Raadsvoorstel
01
213
Datum
29 oktober 2001
Jaargang
20
Dienst/sector/afdeling
DSO/JZ/S&M
Kenmerk
DSO 01.102518/01.005439 BGS
Onderwerp
planschadeverzoek van de heer Van Liere en mevrouw Kasius.
Bijlagen
rapport Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (ligt in de leeskamer ter inzage).
Nummer
Voorstel
1. 2.
de aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van de heer Van Liere en mevrouw Kasius afwijzen en het verzoek om de kosten van deskundigenbijstand te vergoeden afwijzen.
Samenvatting
Naar aanleiding van een verleende vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), voor het oprichten van een warmte-overdrachtstation achter het huis van de heer Van Liere en mevrouw Kasius, heeft de heer mr. J.R. Zeelenberg van de Stichting Rechtsbijstand Gezondheidszorg namens de heer Van Liere en mevrouw Kasius een verzoek om planschadevergoeding op grond van artikel 49 WRO ingediend. Conform het bepaalde in de “planschadeverordening” heeft de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken een onderzoek ingesteld. Deze onafhankelijke adviseur adviseert om het verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 49 WRO af te wijzen. Ook het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Utrecht en de Vakgroep Stedenbouw en Monumenten van de Dienst Stadsontwikkeling adviseren het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen.
Conclusie commissie
voor Ruimtelijke Ordening, Wonen, Grondzaken en Onderwijs d.d. 9.10.2001
De commissie stemt in meerderheid in met het raadsvoorstel. LU, SP, PvdA, CDA en D66 zijn voor, VVD is tegen, GrLi en B. en G. bepalen hun standpunt nader.
Vervolgblad behorende bij
Kenmerk
DSO 01.102518/01.005439 BGS
Bladnummer
2
Datum
29 oktober 2001
Jaargang 2001, nr. 213
Inleiding Diegenen die benadeeld worden door mutaties in de planologische regelgeving, kunnen de gemeenteraad verzoeken hun een schadevergoeding te betalen. Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verplicht de gemeenteraad aan een dergelijk verzoek te voldoen, indien sprake is van schade als gevolg van die mutatie, die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te laste van de verzoeker mag blijven en de schade niet al op een andere manier, bijvoorbeeld door aankoop van het onroerend goed van de verzoeker, vergoed is. Op het moment dat onderliggend planschadeverzoek werd ingediend, gold voor het afwikkelen van deze verzoeken, de “Procedureverordening schadevergoeding ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening 1991”. In deze verordening werd bepaald dat de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) als onafhankelijke adviseur een advies opstelt, alvorens de gemeenteraad beslist over het planschadeverzoek. Planschadeverzoek de heer Van Liere en mevrouw Kasius Bij de gemeente is op 10 maart 1999 de brief van mr. J.R. Zeelenberg van de Stichting Rechtsbijstand Gezondheidszorg, namens de heer Van Liere en mevrouw Kasius wonende aan de Rijksstraatweg nr. 12b te Utrecht, (verder verzoekers genoemd) binnengekomen. In deze brief wordt om planschadevergoeding verzocht. Verzoekers stellen dat er schade wordt geleden, doordat de gemeente Utrecht vrijstelling heeft verleend op grond van artikel 19 WRO aan N.V. Energieproductiebedrijven UNA voor de bouw van een warmte-overdrachtstation achter verzoekers woonhuis, ten behoeve van de stadsverwarming in Leidsche Rijn. Verzoekers stellen dat de schade bestaat uit waardevermindering van het pand. Deze wordt veroorzaakt door visuele hinder en geluidshinder. Tevens zou het aantal verkeersbewegingen ter hoogte van het perceel van en naar het warmte-overdrachtstation toenemen. Bij het verzoek zijn een deskundigenrapport en een taxatierapport toegevoegd. Deze rapporten zijn als bijlage in het SAOZ-advies opgenomen (ter inzage in de leeskamer gelegd). Verzoekers stellen dat de schade van NLG 75.000,00 (EUR 34.033,52) niet ten hunnen laste behoort te blijven en vergoed dient te worden. Daarnaast stellen verzoekers dat de kosten die zijn gemoeid met het inschakelen van een deskundige voor het deskundigen- en taxatierapport vergoed dienen te worden. Het planschadeverzoek voldoet aan de vereisten gesteld in de procedureverordening en is derhalve ontvankelijk. Advies SAOZ Planschade Als onafhankelijk adviseur heeft de SAOZ onderzocht of, door een wijziging van het planologisch regime, verzoekers in een planologisch nadeliger positie zijn komen te verkeren waardoor zij schade lijden of zullen lijden. Hiertoe zijn de beweerdelijke schadeveroorzakende planologische maatregelen vergeleken met het voorheen geldende planologische regime. Hierbij is het niet van belang in hoeverre de bestemmingen feitelijk zijn of zouden zijn gerealiseerd, maar is uitgegaan van een maximale invulling van de planologische mogelijkheden, ongeacht of realisering ervan heeft of zou hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat, hoezeer ook een situatie feitelijk ingrijpend gewijzigd kan zijn, zulks niet noodzakelijkerwijs met zich brengt dat vergelijking van de planologische maatregelen leidt tot een planologisch nadeliger positie. In dit geval is een vergelijking gemaakt tussen het regime van het bestemmingsplan “landelijk gebied” uit Vleuten-De Meern uit 1981 enerzijds en de wijzigingen in het planologische regime door de onderhavige vrijstelling op grond van artikel 19 WRO anderzijds.
Vervolgblad behorende bij
Kenmerk
DSO 01.102518/01.005439 BGS
Bladnummer
3
Datum
29 oktober 2001
Jaargang 2001, nr. 213
De SAOZ constateert dat op de betreffende gronden, waarop de gewraakte bebouwing is opgericht, vrijwel geheel de bestemming “agrarische doeleinden (boerderijen en tuinderijen)” ligt. Dit betekent dat de gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijven met onder meer bedrijfsgebouwen, waaronder een dienstwoning. De goot- en nokhoogte van deze bedrijfsgebouwen en de dienstwoning mogen niet meer dan 5,5 meter respectievelijk 8,5 meter bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen. Een klein deel van de bebouwing kan mogelijk deze bestemming overschrijden en is dan gebouwd in de bestemming “agrarische doeleinden (productiegebied 1)”. De gronden zijn hier bestemd voor weide-, akker- of tuinbouw, waarbij geen bebouwing mag worden opgericht. Gesteld wordt dat door de oprichting van het warmte-overdrachtstation visuele- en geluidshinder zou zijn ontstaan. Het warmte-overdrachtstation is 6,5 meter hoog. Het warmte-overdrachtstation veroorzaakt niet meer visuele hinder dan de bebouwing welke voorheen reeds kon worden opgericht. Ten aanzien van de door de gewraakte bebouwing veroorzaakte geluidsbelasting, welke op een afstand van 25 meter maximaal 45 dB(A) etmaalwaaarde bedraagt wordt door de SAOZ opgemerkt dat van het reeds toegestane agrarische gebruik een vergelijkbare mate van geluidshinder kon worden uitgegaan. Bovendien is het heersende referentieniveau van het omgevingsgeluid, mede door de op een afstand van circa 320 meter ten oosten van het pand gelegen rijksweg A2, hoger dan de grenswaarde van 45 dB(A). Gelet hierop wordt door het warmte-overdrachtstation geen toename van geluidshinder veroorzaakt. De onderhavige vrijstelling heeft niet geleid tot een planologische nadeliger positie waaruit, op grond van artikel 49 WRO, planschade is voortgevloeid. De SAOZ adviseert de gemeenteraad van Utrecht het namens de heer Van Liere en mevrouw Kasius ingediende verzoek om planschadevergoeding af te wijzen. Deskundigenrapporten In de door verzoekers overgelegde deskundigenrapporten is onvoldoende rekening gehouden met de maximale mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan, hetgeen heeft geleid tot een onjuiste conclusie van die rapporten. Met betrekking tot de gevraagde vergoeding voor deskundigenbijstand het volgende: ingevolge jurisprudentie kan er bij toepassing van artikel 49 WRO aanleiding bestaan voor het toekennen van een bijdrage in deskundigenkosten indien het inschakelen van deskundigen redelijkerwijs noodzakelijk was teneinde tot een geobjectiveerde vaststelling van het geleden nadeel te komen. Een dergelijke situatie doet zich echter nier voor indien de gemeente zich ter voorbereiding van de besluitvorming laat adviseren door een onafhankelijke en deskundige schadebeoordelingscommissie. Kosten voor specifiek rechtskundige bijstand vallen buiten het bereik van de in het kader van artikel 49 WRO te vergoeden kosten van bijstand. Er is geen aanleiding om in positieve zin te adviseren omtrent de gevraagde vergoeding van kosten van deskundige bijstand. Advies Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Utrecht en Dienst Stadsontwikkeling De afdeling Verwerving & Uitgifte van het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Utrecht onderschrijft de conclusies van het SAOZ-rapport. Daarnaast wordt opgemerkt dat de heer Van Liere en mevrouw Kasius in september 1992, toen zij gedeeltelijk eigenaar werden van hun huidige object, de ontwikkeling van Leidsche Rijn hadden kunnen voorzien. In oktober 1993 is in de Staatscourant gepubliceerd dat het Streekplan ter inzage lag, waarop reacties konden worden ingediend. Op 1 juli 1994 is dit Streekplan vastgesteld, waarna het ter inzage heeft gelegen. Op 23 november 1994 is er door Provinciale Staten een besluit genomen op de bezwaarschriften die naar aanleiding van dit vaststellingsbesluit waren ingediend. In februari 1996 is het object aan de heer Van Liere en mevrouw Kasius geheel toebedeeld. Op dat moment was het Masterplan Leidsche Rijn al vastgesteld, nadat er inspraak was gehouden.
Vervolgblad behorende bij
Kenmerk
DSO 01.102518/01.005439 BGS
Bladnummer
4
Datum
29 oktober 2001
Jaargang 2001, nr. 213
De Vakgroep Stedenbouw & Monumenten van de Dienst Stadsontwikkeling onderschrijft de conclusies van het SAOZ-rapport met betrekking tot de planologische situatie en de vergoeding van rechtsbijstand. Conclusie Op grond van bovenstaande stellen wij voor het door mr. Zeelenberg, namens de heer Van Liere en mevrouw Kasius, ingediende verzoek om vergoeding van schade op grond van artikel 49 WRO af te wijzen. Burgemeester en wethouders van Utrecht, De secretaris, De burgemeester, Drs. W.J.P. Kok
Mr. A.H. Brouwer-Korf
Raadsbesluit
Voorstel b. en w. d.d.
29 oktober 2001
01
Jaargang
20
Publicatiedatum
Kenmerk
DSO 01.102518
Datum in werking treding verordening
Dienst/sector/afdeling
DSO/JZ/S&M
Onderwerp
Nummer
213
planschadeverzoek de heer Van Liere en mevrouw Kasius.
Bijlage(n)
De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d.
29 oktober 2001
Besluit
1. 2.
de aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van de heer Van Liere en mevrouw Kasius, Rijksstraatweg nr. 12b te Utrecht af te wijzen en het verzoek de kosten van deskundigenbijstand te vergoeding af te wijzen.
Aldus besloten in de besloten vergadering van de raad, gehouden op De secretaris,
De burgemeester,