Jaarverslag 2013
Jaarverslag 2013
Colofon Uitgave Combiwel Postbus 95304 1090 HH Amsterdam t. 020-575 47 00
[email protected] www.combiwel.nl Redactie: Margot Kijlstra, Annabelle Daudey Tekst: Martin Gerritsen Opmaak: Amsterdam Drukwerk Fotografie omslag: Bart Homburg, Oranje Fonds Fotografie: 207 Studio juni 2014
Jaarverslag 2013
Inhoud Interview Hans Zuiver
4
Interview Coby van Berkum
8
Om het Kind
12
Aandacht voor broertjes en zusjes
16
Bewonersgestuurde wijkontwikkeling
19
Combiwel in het nieuws
22
Dijk 270
24
Wijkteams 27 Amsterdams Ontmoetings Centrum
31
EcoSol 34 Organisatie 36 Personeel en financieel resultaat
40
Jaarverslag 2012 4
Bestuurder Hans Zuiver
“Koers op kansen” Participatiesamenleving. Of dragende samenleving. Het speelt een belangrijke rol in het overheidsbeleid. De overheid trekt zich terug en de samenleving krijgt meer taken. Het is de filosofie van waaruit Combiwel al jaren werkt. Alleen vergeet de overheid een belangrijk onderdeel, stelt Hans Zuiver. Ze moet het wel mogelijk maken dat mensen in de samenleving participeren. Dat is niet iets dat vanzelf gebeurt. “Maak de mensen eigenaar van hun eigen probleem”, zegt de bestuurder van Combiwel. “Dan zijn ze ook de eigenaar van hun oplossing.”
“A
msterdam krijgt er allerlei taken bij als gevolg van de transitie van de jeugdzorg, de zorg en de participatiewet”, vertelt Zuiver. “Dat gaat samen met de overheveling van taken van de AWBZ naar onder andere de Wmo en de omvorming van stadsdelen naar bestuurscommissies. Er verandert dus enorm veel tegelijkertijd. Centraal in de gedachten bij deze veranderingen staat de dragende samenleving, de ‘civil society’. Die samenleving moet meer en meer zelf oplossen. Maar het is opvallend dat de samenleving die zo’n belangrijke rol in het overheidsbeleid speelt, van diezelfde overheid amper aandacht krijgt. Zo hebben we in de gemeente Amsterdam onder andere portefeuillehouders voor de kunst, voor de jeugd, voor het onderwijs, voor de arbeidsparticipatie en voor de zorg. Maar we hebben geen portefeuillehouder voor de dragende samenleving. Dat is vreemd. Alsof de samenleving als vanzelf mensen ondersteunt. Dat is althans hetgeen ik in de politiek bespeur; de samenleving gaat zijn gang wel, daaraan hoef je niet zo veel te doen.”
Niet vanzelf Zuiver onderschrijft het belang van de dragende samenleving, maar stelt dat die samenleving niet iets is wat er als vanzelf is. “Het is inderdaad van belang dat je uitgaat van hetgeen de mensen zelf kunnen”, beaamt hij. “Je moet niet in eerste instantie kijken naar wat een instelling kan bieden als het gaat om het recht op zorg of het recht op ondersteuning. Je moet eerst kijken wat mensen zelf kunnen.” Hij geeft een voorbeeld: “Als ik thuis een klus moet doen aan mijn woonark, vraag ik mijn buurman of hij mij kan helpen. De volgende keer sta ik te klussen bij de buurman. Of doe ik de boodschappen voor de buurvrouw. Sterker nog, als ik boodschappen ga doen, vraag ik of ik voor haar wat mee kan nemen. Is dat mantelzorg? Is dat burenhulp? Is dat burgerschap?”
5
Jaarverslag 2013 6
Dat is het ideaalbeeld dat de overheid voor ogen staat. Alleen is een dergelijke samenleving er niet als vanzelf. “Het klinkt gewoon, maar is dat niet”, stelt Zuiver. “Als een groep jongeren in de buurt voor overlast zorgt, bel je de gemeente met het idee dat zij het probleem moeten oplossen. Maar je kunt ook gewoon met die jongens een praatje maken, ze bij je leefomgeving betrekken, ze uitnodigen verantwoordelijkheid te nemen. Op die manier stimuleren mensen elkaar, zetten ze elkaar in hun kracht.” Welzijnswerk kan dat ondersteunen.
Probleemgestuurde financiering Hoe zorg je er nu voor dat mensen elkaar stimuleren, dat de dragende samenleving vorm krijgt? Zuiver: “Dat was in feite de taak van het oude buurthuiswerk, namelijk het stimuleren van mensen om te participeren, om zelf initiatief te nemen, om zelf hulp te organiseren. Maar het vreemde is dat dit is wegbezuinigd.” Hij doelt hiermee uitdrukkelijk niet op het welzijnswerk waarbij professionals taken van de samenleving overnamen. Dat werk was volgens hem het gevolg van probleemgestuurde financiering. “Als we een probleem signaleren, dan investeren we geld om dat probleem aan te pakken. Enkele jaren terug waren de problemen in de Diamantbuurt en rond het August Allebéplein enorm, met als gevolg dat het geld daar naar toe ging. Alle aandacht ging naar ‘de klootzakken’, alle aandacht ging naar de problemen. Maar de problemen werden niet minder. We koesterden de problemen omdat ze geld opleverden. Het frappante is ook dat de problemen afnamen op het moment dat de financiering stopte.” Zuiver pleit voor een andere manier van kijken. “Kijk niet naar problemen, maar koers op kansen. Maak de mensen eigenaar van hun buurt. Geef ze een hark, zodat ze voor de eigen groenvoorziening zorgen. Dat vinden ze leuk en als vanzelf gaan ze beter zorgen voor hun leefomgeving. Dat idee pasten we in het verleden al toe bij onze jongerencentra. We lieten de jongeren zelf het centrum opknappen, want dat wist je zeker dat de verf langer op de muur bleef zitten.”
Eigenaar Natuurlijk zijn er problemen in Amsterdam, erkent Zuiver. Maar een eenzijdige focus op die problemen brengt geen oplossing. “Maak de mensen eigenaar van hun eigen probleem”, zegt hij. “Dan zijn ze ook de eigenaar van hun oplossing.” “We moeten op buurtniveau initiatieven ondersteunen en verbondenheid creëren”, gaat hij verder. “Combiwel doet dat bijvoorbeeld met ‘Dijk 270’, een voormalig jongerencentrum in Amsterdam-Noord. Dat deden we door het eigenaarschap bij de buurt te leggen. We brachten verschillende initiatieven bijeen, zoals een maaltijdservice, een espressobar, een kantoor met flexplekken en een ‘repaircafé’. Die mensen runnen nu samen ‘Dijk 270’. Onafhankelijk van elkaar kunnen ze een dergelijk pand niet draaiende houden, maar wel samen. Zo is er een jongen die ontbijten regelt. Hij maakt ’s ochtends zijn brood klaar, maar houdt tegelijk ‘Dijk 270’ open, zodat mensen daar koffie komen drinken. Roos Marijn Kok heeft dat voor ons opgezet, maar ze trekt zich als professional steeds verder terug uit ‘Dijk 270’, zodat het echt iets van de buurt zelf wordt. Roos Marijn is ondertussen bezig dergelijke projecten in West en Nieuw-West op te zetten vanuit Combiwel” ‘Dijk 270’ is een goed voorbeeld van hoe Zuiver het welzijnswerk ziet. Combiwel fungeert als aanjager van de dragende samenleving. Niet door zaken van de mensen over te nemen, maar door ze in hun kracht te zetten. Op het moment dat dat het geval is, trekt Combiwel zich weer terug zodat de mensen daadwerkelijk eigenaar worden van hun buurt.
Preventie Daarmee kun je ook problemen voorkomen, zoals in de Diamantbuurt en het August Allebéplein. Zuiver legt uit: “Amsterdam zet in op preventie. Die begint volgens de gemeente bij de Ouder- en Kindteams. Daar kunnen mensen aankloppen als ze vragen hebben. Maar dan is het eigenlijk al te laat. Vroegtijdige interventie begint op de rand van de zandbak. Je moet mensen aanspreken,
enthousiasmeren en voorkomen dat ze straks naar het Ouder- en Kindteam stappen.” Hij chargeert: “De Ouderen Kindteams huisvesten professionals om problemen op te dweilen. Ze worden afgerekend op het aantal klanten. Ik vind dat je afgerekend moet worden op het aantal klanten dat niet aanklopt voor hulp.” Hij geeft een voorbeeld uit de Diamantbuurt. “We hebben het stadsdeel voorgesteld dat wij zorgen voor 5 procent minder instroom van jongeren in de jeugdhulpverlening. Daar mocht het stadsdeel ons op afrekenen. We investeerden dat geld in de buurt, geld dat we onder andere kregen van het Oranjefonds. Er kwam een buitenspeeldag, een rommelmarkt, meidenwerk etc. Wij organiseerden dat niet, maar ondersteunden de bewoners in de organisatie daarvan. Het waren initiatieven van en voor de bewoners, waarbij juist ook de jongeren werden betrokken. Op die manier werd de buurt weer van hen. Het gevolg was inderdaad dat de problemen in de buurt afnamen.”
Eenvoudig model Het model dat de gemeente nastreeft, biedt dan ook geen oplossing voor de problemen, betoogt Zuiver. “De gemeente heeft de stad ingedeeld in 22 wijken. In elke wijk komt een wijkteam jeugdzorg, een wijkteam welzijn en een wijkteam participatie. Op het moment dat er sprake is van ingewikkelde problematiek of een meervoudige hulpvraag, komen mensen bij de Samen DOEN-teams.” Een rekensom leert dat er ca. 100 teams van professionals komen die gescheiden van elkaar opereren. Zuiver pleit voor een model waarbij de nulde, eerste en tweede lijn integraal samenwerken. Dus geen schotten tussen jeugd, zorg en werk, maar teams die een buurtcombinatie bestrijken. “Het is zo eenvoudig”, zegt Zuiver. “We hebben in Amsterdam 104 buurtcombinaties die elk ongeveer 7000 bewoners tellen. Als je nu in elke buurt zorgt voor een jongerenwerker, een wijkverpleegkundige en een buurtwerker, dan leg je daarmee de basis voor de dragende samenleving. Natuurlijk zal het per buurt iets verschillen. Zo heb je in Buitenveldert wellicht 0,5 fte
buurtwerker nodig, maar wel 1,5 fte wijkverpleegkundige. In de Hoofddorppleinbuurt is dat wellicht andersom. Je kijkt namelijk naar wat bij de buurt past. Die drie professionals kunnen de buurt ondersteunen en zorgen voor de gesprekken op de rand van de zandbak. Dat is vroegtijdige interventie. Daarmee voorkom je dat mensen bij Ouder- en Kindteams of zorginstellingen komen en vervolgens doorstromen naar de nog duurdere vormen van hulp.” En daarmee leg je volgens Zuiver werkelijk de basis voor een dragende samenleving. “Premier Rutte wil dat de samenleving zelf problemen oplost, maar dan moet je die samenleving daarin wel faciliteren. Natuurlijk moet er een vangnet zijn als het niet goed gaat, maar met dit model komen er aanzienlijk minder mensen terecht in dit vangnet.” Volgens Zuiver is dit model ook aanzienlijk goedkoper. “Als je dit model doorrekent, kom je aan salariskosten voor drie professionals in 104 buurten uit op een bedrag van 16 tot 18 miljoen euro op jaarbasis. Dat is maar een fractie van het budget dat de stad komende tijd aan jeugdzorg en zorg gaat besteden. Dat is namelijk 240 en 260 miljoen op jaarbasis. En dan kijk ik nog even niet naar de AWBZ-gelden voor de wijkverpleegkundigen.” Zuiver heeft dan ook een voorstel: “Als we nu eens 5 procent van dat budget afromen en besteden aan de dragende samenleving. Daar besparen we namelijk enorm veel geld mee. Daarmee wordt de jeugdzorg en de zorg daadwerkelijk goedkoper. Het geld is in elk geval beter besteed dan aan het bouwen van een heel nieuw instituut. Met dit geld krijgt de dragende samenleving daadwerkelijk vorm.”
7
Jaarverslag 2013 8
Coby van Berkum,
voorzitter bestuurscommissie Amsterdam-Noord
‘Durf los te laten’ “Van het welzijnswerk verwacht ik dat ze mogelijkheden zien die verder gaan dan individuele ontplooiing.” Dat zegt Coby van Berkum, sinds de gemeenteraadsverkiezingen is ze voorzitter van de nieuwe bestuurscommissie Amsterdam-Noord. Tot de verkiezingen was ze stadsdeelwethouder met in haar portefeuille onder andere zorg, welzijn, jeugd en onderwijs. Ze heeft een uitgesproken visie op het welzijnswerk. “Welzijn moet ervoor zorgen dat mensen zo snel mogelijk zelf aan de slag kunnen, zelf hun problemen kunnen oplossen. Het liefst op een manier dat de welzijnswerker overbodig wordt.”
“W
voor hun situatie. Wij hebben in de afgelopen periode een ‘Eigen Krachttraining’ van tien bijeenkomsten voor deze mensen gefinancierd. Maar daarmee ben je er nog niet. Je moet ervoor zorgen dat deze mensen weer deelnemen aan de samenleving. Een van de medewerkers participatie en activering van Combiwel zorgde ervoor dat deze mensen een stap verder konden zetten. Ze bracht de mensen bijeen in buurtcentrum ‘De Meeuw’, waar ze allerlei activiteiten ondernamen. Ze steunden elkaar en vervolgens maakte Combiwel de stap naar buiten. De medewerker participatie en activering benaderde bedrijven in de buurt. Nu is het voordeel dat we in Noord veel hippe bedrijven hebben die open staan voor bijzondere initiatieven. Een voorbeeld is ‘Chocolatemakers’, waar ze chocolade maken op een maatschappelijk verantwoorde en milieuvriendelijke manier. Kon dit bedrijf deze vrouwen geen werk bieden? Nu werken daar enkele van die vrouwen. En dat is precies wat ik wil. Mensen in hun eigen kracht zetten en vervolgens een duurzame oplossing zoeken. Van het welzijnswerk verwacht ik dat ze hier een neus voor hebben, dat ze mogelijkheden zien die verder gaan dan individuele ontplooiing.”
e hebben hier een groot stadsdeel met inmiddels 90.000 inwoners”, vertelt Van Berkum in haar nieuwe werkkamer met een mooi uitzicht over het stadsdeel. “Hier woont een grote diversiteit aan mensen; arm en rijk, hoog en laag opgeleid. Wij willen ervoor zorgen dat al die mensen het prettig vinden om hier te leven en dat niemand door de bodem van de bestaanszekerheid zakt.” Dat is een uitgangspunt dat iedereen kan onderschrijven. De vraag is alleen hoe je dat in praktijk brengt in een tijd waarin fors wordt bezuinigd en grote veranderingen op til zijn in de zorg, de jeugdzorg, de participatie en het onderwijs. “Het is inderdaad niet makkelijk”, beaamt Van Berkum. “We hebben al vier jaar van bezuinigingen achter de rug waarin we al keuzes moesten maken. En ik weet wat die keuzes in de praktijk betekenen, want ik kom zelf uit dit veld.” Van Berkum werkte zeven jaar als coördinator Buurtnetwerken Jeugdhulpverlening bij de Stichting Welsean. Ze hanteerde daarom niet de ‘kaasschaafmethode’, maar keek welke activiteiten een duurzame bijdrage leverden aan de samenleving, naar activiteiten die de participatie van de bewoners bevorderden. “Dat betekende bijvoorbeeld dat we geen geld meer beschikbaar stelden voor tijdelijke projecten”.
Krijtmolen
Eigen kracht De manier waarop Van Berkum de bezuinigingen invulde, heeft te maken met haar visie op welzijn. Zij vindt dat welzijn mensen zodanig in hun kracht moet zetten dat ze weer actief deelnemen aan de samenleving. “Kijk naar de mensen die in armoede leven”, legt ze uit. “Ze leven veelal in een isolement, onder andere omdat ze zich schamen
Foto: BLINKfotografie
De zorg is een ander veld waar Van Berkum een soortgelijke taak voor het welzijnswerk ziet, namelijk het stimuleren van de eigen kracht van bewoners en het initiëren van duurzame oplossingen. “Op het gebied van de zorg komen veel veranderingen op ons af”, zegt ze. “Een van de zaken waar we mee te maken hebben is de overheveling van de zorg van de AWBZ naar de Wmo. Hoe moet dat vorm krijgen? Hier in Noord werken verschillende
9
Jaarverslag 2013 10
instellingen nu samen in de Krijtmolenalliantie, zoals het ziekenhuis, zorgverzekeraar Achmea en Combiwel. Deze alliantie kijkt hoe ze de zorg kan verankeren in de buurt, onder andere met de wijkzorgteams.” “Dit stadsdeel kent een hoge zorgconsumptie”, gaat ze verder. “Het terugdringen van die zorgconsumptie is een belangrijk uitgangspunt van de Krijtmolenalliantie. Dat is ook de reden dat Achmea er bij betrokken is. Ziektekostenverzekeraars hebben er namelijk direct voordeel bij als de vraag naar zorg afneemt. Maar hoe krijg je dat voor elkaar? De alliantie onderzoekt dat aan de hand van casussen. Hoe ga je bijvoorbeeld om met kwetsbare ouderen? Deze groep zit niet zelden in een isolement. Dat isolement kun je doorbreken door deze mensen weer bij de samenleving te betrekken. Ook daarin zie ik een belangrijke rol voor het welzijnswerk. Je zult meer verbindingen in wijken moeten leggen. Dat gaat verder dan alleen de buurvrouw die af en toe boodschappen doet. Ook hier moet je mensen in hun eigen kracht zetten op een manier dat ze zo snel mogelijk met andere bewoners aan de slag kunnen.” Dat vergt ook een andere instelling van de bewoners van het stadsdeel. “Mensen kunnen niet meer zomaar aanspraak maken op allerlei rechten. Je kunt niet meer zeggen dat je recht hebt op een scootmobiel als je slecht ter been bent. De vraag is: wat heb ik nodig om te blijven functioneren? Wat is er nodig zodat ik langer thuis kan blijven wonen? Dat gaat verder dan alleen een scootmobiel. Het gaat dan om een structuur waarin mensen wat voor elkaar kunnen betekenen, een structuur waarin mensen elkaar kunnen opvangen.”
Ouder- en Kindteams Naast de AWBZ en de Wmo-zorg krijgt ook de jeugdzorg een nieuwe opzet, onder andere in de vorm van Ouderen Kindteams die wijkgericht gaan werken. Dit moet een laagdrempelige voorziening worden waar ouders met opvoedvragen terecht kunnen. Dat gebeurt onder andere op scholen, waar de Ouder- en Kindteams een opvoedondersteuner plaatsen. Geen gelukkige keuze, meent Van Berkum. “Scholen worden gezien als belangrijke vindplek. Dat is natuurlijk mede ingegeven door de invoering van het passend onderwijs. Schoolbesturen hebben zich hard gemaakt om de zorg in de scholen georganiseerd te krijgen omdat zij straks meer zorgleerlingen hebben. Dat is op zich logisch, maar de school is geen belangrijke vindplek. Ouders gaan niet zomaar met hun opvoedvragen naar school.” Opvoedondersteuning moet volgens Van Berkum plaatsvinden nog voordat ouders zich melden bij de Ouder- en Kindteams. “Daarvoor moet je de wijk in, zoals de Opvoeding- en Ondersteuningsmedewerkers van Combiwel dat deden. Afgelopen jaar heb ik ook bewust geïnvesteerd in de Noordse speeltuinen. Daar kun je op een laagdrempelige manier opvoedondersteuning bieden. Daar kun je preventief bezig zijn met ouders. Op het moment dat ze aankloppen bij de Ouder- en Kindteams ben je eigenlijk al te laat.”
Verbinden Van Berkum maakt zich zorgen over de manier waarop welzijn, participatie, zorg en jeugdzorg in de buurt georganiseerd worden. “We hebben in Noord enorm geïnvesteerd in maatschappelijke instellingen die goed
samenwerken. Met de veranderingen die op komst zijn, dreigt dat toch weer te verkokeren. Het is vooral aan de stadsdelen om de samenwerking te behouden en te bevorderen, ook over de verschillende domeinen heen.” Voor Amsterdam-Noord was dat de reden vooraan te lopen in de zogenaamde proeftuinen, plaatsen waar de nieuwe werkwijze wordt uitgeprobeerd. “Dan hebben we de mogelijkheid om een model neer te zetten waarbij we straks niet het kind met het badwater weggooien. Het probleem met dit soort grote transities is dat ze van achter de tekentafel worden bedacht, terwijl je aansluiting moet zoeken met netwerken in de buurt. We moeten niet werken vanuit een blauwdruk, maar luisteren naar de basis, goed kijken wat wel en wat niet werkt in de praktijk. Pas dan kun je de transities tot een succes maken.”
Lef Dat vergt lef en vertrouwen, vertrouwen in de samenleving. “Je moet als overheid durven los te laten. Dat is niet makkelijk, want rondom de zorg en de jeugdzorg is enorm veel regelgeving. Maar je moet niet alles willen regelen als overheid. Natuurlijk zijn we verantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen. En natuurlijk moeten we er als overheid voor zorgen dat mensen niet door de bodem zakken. Bepaalde basisvoorzieningen blijven nodig. Maar we moeten ook het lef hebben om de samenleving voor een deel haar eigen gang te laten gaan. Het is misschien een rare vergelijking, maar als mensen een feest willen geven op het NDSM-terrein, dan geven we een vergunning als we de organisatie vertrouwen. Dan bemoeien we ons niet met de inhoud van het feest, zo lang de veiligheid maar geborgd is. Dat is de basis. Dat lef
moeten we ook hebben met zaken als opvoedondersteuning en zorg.” “Welzijn heeft daarbij de taak verbindingen te leggen”, gaat Van Berkum verder. “Je kunt het zien als de smeerolie van de buurt en de wijk. Het welzijn moet weer naar het oude opbouwwerk, namelijk ervoor zorgen dat mensen zo snel mogelijk zelf aan de slag kunnen, zelf hun leven vorm kunnen geven. Het liefst op een manier dat de welzijnswerker overbodig wordt. Dat wil overigens niet zeggen dat het gehele welzijnswerk op termijn overbodig wordt. De dragende samenleving krijgt namelijk niet vanzelf vorm. Het is evenmin een samenleving waarin mensen het maar zelf moeten uitzoeken. Het is een samenleving waarin mensen vanuit hun eigen kracht vorm geven aan hun leefomgeving. Het welzijnswerk kan dat stimuleren, maar daarbij moet ze niet in de valkuil trappen dat ze weer allerlei clubjes voor mensen gaat organiseren. De mensen moeten het zelf doen.”
11
Jaarverslag 2013 12
Om het Kind
‘De buurtgerichtheid is nu ook minder’
Kleine problemen klein houden. Dat is het uitgangspunt van de gemeente. Alleen gebeurt dit nog teveel vanuit scholen en te weinig vanuit de samenleving zelf. Een gesprek met Raymonde Broerse, coördinator zorg 0-4 jaar, Barbera Olthof, ouder- en kindadviseur 4-12 jaar, Jamila Kmammahi, voorschoolleidster bij Rosa en Carien Sierksma, pedagogisch coach VVE voor vijf voorschoolgroepen.
“C
ombiwel heeft de laatste jaren fors geïnvesteerd in de kwaliteit van de voorschool. “Deels omdat de wet dit vereist”, vertelt Raymonde, “maar ook omdat onze voorscholen steeds meer kinderen op de groep krijgen die extra zorg en aandacht vragen. Dat is het gevolg van de ontwikkelingen in de jeugdzorg en het speciaal onderwijs. Ongeveer 20 procent van onze kinderen heeft op dit moment extra zorg nodig, maar op sommige locaties is dat wel 40 tot 45 procent.” Uitbreiding van het aantal HBO’ers op de groep betekende een flinke ingreep, want alleen al in Amsterdam-Noord heeft Combiwel 55 peutergroepen verdeeld over 20 voorscholen. Raymonde: “We hebben fors geïnvesteerd in onze leidsters. Zo zijn er meer HBO’ers gekomen en hebben we veel van onze medewerkers geschoold van SPW-3 naar SPW-4. Bovendien hebben we nu coaches die de leidsters begeleiden.” Een van die coaches is Carien: “Ik ondersteun de pedagogisch medewerkers zodat ze inzicht krijgen in hun eigen functioneren en vooral in hun pedagogisch handelen. Verder help ik ze bij het opstellen van leerdoelen en groepsplannen. Zo wordt het voor iedereen helder wat we voor ieder kind
13
Jaarverslag 2013
willen bereiken op het moment dat het vier jaar is en naar de vroegschool gaat.”
Ouderbetrokkenheid
14
Belangrijk uitgangspunt op de voorscholen is de ouderbetrokkenheid. Raymonde: “Onze oudercontactmedewerkers werken intensief met de ouders. Dat gebeurt niet alleen op de voorschool, maar met VVE Thuis geven we de ouders ook opdrachten mee voor thuis.” Jamila, leidster en oudercontactmedewerker op voorschool Rosa: “Wij vinden het belangrijk om ouders bij de school te betrekken. Zo weten ze precies wat hun kinderen doen. We laten ouders de ‘gewone’ dingen doen, zoals het versieren van het lokaal. Maar we betrekken ze ook bij het programma. Dat doen we met VVE Thuis. Daarbij werken we steeds met thema’s. Zo werken we nu met het thema ‘Lente’. We houden een bijeenkomst met ouders over wat lente is. Daarbij vertellen we wat ze thuis kunnen doen, bijvoorbeeld voorlezen uit een boekje of een werkje maken.” “Spelend leren is ook bij VVE Thuis het uitgangspunt”, zegt Raymonde. Het is de bedoeling dat ook de ouders vanuit die filosofie werken. “We vragen op onze voorscholen ook of ouders hun
kinderen niet bij ons afleveren, maar de eerste vijftien minuten op de groep blijven, bijvoorbeeld om een boekje met de kinderen te lezen of een puzzel te maken. Daarmee zorg je dat je echt iets met elkaar doet, maar je stimuleert ook dat de ouders dit thuis doen.” Daarnaast vergroot Combiwel de ouderbetrokkenheid met de ouderkamers. Daar komen ouders bijeen en worden niet alleen zaken besproken die direct betrekking hebben op de voorschool, maar bijvoorbeeld ook opvoedvragen. Raymonde: “Maar we maken het ook mogelijk dat ouders met elkaar kunnen koken. Dat doen ze graag en is tegelijk een manier waarop ze elkaar kunnen ontmoeten, ondersteunen en helpen.” Jamila: “Het leuke is dat mensen ook buiten school over deze onderwerpen gaan praten. Vaak kennen ze elkaar ook al van de speeltuin. Dat geldt minder voor mensen die niet uit deze buurt komen, maar daar letten we op. Ook hen proberen we erbij te betrekken.”
Zorg Zoals Raymonde aan het begin al zei komen er steeds meer kinderen op de voorscholen die extra zorg nodig hebben. Die zorg wordt veelal aange-
boden samen met gespecialiseerde organisaties, zoals MOC ’t Kabouterhuis, NSDSK (Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind) en Altra. Dat gebeurt in samenwerking met de Ouder- en Kindteams die afgelopen jaar in Amsterdam zijn opgezet. Die Ouderen Kindteams richten zich overigens niet alleen op kinderen op de voorschool, maar op alle kinderen. Zo werkt Barbera als ouder- en kindadviseur op de IJsbreker, een school bij Overhoeks. “Wij werken daar vanuit de visie van ‘Om het Kind’, waarbij het er onder andere om gaat kleine problemen ook klein te houden door mensen snel te helpen. Het idee is dat de drempel voor mensen om op school over opvoeding te praten vrij laag is. Daardoor kun je opvoedingsondersteuning geven nog voor problemen uit de hand lopen. IB’ers en leerkrachten kunnen ouders naar mij doorverwijzen en omdat ik op school zit, kan dat makkelijk. Verder komen kinderen bij mij vanuit het zorgbreedteoverleg en af en toe komen ouders uit zichzelf op gesprek. Soms komen ze bij mij met relatief kleine opvoedvragen, maar vaak zijn de problemen niet meer klein. Dan spelen ook andere zaken mee, zoals echtscheiding of financiële problemen.”
Preventie Barbera probeert in een aantal gesprekken te inventariseren wat er aan de hand is. Daarbij kan ze terugvallen op de kennis van de andere leden van het Ouder- en Kindteam, waarin ook een gzpsycholoog, een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige en iemand van Altra, Spirit, Doras, MEE of de GGD deelneemt. Vanuit al hun verschillende expertises ontstaat zo een generalistisch team dat kijkt welke hulp ze kan inzetten. “Soms hebben we gesprekken, maar vaak zetten we ook een traject of cursus in vanuit Triple P, het programma voor Positief Opvoeden”, vertelt Barbera. “Maar als de problematiek zwaarder is, verwijzen we door naar de Samen DOEN-teams of naar de flexibele schil.” De flexibele schil is de naam voor de gespecialiseerde organisaties op het gebied van de jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie. Het werk van het Ouder- en Kindteam heet preventief, maar is dat in praktijk niet. Het team komt in actie nadat ouders zijn doorverwezen door leerkrachten of het zorgbreedteoverleg. “Ik geef nog wel groepscursussen Triple P aan ouders en beroepsopvoeders in heel Noord”, zegt Barbera. “Dat kun
je op zich nog wel zien als preventie. Maar het is een enorm verschil met hoe het was. Als medewerker Opvoeding en Ondersteuning waren we meer ‘outreachend’ bezig. We zaten in de speeltuinen met de folders op de rand van de zandbak. Daar spraken ouders je zelf aan met kleine vragen en kon je hen direct adviseren. Daar is nu geen ruimte meer voor. Ouders komen nu pas bij ons als er al iets aan de hand is. De buurtgerichtheid is nu ook minder. We zoeken daarom nu naar manieren om alle ouders te bereiken, onder andere door aan te sluiten bij initiatieven in de buurt en door informele netwerken te ondersteunen. Preventie staat hoog in het vaandel, maar we hebben tijd nodig om een gedegen aanpak te ontwikkelen.”
15
Jaarverslag 2013 16
H
Aandacht voor broertjes en zusjes
‘We zijn de gezinnen ingeslopen’ Een ‘no go-area’ was het Smaragdplein nog geen zes jaar terug. Inmiddels is het een van de veiligste plekken van Amsterdam. Geheim van het succes? Geen aandacht meer voor probleemjongeren, maar voor hun broertjes en zusjes. Niet vastbijten in problemen, maar het ontginnen van kansen. Een gesprek met Ahmet Balci, leidinggevende jongerenwerk en buurtbewoonster en vrijwilligster Mariska de Swart.
et is druk in multifunctioneel centrum ‘De Edelsteen’. Tieners maken huiswerk achter de computer, moeders zijn druk aan het koken voor de buurt en op de gang is een gitaarles bezig. Buiten op het plein trappen jongens in de voetbalkooi tegen een bal, terwijl de jongere kinderen in het klimrek krioelen.“Het Smaragdplein was een plek waar je vroeger beter niet kon komen”, vertelt Ahmet Balci terwijl hij naar buiten wijst. “De oudere jongeren hadden het plein overgenomen. Er gebeurde van alles wat niet mocht.” Mariska de Swart: “Vroeger kwam ik niet zo vaak aan deze kant van de buurt, maar tijdens een wandeling kwam ik hier ineens. Aan de straatnaambordjes zag ik dat ik in de Diamantbuurt zat. Dat was een rare ervaring. De straten oogden vriendelijk, maar volgens de verhalen was dit de vreselijkste buurt
van Amsterdam.” Ahmet vertelt over de aanpak van de problemen: “Het stadsdeel zette fors in met extra politie-inzet en cameratoezicht. Alleen repressie hielp niet. De problemen bleven. We zetten daarom ook in op de preventie. We zijn met onze jongeren naar het plein gaan kijken. ‘Het is jullie plein’, zeiden we. ‘Hoe moet het er volgens jullie uitzien?’ We hebben vervolgens samen het plein aangepakt. Nu is het hun plein. Het is nu een van de veiligste plekken van Amsterdam. Jongeren uit andere buurten komen hier naar toe omdat het zo rustig en veilig is. ‘Hier staan ze tenminste niet te blowen’, zeggen ze dan. Het is het plein van de buurt. Als er iets gebeurt wat niet kan, spreken de buurtbewoners de jongeren direct aan. Jongeren weten het nu ook; als je rottigheid wilt uithalen, moet je hier niet zijn.” Die veiligheid is niet alleen een gevoel.
Ahmet heeft ook cijfers over schooluitval en politiecontacten paraat. “Tot vier jaar terug kwamen elk jaar vijftien tot twintig jongeren voor het eerst in aanraking met politie en justitie, de nieuwe aanwas dus. Nu zijn dat er nog maar vier. En dat voor veel minder geld.”
Roer om Het budget werd zes jaar terug vooral besteed aan de jongeren die voor problemen zorgden. Intensieve begeleiding moest er voor zorgen dat de overlast afnam. “Maar het vervelende was dat het niet hielp”, zegt Ahmet. “Veel van die jongeren belandden in de criminaliteit, maar op het moment dat ze ouder werden, verdwenen ze uit ons zicht. Het vervelende was alleen dat hun plaats direct werd ingenomen door een nieuwe groep jongeren, veelal de broertjes en zusjes, die voor dezelfde problemen zorgde.” Het roer ging daarop om. “We besloten het geld preventief in te zetten. We wilden voorkomen dat de broertjes en zusjes dezelfde kant op zouden gaan. Dat was niet eenvoudig, want de problemen waren groot. Hun schoolloopbaan haperde of ze konden geen stage vinden. Het opvoedingsklimaat was niet altijd optimaal en veel gezinnen hadden schulden. Daar waren vaak al talloze hulpverleners mee bezig, maar de problemen werden niet minder. Dat kwam vooral omdat hulpverleners zorg overnemen en geen verantwoordelijkheid bij de mensen
17
Jaarverslag 2013 18
zelf neerleggen. Dat werkt niet. Je moet jongeren niet verplichten tot huiswerkbegeleiding, maar zorgen dat ze zelf inzien dat ze bijscholing nodig hebben. Dat wil niet zeggen dat ze geen huiswerkbegeleiding moeten krijgen of ouders geen opvoedondersteuning moeten krijgen. Dergelijke aanbod kan nodig zijn, maar de wil om er naar toe te gaan moet wel vanuit de mensen zelf komen. Het moet geen verplichting zijn.”
over Churchill, over Wilders. Soms eten we een ijsje, soms gaan we naar een museum. Op die manier krijgt hij de uitdaging die hij thuis niet heeft. Zijn moeder heeft de zorg over vier kinderen en daarom minder tijd. Het is een fantastische vrouw, maar soms iets te zorgzaam. Als hij zijn werkstuk voor school niet had gemaakt, maakte zij het voor hem. Anders kreeg hij een onvoldoende. Maar juist van zo’n onvoldoende leert hij.”
Mentoren
Ouders
Cruciaal in de aanpak zijn de mentoren, mensen met een baan die een tot anderhalf uur per week met de jongeren wilden praten. Tachtig vrijwilligers melden zich hiervoor, uiteenlopend van een notaris tot medewerkers van de KPN. Mariska was een van hen. Ze is projectmanager bij ABN Amro, maar werkte vroeger in een kindertehuis. “Ik wilde nog wat met die ervaring en het mentorproject sprak me aan. Het is voor jongeren heel motiverend als iemand zich vrijwillig voor hen inzet. Tegelijk is het leuk voor jezelf. Je leert veel van andere mensen en het is mooi om te zien hoe een jongen opbloeit.” Ze was eerst mentor van een Ghanese jongen. “Hij was op zijn dertiende naar Nederland gekomen en kende hier helemaal niemand. Hij kwam nooit bij Nederlandse mensen. We hebben hem eens thuis te eten gevraagd. Voor ons was het iets kleins, voor hem heel bijzonder.” Nu is ze mentor van een veertienjarige jongen. “Een hele slimme jongen”, vertelt ze. “Hij zit in 2 gymnasium. We deden in het begin wat breinspelletjes, maar ik praat ook met hem over zijn huiswerk en we werken aan de verbetering van zijn handschrift. Ik zie hem eens per week en praten over van alles. Over de Tweede Wereldoorlog,
Naast de coaches bracht Combiwel ook de ouders samen. “Het is nu druk in het buurthuis, maar anderhalf jaar terug kwam een deel van deze vrouwen nog niet eens op straat,” vertelt Ahmet. “Nu komen ze hier om te koken, maar voor ons is het belangrijk dat ze met elkaar praten. Voorheen was het taboe om te praten over de kinderen en over de opvoeding. De problemen bleven op die manier achter de voordeur verborgen. Nu brengen we tijdens het koken allerlei onderwerpen ter sprake en spreken de vrouwen er onderling over. Hoe gaan ze om met hun kinderen? Hoe zorg je ervoor dat je kind geen schulden maakt?” Uiteraard is er soms hulp nodig. “Bijvoorbeeld voor het leren van gesprekstechnieken, omgangsnormen of leren omgaan met teleurstellingen”, zegt Ahmet. “Maar het belangrijkste is dat ze meedoen in de samenleving. “We stimuleren ook dat de jongeren vanaf veertien jaar een bijbaantje nemen. Dat biedt ze niet alleen perspectief, maar geeft ze ook waardering. Je ziet sommige jongens nu keihard werken bij Albert Heijn. Ze zijn trots, want ze tellen mee. En dat terwijl hun oudere broer wellicht meer geld verdient met de criminaliteit.”
Niet pamperen “We pamperen hier geen jongeren meer”, zegt Ahmet. “Vroeger organiseerden we van alles. Dan gingen we met de jongeren naar Walibi. Waarom? Met welk doel? Nu gaan we ook nog naar Walibi, maar dat is op verzoek van de jongeren. Ze sparen er zelf maanden voor. Als ze genoeg geld hebben, vragen ze of we meegaan omdat er een volwassen begeleider nodig is. Het initiatief komt dus vanuit de jongeren. Ze leren zo ook met geld omgaan en alles te regelen. Zo zijn ze zich bewust dat ze niet zomaar geld van de samenleving krijgen. De ‘pamperactiviteiten’ zijn ook weg. Je vindt hier geen pingpongtafel of een playstation. Want van twee jaar lang tafeltennissen in een donkere ruimte word je echt niet socialer.” “Kijk”, gaat Ahmet verder, “Als je je vroeger op de inloop niet gedroeg, werd je naar huis gestuurd en mocht je een tijdje niet meer komen. Maar daarmee veranderde er niets. Als iemand zich nu niet gedraagt, gaan we samen naar de ouders. Wat speelt er? Hoe komt het dat de jongere zich niet gedraagt? Wat kunnen we er samen aan doen? Op die manier maak je bewust gebruik van de krachten van het gezin. Dat is het fundamentele verschil met vroeger. We zitten nu in de systemen van de jeugd, de gezinnen, de buurt. We hebben allemaal hetzelfde belang, namelijk dat het goed gaat met de jeugd.” “En”, voegt Mariska toe. “de saamhorigheid in de buurt is tegenwoordig groot. Doordat ik vaak op het buurtcentrum ben, ken ik veel mensen. Ik kan de deur niet uitgaan of ik heb een gesprekje met iemand. Tegelijk zie je ook wat de kinderen aan het doen zijn. Dat was vroeger niet zo.”
Bewonersgestuurde wijkontwikkeling
“Het is niet bedacht, het is niet voorgekookt.” “The sky is the limit”, zegt buurtbewoonster Hanneke Teunissen enthousiast. Ze is een van de bewoners van het buurtje ‘Plan Van Gool’ in Amsterdam-Noord die zich actief inzet voor de bewonersgestuurde wijkontwikkeling. Jorrit Boomgaardt van Combiwel coacht de bewoners daarbij. “De kracht is dat mensen zelf zaken opzetten die ze leuk vinden.”
“H
et idee van de bewonersgestuurde wijkontwikkeling is dat buurtbewoners zelf het beheer over hun wijk gaan voeren”, legt Jorrit uit. “Daartoe krijgen ze een gebouw en vanuit dat gebouw kunnen ze allerlei initiatieven ondernemen. Cruciaal is dat het vanuit de bewoners zelf komt. Zij komen met buurtbedrijfjes of bewonersinitiatieven.” Hanneke: “Samen willen we onze wijk mooier, schoner, veiliger en leuker maken.” Plan Van Gool is een van de drie wijken in Amsterdam waar deze buurtgestuurde wijkontwikkeling vorm krijgt. De andere twee zijn in Bos en Lommer en Nieuw-West. Het is een initiatief van de centrale stad, de stadsdelen en de woningcorporaties. De algehele coördinatie is in handen van Aura de Klyn. Combiwel is er in de persoon van Jorrit bij betrokken om de bewonersinitiatieven te begeleiden en de buurtbewoners te coachen.”
Actieve buurt Hanneke: “Deze buurt is in 1968 gebouwd. Het is een buurt waar oorspronkelijk veel mensen uit de middenklasse woonden. Het was een actieve buurt. In de jaren zeventig werd er van alles door de buurtbewoners ondernomen, zo zetten ze zelf een buurtcrèche op. Al die activiteiten werden in de jaren tachtig
overgenomen door professionals. En toen die weg werden bezuinigd, vielen ook de activiteiten weg. In dezelfde periode veranderde de buurt. Een deel van de mensen bleef, maar veel verhuisden naar elders. Voor hen in de plaats kwam een grote diversiteit aan mensen, vooral omdat de woningen hier naar Amsterdamse begrippen erg groot zijn.” De sociale cohesie verdween en de buurt vervuilde. De woningcorporatie wilde de woningen renoveren, maar juist dat zorgde voor enorme tegenstellingen in de wijk. Want moest er eigenlijk wel gerenoveerd worden? Hanneke: “De optimistische sfeer uit de begintijd was helemaal weg en door de tegenstelling over de renovatieplannen werd de sfeer steeds negatiever.”
Doorbreken De bewonersgestuurde wijkontwikkeling moet deze negatieve sfeer doorbreken. Jorrit: “De afgelopen maanden hebben wij de problemen en krachten van Plan Van Gool in kaart gebracht. Er zijn een hoop dingen die beter kunnen: er ligt veel straatvuil, er is weinig samenhang en er zijn weinig activiteiten. Van de andere kant biedt de wijk ook veel mogelijkheden: er is veel groen, een grote diversiteit en er zijn veel mensen die iets voor de wijk willen doen.”
19 19
Jaarverslag 2012 2013
“We begonnen met een voorlichtingsbijeenkomst”, gaat Jorrit verder. “En de groep die daar kwam was aardig gemêleerd. Het was een redelijke dwarsdoorsnede van de bewoners. Alleen de jongeren zijn misschien wat ondervertegenwoordigd. Vanuit die eerste bijeenkomst kwamen verschillende initiatieven, zoals opknappen van de speelplaatsen, een kringloop- en ruilwinkel, naailessen, een sociaal restaurant, een maatjesproject, schoonmaakacties, een buurtkrant en buurttelevisie.”
20
Natuurspeelplaats Hanneke was een van de mensen die op die eerste bijeenkomst kwam. Zij kwam met het voorstel een natuurspeelplaats te maken voor de kinderen. “Samen met de kinderen wil ik die speelplaats ontwerpen”, zegt ze. “Vervolgens wil ik die speelplaats samen met de buurt bouwen, onder andere op kluszaterdagen. Dat moet lukken als ik de buurt continu bij het ontwerp betrek en telkens terugkoppel waar we mee bezig zijn. Op die manier werk je echt samen met de mensen.” Op de volgende bijeenkomsten kwamen andere bewoners met nog veel meer ideeën. Onder andere voor buurtbedrijfjes, maar ook voor initiatieven om de buurt verder te helpen. Zo kwam er een groep die zich bezig houdt met het schoonhouden van de buitenruimte. Zij zijn nu al geregeld in de wijk te vinden met hun papierprikkers.
Zweinstein “De welwillende mensen hebben de handen ineen geslagen”, stelt Hanneke. Het mooie is dat dit ook fysiek gestalte krijgt. Het leegstaande pand van BSO Zweinstein mogen de bewoners gebruiken. Van daaruit kunnen ze hun activiteiten ontplooien. Jorrit: “Wij richten ons op buurtbedrijfjes, zoals een kringloopwinkel, een sociaal restaurant, een wellnesscentrum en een schoonmaakbedrijf. Daarnaast komen er buurtinitiatieven die niet direct een verdienmodel hebben, zoals een contactinitiatief, een buurtkrant en buurttelevisie. Het gaat allemaal om initiatieven van en door buurtbewoners. Of die initiatieven daadwerkelijk van de grond komen, hangt af van het ondernemingsplan en hun eigen inzet. Ze kunnen met een goed plan ook in aanmerking komen voor een microkrediet of een maatschappelijke subsidie van het sociaal stimuleringsfonds.”
Spoedcursus Jorrit coacht de bewoners hierbij. Ze krijgen van specialisten een spoedcursus ondernemen: Wat is de visie van het bedrijf? Wat is de missie? Hoe schrijf je een gedegen ondernemingsplan? Hoe zet je de boekhouding op? Waar kun je geld vandaan halen? Jorrit helpt ze de theorie die ze daar leren in de praktijk te brengen. Op dit moment is hij samen met de bewoners bezig met het opzetten van een coöperatieve vereniging. Maar hoe
moet de verhouding worden tussen bedrijfjes, maatschappelijke initiatieven en individuele bewoners? Het zijn vragen die op dit moment actueel zijn. Uiteindelijk doel is dat Jorrit zich helemaal uit het project terugtrekt. Bewoners moeten het beheer zelf in handen nemen en ook verantwoordelijk worden voor het geld dat beschikbaar is voor de publieke ruimte. Op die manier moet de bewonersgestuurde wijkontwikkeling zichzelf in stand houden. Ze willen in elk geval niet meer in de oude valkuil trappen als in de jaren negentig van de vorige eeuw, toen alle initiatieven verdwenen toen de professionals werden wegbezuinigd.
21
Kracht Hanneke: “De kracht van het project is dat mensen zaken opzetten die ze leuk vinden. Het is niet voor ze bedacht, het is niet voorgekookt. Wat wij belangrijk vinden, kunnen we verder uitwerken. Door de laagdrempeligheid van alles, kunnen we veel mensen bereiken. Je ziet nu al resultaten, bijvoorbeeld van de “Schoon” groep die het zwerfvuil verwijdert uit de buurt. Mensen spreken elkaar weer aan. Ik denk dat over vijf jaar de sociale cohesie weer voor een belangrijk deel terug is in deze wijk. Dan zijn er voldoende leuke activiteiten waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten. Alles kan nog gebeuren. The sky is the limit.”
Foto: SKPVG
Jaarverslag 2013 22
Combiwel in het nieuws
Jongeren en jongerenwerkers in gesprek met Tweedekamerleden over Jeugdwet
Diner Pensant met Phillip Blond op 15 mei
Op donderdag 3 oktober spraken jongeren en jongerenwerkers met een aantal Tweedekamerleden. Een bijzondere ontmoeting met de politiek die de werkelijkheid nu recht in de ogen keek en soms met een brok in de keel de verhalen hoorde van de jongeren ter plekke. De aanwezige Kamerleden ontdekten tijdens dit gesprek dat jongerenwerk in feite doet, waarvan ze dachten dat jeugdzorg dat deed: een professionele vertrouwde band kweken waardoor de jongere tijdig naar je toe komt om hulp te vragen. Gemeenten gaan straks gekwalificeerde jeugdzorg inkopen. Maar kopen ze ook preventieve jeugdhulp van het professionele jongerenwerk in?
Combiwel haalt het debat over lokale initiatieven naar de buurt. We startten in het buurtrestaurant Coco’s in Bos en Lommer met niemand minder dan Phillip Blond. Phillip Blond is een internationaal erkende politiek denker, filosoof en sociaal en economisch commentator. Hij overbrugt de kloof tussen politiek en praktijk door het aanbieden van strategisch advies en beleidsformatie aan overheden, bedrijfsleven en organisaties over de hele wereld. In 2009 richtte hij de onafhankelijke Britse denktank ResPublica op. Daarnaast is hij academicus, journalist en auteur. Met zijn ideeën over Big Society heeft hij grote invloed op de agenda van de huidige regering van Cameron. Blond is een groot voorstander van actief burgerschap en participatie via sociale ondernemingen; geef burgers meer invloed op de uitvoering.
Foto: Silvia Benschop
Foto: Maarten Brante
Koningin Maxima op bezoek bij Kamers met Kansen Koningin Maxima en Wethouder Pieter Hilhorst waren op 6 december op bezoek bij het Combiwel project Kamers met Kansen in de Indische buurt en de Albert Heijn in de Molukkenstraat. Kamers met Kansen is een wonenleren-werken traject voor MBO leerlingen van 18 tot 26 jaar met risico op schooluitval, op weg naar een startkwalificatie. Zij krijgen een steuntje in de rug in de vorm van een kamer en coaching. Kamers met Kansen Combiwel doet mee met het “Kansen voor jongeren” programma van het Oranjefonds. Hier staat het werken met vrijwilligers en het behalen van een startkwalificatie centraal. Hare Majesteit ging op bezoek bij jongeren, die wonen in het project Kamers met Kansen. Zij werd door de projectcoördinator Veronika Nab van Combiwel enthousiast welkom geheten. In de woning heeft Koningin Maxima met veel belangstelling alle persoonlijke verhalen van de zes aanwezige jongeren aangehoord en zo inzicht gekregen waarom het project zo waardevol voor hen is.
Boodschappenbusje in West rijden Na 25 jaar heeft Combiwel besloten voor de boodschappenbus in Bos en Lommer niet langer het busje en de chauffeurs van Connexxion te huren. Naar aanleiding van berichtgeving hierover in onder andere het Parool stelden de stichting Masterboys en de stichting AORC-Lebo de bus van hun zaalvoetbalvereniging belangeloos ter beschikking. Medewerkers van het sociale wijkteam van Combiwel wisten vrijwilligers uit de buurt te enthousiasmeren om de bus te rijden. Hierdoor is het sinds de jaarwisseling niet alleen voor ouderen in Bos en Lommer mogelijk zelf hun boodschappen te kunnen blijven doen, maar heeft dit zich uitgebreid naar de Baarsjes. De boodschappenbus vervult een belangrijke rol in bestrijding van eenzaamheid onder ouderen.
23 23
Foto: Lia Groen
Combiwel Academie met Jim Diers en Martin Stam
8 mei brengt Marijke Vos een werkbezoek aan Combiwel
Op 1 november kwam een illustere gast de Combiwel Academie bezoeken: Jim Diers. Diers is docent aan de Universiteit van Washington, op het gebied van landschapsarchitectuur en burgerinitiatieven. Diers spreekt ook vaak in andere steden als lid van het Asset-Based Community Development Institute en als auteur van diverse publicaties over burgerkracht. In Seattle groeide een initiatief rond het planten van bomen om de stad groener te maken uit tot een heuse burgerbeweging. Mensen ontdekten de kracht die ze met elkaar konden ontwikkelen om richting te kunnen geven aan allerlei bewegingen die belangrijk voor ze zijn. Diers concludeert: de overheid en non-profit organisaties zijn nodig maar niets is vervangbaar voor de inzet van burgers, alle grote veranderingen komen van onderop.
Marijke Vos, voorzitter van de landelijke brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening MOgroep, bracht op woensdag 8 mei een werkbezoek aan een aantal sociaal maatschappelijke projecten van Combiwel in verschillende stadsdelen. Amsterdamse burgers en het welzijnswerk lieten Vos zien hoe ze al vooruitlopen op de vele veranderingen die eraan komen in de wijken. Door dit bezoek informeerde Combiwel de landelijke brancheorganisatie over vooruitstrevende manieren om lokaal samen met buurtbewoners leefbaarheid en het sociaal functioneren van burgers die dat nèt nodig hebben te verbeteren. Marijke Vos kon knelpunten, zorgen over bezuinigingen èn goede voorbeelden doorvertellen aan de landelijke politici met wie zij spreekt tijdens overleggen. Foto: Paulien de Gaaij
Jaarverslag 2013
Roos Marijn Kok en Donna Harreman
De vrolijke buurteconomie van Dijk 270
De zon streelt het terras van Dijk 270. Binnen heerst bedrijvigheid. Het duistere pand aan de Buikslotermeerdijk transformeerde in korte tijd van een dichtgetimmerde bouwval tot een centrum van de buurteconomie, met tal van kleinschalige initiatieven. Een gesprek met Roos Marijn Kok van 24 Combiwel en buurtbewoonster Donna Harreman.
“H
elp mee. Roos kan het niet alleen.” Dat stond op het bord bij het dijkhuis aan de Buikslotermeerdijk terwijl Roos Marijn Kok binnen de boel opknapte. “Het was hier een grote puinhoop”, vertelt ze. “Ik begon met opknappen, maar deed dat met de ramen open. Zo zag iedereen dat er wat gebeurde. En met het bord nodigde ik mensen uit om te komen helpen. Op die manier kom je vanzelf in contact met de buurtbewoners. Sommigen kwamen een praatje maken, anderen boden hun hulp aan, weer anderen hadden adviezen. ‘Waarom maak je daar geen luifeltje?’ Ik nodigde ze dan uit om zelf dat luifeltje te komen maken.”
Station Roos Het was dezelfde manier waarop ze met Station Roos was begonnen, een koffieen ijszaak aan de Wibautstraat. Tijdens de verbouwing plakte ze de ramen niet af, maar deed alles in openheid, met als gevolg dat mensen haar aanspraken. “Allerlei mensen wilden me helpen”, vertelt ze. “Ik zei dan dat ik geen geld had om personeel aan te nemen. Maar ze wilden geen geld, ze wilden wat doen.” Zo kwam ook Hans Zuiver, directeur van Combiwel bij haar langs. “Wat jij hier doet, willen wij ook”, zei hij. Roos: “Hij vertelde dat hij met het pandje van Dijk 270 in zijn maag zat. Het was ooit een jeugdhonk dat sinds de sluiting dichtgetimmerde ramen had. Combiwel wilde het pand geschikt maken voor kleinschalige initiatieven vanuit de buurt, zodat er een soort van buurteconomie zou ontstaan. En ze wilden dat ik dat op zou zetten zoals ik ‘Station Roos’ had opgezet vanuit een verlaten Chinees restaurant. Op zich ligt mij het wel om kansen te zien op plekken die kansloos lijken.”
Passie/uren Roos werkte in de begintijd bijna dag en nacht aan het pand. “Soms wel tachtig uur in de week”, zegt ze. “Passie-uren
25
Jaarverslag 2013 26
noem ik dat.” Maar het werkte. Buurtbewoners raakten enthousiast omdat er weer wat met het pand gebeurde en langzaam maar zeker druppelden de eerste ideeën binnen voor kleinschalige handelsactiviteiten. Zo kwam ook Donna Harreman bij Dijk 270. “Ik kookte onder de naam ‘Tante Lies’ maaltijden die ik in mijn eigen huis serveerde. In eerste instantie voor ongeveer twaalf mensen, maar dat groeide al snel uit tot 68 mensen. En dat paste niet in mijn woning. Ik moest dus groter, maar wilde niet direct voor mezelf beginnen. Dat vraagt een veel te grote investering. Zeker in deze crisistijd. Toen maakte een van m’n klanten me attent op Dijk 270. Het pand kende ik wel, van vroeger. Ik vond het altijd een mooi dijkhuisje.” “Ik kwam bij Roos Marijn en legde mijn plan uit”, gaat Donna verder. “’Nou, laat maar eens wat proeven’, zei ze. “Zo ben ik hier in augustus begonnen.” Naast Donna kwamen er meer buurtbewoners met ideeën langs. Roos keek steeds of de ideeën levensvatbaar waren, of er een link met welzijn was en of de mensen uit de buurt kwamen. “Er komen wel zestig mensen met ideeën”, zegt ze. Maar als je vraagt om met een concreet plan te komen, blijven er uiteindelijk tien over. Die tien plannen leiden weer tot drie gesprekken en uiteindelijk blijft zo één concreet plan van actie over.” Dat leidde er uiteindelijk toe dat nu zeven onderne-
Wijkteams
mingen actief zijn in Dijk 270, variërend van het eethuis van Donna tot een open-luchtsauna en een open podium. Ze draaien allemaal een redelijke omzet, vertelt Roos.
Ja, mits Het bijzondere van Dijk 270 is dat de ondernemers zelf het pand open moeten houden. Als degene die broodjes verzorgt zijn broodjes klaar maakt, houdt hij ook het café open. Als Donna maaltijden serveert, kunnen de mensen van de sauna aan de bar een drankje halen. “Je moet hier voor elkaar open staan”, zegt Roos. “Als jongens met een sauna willen beginnen en er is een markt voor, dan kan dat. Als iemand met een idee komt, zeggen we niet ‘Nee, tenzij’, maar ‘Ja, mits’. Je moet hier samen met andere mensen de ruimte delen. Je moet het liefst uit de buurt komen. Het moet commercieel zijn, maar wel met een welzijnstint. Als je te commercieel bent, loop je stuk op de mentaliteit hier. Het draait hier niet alleen om geld en om alles vol te krijgen.” “Ik ben te soft om te commercieel te zijn, maar te commercieel om welzijn te zijn”, verduidelijkt Roos. “Appeltaart gooi ik op het einde van de dag niet weg. Die geef ik liever aan iemand die na het schoonmaken nog aan de deur klopt. Toen afgelopen zomer de sluis af en toe dicht ging, deelde ik ijsjes ter promotie uit. Gratis.
Daar worden mensen vrolijk van en dat is ook wat waard. Bovendien vertelt het zich door met als gevolg dat mensen hier graag komen.”
Nieuw-Zeelands Lam “We leren veel van elkaar”, zegt Donna. “We spreken alles onderling af. Als ik een keer niet kan koken, komt er een gastkok die bij wijze van spreken Nieuw-Zeelands Lam maakt. En alles gaat samen. De bezoekers van de sauna komen hier met alleen een handdoekje om iets bij de bar bestellen terwijl mijn mensen hier eten. Die staan wel even raar te kijken. Je kunt zeggen dat zoiets niet kan, maar je kunt het ook anders benaderen. Het is hier niet saai. Er gebeurt altijd iets waarover je kunt praten.” Roos: “Het is hier ontspannen. Iedereen gaat relaxed met elkaar om, heeft goede bedoelingen en houdt het graag leuk. Niets of niemand is gek. Maar het is niet alleen leuk. Je moet wel met een goed ondernemingsplan komen en je moet willen samenwerken met de anderen. Combiwel faciliteert, maar de ondernemers moeten het zelf draaien. Ze doen het fantastisch.” Roos werkt inmiddels ook geen tachtig uur per week in de Dijk meer, maar nog slechts acht uur. Ze kunnen Roos altijd bellen als er iets is, maar zij zelf is inmiddels op twee andere plaatsen in de stad bezig iets soortgelijks op te zetten voor Combiwel.
Zorgen dat mensen elkaar helpen Individuele hulpverlening was een belangrijk speerpunt van de maatschappelijke dienstverlening oude stijl. Dat uitgangspunt is met de komst van wijkteams in West verlaten. Vaker wordt naar de waarde van groepshulp gekeken en een link gelegd met het versterken van de buurt. Een gesprek met buurtbewoners Erik Bus en Chiquita Krook en teamleider sociaal wijkteam Westerpark Bert Kort. “Mensen houden zelf de regie en betrekken de omgeving meer bij de oplossing van problemen.”
“Z
es dagen na het interview kan Erik Bus beginnen met zijn werk als receptiemedewerker bij de Mansveltschool. “Dat is zo snel gegaan”, vertelt hij. “Ik zit nu sinds een week in het traject voor een participatieplek bij DWI, maar door mijn contacten met het wijkteam hier heb ik sneller werk dan DWI kon bedenken. Dat komt door mijn vrijwilligerswerk als ervaringsdeskundige bij het ‘Financieel Forum’. Daar vertelde ik dat ik bij DWI zit. Iemand vertelde me toen dat ze bij de Mansveltschool een receptiemedewerker zochten. Morgen ga ik op gesprek en over zes dagen kan ik beginnen. Geweldig toch.”
Groep Erik Bus kwam, net als Chiquita Krook, ongeveer een jaar eerder bij het wijkteam. “Eigenlijk weet ik niet meer precies hoe ik hier terecht ben gekomen”, vertelt Chiquita. “Het was in elk geval vanwege mijn schulden. De problemen waren zo groot, dat ik ze wel moest aanpakken. Ik klopte aan bij maatschappelijk werk en verwachtte dat ze me daar zouden kunnen helpen mijn problemen op te lossen. Ik kreeg een gesprek en vervolgens stuurden ze me door naar een groep waar ik zelf aan de slag moest.” Dat was de zogenaamde ‘stabilisatiegroep’. Hierin zitten onge-
veer tien mensen met schulden. Doel van de groep is dat ze zicht krijgen op hun financiën. “Je begon met ‘mappen’”, gaat Chiquita verder. “Dat is het op orde brengen van al je financiële zaken. Je krijgt een map met tabbladen en daarin sorteer je alle zaken, zoals rekeningen, brieven van incassobureaus, leningen en alle andere financiële papieren. Daarnaast krijg je ook informatie over zaken als belastingen.” Chiquita had er geen problemen mee dat ze haar financiën in een groep op orde moest brengen. “Eigenlijk was het wel fijn”, zegt ze. “Je ziet dat jij niet de enige bent met schulden.” Erik: “Je bent net zo open als je zelf wilt. En voor je privacy hoef je niet bang te zijn. Je hebt allemaal je eigen map met papieren.”
Langdurig Zowel Chiquita als Erik kwamen terecht in de schulddienstverlening, een vaak langdurige procedure met als doel dat de schulden gesaneerd worden. Als er teveel obstakels zijn om op afzienbare termijn te saneren, dan probeert de schulddienstverlening als eerste de financiële situatie te stabiliseren. Als de gemeentelijke kredietbank de schuldsanering accepteert, zit je drie jaar in een saneringsregeling. Ondertussen moeten ze zien rond te komen met weinig geld en met dat doel volgden Erik en Chiquita
27 27
Jaarverslag 2012 28
de budgetcursus. Erik: “Je leert daar omgaan met geld. Je krijgt bijvoorbeeld van anderen tips hoe je met 55 euro per week rond moet komen, nou ja, in hoeverre dat mogelijk is. Waar kun je het beste boodschappen doen? Koop groot in en vries vervolgens alles in, want dat is goedkoper.” Chiquita: “Je kijkt welke uitgaven belangrijk zijn. Vervolgens deel jij je uitgaven in, zodat je er veel meer bewust van bent.”
Veranderd inzicht Het idee van de groepsgewijze aanpak van schulddienstverlening komt voort uit de veranderende inzichten van onder andere het stadsdeel West, Combiwel en brancheorganisaties als de MO Groep, vertelt Bert Kort, teamleider sociaal wijkteam Westerpark: “Er is een inhoudelijk besef dat een collectieve oplossing vaak meer effect oplevert. Daarnaast bereik je meer mensen met minder professionals en dat maakt de hulp goedkoper. Maar ik redeneer vooral vanuit de inhoud en zie dat je met deze manier van werken eraan bijdraagt dat mensen zelf de regie houden en de omgeving meer betrekken bij de oplossing van problemen. Het goede van deze groepen is ook dat mensen ‘tips en trucs’ van elkaar leren.” Daarnaast ziet Bert mogelijkheden dat ervaringsdeskundigen als Erik en Chiquita anderen in de wijk kunnen helpen. “Onze maatschappelijke dienstverlening participeert in het meldpunt ‘Eropaf’.
29
Jaarverslag 2013 30
Dat is een initiatief van onder andere de energiebedrijven, woningcorporaties en de maatschappelijke dienstverlening. Op basis van signalen leggen sociaal werkers contact met mensen die een betalingsachterstand van drie maanden hebben. Het idee is dat je mensen beter dan al kunt helpen. Je voorkomt dan dat ze straks helemaal in de shit zitten. Hier tussen zijn ook mensen die de problemen ontkennen of geen hulp willen hebben. Verder aandringen van het wijkteam zien ze vaak als te bemoeizuchtig. Daar kunnen volgens mij ervaringsdeskundigen een rol spelen. Zij komen uit de buurt, hebben hetzelfde meegemaakt en zijn geen professional. Dat maakt ze toegankelijker en ze kunnen makkelijker vertrouwen winnen.”
Huisbezoeken Met deze werkwijze zorg je er ook voor dat de mensen uit de buurt elkaar helpen, zonder dat daar altijd een professional aan te pas hoeft te komen. Bert geeft nog een voorbeeld. “Vanwege de bezuinigingen zijn de ‘outreachend’ sociaal psychiatrisch verpleegkundigen in de wijk verdwenen. Nu leggen ervaringsdeskundigen contact, de zogenaamde ‘Vliegende Brigade’. Dat doen ze ook vanuit de wetenschap dat hulpverleners vaak worden gemeden. Zij kijken of mensen ondersteuning nodig hebben. Het gaat om mensen uit de buurt die weten wat
Amsterdams Ontmoetings Centrum
in de buurt speelt en waar ondersteuning is te vinden. Het gaat niet om een professionele bemoeial.” Een ander voorbeeld is de thuisadministratie voor ouderen. Voorheen bezochten professionals ouderen thuis die geen partner of netwerk hadden en hielpen hen met de zaken als brieven van instanties die ze niet begrepen of het aanvragen van een ov-chipkaart. Nu komen de ouderen zelf met hun papieren naar het ‘Huis van de Buurt’. Hier kunnen ze samen aan die papieren werken. Bert: “Het mooie is dat deze ouderen hierdoor weer contacten met elkaar krijgen. Een vrouw die hier al een tijd alleen woonde, wilde graag op vakantie maar durfde niet in haar eentje. Bij de ‘thuisadministratiesalon’ sprak ze met anderen die wel zo’n reis hadden ondernomen en daar enthousiast over spraken. Nu heeft ze inmiddels haar eerste reis geboekt.”
Huisbezoeken Erik en Chiquita zetten hun eigen ervaring nu in binnen de ‘Financiële Salon’ en de ‘Stabilisatiegroepen’. Zij helpen als vrijwilliger anderen hun financiën op orde te krijgen. “Ik heb het druk”, zegt Chiquita. “Ik ben hier nu regelmatig. Het weekend help ik weer met de kledingverkoop.”
Dementie midden in de samenleving Niet alleen creatieve activiteiten, maar ook een filosofiegroep. De hulp aan mensen met dementie ontwikkelt zich snel. De talenten vormen nog steeds het uitgangspunt, maar de zorg wordt nu gedeeld met familieleden. Soms zelfs met de hele buurt. Het plaatst mensen met dementie midden in de samenleving. Een gesprek met Annemieke Verhoogt, programmamanager Zorg en Joke Bos, leidinggevende van het AOC De Pijp.
“W
e bieden in onze Ontmoetingscentra geïntegreerde ondersteuning aan mensen met dementie en mantelzorgers”, vertelt Joke Bos. “Dat doen we al vanaf 1993. Het is een laagdrempelige voorziening midden in de wijk. We steunen mensen niet op de traditionele manier, maar ontwikkelen hun talenten. We werken vanuit een psychosociale visie waarbij we kijken hoe ouderen en mantelzorgers met dementie omgaan. We spelen daarbij in op de talenten. Zo geeft een jonge vrouw met de ziekte van Alzheimer bij ons af en toe een massage omdat ze hiervoor als fysiotherapeute werkte. Ze komt dan ook graag bij het AOC, want niet haar ziekte staat centraal, maar haar talent.” “We bieden ook steun aan mantelzorgers”, gaat Joke verder. “Dat gebeurt onder andere in een gespreksgroep. In die groep steunen de mantelzorgers elkaar, maar leren ze ook een en ander over de ziekte en hoe daarmee om te gaan.”
Stap verder De eigen kracht van mensen met dementie en hun mantelzorgers. Dat is het uitgangspunt van de hulp in de ontmoetingscentra in de stadsdelen Zuid en Noord . Maar nu zet Combiwel een stap verder. Ze probeert de zorg te integreren
in het dagelijks leven. Annemieke Verhoogt legt uit: “In het verleden vonden we het vanzelfsprekend dat mensen hun partner of ouder bij ons brachten en dat wij vervolgens de zorg overnamen. Vanaf nu willen we kijken hoe we de zorg samen met hen vorm kunnen geven.” Joke: “We moeten ook af van het idee dat wij als professionals weten wat goed voor iemand is. We moeten de partners en kinderen als ‘collega’ zien. Wat is hun idee over hulp? Wat is hun visie? Wat kunnen partners en kinderen bijdragen aan de hulp? Wij vragen standaard bij elke intake over welke talenten de persoon met dementie beschikt, maar we willen nu ook weten welke talenten de partners en kinderen hebben. We vragen of de familie over hun inzet wil nadenken. Wat kunnen zij bijdragen aan de zorg? Dat kan al heel eenvoudig, bijvoorbeeld door een cake samen met de cliënten te bakken. Of door samen soep te maken of een les yoga te geven. Annemieke: “Het is belangrijk dat we mensen vertrouwen geven, dat we ze verantwoordelijkheid geven. Zo moeten we de mantelzorgers voldoende ruimte laten om initiatieven te ontplooien. Dat is nog een zoekproces. Want wat kunnen we van ze vragen? Hebben ze voldoende inzicht in de ziekte? Overvragen ze de ouderen niet? Dat zijn dingen die we nog moeten ontdekken.”
31 31
Jaarverslag 2012 32
Netwerk
Evenwicht
Samen vorm geven aan de zorg. Dat wordt het uitgangspunt van de zorg in de AOC’s. Dat heeft verschillende voordelen. Zo wordt het netwerk van mensen vergroot en zijn er minder professionals nodig om hulp te verlenen. Annemieke: “Daarmee voldoen we ook aan de norm om per 1 januari 2015 25 procent te bezuinigen.” Annemiek ziet in de nieuwe manier van werken ook mogelijkheden om mantelzorgers te ontlasten. Respijtzorg speelt een grote rol in de hulp voor dementerenden. De spanning voor mantelzorgers is vaak zo groot dat ze er even uit moeten, even op adem moeten kunnen komen. Ook in de nieuwe manier van werken is daar ruimte voor. Annemieke: “Juist door samen op te trekken, vinden mensen steun bij elkaar. Door mantelzorgers bij de zorg te betrekken, vergroot je het netwerk van de mensen. Zo ontstaan er als vanzelf verbanden. Je ziet bij peuterspeelzalen dat de ene dag de ene moeder de kinderen wegbrengt en de andere dag de ander. Dat kan natuurlijk ook bij deze groep mensen. Op die manier ontlast je elkaar.” Joke: “We merken ook dat mantelzorgers graag aan het AOC verbonden blijven. Ze hebben in ons centrum iets bijzonders meegemaakt en willen na het overlijden van hun partner graag iets voor ons blijven doen.”
Combiwel moet nog wel een goed evenwicht zien te vinden tussen professionele zorg en de participatie van niet-professionals in de zorg. Dementie is een progressieve ziekte en cliënten hebben soms daadwerkelijk zorg en deskundige begeleiding nodig. Hoe zorg je er nu voor dat de niet-professionals hier alert op blijven? Annemieke: “De zorg voor dementerenden betekent voor de mantelzorger een grote belasting. Dat moeten we niet uit het oog verliezen. Zeker als de dementie gepaard gaat met een gedragsstoornis. Het betekent dat we mantelzorgers ook moeten scholen, zodat ze zelf oplossingen kunnen zoeken.” Joke: “We vertellen hoe de ziekte zich ontwikkelt, zodat ze alert zijn op veranderende situaties. Inzicht in de ziekte is belangrijk, want dementie ontwikkelt zich steeds verder. Als ze dan een cake bakken, moeten ze dus ook letten op hoe mensen een cake bakken.”
Eigen initiatief Het besef van de ziekte zal overigens breder moeten zijn dan alleen bij de mantelzorgers. Zeker nu mensen niet meer de hele dag op het centrum zitten, maar ze steeds meer de wijk intrekken. Ze maken steeds meer onderdeel uit van het gewone leven. “De gedweeheid van de vorige generatie bestaat niet
meer”, zegt Joke. “Mensen willen niet meer de hele dag op ‘de club’ zitten. Ze bepalen zelf wanneer ze komen, ze bepalen zelf of ze willen sporten. Je ziet dat de activiteiten zich verleggen. Onze mensen willen bepaalde activiteiten niet meer, zoals bingo. We hebben nu een muziekgroep, een literatuurgroep en zelfs een filosofiegroep. Mensen nemen zelf boeken mee die ze willen bespreken of een film die ze samen willen bekijken. Ze kiezen onderwerpen die hen bezighouden. Laatst besloot een lid na een lang proces tot euthanasie. Dat is dan ook een regelmatig terugkerend thema in de groep.” Annemieke: “Cliënten en mantelzorgers bepalen meer en meer zelf. Die ontwikkeling past goed in het nieuwe denken over de dragende samenleving. De cliënten blijven ook niet meer op het centrum, maar trekken de wijk in. Sommigen onderhouden een moestuintje, anderen hebben contacten met het jongerenwerk. Maar het gaat verder. We hebben nu ook mensen die de bloemist willen helpen bij zijn werk en zelfs een cliënt die Nederlandse les geeft aan een stagiaire. Zo integreren ze als vanzelf in de buurt. Het fijne daarvan is dat de mensen uit de buurt ook kennis maken met mensen met dementie. Ze zitten niet meer in een centrum, maar midden in de samenleving.”
33
Jaarverslag 2013 34
Jannie Eijfferts en Wil du Prie
‘We integreren over en weer’
Eindelijk breekt de zon door. De tuinen van de Groene Werkplaats in Haarlem zien er ineens een stuk vrolijker uit. Kinderen van een naburige school krijgen les. “Houd ik de schoffel zo goed vast?”, wil de lerares weten. “Nee”, klinkt het uit tientallen kelen. Jannie Eijfferts van EcoSol leidt me intussen rond, terwijl de cliënten van de Groene Werkplaats volop bezig zijn. Bart staat net op van zijn tuin waar hij ui en wortel heeft gezaaid. Door die manier van wisselteelt blijft de wortelvlieg op afstand.
“O
p de Groene Werkplaats werken mensen met een psychiatrische achtergrond en/of psychologische problematiek in de natuur. Het is een van de activiteiten van de EcoSol Leerbedrijven, sinds 2012 onderdeel van Combiwel. De Groene Werkplaats is vooral bedoeld voor sociale activering en het opbouwen van een dagritme. Het bijzondere is dat dit midden in een woonwijk gebeurt. “We werken niet meer alleen op de Groene Werkplaats”, vertelt Jannie, “maar gaan ook de buurt in. Onder andere als ‘aanpikkelateur’, iemand die met een prikker werfvuil opruimt. Maar we onderhouden bijvoorbeeld ook de tuintjes van ouderen die dat niet meer zelf kunnen. Aan de andere kant vergaderen de buurtbewoners soms in onze ruimte hier. Zo maken we meer en meer deel uit van de buurt. We integreren over en weer.”
Positieve Op de Groene Werkplaats werken 34 mensen met een psychiatrische achtergrond. “We stimuleren hier het positieve”, vertelt Jannie. “We willen succes op succes stapelen. Op die manier kunnen mensen hier groeien.” Dat gebeurt voorzichtig. “Als iemand hier binnenkomt met een zware depressie, dan gaan we niet ‘pushen’. Druk kan dan averechts werken. Maar we gaan altijd uit van de gezonde kant van de mens. Die stimuleren we. We praten
hier in de groep ook niet over hoe slecht iemand zich voelt. Dan trek je anderen mee. Natuurlijk heeft iemand soms behoefte om over zijn of haar problemen te praten, maar dat doen we in een persoonlijk gesprek. Daarna gaan we weer over tot de orde van de dag.” Jannie laat de tuintjes van de cliënten zien, laat ruiken aan de dropplant en wijst waar de schoolkinderen aan het werk zijn. We komen in de kas, waar één van de cliënten houten meubels verft. De 59-jarige Wil du Prie komt er bij staan. Ze komt al elf jaar op de Groene Werkplaats, waar ze verantwoordelijk is voor de lunch. “Die maak ik het liefst alleen”, zegt ze. “Maar bij het afwassen helpen anderen me.” Ze heeft het hier naar haar zin. “Je bent fijn samen met anderen. Je keuvelt wat, legt af en toe een kaartje. Ik kan alleen niet meer in de tuin werken. Ik heb artrose en kan niet meer bukken. Alleen de plantjes kan ik verspenen, want daarbij kun je blijven staan.”
Fobie Toen Wil hier elf jaar geleden voor het eerst kwam, kon ze bijna niets. “Ik had een straatfobie”, vertelt ze. “Ik durfde echt niet naar buiten. Tot mijn dertigste heb ik nog gewerkt als bejaardenhulp, maar daarna ging het niet meer. De fobie zat me teveel in de weg. Ik werd depressief en zat een tijdje bij de Geestgronden. Pas zeventien jaar later, ging ik weer voor het eerst de straat op.
Naar de Groene Werkplaats. Dat lukte me alleen na het slikken van een heleboel medicijnen.” Nu slikt ze geen medicijnen meer. “Ik heb nog altijd wel een pilletje bij me. Voor het geval dat, maar die heb ik al meer dan twee jaar niet hoeven te gebruiken. Het gaat hier ook goed. Ik heb hier m’n kennissen. En soms helpen ze me ook thuis. Ik woon aan een hofje in Aerdenhout, maar ik kan zelf mijn tuin niet meer verzorgen. Vandaar dat ze af en toe bij mij thuis komen.”
We hebben hier eens mannen gehad die hier op het bankje zaten en zeiden: ‘We zijn mannen, we werken in het groen. We zitten op een bankje, lekker niets te doen.’ Dat is niet de bedoeling. Wij halen mensen uit de slachtofferrol en laten ze iets doen. Je kunt bij wijze van spreken nog zo autistisch zijn, toch is er altijd iets wat je wel kunt. Dat stimuleren we. Zo hebben we hier nu iemand die binnenkort vrijwilligerswerk in de Waterleidingduinen gaat doen.”
Indicatie
Koekjes Mensen met psychiatrische problematiek maken gewoon deel uit van de samenleving. Daarop is de Groene Werkplaats gericht, stelt Jannie. Dat is ook de reden dat ze met de mensen de buurt in trekt en dat de buurt hier komt. “Dat houdt ook in dat we kijken of mensen er een beetje netjes uitzien, bijvoorbeeld dat ze geen smerige kleren aan hebben of zich niet scheren. Daar letten we hier echt op. Net als op het gedrag. We hadden hier eens een jongen die bij de koffiepauze het pak koekjes pakte, dit direct openscheurde en er vervolgens een paar koekjes uit nam. Dat doen we hier niet, heb ik toen gezegd. Koekjes leggen we gewoon op een schaal, waar iedereen van kan pakken. Dat soort gedrag stimuleren we. Zo zien de kinderen die hier komen en de mensen uit de buurt dat onze cliënten gewoon deel uitmaken van de samenleving.”
Wil bezoekt de Groene Werkplaats vier dagen per week. Anderen komen slechts twee middagen, weer anderen juist een volle week. “Dat is afhankelijk van de indicatie”, zegt Jannie. “En van de draagkracht van de persoon. De een kan meer hebben dan de ander.” De werkzaamheden op de Groene Werkplaats zijn deels gericht op re-integratie. Jannie: “Maar soms is stabiliseren het maximaal haalbare. De problemen van sommige cliënten zijn zodanig dat ze niet meer zullen re-integreren. We hebben hier zelfs iemand met een indicatie tot 2026. Die overleeft mij nog.” Dat deze cliënt terugkeert in het arbeidsproces ligt dus niet voor de hand, maar hij doet wel gewoon mee met het ‘aanpikkelateuren’. “We gaan hier namelijk uit van hetgeen de mensen wel kunnen. Je kunt wel de nadruk leggen op wat iemand niet kan, maar daar bereik je niets mee.
35 35
Jaarverslag 2013 36
Combiwel Welzijn BV
Organisatie Organogram 2013
Het organogram geeft een weergave van de juridische indeling van de organisatie. De aansturing van de Combiwel organisatie ligt bij de Raad van Bestuur en de directie, die in 2013 werden ondersteund door een bestuursadviseur, een servicebureau en een bedrijfsbureau. In mei 2013 is een directeur Bedrijfsvoering aangenomen.
Raad van Toezicht
Raad van Bestuur
Stichting Combiwel Amsterdam - holding -
Combiwel Brede School BV
Combiwel Projecten BV
Stichting Combiwel Projecten
EcoSol
In de Combiwel Welzijn BV zijn alle welzijnsactiviteiten ondergebracht die door de Amsterdamse stadsdelen worden gesubsidieerd. Elk stadsdeel heeft een regiomanager die resultaatverantwoordelijk is voor alle door het stadsdeel gesubsidieerde activiteiten. Combiwel is vooral actief in de stadsdelen Amsterdam Noord, Zuid, West en Nieuw-West. Met ingang van 2013 is de omvang van het werk in stadsdeel West enorm toegenomen door toevoeging van de opdracht Maatschappelijke Dienstverlening in het hele gebied. De medewerkers die dat werk voorheen bij CentraM uitvoerden zijn sinds 2013 bij Combiwel in dienst. Door de fusie met de stichting Buurtparticipatie in februari 2013 zijn ook die medewerkers toegevoegd aan het personeelsbestand van Combiwel. Vanuit de Combiwel Brede School wordt de PeuterCombi uitgevoerd: halve dagopvang voor peuters op basis van de
methodieken van de Voor- en Vroeg schoolse Educatie. Ook is de naschoolse opvang gekoppeld aan de pedagogisch doorgaande leerlijn in Brede Scholen/ Integrale Kindcentra hier ondergebracht. Vanuit de Combiwel Projecten BV zijn de wijkrestaurants geëxploiteerd. Dat waren er in 2013 vijf (twee in West, een in Nieuw-West en twee in Noord). In 2012 heeft Combiwel de aandelen van EcoSol overgenomen. EcoSol bestond in 2013 uit de stichting EcoSol Leerbedrijven en de EcoSol BV van waaruit onder meer rëintegratie- en AWBZ-activiteiten uitgevoerd worden in Haarlem en Amsterdam. Eind 2013 is afscheid genomen van de directeur van EcoSol. Begin 2013 is een stichting Combiwel Projecten opgericht waar niet-btw plichtige activiteiten worden ondergebracht die gefinancierd worden uit onder meer fondsen. Ook wordt een deel van de activiteiten van de voormalige stichting Buurtparticipatie vanuit deze stichting voortgezet.
Raad van Toezicht Op de Stichting Combiwel Amsterdam en haar werkmaatschappijen werd in 2013 door een en dezelfde Raad van Toezicht (RvT) toezicht gehouden.
De RvT telde per eind 2013 8 leden, te weten: 1. mevrouw M. Dijkstra (voorzitter) 2. mevrouw C.E.G. Koopman 3. de heer C. van Oene 4. de heer A. van Vugt 5. mevrouw C. Prast 6. de heer N. Vierling 7. de heer J. Zandhuis 8. de heer C. Mommers. In de loop van het jaar hebben Nico de Boer, Frank Meelker en Jan Peerdeman afscheid genomen van de Raad van Toezicht. In april 2014 zijn vier nieuwe leden benoemd. Marianne Dijkstra heeft de voorzittershamer overgenomen van Nico de Boer. Naast de reguliere agendapunten, zoals de voortgangsrapportage van de directie, kwartaalrapportages en begroting, zijn ook incidentele thema’s besproken zoals de exploitatie en administratie van de wijkrestaurants, good governance, de topstructuur van de organisatie en het bestuurscontract. De Raad van Toezicht is tweemaal aangeschoven bij het overleg tussen de bestuurder en de Ondernemingsraad. In een gezamenlijke bijeenkomst van de RvT, het MT en de Ondernemingsraad is de transitie van AWBZ naar Wmo besproken.
37 37
Jaarverslag 2013
De Ondernemingsraad De Ondernemingsraad overlegt met de bestuurder van de stichting Combiwel Amsterdam. Twee keer per jaar is een delegatie van de Raad van Toezicht aanwezig bij de overlegvergadering. In 2013 zijn er OR verkiezingen geweest. We hebben toen afscheid genomen van Judith Willemsen, Oncko Grader en Carmen de Lisle. De nieuwe OR bestaat uit de volgende leden:
38
• • • • • • • • • • • • •
Jorrit Boomgaardt (vz) Louise Birtantie Maykel Willems Ilse Janssen Riekie van Hekelen Yvonne de Beurs Rachida el Khaoui (vice-vz) Mariska van der Werf Helga Spel (secr) Haddi Merrout Robert Blokesch Balduino Sierra Colmenares Asmat Molawizadeh
Ambtelijk secretaris van de OR is Ellen Hoogakker. OR en bestuurder besloten eerder, in 2012, te beginnen aan een ‘frisse start’. De samenwerking met de bestuurder is in 2013 sterk verbeterd. Vanuit een situatie van formeel overleg op basis van wettelijke regels en procedures, groeit langzaam een samenwerking
op basis van vroegtijdige wederzijdse betrokkenheid bij onderwerpen die van belang zijn voor de organisatie, open en eerlijke communicatie en respect voor elkaars positie. In verband met de wijzigingen in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) van juni 2013 is het OR-reglement aangepast. In de WOR is de eis voor het inzamelen van een aantal handtekeningen voor indieners van de vrije lijsten afgeschaft. Verder werd er in het ORreglement e.e.a. gewijzigd rondom de verkiezingen: opvolging bij tussentijdse vacatures, tussentijdse verkiezingen en het aantal stemmen dat door de kiesgerechtigden kan worden uitgebracht. Ten slotte is duidelijker aangegeven welke taken door de ambtelijk secretaris verricht worden. Onderwerpen van bespreking tussen bestuurder en OR zijn in 2013 onder meer de integratie van CentraM-West en Combiwel, fusie met de stichting Buurtparticipatie, nauwere samenwerking met de stichting AKROS en Cordaan, beëindiging deelname in Actief Talent, de reorganisatie van het sportbuurtwerk, de financiële positie van de CoCorestaurants, het Kwaliteits Management Systeem en de management- en topstructuur van Combiwel. Verder zijn ook besproken: het Medewerkers Tevredenheidsonderzoek (MTO), beëindiging subsidie planning & plaatsing VVE en
peuterspeelzalen in Amsterdam Noord, de vacaturestop bij Combiwel, competentiemanagement, wervingsbeleid, vrijwilligersbeleid, verzuimbeleid, de herziening van de functie MaDi, HBO-ers op de VVE, het protocol ‘Vermoeden Mishandeling’, etc. Tijdens de overlegvergaderingen met de bestuurder en de Raad van Toezicht zijn vooral de financiële positie van Combiwel en van de CoCo-restaurants, de topstructuur en de relatie tussen Raad van Toezicht, bestuurder en OR aan de orde geweest.
Cliëntenraad In 2013 hebben het bestuur en de directie van Combiwel samen met de Cliëntenraad de wens uitgesproken om de huidige manier van cliënteninbreng een andere vorm te geven. Een vorm waarbij we beter in kunnen spelen op de wens van Combiwel de participatie van Amsterdammers te vergroten. Samen met Cliëntenbelang Amsterdam zijn we van start gegaan met het uitwerken van dit plan dat bestond uit een laagdrempelige, locatiegerichte vorm van cliëntenparticipatie, waarbij de meer beleidsmatige en wettelijke verplichtingen bij Cliëntenbelang kwamen te liggen. Helaas bleek in het laatste kwartaal van 2013 dat deze vorm niet uitvoerbaar was, zodat we de rest van 2013 op de oude voet verder zijn gegaan. 2014 zien we als een overgangsjaar- we zijn van plan om alsnog
de cliëntenparticipatie te herinrichten, waarbij we de nieuwe wet Medezeggenschap Cliënten en de Wmo vereisten in acht zullen nemen. De ambitie voor 2015 is om een voltallige, hernieuwde, cliëntenraad op poten te hebben. Meldcode huiselijk geweld en (kinder) mishandeling Het tegengaan van huiselijk geweld en kindermishandeling staat bij ons hoog op de agenda. Daarom werkt Combiwel al sinds 2012 met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In 2013 is het toepassen van de meldcode geëvalueerd en geactualiseerd. Het doel van de meldcode is het ondersteunen van professionals in het omgaan met signalen en vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling zodat uiteindelijk vaker, sneller en adequater wordt ingegrepen. Het gebruik van de meldcode willen wij goed binnen onze organisatie borgen en is daarom een vast onderwerp op de agenda van de (werk)overleggen. Daarnaast zijn er aandachtsfunctionarissen die leidinggevenden en medewerkers ondersteunen in het toepassen van de meldcode. In 2013 waren dat er zes. Zij “bedienen” elk een eigen gebied en nemen wanneer nodig voor elkaar waar. Ook nemen zij deel aan de netwerkoverleggen van de verschillende stadsdelen.
Tot slot zijn we dit jaar gestart met het trainen van alle uitvoerend medewerkers in het signaleren van en handelen bij huiselijk geweld. Hiervoor zijn er twee interne trainers opgeleid. Door de training krijgen medewerkers meer grip op het onderwerp. “Ik vind het nog wel spannend om dit onderwerp aan te snijden met cliënten, maar door de training is het wel makkelijker geworden om die stap te zetten”. “Ik wist dit helemaal niet, ik ga dit direct aan mijn collega’s vertellen”
welke stappen je moet nemen en wie je daarbij kan ondersteunen, zal er sneller en adequater worden ingegrepen.
Een jongerenwerker realiseerde zich bijvoorbeeld tijdens de training dat het een “economische vorm van mishandeling” is wanneer een schoolgaande jongere met een drukke bijbaan weinig tot niets overhoudt voor zijn eigen onderhoud omdat hij veel geld naar zijn ouders moet sturen. Door toepassing van de meldcode keek hij op een andere manier naar het leven van die jongere.
Stap 3: In gesprek met betrokkene
60
Stap 4: Weging aard, ernst en risico
57
Uit de training blijkt dat veel medewerkers te maken hebben gehad met huiselijk geweld in hun werksituatie. Zij voelden zich daarin soms heel alleen. Door de meldcode, waarin benadrukt wordt dat je samen optrekt om de situatie voor iemand te verbeteren, voelen zij zich gesteund. Doordat helder is
In 2013 zijn er Combiwel breed tenminste 65 signalen met een aandachtsfunctionaris besproken. Stap 1: In kaart brengen signalen Stap 2: Collegiale consultatie en advies AMK/SHG *
65 63
39 39
Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen 55 Stap 5b: Melding bij AMK of SHG*
4
Omdat Combiwel met vele partijen samenwerkt, is er ook bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling nauw contact met onze ketenpartners. Soms worden afspraken gemaakt over wie wat doet, en soms wordt er doorverwezen in het kader van verdere hulpverlening. AMK=Advies en Meldpunt kindermishandeling. SHG = Steunpunt Huiselijk Geweld
*
Jaarverslag 2013 40
Personeel Aantal medewerkers Per 31 december 2013 had de Combiwel Ondernemend Welzijn BV 518 medewerkers in dienst (359 FTE). In de Bredeschool BV, de Projecten BV, EcoSol en de Stichting Projecten waren respectievelijk 17, 38, 21 en 34 medewerkers in dienst (9,5, 10,9, 15,4 en 17,1 FTE). Stichting Combiwel Amsterdam had 55 medewerkers in dienst (49,1 FTE). In totaal had Combiwel 675 medewerkers in dienst (462 FTE), waarvan 533 vrouwen en 142 mannen.
Arbeidsmarkt Er zijn in 2013 in totaal 60 vacatures uitgezet, zowel voor tijdelijke als structurele functies. Een groot deel hiervan betrof vacatures voor Pedagogisch Coach. Het gaat hierbij ook om de werving voor oproepkrachten. Vanwege de urgentie is een aantal vacatures tegelijkertijd intern en extern uitgezet waarbij interne kandidaten voorrang hadden.
Arbeidsvoorwaarden Ondanks dat er ook in 2013 onderhandeld is over de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening is er wederom geen akkoord bereikt. Hiermee is de (verlengde) CAO, die op 31-12-2011
afliep, wederom met een jaar verlengd. De CAO is wel in 2012 geactualiseerd in verband met een aantal ontwikkelingen. Tevens heeft zich een wijziging in de CAO voorgedaan als gevolg van de wijziging van de ingangsdatum van de AOW.
Stagiaires In 2013 hebben 216 MBO/HBO studenten stage gelopen bij Combiwel. Hiervan hebben 133 studenten betaald stage gelopen (16 uur of meer) en 83 onbetaald. De meeste van deze stagiaires zijn actief in het uitvoerende werk. De stagevergoeding bedroeg net als voorgaande jaren € 150,- per maand bij een stage van 32 uur, deze vergoeding werd naar rato toegekend.
Verzuim Het verzuimpercentage bedroeg in 2013 5,42 %. Dit is bijna anderhalf procent lager dan het verzuimpercentage van 2012 (6,85 %). Het landelijk (branche) gemiddelde was in 2013 4,8 % en Combiwel zat daarmee 0,62% boven het landelijk gemiddelde.
Vrijwilligers In 2013 waren er bij Combiwel veel vrijwilligers en buurtbewoners actief.
Daarvan hebben 958 zich als vrijwilliger bij Combiwel geregistreerd middels een overeenkomst. Het betreft 682 vrouwen en 276 mannen. Deze vrijwilligers waren actief in de stadsdelen Nieuw-West (34), West (471), Noord (136) en Zuid (268), Zuidoost (11) en bij diverse projecten (38). Zij zetten zich in bij diverse activiteiten zoals: • Jeugd- en jongerenwerk • Beheer en balie werkzaamheden • Administratie en PR • Participatietrajecten • Kinderactiviteiten • Mantelzorgondersteuning • Taallessen • Peuterspeelzalen • Opvoedondersteuning • Huisbezoeken • Maatschappelijke dienstverlening en schulddienstverlening • Samen koken en eten • Ontmoetingsactiviteiten voor ouderen • Klussendienst • Informele zorg en ondersteuning.
Gesubsidieerde arbeid De gemeente Amsterdam had in 2011 besloten om met ingang van 2012 fors te bezuinigen op de gesubsidieerde arbeid. Ondanks een bezwaar van Combiwel is deze maatregel toch doorgezet.
Dit heeft ertoe geleid dat van bijna alle ID- en SW-medewerkers het dienstverband is beëindigd. Per 31 december 2013 waren nog 4 medewerkers met een ID status in dienst en 1 met een SW-status.
41 41
Jaarverslag 2013 42
Resultaat en financiële positie Stichting Combiwel Amsterdam Cijfers x 1000
Combiwel oNDERNEMEND Welzijn BV
2013
2012
2013
2012
910
849
1.629
1.379
Activa Vaste Activa Vlottende Activa
12.163
11.241
7.290
6.136
Totaal Activa
13.073
12.090
8.919
7.515
7.796
7.856
431
218-
110
-
203
413
-
-
-
380
Passiva Eigen Vermogen Voorziening Langlopende schulden Kortlopende schulden
5.167
4.234
8.285
6.940
13.073
12.090
8.919
7.515
-
7.068
28.832
22.980
Overige opbrengsten
5.357
4.309
2.903
2.980
Totaal Inkomsten
5.357
11.377
31.735
25.960
Personeelskosten
3.471
3.005
19.879
15.959
Overige Kosten
2.039
9.115
11.300
9.759
Totaal Kosten
5.510
12.120
31.179
25.718
153-
743-
556
242
93
156
15-
5-
60-
587-
541
237
Totaal Passiva Inkomsten Subsidies
UItgaven
Resultaat gewone bedrijfsvoering Financiele lasten/baten Resultaat
De bestuurder ontving een brutosalaris van € 103.460,- conform schaal 15 van de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.
De stichting Combiwel Amsterdam sluit het jaar af met een verlies van € 60.411, exclusief de resultaten van de deelnemingen in andere rechtspersonen. Het eigen vermogen bedraagt ultimo 2013 € 7,8 miljoen. De liquiditeit is uitstekend. Combiwel Welzijn BV, waarin de gesubsidieerde activiteiten van de stadsdelen zijn ondergebracht, sluit af met een positief resultaat van € 541.462. Daar waar nodig zijn voorzieningen getroffen voor kosten die voortvloeien uit reorganisaties (wachtgelden).
In 2013 is gewerkt met een overheadpercentage van 15% (van de totale kosten). Voor 2014 is een sluitende begroting gepresenteerd.
43 43
Jaarverslag 2013