Jaarboek
Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Postadres
Postbus 1568, 3500 BN Utrecht
Bezoekadres Otterstraat 118124, Utrecht (030) 27 29 700
fax
(030) 27 29 729
WeBsite
www.nivel.nl www.nivel.eu @nivel_research
nivel j aar b oe k 20 14
telefoon
Nederlands instituut
2014
voor onderzoek van de gezondheidszorg
NIVEL onderzoekt de gezondheidszorg
Jaarboek Nederlands instituut
2014
voor onderzoek van de gezondheidszorg
NIVEL onderzoekt de gezondheidszorg
Utrecht, mei 2015
NIVEL jaarboEk 2014 www.nivel.nl
[email protected] Telefoon (030) 2 729 700 Fax (030) 2 729 729 iSBn 978-94-6122-311-1 © 2015 nivel, Postbus 1568, 3500 Bn Utrecht Vormgeving en illustraties: Jan van Waarden/ram vormgeving
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of open‐ baar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, micro‐ film of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het NIVEL te Utrecht. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning in artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Inhoud De dubbele missie van het NIVEL
5
1
De mensen om wie het draait, de patiënten
9
2
Wat er omgaat tussen patiënten en zorgaanbieders
15
3
Het zorgaanbod: mensen en organisaties
21
4
De inrichting van het stelsel: het bredere maatschappelijke perspectief
31
5
De onderzoekstructuur van het NIVEL
39
6
Overzichtstudies en kennisvragen
45
7
Promoties en prijzen
51
8
Bijlagen
57
Overzicht van internationale artikelen NIVEL in cijfers Raad van Toezicht
jaarBoek 2014
3
De dubbele missie van het NIVEL
5
Het NIVEL heeft een dubbele missie: het doen van beleids en toepassingsgericht gezondheidszorg onderzoek dat ook wetenschappelijk meetelt. Ons onderzoek moet aansluiten bij de problemen en uitdagingen waar de gezondheidszorg voor staat en de resultaten moeten bruikbaar zijn. Tegelijk moet het voldoen aan de eisen die aan wetenschappelijk onderzoek worden gesteld.
6
jaarBoek 2014
– – –
–
Het gezondheidszorgonderzoek van het nivel omvat een breed terrein van de gezondheidszorg en volksgezondheid en bestaat uit vier onderdelen: de mensen om wie het draait, de patiënten wat er omgaat tussen patiënten en zorgaanbieders de mensen en organisaties in de zorg, variërend van huisartsen, medisch specialisten en fysiotherapeuten tot ziekenhuizen en de context waarin dat gebeurt, de organisatie van de zorg, het zorgstelsel, verzekeraars en de toezichthouders.
Ook treft u in dit jaarboek een overzicht van verschenen overzichtstudies en kennisvragen. Daarmee geven we inzicht in de stand van de kennis, toegesneden op een gerichte beleidsvraag en in de thema’s die op dit moment van belang zijn, de kansen en mogelijke risico’s. Alle publicaties zijn te downloaden en te bestellen vanaf de nivel-website.
We streven in ons onderzoek naar een goede balans tussen de bruikbaarheid in de praktijk en de wetenschappelijke verantwoording. U vindt daar in dit jaarboek een aantal voorbeelden van. Het jaarboek biedt een selectie van onze activiteiten in 2014, beschrijvingen van onze onderzoeksresultaten, onze onderzoeksinfrastructuur – onze nationale databases, panels en monitors – en wetenschappelijke artikelen van nivel-onderzoekers.
D e D u B B e l e m i S S i e va n h e t n i v e l
7
① De mensen om wie het draait, de patiënten
9
De individualisering en stijgende levensverwach ting leiden tot veranderende patronen van ziekte en gezondheid, wat tot uiting komt in meer chronische ziekten, multimorbiditeit, maar ook een relatief goed ervaren gezondheid ondanks de beperkingen van chronische ziekten. Er is de afgelopen jaren veel nadruk gelegd op burgers die zelfstandig keuzes maken. Burgers weten beter wat zij zelf willen. Toch blijkt ook telkens weer dat er grenzen zijn aan hun mondigheid. Niet iedereen kan en wil de regie over de eigen zorg op zich nemen. In dit hoofdstuk treft u een selectie van in 2014 afgeronde onderzoeks
Chronisch zieke houdt zorg liefst in eigen hand Negen van de tien chronisch zieken voelen zich zelf primair verantwoordelijk voor de dagelijkse omgang met hun ziekte. Zij willen zelf de regie voeren over hun eigen zorg en leven, het liefst met informele hulp van familie en vrienden. Maar juist deze informele hulp blijkt vaak moeilijk te regelen. Steeds meer wordt van chronisch zieken verwacht dat zij zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun gezondheid, ziekte en zorg. Er ligt een sterke nadruk op ‘zelfmanagement’ en ‘eigen regie’. Overheden en zorgverleners spelen daarop in door steeds meer verantwoordelijkheid neer te leggen bij de chronisch zieke en zijn sociale netwerk. In samenwerking met Achmea inventariseerde het nivel wat mensen met een chronische ziekte van deze ontwikkelingen en ‘zelfmanagement’ vinden en hoe zij hun eigen verantwoordelijkheden en de verantwoordelijkheden van professionals daarbij zien. De uitkomst van dit onderzoek is voor Achmea aanleiding om meer in te zetten op het faciliteren en ondersteunen van mensen met een chronische ziekte én hun mantelzorgers, zodat die in staat zijn en blijven om ‘zelfmanagement samen’ te kunnen toepassen. h www
projecten waarin bovengenoemde thematiek centraal staat.
10
jaarBoek 2014
Dementie: mantelzorger weet Wmoloket nog niet te vinden Mantelzorgers van mensen met dementie zijn onverminderd zwaar belast. Gemeentes worden in 2015 verantwoordelijk voor hun ondersteuning, maar veel mantelzorgers weten de weg naar het gemeentelijke Wmo-loket nog niet te vinden. De belasting van mantelzorgers is in 2013 nog even hoog als in 2011, zo blijkt uit de Dementiemonitor Mantelzorg van Alzheimer Nederland en het nivel. Vier op de tien mantelzorgers van mensen met dementie voelen zich ‘tamelijk zwaar belast’, en ruim één op de tien voelt zich ‘zeer zwaar belast’ of ‘overbelast’. Veel mantelzorgers hebben het gevoel er alleen voor te staan, ze zorgen dag en nacht voor hun naaste met dementie en de situatie laat hen nooit los. Het maakt wel uit of de naaste met dementie thuis woont of is opgenomen in een instelling. Mantelzorgers van mensen die thuis wonen verwachten de zorg minder lang vol te kunnen houden. In het algemeen voelen mantelzorgers zich het meest gesteund door de casemanager dementie.
Alzheimer Nederland en het nivel houden sinds 2005 elke twee jaar een landelijke monitorpeiling onder mantelzorgers. Dit is de vierde grootschalige peiling. Meer dan 3300 mantelzorgers hebben in het najaar van 2013 een uitgebreide vragenlijst ingevuld. Mantelzorgers van thuiswonende mensen met dementie blijken vooral behoefte te hebben aan dagactiviteiten of dagopvang voor hun naaste met dementie, met activiteiten zoals dagverzorging, dagbehandeling, bezoeken aan ontmoetingscentra of bezoeken van vrijwilligers. nivel-programmaleider prof. Anneke Francke: ‘Zulke dagactiviteiten voor mensen met dementie zijn ook van belang voor de mantelzorger, omdat deze dan even op adem kan komen.’ h www
D e m e n S e n o m w i e h e t D r a a i t, D e pa t i ë n t e n
11
Stemmen nog niet vanzelfsprekend bij verstandelijke beperking
Reumapatiënt extra gevoelig voor andere chronische ziekten
In Nederland heeft iedereen boven de 18 jaar stemrecht. Ook mensen met een verstandelijke beperking. De helft van de mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking uit het Panel Samen Leven van het nivel maakte er gebruik van bij de laatste verkiezingen. Familieleden noemen diverse oorzaken en redenen waarom stemmen door mensen met een verstandelijke beperking nog niet vanzelfsprekend is. Tijdens de landelijke verkiezingen in 2012 stemde iets meer dan de helft (52%) van de mensen met een verstandelijke beperking uit het Panel Samen Leven van het nivel. Onder de algemene bevolking lag het opkomstpercentage rond de 75%. Van de mensen met een verstandelijke beperking bracht 43% zelf zijn stem uit, een klein aantal (9%) gaf anderen een volmacht en 48% stemde niet. Opmerkelijk is dat 5% van de familieleden aangeeft dat er niet is gestemd omdat degene met de verstandelijke beperking onder curatele staat of geen stemrecht heeft. Daarnaast geven familieleden aan dat twee derde van hun naasten met een verstandelijke beperking onvoldoende begrijpt wat er speelt om te kunnen stemmen, en dat een kwart er niet in is geïnteresseerd. h www
Reumapatiënten hebben meer kans op andere chronische ziekten. Zo ontwikkelde 56% van de reumapatiënten binnen drie jaar een extra chronische aandoening, vooral CopD, hoge bloeddruk, carpaal tunnelsyndroom of hartfalen. In een controlegroep was dit 46%, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel en vumC in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Family Practice. Reuma is een auto-immuunziekte waarbij de gewrichten ontsteken. In Nederland hebben 48 op de 10.000 patiënten reuma. Dat betekent dat in een gemiddelde huisartsenpraktijk van 2.350 patiënten zo’n 12 patiënten reuma hebben. Zoals veel patiënten met een chronische ziekte, hebben ook veel reumapatiënten naast reuma nog een of meer andere chronische ziekten. Op het moment dat de diagnose reuma wordt gesteld, heeft 70% van de patiënten al minimaal één andere chronische aandoening. Na de diagnose krijgt meer dan de helft van de patiënten met reuma er binnen drie jaar nog een chronische aandoening bij. Meerdere chronische ziekten betekenen voor een patiënt vaak meer beperkingen en een mindere kwaliteit van leven. Bovendien was de kans om een extra chronische ziekte te ontwikkelen groter naarmate patiënten ouder waren. nivel-programmaleider Joke Korevaar: ‘De snelheid waarmee een extra chronische aandoening zich ont‐ wikkelt en het hoge percentage patiënten bij wie dat gebeurt, onderstreept het belang van preventie in de huisartsenpraktijk.’ h www
12
jaarBoek 2014
Veel psychiatrische problemen en drugsmisbruik onder arrestanten Van de arrestanten in de politiecel krijgt 28% medische zorg. Van hen heeft de helft psychische of verslavingsproblemen, drugsmisbruik is de belangrijkste reden voor consultatie van een arts. Dit vraagt om specifieke kennis, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van de GGD Amsterdam en het nivel in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Forensic and Legal Medicine. Medische zorg in de politiecel is anders dan daarbuiten. Deze wordt grotendeels verleend door forensisch artsen, die meestal in dienst zijn van een GGD. Een forensisch arts ziet in de politiecel drie keer zo veel patiënten met psychische problemen of verslavingsproblematiek als een huisarts in zijn praktijk. En hij schrijft bijna twee keer zo vaak psychofarmaca voor, zoals middelen tegen verslaving, antipsychotica of antidepressiva. Van tijd tot tijd laait de discussie op over de medische zorg voor arrestanten en gevangenen, bijvoorbeeld omdat voor hen de vrije artsenkeuze beperkt is en sommige forensisch artsen geen huisartsenopleiding hebben.
‘Voor somatische aandoeningen, zoals acute buik‐ klachten, moet de zorg vergelijkbaar zijn met die van een huisarts’, stelt Tina Dorn, onderzoeker bij de GGD Amsterdam, ‘maar gezien het grote aandeel verslaaf‐ den en psychiatrische patiënten is de gemiddelde huis‐ arts hiervoor niet de aangewezen persoon. Het zijn echt heel andere patiënten dan huisartsen gewoonlijk in hun praktijk zien. Een forensisch arts is door zijn opleiding en ervaring gewoonlijk goed toegerust om deze zorg te verlenen.’ ‘Het gaat namelijk niet alleen om de medische kennis’, legt ze uit, ‘maar ook om de omgang met deze patiën‐ ten. Veel van deze mensen zijn agressief, zwaar onder invloed of vergiftigd door drugs of alcohol. Een foren‐ sisch arts besluit dan of zo iemand in de cel kan blij‐ ven of naar het ziekenhuis moet. Bovendien is een forensisch arts goed op de hoogte van het juridische kader.’ h www
D e m e n S e n o m w i e h e t D r a a i t, D e pa t i ë n t e n
13
?
A
② Wat er omgaat tussen patiënten en zorgaanbieders
15
De spreekkamer staat model voor de situatie waar patiënten en zorgaanbieders elkaar tegenkomen. In die spreekkamer spelen twee ontwikkelingen die met elkaar op gespannen voet staan. Enerzijds is er de nadruk die gelegd wordt op evidence based handelen, op veilig handelen, op handelen volgens richtlijnen. De professionals in de zorg worden daar op aangesproken. Die nadruk versterkt de bijna natuurlijke drang van hulpverleners om in te grijpen, om te handelen. Aan de andere kant weten we dat patiënten gebaat zijn bij het verder ontwikkelen van hun zelfmanagementvaardigheden. Immers, verreweg de meeste tijd, van dag tot dag, zal een patiënt zelf behandelbeslissingen nemen. Dat vraagt een veel meer coachende rol van de professional. In 2014 hebben we een aantal projecten afgerond over de interactie tussen patiënten en zorgaanbieders. Een selectie hiervan treft u in dit hoofdstuk.
16
jaarBoek 2014
Helft patiënten ervaart barrières in gesprek met arts
Fysiotherapeuten en patiënten positief over directe toegang
De helft van de patiënten ervaart barrières in een gesprek met een arts. Ruim een derde wil daarvoor zelfs hulp. Dit zijn vooral kwetsbare patiënten. Met simpele interventies zou hier al veel in kunnen verbeteren, stellen onderzoekers van het nivel en amC in het wetenschappelijke tijdschrift Health Expectations. Patiënten zijn doorgaans tevreden over gesprekken met hun arts of verpleegkundige. Toch zouden veel van hen baat hebben bij een ruggensteuntje voor het consult. De meeste patiënten willen niet lastig zijn, ze hebben het idee dat er te weinig tijd voor ze is of ze herinneren zich hun vragen pas na het consult. nivel-programmaleider Sandra van Dulmen: ‘Er blijft altijd maar die grote afstand of dat ontzien van de dokter. Patiënten zijn bang dat de dokter het te druk heeft, ze zien de volle wachtkamer en ze maken hun eigen behoefte ondergeschikt aan de agenda van de dokter. Artsen moeten zich ervan bewust zijn dat dit leeft bij patiënten.’ Ze vindt dat artsen meer moeite moeten doen om na te gaan of patiënten al hun vragen hebben gesteld en aangeven dat er in het consult ruimte is om vragen te stellen. ‘Patiënten aan de andere kant kunnen beter beslagen ten ijs komen en vragen voorbereiden. Artsen zouden ze gericht op kwalitatief goede informatie kunnen wijzen op inter‐ net of op papier, informatie die patiënten vóór het consult kunnen bekijken om zich daarop voor te berei‐ den. Nu gebeurt het nog te vaak dat een patiënt een medische term niet begrijpt, zonder dat hij de moge‐ lijkheid krijgt dat te zeggen.’ h www
Sinds iedereen zonder verwijzing naar de fysiotherapeut kan, is het gebruik van fysiotherapie niet extreem toegenomen. Fysiotherapeuten en patiënten zijn tevreden, huisartsen merken geen verschil in werklast. Dit blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel in het wetenschappelijke tijdschrift Physical Therapy. In 2006 introduceerde het ministerie van vwS de vrije toegang tot de fysiotherapie. De verwachtingen waren dat de erkenning van de fysiotherapeut als volwaardig behandelaar hierdoor zou verbeteren, patiënten meer keuzevrijheid zouden krijgen en huisartsen enigszins zouden worden ontlast. Wel was er de angst dat de directe toegang tot veel meer fysiotherapiebehandelingen zou leiden. nivel-onderzoeker Ilse Swinkels: ‘Die angst lijkt ongegrond. We zagen wel meer patiënten, maar die stijging is ook te verklaren uit de toename van het aantal chronisch zie‐ ken en ouderen.’ In de gegevens van de nivel Zorgregistraties is te zien dat van 2004 tot 2009 het aantal rug-, schouderen nekklachten in de huisartsenpraktijk licht daalde, terwijl het aantal knieklachten toenam. In 2004 bezocht 17% van de Nederlanders een fysiotherapeut, in 2009 was dat 21%. Het aantal mensen dat zonder verwijzing naar de fysiotherapeut ging, nam toe van 28% in 2006 tot 44% in 2010 en 47% in 2012. Patiënten die zonder verwijzing komen, hebben gemiddeld drie behandelingen minder dan mensen die worden verwezen door de huisarts. h www
wat e r o m G a at t u S S e n pat i ë n t e n e n z o rG a a n B i e D e r S
17
Diane35pil tot 2012 regelmatig voorgeschre ven als anticonceptie
Partner van kankerpatiënt gaat vaker naar de huisarts
De ene huisartsenpraktijk schreef de Diane-35-pil tot 2012 vaker voor als anticonceptie dan de andere, terwijl de pil daarvoor niet was geregistreerd, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel in Huisarts & Wetenschap. Mogelijk zijn in de 25 jaar dat de Diane-35-pil op de markt is 27 vrouwen door de pil overleden. Dit meldde het Landelijk Registratie Bureau Bijwerkingen (lareB) in 2013, wat veel commotie veroorzaakte. De Diane-35-pil is uitsluitend geregistreerd voor acne en daarmee samenhangende huidklachten en de indicatie is inmiddels sterk ingeperkt. Artsen schreven de pil echter ook voor als anticonceptie. Door dit off-label-gebruik, dus zonder de indicatie waarvoor het middel is geregistreerd, werd het middel vaker voorgeschreven dan verwacht. Cijfers hierover waren echter nog niet bekend, reden om dit te onderzoeken. In de nivel Zorgregistraties eerste lijn begonnen tussen 2002 en 2011 2876 vrouwen tussen 15 en 40 jaar met de Diane-35-pil of een generieke variant. Bij een derde van de vrouwen registreerde de huisarts geen huidklachten of huidmedicatie. De andere vrouwen die de pil kregen voorgeschreven hadden wel een indicatie voor huidklachten of medicatie daarvoor. Voor 58% van alle gebruiksters was dat al in de periode voordat ze de Diane-35-pil kregen voorgeschreven. h www
Partners van patiënten met kanker bezoeken in de periode na de diagnose vaker hun huisarts dan daarvoor. Zij komen vooral vanwege lichamelijke of psychosociale klachten, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel in het Scandinavian Journal of Primary Health Care. Kanker raakt niet alleen patiënten maar ook familie en vrienden. De onderzoekers keken naar het huisartsbezoek van de partners van patiënten, zes maanden voor tot twee jaar na de diagnose kanker. In die periode bezochten de partners frequenter hun huisarts dan daarvoor. Een belangrijke reden van het bezoek was dat hij of zij problemen heeft met de ziekte van de partner, maar ook lichamelijke klachten kunnen de reden zijn. Uit ander onderzoek is bekend dat partners van patiënten met darm- en longkanker vaker worden opgenomen in het ziekenhuis, vooral vanwege psychiatrische problemen. Opmerkelijk is dat partners pas een half jaar na de diagnose vaker bij de huisarts komen. In de periode rondom de diagnose is die toename niet te zien. nivel-programmaleider Joke Korevaar: ‘Het is daarom belangrijk dat huisartsen in de periode vlak na de diagnose kanker ook aandacht hebben voor de partner. Wanneer de huisarts uitlegt dat de diagnose kanker ook consequenties kan hebben voor de gezond‐ heid van de partner, maakt dit het voor de partner makkelijker om problemen aan de huisarts voor te leggen.’ h www
18
jaarBoek 2014
Lang niet alle kinderen met ADHD krijgen medicijnen Nederlandse huisartsen zien de laatste jaren meer kinderen met aDhD. Het kan zijn dat aDhD meer voorkomt, maar ook dat ze vaker de diagnose stellen. Het percentage van deze kinderen dat Ritalin of een ander geneesmiddel krijgt is gelijk gebleven. Verhoudingsgewijs zijn huisartsen dus niet meer geneesmiddelen gaan voorschrijven, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel en nhG in Huisarts & Wetenschap. In 2008 kreeg 1,3% van de kinderen de diagnose aDhD. In 2011 is dat toegenomen naar 2,5% en in 2012 tot 3,2%. Bij meisjes wordt de diagnose minder vaak gesteld dan bij jongens, maar het percentage meisjes met aDhD nam de laatste jaren wel toe. De verhoudingen tussen de leeftijdsgroepen 6-11 jaar en 12-17 jaar verschoof in die tijd van verhoudingsgewijs meer kinderen met aDhD in de jongere groep naar meer kinderen met aDhD in de oudere groep.
Het percentage kinderen met aDhD dat medicijnen krijgt is gelijk gebleven. Twee derde van de kinderen met hyperactiviteit en een derde van de kinderen met concentratiestoornissen. Dit druist een beetje in tegen het gevoel in de Nederlandse samenleving dat tegenwoordig ieder kind met aDhD Ritalin krijgt. Wel is door de toename van het aantal diagnoses aDhD, het absolute aantal kinderen dat daarvoor wordt behandeld met een geneesmiddel toegenomen. Volgens de nieuwe nhG-standaard ADHD bij kinderen moeten huisartsen terughoudend zijn met medicijnen. h www
wat e r o m G a at t u S S e n pat i ë n t e n e n z o rG a a n B i e D e r S
19
③ Het zorgaanbod: mensen en organisaties
21
Twee brede ontwikkelingen zijn van invloed op de positie en het werk van professionals in de zorg. Dat zijn de gevolgen van demografische ontwikkelingen en rationalisering van allerlei maatschappelijke terreinen, die leiden tot meer standaardisering. Demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en multimorbiditeit hebben invloed op de vraag naar zorg, maar tegelijk ook op het aanbod van zorg, het aanbod van beroepskrachten. Processen van rationalisering zijn inherent aan de professies, maar leveren tegelijk ook spanning op tussen de eisen die evidence based medicine, zorgstandaarden en richtlijnen stellen, en de noodzaak en wenselijkheid om de zorg af te stemmen op en te organiseren rond individuele patiënten. We bieden u hier een selectie van afgeronde projecten rondom het zorgaanbod, gesplitst in professionals en organisaties in de zorg.
22
jaarBoek 2014
Professionals in de zorg Verpleegkundigen in thuiszorg meest trots op hun werk
geven. Andersom is het ook zo dat je beroepstrots juist kunt ontlenen aan het feit dat je goede zorg kunt geven. Beroepstrots kan versterkt worden door te ver‐ trouwen op de professionaliteit van de zorgverlener en deze meer verantwoordelijkheid en regelmogelijkheden te geven.’ h www
Trots op hun werk. Dat is wat verpleegkundigen, verzorgenden en andere zorgprofessionals met elkaar gemeen hebben. Ze zijn uitermate tevreden over hun contacten met patiënten en leidinggevenden en voelen zich door hen gewaardeerd. Dit blijkt uit een landelijk vragenlijstonderzoek onder het Panel Mantelzorger kan door dankzij casemanager Verpleging & Verzorging van het nivel. dementie De meeste ondervraagden zijn trots op hun werk (87%). Dit is een toename ten opzichte van een peiMantelzorgers zijn zeer te spreken over casemanagers ling vier jaar geleden. Vrijwel iedereen (92%) vindt dementie, zo blijkt uit een meting met de CQ-index het werk inhoudelijk leuk en slechts 11 procent denkt Casemanagement Dementie die het nivel hiervoor er wel eens over om op korte termijn een beroep buisamen met de Stichting Geriant ontwikkelde. Zij vinten te zorg te zoeken. Vrijwel iedereen (97%) voelt den de casemanager vooral belangrijk voor het welzijn zich door patiënten gewaardeerd. Ook vindt 82% van hun naaste en hebben tegelijkertijd weinig oog van de ondervraagde zorgverleners dat hun leidingvoor zichzelf. gevende hen waardeert. Minder vaak ervaren zij waarMensen met dementie blijven steeds langer thuis dering vanuit de directie (50%) en ruim de helft (53%) wonen en hun aantal neemt nog ieder jaar toe. Zij geeft aan dat de directie niet of nauwelijks weet heeft worden veelal verzorgd door hun partner, kinderen of van de feitelijke problemen in de verpleging en vervrienden. Casemanagers kunnen deze mantelzorgers zorging. Dit is laag, maar het is de laatste jaren duideondersteunen bij de zorg en de veelal complexe zorg lijk verbeterd. coördineren. Inmiddels wordt in 85 regio’s in NederVerpleegkundigen in de thuiszorg zijn met 97% nog land bij dementie casemanagement aangeboden. ‘trotser’ dan hun collega’s in andere sectoren. Meer Voor het merendeel van de mantelzorgers helpt de dan anderen ervaren zij in sterke mate de waardering casemanager vooral bij het omgaan met dementie en van hun patiënten. Meer dan de anderen kunnen zij in het bijzonder met de geheugenproblemen en hun werk zelf bepalen en ondanks dat zij vaker overgedragsveranderingen van hun naaste. Ruim driewerken zijn ze relatief tevreden over hun werkdruk. kwart (78%) van de mantelzorgers geeft aan dat zij de In grote lijnen geldt dit ook voor verzorgenden in de zorg voor hun naaste beter kunnen volhouden door thuiszorg. nivel-onderzoeker Anke de Veer: ‘Trotse het casemanagement. Het merendeel (84%) denkt zorgverleners zijn ook gemotiveerd om goede zorg te dat hun naaste door het casemanagement langer thuis het zorGaanBoD: menSen en orGaniSatieS
23
kan blijven wonen. Mantelzorgers willen vooral dat de casemanager aandacht heeft voor wat de naaste met dementie nodig heeft en de situatie goed inschat. Ook vinden ze het belangrijk dat ze zelf kunnen blijven beslissen over de zorg voor hun naaste. h www
positie, geslacht en leeftijd kunnen representatieve uitspraken worden gedaan voor alle ruim 11.000 huisartsen in Nederland. h www
ZuidEuropese bacterie vaker resistent Werktijd van huisartsen per sms’je Het nivel heeft een jaar lang met sms’jes de werktijd van huisartsen gemeten. Huisartsen blijken gemiddeld 44 uur per week te werken. Om een goede inschatting te kunnen maken van het benodigde aantal huisartsen in Nederland gebruikt het Capaciteitsorgaan, dat het ministerie adviseert over het aantal op te leiden huisartsen, een rekenmodel. Een belangrijke parameter in dit model is de werktijd van huisartsen. Het Capaciteitsorgaan verwacht dat huisartsen steeds meer in samenwerkingsverbanden gaan werken en vaker in loondienst, terwijl het aantal zelfstandig gevestigde huisartsen met een solopraktijk zal afnemen. Dit zal van invloed zijn op de werktijd en het totale zorgaanbod van de huisartsen. In dit onderzoek is nagegaan wat hierop de invloed is van de werkzame positie van een huisarts. In het onderzoek is de werktijd gemeten door meer dan duizend huisartsen een week lang tot acht keer per dag per sms te vragen: ‘Wat doet u nu?’ Het is voor het eerst dat een dergelijke methode is toegepast. Daarnaast zijn er enquêtes gehouden onder huisartsen. Voor het onderzoek zijn gedurende ruim een jaar onder 1051 huisartsen in totaal 61.000 tijdsmetingen gedaan. Door de uitkomsten te wegen naar werkzame
In Zuid-Europese landen worden meer antibiotica gebruikt en zijn bacteriën vaker resistent, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel en de universiteiten van Nottingham, Maastricht en Antwerpen in BMC Infectious Diseases. De onderzoekers vergeleken 243 internationale wetenschappelijke onderzoeken op verbanden tussen antibioticagebruik en resistentie in Europese landen. Ze vonden een duidelijk verband tussen antibioticagebruik in de bevolking en ontwikkeling van resistente bacteriestammen. Niet alleen bij individuele patiënten, maar ook lokaal, in regio’s en in landen. Vooral in de Zuid-Europese landen worden meer antibiotica voorgeschreven en zijn meer bacteriestammen resistent. nivel-afdelingshoofd prof. François Schellevis: ‘Om verdere resistentie tegen te gaan is het dus belangrijk antibiotica alleen voor te schrij‐ ven als deze strikt nodig zijn en de keuze van het anti‐ bioticum af te stemmen op het resistentiepatroon. Veel landen spannen zich er al voor in dat antibiotica alleen worden voorgeschreven als daar werkelijk een indicatie voor is en dan ook het best passende antibio‐ ticum.’ Het onderzoek maakt deel uit van het apreS-project (The Appropriateness of Prescribing Antibiotics in Primary Health Care with respect to Antibiotic Resi‐
24
jaarBoek 2014
stance) dat wordt geleid door het nivel en dat wordt gesubsidieerd vanuit het Zevende Kaderprogramma van de Europese Commissie. h www
Wijkverpleegkundige zorg vooral nodig in achterstandswijken
achterstand van de wijk. Op basis van dit onderzoek is een verdeelsleutel opgesteld om het aantal benodigde fte aan wijkverpleegkundigen voor wijken in Den Haag vast te stellen. De verdeelsleutel voor Den Haag is niet zonder meer in andere gemeenten toe te passen. De gevolgde methodiek is echter wel overal te gebruiken. Voor Den Haag zou toepassing van de methode tot een verdubbeling van het aantal wijkverpleegkundigen met preventieve taken leiden. ‘Wijkverpleegkundigen krijgen weer de rol die ze van oudsher hadden. Dit moet leiden tot beter samenhan‐ gende zorg, het verbinden van preventie en zorg, wonen en welzijn op wijkniveau, zodat kwetsbare mensen met een sociaaleconomische en gezondheids‐ achterstand de weg vinden naar hulpinstanties of zorg en niet te lang met hun problemen blijven lopen’, stelt nivel-afdelingshoofd prof. Dinny de Bakker. h www
Wijkverpleegkundigen krijgen hun oude rol weer terug. Ze worden een verbindende schakel in de wijk en zullen naast de thuiszorg die zij op indicatie bieden, patiënten preventief opzoeken en zelf bepalen welke zorg daar nodig is. Voor wijken in Den Haag is onderzocht hoeveel wijkverpleegkundigen met deze nieuwe, preventieve taak nodig zijn. Deze zorg is vooral nodig in achterstandswijken. Veel mensen weten de weg naar de zorg niet te vinden, waardoor relatief kleine gezondheidsproblemen steeds groter worden en uiteindelijk alleen met speci- Minder lange wachttijden bij eerstelijns alistische dure hulp kunnen worden verholpen of psycholoog behandeld. De wijkverpleegkundige kan laagdrempelige zorg bieden om dit voor te zijn. Op aangeven van De gemiddelde wachttijd bij de eerstelijnspsycholoog de huisarts, het maatschappelijk werk of buurtwerk, is afgenomen van 20 dagen naar 15 dagen. Moesten kan zij poolshoogte nemen bij een patiënt. Een taak cliënten in 2009 nog 20 dagen wachten op een eerste die is omschreven in het programma Zichtbare consult, in 2013 bedroeg dit nog maar 15 dagen. Schakel van ZonMw. Dat blijkt uit de jaarcijfers 2013 van nivel ZorgregiMaar hoeveel wijkverpleegkundigen heb je dan per straties over de zorg die eerstelijnspsychologen in buurt nodig voor deze nieuwe, preventieve taak? Het 2013 hebben geleverd. Eerstelijnspsychologen bieden nivel deed samen met Prozorg voor ZonMw onderdiagnostiek en behandeling bij enkelvoudige en/of zoek naar sociaal demografische factoren die het matig ernstige psychische stoornissen en bij psychobenodigde aantal wijkverpleegkundigen voor prevensociale problemen. De zorg is concreet gericht op het tieve taken in een wijk kunnen voorspellen. Veruit de verminderen van symptomen en het versterken van belangrijkste bepalende factor blijkt de mate van de zelfredzaamheid van mensen. nivel Zorgregistrahet zorGaanBoD: menSen en orGaniSatieS
25
Organisaties in de zorg ties maakt gebruik van gegevens die routinematig bij Verpleegkundige kan arts aanspreken op 468 eerstelijnspsychologen worden verzameld. De disfunctioneren psychologen werken binnen 385 praktijken, verspreid door heel Nederland en registreerden gegevens van Ruim een derde van de verpleegkundigen in een zieruim 41.500 cliënten die in 2013 behandeld zijn. kenhuis vindt het moeilijk een collega aan te spreken op signalen van disfunctioneren. Dat blijkt in het zieh www kenhuis niet anders te zijn dan in de thuiszorg en de huisartsenpraktijk. Gaat het om een arts, dan is het Huisartsopleiding levert nog steeds tevreden extra moeilijk. Het moeilijkst is dat bij persoonlijke artsen af problematiek, zoals een verslaving. De helft van de verpleegkundigen in ziekenhuizen De huisartsen-in-opleiding en recent afgestudeerde had in het voorgaande jaar de indruk dat een collega huisartsen zijn op veel punten tevreden over de huisof arts niet goed functioneerde. Het gaat dan veelal artsopleiding. Net als in 2011 geven zij aan onderdelen om zorginhoudelijk handelen of communicatie en vaak een rapportcijfer 7 of hoger. Over een aantal samenwerking met andere zorgverleners. Ruim een aspecten zijn ze nu zelfs iets meer tevreden dan in derde vindt het moeilijk daar iets van te zeggen als 2011. dit een collega-verpleegkundige betreft. Gaat het om Huisartsen-in-opleiding en recent afgestudeerde huiseen arts, dan heeft bijna de helft moeite dit aan te artsen geven een hoge waardering aan de mate waarin kaarten. Toch heeft 83% actie ondernomen. Dit blijkt huisartsopleiders een goede leeromgeving creëren, ze uit onderzoek van het nivel binnen het landelijk ruimte bieden om zelfstandig te werken en zelfstandig Panel Verpleging & Verzorging. leren stimuleren. Ook is er een hoge waardering voor Slechts een kwart (26%) van de verpleegkundigen de frequentie van de ‘leergesprekken’ met de huisartvoelt zich door de organisatie gesteund in het sopleiders en de aandacht voor de competentiegebieomgaan met signalen van disfunctioneren. Verpleegden ‘medisch handelen’, ‘professionaliteit’ en ‘samenkundigen geven aan dat ze vooral behoefte hebben werken’ tijdens vrijwel alle opleidingsonderdelen. Dit aan een explicieter beleid en een protocol over blijkt uit onderzoek van het nivel dat is gesubsidieerd omgaan met disfunctioneren. door de SBoh, werkgever van artsen in opleiding. Verpleegkundigen geven aan dat een goede teamsfeer Er zijn echter ook verbeterpunten. De mate waarin tijen aansturing door de leidinggevende het belangdens het onderwijs aandacht wordt besteed aan verrijkst zijn om disfunctioneren bespreekbaar te schillende aspecten van de ‘organisatie van de praktijk’ maken. Daarnaast geven zij aan dat het bespreken zoals onderhandelen met zorgverzekeraars of persovan incidenten, een goede communicatie tussen neelsmanagement, beoordeelt slechts 30% als volzorgverleners, voldoende gekwalificeerd personeel en doende. h www 26
jaarBoek 2014
regelmatige functioneringsgesprekken helpen om disfunctioneren te voorkomen. h www
eLabEL onderzoekt Living Labs eLabEL onderzoekt eHealth in de praktijk. Binnen dit project van het CCtr (Centre for Care Technology Research) maken tien grote eerstelijns gezondheidscentra gebruik van eHealth in hun dagelijkse praktijk. Ze fungeren zo als ‘Living Labs’ waarin eHealthtoepassingen worden geselecteerd samen met zorgverleners, patiënten en bedrijven. eLabEL onderzoekt en evalueert implementatie en gebruik. Nederland blijkt al een eind op weg met de ontwikkeling van eHealth-toepassingen, zoals het meten en doorgeven van bloedwaarden door patiënten zelf, domotica, videocontact met de thuiszorg, teleconsultatie van een andere arts of telemonitoring van patiënten met een chronische ziekte. Maar het lukt nog niet echt die toepassingen te benutten in de reguliere zorg. Ondanks de hooggespannen verwachtingen is er nog weinig bekend over de effecten van eHealth op een betere kwaliteit van leven en van zorg, en ontbreekt het zowel zorgverleners als patiënten aan kennis over de mogelijkheden ervan. Met het onderzoek in de ‘Living Labs’ probeert eLabEL daarop een antwoord te geven. Het Centre for Care Technology Research (CCtr) is een samenwerkingsverband van Universiteit Twente, Maastricht University, tno en het nivel. Het is door nwo erkend als een van de acht Centres of Research Excellence. h www het zorGaanBoD: menSen en orGaniSatieS
Patiënten zeer tevreden over ambulancezorg ‘Vriendelijk. Deskundig. Professioneel.’ Patiënten zijn uiterst positief over de spoedeisende ambulancezorg en -hulpverleners. Waar ook in het land. Slechts op een enkel onderdeel is volgens patiënten nog kwaliteitswinst te boeken. Ambulancezorg moet altijd en overal even goed zijn. In spoedeisende situaties valt er voor patiënten niets te kiezen en moeten ze erop kunnen vertrouwen dat ze zo goed mogelijk worden geholpen. Uit onderzoek van het nivel blijkt dat patiënten overal in het land vol lof zijn over de ambulancedienst en -personeel. Ook in de grote steden waar ambulancediensten tijdens hun werk wellicht grotere problemen – bijvoorbeeld agressie – ondervinden dan op het platteland. Vooral over het personeel zijn patiënten zeer positief: ‘Geweldige zorg, kon niet beter’, ‘Een dikke tien’, ‘Alle lof, grandioos om onder spannende, onzekere omstan‐ digheden zulke deskundige en betrokken mensen om je heen te weten.’ Op basis van het onderzoek ontwikkelde het nivel voor de ambulancediensten een Consumer Quality Index (CQi). nivel-onderzoeker Herman Sixma: ‘Ambulancezorg Nederland wil deze vragenlijst gebrui‐ ken om regelmatig landelijk de kwaliteit van de regio‐ nale ambulancediensten te meten en zo hun kwaliteit van zorg te borgen: om een vinger aan de pols te hou‐ den en ervoor te zorgen dat hun zorg zo goed blijft als die nu is.’ h www
27
Kloof tussen directie en zorgverleners kleiner geworden
Palliatieve zorg bij verstandelijke beperking liefst thuis
Sinds een jaar of vijf wordt de kloof tussen directies of hoger management van zorgorganisaties en zorgverleners kleiner. Zorgverleners ervaren meer waardering en zijn tevredener over hun directie, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel in TvZ, Tijdschrift voor verpleegkundig experts. Wederzijdse betrokkenheid en waardering tussen directie en medewerkers is belangrijk om samen te werken aan goede zorg. Medewerkers voelen zich daardoor erkend en gesteund in hun werk en ze zijn meer gemotiveerd. Uit onderzoek in 2013 binnen het Panel Verpleging en Verzorging van het nivel blijkt dat zorgverleners over het algemeen tevreden zijn met de organisatie waarin ze werken, 68% van de verpleegkundigen, verzorgenden en agogisch begeleiders vindt zijn of haar organisatie prettig. In 2009 was dit nog 56%. Daarnaast voelt ruim vier vijfde (83%) zich voldoende of sterk betrokken bij de organisatie. Dit is vanaf 2009 onverminderd hoog. De betrokkenheid van de directie en hoger management bij zorgverleners is sinds 2009 verbeterd. Meer dan de helft (53%) van de verpleegkundigen en verzorgenden ervaart waardering vanuit de directie. In 2009 was dat nog 45%. Zorgverleners die meer waardering ervaren zijn ook meer tevreden met hun werk. Daarnaast vindt 48% van de ondervraagden dat de top van de organisatie voldoende of goed op de hoogte is van de feitelijke problemen van de verpleging en verzorging. In 2009 was dit nog 38%. h www
Zorgverleners willen mensen met een verstandelijke beperking het liefst thuis, in de woonomgeving, palliatieve zorg bieden. Bij vier op de vijf lukt dit. Of een patiënt thuis kan blijven in de laatste levensfase is een kwestie van zorgvuldig afwegen. De meest genoemde redenen om iemand over te plaatsen zijn dat thuis de benodigde expertise ontbreekt en dat de woonruimte ongeschikt is. Dit blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Intellectual Disabi‐ lity Research. Vrijwel alle zorgverleners (89%) geloven dat de palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijke beperking zoveel mogelijk in hun vertrouwde woonomgeving gegeven zou moeten worden. De beslissing om de patiënt thuis te blijven verzorgen is meestal gebaseerd op de vertrouwde omgeving en de expertise van de verzorgers. Bijna driekwart (72%) van de zorgverleners vindt dat de wens van een patiënt bij beslissingen over al dan niet overplaatsen leidend moet zijn. De onderzoekers raden instellingen in de verstandelijk gehandicaptenzorg aan beleid te formuleren wanneer palliatieve zorg thuis gegeven kan worden en daarvoor toereikende ondersteuning te regelen. NIVEL-onderzoeker Anke de Veer: ‘Patiënten willen vaak in hun vertrouwde omgeving blijven en zorgverle‐ ners willen graag ook dit laatste stuk van de zorg geven. Toch moet dat niet automatisch het uitgangs‐ punt zijn. Telkens opnieuw moet je naar de behoeften
28
jaarBoek 2014
en wensen van een patiënt kijken en zorgvuldig afwe‐ gen waar en hoe je de beste kwaliteit van zorg kan geven.’ h www
‘Gebroken diensten geven lange dagen’ Gebroken diensten komen in de thuiszorg veel en naar het lijkt steeds meer voor. Veel verpleegkundigen en verzorgenden zijn daar niet blij mee. Gebroken diensten maken het soms lastig werk en privé te combineren en kunnen belastend zijn, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het nivel in het vakblad TvZ. In de thuiszorg wordt vaak ’s ochtends en ’s avonds gewerkt, bijvoorbeeld om cliënten uit bed te helpen en aan te kleden, en naar bed te brengen. Voor cliënten is het prettig als zij ’s ochtends en ’s avonds dezelfde zorgverlener zien. Reden waarom thuiszorginstellingen veel gebroken diensten plannen. Dit mag ook volgens de Cao. Een werknemer moet dan voor en na de onderbreking wel minimaal twee uur aaneen werken. Uit onderzoek in het Panel Verpleging & Verzorging van het nivel onder 267 verpleegkundigen en verzorgenden uit de thuiszorg, blijkt dat de helft gebroken diensten draait. Verzorgenden vaker (57%) dan verpleegkundigen (39%). Een groot deel van de verpleegkundigen en verzorgenden is negatief over de gebroken diensten. Die zijn vooral goed voor de instelling en de cliënten vinden ze, maar minder voor de zorgverleners. Veel van hen geven aan dat gebroken diensten een langer durende lichamelijke het zorGaanBoD: menSen en orGaniSatieS
en psychische belasting opleveren. nivel-onderzoeker Anke de Veer: ‘Het kan helpen verpleegkundigen en verzorgenden meer te betrekken bij het indelen van de diensten. Meer zeggenschap ver‐ mindert mogelijk de last van gebroken diensten. Ver‐ pleegkundigen en verzorgenden uit zelfsturende teams geven aan dit binnen het team naar ieders tevreden‐ heid te kunnen oplossen.’ h www
29
④ De inrichting van het stelsel: het bredere maatschappelijke perspectief
31
Het bredere maatschappelijke perspectief is dat van een toekomstbestendige gezondheidszorg. De kos ten van de gezondheidszorg zijn sinds het loslaten van de budgettering de afgelopen tien jaar sterk gegroeid. Op dit moment worden nieuwe vormen van budgettering, deels gebaseerd op convenanten tussen de overheid en het veld en de zorgverzekeraars, ingezet om verwachte groei voor de komende jaren te dempen. Naast vormen van budgettering wordt ook geprobeerd de kosten te beheersen via beslissingen over vergoeding vanuit het basispakket en verschuiving van kosten. Hierdoor blijft het zorgstelsel volop in beweging, nog afgezien van de veranderingen op de grenzen tussen curatieve zorg, welzijn en langdurige zorg. Onze samenleving is risicomijdend geworden voor gebeurtenissen buiten de persoonlijke levenssfeer van burgers. Incidenten in de zorg worden breed uitgemeten in de politiek en de media. Dit vormt een uitdaging voor het toezicht op de gezondheidszorg dat werkt volgens metho den van gefaseerd en risico gestuurd toezicht. Binnen de persoonlijke levenssfeer hechten mensen sterk aan hun eigen autonomie, maar die kan onder druk komen te staan wanneer eisen worden gesteld aan zelfredzaamheid en zorg voor anderen en wanneer effectieve gezondheidsbescherming ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer vereist. Bij de inrichting van het stelsel hebben we het onder meer over sturingsprincipes, toezicht en wetgeving, de rol van zorgverzekeraars en gezondheidsbevor dering. In dit hoofdstuk treft u een selectie van in 2014 afgeronde onderzoeksprojecten.
32
jaarBoek 2014
Burger wil dat IGZ klacht gebruikt om zorg te verbeteren
gehad voor de zorgverlener of -instelling, terwijl dit wel hun belangrijkste drijfveer is om een klacht in te dienen. ‘Publiek en politiek lijken meer te verwachten van de IGZ’, stelt adjunct-directeur van het nivel prof. Roland Friele. ‘De meeste mensen die een klacht melden willen dat de Inspectie hier zorgvuldig mee omgaat en dat hun melding serieus wordt genomen, daarnaast verwachten zij expliciete communicatie over wat er met hun klacht is gebeurd. De IGZ zou individuele melders hierover beter kunnen informeren en ze zou de informatie uit klachten vaker kunnen gebruiken in het toezicht bij zorgaanbieders.’ h www
Mensen die een klacht indienen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (iGz) willen dat hun klacht wordt gebruikt om de zorg te verbeteren. Ze willen ook graag terug horen wat er is veranderd. De Inspectie werkt eraan om burgers hierin tegemoet te komen. Zo’n 1400 mensen wenden zich elk jaar met een klacht tot de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De meerderheid van hen heeft deze klacht ook al gemeld in het ziekenhuis, bij de instelling of zorgverlener. De iGz behandelt volgens haar leidraad alleen klachten bij ernstige structurele tekortkomingen, eHealth, op naar meerwaarde! calamiteiten, seksueel misbruik, of als de zorgaanbieder geen goede klachtenregeling heeft. Nederlandse patiënten zijn in vergelijking met vorig In andere gevallen verwijst de iGz de melder terug jaar beter op de hoogte van het bestaan van eHealthnaar de zorgverlener of -instelling. De inspectie mogelijkheden bij hun zorgverleners. Voorbeelden gebruikt de informatie uit klachten voor haar toezijn online herhaalrecepten aanvragen of vragen stelzicht op kwaliteit van zorg. len aan de dokter via e-mail. Nederlandse artsen Binnen de Academische Werkplaats Toezicht deed maken in vergelijking met vorig jaar nog meer het nivel een onderzoek naar de verwachtingen en gebruik van elektronische dossiervoering. Voor ervaringen van mensen met een klacht bij de iGz. patiënten en zorgverleners zijn de voordelen van Het onderzoek laat zien dat mensen met een klacht sommige eHealth-toepassingen nog onduidelijk. het makkelijk vinden om bij de iGz een melding te Voor een succesvolle eHealth-toepassing is een goede doen. Ze zijn tevreden over de manier van melden, ze balans nodig tussen de investering (in geld en tijdsinzijn met respect behandeld en de iGz reageert snel. spanning) en het resultaat (betere zorg, gemak en Ongeveer de helft vindt het melden de moeite waard. financiële vergoeding). Dit blijkt uit de eHealthEen derde van de klachten werd door de iGz zelf monitor 2014. behandeld. Bij deze klachten vond twee derde het De eHealth-monitor is een op initiatief van minister melden de moeite waard. Toch is het voor veel melSchippers (vwS) door Nictiz en het nivel uitgevoerd ders niet duidelijk of hun klacht consequenties heeft onderzoek, dat beschikbaarheid en gebruik van jaarBoek 2014
33
aanbevolen waarvoor de bacteriën meestal gevoelig eHealth-toepassingen door patiënten en zorgverlezijn. In een aantal richtlijnen werd penicilline aanbeners volgt. Aan de eHealth-monitor hebben dit jaar volen als eerste keuze bij de behandeling. De ondervoor het eerst ook verpleegkundigen en verzorgenden zoekers raden dit af, vanwege de hoge resistentie van meegewerkt. Staphylococcus aureus tegen penicilline in de meeste Van de Nederlandse zorggebruikers maakt 93% Europese landen. h www gebruik van internet. 98% van de huisartsen (93% in 2013) en 75% van de medisch specialisten (66% in 2013) houdt het patiëntendossier vooral elektronisch bij. 41% van de verpleegkundigen en verzorgenden Minder mensen wisselen van zorgverzekeraar ervaart belemmeringen bij de inzet van iCt in het werk en 52% wil meer betrokken worden bij nieuwe Het percentage verzekerden dat overstapte naar een iCt-toepassingen. andere zorgverzekeraar is na een stijging in de afgeloVeel minder mensen gebruiken vormen van eHealth pen jaren, in 2014 afgenomen tot 8%. Vorig jaar was voor zelfmanagement. De eHealth-monitor 2014 wijst dat nog 10%. Nog steeds blijft voor overstappers de verder uit dat patiënten maar in beperkte mate op de premie de belangrijkste reden om te wisselen. Dit hoogte zijn van de mogelijkheden die hun artsen motiveert verzekeraars om scherp op de prijs van de aanbieden voor online communicatie. h www polis te blijven letten. Voor de keuze van een polis is echter niet alleen de premie van belang, verzekerden hechten ook sterk aan keuzevrijheid. ‘Dit lijkt op gespannen voet te staan met de selectieve Europese richtlijnen voor antibioticagebruik inkoop van zorg’, verklaart nivel-onderzoeker kunnen beter Margreet Reitsma. De hoogte van de premie blijkt voor 61% van de bevolking een belangrijke reden bij Niet alle Europese landen hebben richtlijnen voor de keuze voor de polis, keuzevrijheid is dat voor 64%. het gebruik van antibiotica voor de behandeling van Dit verklaart waardoor slechts 6% voor een budgethuidinfecties. Terwijl richtlijnen dokters kunnen polis met beperkte keuzevrijheid koos. helpen bij de juiste keuze voor een antibioticum, ‘Ouderen en mensen met een matige of slechte namelijk een antibioticum waarvoor de bacterie niet gezondheid wisselen het minst en ervaren ook meer resistent is. De onderzoekers bestudeerden richtbelemmeringen om te wisselen’, stelt Reitsma. ‘Hier‐ lijnen voor de behandeling van huidinfecties in door kunnen deze groepen vast komen te zitten bij een negen Europese landen, verspreid over geheel Europa zorgverzekeraar en geen polis kiezen die hen het beste en ze analyseerden de resistentiepatronen van past.’ Staphylococcus aureus in deze negen landen. Deze situatie bestond ook in het oude stelsel, toen Het bleek dat de meeste richtlijnen vooral antibiotica 34
jaarBoek 2014
oudere en chronisch zieke particulier verzekerden vastzaten aan een dure polis. Om dit probleem op te lossen is onder meer de acceptatieplicht ingevoerd, waardoor tegenwoordig iedereen kan wisselen voor de basisverzekering. ‘Ondanks dat de feitelijke barriè‐ res zijn opgeheven, blijven ze in de perceptie van ver‐ zekerden kennelijk nog bestaan.’ De afname in het percentage overstappers is in 2014 het sterkst onder de jongeren (18 tot en met 39 jaar). Al zitten in die groep nog steeds de meeste overstappers. Van de jongeren wisselde in 2014 14%, tegenover 5% van de mensen van 40 tot en met 64 jaar en 2% van de mensen van 65 jaar en ouder. h www
Meer overstappers in 2015 In 2015 stapte 9% van de verzekerden over naar een andere zorgverzekeraar. Dit is een lichte stijging in vergelijking met 2014, toen 8% overstapte. Jongeren wisselen nog steeds vaker dan ouderen. Wel is het aantal ouderen dat overstapt toegenomen, terwijl het aantal jongeren dat overstapt, is gedaald. Verzeker den die niet overstappen zijn vooral tevreden over de dekking. Veel van hen zijn ook al lang bij dezelfde verzekeraar, en zijn tevreden met de service. Het aan tal mensen met een aanvullende verzekering is verder gedaald naar 81%. Dit daalde tussen 2006 en 2014 al van 95 naar 85%. Twee derde van de mensen zonder aanvullende verzekering geeft aan dat ze weinig of geen gebruik maken van aanvullende zorg. Ruim een op de drie vindt de premie daarvan te hoog.
Universeel begrippenkader om privacy te bewaken bij onderzoek met gegevens uit patiëntendossiers Gegevens die in de zorgverlening worden verzameld zijn een belangrijke bron voor onderzoek en beleid. In verschillende landen gelden echter verschillende regels om de privacy te beschermen. Discussies hierover leiden al gauw tot spraakverwarring omdat er geen universeel begrippenkader is. Nu is dat er wel, ontwikkeld door een internationaal consortium, waarvan nivel en het Nederlandse MedLawconsult deel van uitmaken . Het publiceerde hierover in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Medical jaarBoek 2014
Informatics. De onderzoekers hopen hiermee een bijdrage te leveren aan heldere communicatie over privacybescherming bij het gebruik van zorgdata. De onderzoekers beschrijven in hun artikel hoe gegevens drie privacy-zones doorlopen: van zorgpraktijken, via databases naar onderzoekers. Iedere zone heeft zijn eigen restricties om de privacy te beschermen, die per land en dataset kunnen verschillen. Tussen de zones kunnen privacyfilters worden toegepast, waardoor gegevens niet meer te herleiden zijn tot individuele 35
personen. nivel-programmaleider Robert Verheij: ‘Internationale samenwerking tussen onderzoekers wordt steeds belangrijker. Een voorwaarde daarvoor is dat je van elkaar begrijpt welke privacyregels er gelden voor het gebruik van gegevens. Want patiënten moe‐ ten erop kunnen vertrouwen dat je uiterst zorgvuldig omgaat met hun privacy. Dit raamwerk is ervoor bedoeld misverstanden op dat vlak te voorkomen.’ h www
Eerste stap naar risicogestuurd toezicht op de kinderopvang Bij het toezicht op de kinderopvang gebruiken de GGD’en een risicomodel. Dit risicomodel moet ervoor zorgen dat inspecteurs op uniforme wijze de inspectieactiviteit kunnen bepalen en dat meer tijd wordt besteed aan de inspectie van zwakkere kinderopvanglocaties. Toezicht op de kinderopvang in Nederland is de wettelijke taak van de gemeenten. Zij geven hiervoor opdracht aan de GGD’en, die op hun beurt de daadwerkelijke inspecties uitvoeren en handhavingsadviezen uitbrengen aan de gemeenten. Om dit toezicht zoveel mogelijk risico-gestuurd in te richten is door GGD Ghor Nederland in 2009 een risicomodel ontwikkeld. Dit moet ervoor zorgen dat vooral die kinderopvanglocaties waarover zorgen bestaan extra toezichtaandacht krijgen. Het risicomodel is primair bedoeld voor ‘intern’ gebruik: voor het overleg tussen de GGD en de gemeente over de intensiteit van het jaarlijkse inspectiebezoek. Op verzoek van GGD 36
Ghor nl heeft de Inspectie van het Onderwijs het nivel gevraagd onderzoek uit te voeren naar dit risicomodel. Dit model is in fases in de verschillende sectoren van de kinderopvang geïmplementeerd. nivelonderzoeker Manja Bomhoff: ‘De verschillende stake‐ holders onderstrepen allemaal het belang van risico‐ gestuurd toezicht en zijn het eens met het motto «meer waar nodig, minder waar mogelijk». Ook zijn ze van mening dat het risicomodel bijdraagt aan gerichter toezicht en dat er al veel stappen zijn gezet.’ Gebleken is dat het risicomodel in de praktijk nog heel verschillend wordt toegepast. De uitkomsten zijn ook afhankelijk van de inbedding van het model in een individuele, regionale en gemeentelijke werkwijze. De achtergrond hiervan is dat partijen, gemeenten en GGD-en op grond van hun eigen inzichten en lokale omstandigheden het risicomodel hebben toe- en aangepast. ‘De vraag die dit oproept is wat nu het optimale niveau voor deze variatie zou moeten zijn.’ Het onderzoek laat verder zien dat het risicomodel niet goed te toetsen valt op validiteit en betrouwbaarheid. Hierdoor is niet goed vast te stellen of het voorspellend werkt. Dit komt onder andere doordat de uitkomsten nog niet volledig en op uniforme wijze worden geregistreerd. De onderzoekers doen concrete suggesties om dit in de toekomst wel mogelijk te maken. h www
jaarBoek 2014
Een sportkliniek voor Texel Texel verwacht de komende jaren een groeiende groep oudere bewoners die meer zorg nodig hebben. Als zij daarvoor vaker en langer naar de vaste wal moeten reizen, wordt het aantrekkelijker ze ook specialistische zorg op het eiland te bieden. Daarmee zou je zowel de ouder wordende vaste toerist kunnen bedienen als de eilanders zelf. Een trouwe Texel-ganger moet ook als hij een chronische ziekte krijgt toerist op Texel kunnen blijven, vindt de gemeente. En ook de vergrijzende eilanders moeten de zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben. Het nivel bracht de mogelijkheden en meningen op het eiland in kaart. Een kraamhotel, een kliniek voor cosmetische chirurgie of een kuuroord raden de onderzoekers af. Maar een sportkliniek, waar je de behandeling van sporters zou kunnen combineren met revalidatie en begeleiding van bewoners, lijkt wel wenselijk en haalbaar. nivel-programmaleider Ronald Batenburg: ‘We hebben er bij alle opties op gelet dat het mes aan twee kanten snijdt, niet alleen voor toeristen maar ook voor de bevolking. Die wil graag oud worden op het eiland. De basis is de goede zorg die dagelijks op Texel wordt verleend, zowel aan inwoners als toeristen. Het is daarom het meest aan‐ trekkelijk bestaande zorgboerderijen en aangepaste accommodaties uit te breiden, zodat ouder wordende vaste toeristen het eiland kunnen blijven bezoeken. Ook kunnen de dagopvang voor oudere toeristen, tafeltje‐dekje en de thuiszorg voor toeristen worden uitgebreid. De gemeente moet hierin een actieve rol
jaarBoek 2014
spelen. Daarnaast zou je – bij voorkeur in bestaande gebouwen – als nieuw initiatief zo’n sportkliniek kun‐ nen opzetten. Dat is het tweesporenbeleid dat we aan‐ bevelen.’ De gemeente Texel neemt de adviezen van het nivel voor het tweesporenbeleid over. Ze probeert bij de provincie subsidie te krijgen voor een businesscase waarin de adviezen uit het rapport worden uitgewerkt. h www
37
⑤ De onderzoeksinfrastructuur van het NIVEL
39
Het NIVEL gebruikt voor het gezondheidszorg
Panels en monitors met mensen met gezond heidsproblemen: het persoonlijke perspectief
onderzoek informatie uit een aantal nationale Consumentenpanel Gezondheidszorg
databases, panels en monitors die het beheert. Ze zijn gegroepeerd in vier onderdelen: – Mensen met gezondheidsproblemen: het persoonlijke perspectief – Zorg en ondersteuning: interactie tussen zorgvragers en aanbieders – Zorgaanbod: het perspectief van zorgverleners/professionals – Surveillance van ziekten en omgevings
Het Consumentenpanel Gezondheidszorg verzamelt sinds 1992 op landelijk niveau informatie over de meningen, verwachtingen en ervaringen van gebruikers van de gezondheidszorg. Het panel telt bijna 12.000 leden. Het onderzoek binnen het panel geeft inzicht in hoe zorggebruikers denken over de gezondheidszorg en in de werking van het zorgstelsel. In 2014 kwamen in de onderzoeken onder andere aan de orde: internet en gezondheid (e-Health), het wisselen van zorgverzekeraar, het kiezen van een ziekenhuis, tekorten aan geneesmiddelen, wel of niet behandelen, mondzorg bij ouderen, inzicht in zorgkosten, elektronische uitwisseling van medische gegevens, maatschappelijke participatie, informatie kiesBeter.nl en het vertrouwen in de gezondheidszorg. Monitor Zorg en Leefsituatie van mensen met een chronische ziekte of beperking
bedreigingen
Bijna één op de drie mensen in Nederland leeft met een chronische ziekte en één op de vijf mensen heeft matige tot ernstige fysieke beperkingen. Een flink deel van deze mensen ervaart problemen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Het overheidsbeleid richt zich op het verminderen van deze problematiek: mensen met een chronische ziekte of beperking moeten zo veel mogelijk zelf de regie over hun leven voeren en participeren in de samenleving. De Monitor Zorg- en Leefsituatie van mensen met een chronische ziekte of beperking
40
jaarBoek 2014
bestaat uit drie onderdelen, de Participatiemonitor, de Monitor Zorgvraag en de Monitor Werk & Inkomen. De Monitor Zorg- en Leefsituatie van mensen met een chronische ziekte of beperking verzamelt informatie bij het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten (npCG) en het Panel Samen Leven (pSl). Nationaal Panel Chronisch Zieken en Gehandicapten (NPCG)
Het Nationaal Panel Chronisch Zieken en Gehandicapten brengt, in samenwerking met het Panel Samen Leven, de situatie van mensen met een chronische ziekte of beperking in kaart op het gebied van zorg, participatie en werk en inkomen en volgt de ontwikkelingen daarbinnen.
Verzekerdenpanel
Het Verzekerdenpanel bestaat uit ruim 7.000 leden die allemaal verzekerd zijn bij één van de labels van Coöperatie vGz en zich bereid hebben verklaard regelmatig vragen te beantwoorden die betrekking hebben op de gezondheidszorg en/of zorgverzekeringen. Onderzoeken binnen het Verzekerdenpanel zijn bedoeld voor het beantwoorden van algemene beleidsmatige en wetenschappelijke vragen over de zorg en het zorgstelsel. De hoofdthema’s van de peilingen zijn: keuzegedrag van verzekerden, loyaliteit aan de zorgverzekeraar, exit en voice, collectieve zorgverzekeringen en zorginkoop.
Databases in de zorg: interactie tussen zorgvragers en aanbieders
Panel Samen Leven (PSL)
Het Panel Samen Leven bestaat uit mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking. Ook naasten van mensen met een verstandelijke beperking doen mee aan het panel. Panel Astma en COPD
Het Panel Astma en CopD voert, in samenwerking met het Longfonds, de Monitor zorg- en leefsituatie van mensen met astma en CopD uit. De monitor geeft inzicht in de zorg- en leefsituatie van mensen met een longziekte. Vanuit hun perspectief komen onderwerpen als zelfmanagement en ervaring met zorg aan bod. jaarBoek 2014
In deze databases staat de interactie tussen zorgvragers en aanbieders centraal: met onder meer gegevens over veranderingen in de zorgvraag, variatie in handelen van zorgverleners en het werken volgens richtlijnen, integraal samenwerken (geïntegreerde eerste lijn, zorg in de buurt) en doelmatigheid van de zorg.
41
Databases en panels van het zorgaanbod: het perspectief van zorgverleners/professionals NIVEL Zorgregistraties eerstelijn
nivel Zorgregistraties vormen een geïntegreerd informatiesysteem voor en over de eerste lijn. Hierdoor is het mogelijk om individuele (maar anonieme) patiënten door de zorg te volgen. nivel Zorgregistraties bevat gegevens van huisartsen, paramedici, eerstelijnspsychologen en huisartsenposten. De database omvat in 2014 gegevens van huisartsenpraktijken (1,7 miljoen patiënten), huisartsenposten (verzorgingsgebied van 11,2 miljoen inwoners); eerstelijnspsychologen (46.000 behandelingen); fysio- en oefentherapeuten (32.000 patiënten); diëtisten (met ongeveer 9.000 patiënten). De Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFk) levert gegevens van apotheken (46 miljoen verstrekkingen). Databank Communicatie in de Zorg
Voorlichting, informatie en ondersteuning van de zorgverlener zijn cruciaal om patiënten te leren zelf zorg te dragen voor gezondheid en ziekte alsmede voor een gezonde leefstijl. De Databank Communicatie in de Zorg maakt het mogelijk om doorvoering van beleidsmaatregelen in de praktijk van alledag te monitoren door interacties tussen zorgverleners en patiënten te observeren en te analyseren en zowel vaardigheden van zorgverleners als van patiënten te monitoren en te versterken.
42
Registratie van beroepen in de gezondheidzorg
De beroepenregistraties van het nivel bieden actuele en volledige informatie over de arbeidsmarktpositie van huisartsen en verloskundigen in de eerste lijn. Zij vormen een belangrijke bron voor onderzoek van nivel en andere onderzoeksinstituten, en zijn ondersteunend aan verschillende beleidsmakers en veldpartijen waaronder de knov en de lhv. Door het doorlopende en consistente systeem van gegevensverzameling worden de nivel-beroepenregistraties gebruikt voor verschillende trend- en beleidsinstrumenten. Eén zo’n instrument is de Vraag Aanbod Analyse Monitor (vaam), waarmee regionale trends en ontwikkelingen zorgvraag en -aanbod voor Nederland in kaart worden gebracht. De kern van deze registraties is de huisarts- en verloskundige-registratie die sinds 1974 door het nivel wordt bijgehouden. De nivel-beroepenregistraties zijn en blijven gericht op herhaalde, volledige en betrouwbare monitoring van de capaciteit en loopbanen van een aantal kernberoepen in de eerste lijn.
jaarBoek 2014
Databases voor de surveillance van ziekten en omgevingsbedreigingen Panel Verpleging en Verzorging
Ziektesurveillance via CMR Peilstations De transities in de zorg brengen grote veranderingen Het belangrijkste onderwerp van de nivel Cmr-Peilvoor zorgverleners met zich mee, in het bijzonder de stations is ‘de griep’, influenza-achtige aandoeningen. zorgverleners die cliënten verplegen, verzorgen en De peilstations registreren sinds 1970 het aantal begeleiden. Deze groep zorgverleners vormt de doelpatiënten dat zich meldt met influenza-achtige groep van het Panel Verpleging & Verzorging. klachten. Getalsmatig vormen zij een grote bedrijfstak en zij zijn ook een belangrijke partij in de directe zorgverle- Surveillance van omgevingsbedreigingen ning aan cliënten. De transities hebben direct gevolIn nivel Zorgregistraties eerste lijn wordt ‘near realgen voor deze zorgverleners. De veranderingen time’ het optreden van infectieziekten (bijv. influbetreffen enerzijds de arbeidsmarkt en de arbeidsenza, griepachtig ziektebeeld, zoönosen) gesignamarktperspectieven van de zorgverleners en anderleerd of andere acute veranderingen in morbiditeit zijds de inhoud van het werk. Omdat de zorgverle(bijv. de gevolgen van een hittegolf). Gegevens hierners in de verpleging, verzorging en begeleiding over worden geleverd aan het rivm en het European veelal dicht bij de cliënten staan, zijn zij een belangcenter for disease prevention and control. rijke informatiebron om de gevolgen van de stelselwijziging te monitoren. Daarnaast wordt het panel worden ingezet bij de beleidsvoorbereiding en -evaluatie.
jaarBoek 2014
43
⑥ Overzichtstudies, kennisyntheses en kennisvragen
45
De enorme groei van het aantal informatiebron
Helft Nederlanders heeft moeite met regie over gezondheid, ziekte en zorg
nen doet de behoefte toenemen aan synthese van al die informatie. Met overzichtstudies, kennisvragen en kennissyntheses gaat het NIVEL in op deze behoefte. We geven inzicht in de stand van de kennis, toegesneden op een gerichte beleidsvraag en in de thema’s die op dit moment van belang zijn, de kansen en mogelijke risico’s. In 2014 zijn twee kennissyntheses, een overzicht studie en een kennisvraag verschenen. Alle publicaties zijn te downloaden op de website van het NIVEL.
46
Een op de twee Nederlanders heeft moeite om zelf de regie te voeren over gezondheid, ziekte en zorg. Het ontbreekt hen aan kennis, motivatie en zelfvertrouwen. Drie op de tien volwassen Nederlanders beschikt over onvoldoende functionele lees- en rekenvaardigheden en onvoldoende vermogen om informatie te vinden en te verwerken. Maar gezondheidsvaardigheden zijn te leren en te ontwikkelen en ook zorgaanbieders en instellingen kunnen leren beter met mensen met lage gezondheidsvaardigheden om te gaan. In de kennissynthese Gezond‐ heidsvaardigheden: Niet voor iedereen vanzelf‐ sprekend wordt de stand van de kennis over gezondheidsvaardigheden opgemaakt. Gezondheidsvaardigheden houden verband met het niveau van kennis en informatie, en kenniSS'ntheSe hebben invloed op Gezondheidsvaardigheden de leefstijl, het Niet voor iedereen vanzelfsprekend zorggebruik en toegang tot de zorg, communicatie met de zorgverlener, zelfmanagement en medicijngebruik. Lage gezondheidsvaardigheden hangen samen met jaarBoek 2014
slechtere gezondheidsuitkomsten: een minder goede gezondheid en een grotere kans op overlijden. De Wereldgezondheidsorganisatie (who) beschouwt gezondheidsvaardigheden als dé centrale determinant van ongelijkheid in gezondheid. Door de grote verschillen in gezondheid en ziekte tussen mensen met een verschillende sociaaleconomische achtergrond en de steeds grotere rol en verantwoordelijkheid van burgers voor hun eigen gezondheid, neemt de aandacht voor gezondheidsvaardigheden zowel in Nederland als Europa toe. h www
Kwart ouderen ervaart weinig regie over leven Bijna de helft van de ouderen zal prima uit de voeten kunnen met de hervormingen in de langdurige zorg. Echter, een kwart denkt in de toekomst ondersteuning nodig te hebben voor de ‘regie’ over zijn leven. In de overzichtstudie Ouderen van de toekomst schetst het nivel een beeld van de wensen en mogelijkheden voor wonen, welzijn en zorg van ouderen en toekomstige ouderen. Vanwege de vergrijzing en stijgende zorgkosten wordt de langdurige zorg ingrijpend hervormd. De overheid zet in op meer ‘eigen regie’ en ‘zelfredzaamheid’ van ouderen. Deze hervorming rust op vier aannames: dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen, dat zij zelf meer willen en kunnen betalen voor ondersteuning en zorg, dat mantelzorg en vrijwilligerswerk professionele zorg grotendeels kunnen vervangen, en dat ouderen door technologie langer zelfstandig kunnen wonen. jaarBoek 2014
De overzichtstudie laat zien dat deze aannames niet bij alle ouderen en toekomstige ouderen passen. Bijna de helft (46%) regelt zijn zaken graag zelf en zal geen moeite met de hervormingen hebben. Ruim een kwart (28%) heeft het gevoel zelf te kunnen beslissen over zijn leven, maar vindt ‘zelfredzaamheid’ niet zo belangrijk en wil als dat nodig wordt best ondersteuning. Ook een kwart heeft voor zijn gevoel weinig ‘regie’ over zijn eigen leven en verwacht dat het op eigen kracht niet zal lukken lang ‘zelfredzaam’ te blijven. De ouderen van de toekomst verschillen niet alleen in hoe zij in het leven staan, maar ook in hun mogelijkheden, bijvoorbeeld om zelf zorg te regelen of de mate waarin ze een beroep kunnen doen op familie en vrienden. Ook hun woonomstandigheden en financiële mogelijkheden variëren. h www
>±< >%>±< >%>±< >%>±< overziChtStuDieS >%>±< Ouderen van >%>±< de toekomst >%>±< >%>±< >%>±< >%>±< >%>±< >%>±< >%>±< >%>±< >%>±< >%
Verschillen in de wensen en mogelijkheden voor wonen, welzijn en zorg
47
Effect van veranderingen in langdurige zorg Op dit moment zijn er onvoldoende indicatoren beschikbaar die inzicht geven in de gevolgen van de veranderingen in de langdurige zorg. Dat blijkt uit de kennisvraag Monitoren van veranderingen in de Lang‐ durige Zorg. Inventarisatie van indicatoren, instru‐ menten en ‘witte vlekken’. De langdurige zorg gaat veranderen. De doelstelling van de overheid is ervoor te zorgen dat voor mensen met een langdurige of chronische aandoening – lichamelijk, verstandelijk of psychisch – kwalitatief goede zorg beschikbaar is tegen voor de samenleving aanvaardbare maatschappelijke kosten. Daarbij wordt uitgegaan van wat mensen nog wél kunnen in plaats van wat ze níet kunnen. Voor hulp en ondersteuning spreken mensen eerst hun eigen sociale netwerk en financiën aan. Maar wie niet meer voor zichzelf kan zorgen krijgt altijd zorg, en voor de meest kwetsbaren is er zorg beschikbaar in een instelling. Om de effecten van deze beleidsdoelstelling ook buiten de muren van zorginstellingen te kunnen volgen, zijn behalve indicatoren voor de kwaliteit van zorg en ondersteuning, ook indicatoren nodig over autonomie, zelfredzaamheid en algeheel welbevinden. Op dit moment zijn die nog onvoldoende beschikbaar. Ook voor de betrokkenheid in de samenleving moeten nieuwe indicatoren worden ontwikkeld en gemeten, stellen de onderzoekers. h www
48
Wijkverpleegkundige terug als spil van de zorg in de buurt De wijkverpleegkundige komt terug als spil van de zorg in de buurt. De nieuwe taken moeten zich nog uitkristalliseren in de praktijk en in de hBo Verpleegkunde-opleiding, zo blijkt uit de kennissynthese De wijkverpleegkundige van vandaag en morgen. De wijkverpleegkundige verloor eind vorige eeuw haar centrale positie in de zorg voor mensen die thuis wonen. De overheid wil de wijkverpleegkundigen nu terug in die centrale rol. Met kwalitatief goede zorg dicht bij huis moeten zij ervoor zorgen dat ouderen en mensen met een chronische ziekte langer thuis kunnen wonen. Ze krijgen daarom ook meer ‘regelruimte’: zij moeten kunnen bepalen welke zorg een cliënt nodig heeft en hoeveel. Vanaf 2015 zal de wijkverpleegkundige >±{ }±< zorg worden >±{ }±< betaald vanuit de >±{ }±< Zorgverzekerings>±{ }±< wet en gaan wijk> ± {kenniSS'ntheSe }±< verpleegkundigen > ± {De wijkverpleegkundige }±< deze indicaties weer en morgen > ± {van}vandaag ±< zelf stellen. > ± {Rollen,}samenwerking ±< en deskundigheid van wijkverpleegkundigen In samenwerking >±{ }±< met de huisarts >±{ }±< >±{ }±< gaan wijkverpleeg>±{ }±< kundigen de toe>±{ }±< gang vormen tot de >±{ }±< professionele zorg. >±{ }±< Zij worden de ver>±{ }±< bindende schakel jaarBoek 2014
tussen mensen die zorg nodig hebben en zorgaanbieders binnen zorg, wonen en welzijn. De voorheen nauwe samenwerking tussen huisarts en wijkverpleegkundigen wordt in ere hersteld. Verder zullen de wijkverpleegkundigen deelnemen in de multidisciplinaire sociale wijkteams, die de gemeenten momenteel opzetten. Binnen de sociale wijkteams kunnen zij de verbinding leggen tussen medische en sociale hulpverleners. h www
jaarBoek 2014
Verschenen • Gezondheidsvaardigheden: Niet voor iedereen vanzelfsprekend (2014) • Ouderen van de toekomst – Verschillen in de wensen en mogelijkheden voor wonen, welzijn en zorg (2014) • De wijkverpleegkundige van vandaag en morgen – Rollen, samenwerking en deskundigheid van verpleegkundigen (2014) • Monitoren van veranderingen in de langdurige zorg. Inventarisatie van indicatoren, instrumenten en ‘witte vlekken’ (2014) • Ruimte voor substitutie? Verschuivingen van tweedelijns‐ naar eerstelijnszorg (2013) • De Nederlandse patiënt en zorggebruiker in beeld (2013) • Technologie in de zorg thuis. Nog een wereld te winnen! (2013) • Zorg en sport, bewegen in de buurt (2013) • Chronisch ziek en werk (2013) • Vijf patiëntenrechten uit het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) (2013) • Preventie kan effectiever! (2012) • Praktijkondersteuners in de huisartspraktijk (2012) • De eerste lijn (2011) • Zorg voor mensen met een chronische ziekte (2011) • De opbrengsten van vijf jaar CQ‐index (2011).
49
⑦ Promoties en prijzen
51
Promoties Promoties en toegekende prijzen zijn de slag room op de onderzoekstaart van het NIVEL: enorm stimulerend voor de betrokken onder zoekers en een reden voor trots. In 2014 kende het NIVEL twee promoties en ontvingen we drie prijzen voor ons onderzoek.
52
Verpleegkundige geeft zelfde recept als arts Een recept van de verpleegkundige is veilig. Verpleegkundigen schrijven de juiste pillen en doseringen voor en op dezelfde manier als artsen. In de verschillende landen variëren de voorwaarden waaronder zij voorschrijven echter aanzienlijk en in Nederland lopen bevoegdheden en praktijk nog niet met elkaar in de pas, zo blijkt uit onderzoek bij het nivel waarop Marieke Kroezen 22 september 2014 is gepromoveerd bij vu medisch centrum. In het Verenigd Koninkrijk hebben bepaalde groepen verpleegkundigen dezelfde voorschrijfbevoegdheden als artsen, maar in andere landen mogen zij alleen onder strikte voorwaarden en verantwoordelijkheid van een arts medicijnen voorschrijven. In Nederland hebben categorieën gespecialiseerd verpleegkundigen een beperkte voorschrijfbevoegdheid en sinds januari 2012 kunnen verpleegkundig specialisten elk geneesmiddel voorschrijven dat binnen hun specialisme en bekwaamheid valt. In de dagelijkse praktijk blijken er echter grote verschillen te bestaan in de mate waarin en manier waarop verpleegkundig specialisten voorschrijven. In het ene ziekenhuis schrijven zij voor volgens afgebakende protocollen of louter in overleg met een medisch specialist, in een ander ziekenhuis kunnen zij hun bevoegdheid veel ruimer in de praktijk brengen. ‘De wettelijke bevoegdheid van verpleegkundig specia‐ listen om geneesmiddelen voor te schrijven is over het algemeen breder dan hun zeggenschap daarover op de werkvloer’, stelt Marieke Kroezen. ‘Omdat het voor‐ jaarBoek 2014
schrijven door verpleegkundigen in Nederland nog volop in ontwikkeling is zal de voorschrijfbevoegdheid op de werkvloer de komende jaren nog wel veranderen. Zo’n proces moet zich uitkristalliseren. Als verpleeg‐ kundigen geneesmiddelen gaan voorschrijven, krijgen zij bevoegdheden die voorheen waren voorbehouden aan artsen. Zo’n verschuiving betekent ook dat artsen iets van hun terrein prijsgeven’, vertelt Kroezen. Het promotieonderzoek van Kroezen toont aan dat de voorschrijfbevoegdheid een waardevolle aanvulling voor de gezondheidszorg kan zijn, maar dat een aantal obstakels nog wel aandacht vraagt en verwachtingen wellicht moeten worden aangepast. h www Nurse prescribing: a study on task substitution and professional jurisdictions. VUmc, Amsterdam.
Artrose: minder pijn en makkelijker bewegen door internetprogramma Patiënten met artrose aan hun knie of heup hebben minder pijn na een internetprogramma om meer te bewegen. En wandelen, fietsen en boodschappen doen gaan daarna aanmerkelijk beter. Dit blijkt uit onderzoek van het nivel waarop Daniël Bossen 9 mei 2014 is gepromoveerd aan Tilburg University. Patiënten beleven artrose als slijtage in hun gewrichten. Ze hebben veel pijn als ze bewegen, waardoor ze geneigd zijn dit steeds minder te gaan doen. Zo komen ze in een vicieuze cirkel terecht waarin de jaarBoek 2014
artrose en de gevolgen ervan alleen maar erger worden. De precieze oorzaak van artrose is nog steeds niet achterhaald. Wel is inmiddels duidelijk dat de artroseklachten door matig intensief bewegen kunnen afnemen. Het door het nivel ontwikkelde internetprogramma ‘Artrose in beweging’ (Join2move) blijkt mensen met artrose weer in beweging te brengen en de pijn te verminderen. Daniël Bossen: ‘Het programma maakt artrosepatiën‐ ten ervan bewust dat ze ondanks de pijn toch meer kunnen bewegen, bijvoorbeeld wandelen of fietsen. Dat verergert de artrose niet. Ze hebben het gevoel dat het beter gaat, ze merken dat ze minder pijn hebben en ervaren minder belemmeringen in hun dagelijkse leven. Het programma werkt ook als een stok achter de deur om regelmatig te bewegen.’ De website www.artroseinbeweging.nl blijft bestaan en is vrij te gebruiken door mensen met artrose. Om het gebruik van de website te optimaliseren zet het nivel het project voort met begeleiding door een aantal fysiotherapeuten. h www Join2move: a web‐based physical activity intervention for patients with knee and hip osteoarthritis Join2move: een web‐based beweegprogramma voor patiënten met knie en heup artrose. Tilburg University.
53
Prijzen NIVELonderzoek wint prijs voor beste beleidsonderzoek
CaRe Dissertation Award voor Liesbeth van Vliet
nivel-onderzoek over klachten in verzorgingshuizen is beloond met de nSv-vBo Beleidsprijs 2014. Elke twee jaar loven de Nederlandse Sociologische Vereniging en de Vereniging voor Beleidsonderzoek een prijs uit voor het beste beleidsonderzoek. In het onderzoek met als titel Niets te klagen uitgevoerd door dr. Manja Bomhoff en collega’s werd een antwoord gezocht op de vraag hoe het komt dat er zo weinig officiële klachten worden ingediend door bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen. In het juryrapport wordt het volgende gezegd over het onderzoek: ‘dit onderzoek schetst een overtuigend beeld van de onbeduidendheid van formele klachten‐ procedures’ en ‘de overtuigingskracht schuilt mede in `de sterke conceptuele indeling die aan het rapport ten grondslag ligt en die zeer systematisch wordt nage‐ volgd. De uiteenlopende handelingsperspectieven komen goed tot hun recht en er ontstaat een scherp inzicht in de sociale dilemma’s die bewoners weerhou‐ den om hun ongenoegens tegen de directe zorgverle‐ ners te uiten.’ h www
Liesbeth van Vliet heeft met haar proefschrift Balancing explicit with general information and realism with hope: communication at the transition to palliative breast cancer care de CaRe Dissertation Award gewonnen. De onderzoeksschool CaRe (Netherlands School of Primary Care Research) reikt jaarlijks een prijs uit voor het beste proefschrift. Van Vliet deed bij het nivel onderzoek naar de communicatie tijdens een slechtnieuwsgesprek over borstkanker. Ze ontving de prijs op 11 juni 2014 tijdens de CaRedag op het Radboud Institute for Health Sciences in Nijmegen. Onderzoeksschool CaRe is een door de knaw erkende onderzoeksschool waarin de landelijke instituten Caphri (Maastricht), emGo (vu Amsterdam), nivel (Utrecht) en het het Radboud Institute for Health Sciences participeren. Van Vliet concludeert in haar onderzoek dat de expliciete informatie over de levensverwachting en geruststellende opmerkingen over blijvende begeleiding
54
jaarBoek 2014
kunnen helpen de klap van een slechte diagnose bij eLabEL High Potential voor Eerstelijns kanker op te vangen. Ze baseert zich op een kwalita- Transformatieprijs tief onderzoek met groepsgesprekken en op een experimenteel onderzoek met video’s. Voor het expeTijdens het congres ‘De eerste lijn transformeert’ op rimentele onderzoek werden vier versies ontwikkeld 31 oktober 2014 kreeg het project eLabEL van het van een slechtnieuwsgesprek op video. Bewijs voor de Centre for Care Technology Research (CCtr) de High validiteit van deze methode werd gevonden in een Potentialprijs. systematische literatuurstudie. eLabEL onderzoekt eHealth in de praktijk. Binnen Liesbeths promotoren waren prof.dr. Jozien Bensing dit project gebruiken tien grote eerstelijns gezondvan de Universiteit Utrecht en het nivel, en prof.dr. heidscentra eHealth in hun dagelijkse praktijk. Ze Elsken van der Wal van het umC Utrecht. Het onderfungeren zo als ‘Living Labs’ waarin eHealth-toepaszoek werd gefinancierd vanuit de Spinozapremie die singen worden geselecteerd samen met zorgverleJozien Bensing in 2006 ontving van de Nederlandse ners, patiënten en bedrijven. eLabEL onderzoekt en Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek evalueert implementatie en gebruik. Het Centre for (nwo). h www Care Technology Research is een samenwerkingsverband van Universiteit Twente, Maastricht University, tno en het nivel. Het is door nwo erkend als een van de acht Centres of Research Excellence. eLabEL wordt via het imDi-programma (Innovative Medical Devices Initiative) gesubsidieerd door ZonMw. De Eerstelijns Transformatieprijs is een initiatief van de organisatoren van het congres De eerste lijn transfor‐ meert: herinrichting van het zorglandschap. Dit zijn het Jan van Es Instituut, Ineen, Zorggroep Almero en het roS netwerk. h www
jaarBoek 2014
55
⑧ Bijlagen
57
Internationale artikelen - Abbing-Karahagopian, V., Huerta, C., Souverein, P.C., Abajo, F. de, Leufkens, H.G.M., Slattery, J., Alvarez, Y., Miret, M., Gil, M., Oliva, B., Hesse, U., Requena, G., Vries, F. de, Rottenkol-
status and illness behavior. Journal of Psychosomatic Research: 76, 2014, nr. 5, p. 405-413 - Barte, J.C.M., Hendriks, M.R.C., Rutten, G., Veenhof, C.,
ber, M., Schmiedl, S., Reynolds, R., Schlienger, R.G., Groot,
Bemelmans, W.J.E. Implementation of the ‘BeweegKuur’ in
M.C.H. de, Klungel, O.H., Staa, T.P. van, Dijk, L. van, Egberts,
practice: utilization of care of a lifestyle intervention in the
A.C.G., Gardarsdottir, H., Bruin, M.L. de Antidepressant pres-
Netherlands. International Journal of Health Promotion and
cribing in five European countries: application of common definitions to assess the prevalence, clinical observations, and
Education: 52, 2014, nr. 4, p. 222-228 - Bekkema, N., Veer, A.J.E. de, Hertogh, C.M.P.M., Francke, A.L.
methodological implications. European Journal of Clinical
Respecting autonomy in the end-of-life care of people with
Pharmacology: 70, 2014, nr. 7, p. 849-857
intellectual disabilities: a qualitative multiple-case study. Jour-
- Albada, A., Ausems, M.G.E.M., Dulmen, S. van Counselee participation in follow-up breast cancer genetic counselling
nal of Intellectual Disability Research: 58, 2014, nr. 4, p. 368380
visits and associations with achievement of the preferred role,
- Bekkema, N., Veer, A.J.E. de, Wagemans, A.M.A., Hertogh,
cognitive outcomes, risk perception alignment and perceived
C.M.P.M., Francke, A.L. Decision making about medical
personal control. Social Science & Medicine: 116, 2014, nr. sept,
interventions in the end-of-life care of people with intellectual
p. 178-186
disabilities: a national survey of the considerations and beliefs
- Albada, A., Vernooij, M., Osch, L. van, Pijpe, A., Dulmen, S. van, Ausems, M.G.E.M. Does and should breast cancer genetic counselling include lifestyle advice? Familial Cancer: 13, 2014, nr. 1, p. 35-44 - Albers, G., Francke, A.L., Veer, A.J.E. de, Bilsen, J., OnwuteakaPhilipsen, B.D. Attitudes of nursing staff towards involvement in medical end-of-life decisions: a national survey study. Patient Education and Counseling: 94, 2014, nr. 1, p. 4-9 - Badenbroek, I.F., Stol, D.M., Nielen, M.M.J., Hollander, M., Kraaijenhagen, R.A., Wit, G.A. de, Schellevis, F.G., Wit, N.J. de Design of the INTEGRATE study: effectiveness and cost-effectiveness of a cardiometabolic risk assessment and treatment
of GPs, ID physicians and care staff. Patient Education and Counseling: 96, 2014, nr. 2, p. 204-209 - Bekkema, N., Veer, A.J.E. de, Albers, G., Hertogh, C.M.P.M., Onwuteaka-Philipsen, B.D., Francke, A.L. Training needs of nurses and social workers in the end-of-life care for people with intellectual disabilities: a national survey. Nurse Education Today: 34, 2014, nr. 4, p. 494-500 - Bell, B.G., Schellevis, F., Stobberingh, E., Goossen, H., Pringle, M. A systematic review and meta-analysis of the effects of antibiotic consumption on antibiotic resistance. BMC Infectious Diseases: 9, 2014, nr. 13 - Berg, J.F. van den, Kok, R.M., Marwijk, H.W.J. van, Mast, R.C.
program integrated in primary care. BMC Family Practice: 15,
van der, Naarding, P., Oude Voshaar, R.C., Stek, M.L., Verhaak,
2014, nr. 90
P.F.M., Waal, M.W.M. de, Comijs, H.C. Correlates of alcohol
- Baliatsas, C., Kamp, I. van, Hooiveld, M., Yzermans, J., Lebret,
abstinence and at-risk alcohol consumption in older adults
E. Comparing non-specific physical symptoms in environ-
with depression: the NESDO Study. American Journal of Geri-
mentally sensitive patients: prevalence, duration, functional
atric Psychiatry: 22, 2014, nr. 9, p. 886-874
58
jaarBoek 2014
- Bijnen, E.M.E. van, Paget, J., Heijer, C.D.J. den, Stobberingh, E.E., Bruggeman, C.A., Schellevis, F.G. Evidence-based pri-
and Infection: 142, 2014, nr. 11, p. 2412-2421 - Bruinessen, I.R. van, Weel-Baumgarten, E.M. van, Snippe,
mary care treatment guidelines for skin infections in Europe: a
H.W., Gouw, H., Zijlstra, J.M., Dulmen, S. van Active patient
comparative analysis. European Journal of General Practice:
participation in the development of an online intervention.
20, 2014, nr. 4, p. 294-300
JMIR Research Protocols: 3, 2014, nr. 4, p. e59
- Bijnen, E.M.E. van, Paget, W.J., Heijer, C.D.J. den, Stobbe-
- Buers, C., Triemstra, M., Bloemendal, E., Zwijnenberg, N.C.,
ringh, E.E., Bruggeman, C.A., Schellevis, F.G. Primary care
Hendriks, M., Delnoij, D.M.J. The value of cognitive intervie-
treatment guidelines for skin infections in Europe: congru-
wing for optimizing a patient experience survey. International
ence with antimicrobial resistance found in commensal Sta-
Journal of Social Research Methodology: 17, 2014, nr. 4, p. 325-
phylococcus aureus in the community. BMC Family Practice:
340
15, 2014, nr. 175
- Butalid, L., Verhaak, P.F.M., Dulmen, S. van, Bensing, J.M.
- Boerleider, A.W., Francke, A.L., Reep, M. van de, Manniën, J.,
Concerns voiced by patients and GPs’ responses during psy-
Wiegers, T.A., Devillé, W.L.J.M. “Being flexible and creative”:
chosocial visits in primary care: a historical cross-sectional
a qualitative study on maternity care assistants’ experiences
study. BMC Family Practice: 15, 2014, nr. 188
with non-western immigrant women. PLoS One: 9, 2014, nr. 3 - Bossen, D., Veenhof, C., Dekker, J., Bakker, D.H. de The effec-
- Butalid, L., Bensing, J.M., Verhaak, P.F.M. Talking about psychosocial problems: an observational study on changes in
tiveness of self-guided web-based physical activity interventi-
doctor–patient communication in general practice between
ons among patients with a chronic disease: a systematic
1977 and 2008. Patient Education and Counseling: 94, 2014,
review. Journal of Physical Activity & Health: 11, 2014, nr. 3, p. 665-677
nr. 3, p. 314-321 - Buul, L.W. van, Steen, J.T. van der, Doncker, S.M.M.M., Ach-
- Botje, D., Klazinga, N.S., Suñol, R., Groene, O., Pfaff, H., Man-
terberg, W.P., Schellevis, F.G., Veenhuizen, R.B., Hertogh,
nion, R., Depaigne-Loth, A., Arah, O.A., DerSarkissian, M.,
C.M.P.M. Factors influencing antibiotic prescribing in long-
Wagner, C. Is having quality as an item on the executive
term care facilities: a qualitative in-depth study. BMC Geria-
board associated with the implementation of quality manage-
trics: 14, 2014, nr. 136
ment systems in European hospitals: a quantitative analysis.
- Dijk, C.E. van, Venema, B., Jong, J.D. de, Bakker, D.H. de Mar-
International Journal for Quality in Health Care: 26, 2014, nr.
ket competition and price of disease management program-
suppl. 1, p. 92-99
mes: an observational study. BMC Health Services Research:
- Brabers, A.E.M., Jong, J.D. de Perceptions about affordability of care in the Netherlands. Eurohealth: 20, 2014, nr. 4, p. 31-34 - Brooke, R.J., Lier, A. van, Donker, G.A., Hoek, W. van der,
14, 2014, nr. 1, p. 510 - Dijk, C.E. van, Korevaar, J.C., Koopmans, B., Jong, J.D. de, Bakker, D.H. de The primary-secondary care interface: does pro-
Kretzschmar, M.E.E. Comparing the impact of two concur-
vision of more services in primary care reduce referrals to
rent infectious disease outbreaks on The Netherlands popula-
medical specialists? Health Policy: 118, 2014, nr. 1, p. 48-55
tion, 2009, using disability-adjusted life years. Epidemiology
- Dijk, C.E. van, Verheij, R.A., Brake, H. te, Spreeuwenberg, P.,
jaarBoek 2014
59
Groenewegen, P.P., Bakker, D.H. de Changes in the remunera-
comparing the effectiveness of three warning labels on the
tion system for general practitioners: effects on contact type
package of driving-impairing medicines. International Journal
and consultation length. European Journal of Health Economics: 15, 2014, nr. 1, p. 83-91 - Dillen, S.M.E. van, Noordman, J., Dulmen, S. van, Hiddink, G.J. Examining the content of weight, nutrition and physical activity advices provided by Dutch practice nurses in primary care: analysis of videotaped consultations. European Journal of Clinical Nutrition: 68, 2014, nr. 1, p. 50-56 - Dorn, T., Ceelen, M., Buster, M., Stirbu, I., Donker, G., Das, K.
of Clinical Pharmacy: 36, 2014, nr. 6, p. 1152-1159 - Engels, G., Francke, A.L., Meijel, B. van, Douma, J.G., Kam, H. de, Wesselink, W., Houtjes, W., Scherder, E.J.A. Clinical pain in schizophrenia: a systematic review. Journal of Pain: 15, 2014, nr. 5, p. 457-467 - Evans, N., Costantini, M., Pasman, H.R., Block, L. van den, Donker, G.A., Miccinesi, G., Bertolissi, S., Gil, M., Boffin, N., Zurriaga, O., Deliens, L., Onwuteaka-Philipsen, B. End-of-life
Mental health and health-care use of detainees in police cus-
communication: a retrospective survey of representative
tody. Journal of Forensic and Legal Medicine: 26, 2014, nr. aug,
General Practitioner networks in four countries. Journal of
p. 24-28 - Dückers, M.L.A., Groenewegen, P.P., Wagner, C. Quality
Pain and Symptom Management: 47, 2014, nr. 3, p. 604-619.e3 - Evans, N., Pasman, H.R.W., Donker, G.A., Deliens, L., Block, L.
improvement collaboratives and the wisdom of crowds: spread
van den, Onwuteaka-Philipsen, B. End-of-life care in general
explained by perceived success at group level. Implementation
practice: a cross-sectional, retrospective survey of ‘cancer’,
Science: 9, 2014, nr. 91
‘organ failure’ and ‘old-age/dementia’ patients. Palliative
- Dungen, C. van den, Hoeymans, N., Akker, M. van den, Biermans, M.C.J., Boven, K. van, Joosten, J.H.K., Verheij, R.A.,
Medicine: 28, 2014, nr. 7, p. 965-975 - Font-Ribera, L., Villanueva, C.M., Gracia-Lavedan, E., Borras-
Waal, M.W.M. de, Schellevis, F.G., Oers, J.A.M. van Do prac-
Santos, A., Kogevinas, M., Zock, J.P. Indoor swimming pool
tice characteristics explain differences in morbidity estimates
attendance and respiratory and dermal health in schoolchil-
between electronic health record based general practice regi-
dren: HITEA Catalonia. Respiratory Medicine: 108, 2014, nr. 7,
stration networks? BMC Family Practice: 15, 2014, nr. 176 - Eertwegh, V. van den, Dalen, J. van, Dulmen, S. van, Vleuten,
p. 1056-1059 - Franx, G., Huyser, J., Koetsenruijter, J., Feltz-Cornelis, C.M.
C. van der, Scherpbier, A. Residents’ perceived barriers to
van der, Verhaak, P.F.M., Grol, R.P.T.M., Wensing, M. Imple-
communication skills learning: comparing two medical wor-
menting guidelines for depression on antidepressant prescri-
king contexts in postgraduate training. Patient Education and
bing in general practice: a quasi-experimental evaluation.
Counseling: 95, 2014, nr. 1, p. 91-97
BMC Family Practice: 15, 2014, nr. 35
- Eitzen-Strassel, J. von, Vrijhoef, H.J.M., Derckx, E.W.C.C., Bak- - Galenkamp, H., Huisman, M., Braam, A.W., Schellevis, F.G., ker, D.H. de Personnel planning in general practices: develop-
Deeg, D.J.H. Disease prevalence based on older people’s self-
ment and testing of a skill mix analysis method. Human
reports increased, but patient-general practitioner agreement
Resources for Health: 12, 2014, nr. 53
remained stable, 1992-2009. Journal of Clinical Epidemiology:
- Emich, B., Dijk, L. van, Monteiro, S.P., Gier, J.J. de A study 60
67, 2014, nr. 7, p. 773-780 jaarBoek 2014
- Geelen, E., Krumeich, A., Schellevis, F.G., Akker, M. van den General practitioners’ perceptions of their role in cancer fol-
of Health Communication: 19, 2014, nr. Suppl. 2, p. 115-131 - Heijden, A.A.W.A. van der, Bruijne, M.C. de, Feenstra, T.L.,
low-up care: a qualitative study in the Netherlands. European
Dekker, J.M., Baan, C.A., Bosmans, J.E., Bot, S.D.M., Donker,
Journal of General Practice: 20, 2014, nr. 1, p. 17-24
G.A., Nijpels, G. Resource use and costs of type 2 diabetes
- Gielen, S.C., Dekker, J., Francke, A.L., Mistiaen, P., Kroezen,
patients receiving managed or protocolized primary care: a
M. The effects of nurse prescribing: a systematic review.
controlled clinical trial. BMC Health Services Research: 14,
International Journal of Nursing Studies: 51, 2014, nr. 7, p. 1048-1061
2014, nr. 280 - Heijer, C.D.J. den, Bijnen, E.M.E. van, Paget, W.J., Stobbe-
- Goenee, M.S., Donker, G.A., Picavet, C., Wijsen, C. Decisionmaking concerning unwanted pregnancy in general practice. Family Practice: 31, 2014, nr. 5, p. 564-570
ringh, E.E. Fusidic acid resistance in Staphylococcus aureus nasal carriage strains in nine European countries. Future Microbiology: 9, 2014, nr. 6, p. 737-745
- Groot, M.C.H. de, Schuerch, M., Vries, F. de, Hesse, U., Oliva,
- Heiligers, P.J.M. Specialty choice. In: W.C. Cockerham; R.
B., Gil, M., Huerta, C., Requena, G., Abajo, F. de, Afonso, A.S.,
Dingwall; S.R. Quah. The Wiley-Blackwell encyclopedia of
Souverein, P.C., Alvarez, Y., Slattery, J., Rottenkolber, M.,
health, illness, behavior, and society. Chicester: John Wiley
Schmiedl, S., Dijk, L. van, Schlienger, R.G., Reynolds, R., Klungel, O.H. Antiepileptic drug use in seven electronic
and Sons, 2014. p. 2254-2258 - Hendriks, M., Rademakers, J. Relationships between patient
health record databases in Europe: a methodological compari-
activation, disease-specific knowledge and health outcomes
son. Epilepsia: 55, 2014, nr. 5, p. 666-673
among people with diabetes: a survey study BMC Health Ser-
- Groot, M.C.H. de, Klungel, O.H., Leufkens, H.G.M., Dijk, L.
vices Research: 14, 2014, nr. 393
van, Grobbee, D.E., Garde, E.M.W. van de Sources of hetero-
- Hoekstra, R.A., Heins, M.J., Korevaar, J.C. Health care needs
geneity in case–control studies on associations between sta-
of cancer survivors in general practice: a systematic review.
tins, ACE-inhibitors, and proton pump inhibitors and risk of
BMC Family Practice: 15, 2014, nr. 94
pneumonia. European Journal of Epidemiology: 29, 2014, nr. 10, p. 767-775
- Hofstede, J., Bie, J. de, Wijngaarden, B. van, Heijmans, M. Knowledge, use and attitude towards eHealth among patients
- Hahné, S., Hooiveld, M., Vennema, H., Ginkel, A. van, Melker, H. de, Wallinga, J., Pelt, W. van, Bruijning-Verhagen, P.
with chronic lung diseases. International Journal of Medical Informatics: 83, 2014, nr. 12, p. 967-974
Exceptionally low rotavirus incidence in the Netherlands in
- Hujala, A., Rijken, M., Laulainen, S., Taskinen, H., Rissanen, S.
2013/14 in the absence of rotavirus vaccination. Eurosurveil-
People with multimorbidity: forgotten outsiders or dynamic
lance: 19, 2014, nr. 43
self-managers? Journal of Health Organization and Manage-
- Heide, I. van der, Uiters, E., Rademakers, J., Struijs, J.N., Schuit, A.J., Baan, C.A. Associations among health literacy,
ment: 28, 2014, nr. 5, p. 696-712 - IJkema, R., Langelaan, M., Steeg, L. van de, Wagner, C. Do
diabetes knowledge, and self-management behavior in adults
patient characteristics influence nursing adherence to a gui-
with diabetes: results of a Dutch cross-sectional study. Journal
deline for preventing delirium? Journal of Nursing Scholar-
jaarBoek 2014
61
ship: 46, 2014, nr. 3, p. 147-156 - IJkema, R., Langelaan, M., Steeg, L. van de, Wagner, C. What
trial. BMC Musculoskeletal Disorders: 15, 2014, nr. 269 - Kloek, C.J.J., Tol, J., Veenhof, C., Wulp, I. van der, Swinkels,
impedes and what facilitates a quality improvement project
I.C.S. Dutch general practitioners’ weight management policy
for older hospitalized patients? Implementation Science: 26,
for overweight and obese patients. BMC Obesity: 1, 2014, nr. 2
2014, nr. 1, p. 41-48 - Ivanovska, V., Rademaker, C.M.A., Dijk, L. van, Mantel-Teeu-
- Ko, W., Deliens, L., Miccinesi, G., Giusti, F., Moreels, S., Donker, G.A., Owuteaka-Philipsen, B., Zurriaga, O., Lopéz-
wisse, A.K. Pediatric drug formulations: a review of challen-
Maside, A., Block, L. van den Care provided and care setting
ges and progress. Pediatrics: 134, 2014, nr. 2, p. 361-372
transitions in the last three months of life of cancer patients: a
- Jansen, D. How can we improve care for people with multiple chronic conditions? BMJ Blogs: 2014, nr. 22 jan. - Jansen, D.L., Rijken, M., Kaptein, A.A., Boeschoten, E.W.,
nationwide monitoring study in four European countries. BMC Cancer: 14, 2014, nr. 960 - Ko, W., Miccinesi, G., Beccaro, M., Moreels, S., Donker, G.A.,
Dekker, F.W., Groenewegen, P.P. The role of social support in
Onwuteaka-Philipsen, B., Alonso, T.V., Deliens, L., Block, L.
dialysis patients’ feelings of autonomy and self-esteem: is sup-
van den Factors associated with fulfilling the preference for
port more beneficial for patients with specific illness percepti-
dying at home among cancer patients: the role of general prac-
ons? Families, Systems & Health: 32, 2014, nr. 3, p. 313-327 - Kasteleyn, M.J., Gorter, K.J., Stellato, R.K., Rijken, M., Nijpels,
titioners. Journal of Palliative Care: 30, 2014, nr. 3, p. 141-150 - Kooy, M.J., Geffen, E.C.G. van, Heerdink, E.R., Dijk, L. van,
G., Rutten, G.E.H.M. Tailored support for type 2 diabetes
Bouvy, M.L. Effects of a TELephone Counselling Intervention
patients with an acute coronary event after discharge from
by Pharmacist (TelCIP) on medication adherence, patient
hospital: design and development of a randomised controlled
beliefs and satisfaction with information for patients starting
trial. Diabetology & Metabolic Syndrome: 6, 2014, nr. 5
treatment: study protocol for a cluster randomized controlled
- Kasteleyn, M.J., Gorter, K.J., Puffelen, A.L. van, Heijmans, M., Vos, R.C., Jansen, H., Rutten, G.E.H.M. What follow-up care
trial. BMC Health Services Research: 14, 2014, nr. 219 - Korte-Verhoef, M.C. de, Pasman, H.R.W., Schweitzer, B.P.M.,
and self-management support do patients with type 2 diabetes
Francke, A.L., Onwuteaka-Philipsen, B.D., Deliens, L. Rea-
want after their first acute coronary event? A qualitative study.
sons for hospitalisation at the end of life: differences between
Primary Care Diabetes: 8, 2014, nr. 3, p. 195-206
cancer and non-cancer patients. Supportive Care in Cancer:
- Kieft, R.A.M.M., Brouwer, B.B.J.M. de, Francke, A.L., Delnoij, D.M.J. How nurses and their work environment affect patient
22, 2014, nr. 3, p. 645-652 - Korte-Verhoef, M.C. de, Pasman, H.R.W., Schweitzer, B.P.M.,
experiences of the quality of care: a qualitative study. BMC
Francke, A.L., Onwuteaka-Philipsen, B.D., Deliens, L. Burden
Health Services Research: 14, 2014, nr. 249
for family carers at the end of life; a mixed-method study of
- Kloek, C.J.J., Bossen, D., Veenhof, C., Dongen, J.M. van, Dekker, J., Bakker, D.H. de Effectiveness and cost-effectiveness of a blended exercise intervention for patients with hip and/or
the perspectives of family carers and GPs. BMC Palliative Care: 13, 2014, nr. 16 - Kösters, M.P., Chinapaw, M.J.M., Zwaanswijk, M., Wal, M.F.
knee osteoarthritis: study protocol of a randomized controlled
van der, Koot, H.M. Letter to the editor regarding “Study
62
jaarBoek 2014
design of ‘Friends for Life’: a process and effect evaluation of an indicated school-based prevention program”: response to
Journal of Medical Informatics: 83, 2014, nr. 12 - Lamkaddem, M., Stronks, K., Devillé, W.D., Olff, M., Gerrit-
Lima et al. Neuropsychiatric Disease and Treatment: 2014, nr.
sen, A.A.M., Essink-Bot, M.L. Course of post-traumatic stress
10, p. 671-674
disorder and health care utilisation among resettled refugees
- Krage, R., Tjon Soei Len, L., Schober, P., Kolenbrander, M., Groeningen, D. van, Loer, S.A., Wagner, C., Zwaan, L. Does
in the Netherlands. BMC Psychiatry: 14, 2014, nr. 90 - Leede M. van der, Veenhof, C., Roorda, L.D., Dekker, J. Risk
individual experience affect performance during cardiopulmo-
factors for functional decline in osteoarthritis of the knee or
nary resuscitation with additional external distractors? Ana-
hip. In: J. Dekker (red.). Exercise and physical functioning in
esthesia: 69, 2014, nr. 9, p. 983-989
osteoarthritis: medical, neuromuscular and behavioral per-
- Kroezen, M., Mistiaen, P., Dijk, L. van, Groenewegen, P.P., Francke, A.L. Negotiating jurisdiction in the workplace: a
spectives. Dordrecht: Springer, 2014. p. 39-48 - Leyland, A.H., Groenewegen, P.P. Intraclass Correlation Coef-
multiple-case study of nurse prescribing in hospital settings.
ficient (ICC). In: A.C. Michalos. Encyclopedia of quality of life
Social Science & Medicine: 117, 2014, nr. sept, p. 107-115
and well-being research. Dordrecht: Springer Reference, 2014.
- Kroezen, M., Dijk, L. van, Groenewegen, P.P., Rond, M. de, Veer, A.J.E. de, Francke, A.L. Neutral to positive views on the
p. 3367-3368 - Leyland, A.H., Groenewegen, P.P. Hierarchical linear mode-
consequences of nurse prescribing: results of a national survey
ling. In: A.C. Michalos. Encyclopedia of quality of life and
among registered nurses, nurse specialists and physicians.
well-being research. Dordrecht: Springer Reference, 2014. p.
International Journal of Nursing Studies: 51, 2014, nr. 4, p.
2861-2863
539-548
- Lier, A. van, Erp, J. van, Donker, G.A., Maas, N.A.T. van der,
- Kroezen, M., Veer, A. de, Francke, A., Groenewegen, P., Dijk,
Sturkenboom, M.C.J.M., Melker, H.E. de Low varicella-related
L. van Changes in nurses’ views and practices concerning
consultation rate in the Netherlands in primary care data.
nurse prescribing between 2006 and 2012: results from two
Vaccine: 32, 2014, nr. 28, p. 3517-3524
national surveys. Journal of Advanced Nursing: 70, 2014, nr. 11, p. 2550-2561
- Lier, E.A. van, Kemmeren, J.M., Suijkerbuijk, A.W.M., Luytjes, W., Donker, G.A., Stirbu-Wagner, I., Jochemsen, P., Melker,
- Krol, M., Sixma, H., Meerdink, J., Wiersma, H., Rademakers, J.
H.E. de Varicella zoster virus (VZV) infection. In: T.M. Schu-
Exploring young patients’ perspectives on rehabilitation care:
rink-van ‘t Klooster; H.E. de Melker. The National Immunisa-
methods and challenges of organizing focus groups for chil-
tion Programme in the Netherlands: developments in 2013.
dren and adolescents. Child: Care, Health and Development:
Bilthoven: RIVM, 2013. p. 92-99
40, 2014, nr. 4, p. 507-514
- Loenhout, J.A.F. van, Tiel, H.H.M.M. van, Heuvel, J. van den,
- Kuchinke, W., Ohmann, C., Verheij, R.A., Veen, E.B. van,
Vercoulen, J.H., Bor, H., Velden, K. van der, Paget, W.J., Haut-
Arvanitis, T.N., Taweel, A., Delaney, B.C. A standardised gra-
vast, J.L.A. Serious long-term health consequences of Q-fever
phic method for describing data privacy frameworks in pri-
and Legionnaires’ disease. Journal of Infection: 68, 2014, nr. 6,
mary care research using a flexible zone model. International
p. 527-533
jaarBoek 2014
63
- Maas, N.A.T. van der, Kemmeren, J.M., Lugner, A.K., Suijker-
- Niemeijer, A.R., Depla, M., Hertogh, C., Frederiks, B., Francke,
buijk, A.W.M., Donker, G.A., Buisman, A., Berbers, G.A.M.,
A. The use of surveillance technology in residential facilities
Els, C.A.C.M. van, Melker, H.E. de, Mooi, F.R. Pertussis. In:
for people with dementia or intellectual disabilities: a study
T.M. Schurink-van ‘t Klooster; H.E. de Melker. The National
among nurses and support staff. American Journal of Nursing:
Immunisation Programme in the Netherlands: developments in 2013. Bilthoven: RIVM, 2013. p. 36-43 - Martin, L., Hutton, E.K., Spelten, E.R., Gitsels-van der Wal,
114, 2014, nr. 12, p. 28-37 - Nijman, J., Hendriks, M., Brabers, A., Jong, J. de, Rademakers, J. Patient activation and health literacy as predictors of health
J.T., Dulmen, S. van Midwives’ views on of appropriate ante-
information use in a general sample of Dutch health care con-
natal counselling for congenital anomaly tests: do they match
sumers. Journal of Health Communication: International Per-
clients’ preferences? Midwifery: 30, 2014, nr. 6, p. 600-609
spectives: 19, 2014, nr. 8, p. 955-969
- Martowirono, K., Wagner, C., Bijnen, A.B. Surgical residents’
- Noordman, J., Weijden, T. van der, Dulmen, S. van Effects of
perceptions of patient safety climate in Dutch teaching hospi-
video-feedback on the communication, clinical competence
tals. Journal of Evaluation in Clinical Practice: 20, 2014, nr. 2,
and motivational interviewing skills of practice nurses: a pre-
p. 121-128
test posttest control group study. Journal of Advanced Nur-
- McDonald, S.A., Presanis, A.M., Angelis, D. de, Hoek, W. van
sing: 70, 2014, nr. 10, p. 2272-2283
der, Hooiveld, M., Donker, G., Kretzschmar, M.E. An evidence - Okuyama, A., Wagner, C., Bijnen, B. Speaking up for patient synthesis approach to estimating the incidence of seasonal
safety by hospital-based health care professionals: a literature
influenza in the Netherlands. Influenza and Other Respira-
review. BMC Health Services Research: 14, 2014, nr. 61
tory Viruses: 8, 2014, nr. 1, p. 33-41 - Meijer, A., Benschop, K.S., Donker, G.A., Avoort, H.G. van der
- Oostrom, S.H. van, Picavet, H.S., Bruin, S.R. de, Stirbu, I., Korevaar, J.C., Schellevis, F.G., Baan, C.A. Multimorbidity of
Continued seasonal circulation of enterovirus D68 in the
chronic diseases and health care utilization in general prac-
Netherlands, 2011-2014. Eurosurveillance: 19, 2014, nr. 42
tice. BMC Family Practice: 15, 2014, nr. 61
- Melle, M.A. van, Lamkaddem, M., Stuiver, M.M., Gerritsen,
- Osch, M. van, Sep, M., Vliet, L.M. van, Dulmen, S. van, Ben-
A.A.M., Devillé, W.L.J.M., Essink-Bot, M.L. Quality of pri-
sing, J.M. Reducing patients’ anxiety and uncertainty, and
mary care for resettled refugees in the Netherlands with chro-
improving recall in bad news consultations. Health Psycho-
nic mental and physical health problems: a cross-sectional
logy: 33, 2014, nr. 11, p. 1382-1390
analysis of medical records and interview data. BMC Family Practice: 15, 2014, nr. 160 - Mikalef, P., Pateli, A., Batenburg, R., Wetering, R. van de Business alignment in the procurement domain: a study of antece-
- Paternotte, E., Fokkema, J.P.I., Loon, K.A.van, Dulmen, S. van, Scheele, F. Cultural diversity: blind spot in medical curriculum documents, a document analysis. BMC Medical Education: 14, 2014, nr. 176
dents and determinants of supply chain performance. Interna- - Paul, K.T., Avezaat, C.J.J., Friele, R.D., IJzermans, J.N., Bal, R.A. tional Journal of Information Systems and Project Manage-
Organ donation as transition work: policy discourse and clinical
ment: 2, 2014, nr. 1, p. 43-59
practice in The Netherlands. Health: 18, 2014, nr. 4, p. 369-387
64
jaarBoek 2014
- Peeters, M.G.P., Delnoij, D.M.J., Friele, R.D. Stronger, but not (yet) an equal. The use of quality improvement instruments and strategies by patient organisations in the Netherlands. Social Science & Medicine: 115, 2014, nr. aug, p. 56-63 - Pereboom, M.T.R., Manniën, J., Spelten, E.R., Hutton, E.K.,
life: a cross-national population-based study. European Journal of Public Health: 24, 2014, nr. 5, p. 819-826 - Plochg, T., Arah, O.A., Botje, D., Thompson, C.A., Klazinga, N.S., Wagner, C., Mannion, R., Lombarts, K. Measuring clinical management by physicians and nurses in European hospi-
Schellevis, F.G. Maternal cytomegalovirus infection preven-
tals: development and validation of two scales. International
tion: the role of Dutch primary care midwives. Midwifery: 30,
Journal for Quality in Health Care: 26, 2014, nr. suppl. 1, p. 56-
2014, nr. 12, p. 1196-1201
65
- Pereboom, M.T.R., Manniën, J., Almkerk, K.D.J. van, Spelten,
- Poot, E.P., Bruijne, M.C. de, Wouters, M.G.A.J., Groot, C.J.M.
E.R., Gitsels, J.T., Martin, L., Hutton, E.K., Schellevis, F.G.
de, Wagner, C. Exploring perinatal shift-to-shift handover
What information do Dutch midwives give clients about toxo-
communication and process: an observational study. Journal
plasmosis, listeriosis and cytomegalovirus prevention? An
of Evaluation in Clinical Practice: 20, 2014, nr. 2, p. 166-175
exploratory study of videotaped consultations. Patient Education and Counseling: 96, 2014, nr. 1, p. 29-35
- Prins, M.A., Verhaak, P.F.M., Smit, D., Verheij, R.A. Healthcare utilization in general practice before and after psy-
- Pereboom, M.T.R., Manniën, J., Rours, G.I.J.G., Spelten, E.R., Hutton, E.K., Schellevis, F.G. Chlamydia trachomatis infection during pregnancy: knowledge, test practices, and attitudes of Dutch midwives. Scandinavian Journal of Infectious Diseases: 46, 2014, nr. 2, p. 107-113
chological treatment: a follow-up data linkage study in primary care. Scandinavian Journal of Primary Health Care: 32, 2014, nr. 3, p. 117-123 - Puffelen, A.L. van, Rijken, M., Heijmans, M.J.W.M., Nijpels, G., Rutten, G.E.H.M., Schellevis, F.G. Living with diabetes: a
- Pereboom, M.T.R., Spelten, E.R., Manniën, J., Rours, G.I.J.G.,
group-based self-management support programme for T2DM
Morré, S.A., Schellevis, F.G., Hutton, E.K. Knowledge and
patients in the early phases of illness and their partners, study
acceptability of Chlamydia trachomatis screening among
protocol of a randomised comtrolled trial. BMC Health Ser-
pregnant women and their partners: a cross-sectional study. BMC Public Health: 14, 2014, nr. 704
vices Research: 14, 2014, nr. 144 - Rademakers, J., Nijman, J., Brabers, A.E.M., Jong, J.D. de, Hen-
- Pisters, M.F., Veenhof, C., Dijk, G.M. van, Dekker, J. CARPA STUDY GROUP Avoidance of activity and limitations in activities in patients with osteoarthritis of the hip or knee: a 5 year follow-up study on the mediating role of reduced muscle strength. Osteoarthritis and Cartilage: 22, 2014, nr. 2, p. 171-177 - Pivodic, L., Block, L. van den, Pardon, K., Miccinesi, G., Vega Alonso, T., Boffin, N., Donker, G.A., Cancian, M., Lopéz-
driks, M. The relative effect of health literacy and patient activation on provider choice in the Netherlands. Health Policy: 114, 2014, nr. 2-3, p. 200-206 - Raijmakers, N.J.H., Hofstede, J.M., Nijs, E.J.M. de, Deliens, L., Francke, A.L. The effect and process evaluations of the national quality improvement programme for palliative care: the study protocol. BMC Palliative Care: 13, 2014, nr. 5
Maside, A., Onwuteaka-Philipsen, B.D., Deliens, L. Burden on - Rijken, M., Heijmans, M., Jansen, D., Rademakers, J.J.D.J.M. family carers and care-related financial strain at the end of jaarBoek 2014
Developments in patient activation of people with chronic ill65
ness and the impact of changes in self-reported health: results
- Scheele, J., Vijfvinkel, F., Rigter, M., Swinkels, I.C.S., Bierma-
of a nationwide longitudinal study in the Netherlands. Patient
Zeinstra, S.M.A., Koes, B.W., Luijsterburg, P.A.J. Direct access
Education and Counseling: 97, 2014, nr. 3, p. 383-390
to physical therapy for patients with low back pain in the
- Rijken, M., Bekkema, N., Boeckxstaens, P., Schellevis, F.G., Maeseneer, J.M. de, Groenewegen, P.P. Chronic Disease Management Programmes: an adequate response to patients’ needs? Health Expectations: 17, 2014, nr. 5, p. 608-621 - Roo, M.L. de, Steen, J.T. van der, Galindo Garre, F., Noortgate, N. van den, Onwuteaka-Philipsen, B.D., Deliens, L., Francke, A.L. When do people with dementia die peacefully? An analy-
Netherlands: prevalence and predictors. Physical Therapy: 944, 2014, nr. 3, p. 363-70 - Schilp, J., Boot, S., Blok, C. de, Spreeuwenberg, P., Wagner, C. Protocol compliance of administering parenteral medication in Dutch hospitals: an evaluation and cost-estimation of the implementation. BMJ Open: 4, 2014, nr. 12, p. e005232 - Schilp, J., Blok, C. de, Langelaan, M., Spreeuwenberg, P., Wag-
sis of data collected prospectively in long-term care settings.
ner, C. Guideline adherence for identification and hydration
Palliative Medicine: 28, 2014, nr. 3, p. 210-219
of high-risk hospital patients for contrast-induced nephro-
- Roo, M.L. de, Miccinesi, G., Onwuteaka-Philipsen, B.D., Noortgate, N. van den, Block, L. van den, Bonacchi, A., Don-
pathy. BMC Nephrology: 15, 2014, nr. 2 - Schoten, S.M. van, Baines, R.J., Spreeuwenberg, P., Bruijne,
ker, G.A., Lozano Alonso, J.E., Moreels, S., Deliens, L.,
M.C. de, Groenewegen, P.P., Groeneweg, J., Wagner, C. The
Francke, A.L. Actual and preferred place of death of home-
ecometric properties of a measurement instrument for pros-
dwelling patients in four European countries: making sense of
pective risk analysis in hospital departments. BMC Health
quality indicators. PLoS One: 9, 2014, nr. 4, p. e93762
Services Research: 14, 2014, nr. 103
- Rosse, F. van, Essink-Bot, M.L., Stronks, K., Bruijne, M. de,
- Schoten, S.M. van, Kop, V., Blok, C. de, Spreeuwenberg, P.,
Wagner, C. Ethnic minority patients not at increased risk of
Groenewegen, P.P., Wagner, C. Compliance with a time-out
adverse events during hospitalisation in urban hospitals in the
procedure intended to prevent wrong surgery in hospitals:
Netherlands: results of a prospective observational study. BMJ
results of a national patient safety programme in the Nether-
Open: 4, 2014, nr. 12, p. e005527 - Rovira, E., Cuadras, A., Aguilar, X., Esteban, L., Borras-Santos,
lands. BMJ Open: 4, 2014, nr. e005075 - Secanell, M., Groene, O., Arah, O.A., Lopez, M.A., Kutryba, B.,
A., Zock, J.P., Sunyer, J. Asthma, respiratory symptoms and
Pfaff, H., Klazinga, N., Wagner, C., Kristensen, S., Bartels, P.D.,
lung function in children living near a petrochemical site.
Garel, P., Bruneau, C., Escoval, A., França, M., Mora, N.,
Environmental Research: 133, 2014, p. 156-163
Suñol, R. Deepening our understanding of quality improve-
- Rutten, G.M., Meis, J.J.M., Hendriks, M.R.C., Hamers, F.J.M.,
ment in Europe (DUQuE): overview of a study of hospital
Veenhof, C., Kremers, S.P.J. The contribution of lifestyle coach-
quality management in seven countries. International Journal
ing of overweight patients in primary care to more autonomous
for Quality in Health Care: 26, 2014, nr. suppl. 1, p. 5-15
motivation for physical activity and healthy dietary behaviour:
- Sep, M.S.C., Osch, M. van, Vliet, L.M. van, Smets, E.M.A.,
results of a longitudinal study. International Journal of Behavi-
Bensing, J.M. The power of clinicians’ affective communica-
oral Nutrition and Physical Activity: 11, 2014, nr. 86
tion: how reassurance about non-abandonment can reduce
66
jaarBoek 2014
patients’ physiological arousal and increase information recall
- Steeg, L. van de, Langelaan, M., IJkema, R., Nugus, P., Wagner,
in bad news consultations. An experimental study using ana-
C. Improving delirium care for hospitalized older patients: a
logue patients. Patient Education and Counseling: 95, 2014,
qualitative study identifying barriers to guideline adherence.
nr. 1, p. 45-52
Journal of Evaluation in Clinical Practice: 20, 2014, nr. 6, p.
- Shaw, C.D., Groene, O., Botje, D., Suñol, R., Kutryba, B., Kla-
813-819
zinga, N., Bruneau, C., Hammer, A., Wang, A., Arah, O.A.,
- Steeg, L. van de, IJkema, R., Langelaan, M., Wagner, C. Can an
Wagner, C. The effect of certification and accreditation on
e-learning course improve nursing care for older people at risk
quality management in 4 clinical services in 73 European hos-
of delirium: a stepped wedge cluster randomised trial. BMC
pitals. International Journal for Quality in Health Care: 26, 2014, nr. Suppl 1, p. 100-107
Geriatrics: 14, 2014, nr. 69 - Steen, J.T. van der, Radbruch, L., Hertogh, C.M.P.M., Boer,
- Slottje, P., Yzermans, C.J., Korevaar, J.C., Hooiveld, M., Ver-
M.E. de, Hughes, J.C., Larkin, P., Francke, A.L., Junger, S.,
meulen, R.C.H. The population-based occupational and envi-
Gove, D., Firth, P., Koopmans, R.T.C.M., Volicer, L. White
ronmental health prospective cohort study (AMIGO) in the
paper defining optimal palliative care in older people with
Netherlands. BMJ Open: 4, 2014, nr. e005858
dementia: a Delphi study and recommendations from the
- Smelt, A.F.H., Assendelft, W.J.J., Dijk, C.E. van, Blom, J.W. Triptan use after starting prophylactic migraine treatment: a retrospective cohort study in a primary care population. Cephalalgia: 34, 2014, nr. 11, p. 927-932
European Association for Palliative Care. Palliative Medicine: 28, 2014, nr. 3, p. 197-209 - Steenis, M.N.A. van, Driesenaar, J.A., Bensing, J.M., Hulten, R. van, Soeverein, P.C., Dijk, L. van, Smet, P.A.G.M. de, Dulmen,
- Smit, L.A.M., Hooiveld, M., Sman-de Beer, F. van der, Opstal-
A.M. van Relationship between medication beliefs, self-
van Winden, A.W.J., Beekhuizen, J., Wouters, I.M., Yzermans,
reported and refill adherence, and symptoms in patients with
J., Heederik, D. Air pollution from livestock farms, and
asthma using inhaled corticosteroids. Patient Preference and
asthma, allergic rhinitis and COPD among neighbouring resi-
Adherence: 8, 2014, p. 83-91
dents. Occupational and Environmental Medicine: 71, 2014, nr. 2, p. 134-140
- Struckmann, V., Snoeijs, S., Melchiorre, M.G., Hujala, A., Rijken, M., Quentin, W., Ginneken, E. van Caring for people
- Spruit, M., Vroon, R., Batenburg, R. Towards healthcare business intelligence in long-term care: an explorative case study in the Netherlands. Computers in Human Behavior: 30, 2014, nr. January, p. 698-707
with multiple chronic conditions in Europe. Eurohealth: 20, 2014, nr. 3, p. 35-40 - Suñol, R., Wagner, C., Arah, O.A., Shaw, C.D., Kristensen, S., Thompson, C.A., DerSarkissian, M., Bartels, P.D., Pfaff, H.,
- Steeg, L. van de, Langelaan, M., Wagner, C. Can preventable
Secanell, M., Mora, N., Vlcek, F., Kutaj-Wasikowska, H.,
adverse events be predicted among hospitalized older
Kutryba, B., Michel, P., Groene, O. Evidence-based organiza-
patients? The development and validation of a predictive
tion and patient safety strategies in European hospitals. Inter-
model. International Journal for Quality in Health Care: 26,
national Journal for Quality in Health Care: 26, 2014, nr.
2014, nr. 5, p. 547-552
suppl. 1, p. 47-55 jaarBoek 2014
67
- Swinkels, I.C.S., Kooijman, M.K., Spreeuwenberg, P.M., Bossen, D., Leemrijse, C.J., Dijk, C.E. van, Verheij, R., Bakker, D.H.
Dutch primary care. International Journal for Quality in Health Care: 26, 2014, nr. 6
de, Veenhof, C. An overview of 5 years of patient self-referral
- Verbeek-van Noord, I., Wagner, C., Dyck, C. van, Twisk, J.W.R.,
for physical therapy in the Netherlands. Physical Therapy: 94,
Bruijne, M.C. de Is culture associated with patient safety in
2014, nr. 12, p. 1785-1795
the emergency department? A study of staff perspectives.
- Tol, J., Swinkels, I.C., Bakker, D.H. de, Seidell, J., Veenhof, C. Dietetic treatment lowers body mass index in overweight patients: an observational study in primary health care. Journal of Human Nutrition and Dietetics: 27, 2014, nr. 5, p. 426-433
International Journal for Quality in Health Care: 26, 2014, nr. 1, p. 64-70 - Verbeek-van Noord, I., Bruijne, M.C. de, Zwijnenberg, N.C., Jansma, E.P., Dyck, C. van, Wagner, C. Does classroom-based
- Tol, J., Swinkels, I.C., Bakker, D.H. de, Veenhof, C., Seidell, J.C.
Crew Resource Management training improve patient safety
Overweight and obese adults have low intentions of seeking
culture? A systematic review. SAGE Open Medicine: 2, 2014,
weight-related care: a cross-sectional survey. BMC Public
nr. 2050312114
Health: 14, 2014, nr. 582 - Tra, J., Engel, J., Wulp, I. van der, Bruijne, M.C. de, Wagner, C.
- Verbiest, M.E.A., Chavannes, N.H., Passchier, E., Noordman, J., Scharloo, M., Kaptein, A.A., Assendelft, W.J.J., Crone, M.R.
Monitoring guideline adherence in the management of acute
Sequence-analysis of video-recorded practitioner-patient
coronary syndrome in hospitals: design of a multicentre study.
communication about smoking in general practice: do smo-
Netherlands Heart Journal: 22, 2014, nr. 7-8, p. 346-353
kers express negative statements about quitting? Patient Edu-
- Uiters, E., Maurits, E., Droomers, M., Zwaanswijk, M., Verheij, R.A., Lucht, F. van der The association between adolescents’
cation and Counseling: 97, 2014, nr. 3, p. 352-360 - Verhaak, P.F.M., Dekker, J.H., Waal, M.W.M. de, Marwijk,
health and disparities in school career: a longitudinal cohort
H.W.J. van, Comijs, H.C. Depression, disability and somatic
study. BMC Public Health: 14, 2014, nr. 1104
diseases among elderly. Journal of Affective Disorders: 167,
- Vandenplas, O., Wiszniewska, M., Raulf, M., Blay, F. de, Gerth van Wijk, R., Moscato, G., Nemery, B., Pala, G., Quirce, S.,
2014, nr. oct., p. 187-191 - Verkaik, R., Busch, M., Koeneman, T., Berg, R. van den,
Sastre, J., Schlünssen, V., Sigsgaard, T., Siracusa, A., Tarlo,
Spreeuwenberg, P., Francke, A.L. Guided imagery in people
S.M., Kampen, V. van, Zock, J.P., Walusiak-Skorupa, J. EAACI
with fibromyalgia: a randomized controlled trial of effects on
position paper: irritant-induced asthma. Allergy: 69, 2014, nr.
pain, functional status and self-efficacy. Journal of Health Psy-
9, p. 1141-1153 - Veenhof, C., Pisters, M., Dekker, J. Exercise aiming at behavi-
chology: 19, 2014, nr. 5, p. 678-688 - Vervloet, M., Dijk, L. van, Bakker, D.H. de, Souverein, P.C.,
oral mechanisms. In: J. Dekker. Exercise and physical functio-
Santen-Reestman, J., Vlijmen, B. van, Aarle, M.C.W. van,
ning in osteoarthritis: medical, neuromuscular and behavioral
Hoek, L.S. van der, Bouvy, M.L. Short- and long-term effects
perspectives. Dordrecht: Springer, 2014. p. 109-118
of real-time medication monitoring with short message ser-
- Verbakel, N.J., Melle, M. van, Langelaan, M., Verheij, T.J.M.,
vice (SMS) reminders for missed doses on the refill adherence
Wagner, C., Zwart, D.L.M. Exploring patient safety culture in
of people with Type 2 diabetes: evidence from a randomised
68
jaarBoek 2014
controlled trial. Diabetic Medicine: 31, 2014, nr. 7, p. 821-828 - Victoor, A., Rademakers, J., Reitsma-van Rooijen, M., Jong, J.
- Wagner, C., Thompson, C.A., Arah, O.A., Groene, O., Klazinga, N.S., DerSarkissian, M., Suñol, R. A checklist for
de, Delnoij, D., Friele, R. The effect of the proximity of
patient safety rounds at the care pathway level. International
patients’ nearest alternative hospital on their intention to
Journal for Quality in Health Care: 26, 2014, nr. suppl. 1, p. 36-
search for information on hospital quality. Journal of Health Services Research & Policy: 19, 2014, nr. 1, p. 4-11
46 - Wagner, C., Groene, O., DerSarkissian, M., Thompson, C.A.,
- Victoor, A., Hansen, J., Akker-van Marle, M.E. van den, Berg,
Klazinga, N.S., Arah, O.A., Suñol, R. The use of on-site visits
B. van den, Hout, W.B. van den, Jong, J.D. de Choosing your
to assess compliance and implementation of quality manage-
health insurance package: a method for measuring the
ment at hospital level. International Journal for Quality in
public’s preferences for changes in the national health insu-
Health Care: 26, 2014, nr. suppl. 1, p. 27-35
rance plan. Health Policy: 117, 2014, nr. 2, p. 257-265 - Vos, H.M.M., Adan, I.M.A., Schellevis, F.G., Lagro-Janssen,
- Wagner, C., Groene, O., Thompson, C.A., Klazinga, N.S., DerSarkissian, M., Arah, O.A., Suñol, R. Development and valida-
A.L.M. Prevention in primary care: facilitators and barriers to
tion of an index to assess hospital quality management sys-
transform prevention from a random coincidence to a syste-
tems. International Journal for Quality in Health Care: 26,
matic approach. Journal of Evaluation in Clinical Practice: 20, 2014, nr. 3, p. 208-215
2014, nr. suppl. 1, p. 16-26 - Wagner, C., Groene, O., Thompson, C.A., DerSarkissian, M.,
- Vos, H.M.M., Delft, D.H.W.J.M. van, Kleijn, M.J.J. de, Nielen,
Klazinga, N.S., Arah, O.A., Suñol, R. DUQuE quality manage-
M.M.J., Schellevis, F.G., Lagro-Janssen, A.L.M. Selective pre-
ment measures: associations between quality management at
vention of cardiometabolic diseases in general practice: attitu-
hospital and pathway levels. International Journal for Quality
des and working methods of male and female general practiti-
in Health Care: 26, 2014, nr. suppl. 1, p. 66-73
oners before and after the introduction of the Prevention Con- - Wagner, C., Mannion, R., Hammer, A., Groene, O., Arah, O.A., sultation guideline in the Netherlands. Journal of Evaluation
DerSarkissian, M., Suñol, R. The associations between orga-
in Clinical Practice: 20, 2014, nr. 4, p. 478-485
nizational culture, organizational structure and quality
- Vries, L. de, Heijden, A.A.W.A. van der, Riet, E. van ‘t, Baan, C.A., Kostense, P.J., Rijken, M., Rutten, G.E.H.M., Nijpels, G. Peer support to decrease diabetes-related distress in patients
management in European hospitals. International Journal for Quality in Health Care: 26, 2014, nr. suppl. 1, p. 74-80 - Waverijn, G., Wolfe, M.K., Mohnen, S., Rijken, M., Spreeu-
with type 2 diabetes mellitus: design of a randomised control-
wenberg, P., Groenewegen, P. A prospective analysis of the
led trial. BMC Endocrine Disorders: 14, 2014, nr. 21
effect of neighbourhood and individual social capital on
- Vyncke, V., Hardyns, W., Peersman, W., Pauwels, L., Groenewegen, P., Willems, S. How equal is the relationship between individual social capital and psychological distress? A gende-
changes in self-rated health of people with chronic illness. BMC Public Health: 14, 2014, nr. 675 - Weldam, S.W.M., Lammers, J.W.J., Heijmans, M.J.W.M.,
red analysis using cross-sectional data from Ghent (Belgium).
Schuurmans, M.J. Perceived quality of life in chronic obstruc-
BMC Public Health: 14, 2014, nr. 960
tive pulmonary disease patients: a cross-sectional study in prijaarBoek 2014
69
mary care on the role of illness perceptions. BMC Family Practice: 15, 2014, nr. 140 - Wetering, R. van de, Batenburg, R. Towards a theory of PACS deployment: an integrative PACS maturity framework. Journal of Digital Imaging: 27, 2014, nr. 3, p. 337-350 - Wiegers, T.A., Warmelink, J.C., Spelten, E.R., Klomp, G.M.T.,
- Wouters, H., Dijk, L. van, Geffen, E.C.G. van, Geers, H.C.J., Souverein, P.C., Bouvy, M.L., Stiggelbout, A.M. Do the benefits of statins outweigh their drawbacks? Assessing patients’ trade-off preferences with conjoint analysis. International Journal of Cardiology: 176, 2014, nr. 3, p. 1220-1222 - Wouters, H., Dijk, L. van, Geffen, E.C.G. van, Gardarsdottir,
Hutton, E.K. Work and workload of Dutch primary care mid-
H., Stiggelbout, A.M., Bouvy, M.L. Primary-care patients’
wives in 2010. Midwifery: 30, 2014, nr. 9, p. 991-997
trade-off preferences with regard to antidepressants. Psycho-
- Willeboordse, F., Hugtenburg, J.G., Dijk, L. van, Bosmans, J.E., Vries, O.J. de, Schellevis, F.G., Elders, P.J.M. Opti-Med: the
logical Medicine: 44, 2014, nr. 11, p. 2301-2308 - Zwaanswijk, M., Dulmen, S. van Advantages of asynchronous
effectiveness of optimized clinical medication reviews in older
online focus groups and face-to-face focus groups as perceived
people with ‘geriatric giants’ in general practice; study proto-
by child, adolescent and adult participants: a survey study.
col of a cluster randomized controlled trial. BMC Geriatrics: 14, 2014, nr. 116 - Willeboordse, F., Hugtenburg, J.G., Schellevis, F.G., Elders,
BMC Research Notes: 7, 2014, nr. 756 - Zwikker, H.E., Ende, C.H. van den, Lankveld, W.G. van, Broeder, A.A. den, Hoogen, F.H. van den, Mosselaar, B. van de,
P.J.M. Patient participation in medication reviews is desirable
Dulmen, S. van, Bemt, B.J. van den Effectiveness of a group-
but not evidence-based: a systematic literature review. British
based intervention to change medication beliefs and improve
Journal of Clinical Pharmacology: 78, 2014, nr. 6, p. 1201-1216
medication adherence in patients with rheumatoid arthritis: a
- Wolfe, M.K., Groenewegen, P.P., Rijken, M., Vries, S. de Green space and changes in self-rated health among people with chronic illness. European Journal of Public Health: 24, 2014, nr. 4, p. 640-642 - Wouters, H., Bouvy, M.L., Geffen, E.C.G. van, Gardarsdottir, H., Stiggelbout, A.M., Dijk, L. van Antidepressants in primary care: patients’ experiences, perceptions, self-efficacy beliefs, and nonadherence. Patient Preference and Adherence: 8, 2014, p. 179-190
randomized controlled trial. Patient Education and Counseling: 94, 2014, nr. 3, p. 356-361 - Zwikker, H.E., Bemt, B.J. van den, Vriezekolk, J.E., Ende, C.H. van den, Dulmen, S. van Psychosocial predictors of nonadherence to chronic medication: systematic review of longitudinal studies. Patient Preference and Adherence: 8, 2014, p. 519-563 - Zwikker, H.E., Dulmen, S. van, Broeder, A.A. den, Bemt, B.J. van den, Ende, C.H. van den Perceived need to take medica-
- Wouters, H., Stiggelbout, A.M., Bouvy, M.L., Maatman, G.A.,
tion is associated with medication non-adherence in patients
Geffen, E.C.G. van, Vree, R., Nortier, J.W., Dijk, L. van Endo-
with rheumatoid arthritis. Patient Preference and Adherence:
crine therapy for breast cancer: assessing an array of women’s
8, 2014, p. 1635-1645
treatment experiences and perceptions, their perceived selfefficacy and nonadherence. Clinical Breast Cancer: 14, 2014, nr. 6, p. 460-467.e2 70
jaarBoek 2014
jaarBoek 2014
71
NIVEL in cijfers Omvang subsidies NIVEL 20062014 왎 Basissubsidie
왎 Projectgelden
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18 x miljoen euro
Aantal medewerkers 20102014 Peildatum 31122014
2010 2011 2012 2013 2014 0
50
100
150
200
0
10
20
30
40
Aantal medewerkers 2014 naar functie Peildatum 31122014
wetenschappelijk management, programmaleiders onderzoekers > 6 anciënniteitsjaren onderzoekers ≤ 6 anciënniteitsjaren onderzoeksondersteuning, kenniscentrum nietwetenschappelijk personeel
Aantal koppen soep in 2014: 15.139
72
jaarBoek 2014
50
60
NIVEL publicaties in 2014 Nederlandse wetenschappelijke artikelen Nederlandse artikelen in vaktijdschriften Abstracts NIVEL rapporten Internationale artikelen Lezingenworkshopsposters 0
50
100
150
200
Afgeronde en gestarte projecten in 2014 Aantal afgeronde projecten in 2014
Aantal gestarte projecten in 2014 0
20
40
60
80
100
Ziekteverzuim excl. zwangerschap 20102014 2010 2011 2012 2013 2014 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5%
jaarBoek 2014
73
Raad van Toezicht De Raad van Toezicht van het NIVEL ziet toe op het besturen van de stichting door de directie. In het verslagjaar is de Raad van Toezicht vijfmaal bijeen geweest.
Samenstelling Raad van Toezicht (op 31122014) – Prof.dr. N.A.M. Urbanus, voorzitter – Drs. W. Geerlings, arts lid – Prof.dr. J. Gussekloo, lid – Mr. G.J.A. Hamilton, lid – Prof.dr. P. Hooimeijer, lid (tot 01-09-2014) – Prof.dr. E.C. Klasen, lid (per 01-09-2014) Directie – Prof. dr. P.P. Groenewegen
74
jaarBoek 2014
Jaarboek
Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Postadres
Postbus 1568, 3500 BN Utrecht
Bezoekadres Otterstraat 118124, Utrecht (030) 27 29 700
fax
(030) 27 29 729
WeBsite
www.nivel.nl www.nivel.eu @nivel_research
nivel j aar b oe k 20 14
telefoon
Nederlands instituut
2014
voor onderzoek van de gezondheidszorg
NIVEL onderzoekt de gezondheidszorg