - dotatie aan de provisie groot onderhoud - besteding provisie groot onderhoud - gereedschap - materiaal onderhoudswerken - werkkleding - oninbare vorderingen - honoraria van advocaten Totaal :
182
266.643,07 141.730,02 419.217,58 1.113.689,20 13.052,98 129.909,20 1.400.982,81 - 838.948,79 1.218,83 11.164,98 356,70 51.568,57 42.465,97 2.753.051,12
EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR
Het Woningfonds legt een jaarlijkse dotatie aan voor een provisie voor groot onderhoud en grote herstellingen. Deze provisie werd vanaf 2002 op 1,5 % van de brutowaarde op 31 december van het patrimonium van de huurhulp gebracht. Voor 2006 was er een aanwending van de provisie van 838.948,79 EUR. Een nieuwe dotatie van 1.400.982,81 EUR gelijk aan 1,5 % van de brutowaarde van het patrimonium eind 2006, werd er op het einde van het dienstjaar aan toegevoegd. In 2006, werden er 2 authentieke akten van verkoop verleden, voor 2 garages gelegen te Jette. Ter herinnering: op fiscaal vlak wordt het totale bedrag van de onroerende voorheffing als aftrekbare post beschouwd. In 2006 was de netto-opbrengst van de huurhulp, zijnde het verschil tussen opbrengsten en kosten gelijk aan 1.592.268,53 EUR (4.345.319,65 EUR – 2.753.051,12 EUR). Deze opbrengst wordt opgenomen in het resultaat van het fonds B2. C. DE HUURKOOP EN VERRICHTINGEN VAN SANERING/(WEDER)OPBOUWVERKOOP. Opbrengsten:
Fonds B2
- vervallen huurgelden en hieraan gelijkgestelden - terugvordering onroerende voorheffing - terugvordering allerlei kosten - terugvordering verzekeringen Totaal : Kosten:
21.695,93 5.732,42 1.727,28 539,77 29.695,40
EUR EUR EUR EUR EUR
Fonds B2
- allerlei kosten - onroerende voorheffing - provisie delging voor onbetaalde huurgelden - verzekeringen - oninbare vorderingen - water, gas, elektriciteit Totaal :
20.866,59 EUR 11.923,25 EUR - 14.227,25 EUR 6.907,41 411,65 11.675,12 37.556,77
EUR EUR EUR EUR
Van de 20 woningen in de Transvaalstraat te Anderlecht bleef er 1 onverkocht in het begin van het boekjaar. De verkoopovereenkomst werd getekend in september 1998. In 2003 zijn de geïnteresseerden uit België vertrokken zonder de akte te tekenen. Een juridische procedure is nog altijd lopend om de annulering van deze verkoopovereenkomst te bekomen. Op het einde van het boekjaar was het geschil tussen het Fonds en de N.V. Harmonia in verband met het gebouw in de Sint-Annakerkstraat te Koekelberg nog niet opgelost.
183
In het kader van verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw werd in 2006 volgende woning verkocht (verkoopovereenkomst en/of akte getekend): - 1 loft in het Kleine Zenne complex In 2006 was het verschil tussen opbrengsten en lasten betreffende de huurkoop en de verrichtingen van verkoop na sanering of (weder)opbouw gelijk aan – 7.861,37 EUR (29.695,40 EUR – 37.556,77 EUR). Deze negatieve uitkomst wordt geboekt in het resultaat van het fonds B2. D. DE LENINGEN VOOR DE SAMENSTELLING VAN HUURWAARBORGEN. Artikel 3 § 1 van de ordonnantie van 16 juli 1998 houdende organisatie van de toekenning door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een huurwaarborg inzake huisvesting voorziet dat het Gewest jaarlijks op de algemene uitgavenbegroting een bedrag zal inschrijven en dat dit aan het Fonds zal worden overgemaakt onder de vorm van een renteloos terugvorderbaar voorschot. Deze bedragen moeten uitsluitend besteed worden aan de organisatie en de werking van een systeem bestemd om leningen of bankwaarborgen toe te kennen aan personen die moeilijkheden ondervinden om de door de verhuurder gevraagde huurwaarborg te betalen. Artikel 6 van voormelde ordonnantie alsmede de ondertekende overeenkomst tussen het Gewest en het Fonds bepalen dat deze terugvorderbare voorschotten het voorwerp moeten uitmaken van een afzonderlijke boekhouding en dat de eventuele rente opgebracht door deze bedragen, uitsluitend besteed moeten worden aan het systeem van tussenkomst voor huurwaarborgen. Artikel 9 van dezelfde ordonnantie voorziet dat het Fonds het toegekende voorschot dient terug te betalen aan het Gewest, wanneer deze een eind zou maken aan het systeem van tussenkomst voor de samenstelling van een huurwaarborg of bij ontbinding van de vennootschap. De terug te betalen bedragen worden echter beperkt tot de bedragen overgemaakt door de begunstigden van een lening en tot de vorderingen van het Fonds op deze personen. Het Gewest treedt in de rechten van het Fonds om die schulden te kunnen vorderen. Overeenkomstig artkel 4 van de overeenkomst ondertekend tussen het Gewest en het Fonds, worden alle kosten voor de organisatie en de werking voor de tussenkomst in de samenstelling van huurwaarborgen gedragen door de onbeschikbare reserve van het fonds B2 opdat het volledige bedrag aan terugvorderbare voorschotten zou aangewend worden voor de leningen, met uitzondering van de oninbare vorderingen die voor 2006 25.222,66 EUR bedragen, waarvan een recuperatie op vorderingen van vóór 01 januari 2006 van 89,86 EUR afgetrokken wordt, hetzij een netto bedrag van 25.132,80 EUR volgens artikel 14. Voor 2006 voorziet het gewestelijk budget geen enkel voorschot. In 2006 werden er 459 leningen getekend voor een bedrag van 528.836,45 EUR.
184
In de loop van 2006 werden 563 leningen volledig terugbetaald, zodat er op 31 december 2006 nog 701 leningen lopend waren met een saldo van 443.667,87 EUR. E. DE WAARDEWIJZIGINGEN OP SCHULDVORDERINGEN. De waardewijzigingen op schuldvorderingen worden traditiegetrouw geboekt in twee groepen van voorzieningen : deze betreffende de geïndividualiseerde schuldvorderingen en deze betreffende de niet-geïndividualiseerde schuldvorderingen. In de jaarrekeningen worden deze bedragen als wijzigingen van de overeenstemmende activaposten geboekt. 1) De voorzieningen voor geïndividualiseerde schuldvorderingen dienen tot het dekken van het verlies voortkomend uit : - de huursector (huurhulp en de huurperiode in huurverkoop) zijnde de onbetaalde bedragen gedurende de laatste 3 maanden en meer of die per huurder 3 maand en of meer bedragen. Overeenkomstig artikel 2.1.4 van de beheersovereenkomst, mogen de provisies voor dubieuze vorderingen, betreffende de huurhulp, niet hoger liggen dan 5,5 % van de huurgelden (lasten en huurtoelagen inbegrepen), zijnde 238.004,18 EUR voor 2006. Er werd in werkelijkheid voor de huurhulp een provisie geboekt voor 2006 van 129.909,20 EUR. Er werd een vermindering geboekt op schuldenaars huurkoop van 14.227,25 EUR ten gevolge van de daling van de vorderingen op de huurders van de huurkoopverrichtingen. - de sector van de hypothecaire leningen ingevolge het effectief verdwijnen van het hypothecaire pand na een deficitaire gedwongen verkoop. In dit verband zijn de delgingen op geïndividualiseerde schuldvorderingen in het fonds B2 verminderd met 3.003,08 EUR ten voordele van het boekjaar 2006 en bereiken zij aldus een bedrag van 405.066,08 EUR. De verhouding tussen het globale volume van de vorderingen voor de hypothecaire leningen en deze voorzieningen bedraagt 405.066,08€ × 1.000 = 1,095 per duizend. 369.773.573,05€ 2) De voorzieningen voor niet-geïndividualiseerde schuldvorderingen dienen om het verlies te dekken dat kan voortkomen uit de eventuele verdwijning van het hypothecaire pand. Deze provisies mogen, bij toepassing van het koninklijk besluit van 10 juli 1989 en de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 30 november 1989, 17 december 1992 en 13 mei 1993, en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 niet hoger zijn dan 0,30 % van de uitstaande hypothecaire leningen op 31 december van het dienstjaar, na aftrek van de dubieuze schuldenaars. Dit geeft voor het boekjaar 2006 een vermindering van 63,06 EUR voor het fonds B1, sensu stricto, voor het fonds FST een verhoging van 590,22 EUR en een verhoging van 132.425,12 EUR voor het fonds B2.
185
De middelen die aangewend werden voor de delgingen op schuldvorderingen en die al de geldsommen omvatten welke ter beschikking blijven van het Fonds totdat de schuldvorderingen waarop zij betrekking hebben eventueel, binnen kortere of langere tijd verdwijnen, bedragen einde 2006, 2.155.112,71 EUR.
F. DE RESULTATEN. De opbrengsten van de verrichtingen in het fonds B1 bedragen 532.110,04 EUR en deze in B2 30.272.173,77 EUR. Deze van de verrichtingen in het fonds B3 bedragen 68.419,10 EUR. Het fonds B1 sluit het dienstjaar af met een bonus van 106.639,57 EUR, het fonds B2 met een bonus van 2.761.020,47 EUR en het fonds B3 met een bonus van 43.196,44 EUR, zijnde in totaal een bonus van 2.910.856,48 EUR. Op basis van de posten op de resultatenrekeningen, worden de volgende saldi bekomen. 1° Resultaat van het fonds B1 Om het beschikbare saldo van het fonds B1 te bekomen, moet men van de brutoopbrengst der verrichtingen - aftrekken : a) de bedrijfs-en financiële kosten b) de belastingen op het resultaat
532.110,04 EUR
417.626,91 EUR 7.843,56 EUR
- 425.470,47 EUR ----------------------------------------------------------------------------------------------------Als verschil blijft volgend saldo in de rekening opgenomen
106.639,57 EUR
2° Resultaat van het fonds B2. Om het saldo van het fonds B2 te bekomen, moet men van/bij de bruto-opbrengst der verrichtingen
30.272.173,77 EUR
a) aftrekken de bedrijfskosten b) bijvoegen de regularisatie van belastingen op het resultaat
27.939.600,58 EUR -
428.447,28 EUR - 27.511.153,30 EUR
Als verschil blijft volgend saldo in de rekening opgenomen
2.761.020,47 EUR
186
3° Resultaat van het fonds B3. Om het beschikbare saldo van het fonds B3 te bekomen, moet men van de bruto-opbrengst der verrichtingen : - overeenkomstig artikel 14 van de overeenkomst tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Fonds van 10 december 1998, de oninbare vorderingen aftrekken
68.419,10 EUR
-
De netto-opbrengst, dient overeenkomstig artikel 3 van vermelde overeenkomst uitsluitend ten gunste van het huurwaarborgsysteem gebruikt te worden
25.222,66 EUR
43.196,44 EUR
4° Resultaten van de fondsen samen (B1 + B2 + B3). Om het beschikbaar saldo te bekomen, moet men van /bij de bruto-opbrengst der verrichtingen - aftrekken : de bedrijfs- en financiële kosten - toevoegen : de regularisatie van de belastingen op het resultaat
30.872.702,91 EUR
28.382.450,15 EUR -
420.603,72 EUR - 27.961.846,43 EUR
Als verschil, blijft het saldo opgenomen in de rekeningen
2.910.856,48 EUR
G. DE AANWENDING DER SALDI. 1° Fonds B1. Het saldo eigen aan het Fonds B1 bedraagt
106.639,57 EUR ===========
Er wordt voorgesteld om het saldo als volgt te verdelen - aan de maatschappelijke aandelen een dividend van 2,5 % op hun vrijgegeven bedrag (424.439,07 EUR) -
het saldo aan de statutaire reserve
10.610,98 EUR 96.028,59 EUR 106.639,57 EUR ===========
187
2° Fonds B2. Het saldo eigen aan het fonds B2 bedraagt Er wordt voorgesteld om het saldo in overeenstemming met artikel 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 over te dragen naar de onbeschikbare reserve van het fonds B2
2.761.020,47 EUR =============
2.761.020,47 EUR =============
3° Fonds B3. Het saldo eigen aan het fonds B3 bedraagt
43.196,44 EUR ===========
Overeenkomstig de artikels 4 en 6 van de Ordonnantie houdende organisatie van de toekenning door het Gewest van een toelage voor de samenstelling van een huurwaarborg inzake huisvesting van 16 juli 1998 en overeenkomstig artikel 3 van de overeenkomst tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Fonds van 10 december 1998 worden de opbrengsten uitsluitend bestemd voor het systeem houdende toekenning van een toelage voor de huurwaarborg. 43.196,44 EUR ===========
* *
188
*
SECTIE II – STATISTIEKEN.
Tabel 1 – Evolutie van de uitstaande leningen, per fonds – 2006. Oorsprong der kapitalen
Evolutie van de uitstaande de leningen per fonds Saldo op 31.12.2006 Saldo op 31.12.2005 Verschillen Aantal Bedragen Aantal Bedragen Aantal Bedragen
Fonds B1 – sensu stricto
45
571.967,36
50
462.947,71
-5
109.019,65
Fonds S.T.
47
1.041.669,23
42
844.928,54
5
196.740,69
TOTAAL FONDS B1
92
1.613.636,59
92
1.307.876,25
0
305.760,34
FONDS B2
5.414
368.159.936,46
5.051
324.021.231,82
363
44.138.704,64
TOTAAL FONDS B1 + B2
5.506
369.773.573,05
5.143
325.329.108,07
363
44.444.464,98
Tabel 2 – Spreiding van de achterstallen volgens hun duur – 2006. Aantal rekeningen met achterstallen
Bedragen van de achterstallen
Duur van de achterstand Aantal
%
Bedragen
%
* meer dan 3 mensualiteiten
85
14,91
526.656,36
48,28
* meer dan 2 tot 3 mensualiteiten
37
6,49
40.026,32
3,67
* meer dan 1 tot 2 mensualiteiten
144
25,27
84.678,69
7,76
* van 1 of minder dan 1 mensualiteit
276
48,42
34.503,19
3,16
28
4,91
405.066,08
37,13
570
100,00
1.090.930,64
100,00
Achterstand met hypothecaire dekking :
Achterstand zonder hypothecaire dekking Totaal
189
Tabel 3. – Hypothecaire leningen – Schuldenaars – Bewegingen van het jaar 2006. FONDS B1-sensu stricto
FONDS S.T.
Aantal
Bedragen
Aantal
Schuldenaars geldopnemers op 01.01.2006
50
462.947,71
Nieuwe leningen in 2006
7
FONDS B2
TOTALEN
Bedragen
Aantal
Bedragen
Aantal
Bedragen
42
844.928,54
5.051
324.021.231,82
5.143
325.329.108,07
159.493,00
9
266.172,00
774
84.422.878,00
790
84.848.543,00
57
622.440,71
51
1.111.100,54
5.825
408.444.109,82
5.933
410.177.651,07
In 2006 gedebiteerde intresten
-
12.242,30
-
24.277,68
-
9.019.077,39
-
9.055.597,37
In 2006 gedebiteerde onkosten
-
40,19
-
377,45
-
135.993,72
-
136.411,36
57
634.723,20
51
1.135.755,67
TOTAAL
TOTAAL Af te trekken : Terugbetaling ontvangen in 2006
- 62.755,84
(in 2006 afbetaalde leningen)
- 12
OVERDRACHT OP 01.01.2007
45
5.825
- 94.086,44
47
5.933
- 49.439.244,47
-4 571.967,36
417.599.180,93
- 411 1.041.669,23
5.414
419.369.659,80
- 49.596.086,75 - 427
368.159.936,46
5.506
369.773.573,05
Tabel 4. – Hypothecaire leningen lopend in 2006 – Schuldenaars – Bewegingen sedert de oorsprong. BEWEGINGEN SEDERT DE OORSPRONG
FONDS B1-sensu stricto
FONDS S.T.
FONDS B2
Aantal
Bedragen
Aantal
Bedragen
Aantal
57
855.348,48
51
1.290.225,28
5.825
- 12
- 121.763,68
-4
- 63.453,03
45
733.584,80
47
1.226.772,25
Gedebiteerde intresten en kosten
-
59.464,56
-
Ontvangen terugbetalingen
-
- 221.082,00
Schuldenaars geldopnemers op 31.12.2006
45
Verdeeld in : Schuldenaars met waarborg
Vereffende leningen (oorspronkelijk bedrag) Af te trekken : Afbetaalde leningen (oorspronkelijk bedrag) Blijft : Leningen in omloop (oorspronkelijk bedrag)
Dubieuze schuldenaars
TOTALEN Aantal
Bedragen
513.294.521,78
5.933
515.440.095,54
- 411
- 32.286.442,60
- 427
- 32.471.659,31
5.414
481.008.079,18
5.506
482.968.436,23
99.417,45
-
63.393.962,48
-
63.552.844,49
-
- 284.520,47
-
- 176.242.105,20
-
- 176.747.707,67
571.967,36
47
1.041.669,23
5.414
368.159.936,46
5.506
369.773.573,05
45
571.967,36
47
1.041.669,23
5.386
367.754.870,38
5.478
369.368.506,97
-
-
-
-
28
405.066,08
28
405.066,08
190
Bedragen
Tabel 5. – Hypothecaire leningen – Evolutie van de terugbetalingen. Fonds + jaar van de vereffening
151
Fonds B1 – sensu stricto Fonds S.T. Totaal fonds B1 Fonds B2 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Totaal fonds B2 Algemeen totaal
Effen rekeningen 55 43 98 1 4 1 6 3 5 8 7 19 34 41 62 84 82 112 108 143 178 132 157 189 233 312 326 506 571 578 534 711 5.147 5.245
Achterstallen Aantal rekeningen 2 8 10 2
Bedrag
Voorsprongen Aantal rekeningen
Bedrag
Aantal rekeningen
3.050,07 6.559,12 9.609,19 10.200,99
4 1 3 4 1 1 2
123.068,35 26.679,86 28.574,99 31.436,07 5.106,48 4.795,35 54.223,75
5 3 4 12 7 9 18 30 19 21 19 24 29 30 53 44 43 49 60 63 560 570
14.205,65 484,86 1.316,47 63.767,24 4.392,16 13.222,95 21.577,97 26.118,82 63.354,18 40.977,13 118.679,09 91.830,15 29.504,20 45.759,37 55.705,10 34.119,04 66.797,12 51.124,87 36.538,25 17.760,99 1.081.321,45 1.090.930,64
2
- 39,11
1 3
- 43,67 - 456,00
2 11 9 15 18 16 15 44
- 8,76 - 8.423,28 - 3.643,58 - 2.811,07 - 2.886,42 - 2.287,52 - 19.463,56 - 18.087,75
136 136
- 58.150,72 - 58.150,72
N.B. : Het aantal rekeningen is hoger dan het aantal leningen, aangezien eenzelfde lening over 2 rekeningen gespreid kan zijn.
Saldo achterstallenvoorsprongen
57 51 108
3.050,07 6.559,12 9.609,19
3 6 4 2 3 10 4 7 13 7 19 41 55 75 111 107 137 141 217 197 153 176 213 262 342 379 550 614 627 594 774 5.843 5.951
10.200,99 - 39,11 123.068,35 26.679,86 28.574,99 31.436,07 5.106,48 4.751,68 53.767,75
14.196,89 - 7.938,42 - 2.327,11 60.956,17 1.505,74 10.935,43 2.114,41 8.031,07 63.354,18 40.977,13 118.679,09 91.830,15 29.504,20 45.759,37 55.705,10 34.119,04 66.797,12 51.124,87 36.538,25 17.760,99 1.023.170,73 1.032.779,92
Tabel 6. – Afgeloste leningen in 2006 per fonds. Aantal afgeloste leningen in 2006
Betaling op de vervaldag
Betaling vóór de normale vervaldag zonder 5jaarlijkse herziening
Betaling vóór de normale vervaldag i.v.m. 5 jaarlijkse herziening
Betaling na de normale vervaldag
Kwijting door overlijdensverzekering
Openbareverkoop
Totaal
B1 – sensu stricto
1
10
1
-
-
-
12
FIS
2
2
-
-
-
-
4
B2
43
311
52
-
3
2
411
Totaal
46
323
53
-
3
2
427
Fonds
Tabel 7. – Delgingen op schuldvorderingen in 2006, per fonds en per type verrichtingen. Schuldvorderingen en type verrichtingen Geïndividualiseerde schuldvorderingen - leningen
Fonds B1 B1 – sensu stricto (1)
Fonds S.T. (2)
-
-
Fonds B2
Alle fondsen samen
(3)
(1) + (2) + (3)
- 3.003,08
- 3.003,08
- huurhulp
-
-
129.909,20
129.909,20
- huurkoop
-
-
- 14.227,25
- 14.227,25
Subtotaal
112.678,87
112.678,87
-
-
Niet-geïndividualiseerde schuldvorderingen - leningen
- 63,06
590,22
132.425,12
132.952,28
Totaal
- 63,06
590,22
245.103,99
245.631,15
-
192
Tabel 8. – Staat van de delgingsreserves per fonds op 31.12.2006. Staat van de delgingsreserves Fonds
Totaal uitstaande schuldvorderingen
Geïndividualiseerde reserves
Nietgeïndividualiseerde reserves
Totaal
Schuldenaars hypothecaire leningen: B1/PERS S.T.
571.967,36
-
275,66
275,66
1.041.669,23
-
3.125,01
3.125,01
B2
368.159.936,46
405.066,18
1.103.264,61
1.508.330,79
Subtotaal
369.773.573,05
405.066,18
1.106.665,28
1.511.731,46
Schuldenaars huurders: Huurhulp : B2
718.250,51
636.178,79
-
636.178,79
Huurkoop : B2
7.241,34
7.202,46
-
7.202,46
Subtotaal
725.491,85
643.381,25
-
643.381,25
TOTAAL
370.499.064,90
1.048.447,43
1.106.665,28
2.155.112,71
Tabel 9. – Verdelingscoëfficiënten van de algemene onkosten per fonds 2006. Activa
Fonds B1
Fonds B2
Totaal
Vaste materiële
9.245.717,60
65.160.721,12
74.406.438,72
Vaste financiële
16.154,26
510.669,35
526.823,61
544.476,18
350.659.290,71
351.203.766,89
9.806.348,04
416.330.681,18
458.434.303,58
Vorderingen Totaal Verdelingscoëfficiënt
2,30 %
97,70 %
193
100,00 %
SECTIE III – JAARREKENING PER 31 DECEMBER 2006
(in duizenden EUR)
A. BALANS NA WINSTVERDELING – B. RESULTATENREKENING C. TOELICHTING – D. SOCIALE BALANS E. INLICHTINGEN INZAKE DE GEBRUIKTE WAARDERINGSMETHODEN.
194
A. BALANS NA WINSTVERDELING (in duizenden EUR)
2006
2005
20/28
81.461
68.406
III. Materiële vaste activa (toelichting III) A. Terreinen en gebouwen B. Installaties, machines en uitrusting C. Meubilair en rollend materieel E. Overige materiële vaste activa
22/27
81.193
67.620
22 23 24 26
72.329 7 486 8.371
61.234 8 413 5.965
IV. Financiële vaste activa (toelichting IV) C. Andere financiële vaste activa 2. Vorderingen en borgtochten in contanten
28
268
786
284/8
268
786
285/8
268
786
29/58
557.654
505.364
292/6 292
381.734 368.262
337.925 323.947
2922 294 296
368.262 444 13.028
323.947 504 13.474
50/53
171.925
166.221
51/53
171.925
166.221
54/58
1.813
276
490/1
2.182
942
20/58
639.115
573.770
ACTIVA VASTE ACTIVA
VLOTTENDE ACTIVA V./VII. Vorderingen A. Hypothecaire leningen 2. Hypothecaire leningen zonder reconstitutie C. Kredieten op afbetaling E. Andere debiteuren VIII. Geldbeleggingen (toelichting VI) B. Overige beleggingen IX. Liquide middelen X. Overlopende rekeningen (toelichting VII) TOTAAL DER ACTIVA
195
2006
2005
10/15
206.989
185.379
10
425
425
PASSIVA EIGEN VERMOGEN I. Kapitaal (toelichting VIII) A. Geplaatst kapitaal B. Niet-opgevraagd kapitaal
(-)
IV. Reserves A. Wettelijke reserve B. Onbeschikbare reserves 2. Andere
VI. Kapitaalsubsidies VOORZIENINGEN EN UITGESTELDE BELASTINGEN
100 101
SCHULDEN VIII. Schulden op meer dan één jaar (toelichting X) A. Financiële schulden 2. Niet-achtergestelde obligatieleningen 8. Overige leningen D. Overige schulden IX. Schulden op ten hoogste één jaar (toelichting X) A. Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen C. Handelsschulden 1. Leveranciers E. Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2. Bezoldigingen en sociale lasten F. Overige schulden X. Overlopende rekeningen (toelichting XI) TOTAAL DER PASSIVA
196
447 22
-
447 22
13 130 131 1311
70.489 44 70.445 70.445
67.589 44 67.545 67.545
15
136.075
117.365
10.254
8.654
160/5
2.866
2.282
160
638
638
162 168
2.228 7.388
1.644 6.372
17/49
421.872
379.737
17
391.208
350.795
170/4
322.891
282.308
171 174 178/9
322.891 68.317
282.308 7.924 60.563
42/48
23.049
23.998
42 44 440/4
11.537 1.270 1.270
14.347 908 908
45 450/3 454/9 47/48
828 96 732 9.414
810 45 765 7.933
492/3
7.615
4.944
10/49
639.115
573.770
16
VII. A. Voorzieningen voor risico’s en kosten 1. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen 3. Grote herstellings- en onderhoudswerken B. Uitgestelde belastingen
-
B. RESULTATENREKENING (in staffelvorm) (in duizenden EUR)
I./IV. Bedrijfs- en financiële opbrengsten A. Intresten op en opbrengsten uit kredieten 1. Hypothecaire leningen B. Opbrengsten uit beleggingen D. Andere financiële opbrengsten (toelichting XII, 1, A) E. Andere bedrijfsopbrengsten (toelichting XII, 1, B) II./V. Bedrijfs- en financiële kosten A. Kosten van schulden C. Diensten en diverse goederen D. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (toelichting XII, 2, C2) F. Afschrijvingen en waardeverminde ringen op oprichtingskosten op immateriële en materiële vaste activa G. Waardeverminderingen op vlottende activa (toevoegingen +, terugnemingen -) (toelichting XII, 2, E) 1. Op kredieten en beleggingen 2. Op andere vlottende activa H. Voorzieningen voor risico’s en kosten (toevoegingen +, bestedingen en terugnemingen-) (toelichting XII, 2, C3 et F) I. Andere bedrijfskosten (toelichting XII, 2, G)
(-)
VI. Winst uit de gewone bedrijfsuitoefening, vóór belasting (+) Verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening, voor belasting (-)
197
2006
2005
75/74 7510 7511 7518
30.872 9.056 9.056 5.876
26.251 8.793 8.793 3.692
752/9
10.974
9.196
74
4.966
4.570
65/64 650 61
28.382 14.311 3.018
25.206 12.619 2.715
62
6.571
6.162
630
3.333
2.920
651 6517 6518
246 133 113
75 59 16
635/7
584
485
640/7
319
230
70/65
2.490
1.045
65/70
2006
VII. Uitzonderlijke opbrengsten E. Andere uitzonderlijke kosten (toelichting XIV, A) VIII. Uitzonderlijke kosten C. Minwaarden bij de realisatie van vaste activa
(-)
IX. Winst van het boekjaar vóór belasting (+) Verlies van het boekjaar vóór belasting (-)
76
17
764/9
17
66
8
663
8
70/66 66/70
2.490
1.054
(+)
780
596
499
(-) (+) (-)
67/77 670/3
IX bis. A. Onttrekking aan de uitgestelde belastingen X. Belastingen op het resultaat A. Belastingen (toelichting XV)
2005
B. Regularisering van belastingen en terugneming van voorzieningen voor belastingen
-
421 175
-
440 65
77
6
(+)
70/67
1.494
(+)
(70/68)
2.911
1.494
A. Te bestemmen winstsaldo 1. Te bestemmen winst van het boekjaar
70/69 70/68
2.911 2.911
1.494 1.494
B. Onttrekking aan het eigen vermogen 2. aan de reserves
791/2 792
-
-
XI. Winst van het boekjaar XIII. Te bestemmen winst van het boekjaar
RESULTAATVERWERKING
C. Toevoeging aan het eigen vermogen 3. aan de overige reserves
(-)
691/2 6921
2.900 2.900
1.483 1.483
F. Uit te keren winst 1. Vergoeding van het kapitaal
(-)
694/6 694
11 11
11 11
198
C. TOELICHTING (in duizenden EUR)
2006 Terreinen en gebouwen
Gereedschap
Meubilair en rollend materieel
Overige materiële vaste activa
(post 22)
(post 23)
(post 24)
(post 26)
815
90.597
19
1.276
5.965
816
14.346
4
170
2.616
20
-
-
819
104.923
23
1.446
8.371
826
29.363
11
863
-
827
3.241
5
97
-
10
-
-
-
III. Staat van de materiële vaste activa : (posten 22 tot 27 van de activa)
a) Aanschaffingswaarde Per einde van het vorige boekjaar Mutaties tijdens het boekjaar : - Aanschaffingen, inclusief de geproduceerde vaste activa - Overdrachten en buitengebruikstellingen Per einde van het boekjaar
c)
-
(-) 817
-
210
Afschrijvingen en waardeverminderingen (-) Per einde van het vorige boekjaar Mutaties tijdens het boekjaar : - Geboekt - Afgeboekt na overdrachten en buitengebruikstellingen
(-) 830
-
Per einde van het boekjaar
832
32.594
16
960
-
d) Nettoboekwaarde per einde van het boekjaar (a) – (c)
833
72.329
7
486
8.371
199
IV.
Staat van de financiële vaste activa (post 28 van de activa)
2006 Andere ondernemingen (post 285/8)
2. Vorderingen Nettoboekwaarde per einde van het vorige boekjaar
857
786
Mutaties tijdens het boekjaar : - Toevoegingen - Terugbetalingen
858 (-) 859
Nettoboekwaarde per einde van het boekjaar
VI.
864
Geldbeleggingen : overige beleggingen (post 51/53 van de activa)
-
761 1.279
268
2006
2005
Overige geldbeleggingen : thesauriebewijzen
52
51.000
15.500
Termijnrekeningen bij kredietinstellingen
53
120.925
150.721
8686
9.215
4.707
8687
111.710
146.014
490 491 ---
194 760 1.228
177 712 53
2.182
942
met een resterende looptijd of opzegtermijn van : - hoogstens één maand - meer dan één maand en hoogstens één jaar
VII. Overlopende rekeningen
1. Over te dragen kosten 2. Verkregen opbrengsten Rekening courant B1/B2/B3
200
2006
VIII. Staat van het kapitaal Bedragen A.
Maatschappelijk kapitaal 1. Geplaatst kapitaal (post 100 van de passiva) - per einde van het vorige boekjaar - per einde van het boekjaar
8700 8701
2. Samenstelling van het kapitaal 2.1 Soorten aandelen op naam : 24,79 EUR per stuk 2.2. Aandelen op naam of aan toonder : op naam
B.
Aantal aandelen
447 447
447
8702
18.015
18.015
Niet-opgevraagd bedrag (post 101) 22
Niet-gestort kapitaal
201
2006 X.
Staat van de schulden
A.
Uitsplitsing van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar, naar gelang hun resterende looptijd
Schulden met een resterende looptijd van 1 hoogstens één jaar
(post 42)
B.
2. meer dan 3. meer dan één jaar 5 jaar doch hoogstens 5 jaar (post 17)
Financiële schulden
880
11.537
67.199
263.446
2. Niet-achtergestelde obligatieleningen 8. Overige leningen
882 885
11.366 171
66.452 747
256.439 7.007
Handelsschulden
886
1.270
-
-
Overige schulden
890
10.242
-
60.563
Totaal
891
23.049
67.199
324.009
2006
B.
C.
Schulden (of gedeelte van schulden) gewaarborgd door belgische overheidsinstellingen
Gewaarborgde schulden (begrepen in de post 17 en 42/48 van de passiva) Financiële schulden
892
2. Niet-achtergestelde obligatieleningen
894
Totaal
906
334.257 334.257 334.257
Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen (post 450/3 van de passiva) b) niet-vervallen belastingschulden
9073
96
9077
732
2. Bezoldigingen en sociale lasten (post 454/9 van de passiva) c)
Andere schulden met betrekking tot bezoldigingen en sociale lasten
202
2006 XI.
Overlopende rekeningen
1. Toe te rekenen kosten en quotum nog niet vervallen maar gelopen intrestaandeel
492
6.066
2. Over te dragen opbrengsten en vooruitontvangen huur en dossiersvergoedingen
493
320
Rekening courant B1/B2/B3
---
Totaal
1.228 7.614
203
2006
2005
10.974
9.196
563
649
4.403
3.921
3
4
9086
120
116
9087
114,67
110,84
XII. Bedrijfs- en financiële resultaten 1.
Bedrijfs- en financiële opbrengsten (post 75/74) A. Andere financiële opbrengsten : Door de overheid toegekende subsidies, aangerekend op het resultaat : kapitaalsubsidies (post 752/9) Publieke tussenkomst : - in de intrestlasten : 5 - kapitaalpremie : 10.974 10.979 B. Andere bedrijfsopbrengsten (post 74)
9125
- Verschillende recuperaties - Diverse opbrengsten huurhulp 2.
Bedrijfs- en financiële kosten (post 65/64) C1. Werknemers ingeschreven in het personeelsregister a) Totaal aantal op de afsluitingsdatum b) Gemiddeld personeelsbestand berekend in voltijdse equivalenten c) Aantal daadwerkelijk gepresteerde uren
9088
157.843
143.017
620
4.602
4.287
621
1.290
1.209
622 623
460 219
450 216
C2. Personeelskosten (post 62) a) Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen b) Werkgeversbijdragen voor sociale verzekeringen c) Werkgeverspremies voor bovenwettelijke verzekeringen d) Andere personeelskosten
204
2006
2005
E. Waardeverminderingen op vlottende activa (post 651) Geboekt Teruggenomen F.
6510 (-) 6511
133 -
9115
1.423
1.208
(-) 9116
- 839
- 723
640
318
230
9134
157
65
9135
150
75
(-) 9136
-
10
9137
7
9138
18
-
9139
18
-
-
76 1
Voorzieningen voor risico’s en kosten (post 653/7) Toevoegingen Bestedingen en terugnemingen
G. Andere bedrijfskosten (post 640/7) Belastingen en taksen op de bedrijfsuitoefening XV. Belastingen op het resultaat A.
Uitsplitsing van de post 670/3 1. Belastingen op het resultaat van het boekjaar a. Verschuldigde of betaalde belastingen en voorheffingen b. Geactiveerde overschotten van betaalde belastingen en voorheffingen c. Geraamde belastingsupplementen (opgenomen onder post 450/3 van de passiva) 2. Belastingen op het resultaat van vorige boekjaren a. Verschuldige of betaalde belastingsupplementen
205
XVI. Belastingen op de toegevoegde waarde en belastingen ten laste van derden A.
De belastingen op de toegevoegde waarde in rekening gebracht : 1. aan de onderneming (aftrekbaar) 2. door de onderneming
B.
9145 9146
7
3
9147
1.272
1.190
De ingehouden bedragen ten laste van derden bij wijze van : 1. bedrijfsvoorheffing
206
XVII.NIET IN DE BALANS OPGENOMEN RECHTEN EN VERPLICHTINGEN (in duizenden EUR) 2006 2005 • Leningsaanvragen in behandeling (B2) (zonder gedelegeerde opdrachten en gelijkgestelden)
6.425
19.175
6
2 16
696 702
769 1.782
49.157
52.755
• Waarborggevers van huurders en ontleners (B2)
472
485
• Ontvangen waarborgen in het kader van de openbare aanbestedingen (B2)
933
750
• Ontvangen waarborgen in het kader van de openbare aanbestedingen (B1)
107
107
• Stedenbouwkundigen lasten (B2) Slachthuis (Brussel) Brussel gemeente
241 591
-
• Huurkoopverrichtingen in verwezenlijking : - bestelde of gereserveerde werken (B2) - leningen (B2) • Huurhulpverrichtingen in verwezenlijking : (zonder gedelegeerde opdrachten en gelijkgestelden) - bestelde of gereserveerde werken en aangevraagde aankopen (B2) : * renovatie bestaand patrimonium * nieuw programma • Gedelegeerde opdrachten en gelijkgestelden (huurhulp en sanering/(weder) opbouwverkoop) :
PENSIOENREGELING VAN DE PERSONEELSLEDEN. De personeelsleden genieten van een pensioenreglement dat tot doel heeft hen een aanvullende ouderdomsrente te verzekeren. Voor personeelsleden die vertrekken op 65jarige leeftijd voert het aanvullend pensioen, gevoegd bij het theoretisch wettelijk pensioen, vastgesteld op 50 % van de wedde, beperkt tot het plafond dat wordt gehanteerd bij de berekening van het wettelijke pensioen, het totale pensioen van de bediende op tot zoveel 60-sten van de gemiddelde wedde van de laatste vijf jaren als de bediende dienst
207
telt, of tot 30/60 voor de bedienden die tussen 20 en 24 jaar dienst hebben en tot 45/60 voor diegenen die 25 jaren of meer dienstjaren tellen. Een tussenkomst bij overlijden a rato van een vast bedrag werd tegelijkertijd afgesloten ten gunste van derden, aangewezen door de bediende, overeenkomstig het burgelijk wetboek. Een groepsverzekeringspolis bestaat om de verbintenissen, welke uit deze bepalingen voortvloeien, te dekken. Deze zal in belangrijke mate moeten herzien worden vóór 31 december 2006 en dit conform de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen, welke van kracht werd op 1 januari 2004. De nodige stappen werden ondernomen en de onderhandelingen vonden plaats om de discriminatie in het bestaande systeem weg te werken. Per 1 januari 2007 zal het aanvullend pensioensysteem geen discriminatie bevatten.
208
D. SOCIALE BALANS Nummer waaronder de onderneming bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is ingeschreven (RSZ-nummer) : 030-1155022-64 Nummer van het paritaire comité dat bevoegd is voor de onderneming : 308
I.
STAAT VAN DE TEWERKGESTELDE PERSONEN
A.
WERKNEMERS INGESCHREVEN IN HET PERSONEELSREGISTER Codes
1. Voltijds
2. Deeltijds
1. Tijdens het boekjaar en het vorige boekjaar.
(boekjaar) Gemiddeld aantal werknemers Aantal daadwerkelijk gepresteerde uren Personeelskosten (in duizenden EUR) Bedrag van de voordelen bovenop het loon (in duizenden EUR)
2. Op de afsluitingsdatum van het boekjaar
B.
100 101 102
101,76 116.424,00 5.696,79
103
Codes
(boekjaar)
3. Totaal (T) of 4. Totaal (T) of totaal totaal in in voltijdse voltijdse equivalenten equivalenten (VTE) (VTE) (vorig (boekjaar) boekjaar)
12,91 17.482,50 722,74
114,67 157.843,00 6.419,53
XXXXX
XXXXX
36,00
1.Voltijds
2.Deeltijds
105
101
19
114,67
b. Volgens de aard van de arbeidsovereenkomst Overeenkomst voor een onbepaalde tijd Overeenkomst voor een bepaalde tijd
110 111
101 -
19 -
114,67 -
c. Volgens het geslacht Mannen Vrouwen
120 121
57 44
5 14
59,27 55,40
d. Volgens de beroepscategorie Directiepersoneel Bedienden
130 134
7 94
19
7,00 107,67
UITZENDKRACHTEN EN TER BESCHIKKING ONDERNEMING GESTELDE PERSONEN
Gemiddeld aantal tewerkgestelde personen Aantal daadwerkelijk gepresteerde uren Kosten voor de onderneming (in duizenden EUR)
Codes
1. Uitzendkrachten
VAN
2. Ter beschikking van de onderneming gestelde personen
150 151
0,069 126,00
-
152
3,2
-
209
31,00 (T)
3. Totaal in voltijdse equivalenten
a. Aantal werknemers ingeschreven in het personeelsregister
Tijdens het boekjaar
110,84 (ETP) 143.017,00 (T) 5.998,87 (T)
DE
II. A.
a.
b.
c.
TABEL VAN HET PERSONEELSVERLOOP TIJDENS HET BOEKJAAR INGETREDEN Codes
1. Voltijds
2. Deeltijds
3. Totaal in voltijdse equivalenten
Aantal werknemers die tijdens het boekjaar in het personeelsregister werden ingeschreven
205
10
-
10
Volgens de aard van de arbeidsovereenkomst Overeenkomst voor een onbepaalde tijd Overeenkomst voor een bepaalde tijd Vervangingsovereenkomst
210 211 213
10 -
-
10 -
Volgens het geslacht en het studieniveau Mannen: lager onderwijs secundair onderwijs hoger niet-universitair onderwijs universitair
220 221 222 223
2 1
-
2 1
230 231 232 233
2 2 3
-
2 2 3
Codes
1. Voltijds
2. Deeltijds
Vrouwen:
B.
a.
b.
c.
UITGETREDEN 3. Totaal in voltijdse equivalenten
Aantal werknemers met een in het personeelsregister opgetekende datum waarop de overeenkomst tijdens het boekjaar een einde nam
305
7
-
7
Volgens de aard van de arbeidsovereenkomst Overeenkomst voor een onbepaalde tijd Overeenkomst voor een bepaalde tijd
310 311
7 -
-
7 -
Volgens het geslacht en het studieniveau Mannen: lager onderwijs secundair onderwijs hoger niet universitair onderwijs universitair onderwijs
320 321 322 323
1 1 1
-
1 1 1
330 331 332 333
1 2 1
-
1 2 1
340 342 343
1 2 4
-
1 2 4
Vrouwen:
d.
lager onderwijs secundair onderwijs hoger niet-universitair onderwijs universitair
lagere onderwijs secundair onderwijs hoger niet-universitair onderwijs universitair onderwijs
Volgens de reden van beëindiging van de overeenkomst Pensioen Afdanking Andere reden
210
III.
STAAT OVER HET GEBRUIK VAN DE MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE WERKGELEGENHEID TIJDENS HET WERKJAAR Codes
MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE WERKGELEGENHEID 1.
Aantal betrokken werknemers 1. Aantal
Maatregelen voor een financieel voordeel 1.4. Vermindering van de arbeidsprestaties (deeltijdse loopbaanonderbreking)
413
2. In voltijdse equivalenten
13
7,07
Aantal werknemers betrokken bij één of meerdere maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid -
totaal voor het boekjaar
550
13
7,07
-
totaal voor het vorige boekjaar
560
12
8,70
IV.
INLICHTINGEN OVER DE OPLEIDINGEN VOOR DE WERKNEMERS TIJDENS HET BOEKJAAR
Totaal van de opleidinginitiative ten laste van werkgever
Codes
1. 2. 3.
5801 5802 5803
V.
Aantal betrokken werkenmers Aantal gevolgde opleidingsuren Kosten voor de onderneming
2. 3.
23 585,50 9.233,40
Codes
Vrouwen
5811 5812 5813
25 427,50 6.741,80
INLICHTINGEN OVER DE ACTIVITEITEN VAN VORMING, BEGELEIDING OF MENTORSCHAP DOOR DE WERKNEMERS GEGEVEN IN TOEPASSING VAN DE WET VAN 5 SEPTEMBER 2001 TOT DE VERBETERING VAN DE WERKGELEGENHEIDSGRAAD VAN DE WERKNEMERS
Activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap
1.
Mannen
Aantal werknemers welke deze activiteiten uitoefenden Aantal uren besteed aan deze activiteiten Aantal werknemers welke deze activiteiten volgden
Codes
Mannen
5804 5805
5 125
5814 5815
1 86
5806
31
5816
26
* *
*
211
Codes
Vrouwen
E. INLICHTINGEN INZAKE DE GEBRUIKTE WAARDERINGSMETHODEN.
ACTIVA
III. MATERIELE ACTIVA. A) Boekwaarde : De elementen waaruit het patrimonium samengesteld is, worden in de inventaris opgenomen voor hun aankoop- of bouwwaarde. De premies verkregen door het Fonds worden van de waarde afgetrokken. De werken in uitvoering worden opgenomen aan de prijs die door de leverancier wordt aangerekend, B.T.W. inbegrepen. De gepresteerde werkuren door de onderhoudsploeg van het Fonds voor de werken in het kader van de investeringen worden geboekt als vaste activa productie. B) Afschrijvingspercentages : De afschrijvingen op materiële vastliggende activa vertegenwoordigen de conventionele waardevermindering die de gebouwen hebben ondergaan. De werken in uitvoering en de bijkomende kosten, worden afgeschreven over dezelfde periode als het goed waarop ze betrekking hebben, behalve de administratiekosten van minder dan 250 EUR, die automatisch als kosten geboekt worden. De bijkomende kosten omvatten o.a. de notariskosten, de registratiekosten, de niet-aftrekbare belastingen en taksen. In 2005, werd de sociale zetel van de Crespelstraat 9 overgedragen naar de Zomerstraat 73 te Elsene. De vroegere sociale zetel werd te koop gesteld, daarom wordt er vanaf 2005 geen afschrijving meer uitgevoerd. Op de nieuwe sociale zetel, wordt de afschrijving op 33 jaar toegepast met aanwending van een jaarlijkse last van 3,03 %. De afschrijving wordt berekend op het bedrag van de geïnvesteerde kapitalen door het Woningfonds, verminderd met een vastgelegde forfaitaire som, die de waarde van de grond vertegenwoordigt, te weten 154,93 EUR/m² zijnde 416.770,99 EUR. De overdekte parking, aangekocht in 1994, gelegen Keyenveldstraat 6 te Elsene, wordt afgeschreven in 20 jaar a rato van 5 % na aftrek van de grondwaarde, die geschat wordt op 64 % van de aankoopprijs, zonder aktekosten. Betreffende de gebouwen aangekocht in het kader van de huurhulpverrichtingen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 december 1983, wordt de afschrijving berekend ten belope van 5 % op het jaarlijkse gemiddelde van de belegde netto 212
kapitalen. Hetzelfde geldt voor de woning gelegen Albaniëstraat te Sint-Gillis, die in het fonds B1 is opgenomen. De gebouwen aangekocht in het kader van de huurkoop- en verkoop na sanering/(weder)opbouwverrichtingen worden opgenomen voor hun aankoopwaarde plus het bedrag van de diverse kosten (aktekosten, werken), verminderd met de ontvangsten van eventuele renovatiepremies. Deze gebouwen worden niet afgeschreven aangezien ze waarschijnlijk slechts tijdelijk deel uitmaken van het patrimonium van het Woningfonds en doorverkocht worden aan de betrokken families voor de waarde die in zijn boeken is opgenomen op het ogenblik van de verkoop. In sommige gevallen is er een overdracht van een gebouw aangekocht in het kader van een huurkoopverrichting naar de huurhulp, wanneer er een verrichting niet gerealiseerd kan worden. In dat geval wordt de afschrijving, zoals hiervoor beschreven voor de gebouwen van de huurhulpverrichtingen, met terugwerkende kracht vanaf de aankoopdatum berekend, in overeenstemming met de richtlijn dd. 29 juli 1994 van de Commissie van Boekhoudkundige Normen. Indien gebouwen uit de huurhulpsector verkocht worden, dan zullen de afschrijvingen boekhoudkundig tegengeboekt worden. De afschrijvingen vertegenwoordigen de waardevermindering vastgesteld tijdens het boekjaar. Deze verminderingen werden als volgt berekend : -
meubilair, kantoormateriaal en telefonie : 10 % - 20 %, informaticamateriaal : 20 % - 25 %, gereedschap : 33,33 %, rijdend materiaal : 20 %.
Met ingang van 2006 wordt de vermindering prorata temporis berekend in functie van de aanschaffingsmaand. De aanpassing van deze evaluatieregel heeft een positief effect van 27.746,90 EUR op het resultaat van het boekjaar. V./VII.VORDERINGEN. De vorderingen worden opgenomen aan hun nominale waarde voor het openstaand bedrag. De verliezen op vorderingen worden geboekt onder de volgende omstandigheden : - wanneer de debiteur, die zijn verplichtingen niet nagekomen is, vervolgd wordt en zijn hypothecaire waarborg verdwenen is, door de gedwongen verkoop van het in pand gegeven goed; - wanneer de huurder achterstallen heeft (niet-betaalde huurgelden en terugvorderbare kosten), die onbetaald zijn gebleven gedurende 3 maanden of meer; - op het totaal te betalen door de huurder, wanneer hij de afgelopen 3 maanden of langer geen enkele betaling meer heeft verricht.
213
Er wordt voor de leningen van het huurgarantiefonds geen enkele voorziening geboekt, gezien de korte duur (van 12 tot 18 maanden) van de lening. De oninbare verklaarde vorderingen worden voor 100 % ten laste gelegd van het fonds B3. De verliezen van het fonds B2 van de jaren 1984 tot 1987 komen voor in de activa als vordering op meer dan één jaar. Deze bedragen zullen afgetrokken worden van de schuld, samengesteld uit de terugvorderbare voorschotten van het Gewest aan het Fonds in het kader van het fonds B2, bij ontbinding ervan. Subsidies, die het deel van inkomsten vertegenwoordigt voortkomend uit de storting van de geldsommen die worden opgelegd als stedenbouwkundige lasten, worden aan het Fonds toegekend om ze te bestemmen voor huisvesting. Het betreft voor 2005 een subsidie van 1.728.000,00 EUR en 591.000,00 EUR voor 2006. Het bedrag van 2.319.000,00 EUR werd opgenomen als vordering op het Gewest. De betaling zal in de loop van 2007 gebeuren. ANDERE ACTIVA. Alle aankoopfacturen van kantoorbenodigheden en klein materiaal worden, gezien hun gering belang, rechtstreeks in de kosten opgenomen.
214
PASSIVA
IV.B. ONBESCHIKBARE RESERVES. Deze omvatten de niet-uitkeerbare reserves in geval van ontslag van de samenwerkende vennoten of de reserves als dusdanig door de Algemene Vergadering aangeduid. In deze rubriek is eveneens opgenomen de onbeschikbare reserve, voorzien in de respectievelijke Koninklijke Besluiten van 26 maart 1965 en van 10 juli 1989, het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 30 november 1989 en 13 mei 1993 en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 en van 2 oktober 1997. Overeenkomstig dit laatste besluit, dienen de winsten verwezenlijkt in het fonds B2 op deze reserve gezet te worden. De aanwending hiervan wordt gezamenlijk vastgesteld door de Ministers of Staatssecretarissen die respectievelijk de begroting en de huisvesting in hun bevoegheid hebben, met dien verstande dat de eerste bestemming van deze reserve het dekken van de verbintenissen op korte, op middellange en op lange termijn van het Fonds dient te zijn. Overeenkomstig de uitleg van punt 4 van de betreffende sectie werd er in 2006 een onttrekking aan de reserve gedaan van 208.360,52 EUR ten einde alle kosten voor de organisatie en de werking van het fonds B3 te dragen. VII.3. GROTE HERSTELLINGS- EN ONDERHOUDSWERKEN. Een provisie wordt voorzien voor grote herstellingen en belangrijke onderhoudswerken voor de gebouwen aangekocht sinds 1975 in het kader van de huurhulpsector. De jaarlijkse voorziening werd vanaf 2002 op 1,5 % van de brutowaarde van de gebouwen gebracht.
SCHULDEN. De schulden worden opgenomen aan hun nominale waarde, voor het openstaande bedrag.
VIII. SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR. In 2006 werd er een obligatielening met Gewestwaarborg aangegaan voor een bedrag van 51.949.360,00 EUR, bij FORTIS aan een vaste rentevoet van 4,421 % voor een duur van 25 jaar. De betaling van kapitaal en intresten gebeurt in 25 gelijke jaarlijkse schijven van het 1ste tot en met het 25de jaar. Wat betreft de terugvorderbare voorschotten, zonder intresten, die van het Gewest ontvangen werden, zal men zich herinneren dat :
215
- het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 17 december 1992 de wijze van toekenning vaststelt van voorschotten toegestaan in het kader van het fonds B2. In geval van ontbinding van de maatschappij dienen deze voorschotten, na aftrek van een forfaitaire som a rato van 5 %, teruggestort te worden. Dit percentage dient tot dekking van de oninvorderbare schuldvorderingen en bijkomende kosten. - de ordonnantie van 16 juli 1998 en de overeenkomst van 10 december 1998, die getekend werd tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Fonds de toekenningsmodaliteiten van de voorschotten vaststellen ten einde een gewestelijke tussenkomst voor de samenstelling van een huurwaarborg inzake huisvesting te organiseren. Deze voorschotten zouden aan het Gewest moeten terugbetaald worden indien deze een eind stelt aan het systeem, na aftrek van de verschuldigde saldi voor de aan de gang zijnde leningen en het volledige bedrag van de oninvorderbare vorderingen. IX.E. SCHULDEN MET BETREKKING TOT BELASTINGEN, BEZOLDIGINGEN EN SOCIALE LASTEN. - Voorziening voor belastingen. De toelage aan de voorziening voor belastingen is samengesteld in functie van de specifieke aanslagvoeten van toepassing bij het Fonds. - Voorziening van vakantiegeld. De toelage aan de voorziening voor vakantiegeld is samengesteld in functie van het door de Administratie der Belastingen jaarlijks opgenomen percentage en er werd rekening gehouden met de werkelijke prestaties van de personeels-leden die wettelijk kunnen genieten van het dubbel vakantiegeld.
* *
*
216
INHOUDSTAFEL
Blz. Afkortingen .....................................................................................................................4 Verslag van de Raad van Bestuur.....................................................................................5
HOOFDSTUK I INVENTARIS VAN DE ACTIVITEITEN
15
Sectie I - De hypothecaire leningen
15
A. Algemene beschouwingen
15
1. Investeringen 2006....................................................................................................15 2. Jaarverrichtingen.......................................................................................................17 a) In het kader van het fonds B2 ...............................................................................17 Aanpassingen en hervormingen van de reglementen.........................................17 Het deskundig verslag ......................................................................................22 Info-onderhoud ................................................................................................23 De leningsaanvragen en de leningen verwezenlijkt in het kader van de algemene verrichtingen van hypothecaire leningen...........................................26 - De leningsaanvragen....................................................................................26 - De verwezenlijkte leningen..........................................................................28 De leningsaanvragen en de leningen verwezenlijkt in het kader van de aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen .......................................36 - De leningsaanvragen....................................................................................36 - De verwezenlijkte leningen..........................................................................37 De huur-verkoopverrichtingen en verrichtingen na sanering of (weder)opbouw37 - De huur- verkoopverrichtingen ....................................................................37 - De verrichtingen na sanering of (weder)opbouw..........................................37 b) In het kader van de andere fondsen .......................................................................47 3. Lopende leningen......................................................................................................48 a) In het kader van het fonds B2 ...............................................................................48 Algemeen beheer..............................................................................................48 Beheer van de betalingen..................................................................................54 b) In het kader van de andere fondsen .......................................................................56 B. Statistieken
57
1. Algemene verrichtingen van hypothecaire leningen - Fonds B2.................................57 2. Aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen ...............................................84 3. Verrichtingen na verskkop of (weder)opbouwVorderingsstaat op 31 december 2006 .......................................................................96 217
Blz. Sectie II - De huurhulp
97
A. Algemene beschouwingen
97
1. Algemeen overzicht van de sector .............................................................................97 a) De kandidaat-huurders........................................................................................102 b) De huurders ........................................................................................................104 c) De gebouwen......................................................................................................105 d) De woningen ......................................................................................................105 2. Jaarverrichtingen.....................................................................................................108 a) De huurders ........................................................................................................108 b) Het beheer van de verhuringen en de betalingen verschuldigd door de huurders .............................................................................................................109 Het algemeen beheer ......................................................................................109 Het beheer van de betalingen..........................................................................111 c) De evolutie van het patrimonium in de loop van het dienstjaar............................112 De investeringen ............................................................................................112 De verwezenlijkingen.....................................................................................113 De renovatie en het onderhoud van het oude patrimonium .........................113 Het patrimonium in creatie ........................................................................116 d) De rentabiliteit van de nieuwe verhuringen .........................................................117 B. Statistieken
120
Sectie III - Bijzondere verrichtingen
140
A. Gedelegeerde opdrachten
140
B. Gelijkgestelde verrichtingen
147
C. Stedenbouwkundige lasten
150
D. Diverse samenwerkingsakkoorden met derden
152
Sectie IV - Tussenkomst in de samenstelling van een huurwaarborg
153
A. Algemene beschouwingen
153
1. Algemeen overzicht van de sector ...........................................................................153 2. Jaarverrichtingen.....................................................................................................154 3. Het beheer van de betalingen...................................................................................159 B. Statistieken
218
160
Blz. HOOFDSTUK II MARKANTE FEITEN EN GEBEURTENISSEN SINDS 1 JANUARI 2007 - VERWACHTE WIJZIGINGEN
169
HOOFDSTUK III DANKWOORDEN - ADMINISTRATIE - WETGEVING
173
Sectie I - Dankwoorden - Administratie
173
Sectie II - Wetgeving
175
HOOFDSTUK IV ONTLEDING VAN DE REKENINGEN
179
Sectie I - Voorstelling en indeling van de rekeningen
179
A. De hypothecaire leningen ........................................................................................181 1) De evolutie van de uitstaande leningen ...............................................................181 2) Het verloop van de terugbetalingen.....................................................................181 3) De afgeloste leningen .........................................................................................182 B. De huurhulpverrichtingen........................................................................................182 C. De huurkoop en verrichtingen van sanering/(weder)opbouw-verkoop .....................183 D. De leningen voor de samenstelling van huurwaarborgen .........................................184 E. De waardewijzigingen op schuldvorderingen ..........................................................185 F. De resultaten ...........................................................................................................186 G. De aanwending der saldi .........................................................................................187
Sectie II - Statistieken
189
Sectie III - Jaarrekeningen per 31 december 2006
194
A. Balans na winstverdeling.........................................................................................195 B. Resultatenrekening..................................................................................................197 C. Toelichting..............................................................................................................199 D. Sociale balans .........................................................................................................209 E. Inlichtingen inzake de gebruikte waarderingsmethoden ...........................................212 *
*
219
*