Maandelijks tijdschrift van de vzw Vlaamse RadioAmateurs – V.R.A. vzw
Jaargang 14
14-90
Nummer 90
RadioAmateur
februari 2011
-1/26-
V.R.A. - Vlaamse RadioAmateurs vzw
RadioAmateur
Raad van Bestuur Voorzitter:
Gust Mariëns, ON7GZ +32 (0)475 61 77 01 on7gz[at]vra.be
Ondervoorzitter:
Leopold Van Elslander, ON7YB +32 (0)51 77.91.11 on7yb[at]vra.be
Secretaris/ Penningmeester:
Bart Peeters, ON4BCP +32 (0)496 90 59 52 on4bcp[at]vra.be
Public Relations:
Guido Clinckemaillie, ON7CI +32 (0)475 52 32 61 on7ci[at]vra.be
Bestuurder
Prijs per nr.: €2,00
Jan Galicia, ON6JG +32 (0)476 50 61 96 on6jg[at]vra.be
RadioAmateur verschijnt in principe elke maand en is GRATIS voor de leden van de vzw V.R.A.
Beni Lannaux, ON3BL +32 (0)495 32 76 49 on3bl[at]vra.be
Tijdschrift van de vzw
V.R.A.
VLAAMSE RADIO AMATEURS Bedrijfsnr. 0465.117.67 Verantwoordelijk Uitgever: V.R.A. vzw Brusselsesteenweg 113 B-2800 Mechelen Wettelijk depot BD49023
Jules Verheyde, ON7XM +32 (0)2 452 34 72 on7xm[at]vra.be
Provinciale verantwoordelijken
V.R.A. heeft een uitgebreid samenwerkingsakkoord met onze Franstalige vrienden van U.F.R.C. Dat samenwerkingsverband is
F.R.A.
QSL-ADRES F.R.A. P.O. Box 1630 B-1000 BRUSSELS 1
Antwerpen
Karel PRAET , ON4CIR on4cir[at]vra.be
Limburg
Albert SPRANGERS, ON6BM on6bm[at]vra.be
Oost-Vlaanderen
Georges LEMAIRE, ON8MA on8ma[at]vra.be
Vlaams-Brabant
Bart DE CONINCK, ON3DBC on3dbc[at]vra.be
West-Vlaanderen
Ivan VANTHUYNE, ON4CBU on4cbu[at]vra.be
QSL_Managers ON
Albert SPRANGERS, ON6BM on6bm[at]vra.be
Buitenland
Leopold Van Elslander, ON7YB on7yb[at]vra.be
VRA is (stichtend) lid van
Informatie Elke informatie kan je aanvragen via info[at]vra.be 14-90
RadioAmateur
-2/26-
Telegrafie via Onderzeekabels Fons Vanden Berghen Bij onderzeekabels zijn er 2 zaken die erg nadelig zijn wanneer het over grote afstanden gaat. Vooreerst is het duidelijk dat hoe langer de lijn is hoe groter de weerstand (R) en dat men in de 19-de eeuw nog geen signaalversterkers (relais, repeaters) op de bodem van de zee/oceaan kon installeren.
Dat gaat dus voor niet te lange onderzeekabels. Maar wat als men, zoals eerst bij een mislukte poging in 1857/1858 en nadien bij de succesvolle poging in 1865/1866 de afstand tussen Europa en Amerika (via Valentia in Ierland naar Trinity Bay in New-Foundland, zijnde 1.900 mijlen) wil overbruggen…
En dan was er het bijzonder nadelige effect van de zeer grote capaciteit C (condensator) van de kabel. Net zoals bij landlijnen werd er ook hier maar één draad gebruikt.
Wel, dan gebruikte men spiegelgalvanometers (zie ook foto op de voorpagina).
Bij landlijnverbindingen diende de aarde als ‘terug-’ leiding, hier het water. Bij vertrek heeft de elektrische stroom van zowel het geseinde morse punt als de streep een rechthoek vorm (van nul meteen naar de nominale waarde en dan op het einde van het signaal weer meteen naar nul). Het is bekend dat een condensator exponentieel oplaadt en ontlaadt. Wanneer nu de condensator heel groot is, en dus een grote ‘tijdconstante’ heeft (R vermenigvuldigd met C) en het impuls een tijdsduur heeft dat kleiner of van de orde grootte is van de tijdconstante, dan zal de stroom nooit zijn nominale waarde kunnen bereiken en daarenboven wordt het door de op- en ontlading fel uitgerekt. Men kan dus alleen maar op heel lage snelheid seinen wil men aan het andere uiteinde nog enigszins de vorm van de signalen herkennen. En dan nog: als de weerstand van de lijn inderdaad groot is wordt het zeker helemaal onmogelijk.
Deze waren in de laboratoria bekend als bijzonder gevoelige meetinstrumenten om zeer kleine stromen te meten. Hierbij is er een heel klein spiegeltje opgehangen aan een zeer fijn draadje.
Een oplossing voor niet te lange lijnen bestaat er in om niet met “aan-uit” signalen te werken maar met bipolaire. Dat wil zeggen dat men voor het overseinen van een morsepunt een positieve stroom stuurt en voor een streep een negatieve (ompolen van de batterij). Tussen twee tekens in wordt dan de leiding op nulpotentiaal (‘aarde’) gehouden zodat de lijn ontladen wordt. Foto 1 toont enkele bipolaire seinsleutels: de linker toets of knop seint het punt (+), de rechter de streep (-). 14-90
RadioAmateur
-3/26-
Op de achterzijde van het spiegeltje is er een klein magneetje geplakt. Omheen dat geheel is er een spoel met heel veel windingen. Zelfs met een heel kleine stroom door die spoel zal het magneetje en dus ook de spiegel bewegen: naar links voor een positieve stroom, naar rechts voor een negatieve stroom (zie de werking van de één-naald telegrafen en het principe van Oersted in een van de vorige afleveringen).
lichtbron. Deze gereflecteerde straal komt op de muur van het lokaal terecht. Een stroompje van de orde van µA zal de spiegel misschien maar één graad of een fractie ervan laten bewegen, maar als men de gereflecteerde straal ver genoeg van het spiegeltje opvangt (bvb. op de tegenoverstaande muur) zal men daar duidelijk de uitwijking kunnen volgen (de uitwijking is evenredig met de afstand). Aangezien de zender hier ook bipolair werkt zal de straal dus naargelang de polariteit die men stuurt uitwijken naar links of naar rechts. Een uitwijking naar links betekent een morse punt, een uitwijking naar rechts een streep. Dat ging bijzonder traag: soms maar 2 uitwijkingen per minuut. Het oversturen van een bericht kon dus gemakkelijk enkele uren duren… Maar wat was het alternatief: 3 tot 4 weken op een schip om de oceaan met dat bericht over te steken… De foto op de voorpagina toont een vrij bijzondere spiegelgalvanometer. Het betreft het model van William Thomson, de latere Lord Kelvin, en werd gemaakt door het huis Breguet (ons welbekend…) in Parijs! Wordt vervolgd.
Van op een bepaalde afstand projecteert men nu een lichtstraal op het spiegeltje. De lichtbron staat er loodrecht op en in rust zal de straal weerkaatst worden naar deze
fons.vandenberghen[at]telenet.be
Toch wat overdreven, dat draadloze gedoe, niet?!
14-90
RadioAmateur
-4/26-
De J-Antenne – deel 2 Willy Acke, ON4AW Verdere ontwikkeling gegevens over de uitvoering.
en meer praktische
We hernemen de vorige keer vermelde: “Het aarden van de J-antenne maakt ze bestand tegen statische elektriciteit en blikseminslag”.
Koperen pijpen zijn aangewezen omdat ze met een camping brandertje of met een 140 watt soldeerbout aan elkaar kunnen gesoldeerd worden, met gebruikmaking van de standaard bochten onderaan. Met een brandertje worden de koperen stukken gelijkmatig rondom opgewarmd, vooraleer er de harssoldeer tegen te drukken, die men na smelting gelijkmatig tussen pijp en fitting laat lopen. De buizen altijd goed afschuren met schuurpapier tot het koper blinkt en dan insmeren met soldeerpasta, vooraleer men er een laag soudure oplegt met de vlam van het campingbrandertje. Het soldeersel goed laten vloeien tussen de te verbinden stukken, en zonder schudden of schokken laten afkoelen. Daarna alles bedekken met scheepsvernis, met daarboven op, na drogen van de vernis, een laag groene (=natuur) verf, tegen oxidatie en om harmonisch te passen in een landschap en niet op te vallen.
Nochtans toont de praktijk aan dat het in veel gevallen beter is de J-antenne volledig geisoleerd met een voldoende aantal isolatoren op te stellen. Dan wordt de afregeling voor een minimale SWR minder gevoelig. De J-antenne zal meestal met 1,25 cm tot 2,5 cm diameter koperen (eventueel aluminium) -buizen vervaardigd worden, of met de hierboven reeds vermelde lintkabel (twin). Rood- of geelkoperen pijpen soldeert of braseert men aan elkaar met de gekende Ttussenstukken en ellebogen die men in elke supermarkt of loodgieterszaak kan krijgen. 14-90
Bovenaan in de buis een kurkstopsel steken tegen regeninslag of er een plastieken kapje over schuiven. Bij minder eenvoudige uitvoeringen, soldeert men een moer in het bovenste uiteinde van de buis en draait daar een lange schroef in voor de fijnafregeling van de lengte van de antenne. Na juiste afstemming dit geheel dan insmeren met silicone-(badkamer) pasta tegen oxidatie. DOW-silicone is aan te raden (bijvoorbeeld Dow 3145 RTVsealant) omdat bij sommige badkamerpasta’s na droging, salpeterzuur vrijkomt, dat de constructie zal aantasten en oxideren. (er staat een fabriek van het Amerikaanse DOW in Terneuzen, ZeeuwsVlaanderen). Als variante kan men natuurlijk in de bovenste buis, wanneer deze dun genoeg is, draad tappen en daar een lange schroef in draaien. De bovenkant van de voedingslijn of kabel wordt waterdicht afgesloten door er zelfvulcaniserende rubbertape rond te plakken, of lijm te laten indruppelen met een lijmpistool of er een stuk krimpkous over te schuiven.
RadioAmateur
-5/26-
de buizen. Dit zou dan onpraktisch groot uitvallen. In de praktijk zal men tussen de buitenmantels van die twee buizen een afstand aanhouden tussen 3 centimeter en niet meer dan 10 cm. (met voedingspunt ondersteuning met 10 cm x 10 cm dik plexiglas). ON4DMD wijst er in TLS-News van 9 juni 2006 op, dat indien men twee 90° bochten rechtstreeks aan elkaar soldeert, er onderaan een pijp-tot-pijp afstand ontstaat van 34 mm. Dit voor zijn 2 meter J-antenne, waarvan het lange been 1,512 meter lang is (waarvan 0,995 meter voor de halve golf stralerlengte) en het korte been 0,517 m. Hoe groot is de winst of versterking van de J? De J heeft een bescheiden winst terwijl het Elnec computerpro-gramma stelt dat een simpele J (in een volgend artikel in dit tijdschrift volgt een super-J als toepassing van collineaire antennen) 3 db winst heeft over een dipool.
De twee benen van de kwart golf transfo onderaan de antenne, mogen bij een uitvoering met buizen, niet te ver uit elkaar staan, anders verslecht het azimuthaal stralingsdiagramma en de antenne straalt meer naar omhoog, hetgeen ongunstig is voor het dx-werken, bijvoorbeeld op de 10 m band. Wanneer men voedt met een 600 ohm, 450 ohm of 300 ohm lintvoedingslijn, zou men kunnen denken dat het nodig is de kwart golf transformator ook voor deze golfweerstanden te dimensioneren met de gekende uitdrukking Zo = 276.log(2D/d). In deze uitdrukking is in de noemer van het rechtse lid, de vierkantswortel uit de
εr weggelaten, diëlectriciteitsconstante omdat de isolatie tussen de benen van de constructie, lucht is. Bijvoorbeeld bij een 450 ohm voedingslijn zou Zo worden: 450 =276.log(2D/d) of 450/276 =1,63 =log(2D/d) = log(10)1,63 (eigenschap van de logarithmen: de log van een macht van 10,is in het Briggse logarithmenstelsel gelijk aan de macht zelf). Uit deze logarithmische vergelijking volgt dat (10)1,63 = 42,66 = 2D/d of D = 21,33.d . De afstand D tussen de hartlijnen van de twee buizen van de aanpassingstransformator zou dus 21 keer groter moeten zijn dan de diameter d van 14-90
Dit toont de weinig geloofwaardigheid aan van deze Elnec, Eznec en andere antennesimulatie-programma’s, waar sommigen onder ons ten onrechte blind op vertrouwen. Hoe kan een vertikaal opgestelde λ/2 straler, hier gevoed via een kwart golf stub, maar dat maakt niets uit,ook bij andere soorten voeding geldt de redenering, een 3 db winst hebben over λ/2 dipool. Andere bronnen vermelden 2 db winst over een dipool, maar dit alles is weinig geloofwaardig. De J-antenne zou in het horizontaal vlak een kleine extra winst kunnen hebben t.o.v. een dipool. De juiste manier om de winst wel te vergroten, is zoals bij een grondvlak antenne of ground-plane, de lengte van de λ/2 straler vergroten tot (5/8)λ. Bij alle uitvoeringen van de J moet men er op letten dat de antenne ver genoeg afstaat van een vertikale metalen draagmast, anders gaan alle gunstige eigenschappen verloren. Ze kan natuurlijk wel bovenop een metalen mast gemonteerd worden. Gebruikt men een houten (gecreosoteerde) mast, dan doen er zich geen problemen voor, wanneer de antenne daarmee op korte afstand parallel zou staan.
RadioAmateur
-6/26-
Het onderste deel van de antenne,de kwart golf aanpassingstransformator, sluit aan op het hoge impedantie-uiteinde van de λ/2 straler en het komt er opaan deze hoge waarde te verkleinen tot 50 ohm. Naarmate men de voedingslijn meer naar het kortsluitstuk van de λ/4 transfo beweegt en daar aftakt, verlaagt de voedingspuntweerstand, en dat geldt zowel voor symmetrische voedingslijnen als voor een coaxiaal met balun of tromboneaanpassing.
rechtstreeks voeden van de antenne met een coaxiale kabel. De afscherming daarvan straalt en zorgt voor onevenwicht en een zeer onstabiele SGV die over de ganse frequentieband verandert. Meer daarover hieronder. Een gamma-aanpassing is volgens Schelkunoff wel een bruikbare oplossing. En in een tijdschrift (08-09 van 2002), vinden we een andere mooie manier om de symmetrische stub, symmetrisch te voeden, namelijk met een koppellus waar de coaxiale voedingskabel op eindigt. Zeer kort, halen we er hier enkele essentiele kenmerken en gegevens uit: “de koppellus kan bestaan uit stukjes buis van 50 cm, geplaatst binnen de perimeter van de J-stub. Condensator C1 is een 150 pF hoog-spanningstype met plaatspatie van 2 mm. C2 is 2x180 pF in parallel, gewoon type. De antenne werkt op alle banden tussen 14 en 28 MHz, ook op de WARC-banden. De SWR kan beneden de 1,1 gehouden worden over de volledige bandbreedte op alle banden van 30 tot 10 meter“.
Men merkt hier nogmaals het belang op van aanpassingen met de nadruk op het niet
Wordt vervolgd
HF Antenne Potpourri – deel 4 Frits Geerligs, PA0FRI Korte draad antennes. Velen hebben maar een zeer beperkte ruimte om een lange draad voor de HF banden op te hangen.
een schuur, opberghok of tuinhuisje. Door het gebruik van lintlijn voor een "gevouwen" antenne systeem, kan men toch veel draad kwijt en de zo geplaatste dipool antenne werkt beter dan men denkt. Uw situatie kan net iets anders zijn, maar het gaat om het basisidee dat dan aangepast moet worden. Als U er de tijd voor neemt om wat te passen, te meten en te tekenen, zult u meer draad kwijt kunnen dan u aanvankelijk dacht.
De tekening geeft een bekende situatie weer: een huis met in de kleine achtertuin 14-90
Nogmaals wil ik benadrukken: plaats zoveel mogelijk draad dat u kwijt kunt door onder andere terugvouwen, knikken, zigzaggen, het aanbrengen van stubs, het verlengen van de openlijn etc.
RadioAmateur
-7/26-
Laat uw fantasie de vrije loop en maakt u zich geen zorgen over de hoogte van de draden want bij de meeste zendamateurs hangt de antenne ook (veel) te laag. Probeer ervoor te zorgen dat de lengte van antennehelft en openlijn samen ten minste een kwart golflengte op de laagste frequentieband wordt. Op 80 m is het beter om een dipool niet kleiner te maken dan ongeveer 2 × 13.50 m.
Een "breedband" antenne is ook een methode om met een korter systeem uit te komen.
Denk ook aan de mogelijk om een gedeelte van de antenne op vliering of zolder onder te brengen. Bekommer u niet over de opstelling want veel antennes hangen ook te dicht bij andere objecten om enig richtingseffect te hebben.
Een plat dak Heeft u een plat dak dan, kan als effectieve tegen capaciteit een stervormig of spiraalvormig patroon van draden aangelegd worden.
Door een aantal draden (in het horizontale vlak fig») van één punt uit te spannen verkrijgt men een breedband effect, maar ook het voordeel dat met kortere draden volstaan kan worden om dezelfde resonantie te verkrijgen.
Benut de oppervlakte zo goed mogelijk. Nogmaals, hang zoveel mogelijk draad op en betrek eventueel een gedeelte van de tuin erbij.
Als een antenne tekort is moet een antennetuner niet alleen voor aanpassing van impedantie zorgen, maar ook het ontbrekende deel van de antenne compenseren. Daarbij zijn de verliezen in een ATU groter dan de energie die eventueel verloren gaat bij de vorige aanbevolen maatregelen, nogmaals: maak de draad zo lang mogelijk in de beschikbare ruimte. Is een symmetrische antenne onmogelijk dan kunt volgens figuur c een draad aan het begin voeden met als tegen capaciteit een andere draad op of spade diep in de grond.
14-90
RadioAmateur
-8/26-
Als u toegang heeft tot het dak van een flatgebouw ga dan na of u een dipool van 2 × 40 m kan plaatsen. Eventueel gedeeltelijk gevouwen als er te weinig ruimte is. Dat is goed voor 10 – 160 m. Vergeet niet dat de 1.8 MHz band geschikt is voor lokaal verkeer, maar ook voor DX werken. Het is er rustig met vaak nog de normen en waarden uit de vorige eeuw. Als de eigenaar geen toestemming verleent voor het maken van bevestigingen of ophangpunten, kunt u kruisvormige constructies maken van metaal of geïmpregneerd tuinhout. Toen ik nog op de bovenste verdieping van een flat woonde, waren dergelijke kant en klare dingen niet te koop en moest dat zelf (zie onderstaande tekening) gemaakt worden. Zo'n statief kan tegen omvallen verzwaard worden met bij voorbeeld goedkope (sloop) grindtegels
Een tevreden gebruiker schrijft: ik woon in de polder en het waait hier stevig. Mijn satellietschotel stond jarenlang op een plat dak met een dergelijke tegelvoet. De schotel was 88 cm in diameter en met de grootste storm gebeurde er helemaal niets. Op 1 keer na, toen moest de schotel enkele graden bijgesteld worden. Het voordeel van zo'n voet is dat men op 30 × 30 cm tegels ook nog enkele 50 × 50 grindtegels kan leggen en de tegelvoeten zijn bij nagenoeg iedere SAT handelaar te koop.
Voor het verankeren van een parasol in een tuin wordt de afgebeelde kant en klare metalen constructie aangeboden en dat lijkt mij met verzwaard met veel tegels ook geschikt voor onze doeleinden.
14-90
Een ander maakte een voet voor zijn Fritzel GDA3 en verzwaarde de constructie met 4 × 40 × 60 cm tegels en dat bleef ook staan ondanks diverse stormen. (element 2 m beam, 2-element HF beam en een vertical voor 2 m/70 cm).
RadioAmateur
-9/26-
Heeft u buiten te weinig plaats dan kunt u het op zolder proberen. Span zoveel mogelijk draad («fig) tussen een aantal isolatoren, bij voorbeeld volgens de tekening. Voedt de antenne met een open lijn gekoppeld aan een goede symmetrische tuner. Zelf heb ik geruime tijd ook met goed resultaat gewerkt met een 3 banden Fritzel dipool (fig») als inverted V tegen het dak van een zolder. Wat het ook goed doet bij een droog en niet geleidend dakbeschot zijn banen zilverpapier als antenne. Omdat het brede stroken zijn, kan de lengte van de antenne veel korter zijn dan dat volgens de gebruikelijke formules zou worden. Bovendien wordt het systeem behoorlijk breedbandig.
Alles staat bij hem als een "huis" op zijn woning en voor weinig geld kan men het zelf in elkaar (laten) zetten. Op zolder.
Om brede banen samen te stellen, werden stroken huishoud aluminium folie overlappend met punaises of stroken aluminium profiel tegen het dak bevestigd. Voor één band gevoed met coaxkabel kan men lengte en breedte van de stroken experimenteel (met een dipper) op maat maken. Het formaat van de stroken is niet kritisch als afstemming plaats vindt met open lijn en symmetrische tuner. Houdt er wel rekening mee dat u met een antenne op zolder veel storing (ratels) heeft van ten minste S5 door uw eigen TL verlichting, schakelende voedingen en PC of van de consumenten elektronica van uw naaste buren. Op den duur gaat dat irriteren en zoekt men toch naar een oplossing buitenshuis. 14-90
RadioAmateur
-10/26-
Het is altijd verstandig om de metalen kast of de "aarde" van een tuner op een plankje goed met een metalen massa zoals de centrale verwarming te verbinden. Is dat niet aanwezig dan kan een ¼ golflengte draad per band op de zoldervloer voor een goede ontkoppeling zorgen. Een spiraalvormige tegen capaciteit zoals eerder getekend op het platte dak is ook een goede methode. Als een draad naar CV of andere goede geleider te lang wordt, kan men een "afgeschermde" leiding met een coaxkabel proberen. In de tekening ziet u dat van de dikke coaxkabel alleen de binnenader aan de kast verbonden is, terwijl aan de andere kant de afscherming en binnenader aan elkaar zitten en samen contact maken met een buis van de centrale verwarming. Met weinig mogelijkheden moet men naar alternatieven zoeken. Geruime tijd heb ik gewerkt met een groundplane op zolder.
Draden aanbrengen volgens de tekening en foto kan ook een goed resultaat opleveren. Het voeden kan direct met een geschikte symmetrische ATU of "op afstand" met behulp van een goede 1 ÷ 4 coax-balun via een coaxkabel naar een asymmetrische tuner.
Een ongeveer 5 m lange (ex army) spriet werd waterdicht door het dak gevoerd en een aantal even lange geïsoleerde draden op de zoldervloer vormde een tegencapaciteit. Gevoed werd met coaxkabel omdat het aanleggen van een open lijn bouwkundig gezien te drastisch was. Door een lengte te nemen van 27.20 m RG58 of RG213 coaxkabel verkrijgt men ongeveer een ½ golf op 80 m en een veelvoud daarvan op de andere banden.
14-90
RadioAmateur
-11/26-
Genoemde lengte bleek voor 10, 15, 20, 40 en 80 m banden een goed compromis te zijn om de impedantie van de antenne naar een redelijke waarde voor de tuner te transformeren.Daarmee "ontlast" men een tuner en de kans dat alles op SWR = 1 afgestemd kan worden, wordt groter. De lengte van 27.20 m is inclusief het stuk coaxkabel dat men eventueel voor een (aan te bevelen) choke balun gebruikt en 13.60 m is geschikt tot en met de 40 m band. Neem liefst kabel met zo weinig mogelijk verliezen, dus RG213 en niet RG58. Bij een nog betere kabel met een andere verkortingsfactor, moet u zelf de lengte van een ½ golf moeten afmeten. Er zullen wel weer een paar mensen zijn die kritiek hebben over het verlies van de ½ golf kabel op HF, maar men vergeet dat ook op 2 m ½ golf kabels als transformator worden gebruikt en daar hoort men niets over. RG213 80 40 20 15 10
m m m m m
Impedantie transformatie: 2.7 -j1300 Ω 6.9 -j586 Ω 30 ohm Ω (resonant) 200 +j681 Ω 1450 +j1450 Ω
Verliezen: 1.6dB 0.9dB 0.4dB 1.0 dB 4.7dB
Een snelle berekening (van SMØFLY) voor RG213 ziet u in de tabel. Met deze korte antenne en afstemming via een coaxkabel zal de antenne het niet zeer goed doen op 80 m, maar de werking is ook niet slechter dan een korte spriet op een auto. Verder hangt het af in hoeverre een (LC)tuner in staat is om de lage impedantie van 2.7 -j1300 Ω zonder teveel verlies aan te passen. Dakgoot, bzalkon enz. als antenne. Behalve een antenne op zolder kan men nog een ander alternatief buiten het huis proberen. Binnen heeft men veelal een hinderlijke storing door consumenten elektronica van omwonenden. Een balkon of dakgoot kan het goed doen als de isolatie ten opzichte van de dakconstructie redelijk is.
14-90
Zelf heb ik in een van mijn vorige woningen de dakgoot met succes als tegencapaciteit gebruikt voor een halve W3DZZ antenne. PAØRBA heeft ook weinig ruimte en een antenne op zolder voldeed niet omdat bijna niemand zijn signaal, zelfs met 100 W, kon nemen. Daarom is hij van plan om een zinken dakgoot als tegencapaciteit en een zinken strip op de nok als antenne te gebruiken. Dat kan goed werken, maar vonkoverslag van de strip naar de nokpannen is bij nat weer niet onwaarschijnlijk. Door allerlei verontreinigingen in het milieu is regenwater of ander vocht geleidend geworden. Tijdens een proef met een van mijn lineairs sprongen er vonken over van de natte lintlijn naar de vochtige muur op ongeveer 2 cm afstand. Als op geringe hoogte (± 10 cm) boven de strip een draad gespannen wordt, is de kans van weglekken vrijwel nihil. Als afstandstukken kan men isolatoren inzetten die bij afrasteringen van weilanden gebruikt worden Wordt vervolgd http://www.xs4all.nl/~pa0fri/Ant/Antmateri aal/antmateriaal.htm PA0FRI, Frits Geerligs
[email protected]
RadioAmateur
-12/26-
Antennes: Meten en stralingsdiagramma’s plotten. Peter Dodd, G3LDO Testen van antennes. Onlangs werd ik gevraagd om twee VHF antennes te evalueren, waarvan de prestaties gedocumenteerd waren met behulp van computermodellen van vrije ruimte stralingspatronen. Ik was zeer benieuwd om te weten hoe de antennes in het écht presteerden in vergelijking met deze modellen. Ik zal hier beschrijven hoe je de prestaties van een antenne kunt beoordelen aan de hand van een plot van het stralingspatroon. Op die manier kan je een idee krijgen van de winst van de antenne en haar richtingsgevoeligheid. Je kunt je dan natuurlijk de vraag stellen waarom dergelijke metingen nodig zijn. Immers, antenne computermodel programma’s zijn zeer goed, dus waarom metingen doen op een echte antenne?
Het antwoord is dat, hoe goed het wiskundige model ook is, het echte bewijs toch in de werkelijkheid ligt, met een echte antenne die gemaakt is door 14-90
mensenhanden, met hun tekortkomingen en onnauwkeurigheden. Ik heb al vele jaren antennes op deze manier getest en bezat al een opstelling voor het testen van kleine VHF antennes. Deze basisopstelling werd vervolgens aangepast om ze geschikt te maken voor VHF antennes met hogere prestaties Op de foto is de verbeterde testopstelling te zien. Echter, de afstand tussen de testantenne (hier het dichtst bij de camera) en de AUT (Antenne Under Test, = Te Testen Antenne) is speciaal voor deze foto geregeld. In werkelijkheid was de testantenne tweemaal zo hoog en op bijna tweemaal de afstand van de AUT. Een eenvoudige VHF testopstelling maken. Je kan een testopstelling voor VHF antennes gerust maken in een gemiddeld grote tuin, zoals te zien in bovenstaande foto. Het volgende schema laat de opstelling van het materiaal voor de testopstelling van een eenvoudige manueel bediende antenne. RF stroomsmoorspoelen (balun) worden gebruikt om mogelijke straling van de coax-voedingskabel te verminderen
De te testen antenne (AUT) wordt gevoed door een QRP zender of transceiver. Je kan gebruik maken van een signaalgenerator als die een output heeft van een paar tientallen milliwatt. De testantenne wordt aangesloten aan een eenvoudige transceiver met een diode detector en een digitale voltmeter (DVM).
RadioAmateur
-13/26-
Een manuele rotor kan gemaakt worden met behulp van een houten plank, met een lange bout door het centrum en op zijn plaats gehouden met een moer. Een metalen buis waarvan de binnendiameter een fractie groter is dan de bout (maar niet te strak!) wordt over de bout geplaatst om de te testen antenne te ondersteunen. Door een schaalverdeling aan te brengen op de plank en een aanwijzer op de buis, hebben wij een manuele rotor gemaakt met een richtingsindicator. Op 144 MHz moet de afstand tussen de testantenne en e te testen antenne niet mee dan ongeveer 5tot 6 meter zijn; dat kan dus in zowat elke gemiddelde tuin gedaan worden. Als je geen tuin hebt, dan kan je het testgerief meenemen naar een park of plantsoen en een draagbaar toestel gebruiken om de te testen antenne te voeden, zodat geen aparte stroom nodig is. Metingen. Ga na of de frequentie die je wenst te gebruiken vrij is (meestal geen probleem op VHF!) en stuur dan een RF signaal naar de te testen antenne. Pas de SWR matching van de te testen antenne aan (indien aanwezig) voor de laagste SWR. Draai de antenne en kijk of de SWR varieert. Als dat zo is, controleer op de aanwezigheid van elektromagnetische obstakels, zoals metalen tuinmeubelen of hebben. Verplaats het obstakel of de antenne tot een minimum SWR gevonden wordt. Richt de antenne dan naar de testantenne en noteer het resultaat van de digitale voltmeter (DVM). Draai dan de antenne tot de laagste waarde op de DVM gevonden wordt. Deze laatste aflezing zou iets meer dan 0,5 V moeten zijn om in het lineaire gedeelte van de diodekarakteristieken van de diode detector te blijven. Begin de DVM aflezing op een richting van bijvoorbeeld 270°. U zult zich moeten verwijderen van de AUT bij het maken van de metingen omdat uw nabijheid bij de antennes hen zal beïnvloeden. Door elke 10° een meting te doen detecteren wij de diepte van de “nulls” in het stralingspatroon al kan het maken van 36 metingen vervelend zijn! Een meting m de 20° (18 metingen, dus) zal ook al een voldoende voorstelling van de prestaties van uw 14-90
antenne geven. Vervolgens kan je de verkregen gegevens plotten in een polaire grafiek, maar ik maakte die van mij met behulp van een kompas, een lineaal en een fotokopie van het origineel. Als je dan de beam vervangt door een verwijzing naar een dipool en een nieuw stel metingen uitvoert, krijg je een indicatie van de winst van uw antenne ten opzichte van een dipool. Deze metingen geven interessante en bruikbare informatie, maar de gegevens verzamelen en ze met de hand plotten op een polaire grafiek vraagt zeer veel werk en tijd. Dat kunnen we dus best automatiseren… Automatiseren van de testomgeving. Een methode voor het verzamelen van de gegevens, digitaliseren, gegevensopslag samen met een methode om de gegevens te tonen in een plot is noodzakelijk en dus… overduidelijk iets voor een computer. Digitale gegevens kunnen zodanig worden verwerkt zodat de foutgevoelige manuele methode van het verzamelen ervan, wordt omzeild. In een goed ontworpen systeem van gegevens verzamelen zal de enige onjuistheid liggen in de analoge schakeling als gevolg van de niet-lineariteit van geluid. Zodra de gegevens gedigitaliseerd zijn, mag er geen wijziging in de nauwkeurigheid meer optreden omwille van verdere verwerking, zoals de omschakeling van lineaire schaal naar logaritmische, enz… Om de output van de veldsterktemeter naar de ingang van de computer te voeden, moeten wij een analoog/digitaal converter hebben. Gelukkig heeft vandaag elke computer dat, een geluidskaart. We moeten ook nog nodig: • Een op afstand bediende rotor waarvan de snelheid precies gekend is, • Een ontvanger met een goede frequentiestabiliteit en lineariteit, • Gepaste software om de computer de gegevens te laten opnemen en de resultaten te tonen. De voornaamste moeilijkheid met het gebruik van een ontvanger en geluidskaart is de lineariteit en het dynamisch bereik. Bovendien, een geluidskaart gebruikt op het niveau van een audiosignaal naar de ontvanger moet ingesteld zijn op SSB of CW om een ‘beat’ te produceren van de
RadioAmateur
-14/26-
ontvanger, vandaar de noodzaak aan stabiliteit. Om maximum lineariteit te bekomen moet het mogelijk zijn om de AGC (automatic Gain Control) van de ontvanger af te zetten, en dat is misschien wel een probleem. Een collega, KL7AJ, gebruikt daarom een zelfbouw ontvanger zonder AGC. Hij beweert dat de output van de ontvanger zeer lineair en proportioneel is ten aanzien van de antenne terminals.
versterker IC, die werkten tot 500 MHz. Ik gebruik een “Polar Watt” vermogensmeter ontworpen door M0DFT. Helaas is dat niet als een kit geproduceerd, maar er zijn uiteraard andere mogelijkheden. (nvdr: M0DFT, David Bates,
[email protected]. Bijkomend: speciaal voor “PowerPlot”, is een interface met de PC ontworpen door OZ2CPU, Thomas Scherrer, en is te vinden op http://www.webx.dk/).
Dit geautomatiseerde bereik vereist enkel dezelfde hoeveelheid ruimte als het gewone zoals eerder beschreven. Het is echter niet geschikt voor het opzetten weg van het QTH omdat de rotor meestal gevoed wordt vanuit een stopcontact.
In juni 2007 voegde G4HFQ aan ”PolarPlot” de mogelijkheid toe om vermogensniveau’s te lezen aan de hand van een LP-100-VCP en FTB meter. Deze wattmeter is ontworpen door Larry Phipps, N8LP, om gebruikt te worden als een in-lijn toestel op dezelfde manier als een conventionele SWR/Vermogen meter. (nvdr: de LP-100 is een digitale vector Wattmeter; VCP staat voor Virtueel Controle Paneel; http://www.telepostinc.com/)
Ik kan het programma “PolarPlot” van G.R. Freeth, G4HFQ, aanbevelen. Het meet en toont het stralingspatroon van een antenne. Het is gratis en maakt gebruik van de geluidskaart en een ontvanger. (nvdr: “PolarPlot” is gratis te downloaden via onderaan de http://www.g4hfq.co.uk/ pagina staat de download. Meer info en uitgebreide helpfunctie via http://www.g4hfq.co.uk/plphelp/plphelp.ht m) Als voorbeeld, het stralingspatroon van een gamma matched 3-elements beam, gemaakt met behulp van voormeld programma.
Thomas Scherrer, OZ2CPU, maakte ook een digitale vermogensmeter op basis van de analoge AD8307 apparaten. Op een gegeven moment leverde OZ2CPU kits, maar dat is vandaag niet meer het geval. Er is echter Dinesj Gajjar, VU2FD, die nog steeds een AD8307-gebaseerde kit kan leveren op basis van het PIC programma van OZ2CPU. Het wordt PM3-kit genoemd, maar het lijkt er op dat het momenteel vervangen is door de PM3A (http://www.foxdelta.com/products/pm3.ht m)
Zoals vroeger al gezegd is de belangrijkste beperkende factor deze van de lineariteit van de ontvanger. Echter, "PowerPlot" kan gebruik maken van de signaalsterkte bekomen door een externe microvermogensmeter. Daardoor wordt een betere resolutie verkregen voor “nulls” onder de -30 dB. Geschikte meters zijn gebaseerd op de analoge apparaten AD8307 logaritmische 14-90
RadioAmateur
-15/26-
De volgende figuur toont de lineariteit callibratie testen die ik deed met behulp van een ontvanger en geluidskaart (rode lijn) en ze vergeleek met een test middels een RF-micropower schakeling met gebruik van de analoge AD8307 (groene lijn). De signaalbron was een signaalgenerator en de output werd getekend op “PolarPlot” in stappen van 10 dB. Het merendeel van de niet-lineariteit op de rode lijn is te wijten aan de ontvanger. De huisgemaakte directe conversie ontvanger van KL7AJ zonder AGC zou waarschijnlijk een betere lineariteit gegeven hebben.
verschillen kunnen volgende antennes.
optreden,
in
de
Om na te gaan of de gemeten valse lobben een eigenschap van je antenne zijn, of reflecties binnen het bereik van de antenne, G3HFQ adviseert het maken van een andere plot met de antenne op zijn kop en plotten in dezelfde richting. Als de nieuwe plot een spiegelbeeld is van de eerste, dan zij de zijlobben een eigenschap van je antenne, als het beeld hetzelfde blijft wordt dat veroorzaakt door objecten binnen het bereik van je antenne. Het belangrijkste van een stralingspatroon is de vaststelling van de richtingsgevoelige eigenschappen en de omvang van de hoofdlobbe, vergeleken met de kleinere. Kleine lobben, beter dan 20 dB onder het maximum van de grote lobbe duidt op goede richting gevoeligheid. De elevatiehoek van de metingen lijkt niet kritisch te zijn. In de volgende figuur van een 9-element 2meter Yagi, werden de metingen gedaan in een hoek van 0° (rode lijn) en 10° (blauwe lijn) en dan op elkaar gelegd. Zij komen zeer goed overeen!
Tips en trucs. KL7JA suggereert dat de afstand tussen de antennes 10 maal de grootste afmeting van de te testen antenne moet zijn. Dat moet er voor zorgen dat de antenne in wezen verschijnt als een putbron van straling, waardoor parallaxfouten geëlimineerd worden en het centrum van de te testen antennen gemakkelijker laat definiëren. Alle antennes die ik ooit het uitgeplot blijken een zekere mate van asymmetrie te vertonen en tonen ook kleine valse lobben. Dat heeft vaak te maken met de nette antenne stralingspatronen, geproduceerd door antenne modelleer programma’s. Ik hoop te kunnen bepalen hoe deze 14-90
Peter Dodd, G3LDO, in RadCom, november 2009 Vertaling en aanpassing: Gust, ON7GZ
RadioAmateur
-16/26-
“Star Wars” holografie een stap dichterbij Holografische 3D-videoconferenties komen een stap dichterbij dankzij recent werk aan de universiteit van Arizona, zoals aangekondigd in het tijdschrift Nature. 3D-holografie maakt het mogelijk om letterlijk rond een geprojecteerd beeld te wandelen en het vanuit alle hoeken te bestuderen, zonder gebruik te maken van speciale brillen of hulpmiddelen. In de oorspronkelijke Star Wars film toonde de boodschap van princes Leia mooi wat zo’n systeem uiteindelijk zou kunnen voorstellen. In de voorbije decennia heeft het onderzoek naar 3D-holografie zich toegespitst op nieuwe materialen die grotere en snellere afbeeldingssystemen mogelijk maken. Zo konden al hoogwaardige kleurensystemen worden ontwikkeld, die evenwel slechts statische beelden of updatefrequenties van één beeld per meerdere minuten mogelijk maakten.
elementen in de ‘hogels’ (de holografische equivalenten van pixels of beeldelementen) te versnellen. Als die snelheid vergelijkbaar met die van vloeibare kristallen (zoals in lcd-schermen) kan worden gemaakt, zou een 3D-holografisch systeem met de beeldkwaliteit van een videosysteem mogelijk worden. Tegelijk wordt ook gewerkt aan systemen die olografische video genereren met behulp van gewone grafische processoren. Ook aan Belgische universiteiten wordt onderzoek verricht naar polymeer-materialen die bruikbaar zijn voor dergelijke 3Dholografische systemen. Bron: Guy Kindermans in Data News.
Aan de universiteit van Arizona werd in samenwerking met Nitto Denko Technical, een researchbedrijf van een Japanse onderneming, nu een holografisch systeem ontwikkeld dat een beeld per twee seconden presteert. Dat kon door de reactietijd van de kleurvormende
“CODEC2” Codec2 is een “Open Source Digital Voicecodec” voor lage bandbreedte toepassingen, in zijn eerste alpha release. Momenteel kan het 3,75 seconde van een duidelijke spraak coderen in 1050 bytes, en er zijn mogelijkheden om te coderen in extra compressie, waardoor de bandbreedte verder zal verminderen. De belangrijkste ontwikkelaar is David Rowe, die ook werkte aan “Speex”. Oorspronkelijk ontworpen voor amateur radio op HF, zowel via geluidskaart als via software modems en als een alternatief voor de “voice-codec” die momenteel wordt gebruikt in D-STAR. De codec is waarschijnlijk ook handig voor telefonie tegen een fractie van de huidige bandbreedtes. Het algoritme is gebaseerd 14-90
op documenten uit de jaren 1980, en is kan gehinderd worden door lopende geldige octrooien. De vergunning is LGPL2. Het project is op zoek naar ontwikkelaars voor het testen in toepassingen, algoritmische verbetering, omschakeling naar fixed-point en de codering, om ze beter geschikt te maken voor “embedded” systemen. " Bron: Bruce Perens, Slashdot.org http://news.slashdo t.org/story/10/09/2 1/0428259/Codec2mdash-an-OpenSource-LowBandwidth-VoiceCodec
RadioAmateur
Bruce Perens, K6BP
-17/26-
Voorzorgen voor elektrostatische ontladingen. Ian White, GM3SEK Deze voorzorgen zijn belangrijk om te vermijden dat zaken beschadigd raken, totaal defect of … zelfs ontploffen. Waarom? ESO is de afkorting van “elektrostatische ontlading” en het is een beruchte bron van schade aan halfgeleiders en andere componenten. Vooraleer wij effectieve preventieve maatregelen tegen ESO kunnen nemen, moeten wij eerst begrijpen hoe die schade ontstaat.+
Wanneer je naar de werkbank loopt zal je zowel elektronen verliezen of andere accumuleren en dat zal je positieve of negatieve potentiaal verhogen in verhouding tot je omgeving. Je bent in feite een wandelende condensator geworden, geladen met een hoog voltage en klaar om die lading te dumpen als je in contact komt met een geleidend voorwerp. Als die ontlading doorheen een halfgeleider gaat is het zo goed als zeker dat er ESO schade is. Let op het woord “doorheen”, dat is zeer belangrijk! De elektrostatische ontlading voltooit een elektrisch circuit, maar de stroom moet doorheen de halfgeleider gaan om schade te kunnen veroorzaken. Als je een ESO-gevoelig apparaat in één hand houdt en iets dat geaard is met de andere hand aanraakt, zal je zelf een schok krijgen maar het apparaat zal ongeschonden blijven, omdat er geen geleiding doorheen is gegaan. Opdat de ESO doorheen het apparaat zou gaan is een andere situatie nodig. Op het schema zie je dat de vingers slechts enkele pinnen raken en de ontlading vervolledigd wordt doorheen de andere pinnen.
De reden waarom halfgeleiders in het bijzonder kwetsbaar zijn, is dat elektrostatische effecten zeer hoge voltages kunnen creëren die gemakkelijk de dunne laag isolatie van de chip kunnen doorbreken. Als zelfs slechts een kleine hoeveelheid elektrische energie door zulke dunne siliconenlaag geraakt, zal het knallen zoals een zekering doet! Van waar komt die hoge voltage? Je kunt jezelf statisch opladen door een glijdend contact tussen twee verschillende isolerende materialen, zoals -bijvoorbeeldeen tapijt en je schoenzool. Deze glijdende actie trekt elektronen van de oppervlakken van de materialen en creëert een gelijke en tegengestelde lading, gescheiden. 14-90
RadioAmateur
-18/26-
Er is geen enkele reden opdat er een zichtbare of hoorbare ontlading zou zijn; ESO vernietigt halfgeleiders heimelijk en … in stilte! De meeste moderne elektronische apparaten hebben een of andere ingebouwde beveiliging tegen ESO. Weerstanden hebben inherente beveiliging omdat ze een veilige weg bieden voor gemiddelde hoeveelheden ontlading, ongeacht de polariteit. Anderzijds een silicone diodeknooppunt zal alleen veilig zijn als de elektrische lading de juiste polariteit heeft. De tegengestelde polariteit zal omgekeerde verdeling van het knooppunt tot gevolg hebben, zeker bij hoge voltages, waardoor het zo goed als zeker vernietigd zal zijn. Zener diodes en gelijkrichters zijn over het algemeen beter bestand tegen ESO, omdat zij in de voorwaartse richting zullen geleiden. Zij zijn ontworpen om in tegengestelde richting de storing op te vangen. Maar de meeste logische IC’s bevatten zeer kwetsbare MOSFET poorten, zodat bijkomende componenten op de chip geïntegreerd worden om de ingangspoorten te beschermen tegen ESO.
Er zijn toch ook grenzen aan de beschermingsmogelijkheden, zoals de voorgaande figuur toont. De individuele componenten zelf zijn vrij klein en fragiel, zodat ze duidelijk niet kunnen concurreren met massieve ESO’s. Ook de toegevoegde weerstanden en condensatoren zullen zich gedragen als een RC laagdoorlaat filter, wat meteen ook oplevert dat zij niet meer kunnen werken met zeer hoge snelheid digitale apparaten, of als de invoer van UHF/microgolf MOSFET’s of GaAsFET’s. Helaas zijn deze apparaten ook diegene met de kleinste en meest fragiele gate structuur, zodat zij met de grootste omzichtigheid behandeld moeten worden. Het is echter ook belangrijk niet misleid te worden door de extreme niveaus van ESO voorzorgsmaatregelen die in de industriële elektronica worden toegepast. Omdat ESO schade aanzienlijke financiële gevolgen kan hebben, waarbij het vaak zeer moeilijk is om de verantwoordelijkheid vast te stellen, neemt de elektronica-industrie fanatieke voorzorgsmaatregelen bij elke stap, vanaf het fabriceren van chip en component tot de eindgebruiker. Maar deze industriële voorzorgsmaatregelen reflecteren niet altijd de praktische ESO-risicos op de werktafel van de radioamateur. Wij hebben er noodzaak aan, om veel korter bij de basisprincipes te staan en ons focussen op wat voor ons ligt; om dan uit te vissen dat er wat inhaalwerk te doen is. Vandaag is de enige betrouwbare strategie is “zero tolerance”!
Typische tweefasen ESO beveiliging voor de poortisolatie van CMOS logische apparaten
De industriële standaard ESO-test is gebaseerd op een 150 µF condensator die tot 2 kV wordt geladen en ontladen in een pin van het apparaat, doorheen een weerstand van 150Ω. Dat vertegenwoordigt de capaciteit van het menselijk lichaam: opladen tot 2 kV en dan ontladen door de weerstand van droge huid. Maar zelfs als het apparaat deze test doorstaat is er geen enkele garantie dat het zal overleven wanneer het in de werkelijkheid wordt gebruikt.
14-90
Niet enkel aarden – dissiperen! ESO is een van die problemen waarbij de eenvoudige slogan “alles aarden” niet écht het juiste antwoord is! Er zijn 2 sleutels voor ESO bescherming: 1. Hou alles aan een algemene elektrisch potentieel, en 2. beperk de stroompulsen die zullen stromen bij het ontladen van eerst geladen voorwerpen. Je moet beide zaken doen. Als je gewoon alles op de werkbank aan de aarding legt, zal je waarschijnlijk een lelijke schok te verwerken krijgen telkens je naar de werkbank gaat en iets vast neemt of aanraakt. Een vonk die van een stuk metaal springt, zal niet alleen jezelf kwetsen. Je creëert tegelijk ook een korte maar hevige stroompuls doorheen het
RadioAmateur
-19/26-
onderstel, in nanoseconden, die grote voltages kan induceren in vlakbij gelegen schakelingen. Je ‘vuurt’ inderdaad een klein ‘elektromagnetisch stroomstoot wapen’ af in de uitrusting vlakbij. Er zijn op het internet grafische demonstraties te vinden op de effecten die kunnen voorkomen. Rekening houdend met de wetenschap dat elektronische toestellen beschadigd kunnen worden door ESO’s die je zelf niet zal voelen, is het dus niet de juiste oplossing om alles aan de aarde te leggen. De ‘missing link’ is jezelf en alles te ontladen op een zachte manier, door een hoge weerstand. De sleutelcomponenten om dat te doen zijn een persoonlijke polsband en een statische afvoermat. De polsband is essentieel voor de veiligheid van zowel de elektronische apparatuur als voor jezelf. Jij bent zelf waarschijnlijk het grootste geladen voorwerp in de directe omgeving, zodat het noodzakelijk is dat jij gebracht wordt op hetzelfde potentieel als het materiaal waarmee je aan het werken bent. Zoals al gezegd: dat moet zachtjesaan gebeuren om de piekstroom te beperken. Daarvoor is aan de polsband een 1 MΩ weerstand verbonden. Die weerstand is ook van vitaal belang voor je eigen veiligheid. Het andere uiteinde van de gekrulde draad moet verbonden worden met het gemeenschappelijk aardingspunt op je werkbank. Pas echter wel op: GEEN directe aarding van jezelf die je niet kunt onderbreken! Een goede en veilige polsband heeft zowel een 1 MΩ weerstand als een ‘snap’ sluiting, die zal open springen als dat nodig is… met inbegrip van het –verstrooid- wegwandelen van de werkbank!
De statische werkmat is het tweede deel van de “zero tolerance” ESO strategie. Ze bestaat uit een materiaal dat een zeer hoge bladweerstand heeft zodat het een statische lading zal verstrooien en daarbij ook de stroomstoot beperken. Het laat je ook to te werken aan ingeschakelde apparatuur (als dat nodig is!), zonder het risico op kortsluiting te lopen. Zowel een dergelijke werkmat als de polsband zijn te verkrijgen in de elektronicahandel (of op eBay!). Kies in elk geval een voldoende grote werkmat (60x50 cm, bijvoorbeeld). Controleer dat elk element voorzien is van een kruldraad en met een ‘snap’ sluiting. Controleer ook zorgvuldig dat de 1 MΩ weerstand aangebracht is en ook effectief werkt. Trouwens het is zeer aan te bevelen dat deze weerstand regelmatig wordt gecontroleerd. De uiteinden van de kruldraad zullen waarschijnlijk uitlopen in een krokodillenklem, die vastgemaakt wordt aan het gemeenschappelijk aardingspunt van de werkbank. Het wordt ook sterk aanbevolen dat je kiest voor het aarden van je soldeerbout. Dat zal verzekeren dat de metalen soldeerpunt hetzelfde potentiaal zal hebben als de componenten die je soldeert. Noteer dat het enige wat rechtstreeks met de aarding verbonden wordt, net je soldeerbout is. Al de rest wordt met de aarde verbonden door stroombeperkende weerstanden en de bladweerstand van de werkmat. Vooraleer een ESO-gevoelige taak te beginnen, controleer alle connectoren met je digitale multimeter op zijn hoogste weerstandwaarde. Je zult snel ervaren dat de zwakste verbinding deze is naar je eigen lichaam door de polsband. Voor het beste contact, plaats het naakte metalen deel van de polsband op de zachte onderkant van je pols en controleer nogmaals de weerstand bij frequentie interval door een stevige greep met je andere hand op de sonde van de multimeter. Alles tussen 10Ω en 10 MΩ is goed voor bescherming tegen ESO. Elke waarde buiten deze reeks vereist herstelmaatregelen. In de praktijk. De aardingsmat en polsband zijn van zeer groot belang, maar ook belangrijk is de manier waar jij zelf de dingen doet!
14-90
RadioAmateur
-20/26-
Als ESO-gevoelige elementen in een grotere schakeling zijn geïnstalleerd zullen ze over het algemeen voldoende beveiligd zijn door de hen omringende componenten…. Maar voor alles: hoe installeren wij ze? Enkele praktische tips. 1. Zorg voor een polsband en een statische verstrooiingsmat, en … GEBRUIK ZE dan ook! Hou de werkbank gebruiksklaar voor het controleren van de ESO. Bij het minste risico op ESO schade, gebruik de polsband en werk op de mat. 2. Bij het assembleren van een PCB-bord, probeer de halfgeleiders als laatste toe te voegen, nadat je alle andere componenten hebt ingesoldeerd om voor een veiliger elektrische omgeving te zorgen. 3. Halfgeleiders worden meestal geleverd in een anti-statische verpakking. Hou ze dus in die verpakking tot je klaar bent om ze te gebruiken. Zorg er voor de polsband om te doen om je eigen potentiaal op hetzelfde niveau te brengen als de mat en leg pas dan de componenten op de mat. Als je een component oppakt om in te steken of te solderen, probeer de potentialen dan gelijk te houden in de component door alle leidingen of pinnen samen te houden tot ze veilig in het bord zijn aangebracht. Bovenal, vermijd de situatie zoals in de tweede tekening is getoond. 4. Als je een IC soldeert, doe dat dan eerst met de belangrijkste voedingspinnen (Vcc en Vdd), gevolgd door de invoer- en uitvoerpinnen. Bij
één enkele FET, soldeer de bron- en drainleidingen eerst en dan pas de gate. Als voorzorgsmaatregel tegen het lekken van soldeersel, maak er een gewoonte van de punt van de soldeerbout tegen het PCB-spoor te drukken, eerder dan tegen de componentdelen. 5. Extra voorzichtigheid is geboden op droge winterdagen, wanneer statische elektriciteit wijdverbreid is. Er zijn veel praktische toestanden waarbij het mogelijk is al deze voorzorgsmaatregelen in acht te nemen; maar maak er steeds het beste van. Bijvoorbeeld: bij het herstellen van iets dat niet op de werkbank kan gezet worden en de mat dus niet kan gebruikt worden; klik dan de draad van de polsband vast aan het belangrijkste metalen deel. Dat zal de ESO dreiging van je eigen lichaam alvast vermijden. Bovendien doe je dat ook met de aarding van je soldeerbout. Hetzelfde geldt natuurlijk wanneer je een kaart in een PCB wilt vervangen of geheugenmodulen wilt toevoegen. Het vastklikken van de polsband is een veel efficiënter dan het frame van het toestel vastnemen. Uiteraard in de veronderstelling dat je beschikt over een polsband. Als dat niet het geval is, dan wordt het hoog tijd om in de noodzakelijke kit te voorzien. Ian White, GM3SEK, in RadCom van RSGB Vertaling: Gust, ON7GZ
NIEUW SYSTEEM RUSSISCHE ROEPNAMEN In de oude tijden wist je precies met wie je te maken had. Ook na het uiteenvallen van de Sovjet Unie zijn we gewend geraakt aan al die nieuweprefixen. En nu gaat het allemaal weer op de schop. Er is nu door de IARU Regio 1 een ocument uitgegeven waarin het nieuwe roeplettersysteem beschreven staat. In Rusland zijn de roepnamen opgebouwd uit de 26 letters van het Latijnse alfabet en de cijfers 1-0. De prefix bestaat uit de letter “R” of twee letters “RA – RZ” of “UA – UI”, (wat de relatie met de Russische Federatie aangeeft), gevolgd door een cijfer. 14-90
De suffix wordt gevormd door maximaal vier karakters, maar roepnamen voor bijzondere gelegenheden kunnen er meer an vier hebben. Roepnamen die overeenkomen met noodsignalen, de reeks RA – QTZ en de "vieze woorden" worden niet uitgegeven. Het cijfer in de prefix en de eerste letter van de suffix geven de geografische locatie binnen Rusland aan. Daarbij moet je in aanmerking nemen dat de Russische Federatie gehergroepeerd is; sommige regionale districten (Oblasti) zijn samengevoegd.
RadioAmateur
-21/26-
In de toekomst kan veranderingen verwachten.
je
meer
Uitzonderingen op deze regels werden gemaakt voor de roepnaam RAEM en voor
roepnamen die tijdens ARDF activiteiten gebruikt worden. Bron: PI4RAZ/PE5PVB / BAR
EXPERIMENTEERKIT KLEUREN-LED Texas Instruments heeft een nieuwe kleuren-LED-verlichtingskit voorgesteld, die is gebaseerd op de microcontroller TMS320C2000-microcontroller en het controlCARD ontwikkel-platform.
Het ontwikkel-board kan werken met ingangsspanningen van 12 tot 24 V en het bevat zes boosten twee SEPICvermogenstrappen voor het aansturen van LED-strings. De zes boost-converters sturen de R-, G- en B-kleurencomponenten van elke keten apart aan. De twee SEPICconverters sturen twee witte LED-ketens aan. Het is ook mogelijk om acht witte LEDketens met de aanwezige converters aan te sturen. Het board biedt bovendien PWM-dimming, temperatuurmeting en -correctie, compensatie voor de omgevingshelderheid en een LED-foutdetectie.
Een C2000 Piccolo-controller is in staat om rechtstreeks acht aparte DC/DCvoedingstrappen voor LED-ketens aan te sturen, waarbij de ketens verschillende soorten LED's mogen bevatten en de LEDlengtes ook verschillend mogen zijn.
Ontwerpers kunnen de kit eenvoudig aanpassen aan hun eigen ontwerpeisen, aangezien deze bestaat uit een apart controller-board ("controlCARD") en een afneembaar LED-paneel met witte en RGBLED's. Meer info: www.ti.com/rgb-led-pr-tf
HUBBLE FOTOGRAFEERT LAGUNA-NEVEL De Hubble ruimtetelescoop heeft een spectaculair kiekje afgeleverd van het hart van de Lagunenevel? ook wel Messier 8 genoemd–.
De wolk heeft veel weg van golven en dat komt doordat ultraviolette straling het gas en stof verspreidt en vormt; bovendien is er de enorme straling va jonge, hete, zonnen diep in het hart van de nevel. De Lagunenevel bevindt zich in het sterrenbeeld Boogschutter. De nevel strekt zich uit over een gebied van ongeveer 100 lichtjaar.
De foto geeft een dramatische massieve wolk van stof en gas 4.000 tot 5.000 lichtjaar van de in het sterrenbeeld (boogschutter). 14-90
kijk op de die op zo’n aarde staat Sagittarius
Wolken van waterstofgas storten langzaam in en vormen zo nieuwe sterren. De ultraviolette straling van deze sterren zorgt voor het roodachtige licht in de nevel. Bron: European Space Agency, september 2010 / Foto: NASA/ESA
RadioAmateur
-22/26-
Propagatie februari 2011
14-90
RadioAmateur
-23/26-
AGENDA Deze agenda komt tot stand door de informatie die jullie ons bezorgen en ook door de zeer uitgebreide kalender van Rolf Baumgarten, ON4LEA, waarvoor dank, Rolf (foto). Alle eigen inrichtingen van V.R.A. zijn aangegeven op een gele achterrond en met een Leeuwenvlagje achteraan. ON4VRA-uizendingen staan bovendien in een kader. 04/02/2011 PRAC – VOORDRACHT PROPAGATIE Door Gust, ON7GZ. In de clubshack; Holle Eikstraat 1, 1840 Londerzeel., om 20:00 uur. GPS: 51°35’49,48”N – 07°12’19,44”O 06/02/2011 HAMBEURS TURNHOUT Kapelweg 52, 2300 Turnhout, van 10 tot 15 uur, inpraat 145.225 MHz GPS: 51°17’30.89”N – 04°57’00.25”O Info: http://on4nok.tfe.be/ 11/02/2011 PRAC – AANVANG CURSUS BASISVERGUNNING Om 20:00 uur in de clubshack; Holle Eikstraat 1, 1840 Londerzeel.. Info en inschrijving: GPS: 51°00’46,61”N – 04°18’16,24”O
[email protected] 11/02/2011 ZWVR – FERRIET & MANTEKLSTROOMFILTERS Om 20:00 uur in de clubshack; Kasteel van Zonnebeke, Ieperstraat 7A, 8980 Zonnebeke, 2e verdieping GPS: 50°12’14”N – 02°59’15”O 13/02/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 19/02/2011 GHz TAGUNG 2011 DORSTEN Van 09 tot 16 uur. Volkshochschule/Bibliothek Bildungszentrum, Maria Lindenhof im Weth 6, D-46482 Dorsten. Info: http://www.ghz-tagung.de/ Van uit Mechelen: ongeveer 233 km GPS: 51°39’54,87”N – 06°57’48,93”O 20/02/2011 19e FUNK, COMPUTER & ELEKTRONIK BÖRSE Van 11:00 tot 16:00 uur in Vestlandhalle Recklinghausen, Herner Strasze 184, D-45659 GPS: 51°35’49,48”N – 07°12’19,44”O Recklinghausen. Info:
[email protected] Van uit Mechelen: ongeveer 240 km 27/02/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 04/03/2011 PRAC – VOORDRACHT LOFAR Door Frans, ON5GO. In de clubshack; Holle Eikstraat 1, 1840 Londerzeel.. 20 :00 uur GPS: 51°35’49,48”N – 07°12’19,44”O 06/03/2011 5e VLOOIENMARKT GOSSELIES-CHARLEROI Collège Saint-Michel, Faubourg de Charleroi 15, 6041 Gosselies, 10-16 uur, inkom €1,50 145.6625 MHz GPS : 50°27’36,96”N – 04°25’42,07”O 05-06/03/2010 4e GIEßENER AMATEURFUNK TREFFEN 09-18 UUR ? Bûrgerhaus Zum Wiher 33, D-35398 Gießen-Kleinlinden, inkom gratis Vanuit Mechelen: ongeveer 380 km GPS: 50°33’41,83”N – 08°38’35,44”O 12/03/2011 LANDELIJKE RADIO VLOOIENMARKT ROSMALEN 36e uitgave -Autotron ’s Hertogenbosch, Graafsebaan 133, NL-5248 NL Rosmalen, van 09 tot 15:30 uur . Inkom: € 6,00 (?) Info: http://www.radiovlooienmarkt.nl/ Vanuit Mechelen: ongeveer 126 km GPS: 51°42’40.04”N – 05°24’39.68”O
14-90
RadioAmateur
-24/26-
13/03/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 26/03/2011
V.R.A. vzw – STATUTAIRE ALGEMENE VERGADERING
Jaarlijkse afspraak, dit jaar in het “Kasteel van Zonnebeke”, (lokaal ZWVR, 2e verdieping), Ieperstraat 7A, 8980 Zonnebeke. Om 10:00 uur stipt. Onthaal vanaf 09:00 uur, inpraat 144.775 MHz, FM GPS: 50°12’14”N – 02°59’15”O Alle nuttige informatie is verschenen in VRA-Informatief nr 2010-AV van 1/10/2010. 27/03/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 27/03/2011 BROCANTE FLEURUS Salle Polyvalente du Vieux Campinaire & Forêt des Loisirs de Fleurus, Rue de la Virginette 2, 6220 Fleurus, van 9 tot 16 uur. Inkom € 1,00 GPS: 50°27’25,41 »N – 04°31’31,68 »O 02/04/2011 30e FUNK-FLOHMARKT BERGHEIM Bürgerhaus, Rilkestrasze/Herbergerstrasze, D-50127 Bergheim-Quadrath-Ichendorf. GPS: 50°56’8.33”N -06°41’05.48”O 09:00 uur. Info: http://www.darc.de/g/20 Van uit Mechelen ongeveer 200 km
Vanaf
08/04/2011 PRAC – VOORDRACHT PSK INTERFACE Door Tom, ON4TOM en Beni, ON3BCL. Om 20:00 uur in de clubshack; Holle Eikstraat 1, 1840 Londerzeel.. GPS: 51°00’46,61”N – 04°18’16,24”O 10/04/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 16/04/2010 RADIOVLOOIENMARKT TYTSJERK Dorpshuis Yn E Mande, Zwartewegsend/Noarderein 1, NL-9255 KC Tyttsjerk (Friesland) Van 09:30 tot 15 uur. Inkom GRATIS. Info: http://www.pi4lwd.nl Van uit Mechelen ongeveer 320 km GPS: 53°12’53.50”N – 05°11’59.88”O 17/04/2011 DIRAGE 2011 Zaal G.C.O.C. Oosterhof, Dr. Vanderhoeydonckstraat 56, 3560 Lummen – 09:00 – 16:00 uur Inkom: 3,00€ (?) - Info: http://www.dirage.be/ Inpraat: 144.725 MHz GPS: 50°59’06,71”N – 05°11’59,88”O 23-24/04/2011 Onder voorbehoud. Zonnebeke,
ZWVR - KASTEELACTIVITEIT Vanaf 08:00 uur. Kasteel van Zonnebeke, Ieperstraat 7A, 8980 GPS: 50°12’14”N – 02°59’15”O
24/04/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 06/05/2011 PRAC – LADIES NIGHT Voor de leden van PRAC – Etentje met (x)yl’s. Plaats wordt later meegedeeld.
14-90
RadioAmateur
-25/26-
08/05/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 09/04/2010 10e AMATEURFUNK- & TECHNIKFLOHMARKT Bürgerhaus, Münchenerstrasze 2, D-65205 Wiesbaden-Delkenheim. Van 09 tot 16 uur. Gratis inkom. Info: http://www.darc.de/distrikte/f/37 GPS: 50°02’37.91”N – 08°21’33.21”O Van uit Mechelen ongeveer 375 km 14/05/2011 HAMBEURS WAASLAND Clublokaal WLD, Dries 68/70, 9111 Sinaai-Waas. Van 10 tot 16 uur. Inkom Gratis GPS: 51°09’28.04”N – 04°02’31.01”O 22/05/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 27/05/2011 PRAC – BARBECUE Traditioneel de jaarlijkse BBQ, vanaf 18:00 uur op de terreinen aan de clubshack; Holle Eikstraat 1, 1840 Londerzeel. GPS: 51°35’49,48”N – 07°12’19,44”O 03/06/2011 Een oefening in GPS- en draagbaar) en –uiteraardVertrek om 19:00 uur aan
PRAC – PORTABLE RADIO REPORTING CONTEST draagbare radiogebruik. Je hebt nodig een GPS (in de wagen of een mobiele of draagbare radio. Inrichting: ON2LDC en ON7CI. clubshack; Holle Eikstraat 1, 1840 Londerzeel. GPS: 51°35’49,48”N – 07°12’19,44”O
05/06/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 19/06/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra 03/07/2011 ON4VRA CLUBUITZENDING Clubuitzending van uit het Clubstation in Steenokkerzeel op 144.775 MHz, ook live te volgen via http://www.livestream.com/on4vra Meer (ham)beurzen, tentoonstellingen, enz… Æ Website van Rolf Baumgarten, ON4LEA http://www.on4lea.be/termine.htm CQ CQ CQ CONTEST Is anyone there?
14-90
RadioAmateur
-26/26-