JAARGANG 5, NR 1
Beste leden, het Bestuur van jullie Top of Holland Birding Club had grootste plannen: nog voor de kerstdagen zou laatste nummer van 2008 bij al onze leden op de stoep moeten liggen. Vogelaars werden aangeschreven en gesommeerd om toch vooral zo snel als mogelijk hun verhalen in te sturen. Verhaal na verhaal, foto na foto stroomde in de mailbox van ToH... om daar te blijven liggen. Ineens moest er van alles gebeuren, zwanen moesten gevangen worden en daarna werden van deze dieren urenlange observaties en protocollen gemaakt. Leden van de opmaakredactie keken vele dagenlang over bietenakkers en weilanden, de pc ging niet aan. Daarnaast vroeg het nieuwe (Duitse) thuis ook om de nodige aandacht... Weihnachtsmarkten werden bezocht, Glühwein gedronken, Kerstliederen gezongen... en al die tijd ging de pc niet aan. Kerst kwam en ging en het oude jaar ging over in het nieuwe. En nog altijd was er nog geen ToH nieuwsbrief. Het bestuur van ToH was hier niet echt van gecharmeerd en gesloot in te grijpen. In een recordtempo werd een nieuwsbrief in elkaar gezet. Het avondeten bleef onaangeroerd en de pc maakte overuren. En langzaam ontstond zo een nieuwsbrief, niet de laatste van 2008, maar de eerste van 2009!! Dus, beste leden, geniet van al deze mooie verhalen en laat het een inspiratiebron zijn wat te doen in het jaar dat nu nog zo maagdelijk voor ons ligt. Laten we met z’n allen er voor zorgen dat het een mooi jaar gaat worden. Dat de ToH zijn naam eer aan blijft doen: het mooiste en vogelrijkste deel van ons landje! Met een glimlach en een vriendelijke groet Martijn & Peter
Waarnemingen 1 september 2008 – 31 december 2008 Was het voor onze gevederde vrinden te mooi weerom te landen en daardoor voor ons juist slecht, en mogen we daar als vogelliefhebbers dan treurig om zijn? Dat zijn zo van die overdenkingen wanneer je over het najaar 2008 reflecteert. Het leek toch lang een najaar te worden van het “net niet, maar wel lekker weer...”. Geen fatsoenlijke zeetrekdagen, geen memorabele landtrekdagen en ook geen dagen met dansende bosjes. Lekker zonnetje, rustig weer, maar de uren buiten-soorten-coëfficiënt was bedroevend laag. September en oktober, de maanden waar je popelend naar uit kijkt na een stille zomer, glipten haast ongemerkt door onze vingers en bij vele van ons sloeg bij het afscheuren van de laatste kalenderdag in oktober de paniek een beetje toe: moeten we de donkere, lange en koude winter in zonder herinneringen, foto’s en stoere verhalen over alles wat is geweest? Gelukkig is daar altijd nog vriend november, de maand die de laatste jaren oktober pleegt te overklassen, niet zo zeer in kwantiteit maar zeker in kwaliteit. November maakte een beetje goed waar de maanden ervoor verzaakten, maar toch blijft de smaak van het najaar 2008 wat flauwtjes, misschien met een vleugje bitterheid. What if... Het mooie is dat het vrijwel zeker volgend jaar weer najaar wordt en er dan weer nieuwe kansen volgen. Punkbirder haalde in hun cynische najaarsoverzicht van 2008 (een aanrader, lezen!) ook al de prachtige spreuk van Churchill aan, en daar sluit ik me graag bij aan: Succes bestaat uit vervallen in de ene na de andere mislukking zonder het enthousiasme te verliezen” En laten we eerlijk zijn: flauwheid en bitterheid met toch nog de volgende soorten, ach, wat zijn we ook eigenlijk verwende mormels! Duikers-Eenden Door het al eerder gememoreerde gebrek aan wind, vielen de waarnemingen “zeebeesten” een beetje in het water. Zo werden er bijvoorbeeld maar op 6 dagen IJsduikers gezien, en wel op 11 oktober langs Vlieland, 21 november langs de Eemshaven, 22 november langs zowel de Eemshaven als Lauwersoog (2) als Holwerd (2) als Ameland, op 23 november 3 exemplaren tesamen langs Ameland, op 20 december wederom 1 exemplaar langs Ameland en op 21 december een vogel langs Schier. Er werden 7 Kuifduikers gezien (o.a. een langblijver bij Kornwerderzand en op Ameland), en daarmee blijft het een schaars beestje en dus leuke vondst in onze contreien. Op 6 oktober werd er een Kuhls Pijlstormvogel spec. gemeld langs Terschelling, en op de 9e van die maand vloog een ongedetermineerde grotere pijlstormvogel langs Schiermonnikoog. Een Vale Pijlstormvogel werd op 3 oktober nog gemeld van Ameland, en bij een beetje goede wind konden er met wat moeite de gehele periode wel Grauwe Pijlstormvogels worden gevonden langs de kust. Noemenswaardig was nog wel het aantal van 138 op 1 oktober langs Vlieland, alsmede de 13 vogels die op 12 oktober langs (het Groningse) Rottumerplaat werden geteld. Naar Noordse Pijlstormvogels blijft het traditioneel veel harder zoeken, en dit najaar zijn we met z’n allen niet verder gekomen dan 7 vogels: langs Vlieland op 1 (3 exemplaren) en 2 oktober en langs Terschelling op 1, 2 en 4 oktober. Eemshaven sloeg ook dit jaar weer toe op het Stormvogeltjes-front en is hard op weg een ware hot-spot voor de soort te worden. Op 22 november was het
binnen een half uur 3 keer raak, waarbij de laatste vogel ongeveer 1,5 uur ter plaatse heeft gehangen. Geen van de vogels is overigens verder op de route naar het westen in een telescoopbeeld verschenen. Op 17 oktober was er ook nog een melding vanaf Schiermonnikoog. Voor Vaal Stormvogeltjes had je de dagen ook niet voor het uikiezen; kansen lagen begin oktober en midden november, toen er in totaal 44 werden opgemerkt (waaronder 7 langs Vlieland op 1 oktober). Ik kan me najaren herinneren waarop dit dagtotalen waren... Twee Kuifaalscholver-meldingen bereikten de TOH-burelen, en wel van 3 oktober vanaf de Waddenzee nabij Terschelling en van 9 november in de Eemshaven. In de categorie “zeldzaamheden-die-geen-zeldzaamheid-zijn-alleen-wetenwe-dat-nog-niet”, tevens deelnemer in de divisie “hysterisch-saai” vonden we 5 Grote Aalscholvers: 1 exemplaar vanaf 21 september bij Beilen, op 25 oktober op Vlieland, een ander op 8 november op de vloeivelden in Groningen, een vogel op 7 december in Diependal en een waarneming in de Eemshaven op enkele data in december. Een onvolwassen Kwak werd op 16 oktober gezien in de Veenhuizerstukken, een Koereiger werd op zijn beurt opgemerkt bij Westhem op 29 oktober en in de Veenhuizerstukken op 19 en 20 december . Mocht google maps op 20 september besloten hebben een nieuwe foto van Schier te laten maken, dan zou zeer waarschijnlijk een grote witte vlek de westpunt hebben gesierd. De Westerplas werd die dag namelijk bewoond door niet minder dan 70 Kleine Zilverreigers!
Misschien wel even opmerkelijk was de juveniele Purperreiger die begin november nog bij Delfzijl aanwezig was (tot in ieder geval de 3e). Op 5 november was er zelfs nog een melding van (hetzelfde??) exemplaar in de Mepper Hooilanden bij Gees. Zwarte Ooievaars zaten tot in ieder geval 15 september bij Friesland-buitendijs (3 exemplaren), en waren ook op 15 september in Foxhol en op 20 september boven Roden te
bewonderen. Het hoogtepunt van het Dwergganzenseizoen lag dit jaar op 22 oktober met minimaal 60 exemplaren (ik hoef niet te zeggen waar...zie foto). De eerste Roodhalsgans verscheen op 8 oktober, de eerste Zwarte Rotgans op 23 oktober en Witbuikrotganzen mogen de andere ganzen gerust als voorbeeld dienen, zij bleven weg tot 4 november. Er werden reeds 2 Witoogeenden gemeld, bij Gees (2 oktober) en bij Noorddijk (3 oktober). Het kan zijn dat er een Stellers Eider langs Holwerd vloog op 22 november, zeker was dat er minimaal 16 IJseenden werden gemeld, waarvan de eerste op 8 oktober en de makkelijkst bezoekbare de decembervogel in de haven van Lauwersoog. Opmerkelijk rustig was het tijdens en na de ontdekking van een vrouwtje/onvolwassen Kokardezaagbek op 24 november op Schiermonnikoog. De scepsis over deze soort viert terecht hoogtij, toch acht ik (maar wie ben ik nou helemaal) de kans echt niet nihil dat er echt een wild exemplaar Nederland kan bereiken. De soort is vrij algemeen aan de oostkust van de VS, kan goed vliegen en blijft drijven, dus waarom zou ie niet (wellicht met de nodige tussenstops) Nederland kunnen halen....? En dan heeft hij/zij met toch geen gebrek aan goede smaak door het mooiste plekje van het land uit te kiezen om weer op kracht te komen (maar waarschijnlijk is hij gewoon ontsnapt...). De vogel bleef aanwezig tot de vorstperiode rond Kerst. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was het vrouwtje Brilzee-eend dat op 20 december werd ontdekt op Ameland wel wild. Opvallend genoeg vloog een ander exemplaar (tevens vrouwtje)op 24 december langs Schier. Roofvogels-Steltlopers Uiteraard werden er de gehele periode her maar ook zeker der Zeearenden gezien, en even vanzelf sprekend was dat het Lauwersmeer de beste kaarten had voor de soort. Een melding van een onvolwassen Steenarend op 25 september deed menig wenkbrauw fronsen, evenals die van een Bastaard/Schreeuwarend op 9 oktober. Een waarschijnlijke Dwergarend die op 17 september over het Zuidveld trok werd net niet goed genoeg gefotografeerd om eindelijk weer eens eens een duidelijk geval te kunnen vermelden in de TOH (hoewel de soort wel in haast elk overzicht voorkomt!). Er waren 11 Rode en slechts 1 Zwarte Wouw (14 september, Zuidlaren) te noteren; dan deden de adulte mannen Steppekiekendief het zelfs beter met een vogel bij Kolham op 14 september en nabij Borger op 25
september. De eerste Ruigpootbuizerd verscheen op 14 september op Schiermonnikoog; er zouden er in de rest van de periode nog zo’n 45 volgen (met hierin ongewtijfeld menig dubbeltelling). Op 19 tot en met 21 september verbleef een onvolwassen Roodpootvalk langs de vogelroute in het Lauwersmeergebied, terwijl op die laatste datum ook een onvolwassen vogel over Zuidhorn vloog. Op de 25 deed een exemplaar hetzelfde, maar dan over Hoogkerk. Een hoogtepunt dit najaar, zowel in de TOH als landelijk, vormde de onvolwassen Giervalk die vanaf 1 tot en met 8 november de Dollardkwelder opsierde en opvrolijkte met grote aantallen vogelaars (zie foto). Na deze datum zijn er nog een paar losse, ongeverifieerde waarnemingen gedaan tot tenminste 15 december. Op 7 december verbleef een goede kandidaat in de Rijperkerkerpolder en op 29 december werd een grote valk met kenmerken van Giervalk jagend gezien nabij Stavoren. Bijzonder was de waarneming van een rondsluipende Kwartelkoning op de Kardingebult in Groningen. We verkeren in de luxe positie dat we wanneer we daar zin in hebben altijd wel Kraanvogels zouden kunnen zien, maar in de trektijd zijn we wat minder bedeeld dan het zuidoosten van het land. Groepen van 58 exemplaren op 14 september over de Onnerpolder, van 23 exemplaren op 22 oktober over Zuidveld, van 22 exemplaren op 1 november over dezelfde post, van 50 exemplaren op diezelfde datum over Ten Boer en van 40 vogels op 5 november over Drachten zijn zeker noemenswaardig. Weer geen Renvogel dit najaar, ook niet op 12 oktober in de Bantpolder. Weer een Amerikaanse Goudplevier in het overzicht, ditmaal op 24 september bij Nieuwe Statenzijl. Morinelplevieren werden op 6 september gezien over het Zuidveld, op 14 september, 10 en 16 oktober (2 vogels) op Vlieland, op 21 september over de Eemshaven en op Ameland en op 26 september over het Dwingelderveld. De enige Breedbekstrandloper van de periode was ook meteen een vogel die zich leuk liet zien, en wel een juveniel bij de plasjes van Harlingen. Late Poelruiters werden gemeld vanuit polder Breebaart op 18 oktober en bij Paessens op 19 oktober. In totaal konden 57 Rosse Franjepoten worden onderschept, waarbij de 14 exemplaren op 16 november langs de Eemshaven een speciale vermelding verdienen. Er werden nog 3 Gestreepte Strandlopers ontdekt: op 6 september bij Gees (Drenthe!), op diezelfde dag een exemplaar in de Dollard en op 27 september een juveniel in de Keeg. Jagers-Lijsters Vanwege weinig wind lieten de Kleinste jagers het dit jaar massaal en enthousiast afweten; slechts 4 exemplaren passeerde de diverse zeetrekposten (12 september op Vlieland, 28 september en 1 oktober langs Terschelling en 4 oktober langs Rottumerplaat). Ook naar Vorkstaartmeeuwen was het goed zoeken met in totaal een magere 11 exemplaren langs de verschillende bekend geachte punten. De eerste Grote Burgemeesters werden op 16 november gezien in Lauwersoog en in Giekerk, op 6 december zat een juveniel in de haven van Delfzijl, op de 8e verbleef een exemplaar op Terschelling, op 20 december zat een 2e KJ op de veerdam van Schier en op 22 december zat een juveniel in de Rijperkerkerpolder. Tussen 14 en 20 december zat een goede kandidaat voor een adulte Baltische Mantelmeeuw op de steigers bij de meeuwenslaapplaats van de Hoornse Plas in Groningen. Er werd ook weer eens een Kleine Burgemeester gezien en vastgelegd, op 22 november achter de boot naar Ameland. Alleen in september werden er nog de nodige Witvleugelsterns opgemerkt: op de 3e in de Eemshaven, op 6 september Achter de Zwarten, op de 7e in de haven van
Lauwersoog en in de Keeg en op de 22e bij Holwerd. De moeite waard voor het binnenland was een telling van maar liefst 17 Reuzensterns op een zandbankje in het Zuidlaardermeer. De eerste Kleine Alk werd op 3 oktober gezien langs Terschelling, waarna er nog 45 exemplaren zouden volgen (waaronder 14 exemplaren op 21 november langs Ameland). De eerste Papegaaiduiker werd reeds op 10 september betrapt langs Ameland, en met 3 exemplaren in de rest van de periode (13 september en 20 oktober op Vlieland en op 23 november langs Ameland) was het ook voor deze soort een karige tijd (dat gold eigenlijk voor alle alkachtigen). Op 12 oktober kwam het bericht de wereld in dat er wederom een Dwerguil was geëindigd tegen een Fries raam, ditmaal op 9 oktober tegen een venster in Koudum. Een vrij zekere Kortteenleeuwerik werd op 7 december op Schiermonnikoog net niet goed genoeg gezien, gehoord of gefotografeerd voor een aanvaardbaar geval, terwijl de melding van een Kuifleeuwerik op 30 oktober in Kornwerderzand aardig maar niet 100% overtuigend klonk. Er waren in de periode 15 Roodkeel-, 5 Duin- en 37 Grote Piepers, het merendeel betrof uiteraard overtrekkers. Een mogelijke Mongoolse Pieper op 10 oktober op Vlieland kon niet worden “afgemaakt”. Altijd jaloersmakend zijn waarnemingen van Siberische Boompiepers. In een periode van 3 dagen was het ineens flink raak met in totaal waarschijnlijk 4 exemplaren; 1 exemplaar op Terschelling op 17 oktober, 2 op Vlieland op 18 oktober, 1 exemplaar op datzelfde eiland op de 19e. Voor de afdeling “waarschijnlijk-retezeldzaam-
maar-wat-het-precies-was-en-waar-ze-vandaan-kwamen-zullen-we-nooit-weten” 2 bleke, opvallend roepende juveniele Gele kwikstaarten in oktober: op de 13e op Vlieland en op de 15e op Ameland. Het eerste teken van een kleine influx van Pestvogels tekende zich reeds af met de eerste waarneming op 29 september over Oudehaske. Als de voortekenen uit bijvoorbeeld Groot-Brittannië niet liegen, kunnen we wellicht de komende jaren nog
wel een Blauwstaart hier en daar verwachten. Dit najaar kon de TOH twee gevallen laten bijschrijven op de Nederlandse lijst: de eerste betrof een vangst op 6 oktober op Vlieland, de tweede een vogel die eerst verschillende malen werd gevangen (voor het eerst op 29 oktober) en later ook in het veld werd gezien tot in ieder geval 11 november. Bizar was de waarneming van een tweemaal langsvliegende Bonte Tapuit in de haven van Lauwersoog bij noordwest 8 op 22 november, om nog maar te zwijgen van de Goudlijster die op 2 november over het hoofd van de verbouwereerde waarnemer vloog.
Grasmussen-Gorzen Er waren 3 vangsten en 4 veldwaarnemingen van Sperwergrasmussen, met uiteraard de hoofdmoot op de eilanden. Vangsten waren op 1 en 22 september op Vlieland en op 27 oktober op Schier, terwijl op 26 en 27 september een vogel werd gezien bij Noordpolderzijl, op 27 september zaten 2 exemplaren op Vlieland en op 18 oktober werd een vogel gemeld op Schiemonnikoog. Altijd verdacht, maar nooit met zekerheid thuis te brengen was de waarneming van een Braamsluiper op 4 november op Ameland. Er was
na de traditionele augustuspiek nog slechts 1 vangst van een Waterrietzanger, en wel op 9 september op Vlieland. Op 7 september werd een zingende Graszanger ontdekt in het buitendijkse gebied net boven de Bantpolder, terwijl de vangst van een Cetti’s zanger op 12 oktober op Vlieland de hoop in leven houdt dat we deze soort eindelijk eens in het
veld kunnen aantreffen in de TOH. Er waren 3 meldingen van Siberische tjiftjaffen of iets wat daarvoor zou moeten doorgaan: op 6 oktober op Vlieland, op 1 en 2 november in de Eemshaven en op 20 november in Groningen. Mooi was de ontdekking van ’s lands eerste en enige Raddes Boszanger van dit najaar op 26 september op Vlieland. Een mogelijke Grauwe Fitis werd op 27 oktober gemeld vanuit Warnswerd, maar de datum doet wellicht een andere soort vermoeden. We zullen het nooit weten... Het was weer eens een topjaar voor Bladkoningen: de eerste van het najaar hing op 17 september in de netten in Kornwerderzand, maar in de slipstream van dit snelle exemplaar volgden minimaal 220 exemplaren in de Top-of-Holland alleen. Het lijkt er werkelijk op dat de soort de trekroute steeds verder naar het westen verlegd. Dat gold zeker niet voor de verrukkelijke Pallas’ Boszangers: we moesten het doen met een magere 4 exemplaren, die alle moeilijk terug te vinden en daardoor voor weinigen weggelegd waren. Ze zaten op 30 oktober in Groningen, op 31 oktober in Stavoren en op 2 november op Vlieland en in de Eemshaven. Wel konden we onze handen dichtknijpen met twee volop twitchbare Humes Bladkoningen: een vogel zat op de Marnewaard in het Lauwersmeergebied (vanaf 26 november, zie foto) en een tweede bevond zich nabij het Sneekermeer (vanaf 5 december). Ook werd op 8 november een kandidaat gehoord op Schier. In totaal werden er 4 Kleine Vliegenvangers uitgesleept, op 14 september in de Eemshaven, op 2 oktober op Schiermonnikoog, op 7 oktober op Ameland en op 12 oktober op Vlieland (de locaties zijn in ieder geval mooi verdeeld). Ook werden er zo maar even 2 goede kandidaten Withalsvliegenvangers gefotografeerd, en wel op 24 september op Ameland en op 4 oktober op Schier. Het zal mij benieuwen wat de commissie van deze gevallen vindt. Interessante groepen Witkopstaartmezen bevonden zich op Schier (15 vogels), bij Paterswolde (20) en bij Appelscha (6), en op 21 en 22 december werd een mooi exemplaar gefotografeerd in Pieterzijl. Er werden in totaal 15 Taigaboomkruipers gemeld. Dit jaar waren we eindelijk weer eens getuige van een (zij het kleine) invasie van een soort die niemand koud zal laten, ofwel Notenkrakers. TOH werd verblijd met in totaal 10 exemplaren, de een beduidend twitchbaarder dan de ander. Het betrof gevallen op 10 oktober in de Eemshaven, op respectievelijk 10, 14, 20 en 26 oktober op het Fochteloerveen (betrof waarschijnlijk steeds dezelfde, onvindbare vogel, dit tot grote frustratie van de Frieslandlijsters...), op 15 oktober in Groningen (ook deze vogel kon ondanks redelijk massaal zoeken nauwelijks worden
teruggevonden maar verscheen dan een paar dagen later toch weer gewoon in een tuin), op 21 oktober in Haren, op 28 oktober in Delfzijl (veruit de makkelijkste en meest bezochte vogel uit het rijtje, zie foto), op 5 november in Zuidvelde, op 16 november in Gieten, op 18 november bij Spier, op 4 december in Peizerwold en tenslotte op 30 december in Bakkeveen. De jaarlijkse portie juveniele Roze spreeuwen bestond dit jaar uit 3 exemplaren: op 11 september op de pier van Holwerd, op 21 september op terschelling en van 8 tot 13 oktober op Vlieland. Overvliegende Europese kanaries werden gemeld vanaf Zuidveld (17 september en 8 oktober) en de Eemshaven (13 oktober). Tussen neus en lippen door bereikte ons op 24 december het bericht dat er op 18 december 2 Haakbekken zouden zijn gezien op Terschelling...Een late en wat bijzonder ogende juveniele Roodmus (wellicht een ontsnapte andere soort Roodmus, daar zijn er nogal wat van...) zat op 31 oktober op een voedertafel op Terschelling, nadat er op 22 september ook al een exemplaar was opgemerkt op Ameland. Het was met 9 exemplaren niet een bijzonder goed najaar voor Ortolanen, ze werden zelfs in aantal overtroffen door Dwerggors: maar liefst 10 exemplaren werder her en der gezien danwel gevangen: het begon op 25 september met een vangst op Schier (op de 27e werd er nog een gevangen), en vervolgde met 2 exemplaren op 27 september op Vlieland, een overtrekkende vogel op 28 september op datzelfde eiland, 1 exemplaar op de 29e september in de Eemshaven, 1 vogel op 4 oktober (zie foto) en een andere op de 11e op Schier en een waarneming op 10 en 22 oktober op Vlieland. Zowel Vlieland als Schier boden tevens onderkomen aan een Bosgors. Op Vlieland bleef de vogel zelfs ongebuikelijk lang hangen na de eerste vangstdatum; op 23 september hing de vogel (in matige conditie) voor het eerst in de netten, en na een aantal keer te zijn teruggevangen (waarbij de vetreserves zienderogen toenamen) was met op 19 okotber nog steeds niet van het beest af (hoewel het daarna toch eindelijk rustig werd). Op 17 november was er dus tevens een vangst op Schier. Een claim van een Witkopgors kwam op 17 december uit de omgeving van Stadskanaal. Een Grauwe gors, tenslotte, vloog op 28 oktober langs de Kardingebult in Groningen. Tekst en foto’s: Martijn Bot (http://martijnbot.fotopic.net) Met wederom veel dank aan de hooggeachte heer Cazemier voor het verzamelen en ter beschikking stellen van de waarnemingen!
Kuhls/Scopoli's Pijlstormvogel langs Paal 18 Terschelling Zeetrektelling met Leo Bot, Wim Wiersema, Annelies van der Saag, Kris Joosten en ondergetekende. Na zuidwesterstorm en bijna een etmaal onafgebroken regen en harde wind nu zeer rustig weer. Overwegend bewolkt. Wind zwak en veranderlijk, O-NO 2. Mooie vlakke zee met uitzonderlijk helder en ver zicht. Behalve Jan van Genten (102 in 1 uur) en enkele Grote jagers vliegt er niet veel. Om 9.30 uur pik ik ver op zee een storm-/pijlstormvogel op, laag over zee keilend. Overduidelijk een storm-/pijlstormvogelachtige door de typische manier van vliegen met stijve vleugels. "Noordse stormvogel", roep ik als hij bij de eerste keer kantelen zijn knalwitte onderzijde laat zien. Tevergeefs zoek ik echter naar de dikke witte kop met stierennek. Deze vogel heeft een onopvallende donkere kop, die nauwelijks afsteekt tegen het zeewater. Er is meer dat niet klopt: Postuur en vliegwijze zijn anders met opvallend lange, relatief smalle vleugels, naar achter geknikte handvleugels, voor een pijlstormvogel opvallend ontspannen (niet zo stijve) vlucht met langzame vleugelslag en omlaag gehouden vleugels. Consequent worden enkele losse vleugelslagen steeds gevolgd door een vlak keilende vlucht laag over zee. Hier vliegt een "grote pijlstormvogel"! Intussen wordt de vogel door alle deelnemers gevolgd met goede telescopen (Leica, Swarowski, Kowa). Zonder al teveel lichtverlies kan zelfs tot 60x worden ingezoomd. We zien meer details: bovenzijde geheel donker grijsbruin, duidelijk meer bruin dan grijs (in vergelijking met eerstejaars Jan van Gent veel bruiner). Vleugels echt opvallend lang in vergelijking met Noordse stormvogel, Grauwe en Noordse pijl, waarvan we de laatste dagen in totaal zo'n 200 voorbij hebben zien komen. Bij kantelen in de richting van de waarnemers valt op dat onderzijde over groot oppervlak uniform helder wit is, zowel onderzijde vleugels, hals, flank, buik en staart. (Eventuele donkere vlekken op ondervleugels, oksel, buik en donkere onderstaart als bij Grote pijlstormvogel zouden ondanks de grote afstand - bij dit licht zeker gezien zijn). Donkere vleugelranden en toppen primaries wegvallend tegen achtergrond van het zeewater. Kop, nek, zijkant hals: uniform grijsbruin, in zelfde kleur doorlopend naar rug, niet hiermee contrasterend. Geen donkere kopkap, hiermee contasterende witte nek en donkere zijborstvlek, zoals bij Grote pijlstormvogel. Vogel minutenlang kunnen volgen, waarbij deze achter "de gele boei" langsvliegt. Deze boei fungeert als oriëntatiepunt voor zeetrektellers en ligt ca. 5000 m. uit de kust. Dat lijkt ver, maar doorgaans zijn ook kleinere soorten die achter de gele boei langsvliegen, zoals jagers, meeuwen en sterns vrij goed op naam te brengen. En het zicht is deze dag kraakhelder. Natuurlijk was het nog mooier geweest als de vogel dichtbij langsgevlogen was, zodat we ook de lichte stuitvlek en snavelkleur gezien hadden! Echter, ook bij de nadiscussie luidt de conclusie dat we hier bij Paal 18 niets minder dan een Kuhls/Scopoli's pijlstormvogel hebben zien langskomen. De zuidwesterstorm en het barre weer van de laatste dagen heeft toch nog iets moois gebracht!
Bastaard-/Schreeuwarend op Terschelling Na een periode met onstuimig weer en harde westenwinden, gevolgd door een paar dagen met rustig maar bewolkt weer, komt het zonnige nazomerweer op 9 oktober als een aangename verrassing. Na een uurtje zeetrek bij paal 18 (zwakke westenwind kracht 1) met Kris Joosten naar de Boschplaat. Bij paal 21,4 postgevat op een hoge duintop langs de Stuifdijk om met de telescopen (Swarovski, Kowa) de horizon af te turen. De lucht is helder blauw met enkele wolken. Er zijn veel roofvogels in de lucht: Buizerds, Sperwers, enkele Blauwe kiekendieven, Slechtvalk, Torenvalk en Smelleken. Om 12.30 uur krijgt K.J. een Bruine kiekendief in beeld; altijd leuk in oktober en de afgelopen 1,5 week op Terschelling nog niet gezien. Via aanwijzingen aan de hand van torens en windmolens op de Friese vaste wal probeer ik de vogel in beeld te krijgen. In plaats van de kiekendief verschijnt er een veel grotere roofvogel in beeld: groot, compact gebouwd, brede vleugels met serieus gevingerde toppen, korte staart, uniform donker gekleurd. "Dat lijkt wel een Zeearend!", roep ik. De arend vliegt met rustige vleugelslag in westelijke richting op ongeveer 2 km afstand, op een hoogte van enkele tientallen meters, ergens ter hoogte van de Eerste Slenk. De vogel lijkt echter niet groot genoeg voor een Zeearend. De (donkere) staart is niet wigvormig, maar recht afgesneden en in verhouding te lang voor Zeearend. De kop is vrij breed en steekt niet ver uit, zoals bij Zeearend. Het formaat, de gedrongen bouw, de brede vleugels, de relatief korte rechte staart en de uniform donkere kleur duiden zonder twijfel op Bastaaard of Schreeuwarend, waarvan ik in Oost-Europa vele tientallen heb gezien (vooral Schreeuwarend). Steppearend kan worden uitgesloten door de relatief korte armvleugel, de weinig uitstekende kop en hals, de niet zo forse snavel en het ontbreken van extreem lange vingers. Keizerarend kan worden uitgesloten op basis van grootte, de relatieve staartlengte en naar beneden gebogen vleugels in zweefvlucht. Inmiddels kampen we met meer tegenlicht, zodat geen kleurdetails kunnen woirden gezien. Wel laat de vogel zich lang, gedurende 15 tot 20 minuten volgen, zodat bouw, structuurkenmerken en vliegwijze goed kunnen worden gezien. Helaas geen duidelijke indruk verkregen van de relatieve grootte van de vingers en de grootte van de 7e handpenvinger; determinatiekenmerken voor Bastaard- en Schreeuwarend. Boven duingebied De Groede schroeft hij hoog op. Hierbij is hij kort in één telescoopbeeld te zien met een Bruine kiekendief in dezelfde thermiekbel, waarbij opvalt dat de vogel een stuk forser is. Verrassend genoeg verliest hij boven de Berkenvallei (duingebied met loofbos) weer hoogte door drie enorme boogvorimige "stoot"duiken. Vervolgens schroeft hij weer langzaam omhoog, ten zuiden van het Jan Thijssendune, waarbij goed gelet wordt op de stand van de vleugels in zweefvlucht. Deze is vele malen goed te zien en er worden een paar veldschetsjes gemaakt. De bolle, sterk naar beneden gehouden handvleugel met aan het uiteinde iets omhoog gehouden vleugeltopjes/vingers duiden op Bastaardarend. Voorbij de Berkenvallei zeilt de vogel af over de duinen in west-noordwestelijke richting. Ter hoogte van Oosterend verandert hij van koers naar het
noordwesten in de richting van het Hoornsebos. Hier daalt hij in een lange neerwaartse glijvlucht tot zo geringe hoogte dat hij zelfs vóór de bosrand vliegend te zien is. Inmiddels zijn Arie Ouwerkerk, Leo Bot, Trinus Hek, Wim Wiersema en Annelies van der Saag ingeseind dat er een Bastaard-/Schrreeuwarend over Terschelling trekt. AO en LB posten een tijdlang tevergeefs op de Molenweg in het duingebied ten noorden van het Formerumerbos. Opmerkelijk genoeg worden ze aangesproken door een man die vraagt of ze "die Zeearend" net nog hebben gezien. Trinus Hek komt de volgende morgen (10 oktober) met erg leuk nieuws: hij heeft de arend om 09.10 uur teruggevonden, zittend in één van de dode dennen aan de noordoostrand van het Hoornsebos, nabij paviljoen Kaap Hoorn. De vogel zit met de rug naar de waarnemer toe (minder dan 100 m afstand), met afhangende vleugels en een opvallend loszittend verenpak. Hij is fors (veel groter dan Buizerd) en oogt erg donker. Helaas bij tegenlicht. Op datzelfde moment wordt de arend op de huid gezeten door een Buizerd - zijn vaste slaapplaats is in het geding - en 5 Zwarte kraaien, en zeilt hij van de waarnemer af naar de wei naast het bos. Tevergeefs zoekt TH de bosrand en de wei af, hopend de vogel terug te vinden, maar helaas....Overigens lijkt dit inderdaad een erg aantrekkelijke slaapplaats voor een Bastaard-/Schreeuwarend. De slaapplaats biedt rechtstreeks uitzicht op de zeereep en op de Plak van 15, die als gevolg van overvloedige regenval grotendeels onder water staat en daardoor goed voor watervogels en steltlopers. Op een steenworp afstand liggen ook een onder water gelopen weiland met koeien, de Plak van 14 en de Douwkesplak, het Hoornsebos met daarin enkele open plekken en een uitgestrekt, stil duingebied. Bovendien zit er direct bij de slaapplaats een concentratie Konijnen, waaronder zeer tamme losgelaten Konijnen: een makkelijke prooi dus. In de ochtend en middag wordt er door 9 mensen gepost op hoge duintoppen rond het Hoornsebos. In deloop van de ochtend zien AvdS., WW en LB de arend even kort omhoog komen boven de noordkant van het Hoornsebos. Details worden niet gezien; wel vallen de forse afmetingen op. Er waait inmiddels een harde zuidwestenwind kracht 6 en de zon komt nauwelijks door. Geen dag voor een arend om te vertrekken. De volgende dag (zaterdag12 oktober) hebben de meeste vogelaars het eiland verlaten. Er wordt niet meer gepost, terwijl het goed weer is met veel zon en een matige bries uit het zuiden. De vogel wordt niet meer teuggezien.
De hoogste Radde’s van Nederland Vrijdag 26 september 2008 was het weer zover. We mochten weer naar Vlieland. “We” dat is de crew van Deception Tours. Een inmiddels niet zo’n klein, maar sterk uitdijend en bovendien erg bont gezelschap van oude knarren, jonge honden en alles daartussenin. Een multi-cultigebeuren van vooral Hollanders, Utrechters, Friezen en Groningers, gelardeerd met wat andere provincialen en een enkel Tamil-achtig type. Zelfontdekkers en wat minder aanleuners. Soms wat blasé, maar immer gezellig volk. Alleen te herkennen aan een kijker om de nek, die soms zelfs nog omhangt als de plaatselijke horeca wordt aangedaan. En dan heb ik niet over het nuttigen van een snelle kop koffie tussen de bedrijven door. Nee die kijker blijft soms ook omhangen bij het verorberen van een heerlijke bisque in een van de restaurants of bij het betreden van een van de twee disco’s op het eiland. Het zelf-ontdekken van een goede soort in een ambiance van de opwindende najaarstrek op de Waddeneilanden, daarvoor kom ik naar de DT-weekends. Dat is de hoofdprijs. Maar zeldzame vogels zijn echt zeldzaam en de kans dat een ander iets moois vindt is daarom groot. Zo’n vondst gunnen we elkaar allemaal, het genieten van zo’n vogel is er echt niet minder om. In een grijs DT-verleden kon je gemakkelijk een groot deel van de dag alle goede plekken afzoeken zonder een van je kompanen te treffen. Het was de tijd dat de mobieltjes er nog niet waren en er kon zich dan in de loop van de dag een ongemakkelijk, buitengesloten gevoel opbouwen. Het bonkte steeds harder door je hoofd: “Waar is iedereen? Ik mis vast iets heel goeds!” Hier komt de term Remi-en vandaan. Alleen op de wereld. De tijden zijn veranderd, je eigen geheime plekjes zijn er niet meer. De informatie die via het internet en de mobiele telefoon in een voortdurend bombardement tot ons komt maakt dat je nu vol verwachting naar een goed stekkie loopt, om halverwege al een vogelaar tegen te komen die je meldt “dat er niks zit”. Maar goed, je weet wel beter, want je loopt meer voorbij dan dat je vindt, is mijn stelling. En dus ga je gewoon. Frappez, toujours. Toch leek het er op dat ik vrijdag 26 september 2008 écht de eerste was die het Vuurboetsduin beklom. Het zal zo rond half twaalf zijn geweest. Na het droppen van de spullen in De Veerman, het begroeten van de uitbaters en het zorgvuldig uitkiezen van de lagen kleding voor de rest van de dag begin ik daar altijd. Een beetje lummelen halverwege de trap, tijd voor een vulkoek die je nog over hebt en het esdoornbosje controleren dat onder aan het duin ligt. Even je teen in het water steken, als het ware. Is er veel trek? Niet zelden kunnen we hier de eerste bladkoning van het seizoen doorpiepen, als teken dat de herfst is begonnen. Tijd voor de rest van vogelend Nederland om onrustig te slapen en de boottijden Harlingen-Vlieland paraat te hebben. Het was erg fraai weer. Bladstil en helder. Vogels waren er ook, er schoten nogal wat Zwartkoppen door de bosjes en er waren Fitissen en Tjiffen. Ik zet altijd mijn kijker op iedere Fitis of Tjiftjaf, dus het duurde even voordat ik boven was. Boven op het duin lagen de bosjes er mooi bij. Ik had besloten om er vandaag eens flink tijd in te steken, geen gejakker. Aan de rand van de kapvlakte net ten westen van de vuurtoren hoorde ik
uit de bosjes een vogel alarmeren. Het kwartje viel niet en ik kon er niet zo snel een algemene soort aan plakken. Het geluid had iets weg van het besmuikte tikken van een gekraagde roodstaart, maar het was toch anders, wat vetter. Ik posteerde mij aan de bosrand, want het voelde als bingo. En het was bingo: binnen een paar seconden kwam boven in de struik een druk roepende groenbruine zanger zitten, die ontzettend zijn best deed om niet ongedetermineerd weg te komen. Open en bloot, op een meter of vier-vijf van mij vandaan, zat de mooiste Radde’s Boszanger die je je maar kunt wensen! Ik geloofde mijn ogen bijna niet. Razendsnel checkte ik alle kenmerken. In de loop van de jaren heb ik geleerd om ondanks de opwinding toch koel te blijven. Vroeger overkwam mij het wel dat ik in trance naar een zeldzame vogel staarde, waarna ik vervolgens een aantal belangrijke kenmerken niet meer kon oplepelen. Wat mij opviel was het nekloze profiel met de grote kop en de opvallende, lang doorlopende wenkbrauw- en oogstreep. Het stompe, dikkige snaveltje met de oranje-gele basis van de ondersnavel. De gevlekte wangen. De stevige, geeloranje poten. De opvallend zwavelgele onderstaartdekveren. De vogel trok nerveus met de vleugels en riep steeds. Toen hij het bosje weer inviel belde ik wat mensen om het nieuws te verspreiden. Tijdens het inspreken van de voicemail van Hans ter Haar (tsja, de dekking op Vlieland is niet altijd optimaal) kwam de vogel weer tevoorschijn. Vanuit het bosje vloog hij naar de onderste takken van een zwarte den, waarna hij weer helemaal vrij liep over de takken. Toen de Radde’s de boomkruinen inschoot raakte ik hem kwijt. Wat een fantastische vogel! Toen na een minuut of tien de eerste vogelaars arriveerden, had ik de vogel niet meer gezien. Pas na een drie kwartier vond Arnout Linckens hem weer. Later is de vogel nog door anderen gezien, maar de vogel was erg ril. Niet één keer liet de vogel zich nog rustig bekijken. Dat zou goed kunnen komen door het hollen naar de vogel, steeds als hij werd terug gevonden. Maar een Radde’s houdt niet van drukte. Je moet fluisteren en je onopvallend gedragen wil je hem goed zien. Ik sprak nog wel de wens uit dat ik hiermee niet mijn al kruit zou hebben verschoten, want er moesten nog twee DT-weekends volgen. Later bleek dat ik niet alleen mijn kruit, maar ook dat van geheel Deception Tours had verschoten. Hoewel verschoten…een Radde’s Boszanger is natuurlijk nog steeds een geweldige vondst. Voor mij was deze vogel bovendien een heel welkome nieuwe zelfontdeksoort.
Deze Radde’s Boszanger is het zevende geval voor Vlieland, waarmee Vlieland de beste plek voor deze soort in Nederland is. Het is ook de vroegste ooit in Nederland en pas de tweede septemberwaarneming. En, zoals Tom van de Have fijntjes opmerkte, ook de hoogste van Nederland. Het Vuurboetsduin is 40 meter hoog en het hoogste duin van de Waddeneilanden. Ruud van Beusekom Foto: Radde’s Boszanger, Vlieland, oktober 2007 (David Hoekstra) ------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Een Goudlijster op Schier in 2008 In de periode 30 oktober - 7 november waren we met een ploeg mensen van Stichting Calidris wadvogels aan het vangen en ringen op de Oosterkwelder op Schiermonnikoog. Nadat we een aantal nachten bezig waren geweest met het vangwerk, besloten José van Megen en Symen Deuzeman om in de loop van de ochtend van 2 november naar de netten toe te gaan voor het uitvoeren van wat werkzaamheden aan de ruim 400 meter uitstaande netten. Er was die ochtend aardig wat trek van piepers, Koperwieken en Kramsvogels. Tijdens de werkzaamheden aan de mistnetten bij de 3de slenk hoorde ik om 11.40 uur kort een mij onbekende lijsterroep. Direct zag ik een forse grijsbruine lijster met brede zwarte en witte banden op de ondervleugel, die met een zwak golvende vlucht over kwam vliegen. Ik schreeuwde direct Goudlijster!! tegen José. Ze had helaas niet direct haar kijker beschikbaar, maar zag wel dat het een forse lijster betrof, met de grootte van een Grote Lijster. De vogel vloog op ca. 15 meter hoogte in westelijke richting door, waardoor de vogel dus maar kort gezien is. Ik heb daarna gelijk gebeld naar collegavanger Joop van Ardenne, die in de omgeving van de Herdershut aanwezig was en hem gezegd op de dijk te posten omdat de vogel zijn kant op vloog. Hij was op dat moment net op weg richting de jachthaven om de daar al een aantal dagen aanwezige Rosse Franjepoot te bekijken. Joop heeft nog een tijd lang op de waddijk gepost, maar de vogel helaas niet gezien. Toen we rond 13.30 uur weer terug waren van de Oosterkwelder heb ik de rest van de middag de bosjes rondom de Herdershut, Kooiplaats en de bosjes aan het begin van de Oosterkwelder afgelopen om te zoeken naar de vogel, maar (uiteraard) niet meer gezien. Er bestond natuurlijk een kans dat de vogel hier was neergestreken. Hoewel deze fantastische waarneming natuurlijk een droom is voor elke vogelaar, wordt je daarna vrij snel met de neus op de feiten gedrukt. Shit, geen foto’s als bewijs!! Ook het indienen van de Goudlijster middels een beschrijving van de waarneming blijkt een lastig verhaal. In het jaarverslag van de CDNA -Rare birds in the Netherlands in 2004 - wordt voor de Goudlijster nog expliciet genoemd dat alleen een beschrijving van de ondervleugel onvoldoende is voor acceptatie.
In Nederland zijn tot nu toe 18 gevallen van de Goudlijster aanvaard door het CDNA. De laatste geaccepteerde melding dateert van 29 oktober 2005, toen een vogel dood werd gevonden aan de Hasseltsestraat in Scheveningen. De enige waarneming van Schiermonnikoog dateert van 4 oktober 2004 toen een vogel werd geringd op het ringstation Het Groene Glop (VRS Schiermonnikoog). Op de ‘Goudlijster-‘dag was al een aantal dagen een andere zeldzame Zuidoost-Azië overwinteraar op het eiland aanwezig. Op 29 oktober werd op het ringstation Het Groene Glop door o.a. Bert Dijkstra en Joop van Ardenne een Blauwstaart gevangen. Deze vogel liet zich tot en met 8 november vrijwel iedere dag terugvangen. Ook werd de vogel op 8 november in het berkenbos rondom Het Glop gezien als veldwaarneming. Martijn Bot maakte hiervan een mooie foto (zie elders in deze nieuwsbrief). Na 8 november is de vogel nog één keer gezien als zichtwaarneming op dinsdag 11 november. Het betreft hier de 7de waarneming van Nederland. Eerder in dit najaar werd op 6 oktober ook al een Blauwstaart gevangen en geringd in de 3de Kroonspolders op Vlieland. Symen Deuzeman ------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Blauwstaart op Schiermonnikoog Op zaterdag 8 november trokken Rommert en ik, ditmaal in gezelschap van een "nieuw gezicht" in het Noorden, Tjeerd Burger, voor de zoveelste maal naar wat we toch vermoedden dat één van de beste plekken van Nederland in deze tijd zou moeten zijn, Schiermonnikoog. Tot dan toe was het najaar een aaneenschakeling van contrastrijke dagen; stuk voor stuk begonnen ze met zeer hooggespannen verwachtingen en kwamen ten einde in een tranendal (uiteraard spreekwoordelijk gezien, ik realiseer me maar al te goed dat we gezegend zijn dat we überhaupt mogen en kunnen vogelen). Maar problemen en teleurstellingen moet je altijd zien op jouw eigen persoonlijke schaal, en ik denk dat ik voor vele (fanatieke) vogelaars spreek als ik zeg dat het najaar niet geheel de toch altijd hooggespannen verwachtingen waarmaakte. Een korte opleving vond plaats op 4 oktober, toen we een Dwerggors, anderhalve kilo Bladkoningen, 2 Vorkstaartmeeuwen en nog wat andere leuke bijzaken vonden, maar daarna bleef het qua soorten weer oorverdovend stil. "De aanhouder wint", zei mijn overgrootmoeder vast wel eens, en gelijk had ze! Ondanks dat november niet meer overloopt van vogels, blijkt de laatste jaren dat het in deze maand moet gebeuren. We wisten natuurlijk dat de afgelopen vogelweek in het teken had gestaan van een Blauwstaart die enkele malen in de netten van de Groene Glop was beland. We wisten ook dat de vogel hoogst waarschijnlijk nog wel aanwezig zou zijn, maar tegelijkertijd kenden we de omgeving van het ringstation: ontoegankelijk, onoverzichtelijk en uitgestrekt. Wat zijn nou helemaal de kansen dat je zo'n beestje daar aantreft? Maar, zoals mijn overgrootvader eens gezegd schijnt te hebben: nooit gemist is vaak raak geschoten (spreekwoorden waren niet z'n sterkste punt), dus proberen zouden we het zeker.
Nadat we om 7.15 uur door Wagenborg op het onwakende eiland werden gedropt, leek het aanvankelijk weer een rustig dagje te worden. Veel Tjiffen, dat dan weer wel wel, maar verder leek het in niets op een adrenaline-dag. Spannend werd het rond een uurtje of half elf toch, toen Rommert door de Walkie Talkie schreeuwde dat ie waarschijnlijk een Humes Bladkoning had horen roepen. Ik liep inmiddels op de Monnik, precies ver genoeg om na een meer dan stevige wandeling net buiten adem op de plek des onheils aan te komen. Daar bleek de vogel helaas gevlogen, en ook latere pogingen leverden helaas niets op. Een Klapekster in een tuin zorgde voor goede afleiding, maar kon niet voorkomen dat we langzaam maar zeker wat in slaap dreigden te sukkelen, met een nog aangenaam novemberzonnetje op ons hoofd. Rond het middaguur besloten we toch maar richting ringstation te gaan om de onmogelijke zoekactie te beginnen. Wat twijfelend liepen we langs de randen van de uitgestrekte berken- en wilgenpercelen, zonder nou eigenlijk een echt doortastend strijdplan in ons hoofd te hebben. Al snel was ik Rommert en Tjeerd uit het oog verloren, en besloot ik, ingegeven door mijn lieve Heer mag weten wat, een stukje bossage aan de rand van het ringstation en direct achter het huisje, maar eens wat langer in de gaten te houden. Normaal blijf ik nooit lang op een plek staan (misschien ontdek ik daarom ook nooit wat, realiseer ik me nu ineens…), maar nu stond ik maar zo 10 minuten, zonder enige aanwijzing richting succes, te staren naar een in mijn ogen heel mooi stukje bossage met ondergroei. Opeens kwam er uit mijn rechter ooghoek een vogeltje laag door de takjes aangehipt. Het beestje was erg druk, zat nauwelijks stil en had de neiging om steeds het dichtbegroeide gedeelte op te zoeken. Ik had in een honderdste van een seconde echter een stukje borst gezien dat mij toch een beetje wankelend op de benen deden staan. (je kent ze wel, dat soort stukjes borst…). 10 seconden later kwam het beestje ineens weer tevoorschijn uit de begroeiing, en nu zag ik alleen een staartje en een stukje keel. 1+1+1=Blauwstaart, dat kon niet missen! Ik kan me nog goed herinneren dat ik als een debiel de Walkie Talkie uit m'n jaszak haalde de woorden "ik heb 'm" losliet. Een halve minuut later hoorde ik de zompige voetstappen van Rommert, even later gevolgd door Tjeerd. En toen kon het grote wachten beginnen. Het duurde en het duurde, en de vogel weigerde zich te laten zien. Een Roodborst, wat mezen, een Pestvogel, allemaal leuk en aardig... Ik begon ‘m alweer te knijpen; het zal toch niet zo zijn dat ik de enige zou blijven die een aantal flitsen van de vogel mocht zien? Na ongeveer een half uur gebeurde het dan toch, hoewel nog steeds
niet van harte. Hoog door de boomkruinen zag ik van verre een vogeltje dichterbij komen. Achter Rommert langs daalde het beestje langzaam maar doelgericht af naar de plek waar ik ‘m eerder ook had gezien. De vogel was zeer moeilijk te volgen, maar een levend wezen had ‘m in ieder geval weer perfect in de smiezen: de Roodborst. Furieus stortte het beest zich meteen weer op de arme Blauwstaart, maar tijdens de achtervolging was in ieder geval Rommert in staat de oranje flanken door z’n beeld te zien flitsen. We konden een tweede waarnemer bijschrijven, maar bevredigend was het natuurlijk niet. Na een kwartier was de Blauwstaart blijkbaar weer van de schrik bekomen en vasthoudend als hij was probeerde hij wederom bij z’n favoriete plek te geraken (waarom het beest nou precies daar wilde fourageren, er was genoeg behoorlijk gelijkende habitat overal om ‘m heen...). Nu zat de Roodborst blijkbaar even met z’n hoofd ergens anders, want de Blauwstaart kreeg zo maar 2 minuten de tijd en liet zich daarbij aan ons alle drie prachtig bekijken. Wat zijn het toch onbeschrijvelijk mooie en fascinerende beestjes, je voelt je er als vogelaar op zo’n moment haast nederig bij! Het enige smetje was dat het erg lastig (digiscoop)foto’s maken was vanwege het harde tegenlicht en de toch wat zenuwachtige inborst van de vogel. Na deze show en uiteraard het onvermijdelijke piepen en rondbellen besloten Rommert en Tjeerd verder te vogelen. Ik wilde per se nog een bewijsplaatje maken (en vond het bovendien geen straf de vogel nog een paar keer te bekijken), dus ik besloot nog even te blijven. Ik posteerde me op de plek waar ik het beste uitzicht had op z’n favo-bosje en zette het weer op het wachten. De eerste keer dat de vogel terug kwam lukte een plaatje niet (bedankt, Roodborst), de tweede keer was het wel raak. Ondanks het slechtst denkbare licht (recht tegen) stond de vogel er herkenbaar op. Ik voegde me weer bij Rommert en Tjeerd, en na nog een Bladkoning op de Monnik hielden we het die dag voor gezien en was er tijd voor welverdiende patatten en bier. Vervolgens gebeurt er iets waar ik toch niet helemaal bij kan. Er is de mogelijkheid om een Blauwstaart te zien in Nederland. Tot twee jaar geleden was deze soort er een van mythische proporties en stond hij bij vrijwel heel vogelend Nederland in de top-3 van wenssoorten. Vervolgens is er een ontdekking van een vogel bij Zandvoort, die iedere sul die maar iets bezit wat lijkt op een verrekijker heeft gezien (de grootste twitch van Nederland ooit). Twee jaar later gunt de natuur ons een tweede mogelijkheid en vervolgens komt er op een handjevol vogelaars, waarvan een groot gedeelte met jaarlijstbelang, niemand meer! Terwijl het hier poddorie gaat om een Blauwstaart op een van de mooiste vogelplekken van Nederland in een najaar dat tot dan toe nog weinig tot niets had opgeleverd! Blijkbaar is het zo dat als je het soortje hebt
kunnen afvinken, de soort meteen van mytisch afdaalt naar niet eens meer de moeite waard om een dagje in te steken. En als er een beetje moeite voor moet worden gedaan, dan is het al helemaal niet meer de moeite waard. Nee, dan liever met rijendik voor de zoveelste Dwerggors, Kleine Burgemeester, Roze Spreeuw of een lekker makkelijke Waterspreeuw. Ik begrijp het soms niet helemaal meer. We (heerlijk om te generaliseren, af en toe) moeten blijkbaar lekker makkelijk kunnen aanschuiven (als er een modderbank tussen zit, wordt het al snel verdomde lastig) en anders wachten we wel tot iemand anders de volgende aanschuifsoort vindt. Waarneming.nl (verder geen kwaad woord over de site, trouwens) maakt het mogelijk om elk weekend een mooie route te verzinnen langs soorten die anderen hebben gevonden, en dan valt Schier daar toch al snel buiten. Dat het toevellig een Blauwstaart is, het juweeltje van de ontoegankelijke Russische Naaldwouden en de tot voor kort natte droom van iedere vogelaar... ach, ik draai me liever nog een keer om, die heb ik toch al? Tenslotte: van het gerucht dat de vogel zich dood zou hebben gevlogen tegen een raam klopt zeer waarschijnlijk niets. De melding komt van een op z’n zachtst gezegd niet geheel betrouwbare bron, en waarschijnlijk betrof het een IJsvogel oi.d. (maar in ieder geval niet de de Blauwstaart). Laten we hopen dat het beestje nog gewoon in leven is, en wellicht zelfs nog op het eiland zit op moment van schrijven, wie zal het zeggen! Martijn Bot ------------------------------------------------------------------------------------------------------------
No kids, no glory - Waarneming Siberische Boompieper op Terschelling Een najaar is voor mij niet compleet zonder een bezoek aan Terschelling. Ik kom hier al vanaf mijn vroegste kinderjaren en eigenlijk is vogels kijken hier voor mij begonnen. Als klein jochie probeerde ik uren tevergeefs met een beroerde kijker en dito vogelgidsen om die witte vogeltjes die met iedere golf aan het noordzeestrand mee renden te determineren: dat móesten wel strandplevieren zijn! Maar ook ontdekte ik hier samen met Nils van Duivendijk ooit mijn eerste dwaalgast (een mannetje Withalsvliegenvanger) en vond ik in de vele jaren dat ik Terschelling bezocht mooie soorten als Bruine Boszanger, Hume’s Bladkoning, Bosgors, Dwerggors, Kleine Vliegenvanger en Pallas Boszanger. De liefde voor Terschelling is dus, ook ornithologisch gezien, altijd gebleven. Maar toch: de laatste jaren werd mijn privé-feestje regelmatig verstoord door een belletje vanaf Vlieland. Sinds Deception Tours met de slogan “No guts, no glory” vogelaars stimuleert om naar Vlieland te gaan is het bijna ieder jaar wel raak. “He Ed, we hebben wéér een Raddes”, of “een schitterende Vale Gierzwaluw hier”. En daar sta je dan bij een leeg bosje op de Boschplaat. Toch liet ik ook in 2008 weer een Deception Tour weekend schieten om een week met mijn gezin naar Terschelling te kunnen. Maar wat was het leeg dit jaar! Na een dag of zes met redelijk wat uren in het veld had ik pas een handjevol tjiffen en zwartkoppen, vrijwel geen goudhaantjes en rietgorzen gezien. Op 17 oktober, de laatste middag van de
vakantie bedacht ik me ‘dat het er dit jaar gewoon niet inzat’ en dat het een prima moment was om met vrouw en kinderen nog even naar West-Terschelling te gaan voor wat boodschappen. In West aangekomen wierpen we een blik op de achterbank waar het sinds een paar minuten wel erg stil was. En ja hoor, daar lagen beide dametjes te slapen op de achterbank. “Weet je wat, ga jij maar vast shoppen, ik parkeer de auto wel even op een rustig plek, dan kunnen ze nog even verder slapen”. Op het eerste ‘rustige plekje’ aangekomen sloop ik zachtjes uit de auto en werd direct verrast door een overbekende roep vlak boven mijn hoofd: tóch nog een Bladkoning deze week! Nadat ik de Bladkoning mooi had bekeken besloot ik dan toch ook maar een tweede rustige plekje te bezoeken: de Duinweg. Hier heb je het laatste hoge duin van het eiland, nabij de Brandaris: een plek waar regelmatig leuke waarnemingen gedaan worden. Bij een mooie plek met Vogelkers en Abelen besloot ik de auto te parkeren. Ik was nauwelijks 10 meter het duin in gelopen of vlak voor me vloog een pieper op met een roep die direct alarmbellen bij me deed rinkelen. Een boompieper-achtige roep, dat was duidelijk, maar deze klonk hoger en ‘dunner’. Dit geluid had ik de afgelopen weken thuis flink ‘geoefend’ en deze klonk erg als een Siberische Boompieper! Gelukkig was de vogel nauwelijks 5 meter verder in een Vogelkers gaan zitten. Ik zag eerst alleen zijn silhouet, zenuwachtig met zijn staart pompend in een struik. Na een paar spannende stappen opzij – laat hem alsjeblieft nu niet wegvliegen!- kreeg ik op nog geen 10 meter afstand de vogel glorieus in beeld. Rustig zittend in een struik met een prachtig zonnetje erop. Ik zag direct de egale olijfgroene rug en een diagnostische wenkbrauw: warmgeelbruin voor het oog en wit erachter. Ook de klassieke wangtekening was opvallend: een witte vlek, onder het einde van de wenkbrauwstreep met daaronder een zwarte vlek op de achterwang. Ongelooflijk: ik stond naar een prachtige Siberische Boompieper te kijken!! De vogel bleef ongeveer 20 seconden zitten voordat hij opvloog en dat gaf voldoende tijd om de details goed te bekijken: - Egale, olijfgroene bovendelen: rug en mantel met slechts wat donkere vegen, olijfgroene randen aan de tertials en grote dekveren. - één opvallende witte vleugelstreep; gevormd door lichte toppen met zwarte centra van de middelste dekveren. Een tweede vleugelstreep was veel minder opvallend doordat de toppen van de grote dekveren veel minder wit, meer beigebruin waren. - Opvallend gele mondstreep, ver doorlopend. - opvallend heldere, dieproze poten - groenige wangstreek met een witte en zwarte vlek op achterzijde van de wang - zwarte zijkruinstreep die de wenkbrauw extra markant maakte, - Gele grondkleur op borst en keel, met alleen een kleine wite vlek onder de snavel, - witte onderborst en buik, zwaar gestreepte borst, zijborst en flank. Na zo’n 20 seconden vloog de vogel op. Bij het wegvliegen liet hij eerst drie keer heel snel achter elkaar zijn roep horen, daarna nog twee keer een enkele roep. Hij vloog laag weg en het leek mij dat de vogel duidelijk van plan was ter plaatse weer te landen maar ik kon de exacte plek niet vaststellen. Met een behoorlijke stoot adrenaline in mijn lijf besloot ik eerst bij de auto (met daarin nog steeds twee vredig slapende meisjes) te blijven, enkele aanwezige vogelaars op het
eiland bellen en het bericht per semafoon doorgeven. Ook leek het me een prima moment om Suzanne te vragen of ze de kinderen onder haar hoede kon nemen. Nadat de inmiddels wakker geworden kids overgedragen konden worden, kon ik met de toegesnelde vogelaars een zoektocht naar de vogel starten. Helaas kon de vogel niet meer gevonden worden. Ook de volgende dag kon ik in het uurtje voordat ik op de boot moest stappen de vogel niet meer terugvinden. Indien aanvaard door het CDNA betreft het de negentiende Siberische Boompieper voor Nederland en de tweede voor Terschelling; de eerste werd gezien en gefotografeerd op 13 oktober 2007, bij Oosterend. Een dag na de waarneming op Terschelling werden er in de bossen bij camping Lange Paal op Vlieland zelfs twee bij elkaar gezien. Ps. Het besluit is alweer genomen, volgend jaar weer een weekje met vrouw en kinderen naar Terschelling Eddy Nieuwstraten ------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Waarneming Siberische Boompieper op Vlieland Op zaterdag 18 oktober 2008 fietste ik samen met Han Buckx, Peter de Rouw, Jaap en Peter Eerdmans rond 12 uur richting Lange Paal om te gaan vogelen. Aangekomen bij
Lange Paal verspreidden we ons over het gebied. Het bos zat vol groepjes Goudhanen en andere zangvogels. Na een kwartier vloog er plotseling een pieper voor mij uit. De vogel ging op een tak zitten, ongeveer twee meter van mij vandaan, waar ik hem goed kon bekijken. Ik zag dat het om een spannende boompieper ging. Ik heb de vogel toen snel op de foto gezet. Helaas was er niemand in de buurt, dus liet ik de vogel alleen op zoek naar de andere vogelaars. Na enkele minuten lopen kwam ik Peter Eerdmans tegen. Toen ik de foto´s liet zien, kwamen we met het vogelboek op een Siberische Boompieper uit. Teruglopend naar de plek belde ik ook de andere vogelaars op om te melden dat ik een waarschijnlijke Siberische Boompieper had gezien en gefotografeerd. Toen de andere vogelaars aankwamen vonden we de vogel vrij snel terug. Het was toen meteen duidelijk dat het om een Siberische Boompieper ging. Tot onze verbazing zat er nog een tweede boompieper naast. Ook het tweede exemplaar bleek een Siberische Boompieper te zijn. Twee Siberische Boompiepers in 1 kijkerbeeld! De twee vogels verplaatsten zich langzaam dieper het bos in en waren daarbij veel met hun staarten aan het ‘wippen’. Nadat we de vogels ongeveer een kwartier in beeld hadden, besloten we de vogels te gaan melden. Na het melden konden we de vogels nog een half uur volgen. Ongeveer een uur na het melden kwamen Leon Boon en Willem van Rijswijk ook op de plek aan. Toen waren de vogels niet in beeld. Na een kwartier zoeken vond Peter Eerdmans de vogels terug en hebben ook Leon Boon en Willem van Rijswijk de vogels kunnen zien.
Tekst en foto: Lars Buckx
Giervalk in de Dollard Op zaterdag 1 november stond André Boven rond acht uur in de morgen bij Willem Wind voor de deur. Willem was er, zoals altijd, helemaal klaar voor en André’s blauwe autootje verliet net zo snel als het gekomen was weer de straten van Siddeburen. Het doel van die morgen was het fotograferen van de Notenkraker van Delfzijl. Beide hadden we de vogel in de voorliggende dagen al wel gezien maar hadden toen (door werk en school) de benodigde spullen niet bij ons. Na een eerste korte rondje door het park konden we de vogel niet vinden en we besloten om ons op te splitsen. Dit bleek al snel succes te hebben want na enkele minuten zagen we een groepje vogelaars op hun knieën in de bosjes staren. De Notenkraker was er dus nog en hij liet zich ook die dag weer erg makkelijk bekijken en fotograferen. Tegen elf uur was het tijd om weer weg te gaan, André had om één uur een afspraak met een groepje van acht biologieleraren die de Dollard eens met eigen ogen wilden zien. We hadden dus nog wat tijd over en besloten om eerst maar het wekelijkse bezoekje te brengen aan het visrestaurant van de familie Westerhuis voor het nodige vet. De leraren waren op de afgesproken tijd bij het bezoekerscentrum De Reidehoeve van het Groninger Landschap voor de excursie. Na een korte introductie ging André met de groep op pad. Willem ging voor de duur van de excursie zijn eigen weg en belandde in de inmiddels beroemde kijkhut van de Breebaartpolder. Na anderhalf uur waren we allebei weer terug bij het bezoekerscentrum en na een bak koffie wilden we als afzakkertje nog even een rondje langs de Dollard dijk maken. In de Breebaart was het qua steltjes al aardig uitgedund en dus waren we daar al snel uitgekeken. De volgende stop werd gemaakt bij het meest westelijke deel van de kwelder en ook daar lukte het ons niet om iets spannends uit de wirwar van vogels te trekken, nee het was die dag maar matig gesteld met de leuke soorten en na een paar kilometer binnendijks gereden te hebben leek
het ons beter om langs de buitenkant van de dijk verder naar het oosten te rijden. Het buitendijks rijden heeft als voordeel dat je de gehele kwelder goed kan overzien, deze ingreep zou onze kans op soorten als IJsgors en Strandleeuwerik moeten vergroten maar na een paar kilometer deden we eigenlijk niks anders dan het bekijken van de op de paaltjes aanwezige Torenvalken en Buizerds. Na een aantal roofpieten bekeken te hebben viel ons oog op een roofvogel welke op ongeveer vijfentwintig meter van ons op een hek zat: ‘Weer een Buizerd.’ zei André tegen Willem. Op dat moment draaide de vogel zijn kop naar ons toe en bezorgde ons de schrik van ons leven. We keken niet naar een Buizerd maar naar een grote valk. ‘Giervalk ?? of uhhhh, ja ummhhh Giervalk ?’ André’s fototoestel lag alweer netjes opgeborgen in de tas op de achterbank en na een korte maar vooral stressvolle worsteling lukte het hem om het apparaat gebruiksklaar te maken. De valk zat nog steeds op het hek aan de overkant van de sloot en leek zich van geen kwaad bewust. Op het moment dat André de lens uit het raam stak vond de vogel het wel genoeg geweest, het beest vloog op en landde op een kilometerpaal boven op de dijk. Na wat gevloek en “oh nee’s” besloten we om langzaam richting de vogel te rijden in de hoop dat hij nu wel langer zou blijven zitten. Dit was helaas niet het geval, de valk vloog ver voor ons uit de kwelder op en landde op één van de daar aanwezige paaltjes. Tot onze grote vreugde bleef de vogel nu wel zitten en de eerste vijftig foto’s waren snel gemaakt . Het was van belang om eerst vast te stellen of de vogel ook iets om zijn poten had, tijdens het vliegen konden we geen leertjes zien hangen maar dat zegt natuurlijk niets. De valk zat de hele tijd met zijn rug naar ons toe en we hadden dus geen goed zicht op de poten. Pas na een minuut of twintig begon de valk zich te poetsen, waarbij de vogel zijn vleugels en staart spreidde. Zo konden wij duidelijk zien dat er geen bellen of ringen aan de poten zaten. We konden nu ook goed zien dat de poten, net als de snavel/washuid , blauwgrijs waren. De baardstreep was vaag en tijdens de rek- en strekoefeningen was de bandering op de staart ook mooi te zien. Beetje bij beetje begonnen de puzzelstukjes op hun plaats te vallen en hoe langer we naar de valk keken des te meer kregen we het vermoeden dat we naar een “goede” Giervalk zaten te kijken. In de tussentijd hadden we Marnix Jonker al gebeld en deze kwam na een dik kwartier (met een lege benzine tank, niet verstandig als je de outback in gaat) aan bij het kamp. Na
het zien van de vogel ging ook hij mee in de voorlopige determinatie van Giervalk. Marnix had op zijn beurt Willem Jan Fontijn gebeld, deze stopte onmiddellijk met zijn bezigheden en zette ook koers richting de Dollard. Willem Jan werd bij aankomst ook door het hek gelaten en enkele ogenblikken later keken we met z’n vieren naar de vogel welke nog steeds op zijn paal zat. Langzaam begon het te regenen en begon de duister in te vallen, na een half uur was het zicht te slecht om nog enige details aan de vogel te zien. Na enig overleg besloten we om de valk voorlopig maar als een mogelijke Giervalk op de pieper te zetten, dit omdat we in het veld een hybride vogel nog niet helemaal uit konden sluiten. De foto’s en het videomateriaal moesten hier uitsluitsel over geven. Eenmaal thuis gekomen werden de eerste foto’s zo snel mogelijk op het net geplaatst. De Forsman werd letter voor letter door de mannen van het eerste uur over de kop getrokken en op meerdere fora begon het bekende wellesnietes-ritueel al weer enige vorm te krijgen. De hele avond werd er onderling druk gebeld en gemaild en tegen half elf kwamen we tot de conclusie dat de door ons waargenomen vogel een eerstejaars Giervalk moest zijn. De Giervalk werd zondagmorgen in alle vroegte terug gevonden, de vogel zat een kwartier lang op zijn vaste paal op de kwelder en liet zich op enige afstand redelijk goed bekijken. Helaas verdween de vogel al snel weer in de mist. Tot grote vreugde van de menigte keerde de vogel om even over elfen weer terug naar zijn vaste paal. Hier zou hij gedurende de waarnemingsperiode van tijd tot tijd ook steeds weer terug keren. In de dagen na het weekend werd het steeds moeilijker om de vogel waar te nemen, steeds vaker moest men genoegen nemen met een langsvliegende vogel of in het ergste geval met helemaal niets. Nou ja niets… Veel (vaak niet TOH-) vogelaars die de reis naar het hoge noorden maakten, konden zich tijdens het, soms uren lange, wachten prima vermaken met de overige aanwezige “toendrasoorten” zoals IJsgors, Strandleeuwerik, Frater, Ruigpootbuizerd, Smelleken en zelfs een keer een adulte Zeearend. Naar schatting hebben een kleine vijfhonderd mensen, waaronder Duitsers, Belgen en een Pool de reis naar het randje van Nederland gemaakt om een glimp van de vogel op te vangen.
André Boven en Willem Wind
Zeetrek?? Op zaterdag 22 november 2008 besloten Roelf Hovinga, Bart-Jan Prak en ik om naar Ameland te gaan om over zee te kijken bij het inmiddels beroemde telpunt ten noorden van Nes. Ik had al 2 dagen over zee gekeken bij Lauwersoog en vond het nu eens tijd worden voor wat meer zeevogels, want dat viel tot nu toe wat tegen. Helaas gaat de boot in het weekend pas om 9:30 uur en dus gingen we eerst over zee kijken bij de pier van Holwerd. Er vloog best veel, maar het waren vooral veel eenden. Erg leuk was een IJsduiker die redelijk dichtbij langs vloog en zelfs even ter plaatse was. Ook vloog er nog een stormvogeltje-spec heel hard, keilend, naar het oosten. Na dit alles gingen we naar de boot waar we Martin Olthoff tegen kwamen. Hij had ergens anders, bij Holwerd, over zee gekeken en had 8 Kleine Alken en een vrij zekere Stellers Eider gezien! Helaas hebben wij dit alles gemist. Op de boot aangekomen gingen de anderen direct boven op het dek staan om vanaf daar verder over zee te kijken. Ik moest even naar de wc en toen ik terug liep via de trap naar boven, stond Bart-Jan boven aan de trap naar mij te roepen: Kleine Burgemeester!!! Dit leverde dus direct een erg mooie soort op, want een eerste winterkleed Kleine Burgemeester vloog rustig tussen enkele Meeuwen naast de boot en vloog later een stukje met de boot mee toen deze vertrok. Dit betekende voor ons drieën een nieuwe Frieslandsoort!!! Vanaf de boot hadden we even later nog een IJsduiker, nu wat verder weg, en enkele Dwergmeeuwen en Roodkeelduikers. Aangekomen op Ameland hebben we direct een taxi gepakt die ons voor 2,50 euro boven op het duin bracht waar Martijn Bot al zat te tellen. Hij was al op vrijdagavond naar Ameland gegaan en kon zo dus wel vroeg bij de Noordzee zitten. Ook hij had al een IJsduiker gezien, maar verder was het vrij rustig. De zee daarentegen was helemaal niet rustig door de stevige noordwestenwind waren er erg hoge golven en het stuivende zand maakte het niet erg gemakkelijk om goed naar vogels te kijken. Mogelijk vanwege deze omstandigheden zagen we bijna geen vogels (in verhouding met wat we hier normaal zien) en wat er werd gezien werd door de anderen vaak gemist. Toen ook nog bekend werd dat er al drie Stormvogeltjes langs de Eemshaven waren gevlogen was een nieuw plan snel gemaakt. We besloten de boot van 12:30 uur weer terug te pakken om dan de Stormvogeltjes op te wachten in Lauwersoog. En dus gingen we, nu met de bus, terug naar de boot. We lieten Martin en Martijn achter op Ameland. Vanaf de boot zagen we nu weer enkele Roodkeelduikers, 2 Parelduikers en een Noordse stormvogel. Snel reden we naar Lauwersoog waar Sietse Bernardus en Roef Mulder al een tijd over zee hadden gekeken. Ze hadden onder andere al 3 Vaal Stormvogeltjes, 2 Grote Jagers, een Jan van Gent en een Noordse Stormvogel gezien. Snel namen we plaats achter een van de hokjes van de, niet meer aanwezig zijnde, windmolens. Het wachten kon beginnen. Al snel zagen we een Grote Jager en een Grote Zee-eend langs vliegen. En later hadden we nog enkele Roodkeelduikers en Zwarte Zee-eenden. Erg mooi was een Noordse Stormvogel die vlak bij ons langs over de dijk kwam vliegen (zie foto’s Roef). Maar hoe we ook zochten geen Stormvogeltjes.
Het werd later en later en de scherpte ging er een beetje af toen Roelf ineens riep: Hé, wat is dat voor zangvogeltje hier onder langs! Snel zetten we onze verrekijkers aan de ogen en even bleef het stil. Het is een Tapuit riep ik en hij heeft een zwarte keel!!! Verder zagen we een erg donkere rug, een opvallend witte stuit en staart, de onderdelen waren oranje/bruin van kleur. De ondervleugels waren zwart. Het is een Bonte Tapuit riep ik! Roelf en Bart-Jan konden niet anders dan dit beamen. Intussen vloog de vogel bij ons langs en verdween achter het hokje waar we achter stonden. Snel liep ik eromheen en zocht de zee af naar de vogel. Ik zag hem echter niet, totdat ik in mijn ooghoek iets wits zag oplichten. De Bonte Tapuit was geland op de dijk, circa 15 meter van mij vandaan. Snel begon ik kenmerken op te noemen: geheel zwarte keel en oorstreek, opvallend oplichtende wenkbrauwstreep wit/oranje van kleur. Kruin donker en ook de mantel was erg donker, tegen het zwart aan, maar wel met een grijze zweem. De vleugel was donker met lichte veerrandjes. De algehele indruk was een erg grijs/zwarte tapuit met een opvallende wenkbrauwstreep en oranje/bruine buik. Na circa 10-15 seconden vloog de vogel op, waarbij weer het vele wit op stuit en staart opviel. Verder had de vogel een smalle zwarte eindband en het zwart liep iets door op beide zijkanten van de staart. In het midden van de staart was natuurlijk nog een smalle zwarte baan (iets breder dan de eindband) aanwezig. De vogel vloog nu richting de draaikom/veerboten waar ik hem kwijt raakte voor de oostpier van de haven. Tijdens mijn waarneming had ik allemaal kenmerken lopen roepen, maar ik hoorde geen reactie meer. Toen ik om me heen keek bleek waarom, ik stond er in m’n eentje. Bart-Jan en Roelf waren de andere kant om het hokje heen gelopen en hadden niet gezien dat de vogel op de dijk zat! Snel vertelde ik hun wat ik gezien had en na Sietse en Roef gebeld te hebben, besloten we ons te verspreiden om de vogel terug te vinden. Zo werd de hele haven, de sluizen en de Friese parkeerplaats grondig bekeken, maar zonder een spoor van de Bonte Tapuit. Na een tijd gezocht te hebben, besloten Bart-Jan, Roelf en ik maar weer terug te gaan naar de ‘telpost”. Hier werd wat nagepraat en ik keek even later weer over zee, toen er een zangvogel mijn beeld in kwam vliegen. Het was de Bonte Tapuit! Snel de anderen gealarmeerd en ook zij hadden de vogel snel in beeld, onder wie de net aangekomen Jan Kalsbeek. Weer viel de algehele grijs/zwarte kleur van de vogel op met de opvallend witte stuit en staart. De vogel vloog schuin voor ons af en boog toen af naar het noorden richting Schier! We hebben de vogel zo lang mogelijk gevolgd, maar al snel raakten we de vogel kwijt tussen de golven terwijl de vogel nog steeds door leek te vliegen richting Schiermonnikoog.
Echt een soort die je verwacht tijdens het zeetrek kijken! Gezien de kleedkenmerken ging het om een eerste winterkleed mannetje Bonte Tapuit. Beschrijving
Grootte en algehele indruk: Vrij kleine tapuit. De algehele indruk was een erg koud grijze tapuit met een opvallende wenkbrauwstreep, zwarte keel en oranje/bruine buik, waardoor er een sterk contrast aanwezig was tussen bovendelen en onderdelen. Kop: De kruin was zwartachtig donker grijs. Wenkbrauwstreep opvallend oplichtend wit oranje van kleur. Geheel zwarte keel en oorstreek. De zwarte keel ging op de borst over in de oranje/bruin kleur, de keel werd naar borst toe wat vlekkerig zwart. Mantel: Erg donker van kleur, bijna zwartgrijs met een duidelijke grijzige zweem. Bovenvleugel: In zit waren de vleugeldekveren zwart met een lichte vuilwitte rand. De handpennen en tertails waren zwart met een bruinachtige rand. In vlucht leek de bovenvleugel donker, zwartachtig. De ondervleugeldekveren waren zwart. Onderdelen: De borst en flanken hadden een oranje/bruin kleur, ietwat zeemkleurig. Naar de buik toe lichter van kleur wordend. Staart: Smalle ietwat variabele zwarte eindband. Deze zwarte eindband werd iets breder op de buitenste staartpennen, Op de middelste staartpennen was meer zwart aanwezig. Dit vormde de poot van de ‘T’. Deze was iets breder dan de staartband. Verder was de staart opvallend wit van kleur. De stuit was geheel wit, het wit liep door tot halverwege de vleugels op de onderrug. Dit was erg goed waarneembaar in vlucht Naakte delen: Snavel en poten zwart van kleur.
Gelijkende Soorten: De meeste Tapuiten soorten kunnen worden uitgesloten door de combinatie van de zwarte keel, het staartpatroon en de donker/grijze bovendelen. De enige soort die voor verwarring zou kunnen zorgen is een Oostelijke Blonde Tapuit (Oenanthe melanoleuca) echter passen het zwart onder de keel, de zwartgrijze bovendelen met grijze waas en de oranjebruine onderdelen niet op Oostelijke Blonde Tapuit. Tevens heeft de Oostelijke Bonte Tapuit meer warmere bruine bovendelen die contrasteren met de schouder. Deze kenmerken werden ook niet waargenomen bij deze vogel. Ook heeft Oostelijke Blonde Tapuit een duidelijke scheiding tussen donkere keel en de borstband, vaak een lichte baan vormend. Dit ontbrak ook bij de waargenomen vogel. Op basis van bovenstaande kan elke andere gelijkende tapuit uitgesloten worden. Tevens is een Bonte tapuit een echte late najaarsdwaalgast, daarentegen wordt Oostelijke Blonde Tapuit bijna altijd in mei-juni in Noord-West Europa waargenomen als dwaalgast. (http://www.wpbirds.com/).
Rommert Cazemier Foto: Bonte Tapuit, Schiermonnikoog, november 2004 (vorige Bonte Tapuit in de TOH)
Humes bladkoning, 26 november / 4 december 2008 Op woensdag 26 november ging ik voor de wekelijkse afleesronde van Koolmezen naar het Vlinderbalgbos. We doen op dit moment onderzoek aan de verspreiding van Koolmezen in relatie tot duindoorns en lezen daarom met z’n drieën (Sven, Reinder en ik) iedere week gedurende 6 uur zoveel mogelijk gekleurringde mezen af in het Vlinderbalgbos. Ik moest deze week deelgebied 1 doen (het westelijke deel van het bos). Ik was rond een uur of negen begonnen en had om elf uur al een stuk of 10 mezen afgelezen. Na een rustige periode kwam ik bij de westelijke bivakplaats een groepje Staartmezen tegen. Soms hangen daar Koolmezen bij rond, dus altijd even checken! Vrijwel direct kreeg ik een kleine Phylloscopus in beeld. Hij hipte onrustig heen en weer in de toppen van de bomen. Duidelijk was dat hij een vleugelstreep en een wenkbrauwstreep had. Het groepje vogels vloog verder. Door een omtrekkende beweging kon ik ze weer onderscheppen. Het beestje was inmiddels omlaaggekomen. Daar heb ik hem op korte afstand enkele minuten kunnen bekijken. Ik schreef in mijn boekje: (kleine) Phyllo met een duidelijke vleugelstreep, daarboven nog een aanzet tot vleugelstreep (soms zichtbaar als wit stipje), wenkbrauwstreep duidelijk maar niet heel scherp afgetekend, indruk grijzig met groene zweem, pootjes donker met lichtere tenen, snavel donker. Daarna ging hij ervandoor met de staartmezen en hoorde ik hem nog een aantal keren roepen; een duidelijk tweelettergrepig tjoe wiet . Ik had helaas geen vogelgids bij me maar nam het vogeltje en geluid goed in m’n hoofd op. Toen heb ik Roef Mulder gebeld (ik zat niet zo heel goed in de vleugelstreepjes en roepjes). Na het opsommen van de kenmerken kwam hij vrij snel tot de conclusie: Humes bladkoning. Na een verder succesvolle afleesdag (27 aflezingen) snel naar huis gegaan om foto’s en geluidjes te checken. Het geluid kwam het meest overeen met de opname van een vogel van Vlieland op lauwersmeer.com (van Dick Groenendijk). Na het lezen van beschrijvingen en het bestuderen van foto’s kwam ik tot de conclusie dat het inderdaad om een Humes bladkoning moest gaan. Ondanks zoekacties kon de vogel de volgende dagen niet teruggevonden worden. Op donderdag 4 december was ik wederom voor m’n afleesronde in het Vlinderbalgbos, dit keer om gebied 2 (het midden) te checken. Na een grijze, donkere en koude dag en 23 mezen verder besloot ik nog even een stukje bos te gaan checken waar de mezen in het vroege najaar nog wel veel zitten. Nu zijn ze toch vooral rond de duindoorns te vinden. Koolmezen eten veel duindoornbessen in deze tijd van het jaar, de poep in de nestkasten is dan knaloranje. Maar goed je kan nooit weten. Toen ik rond drie uur het perceel met veel ondergroei van brandnetel en liguster instapte meende ik een bekend geluidje te horen. Maar na een tijdje luisteren….niks. Wel zag ik twee Goudhaantjes die ik besloot even te volgen in de hoop om zo op een paar mezen, verstopt in de liguster, te stuiten. Na een minuut of tien liep ik ineens weer tegen de Humes bladkoning aan, duidelijk het zelfde beestje als ik vorige week had gezien. Ik had m’n camera (Canon Powershot) voor de zekerheid meegenomen maar die moest nog wel uit m’n tas komen. Toen ik er klaar voor was, was het beestje weg. Niks beter kunnen bekijken en geen foto! Balen...Maar na enige tijd hoorde ik een bekend roepje, tweetonig en iets dalend. Met alle roepjes vers in m’n hoofd was ik nog steeds overtuigd van een Humes bladkoning. Gauw erheen met de
camera in de aanslag, het sneeuwde inmiddels en het begon al aardig donker te worden. Na een beetje in het wilde weg klikken had ik toch een mager resultaatje. Gelukkig en dankzij het vogeltje die me op ongeveer drie meter liet komen, kwam er nog één foto uit waarop iets van een Humes bladkoningachtig beestje in verdorde brandnetels te zien was (foto). Daarna heb ik hem nog enige tijd kunnen bekijken samen met de Goudhaantjes. Ik was nu zeker van de determinatie en na het zien van de foto konden ook Roef en Rommert dit bevestigen. De volgende dagen werd de vogel door meerdere vogelaars gezien en konden betere foto’s gemaakt worden.
Humes bladkoning, Vlinderbalgbos Lauwersmeer, 4 december 2008 (foto Richard Ubels). En trouwens, waarnemingen van gekleurringde Koolmezen (vooral ook buiten het Lauwersmeer) zijn altijd welkom! Een coördinaatje (amersfoort) en datum is handig en een goede aflezing ook! Dus 3 kleurringen en een alu ring (zie foto). Twee ringetjes aan iedere poot (eerst links boven/onder dan rechts boven/onder). Ringetjes kunnen zowel een enkele kleur hebben (oranje, groen, blauw, zwart, roze, geel, wit, rood) als een dubbele kleur (blauw-wit, rood-wit, zwart-geel, zwart-roze met een brede bandering of zwart-wit met smalle bandering). Waarnemingen graag sturen naar
[email protected].
Koolmees, links: blauwwit, zwartwit, rechts: rood, aluminium (foto Roef Mulder) Richard Ubels ------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Steenarend over Zuidhorn Er zijn van die momenten in een leven, en zo ook in een vogelleven (een microleven in het leven zelf), waarin je dingen overkomen waarvan je uiteindelijk niet weet wat je erbij moet voelen. Als men me ooit verteld zou hebben dat ik mijn eigen Steenarend zou ontdekken in Nederland, zou ik dat nooit hebben geloofd, en als k dat wel zou hebben gedaan zou ik me daar een euforisch gevoel bij hebben voorgesteld. Het is nu gebeurd, maar euforisch ben/was ik niet. Waarom niet? Omdat het nogal onbevredigend (af)liep, ik geen plaatjes of de wel bekende vage filmpjes heb kunnen maken en vooral omdat niemand anders de vogel heeft kunnen zien. Ik had het gevoel de vogel verprutst te hebben, terwijl dat natuurlijk helemaal niet zo was. Op donderdag 25 september had ik mijn wekelijkse dag voor de Algemene Onderwijsbond. Ik werk een dag in de week voor deze onderwijsvakbond van de FNV, en normaal gesproken bezoek ik daarbij allerlei scholen waar dingen niet in de haak zijn of ga ik op bezoek bij docenten die of hulp of informatie nodig hebben op arbeidsrechtelijk gebied. deze donderdag, echter, had ik in de ochtend geen afspraken en zat ik thuis (op zolder, belangrijk detail voor de rest van het verhaal) te werken aan wat
achterstallig mailverkeer. Omdat ik het raam open had (het was een prachtige dag) hoorde ik voortduren allerlei vogels langstrekken: geluiden van Spreeuwen, Zanglijsters, Goudplevieren en Graspiepers bereikten leidden mij constant af van waar ik mee bezig was, en om 10.30 uur besloot ik toch maar even een korte pauze in te lassen en eens door het raam naar buiten te kijken. En wat mijn oren al hadden opgemerkt, werd nu door mijn ogen bevestigd: er vloog veel. Naast de eerder gememoreerde soorten sprongen vooral de roofvogels in het oog: 8 Buizerds, 5 Sperwers en een Smelleken passeerden in een mum van tijd mijn zolderraam. Om een uurtje of elf (ik hoop niet dat mijn baas dit stuk leest, trouwens…) stond ik nog steeds door het zolderraam te staren, toen er plotseling (ja, plotseling!) een arend opschroefde, klaarblijkelijk vanuit een weiland achter de laatste bebouwing van Zuidhorn. Aangevallen door 2 Buizerds probeerde de vogel hoogte te winnen, maar door het geruzie lukte dat maar matig. Omdat mijn huis hemelsbreed 15 kilometer van het Lauwersmeer af ligt (en omdat dat het meest logisch is), denk je natuurlijk meteen en als eerste aan een Zeearend, maar in een split-sec was ook wel te zeggen dat dat niet zo was. De structuur en bouw waren anders, dat was ondanks de weinige details die ik kon waarnemen (licht was goed, maar luchttrilling en afstand speelde wel behoorlijk parten) al wel te zeggen. Mooi te zien was bijvoorbeeld de hoogopgekrulde vingers van de vogel in vooraanzicht. Het geruzie tussen de Buizerds en de arend verhevigde, en werd op gegeven moment zo erg dat de arend genoodzaakt was enkele uithalen in de lucht te doen naar de buizerds, waarbij hij een paar keer achtereen op de zijkant en soms haast ondersteboven in de lucht hing en waarbij de boven- en onderzijde van de vleugels en staart eindelijk goed gezien konden worden. En toen was ook heel snel duidelijk waarmee ik van doen had en kwam het zweet ineens goed los. Het betrof de soort die ik in vele buitenlanden al vele keren heb mogen zien (ook meestal in dit kleed); het betrof een onvolwassen Steenarend. Even was ik de kluts kwijt: deze soort, nu, hier… Ik associeerde Steenarenden in Nederland altijd met de late winter in gebieden met open land en de nodige bossage. Nu was het eind september aan de rand van een woonwijk en akkers met weinig samenscholende bomen! Maar de witte vlekken op de bovenvleugel, grote witte polsvlekken op de ondervleugel, de witte staart met zwarte eindband en de typische vleugelvorm van de soort in jonge kleden lieten geen enkele mogelijkheid voor twijfel, hoe graag ik ook wilde… Het tafereel met de Buizerds ging zo'n anderhalve minuut door, en naast genieten van het schouwspel ging er een tornado van gedachten door mijn hoofd, die allemaal terug te draaien waren op de vraag: wat nu te doen? De materialen die ik nu nodig had (dat wil zeggen telescoop en camera) lagen fijn in de kofferbak van mijn auto, twee verdiepingen lager. Ik had alle kenmerken inmiddels goed gezien, en wilde heel erg graag wat bewijsstukken verzamelen. Gezien het feit dat de vogels aardig op één plek bleven rondklieren, nam ik het besluit de gok te wagen en naar beneden te sprinten. In recordtempo stortte ik me naar beneden (sorry, katten) zocht de autosleutel, greep m'n spullen uit de achterbak, rende weer omhoog, zette al rennend het statief op en weer bij het raam aangekomen keek ik en zag ik…niets. Als een idioot (en dat lukt toch steeds aardig) zocht ik het hele zichtbare gedeelte van het luchtruim af, en dat enkele minuten achtereen, maar tevergeefs: geen Buizerds, geen Steenarend, niets. Ik besloot toen al
kijkend toch maar eerst wat mensen te bellen. Rommert bleek in de buurt aan het werk en legde ook subiet het werk neer om te gaan zoeken, en ook Martin Olthoff ging een poging wagen de vogel te lokaliseren. Ondertussen piepte ik de vogel door, met de vage en zeer frustrerende code "weggevlogen in onbekende richting". Het moet wat vreemd zijn overgekomen, maar zo was de waarheid: ik weet absoluut niet wat er met de vogel is gebeurd. Is ie met een aantal ferme klappen opgecirkeld en tegen de blauwe lucht verdwenen, is ie naar de grond gedwongen door Buizerds, is ie hard naar west, oost, noord gezeild, ik heb geen idee. Na nog een half uur te blijven staren in het luchtledige (Slechtvalk) besloot ik toch maar wat hopeloos te gaan rondrijden in het gebied waar ik de vogel als laatste heb gezien, maar de afloop daarvan moge duidelijk zijn. Al met al een buitengewone en meteen ook buitengewoon frustrerende waarneming. Wat heb ik een pesthekel aan eenmanswaarnemingen die ik niet kan vastleggen. Een foto is natuurlijk een druk die je jezelf oplegt en die aan de waarneming an sich niets afdoet, maar toch wil je graag aan de altijd argwanende buitenwereld (ja ja, geef maar gewoon toe!) en aan jezelf bewijzen dat je niet stond te hallucineren. Aan de andere kant maakt dit soort dingen de hobby ook zo verslavend en ongeëvenaard spannend.
Martijn Bot Foto: Onvolwassen Steenarend, Zweden (helaas), M.Bot (http://martijnbot.fotopic.net)
Het leukste sinterklaaskadootje van 2008 Vrijdagmiddag 5 december een uur of half een. Ik heb al heel wat sinterklaasgedichten gemaakt en hoef er nog maar een paar. Het is redelijk goed weer, weinig wind en ik besluit toch even op de fiets te stappen richting Griene Dyk, het prachtige weggetje langs het Sneekermeer, waar al vele mooie vogelherinneringen liggen. Hier is het begonnen, vanuit het aisykjen, de liefde voor de vogels. Vanaf 1980 elk jaar de weidevogels beschermen in je eigen nazorggebied, prachtig werk. Sinds enkele jaren echter is de interesse in andere vogelsoorten sterk gegroeid. Met Jos Welbedacht, Johan op den Dries en Bauke Sienema mogen we graag eens een dagje te vogelen en proberen we leuke soorten te bekijken. Maar eigenlijk zijn we nog onervaren, vooral wat geluidsherkenning betreft kennen we de simpele soorten redelijk, maar kunnen we nog veel leren. Er is vast al eens een Roodkeelpieper over onze hoofden heen gevlogen zonder dat we het in de gaten hadden. Onze favoriete gebieden zijn het Lauwersmeer, vooral de Ezumakeeg is schitterend, Kornwerderzand en de Friese IJsselmeerkust. Maar ook de Sneeuwuil op Texel hebben we natuurlijk niet laten schieten.Toch maar op de fiets gestapt dus, in Offingawier zie ik een groepje Staartmezen met daarbij een Boomkruiper. Even verderop een grote groep Kolganzen, paniekerig gakkend, wacht eens even, ja zeker, er tussen bevinden zich zo´n 12 Kleine Rietganzen. Wat een prachtige lichtgrijze mantels hebben deze beesten! Op het kruispunt met de Paviljoenwei sla ik achteloos rechtsaf en draai de parkeerplaatsen bij de Potten op. Gek, dat doe ik eigenlijk nooit , maar de nieuwsgierigheid naar wat Kramsvogels of Goudhanen is groter. Al meteen, ik zit nog op de fiets hoor ik het! VREEMD! !! Dit kan toch niet. Het roepje wat ik hoor is duidelijk een Bladkoning. Hij roept veel . Ik vind het wel een krachtige roep, dat valt op. Snel zet ik de fiets neer en loop de bosjes af. En dat in december!!Eerst hoor ik hem alleen, maar dan zie ik wat bewegen, eerst achter in de struiken en dan op een gegeven moment zit ie vlak voor me in de braamstruik. Het beestje is erg druk en beweeglijk. Ik zie twee vleugelstreepjes, ik zie een duidelijke oog-wenkbrauwstreep. Ik zie de groenachtige flanken, ik zie tertials met geel/witte zomen. Weg is ie weer. Tien meter verderop roept ie weer, ik kom meteen natuurlijk. Het roepje komt op mij iets lager over dan normaal, maar ja hoeveel ervaring heb ik met de bladkoning, misschien 3 a 4 keer gehoord!! Iets van donkerbruine pootjes, een wat grijzig koppie trouwens. Natuurlijk weet ik van de Humes, het neefje van de gewone. Maar dat zal ik nooit treffen natuurlijk. Shit , en geen telefoon meegenomen natuurlijk, heb ik weer, sta je hier alleen! Dan worden we verstoord door 2 grote honden, de Bladkoning verdwijnt en ik vind hem niet weer terug. Onrustig fiets ik verder de Griene Dyk af en zie bij het Gerbrandygemaal een dodaarsje duiken. Verderop zwemt een vrouw Nonnetje tussen wat Wintertalingen. Er staan enkele oudere vogelliefhebbers, ze kennen de Bladkoning niet, laat staan zijn neefje. Dan komt Bauke Sienema aan fietsen en samen gaan we naar de Potten, maar de Bladkoning laat zich in geen velden of wegen zien. Morgen maar weer even kijken als ik tijd heb.
`s Avonds thuis de boeken erbij uiteraard. Wel zeldzaam hoor, een Bladkoning in december, maar onmogelijk is het niet, er zijn enkele beschreven waarnemingen. Ik zie de plaatjes van de Humes en vind hem er verdacht veel op lijken. Ik durf het niet aan en voer de vogel op Waarnemingen.nl in als Bladkoning. Daarna gezellig Sinterklaas gevierd en weer nieuwe warme sokken voor het vogelen!!! Onrustig ga ik slapen, het zal toch niet……
Zaterdag 6 december. Er moeten eerst wat klusjes gedaan worden ´s ochtends en ´s middags zal ik mijn oudste zoon aanmoedigen bij ONS tegen Excelsior. Zou de Bladkoning er nog zitten?? Tussen de middag er nog snel even heen met de auto. Een goed teken, er lopen nog twee vogelaars, waarvan een met camera. Het blijken Sietse Bernardus en Roef Mulder te zijn, ik ken ze een beetje van de sites en Sietse heb ik getroffen bij de Hop van Heereneen. Gelukkig, ze hebben het beestje gezien, hij is nu even uit beeld, maar hij is weer snel gevonden en prachtig voor ons drieën laat hij zich zien, soms op nog geen meter. Roef schiet prachtige platen, zijn camera lijkt wel een mitrailleur. Inderdaad zien we de grijze bovendelen nu duidelijker, in elke belichting toch een echt grijs beestje!! Ook de wenkbrauwstreep lijkt nu wat vager overkomen. Het bovenste vleugelstreepje is er wel, maar is klein en alleen in aanzet aanwezig. Dat lijkt goed. Roef maakt zich zorgen om de kontrastrijke vleugeltekening, wat tegen Humes pleit. Ook lijken de grote dekveren toch wel erg donker en de tertialzomen lijken geel-wit. Een moeilijk beestje, maar als ik de foto,s op Roef zijn camera zie vind ik hem erg op een Humes lijken, duidelijk die grijze bovendelen!!
Maar het geluid?? Eigenlijk helemaal geen variatie, konstant hetzelfde roepje. We moeten het geluid opnemen, maar hebben een recorder. Snel Jos Welbedacht gebeld en die wil zo wel het geluid opnemen. Hij zal zo komen. Het geluid moet uitsluitsel geven. Ik heb helaas geen tijd meer en moet naar het voetballen. ’s Avonds de spanning achter de computer…. De prachtige foto’s van Roef Mulder al op de site, discussie alom. De vleugeltekening vormt geen probleem, zo blijkt, sowieso is het uiterlijk goed. Dan komt het geluid. Via sonogrammen, een prachtige techniek om geluid om te zetten in een soort van grafiek, wordt het duidelijk. Aan het eind van het roepje van deze vogel zit een kleine daling, in het veld nauwelijks te horen. En deze roep, van deze Sneekermeer Bladkoning past volgens de geleerden perfect op een Humes!!! Ik slaak een kreet van vreugde achter mijn laptop en mijn familieleden kijken me weer eens vreemd aan, maar delen mijn blijdschap als ze de reden horen. Eindelijk eens een echt leuke ontdekking in eigen omgeving. De grote karekiet in 2007 was leuk, maar deze is echt gaaf. Nogmaals, Rommert, Roef, Sietse en Jos nog bedankt voor jullie medewerking!! Dat er nog vele mooie soorten mogen volgen en iedereen veel vogelplezier!! Dick Pruiksma. Foto: Roef Mulder
-------------------------------------------------------------------------------------------Vrouwtje Brilzee-eend en de mazzel die je nodig hebt. 2008 was niet het jaar waarin een zeetrekteller echt aan z’n trekken kwam. Natuurlijk waren er dagen dat het goed was. Zo waren er in de zomermaanden augustus/september goede kansen om een Vale pijl te scoren en bracht eind november nog een weekend met een stevige noordwester. Maar echte knallers bleven in de TOH uit. Het werd dan ook al snel december en na steeds de windguru.com goed in de gaten te hebben gehouden, kwam er op zaterdag 20 december toch nog een kleine kans aan zee te gaan scoren. Via het forum op lauwersmeer.com werd er door 3 noorderlingen: Rommert, Martijn en Jacob de afspraak gemaakt het gewoon te gaan proberen, mede omdat er verder waarschijnlijk toch niet veel spannends aan vaste wal te vinden was, en de zee boven Ameland in de winter soms spektakel kan opleveren, zoals de laatste jaren wel bewezen is. De voorspellingen zagen er prima uit; volgens windguru.com zou er langs de Noordzeekust een noordwester met kracht 6/7 komen te staan. Het landelijke weerbericht was wat terughoudender met een westenwind kracht 4 maar dit weerhield ons er niet van onze plannen door te zetten. Zo zaten we op 20 december 2008 rond half elf ’s ochtends op de telpost nabij het strandpaviljoen ten noorden van Nes. Het zicht was wat heiig, maar niet echt storend, de w-nw wind, kracht 5-6, was vrij rustig en de golven niet te hoog, zodat bijna alles wat er vloog goed kon worden gevolgd en gedetermineerd. Martijn, de notulist, had het niet zo druk met het bijhouden van alles, maar het was toch
wel vermakelijk met 2 Roodhalsfuten, enkele tientallen Jan van Genten en Roodkeelduikers. Natuurlijk waren er weer leuke aantallen Zwarte Zee-eenden aanwezig, maar zoals gewoonlijk te ver weg om goed te kunnen checken. Nog voor 12 uur gingen we het paviljoen binnen om een warme hap te consumeren en een half uur later zaten we weer op de post. Een groepje van ca 20 Zwarte Zee-eenden had zich net achter de branding iets ten westen van de telpost verzameld om te fourageren. Een vlugge scan leverde geen verdachte exemplaren op. Om 12:30 uur pikte Martijn een Zee-eendje op die vanuit oostelijke richting net achter de branding naar het westen vloog. Hij kon er zo snel niet een naam aanplakken en vond het er wat afwijkend uitzien. Hij wees Rommert en mij op de Zeeeend. En inderdaad een donkerbruine Zee-eend met een vreemd en fors lijkend postuur kwam aanvliegen. Toen deze recht voor de post langsvloog , was te zien dat de nek/het achterhoofd opvallend lichter van kleur was dan de rest van het lichaam. En dat het vooral de kop was die afwijkend was, vergeleken met de rest van het lichaam, de kop was te zwaar en te fors gebouwd door een brede/hoge snavelbasis. De onder- en bovenvleugel waren net als de rest van het lichaam volledig donkerbruin van kleur. Net voordat de Zee-eend een plaatsje nam tussen de Zwarte Zee-eenden die voor ons achter de branding fourageerden, zag Martijn een lichtere vlek in de buurt van de snavelbasis. Voorzichtig riepen we vrouwtje Brilzee? Al snel werd de Zee-eend die wij zagen vliegend teruggevonden in de groep Zwarte Zee-eenden, als eerste dankzij de opvallend lichte nek/achterhoofd die ‘bevuild’ wit van kleur was. Elke keer dat zij boven kwam uit een golfdal of van een fourageerduik was dit het eerste kenmerk dat opviel. Na veel en moeilijk turen werd er nog een vlek op de kop ontdekt, dit vlekje zat achter het oog en was niet onder elke hoek of lichtval te zien. Ook was te zien dat de donkere kopkap licht contrasteerde met de iets wat lichtgekleurde wang. Zeer tevreden konden wij ons vermoeden bevestigen, dat we naar een adult vrouwtje Brilzee-eend keken. Het is natuurlijk qua uiterlijk niet de mooiste dwaalgast om te ontdekken, maar daarintegen wel een grote uitdaging om onder niet ideale omstandigheden een vrouw Brilzee-eend te determineren. Hier moet wel bijgezegd worden dat je dan wel alles maar dan ook alles mee moet hebben… Verdere noemswaardigheden waren: De mannetjes Tafel- en Slobeend die, ja het klinkt vreemd, beide de eersten ooit voor de telpost zijn! Terwijl we keken naar het vrouwtje Brilzee-eend vloog zo tussen de bedrijven door een IJsduiker in westelijke richting. En vloog een vrij lichtgekleurde grote Duiker spec. langs met wel een heel vreemde houding: de kop werd onder de buiklijn gehouden. Ede vogel vloog echter op te grote afstand om er ook maar iets zinnnigs over te durven zeggen. Als afsluiter werden we nog uitgezwaaid door een Grote Jager. Voor wie in de toekomst op de windguru.com of welke weersite dan ook een noordwestenwind met kracht 5 tot 7 afleest en op de genoemde dagen de mogelijkheid heeft naar Ameland te gaan, kan ik maar een advies geven: GAAN! Op deze dagen is de Noordzee ten noorden van Ameland de spannendste plek in de TOH. Jacob Bosma (Fr)
GEDICHT van de mooiste getallen
282… 609… 287… 038… 435… 804… 418… 363… 210… 190… 280… 270… 769… 451… 180… (Ik mis mijn oude semafoon zo ongelooflijk)