JAARCONGRES
MICROMOBILISATIE
Dit congres werd mede mogelijk gemaakt door:
VOORWOORD Johan van Wamelen, directeur Center for Public Innovation
Een intelligente overheid is nodig omdat niet meer volstaan kan worden met grote informatiesystemen om burgers en bedrijven goed van dienst te kunnen zijn. Een intelligente overheid is nodig om te begrijpen wat zich in de maatschappij voltrekt. In het afgelopen jaar is dit opnieuw duidelijk geworden. Een handvol voorbeelden laten dit zien, bijvoorbeeld: de reacties van 13 jarige meisjes op de inenting tegen baarmoederhalskanker; het rumoer rond de woekerpolissen, de oproep om spaartegoeden op te nemen en uiteindelijk daardoor de val van de DSB-bank; de ontwikkelingen ten aanzien van de OV-chipkaart; het appèl van twee Friese moeders om de openingstijden van horecagelegenheden te veranderen. De vraag is of dit slechts incidenten zijn of dat sprake is van een trend. Op basis van recent onderzoek is aangetoond dat deze vorm van mobilisatie serieus genomen moet worden. Meer in het algemeen kan worden geconstateerd dat het internet niet altijd een zegen is. In toenemende mate lijkt het zinvol om meer oog te hebben voor de keerzijden. Technooptimisten laten ons vaak geloven dat het alleen maar beter wordt. De praktijk laat echter ook andere beelden zien. Bij de uitvoering van het kennisontwikkelingsprogramma ‘Second Society: over vernieuwing in de straat, de stad en de staa1t’ is duidelijke geworden dat kansen aanwezig zijn als ook voldoende aandacht is voor de keerzijden. Bijvoorbeeld: de kans voor het MKB om beter te functioneren als de waarde van het internet goed wordt begrepen en gebruikt;
1
Het programma ‘Second Society’ is te downloaden op www.publicinnovation.nl 3
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
VOORWOORD
de kans om de informatievoorziening in het onderwijsveld te ondersteunen als voldoende ruimte wordt gelaten voor een eigen invulling; de kans om de digitale dienstverlening in het justitie-domein te verbeteren als de mogelijkheden van het internet worden aangegrepen; de kans om integrale bedrijfsvoering in te vullen als een gelijk referentiekader kan worden gecreëerd.
Beleidsontwikkeling, toezicht en bedrijfvoering zijn drie centrale thema’s waarbinnen de vraagstukken kunnen worden gepositioneerd. Het komende jaar willen we deze thema’s verder verdiepen. De ruimte om hierover na te denken lijkt in eerste instantie beperkt als gevolg van de grote bezuinigingsoperaties die vooral zullen leiden tot krimp. Naar onze mening kan krimp echter juist een goede aanzet zijn voor verandering en het gebruik van technologische innovaties. We blijven oplossingen zoeken door praktijkgericht onderzoek te verrichten en gaan proberen om meer dan in de afgelopen jaren het stedelijke niveau hierbij te betrekken om een goede verbinding te kunnen maken van de staat met de straat. We willen dit doen door samen met Nicis en het Hec een aantal bijzondere bijeenkomsten te gaan organiseren rond thema’s als: de krimp in steden de krimp op de arbeidsmarkt de krimp van voorzieningen, zoals huursubsidie, zorgtoeslag, etc De resultaten hiervan zullen gebruikt worden om ook het kennisontwikkelingsprogramma te vernieuwen. Samen met onze deelnemers aan het kennisontwikkelingsprogramma gaan we het komende jaar verder op zoektocht.
4
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD
3
MENINGSPEILING
7
SCHOLIERENPROTEST 1040-URENNORM De 1040-urennorm is niet meer – de chronologie van een moderne actie Middel wordt doel: 1040 uren zint scholen noch scholieren Nieuwe media Argumenten worden beelden: draagvlak stijgt David tegen Goliath
POLITIE-PERSPECTIEF Scholierenprotest Politie-optreden in beeld Reacties en vragen uit de zaal
BELEIDSMATIG PERSPECTIEF Beleidsparadigma Maatschappelijke en technologische veranderingen Overheid 2.0 Reacties en vragen uit de zaal
MICROMOBILISATIE: EEN ONDERZOEKSAGENDA Reacties en vragen uit de zaal
13 13 13 14 15 16
17 17 18 19
23 23 23 24 25
27 29
MENINGSPEILING
31
MICROMOBILISATIE, EEN NABESCHOUWING 1.0
35
BIJLAGE 1 PROGRAMMA 16 DECEMEBER
39
BIJLAGE 2 PRESENTATIE VICTOR BEKKERS
41
CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
49
Brug tussen wetenschap en praktijk Innovatie in tweevoud Public innovation als Academie en Atelier Contactinformatie
49 49 50 50
5
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
6
MENINGSPEILING Alle deelnemers aan het congres hebben een stemkastje ontvangen waarmee voorafgaand aan het programma op enkele vragen en stellingen kan worden gereageerd. Per deelnemer kan steeds één stem worden uitgebracht. Om een indruk te krijgen van de leeftijd van de aanwezigen wordt allereerst de vraag voorgelegd in welke leeftijdscategorie men valt.
Vraag 1: verdeling naar leeftijd
7
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
MENINGSPEILING
Van alle aanwezigen blijkt dat 15% 30 jaar of jonger dan 30 jaar is. Een kwart valt in de leeftijdscategorie tussen de 30 en 40 jaar en een vrijwel gelijk deel bevindt zich in de categorie tussen de 40 en 50 jaar. Ongeveer 1/3 van de aanwezigen is 50 jaar of ouder dan 50 jaar. In 2008 is tijdens het jaarcongres “De Intelligente Overheid” ook gevraagd naar de leeftijd van de aanwezigen. In het onderstaande plaatje zijn de resultaten van toen weergeven. 10% van de aanwezigen was vorig jaar 30 jaar of jonger, bijna 22% viel in de categorie 30 t/m 40 jaar, 21% was tussen de 40 en 50 en bijna de helft van alle deelnemers was 50 jaar of ouder.
Afbeelding 1: Verdeling naar leeftijd op het vorige jaarcongres (2008)
Globaal kan gesteld worden dat de gemiddelde leeftijd op dit jaarcongres gedaald is en dat met name de groep ouder dan 50 jaar aanzienlijk minder vertegenwoordigd is (een daling van 12%). De groep van 30 jaar of jonger is daarentegen met bijna 5% gestegen. De middencategorieen (30 t/m 50) laten een kleine daling van ongeveer 4% zien. Het aantal bezoekers op de congressen was in beide jaren met ongeveer 80 personen gelijk.
8
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
MENINGSPEILING
De tweede vraag gaat over de wijze waarop men gebruik maakt van het internet. De antwoorden die gegeven zijn op deze vraag zijn hieronder weergegeven:
Vraag 2: Gebruik van internet Wat opvalt, is dat eigenlijk niemand het internet gebruikt om alléén email te versturen of te ontvangen. Ongeveer een vijfde deel koopt wel eens iets online op Markplaats.nl of een webwinkel. De helft van alle aanwezigen heeft een profiel op een sociaal netwerk zoals LinkedIn of Hyves. Naast - of in plaats van - een online profiel maakt deze categorie gebruik van videowebsites zoals YouTube. Bijna eenderde van de zaal heeft een eigen website of schrijft een weblog. Op de volgende pagina staat de verdeling van internetgebruik naar leeftijdsgroep aangegeven. Wat opvalt, is dat van de groep tussen de 40 en 50 jaar bijna 80% een profiel heeft op één van de sociale netwerken. Het schrijven van een weblog of onderhouden van een eigen site gebeurt het meest door personen in de categorie t/m 30 jaar (38%) of door personen ouder dan 50 jaar (41%). Het internetgebruik naar leeftijdsgroep op het congres van 2008 staat weergegeven in afbeelding 2, ook op de volgende pagina. Een kleine minderheid maakte toen alleen gebruik van email (5%). Het doen van online aankopen lijkt in vrijwel alle leeftijdscategorieën te zijn teruggelopen, de grootste daling in de groep van 50 jaar of ouder namelijk van 47% in 2008 naar 29% in 2009. Een voor de hand liggende verklaring is overigens dat er maar 1 antwoord per vraag kan worden gegeven en dus ook gekozen kan zijn voor antwoordoptie 3, terwijl men wel degelijk online aankopen doet. Binnen alle leeftijdsgroepen is een toename te zien van het registreren op een sociaal netwerk. Met name in de leeftijd tussen de 40 en 50 jaar is dit een stijging van 29% ten opzichte van 2008. Ook de groep tussen 30 en 40 jaar laat een toename zien van 19%. De minste stijging (3%) is te zien in de leeftijdgroep van 50 jaar of ouder. 9
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
Vraag 2: Gebruik van internet naar leeftijdscategorie
Afbeelding 2: Gebruik van internet naar leeftijd op vorige jaarcongres ((2008)
10
MENINGSPEILING
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
MENINGSPEILING
Na de twee algemene vragen wordt de zaal vervolgens gevraagd naar hun persoonlijke mening over het inzetten van web 2.0-technologie door de overheid. Hieronder volgt een overzicht van de resultaten:
Vraag 3: Inzet van web 2.0 door de overheid De uitslag laat zien dat er een overduidelijke vraag bestaat naar kennis over een goede inzet van web 2.0 middelen (65%). Daarnaast geeft 9% aan meer kennis en inzichten te wensen over de keerzijden van web 2.0 en vindt 16% van de aanwezigen dat het management meer kennis zou moeten hebben over web 2.0. Een beperkt aantal deelnemers is van mening dat web 2.0. een hype is of dat web 2.0 al goed wordt ingezet door de overheid. In beide gevallen is dit 5%. Na het inhoudelijke programma zal deze stelling opnieuw voorgelegd om te kijken of het programma en de verschillende sprekers de meningen hebben beïnvloed of niet.
11
SCHOLIERENPROTEST 1040-URENNORM Sywert van Lienden, Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS)
DE 1040-URENNORM IS NIET MEER – DE CHRONOLOGIE VAN EEN MODERNE ACTIE Een van de bekendste voorbeelden van succesvolle mobilisatie is al weer twee jaar oud. Scholieren protesteerden tegen de 1040-urennorm, een al langer bestaande regel die de staatssecretaris van onderwijs strikter wilde gaan handhaven. Zij deden dat met de middelen van 2007. Waarom werkte die actie zo goed? Welke middelen werden ingezet? Had het ook anders gekund? En wat leren we eruit voor de inzet van micromobilisatie of een weerwoord daarop anno 2009? Sywert van Lienden, destijds voorzitter van scholierenvakbond LAKS, deed verslag van de gebeurtenissen als een generaal in oorlogstijd. Chronologisch verslag van een maatschappelijke strijd. MIDDEL WORDT DOEL: 1040 UREN ZINT SCHOLEN NOCH SCHOLIEREN In 2006 constateerde de Onderwijsinspectie dat 94% van de middelbare scholen niet voldeed aan de norm om leerlingen 1040 uur contacttijd te bieden. Wat de precieze urenrealisatie was, was grotendeels onbekend. Daarop kondigde de staatssecretaris een striktere handhaving van de urennorm, al dan niet vergezeld van boetes voor scholen die alsnog niet zouden voldoen aan de regels. Het weerwoord van scholen en leerlingen kwam snel. Het zou onmogelijk zijn om de norm in te vullen met ‘kwaliteitsuren’. Daarvoor ontbrak simpelweg het geld. Aan de norm zou alleen kunnen worden voldaan door een grotere aanwezigheid van leerlingen te verplichten, zonder in de extra tijd ook extra onderwijs te geven. Scholieren spraken al snel van ‘ophokuren’, waarbij het middel tot doel werd verheven. Het LAKS – die onder nieuw voorzitterschap de ambitie koesterde een echte vakbond te worden – wendde zich tot de minister, maar die gaf nul op het rekest. De invulling van de uren was een verantwoordelijkheid van de scholen. De veranderingsbeluste LAKS’ers konden dan ook het beste de scholen aanspreken op hun invulling van de uren. Deze lijn verzandde echter al snel doordat de mogelijkheden op en 13
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
SCHOLIERENPROTEST
voor scholen beperkt waren. De leerlingen bleken in medezeggenschapsraden geen instemmingsrecht te hebben op lestabellen. Tegelijkertijd brachten de directies een rapport van KPMG in stelling waarin werd aangetoond dat er te weinig geld was om de 1040-urennorm ten uitvoer te brengen zonder verleid te worden tot kunstmatige constructies.
NIEUWE MEDIA De onmacht via de decentrale route bracht verschillende leerlingraden ertoe om te gaan staken. Met name Groningse leerlingen ‘staken’ een fikkie. Het LAKS zag een kans om deze losse en wat wilde acties op te schalen naar een beweging die landelijk invloed zou kunnen uitoefenen. Daarvoor zette zij een tweesporenstrategie in. Oude media als Nova, de Volkskrant, NRC en Goedemorgen Nederland werden ingezet om politici, beleidsmakers en onderwijsbestuurders te bereiken en een rationeel betoog te verspreiden over de noodzaak tot aanpassing van de urennorm. Terwijl elke dag meer scholen plat gingen en de term LAKS zich omhoogwerkte in de nieuwslijstjes (Google News Reference Volume Index), bleef resultaat uit. Een demonstratie op het Plein, gevolgd door Kamervragen, resulteerde niet in concrete toezeggingen. Meer massa bleek een noodzaak. Daartoe voldeden de oude media echter volstrekt niet. Zij bereikten een doelgroep wiens gemiddelde leeftijd aan de pensioengerechtigde grenst. Er bleek een matige correlatie te zijn tussen de nieuwsscore van het LAKS in de oude media en het aantal malen dat gegoogled werd op de term – hoofdzakelijk door leerlingen. Dat besef bracht het LAKS ertoe actief een scala aan ‘nieuwe’ media in te zetten. Media waarmee grote groepen scholieren in korte tijd te bereiken waren.
14
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
SCHOLIERENPROTEST
Er werd gechat via MSN, gekrabbeld via Hyves, gemassadistribueerd via e-mailnieuwsbrieven, gebombardeerd per SMS, vliegensvlug gelanceerd via Wordpress en geknutseld via YouTube. Petities werden ingezet om contactgegevens te verzamelen van leerlingen, die vervolgens langs verschillende kanalen werden bestookt met stakingsoproepen. Hyves – destijds scholierenmedium bij uitstek – stelde 24 uur lang al haar advertentiebanners gratis beschikbaar.
ARGUMENTEN WORDEN BEELDEN: DRAAGVLAK STIJGT Een eerste landelijke stakingsactie vond plaats op het Museumplein. Die leidde echter niet tot brede maatschappelijke steun: volgens TNS/NIPO lag die rond de twintig procent. Scholieren zouden op school moeten zitten, zo was de heersende mening. Ook de constatering dat het Kamerdebat nog niet had plaatsgevonden en er daarmee nog geen reden was tot grootschalige actie, werd naar menig leerlingvakbondshoofd geslingerd. Het LAKS had er belang bij om leerlingen thuis te houden, om zo de regie op de actie terug te pakken en te voorkomen dat de beweging doodbloedde door antisympathieën, opgewerkt door amateurisme. Hiervoor werden, ironisch genoeg, dezelfde nieuwe media ingezet als voor de mobilisatie. Inmiddels had nieuw overleg plaatsgevonden met de staatssecretaris, die het LAKS toezegde extra onderwijsgeld beschikbaar te stellen. Toen bleek dat dit geen nieuw geld was, en dat het ook niet specifiek was gericht op het mogelijk maken van zinvolle besteding van de 1040 uur, voelden leerlingen zich bedrogen. In Middelburg brak daarop een nieuwe staking los. Zo vredig en wellicht knullig als de eerste demonstratie in het Amsterdamse centrum was verlopen, zo confronterend was haar Zeeuwse counterpart. Enkele beelden van door politie-agenten weggeknuppelde scholieren overspoelden Nederland. Het maatschappelijk draagvlak voor de positie van de scholieren steeg naar 41%.
15
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
SCHOLIERENPROTEST
Nadat ook het laatste algemeen overleg in de Tweede Kamer geen bevredigende oplossing bracht, werd een landelijke staking op het Museumplein voorgekookt. Binnen 36 uur werden 75.000 scholieren benaderd, waarvan 25.000 zich op de stakingsdag manifesteerden. Door een gecombineerde inzet van SMS-bombardementen, nieuwe banners op Hyves en alle andere kanalen, bleek een massamobilisatie mogelijk in ongekende tijd. De nieuwe demonstratie op het Museumplein bracht de politiek ertoe zich te laten adviseren over de norm. Uiteindelijk heeft dat geleid tot een zege voor de scholieren: de norm is naar beneden bijgesteld. DAVID TEGEN GOLIATH Dat de scholieren uiteindelijk de strijd om de urennorm wonnen, wijt Sywert van Lienden vooral aan het gebrek aan emotie in de reacties van overheidswege. De staatssecretaris probeerde steeds feitelijk en genuanceerd te reageren op wat er gebeurde, nog los van de enigszins denigrerende toon waarop dat gebeurde. De duidelijke, eenduidige boodschap van het LAKS, die een sterke emotionele en activerende lading had, sloeg veel beter aan bij leerlingen. De rol van beelden is daarin zeer belangrijk. De visuele escalatie van het protest in Middelburg wekte veel sympathie voor het scholierensmaldeel op, zonder dat er ook maar enig argument extra gewisseld was. Los van de communicatiestrategie had het LAKS meer speelruimte. Door links en rechts een regel te overtreden, kon zij sneller reageren dan de overheid. Terugblikkend op het heftige voorjaar van 2007, lijkt Van Lienden zich bewust te zijn dat hij terugblikt op het wapentuig dat in de vorige oorlog is ingezet. De combinatie van MSN en Hyves werkt anno 2009 dan ook niet meer, zo waarschuwt Sywert. Staar je dan ook niet blind op de precieze middelen, maar op het fenomeen erachter: het feit dát communicatiemiddelen tegen lage kosten een enorm bereik kunnen hebben, maakt het makkelijk om in korte tijd een massa te mobiliseren. Achteraf lijkt er volledige regie te zijn geweest, maar de werkelijkheid was anders. Wilde acties in den landen konden de positie van het LAKS ondermijnen, en het effect van de inzet van nieuwe media kon niet worden voorzien. Is er wellicht sprake van ‘micromobilisatiemomentum’: er is een aantal momenten in de tijd, waarop invloed kan worden uitgeoefend, maar als de beer los is, krijgt het ook zijn eigen, onvoorspelbare dynamiek? Het succes van deze actie heeft uiteraard meer wortels dan de gevolgde communicatiestrategie. Hoe ‘contingent’ de strijd om de uren is met de condities van succesvolle micromobilisatie, zoals later uiteengezet door Victor Bekkers, is daarmee aan de lezer van dit congresverslag.
16
POLITIE-PERSPECTIEF Bart Driessen, commissaris bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland
Bart Driessen volgt vanuit de politie vanaf 2005 ontwikkelingen op het gebied van web2.0. Vragen zijn wat gebeurt er? Wat kunnen we ervan leren? Eén van de leerzame voorbeelden was voor hem de Deventer moordzaak en vooral de rol van Maurice de Hond die de aandacht op de zaak wist te houden. In zijn bijdrage schetst hij de betekenis van internet en web2.0 voor de politie aan de hand van een aantal beelden die op internet staan. SCHOLIERENPROTEST De aankondiging van een protestactie op het museumplein in Amsterdam stond in schril contrast met de normale gang van zaken rond grote manifestaties in Amsterdam. De praktijk is dat twee maanden van te voren een vergunning moet zijn aangevraagd. Voor de verlening van een dergelijke vergunning vindt allerlei overleg en afstemming plaats met betrokkenen zoals de politie, de brandweer en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Hierbij gaat het vooral om het maken van een goede risico-inschatting. Besluiten worden uiteindelijk genomen in de beleidsdriehoek waarna op operationeel niveau de voorbereidingen worden getroffen. Een facet hierbij is dat de politie in staat is om op te schalen door bijvoorbeeld de mobiele eenheid in te zetten. Het scholierenprotest was van een andere orde omdat er maar 36 uur de tijd was. Hij schetst een beeld van de protesten en de rol van de politie door opnamen te tonen die met een mobiele telefoon zijn gemaakt. Hieruit blijkt dat op sommige plekken een enigszins grimmige sfeer heeft bestaan; demonstranten staan bijna lijnrecht tegenover de politie. Een keuze die de politie destijds heeft gemaakt, om de kans op een escalatie te voorkomen, is dat zij het vredesregiment heeft ingezet. Dit is gevormd om het gat tussen politiemensen met de platte pet en de mobiele eenheid te overbruggen. De leden zijn 17
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
POLITIE-PERSPECTIEF
wijkagenten die veel ervaring hebben in de omgang met het publiek. Daarnaast zijn er arrestatieteams die demonstranten aanpakken die een te grote gevaar kunnen vormen. Zij worden opgepakt en tussen de linies afgevoerd. Met de beelden wil Driessen allereerst illustreren dat politiewerk niet ongevaarlijk is. Dit geldt voor de politiemensen die in linie staan en een grote menigte mensen tegenover zich hebben staan. Maar ook het werk van de arrestatieteams die zich in de menigte begeven is niet risicoloos. De beelden maken ook duidelijk dat het politiewerk tegenwoordig letterlijk veel meer in beeld is. Door de camera’s op mobiele telefoon en internet kan elk politie-optreden worden vastgelegd en aan een groot publiek worden getoond. POLITIE-OPTREDEN IN BEELD Een onderdeel van de presentatie is ook een aantal andere opnames die op internet zijn te vinden. Een opname betreft een komisch bedoelde sketch van het programma ‘Draadstaal’. Hierin heeft een agent zich achter een struik verborgen om mensen die door rood fiets rijden te kunnen betrappen. Een ander beeld handelt over het politie-optreden tegen protesterende scholieren in Zeeland. De opname toont een agent die een scholier veelvuldig met zijn gummiknuppel slaat. Dit beeld is veel bekeken op internet en op TV vertoond. Het filmpje laat niet zien dat de vertoning ervan grote persoonlijke impact voor de desbetreffende politieman heeft gehad. Een ander voorbeeld van de impact die een video kan hebben, betreft de beelden van een Geenstijl medewerker over een agent die langs de snelweg bezig is met verkeerscontroles met flitsapparatuur. De beelden tonen de Geenstijl medewerker die persoonlijk getinte vragen over het werk van de agent stelt en de betrokken agent die de vragen niet wil beantwoorden. Hij vindt het gesprek in zijn eigen woorden: “geen stijl”. De video eindigt met de komst van andere politiemensen die op verzoek zijn gekomen2.
Rutger van GeenStijl.TV en de ‘flitsagent’
Met de beelden wil Bart Driessen laten zien dat het beeld van de politie op internet vaak niet positief is. Dit is in zijn ogen niet goed of fout maar vooral een gegeven voor de politie. Zijn stelling is dat de politie eigenlijk geen andere keuze heeft dan een eigen internetstrategie te ontwikkelen.
2
Deze video is online te zien op: http://www.geenstijl.tv/2009/11/rutger_komt_een_flitsagentje_t.html
18
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
POLITIE-PERSPECTIEF
REACTIES EN VRAGEN UIT DE ZAAL Vraag: Op welke wijze onderhoudt de politie een relatie met zijn omgeving? De stelling van Bart Driessen is dat de politie zich aan de omgeving moet binden. Dit doet de politie bijvoorbeeld door zogenaamde buurtregisseurs in te zetten. Zij werken in de wijk en weten wat er speelt. Zij hebben ook een rol in het geval er extra politie-inzet in de wijk noodzakelijk is. Buurtregisseurs moeten en kunnen de inschatting maken van wanneer dat nodig is. Het gaat echter niet altijd goed zoals de beelden over de scholierenprotesten uit Zeeland laten zien. Sywert van Lienden geeft een aanvullende reactie. Hij stelt dat in Amsterdam de politie goed heeft gereageerd. Toen de demonstratie was aangekondigd, is de politie al heel snel daarna op eigen initiatief langs gekomen. De samenwerking met de politie was goed –vooral dankzij de politie- en ze heeft zich flexibel opgesteld. Reactie van Bart Driessen hierop is dat de politie prima in staat is om op te schakelen als dat nodig is. Een vraag aan Sywert van Lienden gaat over de mogelijkheden van het LAKS om de acties te beheersen. Het geschetste beeld is dat zij in controle was maar tegelijkertijd is een deel van de acties het resultaat van zelforganisatie van een aantal betrokken leerlingen.Klopt dit? Zelforganisatie is sowieso toe te juichen volgens Van Lienden. Het streven van het LAKS was om de activiteiten zoveel mogelijk onder de paraplu van het LAKS te plaatsen. Dit kon bijvoorbeeld door een uitnodiging bij het TV-programma ‘De wereld draait door’, waardoor duidelijk kon worden gemaakt dat LAKS de leidende rol had. Een andere manier was dat met de inspectie afspraken zijn gemaakt. Alle leerlingen tijdens schooltijd acties hielden die niet onder de vlag van het LAKS werden gevoerd, dan zou de inspectie deze aanmerken als verzuim. Dit gold niet voor LAKS-acties. Om de gewenste transparantie te krijgen is op de LAKS-website een lijst met LAKS-acties geplaatst. Vraag: Een beeld is dat veel van de scholieren niet wisten waarom ze eigenlijk demonstreerde. Klopt dit beeld? In het begin is de ‘klassieke’ weg bewandeld door artikelen te publiceren in bijvoorbeeld kranten zoals de NRC. Inhoudelijk was het verhaal moeilijk. Er is echter ook een makkelijker verhaal in termen van de ophokuren en kwaliteit boven kwantiteit. Frustrerend wat betreft de resultaten is dat de discussie over het aantal lesuren voortmodderde. Beslissingen zijn er pas in maart 2008 genomen. Een vraag is of de politie mee moet met ontwikkelingen zoals twitteren. Er zijn politiemensen die twitteren. Hierbij moet natuurlijk rekening worden gehouden met het privacy-aspect. Een mogelijke negatieve kant is dat door twitteren bekend is waar iemand is en dus ook waar iemand niet is. Een vraag is hoe de politie met alle ervaring geen goede systemen heeft zoals is gebleken in Hoek van Holland met C2000. En een nog meer intrigerende vraag is waarom er niet wordt getwitterd met de korpschef of beheerder als een systeem op dat moment niet goed werkt. 19
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
POLITIE-PERSPECTIEF
Bart Driessen is zelf niet aanwezig geweest in Hoek van Holland. Hij heeft zelf wel ervaring met de Bijlmerramp in 1993. Ook toen gold dat het publieke mobiele netwerk communicatiesysteem dat toen al beschikbaar was, er meteen uitlag. Hiermee moet je volgens hem rekening houden. De voorganger van C2000 bleef wél operationeel.Het specifieke probleem van Hoek van Holland was dat er geen steunzender was. Het systeem werkt maar in de planning is geen rekening gehouden met steunzenders op afgelegen plaatsen zoals het strand van Hoek van Holland. Mede naar aanleiding van de getoonde beelden wordt tot besluit wordt aan de zaal de vraag voorgelegd of een politieagent(e) object mag zijn van publieke agressie. In het onderstaande plaatje is de uitslag te zien:
Vraag 4. Agressie tegen politiemensen
Het merendeel van de aanwezigen (antwoordcategorieën 3 en 4 tezamen 77%) is het niet eens met deze uitspraak, 42% noemt het een verloedering van normen en waarden. Daarnaast vindt een derde van de zaal het toestaan van agressie tegen politiemensen een aantasting van het openbaar gezag. Een vijfde van alle aanwezigen vindt dat agressie tegen politie wel is toegestaan mits dit binnen de grenzen van de wet is. Slechts een hele klein aantal deelnemers vindt dat agressie nu eenmaal bij de functie hoort en politiemensen daarvoor zijn ingehuurd.
20
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
POLITIE-PERSPECTIEF
21
BELEIDSMATIG PERSPECTIEF Philippe Raets, voormalig pSG van het ministerie van BZK en senior adviseur bij HEC
BELEIDSPARADIGMA Philippe Raets opent met de stellingname dat het lang de heerstende opvatting was dat je beleid maakt met geld of met regels. Wil je wat in de samenleving bereiken dan zal je dat moeten doen met wetten en regels óf met geld, bijvoorbeeld in de vorm van subsidies of uitkeringen. De doelen en doelstellingen van dat beleid moeten daarbij helder gecommuniceerd worden door het geven van goede voorlichting. Uit deze informatievoorzieing moet ‘spreken’ dat het algemeen belang centraal staat en dit beleid het resultaat is van een gewogen besluit, genomen door een deskundige en betrouwbare overheid. Deze aanpak was in het verleden min of meer hét paradigma voor het handelen van de overheid en feitelijk ook nu nog het geval. De bijdragen van de vorige sprekers rond het scholierenprotest lieten dit ook al zien. De focus van de rijksoverheid in de keuze van gesprekspartners was altijd voornamelijk gericht op het middenveld. Burgers lieten zich representeren door belangenorganisaties zoals bijvoorbeeld de ANWB een gesprekpartner is voor het ministerie van Verkeer en Waterstaat en onderwijskoepels, zoals de MBO Raad, dit zijn voor het ministerie van OCW. Al met al was dit altijd een relatief overzichtelijk landschap van partijen en belanghebbenden. In aanvulling daarop werd (en wordt) er natuurlijk inspraak en samenspraak georganiseerd. Burgers kan worden gevraagd om bijvoorbeeld mee te denken over het invullen van de functie van een burgemeester. Vaak maken echter maar weinigen gebruik van dit soort mogelijkheden. MAATSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE VERANDERINGEN Inmiddels is er wel het één en ander gewijzigd. De snelheid waarmee informatie zich verspreidt en het element van verrassing van internet zijn relatief nieuw. Ook nieuw zijn 23
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
BELEIDSMATIG PERSPECTIEF
maatschappelijke emoties waarvan tegenwoordig steeds meer sprake lijkt. Een voorbeeld is de begrafenis van volkszanger André Hazes (een afgeladen ArenA in Amsterdam) of de furieuze reacties in het land na de moord op Pim Fortuyn. Uitgesproken emoties en sentimenten lijken de laatste tijd steeds vaker en ook steeds sterker een rol te spelen in de maatschappij als reactie op bepaalde gebeurtenissen. Het karakter en de omvang van deze reacties zijn daarbij tegelijkertijd veel minder voorspelbaar dan vroeger. Het ministerie van Binnenlandse Zaken signaleert deze veranderingen terdege maar blijkt er tegelijkertijd ook weinig op voorbereid te zijn. In 2007 kwam het kiesproces, nota bene één van de belangrijkste aspecten van ons democratisch bestel, in korte tijd op losse schroeven door een campagne van de website www.wijvertrouwenstemcomputersniet.nl. De makers achter deze site stelden zich op het principiële standpunt dat de verkiezingen oncontroleerbaar waren door het gebruik van elektronische stemcomputers maar ook dat er sprake was van ernstige technische tekortkomingen. Het zou onder meer mogelijk zijn om de stemcomputers op afstand te beïnvloeden en zou de fysieke beveiliging tekort schieten. Dit leidde ertoe dat het kabinet op 16 mei 2008 besloot dat stemmen vanaf dat moment (voorlopig) alleen nog met het rode potlood was toegestaan. Over het omgaan met deze signalen vanuit de maatschappij is bij de overheid eigenlijk maar heel beperkt kennis aanwezig, tegelijkertijd is men ook onwennig. Wat je wel steeds meer ziet is dat burgers het discours overnemen. Philippe Raets geeft aan dat in zijn periode als pSG deze ‘blik naar buiten’ ook bij BZK nog onvoldoende aanwezig leek te zijn. Daarom werden ook allerlei initiatieven genomen om dat te verbeteren. Om voeling te houden met sentimenten die leven in de maatschappij en hetgeen mensen dagelijks bezighoudt zorgde hij dat bij iedere BZK-ambtenaar op zijn bureau dagelijks een samenvatting vond van alle relevante krantenkoppen. Hierbij waren ook artikelen uit de gratis kranten zoals Spits en Metro. Typerend waren de reacties van BZKambtenaren: “dit zijn toch geen serieuze kranten?!” Hierbij ging men volledig voorbij aan het feit dat deze kranten dagelijks door ongeveer 1 miljoen mensen wordt gelezen op weg naar hun werk. Ook duurt het volgens Raets relatief lang voordat de opbrengsten 3 van enquêtes en peilingen op internet zoals 21minuten.nl of onderzoeken van bureau’s als Motivaction mee worden gewogen in de strategische beleidsvorming. Dan heb je nog het fenomeen van de ‘anti-websites’ zoals bijvoorbeeld tegen het rookverbod of de politie en het relatief nieuwe fenomeen van ‘Twitteren’. De vraag is of je hier als overheid aan mee moet doen of juist niet? Feit is wel dat er weinig tot geen regie is op die discussies. OVERHEID 2.0 De rijksoverheid begint nu pas te ontdekken dat het gebruik van internettoepassingen door bepaalde groepen of rond bepaalde acties werkelijk impact heeft. De politie lijkt hierin al wat verder, dit met verwijzing naar de bijdrage van Bart Driessen. Het openbaar bestuur is duidelijk nog minder ver. Het is deels ook een ontkenning van de invloed van web 2.0. en het wegzetten van deze ontwikkelingen als een hype die wel overwaait. Dit doet volgens Raets echter geen recht aan de potentie en impact van deze technologie in een maatschappij die zelf ook nog verandert. Gelukkig blijkt uit de peiling in de zaal dat van de aanwezigen maar een hele kleine meerderheid web 2.0 als een hype ziet.
3
een initiatief van McKinsey en De Publieke Zaak. De Publieke Zaak verbindt burgers, bestuurders en bedrijven die mede vorm willen geven aan de samenleving van de 21
24
ste
eeuw.
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
BELEIDSMATIG PERSPECTIEF
Toch geeft hij het advies aan de zaal dat we ook niet te optimistisch moeten zijn. Het beleidsparadigma is weliswaar ingehaald maar oude restanten zijn nog te vinden. Deze ontwikkelingen en het benutten van de potentie van web 2.0 vragen om een wezenlijk andere ‘mindset’ om anders te kúnnen werken. De uitdaging en de vraag is natuurlijk waar je moet beginnen om dit te bereiken? Raets stelt dat veranderingen toch vaak van onderop komen en vanuit individuele ambtenaren of groepen ambtenaren. Het project Ambtenaar 2.04 van Davied van Berlo (Ministerie van LNV) is hiervan een goed voorbeeld. Dit soort initiatieven is volgens Raets echt noodzakelijk om te laten zien wat kan met nieuwe technologie, welke nieuwe middelen moeten worden verkend en welke toepassingen er al bestaan in de maatschappij. De Nederlandse politie zou er volgens Bart Driessen goed aan doen een internetstrategie te ontwikkelen, maar misschien moet een beleidsdepartement dat ook wel. Er komen dan uiteraard complexe vragen boven zoals ‘wat mogen ambtenaren op internet?’, namens wie spreken zij dan, en hoe voorkom je dat een departement met (mogelijk tientallen) tegenstrijdige geluiden zich op internet mengt in fora en discussies? Nu zie je vanuit ambtelijke organisaties in eerste aanleg vaak een defensieve reflex en worden nieuwe (gedrags)regels gemaakt. Het is echter een fictie om deze virtuele wereld met regels te willen ordenen. Het advies is daarom af te stappen van deze ‘command and control houding’ en de behoefte aan regels. Doe een handreiking om te komen tot cocreatie, participatie en ga in debat met de samenleving.
Philippe Raets
REACTIES EN VRAGEN UIT DE ZAAL In aanvulling op de bijdrage van Philippe Raets wordt door iemand uit de zaal gesteld dat het wellicht goed zou zijn als politieke leiders stelling zouden nemen tegen bepaalde gedragingen op internet. Genoemd wordt het anoniem reageren en voeren van kwetsende discussies op nieuwssites en weblogs. Het zou goed zijn als politici afstand zouden nemen van deze filosofie van ‘alles kan en mag op internet’. De samenleving als 4
Voor meer informatie kijk op: http://www.ambtenaar20.nl/ 25
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
BELEIDSMATIG PERSPECTIEF
geheel is hier toch ook niet gediend? Ambtenaren zullen zo ook meer vertrouwen krijgen in de wijze waarop zij zich (kunnen) begeven op het internet. Een andere vraag die gesteld wordt is of bezuinigingen en krimp bij de overheid een bedreiging of juist een kans zijn voor dit soort innovaties? Hierop wordt geantwoord dat deze ontwikkelingen zich voort zullen zetten en een overheid dit ook niet kan of zou moeten ontkennen. Het zal onvermijdelijk leiden tot anders georganiseerde contacten en verhoudingen met de maatschappij. Het zou daarom goed zijn als overheid om een repertoire te maken van toepassingen en verkenningen van nieuwe technologie (web 2.0 of straks web 3.0) en daarbij de rug recht te houden door zich niet te laten ontmoedigen door bepaalde negatieve reacties van groepen op internet. Vervolgens wordt gevraagd hoe, gelet op deze ontwikkelingen, een overheid van de toekomst er nu eigenlijk uit zal gaan zien. Philippe Raets denkt dat de (rijks)overheid uiteindelijk gehuisvest zal zijn in vier of vijf gebouwen waarbij ambtenaren flexibel inzetbaar zijn. Wat betreft het aantrekken van kennis en het leren over nieuwe ontwikkelingen antwoordt hij dat in het kennislandschap de rol van universiteiten en de wetenschap nu nog relatief prominent is maar op een termijn van 10 tot 20 jaar er wellicht nog veel meer te halen is op andere manieren, bijvoorbeeld door nieuwe ‘crowd sourcing’-strategieën. Iemand uit de zaal stelt dat je misschien ook gewoon moet accepteren dat de maatschappij ‘zo is’ en daar dus rekening mee gehouden moet worden. Hij verwijst daarbij naar gedrag op websites als Geenstijl en de getoonde beelden door Bart Driessen. Hierbij speelt moraliteit natuurlijk een rol, maar evenzeer de vraag wie een moreel oordeel mag vellen? Bij ambtenaren is dat lastig, omdat het vertrouwen in de overheid als geheel geschaad kan worden door het gedrag van individuele ambtenaren in hun vrije tijd. Toch pleiten maar weinigen tegen deelname van ambtenaren aan virtuele discussies en vooral het voeden ervan met feiten en juiste informatie. Met of zonder deze input zal de discussie toch plaatsvinden en doorgaan. Het kabelbedrijf UPC hanteert een dergelijke aanpak, naast haar eigen website neemt zij deel aan lopende discussies op andere fora om advies te geven over problemen en staat men ontvreden consumenten te woord. Waarom zou een overheid dit niet doen? Phillipe Raets wil vooral dat we gaan experimenteren met dit soort zaken en de grenzen opzoeken. Op de vraag of we niet gewoon moeten wachten op een nieuwe generatie managers voordat de overheid echt ‘2.0’ kan werken antwoord Raets dat een shift in management inderdaad nodig. Maar dit betekent volgens hem wel, náást de instroom van een nieuwe generatie, er wel zeker nu al veranderingen zijn te realiseren in de houding in het zittende management. Raets stelt afsluitend dat hij zeker niet pessimistisch is over het leervermogen van de overheid.
26
MICROMOBILISATIE: EEN ONDERZOEKSAGENDA Prof.dr. Victor Bekkers, Erasmus Universiteit Rotterdam/Center for Public Innovation
Micromobilisatie gaat over de vraag hoe individuen of een groep van personen in staat zijn om de politieke agenda te veranderen. Als gevolg van nieuwe technologische ontwikkelingen zijn individuen in het huidige tijdsgewricht snel in staat om een (digitale) lont in een smeulend kruitvat te gooien. In deze presentatie zal achtereenvolgens worden ingegaan op praktijken van micromobilisatie, lessen die daaruit getrokken kunnen worden, het managen van de strategische verrassing die micromobilisatie oproept en de vraag of sprake is van een institutionele veenbrand. Vier recente casussen stonden centraal in het onderzoek van Victor Bekkers e.a. (2009) De virtuele lont in het kruitvat: welke rol spelen de oude en nieuwe media in de micromobilisatie van burgers en hun strijd om politieke aandacht? Lemma: Den Haag. Deze cases zijn het protest van twee Friese moeders tegen de late sluiting van de horeca (de website Vroeg op Stap), het scholierenprotest tegen de 1040 urennorm, militairen in Uruzgan die op weblogs hun verontrusting uitspreken over hun missie en de door Al Gore gelanceerde discussie over de opwarming van de aarde. Deze initiatieven zijn gespiegeld aan een aantal historische casussen waarin Web 2.0 geen rol speelde. Dit waren de briefkaartenactie ‘Ik ben woedend’ van twee Radio 3FM-presentatoren, de Let op de kleintjes actie tegen de excessieve beloning van Ahold-topman Moberg en de Club van Rome. Het mobiliseren van burgers is niet nieuw. Door de technische mogelijkheden in het huidige tijdsgewricht is de aard van micromobilisatie wel veranderd. Micromobilisatie is dus geen incident. Naar verwachting laten nieuwe initiatieven niet lang op zich wachten, bijvoorbeeld op het gebied van de kilometerprijs.
27
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
EEN ONDERZOEKSAGENDA
De vraag is wat de overheid kan leren van de uitkomsten van deze studie? De snelheid en omvang van micromobilisatie is voor vele overheden een strategische verrassing. Wat bepaalt de aard van de strategische verrassing? Victor betoogt dat sprake is van een wisselwerking tussen de volgende factoren: Web 2.0 als machtsbron: - snelheid van het mobilisatieproces; - schaal waarop burgers gemobiliseerd kunnen worden; - het verborgen karakter van virtuele discussies; - gedeeld verhaal door framing en beelden; - verbindend vermogen van de technische applicaties; - geringe investeringskosten. Niet louter technologie, maar ook andere factoren spelen een rol: De kracht van framing (in de vorm van one-liners of beelden); De cross-over tussen nieuwe Web 2.0 media en traditionele media, waardoor de media logica in werking wordt gesteld; De leeftijd van de gemobiliseerde groep; Cross-over tussen micro- en mesomobilisatie en van mobilisatie naar contramobilisatie. Belang van de ‘national mood’ en van ‘focussing events’. Bij het management van strategische verrassingen kunnen een aantal uitdagingen worden benoemd: Nieuw media- en beleidsvormingsbeleid: - scanning en monitoring van de omgeving; - deelname van beleidsmakers in bestaande discussies om tegenwicht te bieden; - opzetten van eigen discussiegroepen (vanuit overheid of bestaande intermediairen). Early warning systems Beoordeling van de risico’s van diverse strategieën: - welke risico’s voor wie? Gezaghebbende en onafhankelijke mediairs: - klassieke media; - verbinders: makelaars in informatie en kennis. Framing als strijdtoneel: - frames en contra-frames; - scope: decors en casting. De politieke economie van de productie en distributie van beelden Dit alles moet worden gezien tegen de achtergrond van een ‘institutionele veenbrand’. Micromobilisatie staat als fenomeen niet op zichzelf, maar moet ook in samenhang met andere ontwikkelingen worden gezien, waaronder de verpersoonlijking van de politiek, de emotiecultuur, politieke partijen die aan betekenis inboeten en de crisis in de waarheidsclaim van de wetenschap. In deze bredere context gedijt micromobilisatie.
28
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
EEN ONDERZOEKSAGENDA
Politiek en media: institutionele veenbrand • Toegenomen opleiding en kennis •Toegenomen popularisering van wetenschap • Toegankelijkheid van kennis • Expert diarree • Kennis als concurrentie
• Individualisering • Anonimisering • Burger als consument die wikt en beschikt • Ontideologisering • Globalisering • Risicosamenleving • Netwerksamenleving
Relativering van de waarheidsclaims van de wetenschap
Legimiteitscrisis van de representatieve democratie
Beleid & Beleidsprocessen
Maatschappelijke ontwikkelingen
Technologische veranderingen
•Dramademocratie •Verpersoonlijking van de politiek •Functieverlies Politieke partijen •Kloof burger-bestuur • Verplaatsing politiek
• Connectiviteit • Communicatie • Controle • Transparantie • Toegankelijkheid • Virtualisering • Crisis in traditonele media • Mediamixen • Multimedialisering • Mobiel • Embedded
REACTIES EN VRAGEN UIT DE ZAAL Een deelnemer in de zaal constateert dat Politiek 2.0 de grote afwezige is. In hoeverre laat de politiek nieuwe technologie links liggen? Victor constateert dat dit varieert per partij. Doorgaans gebruiken politieke partijen nieuwe technologie tijdens campagnes, maar daarna laten ze nieuwe toepassingen vaak makkelijk weer vallen. Politieke partijen zijn zich onvoldoende bewust van het feit dat nieuwe technologie ook na verkiezingen nuttige functies kunnen vervullen. Ook kan worden vastgesteld dat politieke scoringsdrift vaak centraal staat. Er wordt dus wel gereageerd op initiatieven voor eigen gewin, zonder de geluiden effectief te kanaliseren. Een andere deelnemer vraagt zich af of de overheid als organisatie wel goed is ingericht om met nieuwe media om te gaan. Daarnaast vreest deze deelnemer dat de focus van de nieuwe media op one-liners ten koste gaat van de nuance en dat onvoldoende aandacht is voor de bredere context van problemen. Victor stelt vast dat het makkelijk is om te beweren dat de overheid traag is. Daar staat wel tegenover dat de overheid opereert in een spanningsveld tussen daadkrachtig handelen en tegelijkertijd oog hebben voor belangrijke principes als het voorkomen van willekeur en rechtsongelijkheid. Een zekere mate van traagheid bij de overheid is dus niet zonder reden en mede bedoeld om rust en stabiliteit in de samenleving te brengen. Alle sheets van deze presentatie zijn terug te vinden in bijlage 2
29
MENINGSPEILING Aan het einde van de middag worden nogmaals enkele stellingen aan de zaal voorgelegd. Allereerst wordt opnieuw de vraag gesteld wanneer de overheid web 2.0 goed kan inzetten.
Vraag 5: Inzet van web 2.0 door de overheid
31
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
MENINGSPEILING
Ten opzichte van de peiling over dezelfde vraag aan het begin van het congres blijkt dat een klein deel van de aanwezigen zijn opinie heeft veranderd en vindt dat web 2.0 door de overheid pas goed ingezet kan worden als hierover voldoende kennis is. Dit was 65% en in de tweede peiling 58%. Wel vindt een groter deel dat het management meer kennis over web 2.0 zou moeten hebben, dit was 16% en nu 22%. Opvallend is dat aan het begin van de bijeenkomst 5% van de deelnemers vond dat web 2.0 een hype was en dit percentage in de tweede peiling verdubbeld is naar 10%. 4% vindt dat de overheid op dit moment web 2.0 al goed in zet, dit percentage is gelijk gebleven Tot slot wordt aan het einde van ieder congres gevraagd aan de zaal welke kennis en thema’s het Center for Public Innovation, Nicis Institute en HEC in het komende jaar moet oppakken. 2010 lijkt het jaar van de krimp te worden. Hierbij gaat het om krimp van steden, de arbeidsmarkt, krimp van voorzieningen en mogelijk krimp van beleid. Aan de zaal is gevraagd of deze verschillende vormen krimp een goede basis zijn voor innovatie en vernieuwing in het publieke domein.
Vraag 6: Krimp als basis voor vernieuwing Vrijwel de helft van de zaal deelt de opvatting dat krimp kansen biedt aan vernieuwing (49%). Een minderheid van 7% is mening dat de kosten voor de baten gaan en vernieuwing meer middelen vraagt. Bijna eenderde vindt dat vernieuwing los staat van krimp en eigenlijk niets met elkaar te maken heeft (29%).
32
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
MENINGSPEILING
In de laatste stemronde is gevraagd om een voorkeur uit te spreken voor vraagstukken waar in 2010 kennis en oplossingen voor gewenst zijn. Om de keuze enigszins te beperken is kon gestemd worden op krimp in steden, op de arbeidsmarkt, in voorzieningen, beleid of bedrijfsvoering.
Vraag 7: Thema’s voor 2010
Zoals uit het plaatje blijkt is een meerderheid van de aanwezigen van mening dat met name op het gebied van krimp in beleid kennis gewenst is. Op de tweede plaats met 23% staat onderzoek naar de krimp in voorzieningen. Krimp in steden, de arbeidsmarkt en bedrijfsvoering komen allen vrijwel gelijk op een derde plaats. Aan de hand van de uitslagen van de stemmingen zal het Center for Public Innovation samen met Nicis Institute en HEC een aantal bijeenkomsten organiseren in 2010. Het programma voor deze bijeenkomsten wordt binnenkort bekend gemaakt worden en vervolgens zal een aankonding en uitnodiging hiervoor aan u worden toegestuurd.
33
MICROMOBILISATIE, EEN NABESCHOUWING 1.0 Prof.dr. Wim Hafkamp, wetenschappelijk directeur van het Nicis Institute
De term ‘micromobilisatie’ kwam ik voor het eerst tegen in het NWO-onderzoek dat Victor Bekkers, Arthur Edwards, Rebecca Moody en Henri Beunders startten in 2007. Het was een innovatief onderzoek, naar vraagstelling en methode. Het was interessant vooral ook naar zijn resultaten, omdat het voor het eerst op een vergelijkende manier diffusieprocessen (‘nieuws’ en ‘calls to action’) in kaart bracht: het rapport van de Club van Rome (vóór het internettijdperk), en de klimaatfilm van Al Gore (ín het internettijdperk). Micromobilisatie is fascinerend, ook door een ander kenmerk. En dat is het woord zelf. Zoals Paul Frissen onlangs in een presentatie zei: ‘Woordkeus is nooit toevallig, of onschuldig’. En hoewel de wetenschappers met gebruik van de term ‘mobilisatie’ verwijzen naar activerende of alerterende oproepen, is het toch een nogal militaristische term. Hij past heel aardig in het rijtje dat in eerdere jaren begonnen is met termen als ‘frontlijnsturing’ (Pieter Tops), ‘stadsmariniers’ (stadsbestuur Rotterdam) en de ‘achterde-voordeur’ aanpak (alom). Er is een nieuw jargon ontstaan de laatste 10 jaar waarin het wel oorlog lijkt, tussen een gefrustreerde overheid die geen vat kan krijgen op grote groepen burgers, en burgers die totaal geen behoefte hebben aan overheidsbemoeienis. Bij micromobilisatie lijkt het te gaan om de ene, nietige mens die lokaal, aan de telefoon of achter zijn toetsenbord, een mobilisatie weet te organiseren als aan het begin van een oorlog waarin de aanval werd geopend door…… de autoriteiten, het bevoegd gezag, de linkse kerk, en inmiddels ook het wetenschappelijk establishment. Als we voorbij dit oorlogsjargon kijken blijven er natuurlijk fascinerende, meer neutrale, positieve vragen liggen over het verloop van zulke processen. Er dient zich een theoretisch begrippenapparaat aan uit de evolutionaire hoek. Daarin gaat het over het ontstaan van zulke processen, het vinden van een begin; en over patroonontwikkeling in 35
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
EEN NABESCHOUWING 1.0
opinievorming, de rol die communicatiekanalen (zoals film, internet, radio en televisie) daarin spelen, en hoe de actoren zich daarvan bedienen: van ‘BW-ers’ (bekende wereldburgers), politici en journalisten tot luisteraars, lezers, hackers, chatters en de avatars op digitale zeepkisten. Voor het internettijdperk waren zulke processen een kwestie van éénrichtingsverkeer (van politici, journalisten, etc. naar kijkers, luisteraars, lezers); nou goed dan, anderhalve richting, want er waren natuurlijk ingezonden brieven, en de luisteraars konden af en toe bellen. Het verloop van die processen was redelijk traag, met de pasfrequentie van een dag; ze waren goed te beschrijven, in wiskundige formules uit te drukken: als continu verlopende saturatieprocessen. Dat is echter anders geworden in het internettijdperk waar die processen grotendeels onzichtbaar verlopen, waar ze snel en grillig kunnen zijn, want in uren en minuten kunnen omslaan; waar patronen zich kortstondig kunnen vormen, en dan ook weer ineens weg kunnen zijn. In plaats van eenrichtingsverkeer is het nu wisselend n:n, n:1 of 1:n. De ‘Powers that be’ hebben het daar moeilijk mee, zoveel is wel duidelijk. Niet alleen overheden, maar ook de media, politici en het bedrijfsleven. Zij beheersen niet meer de centra van waaruit de communicatiekanalen naar het individu lopen. Verschillende sprekers op het congres van vandaag laten een vorm van verwondering of verbijstering hierover zien, en gaan vooral door op de vraag wat te doen. Hoe kunnen ‘we’ toch het proces van meningsvorming, en actie beïnvloeden. Wat zou Macchiavelli doen, hoe moet de spindokter verder. Van Lienden benadrukt dat het er vooral om gaat de taal van de doelgroep te spreken, en daarbij zowel de verschillende kanalen als de bijbehorende techniek te benutten: gebruik tweezijdige internetcommunicatie om telefoonnummers te krijgen van potentiële mede-actievoerders, roep die met zorgvuldige getimede, perfect geredigeerde boodschappen op om bepaalde dingen te doen (precisie in plaats, tijd en actie) of niet te doen (namelijk niet meedoen aan verstorende acties van relschoppers). Een goed gekozen foto, gemaakt met een mobieltje, tijdens de actie. Met deze hengelset 2.0 is het alsof de visser ineens een school vissen kan organiseren. Emotionele lading is belangrijk volgens Van Lienden, omdat – naar ik aanneem – daarmee de binding tussen organisatie en actievoerders verkregen wordt; maar wel in samenhang met goede content: goede informatie, heldere uitleg, handelingsgericht. Driessen benadrukt ook het belang van binding, maar hij vraagt zich af of en hoe de overheid dat mag doen? Natuurlijk wel, ben ik geneigd te zeggen, maar niet ongeclausuleerd. De overheid doet het nu, met de meer vertrouwde middelen ook al, en dat leidt dan soms ook tot debat: Europa campagne, inenting tegen baarmoederhalskanker, etc. Het verbaast me niet, die onmiddellijke vraag naar hoe je zulke processen kunt beheersen. Daarbij lijkt het me nuttig om nog enkele aspecten in de discussie te betrekken die niet door sprekers aan de orde gesteld zijn. De belangrijkste daarvan is de constatering dat mensen, burgers, consumenten, studenten allemaal mondiger geworden zijn de afgelopen decennia. Ze nemen wel degelijk zelf verantwoordelijkheid voor hun gezondheid, hun veiligheid, hun straat. Daartoe worden ze overigens ook al decennia lang opgeroepen door de overheid en de politiek. Met termen als actief burgerschap, burgerparticipatie, co-productie en partnerschap zet de overheid zelf nadrukkelijk in op een andere verhouding tussen overheid en burgers. En naarmate mensen zelf die verantwoordelijkheid nemen treedt er bij hen vervolgens een proces van professionalisering op. Proto-professionalisering wordt dat wel genoemd. Het is te lezen in de krant, te zien in de spreekkamer bij de dokter, en in processen van locale besluitvorming. De actiegroep tegen de verbreding van de A10 bij Amsterdam bestaat 36
JAARCONGRES CENTER FOR PUBLIC INNOVATION
EEN NABESCHOUWING 1.0
voor een groot deel uit hoog opgeleide, ervaren juristen, ingenieurs, gezondheidsdeskundigen en (voormalige) ambtenaren. Ze spreken niet meer alleen in of tegen, maar ook mee en voor. Zij kunnen met de huidige communicatietechnologie veel beter inzetten op micromobilisatie dan een overheid of een regulier bedrijf. Daarnaast moeten we nog eens goed kijken hoe het nu zit met het begrip ‘emotionaliteit’ in deze processen. Van Lienden en Driessen benadrukken het belang daarvan voor binding tussen mensen in processen van (micro-)mobilisatie. Raets en Van Wamelen leggen de link naar rationaliteit; of liever naar de irrationaliteit die micromobilisatie vaak kenmerkt. Zoals in de tegenbeweging tegen de campagne van het RIVM voor inenting tegen baarmoederhalskanker. In hoeverre is echter niet irrationaliteit gewoon de onbegrepen rationaliteit van de ander? Samenvattend; Het congres van deze middag heeft verschillende kanten van processen van micromobilisatie laten zien. Over het verloop van die processen, de effecten ervan, en het repertoire 2.0 waarmee de deelnemers werken – van overheden en bedrijven tot actievoerders en individuele burgers – weten we heel veel niet. Eén van de vragen tijdens het congres luidde ‘wat kunnen beleidsdepartementen doen in deze institutionele veenbrand’? Hooguit het begin van een antwoord is te geven: ze zouden het handboek beleidsmarketing kunnen herschrijven. De klassieker van Kottler is sinds zijn verschijnen in 1977 niet herschreven op ‘guerrilla, viral of buzz-marketing’. Ook het handboek beleidsontwikkeling is aan een versie 2.0 toe, en hetzelfde geldt voor de handboeken op het gebied van ‘negotiation and mediation’,
37
BIJLAGE 1 PROGRAMMA 16 DECEMEBER
13:00 – 13:30 Deelnemersregistratie en ontvangst in de Noenzaal van de Eerste Kamer.
13:30 - 14:00 OPENING EN MENINGSPEILING Johan van Wamelen, directeur van het Center for Public Innovation opent de middag met een woord van welkom en blikt terug op de onderzoeken die in het afgelopen jaar zijn uitgevoerd.
MICROMOBILISATIE: POLITIE Oordeelsvorming en publieke acties op internet worden steeds meer beïnvloed door beelden. Bijna dagelijks staan er beelden van de politie op YouTube of websites zoals Geenstijl. Deze beelden krijgen in toenemende mate invloed op de publieke opinie en beeldvorming over het functioneren en optreden van de overheid. Bart Driessen commissaris bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland geeft zijn reactie op deze ontwikkelingen: welke impact heeft dit op het werk van de politie en welke kansen biedt dezelfde technologie in positieve zin?
16:00 – 16:20 KENNISVRAGEN Victor Bekkers, hoogleraar Bestuurskunde en wetenschappelijk directeur van het Center for Public Innovation, geeft een toelichting op de raakvlakken tussen de verschillende voorbeelden die aan de orde zijn geweest. Hij kijkt daarbij vooruit naar thema’s en vraagstukken die in het komende jaar om nadere verkenning en verdieping vragen.
15:00 – 15:30
16:40 – 17:00 REFLECTIE Het programma wordt inhoudelijk afgesloten met een reflectie door Wim Hafkamp, wetenschappelijk directeur van het Nicis Institute.
16:20 – 16:40 MENINGSPEILING Naar aanleiding van de verschillende bijdragen en de toelichting van Victor Bekkers Na de bijdrage van beide wordt met de aanwezigen sprekers is er tijd voor het bepaald welke thema’s het stellen van vragen en discussie. Center for Public Innovation in Aansluitend wordt aan de hand Dit gebeurt onder leiding van 2010 zal moeten oppakken. De van een aantal algemene Marcel Thaens en Hein van tweede meningspeiling geeft stellingen een eerste Duivenboden, beiden tevens inzicht welke van de meningspeiling gehouden onder hoogleraar en verbonden aan belangrijkste onderwerpen het de aanwezigen in de zaal. het Center for Public Innovation. eerst moeten worden opgepakt.
14:00 – 15:00 MICROMOBILISATIE: SCHOLIEREN In november 2007 ontstond een massaal scholierenprotest tegen de 1040-urennorm in het middelbaar onderwijs. Het internet en sociale netwerken speelden hierbij een grote en vooral onverwachte rol in het beïnvloeden van de politieke agenda. Sywert van Lienden was destijds voorzitter van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS), hij vertelt hoe de actie verliep, van welke media toen gebruik is gemaakt en welke mogelijkheden op dit moment en de nabije toekomst zijn te verwachten.
Pauze
15:30 – 16:00 MICROMOBILSATIE: BELEIDSMAKERS De voorbeelden in het eerste deel van het programma roepen nogal wat vragen op over de impact op de relatie tussen samenleving en het openbaar bestuur. Is een moderne overheid in staat om hiermee om te gaan en hoe gebeurt dat in de praktijk? Philippe Raets, voormalig pSG van het ministerie van BZK en senior adviseur bij HEC, geeft zijn visie op deze ontwikkelingen en welke implicaties deze vanuit het beleidsmatig perspectief van de overheid kunnen hebben. Aansluitend is er gelegenheid om vragen te stellen.
17:00 Na afloop is er gelegenheid om na te praten tijdens een receptie in de Noenzaal van de Eerste Kamer.
39
BIJLAGE 2 PRESENTATIE VICTOR BEKKERS
Micromobilisatie: een onderzoeksagenda Victor Bekkers
Inhoud { { {
{
Praktijken van micromobilisatie Lessen Het management van strategische verrassingen Een institutionele veenbrand….
41
“Vroeg op stap” website (ouders en tegenstanders)
Protest 1040
Kevin’ s MSN berich t: “Alle sc holi eren gaan s taken om dat h et aant al les uren is verh oogd n aar 1 040 uur, hie rdo or mo eten we lan ger op sc hool zitt en en komt er voo r de s cho len waar dat n og ni et wa, een 9e uur bij. D aaro m gaat h eel Ned erland 23 -1107 (MORGE N!! !) staken direct n a de eerst e kl eine p auze, gewoon op het s ch oolpl ein, kop ieer deze t ekst en stu ur h et naar zoveel mogel ijk mens en door op MSN! !
42
Uruzgan: militairen doen verslag….. Weblog waarbenjij.nu
Uruzgan: het thuisfront, voorbeeld Hyves Jaaike Brandsma heeft een been verloren Tijdens een zelfmoordaans lag, en w as de eerste vrouwelijke militair die gewon d is geraakt.
“ ach gut denk je nog…. Eve n o p Hyv es k ijke n en je ziet ha ar gezicht, haa r lev en en haa r naam … Dan ben je to ch hee l ev en spra kelo os…Waaro m zitten we daar eigenlijk no g?”
43
Case vergelijkend onderzoek Recente cases
Historische spiegelcases
{
1040 uren norm Uruzgan
{
Vroeg op stap
{
{
Al Gore
{
{
{
Radio 3 FM protest Let op de Kleintjes Club van Rome
Zeer recente cases { Baarmoederhalskanker {
Grieppandemie
Nalezen: Bekkers, Beunders, Edwards & Moody De virtuele lont in het kruidvat: welke rol spelen oude en nieuwe media in de micromobilisatie van burgers en hun strijd om politieke aandacht?
Den Haag: Boom/Lemma, 2009.
44
Conceptueel model Discursiv e, access and resource power potential of the media No agenda point
Mobilization Actor Issue Articulation
Issue Expansion
S trategic surprise
Agenda point, no policy change
Mobilized Group
‐ focusing event
Agenda point, policy change
‐ national mood
Strategische verrassingen {
Wat bepaalt de aard van de verrassing? Wisselwerking tussen de volgende factoren z
Web 2.0 als machtsbron Snelheid { Schaal { Verborgen karakter {
Gedeeld verhaal { Verbindend vermogen { Geringe investeringskosten {
45
Strategische verrassingen z z
De kracht van framing De cross overs tussen nieuwe, web 2.0 media en de traditionele media, waardoor de media logica in werking wordt gesteld {
z
Niet alleen manifeste maar ook latente, dreigende crossovers
De leeftijd van de gemobiliseerde groep {
Generatie ‘always on’
Strategische verrassingen z
Cross over tussen micro en mesomobilisatie en van mobilisatie naar contra-mobilisatie {
z
46
Noodzaak van intermediairen op het mesoniveau: platform, organisatiekracht en toegang
Belang van de ‘national mood’ en van ‘focussing events’: smeulend kruitvat
Management van strategische verrassingen: uitdagingen {
Nieuw media en beleidsvormingsbeleid z
z
z
Scanning en monitoring van de omgeving Deelname van beleidsmakers in bestaande discussies om tegenwicht te bieden Opzetten eigen discussiegroepen { {
Vanuit de overheid Vanuit bestaande intermediairen
Management van strategische verrassingen { {
{
Early warning system Beoordeling van risico’s van diverse strategieën: welke risico’s voor wie? Gezaghebbende en onafhankelijke intermediairs z z
z
Klassieke media Verbinders: makelaars in informatie en kennis Symbolische analisten
47
Management van strategische verrassingen {
Framing als strijdtoneel z z
{
{
Frames, contra-frames Scripts, decors and casting
De politieke economie van de productie en distributie van beelden Tegen de achtergrond van een institutionele veenbrand. Waaruit bestaat dan die veenbrand?
Politiek en media: institutionele veenbrand • Toegenomen opleiding en kennis •Toegenomen popularisering van wetens chap • Toegankelijkheid van kennis • Expert diarree • Kennis als concurrent ie
• Individualisering • Anonimisering • Burger als c onsument die wikt en beschikt • Ontideologisering • Globalisering • R isicosamenleving • Net werks amenleving
48
Relativering van de waarheidsclaims van de wetenschap
Legimiteitscrisis van de representatieve democratie
Beleid & Beleidsprocessen
Maatschappelijke ontwikkelingen
Technologische veranderingen
•Dramademocratie •Verpersoonlijking van de politiek •Funct ieverlies Politieke partijen •Kloof burger-bes tuur • Verplaatsing politiek
• C onnectivit eit • C ommunicatie • C ont role • Transparantie • Toegankelijkheid • V irtualisering • C risis in traditonele media • M ediamixen • M ultimedialisering • M obiel • Embedded
CENTER FOR PUBLIC INNOVATION BRUG TUSSEN WETENSCHAP EN PRAKTIJK Het Center for Public Innovation is een samenwerkingsverband van de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Technische Universiteit Delft, de Universiteit van Tilburg, kennisinstituut TNO alsmede enkele private organisaties. Het centrum richt zich op complexe informatiseringsvraagstukken binnen het openbaar bestuur of breder gezegd in het publieke domein. Het gaat hierbij om verschillende fasen in beleidsontwikkeling, sturingsprocessen, Edemocratie en (inter)organisatievraagstukken. Centraal staat de wisselwerking tussen het innovatiepotentieel van ICT en ontwikkelingen en innovaties ten behoeve van bestuurlijke vernieuwing. De werkwijze kenmerkt zich door het samenbrengen van praktisch, toegepast- en wetenschappelijk, fundamenteel onderzoek teneinde te komen tot een hoogwaardige kennisontwikkeling. Het centrum functioneert hierbij als een kennisplatform en initiator van maatschappelijk debat.
INNOVATIE IN TWEEVOUD De kernactiviteiten van het centrum bevinden zich op het snijvlak tussen universiteiten en reguliere ICT-organisaties. In deze ontmoeting van wetenschap en praktijk draait het om de vraag: hoe kunnen bestuurlijke innovaties en ICT innovaties elkaar versterken, waardoor een dubbele innovatieslag tot stand kan worden gebracht? Met andere woorden: Hoe kunnen ICT innovaties een impuls geven aan bestuurlijke innovaties en hoe kunnen bestuurlijke innovaties een impuls geven aan benodigde ICT innovaties? Met name deze complexe interactie tussen de betekenis en waarde van ICT voor bestuurlijke vernieuwing vervult een centrale positie. Het Center for Public Innovation kent daarom de volgende doelstellingen:
het stimuleren van kennisontwikkeling over een zinvolle toepassing van ICT in het openbaar bestuur en het publieke domein;
door middel van interactief beleidsgericht en organisatiegericht onderzoek en advies, interactieve kennisoverdracht en communicatie;
op het terrein van beleid en beleidsontwikkeling, dienstverlening, sturing, bedrijfsvoering, en organisatorische en inter-organisatorische inrichtingsvraagstukken;
waardoor bestuurlijke innovaties hand in hand gaan met ICT-innovaties.
49
PUBLIC INNOVATION ALS ACADEMIE EN ATELIER De werkzaamheden van het centrum worden uitgevoerd in nauwe wisselwerking met de praktijk. Hiervoor is, en zal in de toekomst verder, een eigen werkvorm worden ontwikkeld. Deze werkvorm wordt aangeduid als Atelier. Overigens is dit niet de enige werkvorm die het Center gebruikt maar zij kan wel gezien worden als haar vlaggenschip. Het Atelier is een aanpak waarbij een menging ontstaat tussen deskundigheid en ervaring, probleem en oplossing, inhoud en proces, technologie en wetenschap, strategie en uitvoering, ontwerp en visie. Basis voor de uitvoering van de werkvorm wordt gevonden in het werken met het zogenaamde ‘garbage can’ model, waarin de lineaire koppeling tussen problemen en oplossingen wordt losgelaten. Problemen en oplossingen zijn willekeurige stromen die door bepaalde partijen naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen, wanneer het ‘policy window’ openstaat aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Aan het Center for Public Innovation zijn de volgende personen en organisaties verbonden:
PARTNERS
DIRECTIE
DEELNEMENDE ORGANISATIES
prof.dr. H.P.M. van Duivenboden
prof.dr. V.J.J.M. Bekkers
B&A Groep
prof.dr. J. de Mul
dr.ir. J.P. van Wamelen
Erasmus Universiteit Rotterdam
prof.dr. M. Thaens
ICTU
dr. J.M.J. Baaijens
OFFICEMANAGEMENT
LogicaCMG
dr. A. van Venrooy
mw. M. den Breejen
Ordina
ir.. T. Monasso
GetronicsPinkRoccade PROMOVENDI
TU Delft
ONDERZOEKSCOÖRDINATIE
drs. T. Oosterbaan
TNO
dr. D. de Kool
drs. R.F.I. Moody
Universiteit van Tilburg
dr. G.F.M. Straten
R. Post MSc
Verdonck, Klooster & Associates
drs. P.A. Siep
A.J. Knol MSc
CONTACTINFORMATIE Telefoon
Website
010 408 27 70
www.publicinnovation.nl
Fax
Email
010 408 11 41
[email protected]
Postadres
Bezoekadres
Erasmus Universiteit Rotterdam
Burgemeester Oudlaan 50
Center for Public Innovation, T 11-12
Center for Public Innovation, T 11-12
Postbus 1738 3000 DR Rotterdam
3062 PA Rotterdam
50