Beste Top‐of‐Holland Birders,
JAARGANG 5, NR 2
Nu het voorjaar heel langzaam in de herfst overgaat, en dat terwijl de zomer nog niet eens is begonnen, verschijnt er de lang verwachte ToH Nieuwsbrief. Een brief met twee verschillende gezichten; een trieste en een vrolijke. Triest omdat we werden opgeschrikt door het nieuws van het overlijden van twee bekende vogelaars, Anne van Dijk en Rob Goldbach. Het is soms niet te begrijpen dat de vogelaars die je in het veld tegenkomt ook gewone stervelingen zijn en dat die ook overlijden. Het blijft hard dat vogelaars die je regelmatig buiten tegenkwam er dan plotseling niet meer zijn. Dat je plotseling beseft dat je iemand al een tijdje niet bent tegengekomen en je dan ineens weer realiseert dat je die persoon nooit meer tegen zal komen. In deze nieuwsbrief staan we stil bij het overlijden van Anne en Rob. Twee persoonlijke verhalen van vrienden die hun vriend nooit meer in het veld tegen het lijf zullen lopen. Afscheid nemen blijft zo ongelooflijk rot en moeilijk… Vrolijk omdat de Top of Holland voor de zoveelste keer knetterde en opnieuw de eer krijgt die dit mooiste deel van ons land verdient. Een mooie stroom van zeldzame en iets minder zeldzame zeldzaamheden werden in het noorden van ons land ontdekt. Ik kan het allemaal opnoemen (o.a. Sneeuwuil, Brilzee‐eend, Ross’ Meeuw, Groene Bijeneter, Spaanse Mussen, Amerikaanse Goudplevier, Rode Rotslijster) maar doe het niet. Ik kan je vertellen over ge*le vogelaars op het Noordse Utsira, over de Birdrace van 9 mei en de prijzen die te verdienen waren. Nog een keer het verhaal van die ontdekking van een nieuwe soort voor Nederland. Maar waarom zouden wij? Nee, we verklappen dit keer niets. Dus, pak een kop thee of koffie. Ontdop een lekker biertje of trek een goede fles wijn open en laat je verassen door al het vogelnieuws wat je tegen gaan komen op de volgende bijna 50 (!) bladzijden. Martijn & Peter
ps. en nu nog vrolijker omdat Rommert op het moment dat ik dit schrijf een Bona ontdekt in de Keeg :)
Waarnemingen 1 januari – 31 mei 2009 Duikers tot en met eenden: De enige 2 IJsduikers uit de periode werden gezien terwijl gezocht werd naar de Brilzee‐ eenden op Ameland op 22 februari. Kuifduikers doken op 7 januari langs de Afsuitdijk en bij Kornwerderzand, op 7 febrauri op Ameland (2) en op 14 maart op Vlieland op. Er werden maar 2 Noordse Stormvogels opgemerkt, en wel op 4 januari langs Ameland en op 9 mei langs Vlieland. Ik heb goed nieuws: dit kan maar zo de laatste keer zijn dat Grote Aalscholver in deze fijne rubriek wordt opgemomen. Reden: te saai en stiekem ook te algemeen. Vanaf 22 maart werd namelijk een broedende vogel gezien in de Aalscholverkolonie op de Egbert Schludinkplaat, en bij een nadere inspectie bleken er waarschijnlijk wel meer exemplaren verstopt te zitten. Ik kan me zo voorstellen dat wanneer men zo gek zou zijn vaker naar Aalscholvers te kijken, de ware status snel onthuld zal worden. Op 25 januari werd trouwens ook nog een vogel gezien op de Hoornse Plas. Twee zomerkleed Koereigers zaten op 16 mei nabij Nijbeets, maar bleken de volgende dag helaas onvindbaar. Purperreigers werden, naast op de inmiddels bekende plekken, gezien op 16 en 17 mei op Terschelling, vanaf 10 mei in het Oosterschar, op 1 mei op Vlieland en op 3 mei in de Ezumakeeg (2 langsvliegende exemplaren). Het was goed zoeken naar Zwarte Ooievaars, ondanks dat zich reeds op 16 maart de eerste aandiende in Laudermarke (waarschijnlijk dezelfde vogel die vanaf 29 maart tot en met 1 april werd gezien bij Smeerling); dit was dan ook meteen een opzienbarend geval, want het adulte beest droeg een ring uit Hongarije! Andere gevallen dit voorjaar betroffen lauter overvliegende vogels; op 24 april in Rolde, op 17 mei in het Bargerveen, op 19 mei in Harkstede en op 24 mei in de Gijsselterkoelen. Zuivere maar toch altijd dubieuze Sneeuwganzen zaten op 26 januari bij Elahuizen, op 2 februari bij Lemmer, op 20 maart bij Garrelsweer, op 21 en 22 maart bij Wirdum, op 4 april in het Jaap Deensgat (2) en op 16 en 17 mei op Terschelling. Een blauwe, ongeringde Ross’ Gans zat op 9 mei op Schiermonnikoog en won toch niet de prijs van de beste soort tijdens de ToH Birdrace (zie foto)! Dwergganzen zijn in de tweede helft van de winter aanzienlijk moeilijker te vinden dan, pakweg, eind oktober. Zo zijn er ook maar twee handjes vol waarnemingen: tussen 4 en 6 februari in Mantinge, op 14 februari bij zowel Beerta als Garrelsweer, 17 februari bij Zuidlaren, tussen 24 en 27
februari bij Smilde, op 1 maart bij zowel Anjum (12) als op Schier (adult met de 5 bekende hybride jongen, hebben hier een tijdje vertoefd), op 2 en 11 maart (3) wederom bij Garrelsweer, op 24 maart bij Ferwoude, op 2 april bij het Mirnserklif en tenslotte tussen 5 en 18 april in de Workumerwaard. Een adulte Groenlandse Kolgans werd op 2 maart gemeld bij Garrelsweer. Roodhalsganzen waren rijkelijk vertegenwoordigd op de gerespecteerde plekken; een ieder die z’n telescoop in ieder geval een keer op ganzen gericht heeft gedurende de afgelopen maanden, zal er wel een hebben gezien. Groepjes met meerdere exemplaren of beesten op onverwachte plekken zijn wellicht nog wel het vermelden waard. Zo zaten er 5 vogels bij Gaast op 7 februari, 3 exemplaren in Friesland buitendijks op 28 maart, en vlogen er 3 vogels langs de Kustweg op 23 april. Verder waren er nog drietallen te vinden in de Bantpolder op 25 april en op 9 en 10 mei op Schier, en zat er op 11 maart een vogel bij Garrelsweer. Een jong mannetje Amerikaanse Smient werd op 12 april ontdekt op Vlieland, terwijl Amerikaanse Wintertalingen weer eens verschenen op de (haast) te verwachten plekken in het Lauwersmeergebied; op 11 en 13 april werd een vogel gezien bij Achter de Zwarten en tussen 20 april en 2 mei zat een exemplaar in de Ezumakeeg. Wederom werden vanaf Ameland Brilzeeeenden gezien. Ditmaal betrof het 2 adulte mannetjes bij elkaar op 21 februari. Het beproefde recept voor het vinden van deze soort (zie eerdere nieuwsbrief) werkte dus weer feilloos! Er werd maar 1 waarneming doorgegeven van IJseend; het waren er wel meteen 3 op 14 januari bij Harlingen. RoofvogelsSteltlopers Het grootste nieuws op het Zeearend‐vlak was het feit dat er zich nu definitief een paartje gevestigd lijkt te hebben in het Lauwersmeergebied (zie foto). Gedurende de hele periode bleken het bijna volwassen vrouwtje en het onvolwassen mannetje onafscheidelijk en leken zich zeer thuis te voelen. Een derde exemplaar dat aanwezig was werd af en toe hardhandig duidelijk gemaakt dat zijn aanwezigheid niet op prijs werd gesteld. Laten we hopen dat deze vogels eindelijk gaan waarmaken wat al lang werd verwacht en waar lang op is gewacht, namelijk het eerste broedgeval in het Lauwersmeer. Verder werden er op nog 25 plaatsen vogels gezien (waarin uiteraard de nodige dubbeltellingen zullen zitten). Vanaf 6 april werden er ongeveer 70 Visarenden opgemerkt. De niet geheel onverwachte maar altijd weer leuke Slangenarend was er dit jaar vroeg bij op het
Fochteloërveen; de (eerste?) vogel was reeds op 21 mei en voor het 8e jaar op rij present. Het was voor noordelijke begrippen een matig jaar wat betreft Steppekiekendieven; “slechts” 4 vogels werden opgepikt, en wel op 11 april langs de Kustweg (adult man), op 12 april in de Eemshaven (adult man, wellicht dezelfde?) en op 25 april in de Bantpolder (zie foto, onvolwassen man was ongeveer een uurtje ter plaatse waarna hij doorvloog richting Schier) en in de Eemshaven (onvolwassen vrouw). De laatste serieuze melding van Ruigpootbuizerd was op 26 april op de Punt van Reide. Roodpootvalken werden gemeld op 4, 9 en 21 mei in het Fochteloerveen, op 12 mei bij Tolbert, op 13 mei op Ameland en in de Eemshaven, op 18 mei in Zoutkamp en op 23 mei in Vries. Een ongedetermineerde “grote valk”, mogelijk een Giervalk, hing tussen 21 en 26 januari rond in de omgeving van Wanswerd. Kraanvogels deden het erg goed dit voorjaar, en met name in eind februari was een grote piek te zien; opvallende waarnemingen betroffen bijvoorbeeld groepen van 63 exemplaren ter plaatse in Bourtange op 19 februari, 80 exemplaren over Emmen op 21 februari, 80 exemplaren over Odoorn op 28 februari en 84 exemplaren over Sellingen eveneens op 28 februari. Steltkluten deden dit voorjaar weinig verrassende dingen en verschenen vooral op de plek waar ze te verwachten waren: het Lauwersmeergebied (verschillende waarnemingen vanaf 27 april). Verder kwamen er meldingen uit de Brekken bij Lemmer (het eerste geval van dit jaar op 11 april (2) en de Rijperkerkerpolder (3 exemplaren op 29 april). Morinelplevieren werden gezien op 11 april in de Eemshaven (kort ter plaatse), op 26 april op Schier, op 1 mei op de Vogelroute (3 overvliegende vogels) en op 13 mei op Rottumeroog (3). Op 16 mei werd een zomerkleed Aziatische Goudplevier ontdekt op Schier, terwijl een zomerkleed Amerikaanse Goudplevier op 10 mei kortstondig de Breebaartpolder opsierde. De Top of Holland deed weer goed van
zich spreken op Breedbekstrandloper‐gebied. Wederom bleek hoe schril het contrast is tussen hier en de rest van het land. De eerste waarneming vond plaats op 9 mei op wat meteen de hotspot voor de soort bleek te zijn, Westhoek. Vanaf 17 tot in ieder geval 24 mei werden hier dagelijks 3 en soms zelfs 4 vogels gezien. Op 16 mei zat er 1 exemplaar bij Zwarte Haan en 2 exemplaren buitendijks bij de Bantpolder (de dagen erna bleef hier steeds 1 exemplaar ter plaatse), op 17 mei zat er een vogel in de Breebaartpolder, op 18 en 19 mei bleek een adult ter plaatse langs de pier van Holwerd, op 23 mei zat een exemplaar op de Dollardkwelder en de 24e mei werd er een vogel gemeld uit de Ezumakeeg. En dit alles tegen 0 exemplaren in de rest van het land… Tussen de Breedbekken bij Westhoek bevond zich op 20 mei tevens een adulte Bonapartes Strandloper. Poelruiters bleken opvallend schaars, met slechts 3 gemelde vogels: op 26 april bij de plasjes in de Bantpolder, op 28‐30 april in de Keeg en op 22 mei in het Jaap Deensgat. Erg leuk was de vondst van een adulte Rosse Franjepoot in zomerkleed op 26 mei in de Veenhuizerstukken (houd die naam in de gaten!). De eerste Grauwe Franjepoot verscheen op 27 april in het Lauwersmeergebied, de plaats die in de periode erna zo nu en dan beesten zou herbergen. Tussen 9 en 23 mei werd er ook onregelmatig een (of wellicht verschillende) exemplaren gezien bij Westhoek, op 10 mei zat er een vogel bij de Steile Bank, op 22 mei werd een vogel ontdekt in de plasjes van Harlingen (dan weet iedereen welke plek wordt bedoeld!) en op 23 mei zat er een beest in de Bantpolder. Ook dit aantal waarnemingen is trouwens, net als bij Breedbekken, buitenproportioneel hoog in vergelijking met de rest van het land. Gestreepte Strandlopers zaten op 4 en 5 mei bij Tetjehorn (2 exemplaren), op 9 mei in de Keeg en bij Achter de Zwarten en op 12 tot 14 mei wederom in de Keeg. Meeuwen – Tapuiten Geelpootmeeuwen konden in de maanden januari en februari her en der in de stad Groningen worden gevonden (met bijvoorbeeld 2 eerste winter vogels op 28 februari bij de Hoornse Plas, zie foto); daarbuiten waren waarnemingen op 16 januari op Vlieland (3), op 25 januari bij Oudehaske, op 15 februari bij Wijster en op 9 mei in de Jan Durkspolder.Het aantal Pontische meeuwen bleek ongeveer dubbel zo groot. Op 24 januari vloog een onvolwassen Ross' Meeuw langs het zeetrektelpunt ten noorden van Nes op Ameland. Voor het eerst in jaren was het aantal Grote Burgemeesters in evenwicht ten opzichte van z'n kleinere broer. De stand werd uiteindelijk 3‐3. Grote
Burgemeesters werden gezien op Vlieland (21 februari), bij Roptazijl (28 februari) en op de pier van Holwerd (6 mei), terwijl Kleine Burgemeesters verschenen op Vlieland (7 maart), Terschelling (15 maart) en in de Eemshaven (tussen 10 en 17 april). De enige 2 Lachsterns van dit voorjaar waren te vinden langs de Kustweg (25 april) en in de Breebaartpolder (23 mei), terwijl de eerste Reuzensterns reeds op 29 maart van zich deden spreken. Het zal niemand zijn ontgaan dat het weer eens raak was met Witvelugelsterns dit voorjaar. In midden mei werden vrijwel alle plekken die tijdens eerdere invasies ook werden aangedaan weer voorzien van de nodige vogels (Jan Durkspolder, Blauwe Stad, Westerbroekstermadepolder, Lauwersmeer, Zuidlaardermeer enz.). De eerste vogel diende zich aan op 8 mei bij het Mirnserklif, waarna het hoogtepunt plaatsvond grofweg tussen 11 en 14 mei. Absoluut hoogtepunt betrof de waarneming van 54 exemplaren op de Vlinderbalg op de avond van de 13e mei. Hierna liepen de aantallen snel terug en werden her en der nog slechts losse beesten gezien. Op 22 mei was er nog een leuke post‐invasie‐waarneming van 4 vogels in het Fochteloerveen. Witwangsterns deden in de slipstream ook leuk mee, al waren de aantallen daarvan een stuk kleiner. De plekken waren wel min of meer dezelfde, met als zwaartepunt de 5 exemplaren in de Blauwe Stad op 14 mei. Tot 21 mei bleven 2 exemplaren ter plaatse bij Meerwijck, vaak in gezelschap van 2 Witvleugels, en deze vogels bleken daarmee het makkelijkst twitchbaar. Een van de mooiste verrassingen van afgelopen winter betrof de komst van een onvolwassen vrouwtje Sneeuwuil. Na een maandenlang verblijf op Texel, waar zowat iedere vogelaar de vogel heeft opgezocht, werd het allemaal nog beter toen de vogel via een kortstondige tussenstop op Terschelling op 8 februari vanaf 9 februari de tent op Ameland opsloeg. Het duurde even voordat de exacte verblijfplaats achterhaald was, maar toen bleek de vogel ook goed terug te vinden en liet zij zich leuk bekijken tot in ieder geval 3 maart. Daarna begon de vogel de tocht terug naar het noorden, waarbij het leuk is te melden dat eind maart zeer waarschijnlijk deze vogel enkele dagen in het noorden van Denemarken, nabij Skagen, werd gezien (twee weken later gevolgd door waarschijnlijk hetzelfde onvolwassen mannetje dat maanden lang in de Doelerpolder in België heeft vertoefd). Opmerkelijk genoeg volgde op 26 mei wederom een melding van een Sneeuwuil op Ameland. Hoppen werden gemeld op tussen 8 en 18 april op Terschelling, op 15 april op de Punt van Reide en op 12 mei
in Orvelte. De Bijeneters die werden doorgegeven betroffen louter overvliegende of kort aanwezige exemplaren: op 9 mei over zowel de Duurswoudse heide als over Garnwerd, op 12 mei maar liefst 16 vogels over Hallum (waar blijft zo'n groep daarna?), 13 en 14 mei in Nieuwwolda (2 vogels kort tp) en 23 mei over het Mantingerveld. Heel vogelend Nederland lazerde in de ochtend van 21 mei haast van z'n stoel toen er op het schermpje van honderden telefoons de naam "Groene Bijeneter" verscheen. Helaas betrof het een overvliegende vogel die maar door één waarnemer is gezien, maar het gaf wel weer even aan dat we messcherp moesten zijn. De volgende kan zo maar over je eigen hoofd vliegen! De Draaihalzen deden goed hun best dit voorjaar: op 10 april verschenen de eerste exemplaren (Groningen en Eemshaven), waarna er nog zo'n 33 her en der werden opgemerkt. Dat is wel eens minder geweest! Een Kuifleeuwerik, een lokale mega, werd helaas maar door 1 waarnemer gezien op 6 mei op en rond de parkeerplaats van Esonstad in het Lauwersmeergebied, terwijl een Rotszwaluw op 20 april op het Balloërveld het moest doen met 2 verbouwereerde waarnemers. Opvallend gezoeg werd er maar 1 Roodstuitzwaluw gezien, en wel op 25 april langs de kustweg. Duinpiepers deden het eveneens erg matig met allen 5 waarnemingen uit de Eemshaven en 1 overvliegende vogel op het Balloërveld. Ook Roodkeelpiepers hebben het wel eens beter gedaan, maar deze soort compenseerde de kwantiteit met de kwaliteit: op 26 april werd een vogel ontdekt langs de vogelroute die het zo goed naar z'n zin bleek te hebben dat deze tot en met 2 mei bleef hangen (zie foto). Hierbij zong de vogel af en toe, werd er af zelfs met nestmateriaal gesleept en liet de vogel zich fenomenaal bekijken. De enige andere waarneming betrof een overvliegend exemplaar op 10 mei op Terschelling. Lijsters Gorzen De laatste Pestvogels werden op 7 april gezien in Winschoten (12 exemplaren). Een landelijk hoogtepunt betrof de ontdekking van een tweedejaars mannetje Rode Rotslijster. De vogel liet zich leuk zien op een aardappelakker (!) in de Veenhuizerstukken bij Stadskanaal op 30 april en gelukkig ook nog op 1 mei. Grote Karekieten zongen op 1 mei in het Oosterschar, op 9 tot en met 23 mei in het Roodkeelplasje, op 19 mei in Erm, op 21 mei op de Vlinderbalg alsmede in Wildervank. 2 paartjes Buidelmees hebben dit jaar een broedpoging gewaagd in het Lauwersmeergebied; op deze geslaagd zijn is op moment van schrijven nog niet duidelijk. De
enige melding van Kortsnavelboomkruiper kwam op 9 januari vanaf de bekende plek in de bossen nabij Ter Apel. Bij vele vogelaars zal de ontdekking en de twitch naar het opzienbarende groepje van 9 Spaanse Mussen (4 man en 5 vrouw) voor altijd in het geheugen gegrift blijven, ondanks het feit dat, mocht je een kwaaddenker zijn, er misschien een klein luchtje hangt aan deze waarneming... De vogels werden op 9 april ontdekt en bleven tot 12 april aanwezig, hoewel de groep met de dag kleiner werd (op de 12e waren nog 4 vogels aanwezig). De eerste Europese Kanarie werd op 8 april in Leeuwarden waargenomen, waarna er vogels volgden in de Eemshaven (in totaal 5 exemplaren gedurende het voorjaar), op Schier (11 april), op de Punt van Reide (18 april) en langs de Kustweg (3 exemplaren op 13 mei). Een Grote Kruisbek werd op 21 maart gemeld vanaf Terschelling, terwijl de immer zeldzame Grauwe Gorzen het moesten doen met waarnemingen vanaf het Balloërveld (19 april) en de Kollumerwaard (15 april). Ortolanen, tenslotte, werden gezien op 26 april op Vlieland, op 28 en 29 april in Nieuwwolda (ook zingend!), op 2 mei in Oudeschip, op 6 en 7 mei in de Bantpolder (op exact dezelfde locatie als waar 2 jaar geleden ook 2 vogels zaten), op 11 mei op Schier, op 12 en 18 mei in de Eemshaven en op 15 en 16 mei langs de weg in de Ezumakeeg (zie foto).
Met dank aan Rommert Cazemier voor het belangeloos beschikbaar stellen van de imposante www.lauwersmeer.com –database! Tekst en foto’s: Martijn Bot (http://martijnbot.fotopic.net en http://bigbirdingblog.blogspot.com)
Geduld is een schone zaak Vanaf 14 november 2008 bevond zich langdurig een Sneeuwuil op Texel. Een groot deel van vogelend Nederland toog in de loop van de winter naar dit eiland om deze noorderling te gaan bekijken. Je zou verwachten dat het voor een in Den Helder woonachtige vogelaar als mij, met de boot naar het eiland zo’n beetje in de achtertuin, niet lang zou duren voordat ook ik de oversteek zou maken. Om uiteenlopende redenen bleef het er echter steeds bij. Niet alleen had ik al eens een Sneeuwuil gezien, bovendien kan ik me er de laatste jaren steeds minder vaak toe zetten om een soort te twitchen. Als je van te voren al weet wat je gaat zien is voor mij de lol al half over, zelfs al het om een imposante vogel als een Sneeuwuil gaat. Liever ga ik zelf op zoek naar m’n vogels, zelf gevonden vogels geven mij veel meer voldoening. Hoe dan ook, weekend na weekend verstreek waarin de uil trouw als een witte prop op Texelse schapenweitjes bleef zitten en ik m’n dagen rond Den Helder sleet met Kleine Zilverreigers, Patrijzen en Sneeuwgorzen. Tot het onvermijdelijke uiteindelijk gebeurde en de uil van Texel vertrok. Op 7 februari werd ze voor het laatst gezien op Texel, op 8 februari werd ze kortstondig gezien op Terschelling en 9 februari werd de vogel al gezien op Ameland. Daarna werd het een tijdje stil rond de uil, die had ik vakkundig aan me voorbij laten gaan… Veel vogelaars gingen er van uit dat de uil nu wel ergens op een Duits waddeneiland zou zitten, maar al gauw bleek dat de vogel waarschijnlijk toch nog op Ameland rondhing. Enkele malen werd de vogel door lokale vogelaars gemeld. Een grondige zoektocht door Martijn Bot, op dagen met harde aanlandige wind tussen augustus en maart ook min of meer Amelander, leverde echter niets op. Mogelijk dat Martijn toch tijdens het zoeken meer gefocussed was op keilende stipjes aan de horizon en daardoor miste wat doodstil onder z’n neus zat, want enkele dagen later bleek de uil nog steeds aanwezig. Met een vrije zaterdag in het verschiet was de keuze nu wel snel gemaakt. Waarom per slot van rekening een Sneeuwuil gaan bekijken die 45 minuten van je huis vandaan zit als je er ook een kleine drie uur voor kunt reizen? Bijkomend voordeel ten opzichte van de Texel‐periode was nu dat de vogel op vertrouwde Friese bodem zat, ik weer eens een dagje met vrienden van weleer kon vogelen en we het plan hadden opgevat om na de uil in te hebben gekopt relaxed over zee te gaan kijken. Zo gezegd zo gedaan. Zaterdag de 21e namen Rommert, Sietze en ik de 9:30 boot vanaf Holwerd. Vlak voor vertrek kregen we telefoon van Jeffrey Huizinga vanaf het eiland. Hij stond nu naar de Sneeuwuil te kijken. Dit kon al bijna niet meer mis gaan! Een aantal mensen, waaronder Martijn Bot en David Hoekstra werden gebeld, zodat zij de eerstvolgende boot nog konden halen om de uil te zien. Na aankomst op het eiland was het ongeveer tien minuten spannend omdat we op de doorgegeven plek aanvankelijk geen witte stip aan de horizon konden ontdekken. Sietze had echter de tegenwoordigheid van geest om nog even achterom te kijken en constateerde dat
we in ons jeugdig enthousiasme de uil al voorbij waren gefietst. De uil was mooi, maar veel actie zat er wederom niet in, zodat we na een uur of wat besloten om ter hoogte van Nes over zee te gaan kijken. Al snel werd duidelijk dat er niet veel vloog, maar dankzij het zonnige en vrijwel windstille weer hadden we wel ideale omstandigheden om een aantal op de Noordzee zwemmende groepen Zwarte Zee‐ eenden te checken. Al vrij snel pikte ik tussen de zwartjes een tweetal afwijkende vogels op. De zon was echter net even achter de wolken gekropen en de afstand was nog aanzienlijk, waardoor ik er in eerste instantie niets van durfde te maken. Het leek nog het meest op twee alkachtigen of slapende Futen. Toen ik ze door de golfslag uit beeld verloor besloot ik ze met tegenzin los te laten. Enkele minuten later scande ik hetzelfde deel van de Noordzee nogmaals en vond ze toch weer terug. Nu scheen de zon weer en kon ik ze bovendien langer in beeld houden. Dit leek toch verdacht veel op datgene wat ik al jaren hoopte te vinden tussen de zwartjes… Ik waarschuwde Rommert en Sietze met de mededeling dat ik twee vogels had die leken op twee mannetjes Brilzee‐eend. Na de onvermijdelijke uitleg als “ik zie niets anders aan de horizon dan zwartjes”, “Nú onder die naar rechts vliegende Zilvermeeuw” en “ze zijn nu net even achter een golf verdwenen” konden we de vogels gedrieën volgen terwijl ze tussen hun brilloze familieleden dobberden. Opvallend was dat, ondanks de vrij grote afstand, de witte koptekening er bij flinke zonneschijn toch uitsprong. Met een flinke portie fantasie was een aantal malen zelfs de oranje snavelkleur te zien. Zodra de zon achter de wolken kroop keek je er met gemak overheen.
Geleidelijk werden de weersomstandigheden helaas minder gunstig. De zon verdween permanent achter de wolken en het werd wat heiig, waardoor we de vogels uiteindelijk definitief uit beeld verloren. Onze resterende tijd op het eiland brachten we door bij de nog altijd wortel schietende Sneeuwuil, waar inmiddels een aantal met latere boten vertrokken vogelaars aan waren geschoven. Het blijft speculeren of het bij de waarnemingen van 1 tot 2 mannetjes Brilzee‐eend de afgelopen jaren om dezelfde jaarlijks terugkerende vogels gaat. Hoewel ongetwijfeld her en der tussen de tienduizenden op de Noordzee overwinterende Zwarte en Grote Zee‐eenden een Brilzee‐eend aanwezig is, is de afgelopen jaren in ieder geval wel duidelijk geworden dat Ameland de aangewezen plek is er daadwerkelijk ééntje in je scoop te krijgen. Met dank aan de Sneeuwuil die zo geduldig was om te wachten tot zelfs ik haar met een bezoekje kwam vereren én aan het nooit voldoende geprezen goudgele strand van Ameland! Roelf Hovinga (en de foto hierboven is gemaakt door Martijn Bot) ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
Spaanse paasMussen Donderdag 9 april. Vanavond ga ik nog even vogelen in de Eemshaven. Gisteren op Lauwersmeer.com gezien dat er bij het grote schakelstation Beflijsters en Zwarte en Gekraagde Roodstaarten zijn gesignaleerd. Stonden alle drie nog niet op de jaarlijst. Voor Roodstaarten wil ik zo’n rit niet maken, voor de Beflijster is het altijd handig wat extra moeite te doen. Mijn ervaring met Beflijsters is nog niet zo groot in de bijna drie jaar dat ik wat fanatieker aan het vogelen ben. Voordat ik bij het grote schakelstation ben, staat de Zwarte Roodstaart al op mijn lijst. Voor de Beflijster hoef ik ook niet al te veel moeite te doen. De eerste de beste merel‐achtige, blijkt in de telescoop een prachtige Beflijster‐man te zijn. Ik probeer wat dichter bij te komen voor een foto. Maar mijn aanwezigheid wordt niet echt gewaardeerd; hij vliegt het hoekje om. Ik loop wat verder om hem nog een keer te zien. Om de hoek blijken er plots twee Beflijsters te zijn. Na een aantal foto’s (van te grote afstand) besluit ik dat het goed is. Nog even over de dijk kijken en dan rij ik met de auto terug richting het centrum van de Eemshaven. Inmiddels is het al een beetje aan het schemeren, rond een uur of half negen in de avond. De Visdief stond ook nog niet op de jaarlijst. Wie weet is die elders in de haven te zien. Ik besluit nog niet terug te rijden richting Groningen, maar nog even naar het oude vertrekpunt van de boot naar Borkum/Helgoland te gaan. Normaal niet een plaats waar je vogels kijkt, hoewel dat wel de plek is waar ik mijn eerste (broedende) Noordse Stern twee jaar geleden scoorde. Het laatste eindje rijd ik langs het spoor. Veel drukte van mussen, waar ik geen aandacht aan besteed, totdat ik een schokkende ontdekking doe: Een paar opfladderende mussen hebben wel heel erg witte wangen. Geen gewone mussen, maar ook geen Ringmussen. Mijn eerste associatie is de Italiaanse Mus. Maar helaas, de beestjes zitten achter het gaas en zijn wat lastig waarneembaar. Daar komt bij dat mij auto verkeerd staat, zodat ik me in allerlei bochten moet wringen om de mussen goed te zien. Eerst foto’s maken, schiet door mij heen. Voordat ik de ANWB‐ vogelgids pak. Snel het fototoestel in de aanslag. Batterij blijkt gelukkig nog voldoende energie te hebben. Met mijn simpele Nikon P80 is het erg lastig scherp stellen door het gaas heen. De autofocus denkt steeds dat ik het gaas wil fotograferen. Ik moet met dat ding toch ook met de hand kunnen scherp stellen? Helaas, met de hand de belichting corrigeren, lukt me inmiddels. Maar met de hand scherpstellen niet. Dan kijken of ik om de auto heen van buiten de auto een foto kan maken. Ondertussen kwetteren de mussen achter het gaas aan de verkeerde kant van de auto luidruchtig verder. Op het moment dat ik de auto verlaat, hebben de mussen het met mij gehad: in gesloten formatie besluiten ze het gazon te verlaten en het bedrijventerrein op te vliegen dat helaas ontoegankelijk is. BALEN! BALEN! BALEN!
Wat me nog wel opvalt, is de manier waarop de mussen wegvliegen. De Huismussen bij ons achter het huis vliegen altijd wanordelijk weg: kris kras door elkaar. Ringmussen heb ik ook wel eens in een ordelijk groepje zien wegvliegen. Deze mussen vliegen weg in een keurig nette groepje. Ik rij voor de zekerheid nog naar de ingang van het bedrijf, maar het biedt toch echt geen toegang. Dan besluit ik de theorie uit te testen dat vogels nog wel eens op een eenmaal bekende fourageerplek terugkomen.
Ik draai de auto om. Zet deze met de linker voorruit tegen het gaas en wacht. Ondertussen heb ik tijd om de ANWB‐vogelgids er maar eens op na te slaan. Na een snelle blik is het duidelijk: dit zijn geen Italiaanse, maar Spaanse Mussen. Eigenlijk weet ik niet precies hoe zeldzaam die zijn. In tegenstelling tot de Italiaanse mus, heb ik geen ervaring met dit Spaanse familielid. Ik kan me niet herinneren dat ik de afgelopen paar actievere vogeljaren meldingen van de Spaanse Mus ben tegen gekomen. Maar dat kan aan mij liggen, omdat ik nu eenmaal niet overal op kan letten. Maakt nu even niet uit; eerst moeten die drukteschoppers terug komen. Na tien minuten is de opluchting groot. Dat wil zeggen; één exemplaar komt terug en gaat schuin achter me in een struikje tegen de loods zitten. Geen fotogeniek plekje. Maar voordat ik me daar druk over kan maken, valt een ander groepje op het pad vlak achter het hek neer. Alleen even iets te ver weg. Durf ik de auto te starten? Ik doe het en rijd een meter of 10 richting de Spanjaarden. Ze hebben geen moeite met mijn rode Scenic. Ik zet de auto stil. Langzaam breng ik mijn fototoestel met de
hand naar buiten en houdt het schuin voor het gaas. Op de achterwand, kan ik net zien dat de vogels er op staan. Ik blijf klikken. De beestjes komen al scharrelend geleidelijk dichter bij. En ik blijf foto’s maken alsof mijn leven er vanaf hangt. Als ze vlak bij de auto zijn, kan ik zelfs foto’s maken van twee mannetjes.
De kwaliteit van de foto’s vind ik even niet zo boeiend. Het licht is inmiddels behoorlijk slecht aan het worden. Heel scherp wordt het allemaal niet, maar dat is even niet anders. De vogels moeten er nu gewoon heel herkenbaar op staan. Dan gaat het groepje wat verderop in het gras zitten en denk ik dat het handig is voor deze waarneming om ook het aantal exemplaren maar even te tellen. Daar krijg ik niet veel tijd voor. Al heel snel fladdert er een groep van 9 mussen vandoor. Ik kan niet goed zien of het allemaal Spanjolen zijn. Vlot vliegt er een groepje van 5 achteraan. En ik besluit het maar even op 14 exemplaren te houden. Aangezien het al behoorlijk donker aan het worden is, verwacht ik niet dat het spul nog terug zal komen. En daar komt bij dat ik op ben van de zenuwen, want ik weet dat dit bijzonder is, maar hoe bijzonder is het eigenlijk … ? Op de weg terug richting Groningen ben ik erg blij dat ik cruise control heb. Dat behoedt me voor een flinke overschrijding van de maximum snelheid op de Eemshavenweg, want ik heb plotseling bijzonder veel last van acuut opkomende restless legs. Na 10 kilometer slaat de twijfel toe. Ik denk: “Ach natuurlijk, er zal vast
al jaren een groepje Spaanse Mussen in de Eemshaven zitten. Bij alle plaatselijke vogelaars is dat bekend. Maar alleen ik vogel niet genoeg en weet daar dus niets van. Ik besluit een hulplijn in te zetten: ik bel mijn vaste vogelvriend Erik Pomp. “Erik, weet jij toevallig of er in de Eemshaven een groepje verwilderde Spaanse Mussen ronddoolt?” Erik weet nergens van. En als er iemand dit soort dingen weet, dan is hij het wel. “Dan heb ik een heel bijzondere waarneming gedaan, Erik. Een groepje Spaanse Mussen”. “Een groepje Spaanse Mussen …. ??,”roept Erik vol verbazing uit. “Wil je even op waarneming kijken hoe vaak dat beest al in Nederland is geweest?” Even later: “Ik zie alleen een melding van 1997 en één in 2000. En in beide gevallen gaat het om 1 exemplaar.” “Ik heb foto’s”, voeg ik er triomfantelijk aan toe. “Kom dan eerst maar even bij mij koffie drinken”, zegt Erik op een toon waaruit ik opmaak dat ik nog wat zendingswerk te verrichten heb: hij is duidelijk niet overtuigd van mijn waarneming. Een tijdje later parkeer ik de auto voor zijn deur. Snel een foto tevoorschijn gehaald, even vergroten op het digischerm achter op de camera en Erik deinst achteruit. Dat zijn inderdaad Spaanse Mussen roept hij verbaasd, want hij heeft in de twintig minuten na mijn telefoontje de Spaanse Mus tot zijn specialisme gemaakt. Direct melden, lijkt ons een goed plan. Via waarneming. En dan een kop koffie. De foto’s ga ik thuis op de PC bewerken en dan op Waarneming zetten. Na de koffie is de voorspelbare reactie op waarneming een feit: Marnix Jonker schrijft als streng commentaar bij de waarneming: “Beste Gert Jan, Eén Spaanse Mus zou al heel bijzonder zijn, laat staan 14”. Ik spoed me naar huis, want er zal inmiddels een aantal vogelaars erg nieuwsgierig geworden zijn naar de foto’s. PC aan, geheugenkaartje erin. Foto’s overladen naar PC (als er maar niets fout gaat). Foto’s verkleinen, comprimeren, en uploaden maar. De reactie de commentator komt snel: “Dat ziet er goed uit! Gefeliciteerd. Het kon wel eens druk worden morgen in de Eemshaven.” Helaas moet ik de volgende dag werken. Toch, voor het werk nog even langs de Eemshaven rijden: inmiddels zijn er een stuk of dertig waarnemers. En het is toch wel een opluchting voor mij om te constateren dat de beestjes er nog zitten. Het vervolg zie ik alleen maar in de meldingen: grote aantallen waarnemers bestormen de Eemshaven. En zelfs RTV Noord, Dagblad van het Noorden en De Wereld Draait Door besteden er aandacht aan. Een gekkenhuis. Helemaal geweldig! Tekst en foto’s: Gert Jan Versteeg.
Hoeveel toeval is er nodig voor een ‘close encounter’ met een Rode Rotslijster in Stadskanaal? (oftewel het verhaal hoe op donderdag 30 april 2009 ’s avonds de Rode Rotslijster bij Stadskanaal is ontdekt, waardoor deze dwaalgast de gehele vrijdag daarna nog door circa 250 vogelaars is gezien).
Het donderdag 30 april 2009, mijn vrouw en ik gaan in de ochtend naar Duitsland naar een Rhododendron‐park bij Westerstede (tussen Leer en Oldenburg), waarvan vanwege de mooie maand april nu de bloemen daar op hun mooist zijn. Het park ligt in een open gemengd bos, relatief veel Grove Den met daaronder gelegen een pallet van felle kleuren van de grote bloeiende struiken; tezamen met de ver‐dragende zang van een uitbundige Grote Lijster is het deze entourage lekker vertoeven in dit ‘Keukenhof’van Rhododendrons. Vanaf een bankje zien we een Grauwe Vliegenvanger druk doende zijn nestkast aanprijzen aan een vrouwelijke soortgenoot, ze gaat de kast zelfs al even inspecteren. In de loop van de middag naar Stadskanaal, voor een thee‐visite bij kennissen. De Veenhuizerstukken bij de kijkhut, ja daar waren onze kennissen na mijn vele vogelverhalen onderhand wel een keer geweest, maar ze zagen daar alleen watervogels... Om 18.00 uur weer terug naar de stad Groningen, het vogelaarsbloed kriebelt en jeukt door mijn aderen, dus toch even stoppen bij de Veenhuizerstukken en naar de kijkhut. We zien een man op de fiets er ook naar toe gaan, hij parkeert de fiets verderop bij het bruggetje; wij lopen vanaf de kleine parkeerplaats langs het voetpad er naartoe. Flits, flits... ik zie een sterretje, een lichtflitsje in mijn rechterooghoek, was dat een oogzenuwtrekje of toch wat anders? Ik besluit toch om de verrekijker te pakken en de nog kale aardappelakker te bekijken, en plots... verschijnt er een vogel met een fel oranje borst en een grijze kop pontificaal in beeld. Dat is geen gewone vogel, dat is een erg bijzondere, is het een Izabeltapuit om maar iets exotisch te bedenken? Of een lijsterachtige, waar ken ik deze vogel van? Mijn geheugencellen denken dat ze hem wel eens ergens in het vogelboek voorbij hebben zien komen. De vogel blijft ondertussen op 40 meter doorgaan met foerageren, ik neem snel zijn kenmerken in mij op, grijze kop, oranje borst, witte vlek (dat was die lichtflits natuurlijk) op de rug, bruine vleugels. De adrenaline stijgt, die man daar in de hut die moet ik erbij halen, die moet hem ook zien want anders gelooft niemand mij, en die man daar die heeft vast wel een vogelboek bij zich. Natuurlijk, mijn vrouw heeft hem ook gezien, maar die is geen vogelaarster. Bijna in tijgersluipgang gaan we het voetpad verder af, want de vogel moet niet verschrikt weg vliegen; gaan het bruggetje over en onder dekking van bomen lopen we het pad verder naar de hut. Nou ja lopen, mijn vrouw rent al vooruit, bereikt de hut en zegt tegen de aanwezige vogelaar (Wim van Ommen): “U moet snel bij mijn man komen”, een verschrikte reactie volgt: “Is er dan wat ernstigs gebeurd”?, “Neen, maar hij ziet iets bijzonders”.
Ik bereik de hut, en vraag hem snel mee te gaan kijken, want dit is uniek. We benaderen heel voorzichtig de aardappelakker, eerst van veraf kijkend en dan steeds 10 meter over het voetpad opschuivend tot op gepaste afstand, de vogel is niet schuw en toont zijn schoonheid. Ik straal van blijdschap, gelukkig hebben nu twee vogelaars hem goed gezien. “Maar zou het precies zijn?” denk ik. “Verdorie, ligt het boek door de consternatie nog in de hut…”. We keren terug naar de hut, naar het vogelboek om daar verder te kijken, en als we de hut binnen stappen ligt het vogelboek al open, mijn vrouw wijst triomfantelijk als niet vogelaar met haar vinger op een foto en zegt: “Dat is hem!” De beide vogelaars kunnen op deze rake constatering alleen maar volmondig “Ja” zeggen.
Ik wil deze waarneming melden, en daarom gaan mijn vrouw en ik terug naar de auto, via het voetpad met nog vele blikken op deze fraaie Rode Rotslijster. Als ik ’s avonds het Internet op ga, en de vogel op waarneming.nl en avifaungroningen.nl plaats, voel ik datgene wat ook die andere vogelaars moeten hebben gevoeld toen ze als eerste iets bijzonders waarnamen, zoals de Sneeuwuil in Texel, de Giervalk in Groningen of de Killdeerplevier in Friesland. Dat het balletje is gaat rollen zie ik de volgende ochtend op mijn werk, er verschijnen meer waarnemingen en vele foto’s www.waarneming.nl Terugkijkend/horend heeft het balletje zo gerold:
-
-
mijn melding op donderdag 30 april 2009 om 21.00 uur op www.waarneming.nl en www.avifaunagroningen.nl om 21.30 uur is deze al overgenomen op www.dutchbirdalerts.nl de volgende ochtend om 6.10 uur staan er 3 mannen (Marnix Jonker, Jan Lantinga en Wim Bergman) langs het aardappelveld om in de ochtendmist de vogel te voorschijn zien te komen, als de determinatie compleet is, dan wordt om 7.00 uur de definitieve bevestiging gedaan op de internetsites etc. daarna stromen die gehele vrijdag circa 250 vogelaars uit het gehele land binnen voor een ‘close encounter’ met de Rode Rotslijster bij de Veenhuizerstukken bij Stadskanaal.
En dat allemaal toevallig door die ene lichtflits in mijn rechteroog...
Tekst: Nico Vogelzang Foto’s: Martijn Bot
IN MEMORIAM MET ROB GOLDBACH Rob Golbach is op 7 april 2009 op tragische wijze overleden. Tijdens een reis in India is hij aangevallen door een Olifant en heeft dit helaas niet overleefd. Rob was 59 jaar en nog veel te jong om in het harnas te sterven. Met Rob hebben we een prettig persoon en vogellaar verloren. Het zal bijna 30 jaar geleden zijn dat ik Rob in het veld ontmoette en eerlijk gezegd weet ik niet precies meer waar maar het zal ergens langs de Rijn geweest zijn. Daarna kwamen we hem regelmatig tegen in Flevoland. Als wij daar met onze kinderen een rondje maakten kwamen we af en toe Rob & Evelien met Onno en Sander tegen. Vanaf deze tijd ontmoetten we elkaar dikwijls in het veld tegen en langzaam groeide er een band en de gesprekken en het uitwisselen van waarnemingen werden uitgebreider. De gesprekken gingen vanaf deze tijd niet louter en alleen over vogels al zou dat de rest van onze vriendschap wel het belangrijkste gesprekstof blijven. Vanaf 2003 mogen wij genieten van de gastvrijheid van het huisje “Seehanne” bij Mirns in Gaasterland. Dit was de favoriete plek van Rob om hier samen met Evelien de weekenden door te brengen. Deze weekenden gingen bijna altijd gepaard met het maken van een omweg om in Flevoland of Noord Holland een leuke soort mee te pikken. Ik weet nog goed dat, toen we voor het eerst naar de Seehanne gingen, Rob tegen me zei: je moet wel Sietze en Rommert bellen zodat zij je op de hoogte houden van leuke waarnemingen in Friesland. Als Rob het weekend was weggeweest of na een van zijn vele buitenlandse reizen belde hij me steevast op om wederzijds de ervaringen van deze periode uit te wisselen. Tijdens de vele vogeltochten die ik met Rob mocht maken was het volop genieten van zijn geweldig enthousiasme afgewisseld door zijn fijne humor.
Vanaf de eerste ontmoeting ervaarde ik Rob als een zeer prettig persoon die in omgang gelijk rustig, vertrouwd en “gewoon” overkwam. Hij liet absoluut niet tegenover anderen blijken dat hij een professor was of meer van vogels wist dan anderen. Ook al had Rob meer dan 5.000 soorten wereldwijd gezien, hij genoot ook met volle teugen van minder zeldzame soorten en de laatste jaren maakten we regelmatig een nieuwjaars Big Day. Op 2 januari van dit jaar was dat naar Texel voor de Sneeuwuil. We zullen Rob voor altijd missen op onze tochten en vooral in de Seehanne. Maar bij elke leuke waarneming en op al de plekken waar ik ooit met Rob ben geweest zal ik aan hem denken. Ook de race achter de Steenarend aan bij Rolde en meer van deze fijne tochten blijven in mijn herinnering. We wensen vooral Evelien, Onno, Sander, Kirsten en Maaike veel steun om dit verlies te verwerken. Henny en Aart Vink ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
Eerste winter Ross’ meeuw langs Ameland Ik kan er een prachtig en lang verhaal omheen breien, maar ik kan me levendig voorstellen dat dat zo langzamerhand wat saai gaat worden; weer een langdradig zeetrekverhaal vanaf Ameland. Laat ik dan maar gewoon ter zake komen: op 24 januari 2009 zagen Rommert en ik een onvolwassen Ross’ meeuw langsvliegen vanaf het inmiddels bekende zeetrekpunt ten noorden van Nes. De omstandigheden waren niet eens zo heel speciaal. Natuurlijk stond er een matig west‐noordwestelijk briesje, en natuurlijk hadden we al gezien dat het gezien de noordwestelijke stroming die het eiland de week ervoor geteisterd had hoopvol zou kunnen zijn, maar het blijft natuurlijk wel eind januari. Aan de andere kant blijft het ook de zee, en die kan zo nu en dan nog wel eens iets onverwachts brengen... Ik kan me nog een legendarische zeedag in januari vrij levendig voor de geest halen! Na de nodige Duikers, Jannen en een Rodhalsfuut pikte ik om even na elven en op een metertje of 300 afstand een kleine onvolwassen meeuw op tussen de Stormmeeuwen. Na wat korte aanwijzingen had Rommert de vogel snel ook in beeld en zeiden we eigenlijk al meteen dat het er wel spannend uitzag en het wellicht een Ross meeuw zou kunnen zijn. De vogel vloog echter nog wat ver oostelijk om alle kenmerken te kunnen checken. Rustig fouragerend kwam de vogel dichterbij, en steeds meer raakten we ervan overtuigd dat we met iets erg spannends te maken hadden. De kenmerken waar we wisten dat we op moesten letten hadden we snel afgevinkt en wezen alle in de richting van Ross, maar noch Rommert, noch ik zijn vleesgeworden kenmerkengidsen, dus terwijl Rommert de vogel in beeld hield, graaide ik in de rugtas op zoek naar de nodige literatuur. Gelukkig waren we goed geequipeerd op pad gegaan (dat is ook wel eens anders geweest) en had de vogel weinig haast om waar dan ook te geraken; we konden dus rustig zowel de eerder gerefereerde Van Duivendijk Kenmerkengids als de Svensson als de “flight id of european seabirds” loslaten op de vogel. En nadat deze na ongeveer 4 minuten uit het zicht verdween, zat er werkelijk niets anders op dan te concluderen wat we al vermoedden: het betrof absoluut zeker een eerste winter (2e kj) Ross meeuw! Kleine meeuw, duidelijk kleiner dan een Drieteenmeeuw (beide soorten waren die dag ook al langsgekomen), meer Dwergmeeuw XL Vlucht ook anders dan we al jaren lang gewend zijn van de eerder genoemde 2 soorten, maar moeilijk te beschrijven; nonchalant, vleemuisachtig, korte vleugelslagen, fladderend, afgewisseld met korte duikglijvluchten tijdens fourageren; deed wat denken aan de vlucht van een stern. Vrij lange, spitse (puntige) vleugels, elegant postuur Lange, spierwitte en afgeronde (wig door afstand niet overtuigend gezien) staart, contrasterend met grijze mantel, zonder zwarte eindband. Dit in combinatie met de eerder genoemde relatief lange, spitse en puntige vleugels, gaven de vogel een opmerkelijke structuur. Zwart puntje aan
-
-
-
middelste staartpennen (waarschijnlijk vanwege de afstand in combinatie met donkere zee als achtergrond) niet kunnen waarnemen Opvallende zwarte Wtekening op de bovenvleugels als Dwergmeeuw, onderbroken door een lichtgrijze rug. Echter, de W op de bovenvleugels was veel strakker en smaller dan bij Dwergmeeuw, waardoor er een veel puurder zwartwit en een scherper, contrastrijk patroon ontstaat (meer als Drieteenmeeuw). Veel minder zwart(bruin) op de handpennen dan een W2 Dwergmeeuw. Duidelijk te zien en meermaals gecheckt in het veld was dat het wit op de handpennen doorliep totaan de vleugelpunt. Armpennen en binnenste handpennen puur en helder wit zonder armpenbaan als bijv. W1 Vorkstaartmeeuw (waardoor dus groot en puur wit vlak ontstaat). Smalle donkere rand op op buitenste handpennen niet kunnen waarnemen. Kop geheel wit (met uitzondering van oogvlek), geen zwarte nekband of nekvlek. Wit van de kop contrasteerde zelfs op afstand met grijze mantel Snavel niet kunnen waarnemen Mantel egaal lichtgrijs Onderdelen wit, ondervleugels lichtgrijs, met doorschijnende achterrand
Nadat we de vogel hadden doorgegeven via Dutch Bird Alerts, wat aantekeningen en een schandalige maar vlugge schets (zie onder) hadden gefabriceerd en een inmiddels haast routinematig vreugdedansje hadden gemaakt, vervolgden we de telling nog een uurtje of twee zonder noemenswaardige zaken (nog 2 Roodhalsfuten waren vermakelijk). De rest van de middag vergrepen we ons aan de onvermijdelijke ganzenmeuk, wat een Roodhals en meerdere Zwarte‐ en Witbuikrotganzen opleverde.
Tekst en foto: Martijn Bot
Mijn Bird‐Race avontuur Ik ben geen ochtendmens, nooit geweest ook. Toch stond ik 9 mei op 4 uur ’s ochtends op, voor een hele dag birdracen. Ik had nog niet echt een volledige uitgewerkte route in m’n hoofd, kwam ongeveer neer op ’s morgens bos, en ’s middags water, en dat langs 3 provincies. Ik had ook geen idee wat de afgelopen tijd in het noorden gezien was, de enige vogel waar ik zeker van was was de Ooievaar bij Glimmen. Ben niet in Glimmen geweest die dag. Na koffie, nicotine, en die hoeveelheid vast voedsel die ik op dat tijdstip van de dag binnen kan houden (2 koekjes) kwamen in mijn straat de eerste soorten van de dag: Roodborst, Merel, W’koning etc. Dat kan ik nog wel in mijn eentje af. Het eerste doel van de dag waren de Gasterse Duinen, waar ik toevallig een week van tevoren een kleine excursie had gehouden. Tot mijn plezier zongen er meerdere Wielewalen rondom het heideveld, zat de Roodborsttapuit precies in die boom waar ik hem de week ervoor had achtergelaten, en landde er een Cirlgors op mijn pad. Dat was een probleem, we hadden de volgende ingrediënten: Halfdonker, gors met zwarte strepen op z’n harses, geen ochtendmens, dalend koffieniveau en 3000 zingende Geelgorzen om je heen. Gelukkig vond de gors zelf eigenlijk ook wel dat het geen doen was een paar honderd mensen naar een Drents heideveld te halen, en vloog prompt weer verder. Geelgors nummer 3001. Via het Balloerveld (Paapje, Boomleeuwerik) en Assen (Sjeesduif) kwam ik in het Fochteloerveen. De bedoeling was meer bosvogels, liefst alle mezen en wat spechten, en wat er zoal bij zou komen. Dat ging behoorlijk, op de mezen na. Glanskop en Kuifmees lieten het afweten, alleen Staartmees en Zwarte Mees voegde ik aan de lijst toe. Bij de 7‐hut werd ik geconfronteerd met mijn slordig verleden, enige jaren daarvoor was mijn semafoon enigszins kapot gegaan na een wasbeurt, een val, mijn vaders reparatiepogingen en in het algemeen mijn slordigheid, zodat ik niks wist van de Roodpootvalk die 10 minuten daarvoor op dezelfde plek was gezien door 2 mederacers. Da’s jammer. Wel zat er een prachtige Zomertortel (zo vaak kom ik die niet tegen), en een een mooie Appelvink, een soort waar ik vantevoren niet op gerekend had. Aan de andere kant van Appelscha liggen de Kale Duinen, mijn volgende doel. Ik realiseerde me dat ik nog geen Gekraagde Roodstaart had (die had in de Gasterse Duinen gepland, er zitten er zat), en tevens dat ik eigenlijk geen idee had hoe ik bij de Kale Duinen moest komen. Na een blik op de kaart, en een onvrijwillig bezoek aan de Kamelenmarkt vond ik het gebied uiteindelijk. Opnieuw veel Boomleeuweriken, prachtig baltsend en vechtend, eindelijk Gekraagde roodstaart, en als mooie bonussen Sijs, Havik en Sperwer. Voor mijn gevoel was ik nu een heel eind in de bosvogels, en werd het tijd voor water. Toen ging het mis, ik ben niet zo bekend in de Drents‐Friese wouden, en had slechts een vaag idee van het bestaan van plaatsen als Oldeberkoop en Noordwolde. Na wat
vruchteloze omzwervingen, met weinig soorten (Knobbelzwaan, jawel!) kwam ik in Heerenveen terecht, en van daaruit via Lemmer naar Zuid‐West Friesland. Een tweede fout, tenzij je van folklore houdt. In Stavoren heb je namelijk een stoomtrein (althans, die dag wel). Ik wist dat niet, enige tientallen bussen met bejaarden waren echter wel op de hoogte. In Hindeloopen heb je smalle straatjes (wat doe ik hier?) en Workum is Workum. En overal zijn bruggen. Het duurde allemaal lang, en de soorten kwamen slechts druppelsgewijs binnen. Mijn doel was via de kust naar de Afsluitdijk te rijden, en dan via Noord‐Friesland uiteindelijk naar het Lauwersmeer. Maar goed, dat duurde even, en de resultaten vielen tegen. Wat klein rietspul, enige steltlopers, een paar eenden. Allemaal niet slecht, maar ook niks onverwachts. Wel onverwacht was dat op Breezand niet alles meer te bereiken is, en dat toiletschoonmaakmevrouwen bijzonder bot uit de hoek kunnen komen. Ik zat in een dip, niks lukte echt, en ik had half en half het idee de moed op te geven, naar Glimmen te rijden, en op z’n minst een Ooievaar te zien. Toch maar naar de Westhoek, en daar trok het gelukkig weer een beetje aan. Veel steltjes, niet mijn groep vogels, maar toch heel goed om de aantallen wat groter te laten worden. Bonte Strandlopers, Kluten, een Goudplevier, erg veel Zilverplevieren, verschillende ruiters. Tijd voor de tussenbalans. Niet slecht, ik zat al bijna op mijn doel van de dag, zijnde honderd soorten, en ik ‘moest’ het Lauwersmeer nog. Dat ging wel goedkomen. Via Zwarte Haan, en het stuk van Friesland dat _wel_ leuk is naar Holwerd. Opnieuw veel steltjes, dit keer ook bontbekjes en steenlopers, Bruine Kiekendief en de rest van de meeuwen. Op naar het Lauwersmeer. Het was immers al half 3 ’s middags, de toeristische route had veel tijd gekost. Ofschoon ik het plan had om een stuk van de Vogelroute te gaan lopen koos ik voor een andere bestemming aan de Kwelderweg, bij de nieuwe hut en de Oeverzwaluwwand. Daar kwam ik voor het eerst op de dag 2 mede‐racers tegen. En die namen het serieus, gezien het tempo dat ze aan de dag legden. Ze kwamen voor Sperwer, enige tijd daarvoor op z’n nest gezien in het bosje bij de Oeverzwaluwen, maar die zat helaas niet op z’n nest. Nadat we de eerste Spotvogel van het jaar gedeeld hadden, vertrokken ze weer in het zelfde tempo als waarin ze gekomen waren, op weg naar nog grotere hoogten. Drie minuten later kwam de Sperwer langs. Ik was inmiddels op de hoogte van de _echt_ leuke soorten in de rest van het gebied, en kon voor mezelf Sprinkhaanzanger, Bosrietzanger en Dodaars noteren. Dat was beter! De drang naar de Ooievaar was weer verdwenen. Zoals gezegd was ik nu op de hoogte van de krenten in de pap, en dus toog ik naar het Jaap Deensgat voor een zingende Grote Karekiet. Altijd leuk om waar te nemen, net als de Reuzenstern die er gelukkig nog zat. Minder leuk was het missen van de Visarend die over mijn auto heen gevlogen moet zijn, dat kwam later niet meer goed. En eindelijk kwam ik meer racers tegen, veel oude bekenden. We vergeleken de lijsten, en het leek allemaal redelijk in de buurt te komen. Ik kon alleen niet tippen aan die fantastische blauwe fase Ross’ gans, ontdekt door enige roemruchte collega’s, maar wist er nog net voldoende enthousiasme uit te persen om op z’n minst een blik op de foto te werpen. Ben alleen bang dat ik mijn enigszins sceptische houding omtrent dit soort vogels niet helemaal voor me kan houden.
Vandaar trok de groep naar de eindbestemming van dag, de Ezumakeeg. Ik moest echter nog wat simpele beestjes in dorp en haven, en noteerde daar Huiszwaluw, Groenling, Tapuit en Eidereend. Geen Tuinfluiter, een zware misser. Daardoor kwam ik wat later op de Keeg dan mijn concurrenten, en miste dus grandioos de Gestreepte Strandloper. De aanwijzing ‘hij zit heeeeeeeeeeeeeel ver weg, daar tussen die stippen die hoogstwaarschijnlijk Kemphanen zijn’ deed geen wonderen voor mijn enthousiasme. Erg leuk daarentegen waren de Temminckjes aan in de noord‐keeg, en eindelijk kwam ook de Zee‐arend langs (bijna gemist ook nog, ik had niet direct door dat de aanwijzingen die de groep gaf betrekking hadden op deze soort, ik dacht dat het ging om een Kleine Zilverreiger). Nogmaals naar het zuidelijk gedeelte leverde niet enorm veel meer op, wat Bosruiters, en een innige omhelzing van een oude, maar nog lang versleten vogelvriend, endlich aus ‘m Wald. Het was tijd voor de afsluiting bij Rieks, en wat had ik de lekkerste Kibbeling van Nederland gemist! Vogelaars druppelden daar 1 voor 1 binnen, en we kletsten wat over wat nou beter is, Breedbek of Ropovalk, over de mensen die er niet meer waren, over emigreren naar Equador (sommigen schijnen dat te doen) en nogmaals over die fantastische blauwe fase Ross’ Gans van Schiermonnikoog, die gek genoeg (maar niet geheel onverwacht), op enthousiasme kon rekenen van een aantal toptwitchers (gaat er vandaag nog een boot denk je?). Toen restte alleen nog de prijsuitreiking. Vantevoren stond wel vast wie de meeste soorten zou zien die dag, maar ook vedettes moeten het nog steeds waarmaken. Rommert en David bleken opnieuw de beste van de beste, met een totaal van 160 soorten, bepaald indrukwekkend. De beste soort van de dag was de Breedbekstrandloper, ontdekt door Sietse en Symen. Zij gingen dan ook aan de haal met het boek ‘Birds of Equador’, en enige overnachtingen in een ecolodge in datzelfde land. Dat zijn nog eens prijzen, en als de voortekenen niet bedriegen zullen de prijzen volgend jaar nog beter zijn! Al met al een bijzonder geslaagde dag, de echte klappers ontbraken, was ook niet te verwachten met overheersende windrichting van de dagen ervoor, maar een bijzonder hoog over‐all resultaat, namelijk 211 soorten. Voor mij is het dan ook duidelijk, volgend jaar ben ik er weer! Geschreven door Wim Nap
ToH Bird Race in cijfers:
Datum: 9 mei 2009 Weer: Onbewolkt ‐> half bewolkt, 17 graden, zw5 ‐> zw3‐4 Aantal geregistreerde deelnemers: 77 (2 Duits, 2 Amerikaans, 1 IJslander en 72 Nederlanders) Totaal aantal waargenomen soorten: 211 Langste daglijst: 160 (Rommert, David) Beste soort: Breedbekstrandloper (Symen en Sietse) Met dank aan de sponsoren: Inezia Tours (www.ineziatours.nl), Wild Sumaco Lodges (www.wildsumaco.com) en Staatsbosbeheer (www.staatsbosbeheer.nl)
De hoofdprijs !
Prijsuitreiking van de hoofdprijs aan de ontdekkers van de Soort van de Dag ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
Leuke dingen van Vroeger
Een nieuwe rubriek met de mooiste ontdekkingen en verhalen van vroeger.
Roodkeelstrandloper, 29 mei 1987
In het voorjaar van 1987 was ik vaak aan het vogels tekenen in het Lauwersmeer. Geïnspireerd door Engelse veldwerkers die ik had leren kennen tijdens het Artist for Nature treffen op Schiermonnikoog, het onvolprezen handboek Shorebirds, ik kende hem al helemaal uit mijn hoofd en het feit dat ik net een goede telescoop had gekocht. Aanleiding genoeg om me met steltlopers bezig te gaan houden. Na een dag werken bij het robbengat zag ik op de terugweg dat er ter hoogte van het Jaap Deensgat, op twee drassige plasjes, flink wat Kleine Strandlopers en Bontbekplevieren langs de weg liepen. Prachtige modellen. Daarom keerde ik de volgende dag, op 29 mei 1987, vroeg terug naar deze kleine plasjes. Bij aankomst wees Rein Hofman me op drie Breedbekstrandlopers, ik installeerde me meteen langs de kant van de weg en begon de vogels te tekenen. Ondertussen kwamen vogelaars langs, maakten een praatje, bekeken de Breedbekken, Kleine Strandlopers en Bontbekken en vertrokken weer. Aan het begin van de middag verlegde ik mijn aandacht even naar de Kleine Strandlopers en maakte schets na schets van deze prachtige vogeltjes. Ik leerde ze goed kennen, herkende veertje na veertje. Op een gegeven moment liep er een kleine strandloper met grijze tertials mijn telescoopbeeld binnen. Dankzij de Shorebirds wist ik eigenlijk meteen dat dit een Roodkeelstrandloper moest zijn en checkte voor de zekerheid meteen de vogel op andere kenmerken. Het was er gewoon een; daar was ik van overtuigd. Piepers of mobiels waren er toen nog niet en moest ik naar Zoutkamp om Groningse vogelaars en daarna vogelaars in het westen te bellen. Ik weet het nog: het kostte me de meeste tijd om kwartjes te vinden voor de telefoon...En daarna reed ik weer terug naar de Roodkeel. Binnen een paar seconden had ik de vogel weer gevonden en nu was het zenuwachtige wachten begonnen. Zonder andere vogelaars kon de waarneming niet worden bevestigd en dat wilde ik wel graag. Ik zat op mijn krukje achter de telescoop en hield de plas in de gaten. Jan Sikkens was een vogelaar die toevallig aan kwam rijden, ik liet hem de Roodkeel zien en op hetzelfde moment streek er een Steppenvorkstaartplevier op de plas neer. Ik maakte snel wat schetsen; de vogel bleef een paar minuten zitten en vloog toen verder naar het noorden. Verderop liepen twee Grauwe Franjepoten en streken twee Steltkluten neer. Na een paar zenuwslopende uren, het leken jaren, kwamen de eerste twitchers aangesneld. Een man of veertig verzamelde zich langs de plas, de Roodkeel was echter niet meer zichtbaar en het traditionele ongeloof over de waarneming nam toe. Geen vogel meer te zien.
Maar gelukkig kwam hij op het eind van de middag weer in zicht en was iedereen het met me eens dat het een Roodkeel was. De beschrijving van een van hun vond ik nog op waarneming.nl. Mijn eigen schetsen heb ik niet meer; dat schetsboek is verloren gegaan. Formaat als Kleine Strandloper maar kortere poten. Snavellengte gelijk aan Kleine. Opvallend rode keel en grijze vleugeldekveren. Kop en keel roodbruin (steenrood) tot oranjerood. Op de bovenborst scherp begrenst met op de zijborst zwarte vlekjes. Keel ongestreept en bij de snavelbasis wit overigens rood. Wenkbrauwstreep crèmewit enigszins rossig. Kruin ook oranjerood maar met donkere vlekjes. Onderborst, buik en onderstaartdekveren wit. Vleugeldekveren grijs met lichtere randen. Geen bruine en gele randen zoals bij Kleine. Arm en handpennen zwartachtig. Buiten de staart uitstekende vleugelpunten. Rug oranjerood met zwarte veercentra en witte puntjes. Zwarte poten en snavel. Mist de V tekening op de rug. Een Roodkeelstrandloper; een nieuwe soort voor Nederland op een bijzonder plaats, met bijzondere andere soorten: Steppenvorkstaartplevier, Breedbekstrandloper, Grauwe Franjepoot en Steltkluut. Zonder twijfel een van mijn mooiste vogeldagen. Om ongeveer half negen vlogen zonder waarschuwing de meeste strandlopers op, draaiden hoogte winnend een paar rondjes boven de plas en vlogen toen in een lijn naar het noordoosten. De vogel is daarna niet meer gezien. Wel kreeg het plasje de naam Roodkeelplasje en maakte ik op deze plek het jaar erop mijn eerste boek: Vogels op water en slik. Tekst: Erik van Ommen. Foto: Jaap Eerdmans
Provinciaal Jaarlijsten: Groningen jaarlijst 2008 In 2008 hebben zowel Marnix Jonker als Andre Boven een poging gedaan om het jaarlijst record voor de provincie Groningen te breken. In dit stuk wordt verslag gedaan van deze spectaculaire race tegen de soorten en de tijd en de moordende concurrentiestrijd tussen beide opalen. Het was eind 2007 toen Willem‐Jan Fontijn liet vallen dat als hij meer zijn best had gedaan hij het jaarlijst record voor de provincie Groningen had kunnen pakken. Het record lag bij Johan de Jong, die midden jaren 90 eens 256 soorten had weten waar te nemen tussen 1 januari en 31 december. Hierop begonnen Marnix Jonker en Andre Boven (onafhankelijk van elkaar) te rekenen… Midden jaren 90, dus dat was nog voor de vele splits van gele kwikstaarten, Rouw en Witte Kwik, Grote en Klein Barmsijs, Taiga en Toendra rietgans… Extra bonus soorten die je er als je een beetje je best deed zo bij zou krijgen. En dus kregen Marnix en Andre het beide in hun hoofd om het in 2008 gewoon te gaan proberen en dan kijken waar het schip zou stranden. Eén Januari deden we nog rustig aan, maar op 2 januari gingen beide los. Marnix maakte een rondje door de Dollard polders, langs de Breebaart en door naar de Eemshaven. Andre ging de omgeving Blauwe Stad en het Midwolderbos uitkammen. Althans, dat was de bedoeling. Een uur nadat MJ langs de Breebaart was gegaan en daar de eerste Groenpootruiter en Rosse Grutto op de jaarlijst kon zetten kwam Willem Wind langs de Breebaart die ineens een Terekruiter voor de hut had zitten. Hij belde Andre en Andre vervolgens Marnix, die nog in de buurt was, en zo wou het dat beide rivalen elkaar op 2 januari al tegen kwamen bij de eerste goede soort van het jaar. Hier werd dus duidelijk dat er nog iemand van plan was een Groninger jaarlijst bij te gaan houden. Wellicht een extra motivatie voor beide om er extra hard tegenaan te gaan. In een eerste poging om Zwarte en Witbuikrotgans binnen te slepen liep MJ op 5 januari bij Noordpolderzijl. Hier werden de eerste 4 gewone Rotjes binnen gehaald, maar verder waren er geen rotganzen te bekennen. Ineens kwam er een Grote Burgemeester vanaf het wad over de kwelder gevlogen! Een soort die natuurlijk erg welkom was. Februari was eigenlijk vooral ‘meer van hetzelfde’. Op 10 februari, ondernam MJ een nieuwe poging om de andere rotganzen binnen te halen bij Noorpolderzijl. Hier was geen gans te bekennen. Wel vloog hier weer een burgemeester over. `Zou dezelfde Grote Bur wel zijn´, dacht MJ. Toch maar even kijken: `Hé, zo groot als een Stormmeeuw, wat ‘anders wit’ (en nee, niet dé of een andere leusistsche Stormmeeuw)…dat is een echte Kleine Burgemeester!` Helaas vloog de vogel langzaam aan door over de dijk naar het oosten. Een erg goede soort voor
Groningen. Verder was de Kuifleeuwerik die vanaf 16 februari bij Nieuwolda verbleef het vermelden waard en een leuke soort voor beide. In maart was het tijd om de bossen van Westerwolde eens goed uit te kammen. Dit leverde Kleine Bonte, Groene en Zwarte Specht op en natuurlijk Kuif Mees, Zwarte Mees en Glanskop.Verder zongen de eerste Boomleeuwerikken bij ter Borg. Marnix kon nog een Kortsnavelboomkruiper uit de bossen bij Ter Apel trekken (een soort die Andre pas in de laatste decemberdagen in kon halen). Verder konden in maart Roodhals en Dwerggans aan beide lijsten worden toegevoegd en verdwenen de auto,s van beide heren bijna in het snel opkomende water van de Dollard tijdens een Velduilen safari . In april kon dan eindelijk Witbuikrotgans worden toegevoegd aan de lijst van Marnix: in elk geval één vogel liep tussen de rotjes bij Noordpolderzijl. Mogelijk dat hier nog 2 andere Witbuikjes bij liepen, maar deze liepen net te ver in de begroeiing om dat zeker te zeggen. Op 13 april ontdekte Rommert een Amerikaanse Wintertaling op het oude robbengat in de Lauwermeer, wat voor Marnix meteen het signaal van ‘rijden’ was. Het was een mooie zonnige zondag met in de middag ook erg zonnig tegenlicht op het robbengat, wat het vinden van de vogel er niet makkelijker op maakte. Toen er even een wolkje voor de zon schoof kon de Wita met horizontale witte borststreep er wel uit worden gepikt. Nadat de vogel gevonden was was ook te zien dat deze vogel inderdaad ook minder geel in zijn koptekening had. Een telefoontje van Rommert leerde dat er ook een Zwarte Rotgans op de kwelder van de Westpolder liep. Een kwartiertje later was deze lastige soort voor Groningen ook ‘ingetikt’. Twee dagen later was MJ alweer in de Lauwers te vinden. Ditmaal opzoek naar de Kwak, die blijkbaar in het noorden overwinterd had (maar ongeringd was). Deze vogel werd stil gehouden maar via via kon er (met heel veel moeite) wel een locatie ontfutseld worden. Aangekomen op locatie kon de vogel eenvoudig worden gescored. Andre deed het wat rustiger aan en ging pas het weekend erop naar de lauwers, waar de Ami Wita en Kwak nog gewoon op hun plekkie zaten en ook voor hem op de lijst gezet konden worden. In de laatste April en de eerste Mei dagen durfde MJ het aan om met Willem Jan Fontijn en Jasper Klaver een weekje naar Polen te gaan. Andre bleef die week in Nederland en kon uitlopen met Morinelplevier en een zelf gevonden Steenuil op een nieuwe locatie in Oost Groningen. Achteraf een goede soort, want Marnix is het niet gelukt om Steenuil in te halen (ondanks enkele pogingen). Een mannetje Amerikaanse Smient op de Veenhuizerstukken maakte het nog even spannend door in deze ‘vakantie week’ van Marnix op te duiken. Maar deze vogel bleef wel zitten en kon op zondagmiddag 3 mei toch door MJ worden ingehaald. Begin mei gingen beide concurrenten door de 200 soorten grens heen.. Op 10 mei waren MJ, AB samen met Willem Wind en Piet Peppers al vroeg op de trektelpost in de Eemshaven aanwezig. Rond 07:00u kwam er een klein leeuwerikje aangevlogen die even kort landde in het hoge gras, om na enkele seconden alweer op te vliegen. Hierbij liet hij een kort leeuwerik‐achtig ‘prit’ horen. De vogel was zandkleurig, had geen witte achtervleugelrand en had geen borststreping. Wel leek de snavel relatief
zwaar voor de grootte van de vogel. Eigenlijk riepen MJ en AB bij het zien en horen van deze vogel meteen Kortteenleeuwerik! We hebben deze vogel beide wel meegeteld, maar beseffen dat dit CDNA technisch wel eens een harde dobber kan gaan worden… Andere noemenswaardige soorten waren de Stelkluten van de Westerbroekstermadepolder, Euro Kanarie, Roodkeelpieper en Morinelplevier (inhaler Marnix) langs de Eemshaven, De Witvleugelsterns van de Suikerunie Groningen, een Grote Kar bij het Hondshalstermeer en de moeilijk te vinden Purperreiger bij Sellingen. Ook was de Roodpootvalk invasie erg welkom. Mei eindigde voor Marnix met een Fluiter op de 23e als 227e soort. Op 3 juni werd een Krekelzanger gevonden door Dirk Moerbeek bij Borgsweer. Na het wereldkundig maken van deze waarneming waren het weer MJ en AB die als eerste ter plaatse waren en de vogel vrij snel hierna in beeld kregen. Op 7 juni leek een avond samen zoeken naar rallen in de Tjamme en Kwartelkoning in de Dollard polders vruchteloos te worden. Pas na 01.00u vond Marnix toch nog 3 Crexen nabij Zuidbroek. Andre lag toen al op één oor, maar kon deze soort enkele dagen later alsnog intikken nabij Midwolda. Op 22 juni had Marnix in de Lauwersmeer een eendjes/gansjes meuk dag, met o.a. Casarca’s en twee Sneeuwganzen. Beide vogels waren ongeringd en bovendien de dag erna weg, dus die krijgen het voordeel van de twijfel. Verder kon die dag Strandplevier op Achter de Zwarten worden toegevoegd. De midzomer komkommertijd werd al vroeg onderbroken door een door Andre gevonden Breedbekstrandloper op 5 juli in polder Breebaart. Rond dezelfde periode konden Grauwe Klauwieren gevonden worden op verschillende locaties in oost Groningen. Op 13 juli haalde Marnix Poelruiter en Gestreepte Strandloper binnen op Achter de Zwarten. Iets wat Andre al het weekend ervoor had gedaan.. Andre wist op 30 juli nog een Lachstern bij Achter de Zwarten te scoren. Op 2 augustus herhaalde het rondje Groningerkant Lauwersmeer, gevolgd door de Groninger noordkust tot aan de Eemshaven voor Marnix zich weer een keer. Dit keer had hij Dusan Brinkhuizen mee. Reuzenstern kon op ADZ vrij makkelijk binnen gehaald worden. De Grauwe Franjepoot, die er de dagen ervoor wel zat was helaas onvindbaar. Aangekomen bij Ruidhorn was meteen bij het uitstappen van de auto een keihard zingende Graszanger te horen. Deze was de rest van de middag te zien (maar vooral te horen) en betrof pas het 2e twitchbare geval voor de provincie. Verder was er bij Ruidhorn nog een tollende Grauwe Franjepoot te zien (dus toch) en liep er een Poelruiter tussen de Groenpoten. In de Eemshaven tenslotte vlogen er 3 juveniele Zwarte Ooievaars uit de ooit zo goede ‘Klutenbak’. Op 16 augustus ontdekte Andre zijn eigen Bonapartes Strandloper in de Breebaart. De vogel zat tussen de vele duizende Bonte Strandlopers. Ondanks meerdere pogingen van Marnix kon hij deze vogel niet vinden. Op 22 augustus reageerde Marnix als eerste op een piep van Martijn Hammers dat er een adulte Koereiger in de Onnerpolder liep. Drie kwartier na de piep kon deze vogel worden bevestigd, om vervolgens over de dijk de
Westerbroekstermadepolder in te vliegen en zich nooit meer aan iemand te laten zien (gelukkig hebben we de foto’s nog). Dit was voor Marnix de 246e jaarsoort. Hierna was het wachten op de najaarsstorm. Dit zou nog zo’n 10‐15 nieuwe soorten op moeten kunnen leveren. Dit zou betekenen dat het record binnen handbereik zou zijn. September leverde echter geen najaarsstorm op. Wel kon Bladkoning aan de lijst worden toegevoed. Hoge verwachtingen waren er van het SBB telweekend op Rottum. Zowel Marnix als Andre waren ingedeeld om op 3 en 4 oktober Rottumerplaat te gaan tellen, samen met Mark de Vries en Lennaert Steen. Andre en Mark telden de wadkant terwijl Marnix en Leanneart de Noordkant van plaat telden. Tijdens de telling zagen het noordzee team al Jan‐van‐Gent en Kleine Jager langsvliegen! Dit telteam was net wat eerder klaar en zo was het dat Marnix nog net een Kleinste Jager kon meepikken, die Andre gemist had. Jan‐van‐Gent en Kleine Jager lieten zich nog wel zien. Die nacht begon het behoorlijk te waaien en stond er even NW5. De volgende morgen werd er dus al vroeg over zee gekeken. Een Vaal Stormvogeltje en twee Grote Jagers konden daardoor aan beide jaarlijsten worden toegevoegd. Het meest noemenswaardig was wel de Grauwe Pijlstormvogel, een nieuwe provincie soort voor beide, die rustig naar het westen keilde. Helaas draaide de wind al vroeg in de ochtend na het zuidwesten, zodat het na tienen wel gebeurd was met de zeetrek. Wat we toen nog niet konden weten is dat dat voor de hele maan oktober zou gaan gelden, want de wind heeft geen moment meer in de NW hoek gezeten. Oktober passeerde grotendeels rustig waarbij,ondanks de vele velduren, alleen Grote Pieper als nieuwe jaarsoort kon worden bijgeschreven. Op 28 oktober werd ´s avonds een Notenkraker gemeld bij Delfzijl. Marnix was toevallig de
dag erna vrij en besloot om het direct in de ochtend maar te gaan proberen. Tijdens de wandeling door het parkje bij het Delfzicht ziekenhuis was de Notenkraker vrij snel gevonden en deze kon per dutch bird alert direct landelijk bekend worden gemaakt. Dit was de 256e soort voor Marnix, en hiermee was het Groningen record in elk geval geevenaard. Tijdens het fotograferen en volgen van de vogel door het parkje heen vloog er ineens een keihard roepende Pestvogel over, wat dus de 257e soort was en waarmee het jaarlijst record voor Groningen veilig gesteld was. Andre liep toen een paar soorten op Marnix achter maar zou enkele dagen later ook volgen met ook Pestvogels, ditmaal bij de Reidehoeve in Breebaart. Op 1 november besloten Andre en Willem Wind om na het fotograferen van de Notenkraker van Delfzijl verder te birden in de Breebaart en de Dollard. En zo wou het dat ze aan het eind van de middag een enorme valk op een paal zagen zitten langs de Dollard dijk. Meteen herkenden ze hier een Giervalk in. Marnix en Willem‐ Jan Fontijn werden meteen gebeld en konden nog voor donker de determinatie bevestigen. De dag erna was het dan ook erg druk in de Dollard en gelukkig zat de vogel nog op dezelfde plek als waar we hem de dag ervoor hadden achtergelaten. De al zo lang verwachtte najaarsstorm kwam wel, maar dat was pas rond 20‐22 november. Rond die dagen konden Middelste Jager, Rosse Franjepoot, Noordse Stormvogel, Parel en IJsduiker aan beide lijsten worden toegevoegd. Ook kon AB die dag de lang verwachte Witbuikrotgans inkoppen . Hoogtepunt waren de 3 Stormvogeltjes, die prachtig langs de telpost op Eemshaven West langs kwamen vliegen. Laatste nieuwe soort voor Marnix was de Hume´s Bladkoning van de Marnewaard. Dit was de 266e soort voor 2008. Andre kon vlak daarvoor nog een Grote Burgemeester aan het lijstje toevoegen, een onvolwassen vogel ging slapen op een dak in de haven van Delfzijl. Op 28 december haalde Andre zijn 266e soort binnen, een Kortsnavelboomkruiper (Taigaboomkruiper) in de Ter Apeller bossen.
Al met al is het dus geeindigd in een gelijkstand. Beide wisten 266 soorten te scoren gedurende 2008, een nieuw Groninger record! Jaarlijsten, zelf op provinciaal niveau, betekend goed en vooral snel reageren op soorten die gemeld worden, maar ook op weersomstandigheden die voorspeld worden. De vele velduren die beide gemaakt hebben hebben o.a. 2 Grote en 1 Kleine Burgemeester opgeleverd, een Bonapartes Standloper, een Graszanger en de Giervalk. Ondanks een gelijkstand, zaten er wel verschillen in beide lijsten. Opvallende missers voor Marnix waren Porseleinhoen (vele vruchteloze pogingen) en Drieteenmeeuw. Verder had Andre Steenuil en Bonapartes Strandloper. Marnix op zijn plaats had Kleine Burgemeester, Zwarte Rotgans, Kleinste Jager en Koereiger. Valt zoiets nog in te halen zullen velen zich afvragen. Opzich moet het te doen zijn. Beide hadden geen Draaihals, Duinpieper of Ortolaan en beide hadden bijvoorbeeld ook geen Vorkstaartmeeuw. Het is dus heel erg afhankelijk van een goed voorjaar met krenten op de trektelposten en een goed najaar met goede zeetrek. Tekst: Marnix Jonker Foto ’s van de gemiste soorten: Martijn Bot
’t Is groen en… Had hij niet een paar keer geroepen die bewuste Hemelvaartsmorgen, dan was hij ongetwijfeld volkomen aan mijn aandacht ontsnapt, druk als ik was met het beturen van de steltjes bij Achter de Zwarten. Maar hij riep en ik dacht gelijk aan een bijeneter. Direct na mijn waarneming kon ik me vinden in de omschrijving in de gids van het geluid: wat hoger en droger dan een bijeneter… Op 50 meter afstand schat ik, vloog hij links van mij naar het Westen (Oostmahorn). Niet veel hoger dan mijn positie. Het moment dat ik hem in mijn kijker ving was bizar: In een oogopslag zag ik de glanzend knalgroene borst, daarna ook de (mattere) groene bovendelen, totaal anders dan de kenmerkende kleurige vlakverdeling op de bovendelen van een ‘gewone’ bijeneter. Iemand die op dat moment onder de toren was langsgelopen had me in opperste verbazing kunnen horen roepen; “Groen???” Ik heb hem ongeveer 10 seconden goed kunnen zien, meer dan genoeg tijd om zeker te weten, want het determineren van een groene bijeneter is eigenlijk een eitje. Het licht was ook nog eens perfect: waterig zonnetje schuin achter. De wat onvaste bijenetervlucht met korte zweefmomenten (vleugels tegen het lijf) hielp goed om zowel boven‐ als onderzijde goed te kunnen zien. De langere staartprojectie is me niet opgevallen evenmin als de roodbruine keelvlek, ik was vooral gefocust op de hoofdkleur van het beest (jawel, groen). Het spijt me te moeten erkennen: dit was geen kundig determineren, dit was gewoon mazzel. Tot slot: nee, het was geen halsbandparkiet, (al moest ik daar direct na afloop wel even aan denken ) en nee, het was ook geen over‐tijd‐bijeneter (ook gesuggereerd). En voor zover ik weet hallucineer ik ook (nog?) niet. Martijn is vaak gevraagd wie die T. Bot nou eigenlijk wel is. Daarom nog een beetje personalia: Geboren in 1956 (Leiden) Oom van Martijn Vogelaar sinds 1971 (vanwege 30 pestvogels in het Zuiderpark in Hoogeveen) Aantal soorten in Nederland: Geen idee! Ik ben geen twitcher. Kortom, ik mis elke ambitie tot het scoren van bijzondere soorten, deze is me per ongeluk overkomen. Vastlegging: Logboeken (14 dikke stuks nu). Geen foto’s, soms geluidsopnames. Tekst Ton Bot
Anne Lieve Jettie en kinderen en broer en overige familie Ze zijn zo verschrikkelijk zeldzaam “die echte Vrienden” Anne was voor ons zo’n echte vriend. En als ze dan zo op eens wegvallen uit ons midden dan blijft er zo’n verschrikkelijke leegte achter want je bent nog lang niet klaar. Je wilt nog zoveel doen en zoveel vertellen aan elkaar. Zo lang ken ik Anne eigenlijk nog niet maar in de jaren dat ik hem kende was onze vriendschap heel speciaal. Anne ontmoette ik voor het eerst op Rottumerplaat. Piet Pepers vroeg mij of ene Anne van Dijk wel eens mee mocht naar Plaat. Ach, zei ik dat is zo’n soortenjager. Ja, zij Piet maar het is wel een goeie vogelaar en hij kan ook wel goed tellen. Dan moet dat dan maar, maar ik laat jullie wel de de waddenkant tellen dat is de moeilijke kant van het eiland met hoog gras, zwaar lopen, maar Anne vond het geweldig. En vanaf die tijd klikte het gewoon tussen ons beiden. Anne kwam vanaf die tijd vaak op de eilanden. Ook toen mijn zoon Mark 2 jaar op Rottumeroog zat kwam Anne ook wel eens buurten. Mark leerde van Anne de vogels nog veel beter herkennen en het fanatisme heeft hij echt niet alleen van z’n Pa gekregen maar ook van Anne. Je was een soort Mentor voor hem. Maar er was meer. Ook praten over muziek, Loreena Mc.Kennit, U2 of Bruce Springsteen, of over andere vogelaars, vrouwen, vacanties en natuurlijk vogels. De laatste tijd ging de interesse ook al meer uit naar de insekten en de flora. Je was een echte………………….een echte natuurliefhebber in hart en nieren. En dan met z’n vieren op vacantie naar Lesbos met Harmjan en Emo. Heerlijk. Ouderwets lachen en genieten als jonge honden. Kijken naar al dat moois wat de natuur daar ons te bieden had. God, wat heb ik genoten van die avonden dat we samen aan het determineren waren van welk soort vlinder of libel we nu weer hadden gevonden. En dan die speciale droge humor. We kennen het allemaal van Anne. Vorige week donderdag de laatste mail van Anne. “wie van ons vieren heeft deze foto genomen op Lesbos” Staan er strandlopers op met 1 Lepelbekstrandloper. Echte Anne Humor. Vaak even bellen hoe het is met Mark, Ans of met mij. De vogelscorelijst voor 2009 heb ik nu al gewonnen Anne, maar het is erg wrang om dit te moeten melden.
Dan dat telefoontje…………………………….. Niet te bevatten. Die leegte die nu daar is. Eigenlijk kan ik nog veel meer vertellen over jouw maar dat laten we maar zo. We hadden samen een speciale band met speciale humor op onze manier en die is me dierbaar en zal me altijd in geheugen blijven dat blijft altijd bij mij. Die humor van jouw was heel speciaal en ik weet zeker dat hier een heleboel mensen zijn die het daar mee eens zijn. Maandagmiddag reed ik naar huis, ik was even bij Erik geweest en op de weg naar huis zag ik een auto rijden met achter op de auto Ienie Mienie. Ineens schoot me toen weer iets te binnen. ik kreeg een berichtje uit Tsechië je had samen met Jettie daar een soort muis waargenomen, hij was groot en grijs en heeft een dikke pluizige staart, ………en………. of ik even wilde vertellen wat dat was. Mijn antwoord was toen Ieniemienie……………
Een klein gedichtje voor jouw………. mijn vriend:
Zo dierbaar is het hebben van een echte vriend Dat woorden te kort schieten Zo plotseling niet meer En tranen, niet verdiend Definitief afscheid nemen doet zo zeer In herinnering blijf je altijd voor mij Die ene, speciale vriend In gedachten keer op keer.
Dag Anne
Kuifleeuwerik Na een paar vrij dagen gehad te hebben rond Koninginnedag en Bevrijdingsdag was het woensdag 6 mei weer tijd om te gaan werken. Tijdens de “vakantie” had ik natuurlijk veel gevogeld, maar het had weinig echt bijzondere vogels opgeleverd. Wel natuurlijk de mooie Rode Rotslijster gezien, maar zelf had ik weinig gevonden. Sinds kort werk ik bij Wetterskip Fryslân als Muskusrattenvanger en zodoende ben ik dus erg veel in het veld. Vandaag stond onder andere de Bochtjesplaat op papier om te gaan werken. Ik moest hier een heel stuk lopen en dus had ik de werkzaamheden in tweeën gesplitst. Eerst deed ik het zuidelijke deel vanaf Ezumazijl en later het noordelijke deel vanaf Oostmahorn. Je kunt hier bij de Bochtjesplaat komen door over de nieuwe parkeerplaats te rijden van Ezonstad en dan hier de dijk over te gaan. Toen ook het werk op het noordelijke deel was afgerond reed ik weer terug over de parkeerplaats toen ik ineens een Leeuwerik laag zag vliegen boven de parkeerplaats. Ik dacht: “Dat is wel een heel gekke plek voor een Veldleeuwerik. Dat zal toch geen Kuifleeuwerik zijn”. Net toen ik nabij de vogel kwam dook de vogel naar beneden, voor mijn auto langs, en ging zitten in de berm. Ik reed er nu vlakbij langs en zag, al rijdend, dat het inderdaad een Kuifleeuwerik was! Helaas zaten er allemaal auto’s achter mij en ik kon dus niet direct stoppen. Maar gelukkig vond ik de vogel vrij snel terug nadat ik de auto geparkeerd had. De vogel liep op het deel van de parkeerplaats waar allemaal materiaal was opgeslagen. Hier was het gelukkig mooi rustig, want op de parkeerplaats en op de dijk waren erg veel toeristen aan het wandelen. Snel heb ik toen de vogel doorgepiept en heb ik wat vogelaars ge‐smst. Jacob Bosma (Frl) en Marchel Stienstra waren in het Lauwersmeer aan het vogelen dus die konden redelijk snel aanwezig zijn. En ook Oane Tol was onderweg vanuit Buitenpost. Zonder directe aanleiding was de vogel intussen helaas opgevlogen en weer geland op het drukke deel van de parkeerplaats. De vogel foerageerde steeds in de berm vlak langs de bestrating maar werd hier steeds opgejaagd. Dit tafereel ging zo de volgende 15 minuten door. Steeds vloog de vogel op om weer te landen op de parkeerplaats of bovenop de dijk. De vele mensen en loslopende honden maakten de vogel erg vliegerig en lastig te volgen. De vogel heeft ook even kort bij de speeltoestellen gezeten aan de Lauwersmeer kant van de dijk en tijdens het vliegen en dan vaak net voor het landen was de vogel soms kort aan het zingen. Net toen Jacob en Marchel belden waar ze precies moesten zijn raakte ik de vogel kwijt vliegend tussen de mensen en vliegende Huiszwaluwen nabij het klapbruggetje in de dijk. Samen met Oane gingen Jacob en Marchel zoeken. Ik moest verder met mijn werkzaamheden.
Helaas bleven de zoekacties zonder positief resultaat. De gehele middag en avond hebben er nog vogelaars gezocht, maar de Kuifleeuwerik was onvindbaar. Oane zag nog wel even kort een Leeuwerikachtige vogel vliegen boven de parkeerplaats, maar raakte de vogel al snel weer kwijt. Tijdens het zoeken vond David Hoekstra ’s avonds nog wel een mooi mannetje Ortolaan. Deze vogel zat iets verder naar het noordoosten bij het Banthuisje.
Tekst: Rommert. Foto: Jan Bosch (nee, niet de vogel van hierboven, maar van 6 mei 2006; haven Lauwersoog)
Het hoeft er maar één te zijn: Aziatische Goudplevier op Schier Al enkele jaren maken wij met een select gezelschap (Rob van Bemmelen, Kasper Hendriks, Martijn Renders, Swen Rijnbeek, Ben Wielstra en ik ‐ en sommige jaren wat aanvulling van andere vogelaars) weekendtripjes in het voor‐ en najaar naar Schiermonnikoog. Dit is de laatste jaren niet geheel onverdienstelijk gebleken, met soorten als Kortbekzeekoet, Amerikaanse Wintertaling, Roodstuitzwaluw, Siberische Boompieper, Siberische Tjiftjaf, Poelsnip en Roodkopklauwier, en laten we het landelijk record (van bijna 3300) Kleine Alken niet vergeten. Dit voorjaar waren de voorspellingen hoopgevend. Heel het weekend werd oosten tot zuid oosten wind voorspeld. De verlanglijstjes werden alleen maar langer! Helaas trokken onze meteorologische vrienden op het laatste moment alle hoop weg; het zou nu ineens regenachtig worden, met een straffe zuidwester op de koop toe. De eerste dag waren we al blij met een Appelvink en een Krooneend en al snel kwamen de eerste “dooddoeners” als; “het hoeft er maar één te zijn”, of, “het is toch spannend weer”. Aangezien rap duidelijk werd dat we het dit weekend niet van de zangers moesten hebben, concentreerden we ons steeds meer op steltlopers.
Terwijl Swen, Martijn en ik op 16 mei de dijk bij de haven op fietsten en Kasper en Rob richting de jachthaven gingen, was Ben het groepje Goudplevieren in de Banckspolder nog even onder de loep aan het nemen. Ben had, bij gebrek aan betere ideeën, besloten om een tijdje naar de fraaie Rosse Grutto’s en Goudplevieren op het weiland langs de Herdersdam te turen. Een korte scan met de kijker onthulde een
interessant ogende vogel en een blik door de scoop kon dit alleen maar bevestigen. Aangezien Ben vorig jaar ook al bij mocht dragen aan de ontdekking van een Aziatische Goudplevier bij Polder Breedbaart (lucky bastard), had hij de kenmerken goed op een rij en was de determinatie al afgerond voordat de rest van ons was ingeschakeld. Terwijl wij hem zagen staan, turend over de vlakte, ging Swen’s telefoon.
“Woow vet, we komen er aan” was het eerste wat Swen uitte. Toen hij eenmaal uit z’n mond kon krijgen dat het een Azigo betrof stonden we al zo goed als bij Ben. Hoewel de vogel de neiging had om af en toe een greppel in te duiken, daar hard doorheen te rennen, en pas een heel stuk verder weer boven te komen, konden ze ‘m snel in beeld krijgen en de determinatie bevestigen (na eerst nog even naar de verkeerde vogel te hebben gekeken). Ondertussen kregen we van Rob het onheuglijke nieuws te horen dat Kasper zojuist ongenadig hard op z’n gezicht gegaan was op weg naar de plevier, met wonden en, zo bleek, een hersenschudding tot gevolg. Ze konden direct door naar de huisarts. Terwijl zij met dit probleem kampten, keken wij enkele uren met gemengde gevoelens naar de plevier. Zeker in direct vergelijking met Goudplevier viel het slanke postuur met lange poten, en het kleine formaat op. De bovendelen waren koud en grof gevlekt en de uitloper van de witte ‘sjaal’ op wenkbrauw en voorhoofd was zeer uitgesproken. Het beestje was duidelijk hard op weg naar zomerkleed, maar nog niet helemaal daar.
Dit was waarschijnlijk ook de reden dat de doorlopende zwarte tekening op de onderstaartdekveren nog niet zo uitgesproken was; het zat er wel aan te komen maar het kan beter. Op de borst zat ook nog een klein beetje witte meuk. De zwarte tijgering over de witte bovenflank kan misschien ietsie‐pietsie uitgesprokener, maar was toch wel goed waarneembaar op wanneer de vogel op kortere afstand liep. Op die momenten waren ook de grof geblokte tertials en vleugeldekveren (vs. Goudplevier) en korte handpenprojectie (vs. Amerikaan) goed vast te stellen. Hoewel de vogel de vleugels veelal stijf gesloten hield, waren de grijze ondervleugel en oksel mooi waarneembaar op de schaarse momenten dat er geflapt werd. De vogel maakte op een gegeven moment plotseling, samen met de verder aanwezige steltlopers, een beangstigend verre vlucht. Hoewel nu wel goed te zien was dat de poten voorbij de staart projecteerden, was het wel balen dat de vogel over het dorp en uit zicht verdween. We stonden nog een minuut of tien beteuterd bij het veldje toen er plots een apart roepende stelt uit de lucht kwam vallen. Dat was ‘m! De roep valt te omschrijven herinnerend aan Zwarte Ruiter, maar dan niet tjuuiet maar tjieuut en niet zo duidelijk tweetonig en een tikkeltje klaaglijk, if that makes any sense. Overigens was dit niet de ‘standaard’ roep die, grappig genoeg, met Zwarte Ruiter wordt vergeleken. De vogel bleef tot in de schemering aanwezig. De volgende dag was het spreekwoordelijk tyfusweer en was de akker leeg, op een enkele Goudplevier na. De Rosse Grutto’s kwamen uiteindelijk nog wel terug, maar van de Azigo was geen spoor meer te bekennen, ondanks regelmatig grondig checken. Saillant detail is dat de vorige ochtend bij het checken van de Goudplevieren, één van de ongeveer twintig vogels aanvankelijk wat interessante onderstaarttekening vertoonde, maar bij nadere inspectie toch een hele gewone Goudplevier bleek. Op de middag van de waarneming bevonden zich nog zo’n vijf Goudplevieren op het veld, wat het zoeken (nog) makkelijker maakte. Opnieuw stond er een opvallende goudplevier, maar deze keer was de vogel wel raak! Al met al is dit een goede ontdekking, zeker omdat dit de eerste mei waarneming voor Nederland betreft en het eveneens een nieuwe soort voor Schier is. Eerder is er op het eiland wel een “kleine goudplevier” waargenomen, dit was op 8 augustus 1991 (Vogels van Schiermonnikoog, Stuurgroep Avifauna Schiermonnikoog). Ten tijde van dit schrijven gaat het met Kasper alweer een stukje beter, maar hij moet het nog wel even rustig aan doen. Helaas heeft hij de Azigo niet meer kunnen zien. Een bijzonder schrale troost is dat, zelfs al had hij hem gezien, hij dat niet zou hebben onthouden! Tekst: Niels van Houtum Foto’s: bovenste Swen Rijnbeek en de andere (onderste) is van Martijn Renders
Utsira… Wenkbrauwalbatros, Petsjorapieper, Roodkeelnachtegaal, Dwerglijster, Grijswangdwerglijster, Bruine Lijster, Diksnavelrietzager, Bruine Klauwier, Makerklauwier, Steppeklapekster, Balearische Roodkopklauwier, Mirtezanger, Rosse Gors, Roodborstkardinaal, Baltimoretroepiaal… Nog meer: Vale Gierzwaluw, Kleine Sprinkhaanzanger, Siberische Sprinkhaanzanger, Blauwstaart, Izabelklauwier, Balkanbergfluiter, Izabeltapuit, Vale Lijster, Noordse Boszanger… En nog meer: Tafeleend, Grutto, Holenduif en Gaai… Allemaal zeldzaam en gezien op Utsira!!
Utsira is een klavertje vier‐vormig eiland 18 km uit de kust bij Haugesund, grofweg tussen Bergen (waar ik tegenwoordig woon) en Stavanger in zuidwest Noorwegen .
Utsira is de vogelplek van Noorwegen en werkt als een magneet op zeldzame soorten en hoort tot dezelfde categorie als de Scillies, Fair Isle (zie kaart, ligt op 372.3 km afstand), Ouessant en Helgoland en natuurlijkVlieland. Het eiland ligt geïsoleerd, is klein (6 km²), schaars begroeid, heeft een ringbaan en 212 zeer coulante bewoners (op een schietgrage boer na). Premissen voor onvervalste dwaalgastenromantiek in het najaar! Er kan van alles opduiken het hele jaar door, maar de beste tijd is uiteraard september‐oktober en (in mindere mate) mei. Vooral in oktober stroomt het eiland vol met vogelaars, geil tot op het bot om te zoeken en te vinden. Het kan natuurlijk behoorlijk variëren, maar er zitten altijd Bladkoningen (record 20 op 1 oktober 2003), Grote Piepers, Kleine Vliegenvangers, Spewergrasmussen en Dwerggorzen in de bombeuke, zoals ze de eerste week van oktober hier noemen. Blauwstaart is de laatste jaren een jaarlijkse verschijning en Kleine Spinkhaanzanger en Siberische Sprinkhaanzanger zijn min of meer regelmatig mede dankzij het ringstation. In Noorwegen mag je tellen wat er gevangen wordt, dus bij een goede soort in oktober staat tegenwoordig altijd wel een rij van 75 man. In oktober is het op Utsira ongeveer om 19:00 donker. Er wordt dan gegeten (pizza of hamburger) en gedronken (bier) op een centrale plek met een heuse birdlog. Iedereen mag dan lekker roepen wat hij (m/v) gezien heeft. Daarna is er meestal een lezing. Het lijkt Texel wel! Het weer is als langs de Noorse westkust; het kan er spoken en kan aardig roet in het eten gooien. Regen en wind kunnen zo erg zijn, dat je alleen maar binnen kunt zitten. Het kan een heel weekend verpesten. Maar na een storing kan het bladstil zijn en kan er geraapt worden en je hoeft nooit naar de Boschplaat te fietsen of over de hele Vliehors te rennen! Je moet hooguit van het eiland af.
Utsira is gemakkelijk bereikbaar vanuit zowel Stavanger als Bergen. Het is ongeveer een uurtje varen vanuit Haugesund (overigens heeft Haugesund heeft vliegveld). Er gaat een paar keer per dag een veerboot. Je kunt de auto meenemen. Dat is nergens voor nodig, maar dat doen alle Noorse vogelaars wel, met als gevolg dat er een parkeerprobleem is bij een zeldzaamheid. Aan de andere kant is het wel handig als het buiig is.
Kleine Sprinkhaanzanger Verwacht geen bont scala aan uitspanningen, maar er zijn genoeg overnachtingsmogelijkheden en (hou je vast) er is zelfs een winkel, waar ook nog eens koffie geserveerd wordt. Er is in 2004 een bijzonder leuk boek verschenen over de vogels van Utsira en er is natuurlijk ook een website (zie hieronder). Mensen, die extra informatie willen, kunnen contact opnemen met mij. Literatuur: Bjørn Olav Tveit, Geir Mobakken, Ove Bryne 2004. Fugler og fuglafolk på Utsira. Utsira Fuglestasjon. Website: www.utsirafuglestasjon.no Bert de Bruin, Sædalsveien 69 5098 Bergen Norge (0047) 45434996
[email protected]
Utsira, mooi…
Het beroemde voetbalveld van FC Utsira, plek van menige Mega !
Gedicht
Het licht is broos en kan ik niet tillen Langzaam draai ik de verrekijker om En geef de lens een lik Helder, zal het werken? Voor me dansen de leliën Zodra ik het kan doe ik het Maar het waait en doet De hele tijd niet wat ik wil Moeiteloos gaat het zo Door en kan ik er naar kijken Urenlang zonder moe te worden Of me te vervelen Duurzaam ga ik door en Ik teken er nog eentje bij Het gaat niet goed zo en Ik kijk om me heen Niemand om me te helpen Of om iets te zeggen Ik ga door en door Het vel moet vol en dat is het enige dat telt Vol ijver doe ik het En ik kan niet zo verder Maar heel langzaam Nader ik het einde en …
Pfff, weer een gedicht dat alles en niets zegt… terwijl het iets is en mijn hoofd al zo vol en leeg is…